Download PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Download PDF Van Tekst Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800 samenstelling E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem bron E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem (samenstelling), Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800. Nederlands Historisch Genootschap, Den Haag 1990 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hait001repe01_01/colofon.htm © 2009 dbnl / E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem i.s.m. vii Inleiding Dit Repertorium geeft een overzicht van wat er op het gebied van de bestudering en beschrijving van het verleden in het Nederland van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw tot stand is gebracht en verschenen. De opzet verschilt van eerder gepubliceerde inventarisaties, die hierna zullen worden besproken. Een eerste aanzet om in Nederland tot een overzicht van de bestaande geschiedschrijving te komen is afkomstig van de in 1622 in Leiden benoemde en in 1631 in Amsterdam aangestelde hoogleraar in de geschiedenis en welsprekendheid Gerardus Joannes Vossius. Vossius vervaardigde de werken De historicis Graecis (1623) en De historicis Latinis (1627), waarbij hij gebruik maakte van reeds eerder uitgekomen overzichten, die hij aanvulde met eigen kennis. Naar goed humanistische gewoonte legde hij de klassieke auteurs en hun historische werken in een systematisch overzicht vast. Zijn indeling is deels chronologisch en, waar datering ontbrak, alfabetisch naar auteur. Indien mogelijk voorzag hij elk lemma van een commentaar. Vossius hield niet op bij het einde van de oudheid maar kwam uiteindelijk dicht bij zijn eigen eeuw uit. Want in het eerste deel behandelde hij ook de Byzantijnse auteurs tot vlak na de val van Constantinopel in 1453 en in het tweede boek over de Latijnse auteurs besteedde hij veel aandacht aan de geschiedschrijving uit de middeleeuwen en besprak hij de belangrijkste auteurs uit de renaissance, die tot het midden van de zestiende eeuw hadden geleefd. Bovendien gaf hij in dit werk, veel meer dan in het boek over de in het Grieks schrijvende auteurs, een schema, waaruit bleek hoe de geschiedschrijving zich naar zijn mening in stadia had ontwikkeld. Het levert weliswaar geen nieuwe benadering van de geschiedschrijving op, maar het resultaat is wel ontzagwekkend door de tentoongespreide eruditie en encyclopedische kennis over de schrijvers, wier werken Vossius vaak in manuscript geraadpleegd had. Maar geschiedschrijvers uit de Lage Landen kwamen alleen hier en daar bij de behandeling van de Latijnse schrijvers aan de orde. De Katwijkse predikant Adrianus Pars besprak daarentegen in zijn Index Batavicus of naamrol van de Batavise en Hollandse schrijvers. Van Julius Cesar af, tot dese tijden toe uit 1701 meer dan driehonderd schrijvers die, zoals hij het uitdrukte, ‘alleen ... van Batavien, Holland, of Nederland Gedenkschriften nagelaten hebben’. Het boek bestaat uit een thematisch gerangschikte opsomming van werken die de Nederlandse geschiedenis of onderdelen daarvan behandelen. Aan zijn indeling in negen hoofdstukken is duidelijk af te lezen wat volgens de geleerde theoloog tot de geschiedschrijving behoorde. Eerst komen de werken over de algemene geschiedenis van het land, daarna de stads- en dorpsbeschrijvingen, de geschriften over de ‘Batavise of Hollandse edele en doorlugtige huisen’ en die over handvesten, voorrechten en keuren. Vervolgens al hetgene dat er over godsdiensten en kerkelijke zaken van de Republiek is geschreven (hieronder rekende Pars ook de uitgaven van belijdenissen, catechismen en martelaarsboeken), daarna komen de boeken over de oorlogvoering en als zevende hoofdstuk de werken over ‘taal en spraak’. Tenslotte het onderdeel over munten en penningen en dat over drukkunst, scholen en bibliotheken. Hij bestrijkt dus een zeer Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800 viii uitgestrekt terrein dat hij, af en toe de opsomming onderbrekend, enigszins probeert in te delen door nader in te gaan op bepaalde vraagstukken. Zich beroepend op het voorbeeld van Vossius voegde Pars nog een ‘Appendix’ toe, waarin hij de hem tijdens het schrijven toegezonden gegevens verwerkte. Pars beperkte zich niet altijd tot Noord-Nederlandse auteurs, ook bijvoorbeeld Guido Bentivoglio, William Temple en Aubertus Miraeus vonden een plaats in zijn Index. Nadrukkelijk stelde hij