Op De Tonen Van De Tovenaar
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Op de tonen van de tovenaar. De opera-intendant als intermediaire en dramaturgische actor. Het postdramatisch discours toegepast op het innovatieve mis-en-scène-beleid van Gerard Mortier. Philippe Annaert Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Kunstwetenschappen spec. Theaterwetenschappen. Academiejaar 2008-2009 Universiteit Gent Promotor: Prof. Dr. Christel Stalpaert Co-promotor: Dr. Bruno Forment WOORD VOORAF In dit woord vooraf wens ik mijn oprechte dank te betuigen tegenover die personen die mij in staat hebben gesteld deze verhandeling te schrijven. Op de eerste plaats zijn dit mijn promotoren, Prof. Dr. Christel Stalpaert en Dr. Bruno Forment, die mij bij het schrijven van deze scriptie telkens opnieuw wisten te inspireren. Graag wil ik hen bedanken voor hun specifieke opmerkingen en aanmoedigingen. Verder wens ik mijn dank uit te drukken aan Dr. Bram Van Oostveldt die mij bij de prille aanvang van dit onderzoek bijstond met raadgevingen en me op het juiste spoor heeft gezet voor de verdere ontwikkeling ervan. Grote dank gaat zeker ook naar Jan Vandenhouwe die me als muziekdramaturg van de Opéra National de Paris tijdens het mandaat van Mortier de kans heeft gegeven vele voorstellingen bij te wonen en met wie ik nog steeds het genoegen heb over deze boeiende materie het gesprek aan te gaan. Voor de grafische vormgeving van deze thesis, kreeg ik de professionele hulp van Karel Schoonejans, een naam die ik zeker niet mag nalaten op te nemen in deze dankbetuiging. De grootste lof verdienen natuurlijk mijn ouders die me de kans gaven alle studiedromen –zowel mijn praktijkopleiding drama aan het conservatorium van Gent als hier‐ te verwezenlijken. Zonder hun morele en logistieke ondersteuning gedurende mijn hele studietijd, was niets van dit alles mogelijk geweest. Tenslotte bedank ik ook graag mijn broer en alle vrienden die me zeer na aan het hart liggen en die me in de voorbije maanden van isolement vaak een luisterend oor boden en die me op de schaarse vrije momenten wisten te inspireren. Aan al deze mensen: hartelijk dank! Philippe Annaert mei 2009 Op de tonen van de tovenaar. De opera‐intendant als intermediaire en dramaturgische actor. Het postdramatisch discours toegepast op het innovatieve mis‐en‐scene‐beleid van Gerard Mortier. Woord vooraf Inhoudsopgave Inleiding Corpus Acte I: Un homme et ses valises. Historisch overzicht van de beleidsfases in de carrière van Gerard Mortier. 1.Socialisatie (19431980) 1.1. Culturele vorming 1.2. Jeugd‐Opera en polemische pamfletten 1.3. Festival van Vlaanderen 1.4. Düsseldorf en het verzet tegen het repertoiresysteem 1.5. Frankfurt en het pleidooi voor het stagionesysteem 1.6. Hamburg 1.7. Parijs als orgelpunt 2.De Koninklijke Muntschouwburg (19811991) 2.1. Voorlopers van Mortier 2.2. Moeizame benoemingsprocedure 2.3. Artistieke beleidsvisie 2.3.1 1981‐1985 2.3.2. 1985‐1986 2.3.3. 1986‐1991 2.4. Repertoire‐analyse 3.Salzburger Festspiele (19912001) 3.1. Korte historiek 3.2. Een beladen erfenis 3.3. Artistieke beleidsvisie 3.3.1. Muziekbeleid 3.3.2. Mis‐en‐scène‐beleid 3.3.2.1. 1992‐1995: Een nieuwe esthetiek 3.3.2.2. 