geen onderscheid naar godsdienst te willen maken. Hoewel zijn gegevens vaak onvolledig zijn, komt hij soms toch tot wel omschreven oordelen. De achttiende-eeuwse tendens om gegevens op alle gebieden van het menselijke handelen opiniërend in dictionaires en encyclopediën samen te brengen (waarvan Pars' Index een vroeg voorbeeld is) had ook zijn uitwerking op de voortgang van de inventarisatie van geschiedschrijvers. Waren reeds in de zeventiende eeuw diverse geschiedschrijvers in verzamelwerken over letterkundigen opgenomen, nu gebeurde dat weer, maar op veel groter schaal. De biografische woordenboeken en andere naslagwerken bevatten altijd wel trefwoorden over vooraanstaande beoefenaars van de geschiedenis. Het reusachtige Onomasticon literarium (1775-1803) van Chr. Saxe was op dit gebied het volledigst. Het zou echter nog tot de negentiende eeuw duren voordat er sinds Pars door mr. Samuel de Wind opnieuw een geslaagde poging werd ondernomen om de Nederlandse geschiedschrijvers afzonderlijk te catalogiseren en te beschrijven. De Wind was na zijn rechtenstudie in Leiden werkzaam bij de Middelburgse rechtbank. Zijn werk daar liet hem kennelijk genoeg tijd om zich aan zijn studie te blijven wijden. Na zijn door de Maatschappij der Nederlandsche Letteren in 1825 met goud bekroonde Verhandeling ter beantwoording van de vraag: welken dienst en ondienst heeft de dichtkunde, van de oudste tijden af tot op onzen tijd, aan de geschiedkunde gedaan; bepaaldelijk met opzigt tot de Grieksche, Romeinsche en Nederlandsche geschiedenis? volgde een hele reeks publikaties over het verleden met een voorkeur voor rechtshistorische en vooral voor historiografische onderwerpen. Het belangrijkste werk van De Wind is zijn Bibliotheek der Nederlandsche geschiedschrijvers; of oordeelkundig overzigt der inlandsche geschiedschrijvers der Nederlanden, van de vroegste tijden af tot den jare 1815, voor zover dezelve zijn uitgegeven. Het boek verscheen tussen 1831 en 1835, het bestaat uit vijf ‘stukken’ en het bevat een chronologisch opgezet overzicht van auteurs met een bespreking van hun werk vanaf 970. In het ‘Voorberigt’ van de Bibliotheek staan enkele mededelingen over de ontstaansgeschiedenis. De Wind schreef hoe de vereniging van Nederland en België voor velen een aansporing had betekend om de geschiedenis en de ontwikkeling van kunst en wetenschap in beide delen van het nieuwe koninkrijk met elkaar in verband te brengen. ‘Zelfs de vaderlijke zorg des konings strekte zich door eene regtstreeksche uitnodiging hier toe uit’, namelijk om een geschiedenis van het hele gebied te schrijven. Maar de eigenlijke aanzet voor zijn onderzoek kwam, aldus De Wind, van de Maatschappij, die in 1824 een prijsvraag voor een ‘Oordeelkundig overzigt der inlandsche geschiedschrijvers van het Koningrijk der Nederlanden’ had uitgeschre- Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800 ix ven. Zelf was hij er niet in geslaagd de gewenste verhandeling op tijd te voltooien, maar toen bleek dat bij de Maatschappij geen enkel antwoord was binnengekomen, had hij de arbeid hervat. Op twee onderdelen moet De Winds in mei 1831 geschreven inleiding nader worden bekeken. Ten eerste bleek hij ondanks zijn realistische woorden over het aantal te behandelen geschiedschrijvers nog te optimistisch geweest te zijn over het tempo van verschijnen. Want het vierde ‘stuk’ van het eerste deel dat in 1833 uitkwam bracht zijn verhaal pas tot 1648. Daarom plaatste De Wind in het vijfde ‘stuk’ (uit 1835) een aanhangsel van 31 bladzijden met de ‘Naamlijst der Nederlandsche geschiedschrijvers’ tot 1815, die in deel II zouden worden behandeld. De Wind heeft echter dit vervolg niet meer kunnen gereed maken. Ten tweede valt op dat De Wind bij de uitwerking van zijn oorspronkelijk plan onaangenaam is verrast door de tijdsomstandigheden en in het bijzonder door de afscheiding van België. Zo verzette hij zich tegen diegenen die hem geadviseerd hadden de Belgische geschiedschrijvers nu maar te laten vallen. Volgens De Wind zou dat onjuist zijn gezien de innige verstrengeling van de lotgevallen van beide landen en wegens het feit dat ook in later eeuwen in het Zuiden de geschiedenis van het Noorden werd bestudeerd. Tot en met de ‘Naamlijst’ heeft De Wind dan ook schrijvers uit beide delen der Lage Landen verzameld. De Winds overzichtswerk van de Nederlandse geschiedschrijving, het enige dat ons tot dusverre ter beschikking stond, bevat ongeveer driehonderd geschiedschrijvers uit Noord en Zuid, die over deze streken hebben geschreven. De Wind beperkte zich tot de gedrukte werken van wat hij ‘inlanders’ noemde en nam geen buitenlanders op, wat zij ook over de geschiedenis van de Lage Landen hadden meegedeeld. Zij moesten tevens als ‘kronijk- en geschiedschrijvers, welke dan ook hunne waarde of uitgebreidheid moge zijn’ te karakteriseren zijn. Daarentegen werden geschiedkundige of oudheidkundige verhandelingen en de meeste land- en stadsbeschrijvingen uitgesloten. Eigenlijk had De Wind het liefst ook de anonieme geschriften weggelaten, maar het besef dat dat ernstige lacunes zou opleveren had hem ertoe gebracht om vanaf de zeventiende eeuw slechts een selectie van de anonieme werken te publiceren en van de voorafgaande periode alleen een korte opsomming van anonieme
Recommended publications
  • De Tweede Wereldoorlog Een Totale Oorlog in Nieuwe Historische Kaders 450
    Inhoud Redactioneel 448 Kees Ribbens Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog Een totale oorlog in nieuwe historische kaders 450 Karel Davids De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 464 Remco Raben De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 476 Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4 Floris Vletter De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid De politieke en militaire betekenis van een burgerschapsideaal 492 Wouter Groot en Karel Dibbets Welke Slag aan de Somme? Oorlog en neutraliteit in Nederlandse bioscopen, 1914-1918 508 Maar ten Van Ginderachter Het vaderland vanuit kikker- perspectief Recent Belgisch en Nederlands onderzoek naar natievorming tijdens de lange negentiende eeuw 522 Anneleen Arnout Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 538 Summaries 550 Recensies 552 Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4 448 Redactioneel Terwijl de 65-jarige bevrijding van opeenvol- Op mondiaal niveau zijn deze en soortge- gende delen van Nederland wordt herdacht, lijke vragen niet minder relevant. Dat hangt weerklinkt hier en daar de gedachte dat ‘de deels samen met het gegroeide besef van glo- oorlog’ nu met pensioen gaat. Inderdaad balisering, een fenomeen dat ook de blik van neemt de temporele afstand tot de Tweede historici beïnvloedt. Naarmate de geschiedwe- Wereldoorlog toe. Maar een aanzienlijke tenschap beter zicht krijgt op deze historische vermindering van de nog altijd ruime belang- ontwikkeling blijkt de toegenomen internatio- stelling voor dit wereldwijde conflict lijkt op nale verwevenheid op uiteenlopende terreinen korte termijn onwaarschijnlijk. Evenwel blijkt een langere en minder eenduidige geschiede- de blik waarmee deze oorlog wordt bezien nis te hebben dan veelal wordt aangenomen.
    [Show full text]
  • Download PDF Van Tekst
    In het land der blinden Willem Oltmans bron Willem Oltmans, In het land der blinden. Papieren tijger, Breda 2001 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003inhe01_01/colofon.php © 2015 dbnl / Willem Oltmans Stichting 2 voor Jozias van Aartsen Willem Oltmans, In het land der blinden 7 1 Start Op 10 augustus 1953 besteeg ik voor het eerst de lange trappen naar de bovenste verdieping van het gebouw van het Algemeen Handelsblad aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam om mijn leven als journalist te beginnen. Chef van de redactie buitenland was dr. Anton Constandse. Van 1946 tot en met 1948 had ik de opleiding voor de diplomatieke dienst gevolgd van het Nederlands Opleidings Instituut voor het Buitenland (NOIB) op Nijenrode. Van 1948 tot en met 1950 volgde ik op het Yale College in New Haven, Connecticut, de studie Political Science and International Relations. Inmiddels 25 jaar geworden twijfelde ik steeds meer aan een leven als ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Was ik niet een te vrijgevochten en te zelfstandig denkende vogel om zonder tegensputteren of mokken braaf Haagse opdrachten uit te voeren waar ik het wellicht faliekant mee oneens zou zijn? Van een dergelijke incompatibilité d'humeurs zou immers alleen maar gedonder kunnen komen. Op het Yale College had ik in dit verband al het een en ander meegemaakt. In 1949 was ik tot praeses van de Yale International Club gekozen, een organisatie voor de in New Haven studerende buitenlandse studenten. Nederland knokte in die dagen onder de noemer van ‘politionele acties’ tegen Indonesië. Ik nodigde ambassadeur F.C.A.