1996‐2001: Innovatieve tendenzen 3.3.2.3. Provocatieve coda 3.4. Repertoire‐analyse 4.RuhrTriennale (20022004) 4.1. Locatie‐specificiteit van een festival 4.2. Artistieke beleidsvisie 5.Opéra National de Paris (20042009) 5.1. Benoemingsprocedure 5.2. Artistieke beleidsvisie 5.2.1. Methode‐Mortier: de intendant als intermediaire actor 5.2.2. Strategie van seizoensdramaturgieën 5.2.3. Pleidooi voor het repertoire uit de 20ste eeuw en creaties 5.2.4. Evenwicht tussen gevestigde waarden en jong talent 5.2.5. Een Europees project 5.2.6. Een ‘open’ beleid 5.3. Repertoire‐analyse Intermezzo: L’opéra: un anachronisme? Opera tot theater maken: Historische precedenten. 1. De esthetiek van Richard Wagner als indirecte bron 1.1. De Griekse tragedie als voorbeeld 1.2. Het muziekdrama 1.3. Het Gesamtkunstwerk 2. Exponent van het expressionisme, Alban Berg en Wozzeck 3. Exponent van het modernisme, Bernd Alois Zimmermann en Die Soldaten Acte II: Une nouvelle Bataille d’Hernani. Postdramatisch discours toegepast op het innovatieve misenscènebeleid van Gerard Mortier. 1. De opkomst van het Regietheater Een postdramatische wende in de wereld van de opera. 1.1. Inleidende beschouwingen 1.2. Het nieuwe acteren Maria Callas & Luchino Visconti. 1.3. De nieuwe ruimte 1.4. De nieuwe organisatie John Christie. 1.5. Pionier van het Regietheater in de opera: Walter Felsenstein 2. Een nieuwe esthetiek 2.1.Gilbert Deflo: Vlaamse pionier van het Regietheater in de opera 2.1.1. Associatieve beelden 2.1.2. Poëzie en eenvoud: rijke menselijkheid 2.1.3. Commedia dell’arte 2.1.4. Symbolisme en de esthetiek van de 19de eeuw 2.2.Karl‐Ernst Herrmann: Het Regietheater van de Berliner Schaubühne en de beeldrijke benadering van Mozart 2.2.1. Berliner Schaubühne 2.2.2. Karl‐Ernst Herrmann en de Mozart‐cyclus 2.2.2.1. Gebruik van de ruimte 2.2.2.2. Gebruik van contrasten 2.2.2.3. Refereren aan elementen uit de Westerse cultuurgeschiedenis 2.2.2.4. Diepgaande tekst‐ en muziekinterpretatie en ensemblevorming 2.3.Robert Wilson: Meester van de traagheid en de vormelijke abstractie 2.3.1. Verwantschap met Wagner 2.3.2. Interpretatieloos en formeel theater 2.3.3. Theater van de metamorfosen 2.3.4. Marionetten 2.3.5. De‐hiërarchisering van de theatrale middelen 2.3.6. Een postdramatische esthetiek van tijd en ruimte 2.3.7. Opera als een gelaagde constructie 2.4.Peter Sellars: Actualiserende tendens 2.4.1. Actualiteitswaarde van het klassieke repertoire: Mozart‐Da Ponte‐cyclus 2.4.2. Politieke stellingname via creaties: The Death of Klinghoffer 2.5.Gebruik van nieuwe media: Video‐installatie van Bill Viola voor Tristan und Isolde 2.5.1. 1ste bedrijf 2.5.2. 2de bedrijf 2.5.3. 3de bedrijf 3. Het blootleggen van de utopie Deconstructivistische experimenten in het muziektheater. 3.1. Une folle journée Christoph Marthaler: Le nozze di Figaro. 3.1.1. Het realistisch‐surrealistisch universum van Anna Viebrock 3.1.2. De chorale aanwezigheid van de personages en het maatschappelijk koor 3.1.3. Behandeling van de individuele personages 3.1.4. Ironie en komedie 3.1.5. (Inter)tekstuele ingrepen 3.2. Chacun à son goût Hans Neuenfels: Die Fledermaus. 3.2.1. Provocerende transposities 3.2.2. (Inter)tekstuele ingrepen 4. Het deficit van de Verlichting voorbij Hybriditeit: een opheffing van de generische begrenzing. 