    [Show full text]
  • The Dutch Revolution of 1795 and the History of Republicanism Wyger RE
    Much in Little Revisited: The Dutch Revolution of 1795 and the History of Republicanism Wyger R.E. Velema, Department of History, University of Amsterdam Paper prepared for the conference ‘The Republican Tradition: From the Hanseatic League to the Era of the Enlightenment’, European University at St. Petersburg, December 7-9, 2012 Not to be quoted or cited without permission from the author It is more than half a century ago that R.R. Palmer, who was soon to become famous with his magisterial work The Age of the Democratic Revolution, introduced an international scholarly audience to the Dutch revolution of 1795, also known as the Batavian revolution. In his pioneering article ‘Much in Little: the Dutch Revolution of 1795’, he pointed out that the fall of the Dutch ancien régime and the revolutionary transformation of the Netherlands that followed this downfall could best be understood as part of an international and interlinked series of revolutionary events.1 On a small scale, the Batavian revolution therefore could serve to ‘illuminate the whole complex of war and revolution which then gripped the Western world’.2 As he made abundantly clear in the title of his later magnum opus, Palmer had a relatively simple and straightforward view of the struggles that tore the Western world of the late eighteenth century apart. Just as democracy had been at issue in the Dutch revolution of 1795, the whole European and American world of the final decades of the century of Enlightenment saw the rise of a new and historically unprecedented democratic opposition against all sorts of aristocratic ‘constituted bodies’.
    [Show full text]
  • "SOLIZE India Technologies Private Limited" 56553102 .FABRIC 34354648 @Fentures B.V
    Erkende referenten / Recognised sponsors Arbeid Regulier en Kennismigranten / Regular labour and Highly skilled migrants Naam bedrijf/organisatie Inschrijfnummer KvK Name company/organisation Registration number Chamber of Commerce "@1" special projects payroll B.V. 70880565 "SOLIZE India Technologies Private Limited" 56553102 .FABRIC 34354648 @Fentures B.V. 82701695 01-10 Architecten B.V. 24257403 100 Grams B.V. 69299544 10X Genomics B.V. 68933223 12Connect B.V. 20122308 180 Amsterdam BV 34117849 1908 Acquisition B.V. 60844868 2 Getthere Holding B.V. 30225996 20Face B.V. 69220085 21 Markets B.V. 59575417 247TailorSteel B.V. 9163645 24sessions.com B.V. 64312100 2525 Ventures B.V. 63661438 2-B Energy Holding 8156456 2M Engineering Limited 17172882 30MHz B.V. 61677817 360KAS B.V. 66831148 365Werk Contracting B.V. 67524524 3D Hubs B.V. 57883424 3DUniversum B.V. 60891831 3esi Netherlands B.V. 71974210 3M Nederland B.V. 28020725 3P Project Services B.V. 20132450 4DotNet B.V. 4079637 4People Zuid B.V. 50131907 4PS Development B.V. 55280404 4WEB EU B.V. 59251778 50five B.V. 66605938 5CA B.V. 30277579 5Hands Metaal B.V. 56889143 72andSunny NL B.V. 34257945 83Design Inc. Europe Representative Office 66864844 A. Hak Drillcon B.V. 30276754 A.A.B. International B.V. 30148836 A.C.E. Ingenieurs en Adviesbureau, Werktuigbouw en Electrotechniek B.V. 17071306 A.M. Best (EU) Rating Services B.V. 71592717 A.M.P.C. Associated Medical Project Consultants B.V. 11023272 A.N.T. International B.V. 6089432 A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. 31035585 A.T. Kearney B.V.
    [Show full text]
  • One Recipe, Seventeen Outcomes?