4.1. De meute van Mozart Alain Platel / Les Ballets C de la B: Wolf. 4.2. Op zoek naar de emotionaliteit in Verdi Johan Simons / ZT Hollandia: Sentimenti. Conclusie 1. Het financieel débâcle van New York en Madrileense toekomstmuziek 2. Houdbaarheid van een artistiek credo Bibliografie Bijlagen Er heerst in België en daarbuiten voor mij een vreemde mengeling tussen bewondering en een soort vrees… een soort vrees, maar dat bevalt me wel: een vrees voor de tovenaar, de vrees voor iemand die mensen bezirzt, zoals een hypnotiseur, en daar heb ik misschien wel iets van.1 Gerard Mortier Inleiding Opera is vanuit historisch oogpunt een relatief jonge kunstvorm te noemen en dankt haar unieke karakter en bijzondere aantrekkingskracht aan een direct communicatieve kracht die ze uitoefent op haar publiek en vanwege haar aard als Gesamtkunstwerk, een solide symbiose die vele kunstvormen verenigt. Toch beleeft ze aan het begin van de 21ste eeuw misschien wel de grootste crisis die ze ooit in haar prille bestaan gekend heeft. Door een historisch gegroeid monopolie dat de culturele elite claimde op de ontwikkeling van de opera, verkreeg ze ook haar elitair, conservatief en reactionair karakter en dreigt ze haar communicatieve kracht met het publiek te verliezen. Het brengt ons tot de wezenlijke vraag of de opera vandaag de dag niet verworden is tot een oude krokodil, die langzaam uitblust in het drassige moeras waarin ze al die tijd lag te verzinken. Het onderzoek waarrond ik mijn eindverhandeling zou willen construeren, vertrekt vanuit die actuele vraag: waar ligt de toekomst voor de opera? Een vraagstelling die ook leeft bij de verantwoordelijken die waken over het bestaan van het genre, met name de producenten, de directeurs van opera‐ instellingen die instaan voor de reproductie van het bestaande repertoire of een katalyserende rol spelen bij de productie van nieuwe werken. Deze intendanten vervullen een intermediaire functie tussen de artistieke actoren (componisten, zangers, dirigenten, regisseurs,...) en de receptoren (het publiek, de media, de politieke autoriteiten, het mecenaat,...) en zijn bijgevolg van wezenlijk belang in het behoud van de communicatieve waarde van de opera. Artistieke actoren Intendant Receptoren Componisten intermediaire rol Publiek Dirigenten Politiek Zangers communicatieve factor Mecenaat Regie Media Dramaturgie Scenografie Plastische kunst Dans 1 Geciteerd in “De Vrees voor de Tovenaar”, BRTN, Nieuwsdienst, Panorama (1996). Samenstelling: Kris Smet en Tony Verbruggen. Gerard Mortier (° Gent, 1943) is een van de meest markante intendanten van het laatste kwart van de 20ste eeuw. De filosofie waarop zijn werk als operadirecteur steunt, vertrekt ook vanuit deze prangende problematiek. Het artistieke beleid dat Mortier voerde in de Koninklijke Muntschouwburg te Brussel, de Salzburger Festspiele, de RuhrTriennale en recent in de Opéra National de Paris is exemplarisch. Zijn rol als innovator in het operalandschap van de laatste 25 jaar vormt de basis van mijn eindverhandeling. Opera is iets merkwaardigs: het is de meest onlogische en meest fascinerende kunstvorm die er bestaat. En zoals alles wat fascineert, neigt ook de opera naar absurdisme. Wat is het nut en de bedoeling van een piramide in de woestijn? Alle grote momenten van de kunstgeschiedenis zijn ‘farfelu’. In zijn E la nave va heeft Fellini de opera verbonden met het beeld van een varend kasteel zoiets als een Titanic die gedoemd was om te vergaan… 2 Mortier begrijpt als geen ander dat in de intermediaire en dramaturgische rol die hij speelt als intendant de sleutel ligt voor het niet laten ondergaan van deze Titanic.