    ONE RECIPE , SEVENTEEN OUTCOMES ? Exploring public finance policies and outcomes in the Low Countries, 1568-1795 Oscar Gelderblom and Joost Jonker Utrecht University [email protected] ; [email protected] First, very preliminary draft, 9 September 2010 Abstract We explore the history of public debt management in the Low Countries from the 16 th to the end of the 18 th century to answer why the Habsburg public debt system produce spectacular results in the northern provinces, but not in the southern ones. The answer lies partly in economic, partly in political circumstances. The revolt against Spain pushed the northern provinces into wresting fiscal autonomy from the cities. This institutional change enabled them to use economic growth and wealth accumulation to assume heavy tax and debt burdens in service of defending the Dutch Republic’s independence and prosperity. By contrast, the revolt reinforced local and provincial particularism in the Habsburg dominated south, resulting in low tax yields and low debts. INTRODUCTION Early modern rulers disliked debt and preferred to meet current expenditure from current income. They were fully aware that growing debts created a political risk in the form of a dependency on creditors constraining policy options. Yet a number of countries in pre-industrial Europe did leap the barrier set by current income to create a funded debt (Neal 2000). The usual explanation for this phenomenon is the rise of representative government, through which economic elites could control public 1 finance and secure prompt debt servicing (North and Weingast 1989; Dincecco 2009). This would appear to beg the question.
    [Show full text]
  • (Hi)Storytelling Churches in the Northern Netherlands "2279
    religions Article “This Is My Place”. (Hi)Storytelling Churches in the Northern Netherlands † Justin E. A. Kroesen Department of Cultural History, University Museum of Bergen, P.O. Box 7800, NO-5020 Bergen, Norway; [email protected] † Article written in the framework of: Project of the Ministry of Science and Innovation AEI/10.13039/501100011033: “Sedes Memoriae 2: Memorias de cultos y las artes del altar en las catedrales medievales hispanas: Oviedo, Pamplona, Roda, Zaragoza, Mallorca, Vic, Barcelona, Girona, Tarragona” (PID2019-105829GB-I00). The author is Council member of Future for Religious Heritage (FRH) since 2020. Prof. Diarmaid MacCulloch (Oxford), Prof. Jan N. Bremmer (Groningen) and Mr. Peter Breukink (Zutphen), former director of the Foundation of Old Groningen Churches, made valuable comments on the manuscript. Abstract: This article proposes storytelling as a tool to return historic church buildings to the people in today’s secularized society. It starts by recognizing the unique qualities shared by most historic churches, namely that they are (1) different from most other buildings, (2) unusually old, and (3) are often characterized by beautiful exteriors and interiors. The argument builds on the storytelling strategies that were chosen in two recent book projects (co-)written by the author of this article, on historic churches in the northern Dutch provinces of Frisia (Fryslân) and Groningen. Among the many stories “told” by the Frisian and Groningen churches and their interiors, three categories are specifically highlighted. First, the religious aspect of the buildings’ history, from which most of its forms, fittings, and imagery are derived, and which increasingly needs to be explained in a largely post-Christian society.
    [Show full text]
  • Forging the Batavian Citizen in a Post-Terror Revolution
    Chapter 7 Forging the Batavian Citizen in a Post-Terror Revolution Reflecting upon the ‘anarchic reign of terror’, the August 25, 1796 issue of De democraten (The Democrats), the leading and theoretically most sophisticated political journal of the Batavian Revolution, called attention to ‘the emphatic lesson in the history of the French, expressed through the blood of so many philosophers and Patriots’. This lesson, the journal urged, must be a ‘signpost to the friends of true freedom, political order, and civil security’.1 Most Batavian revolutionaries at the time, as well as Orangists, for that matter, would proba- bly have concurred with the journal’s word of advice. Over the course of the 1790s, for many publicists and politicians, including the main contributor and co-editor-in-chief of De democraten, Willem Anthonie Ockerse, the Terror came to serve as an important reference point in political debates about the future architecture and political form of the newly founded Batavian Republic. Many of those who reflected on the Terror still held on to the Ciceronian view of history as Magistra Vitae, the teacher of life. Like so many American citizens on the other side of the Atlantic, they came to view the radicalization of the French Revolution, and the violent chapter of the Terror in particular, as his- tory in the making, indeed, as a recent history that held many lessons in store.2 The circumstances in which the Dutch reflected upon the outbreak of the French Revolution, its radicalization, and its resort to terror, however, were very different from those in the early American republic.
    [Show full text]
  • The Relevance of Dutch History, Or: Much in Little? Reflections on the Practice of History in the Netherlands
    t The Relevance of Dutch History, or: Much in Little? Reflections on the Practice of History in the Netherlands willem frijhoff | vu university, amsterdam 7­ bmgn | lchr | volume 125 - 2-3 | 7 - 44 This essay presents a series of reflections on the relevance of Dutch history. Taking different angles of approach, it examines in particular the historical image and self-image of the Dutch and the nation’s cultural identity; the role played by the heritage issue in the rise of the new political nationalism; the fascination of foreign historians for Dutch history and their influence on Dutch historiography itself; the role of language in history-writing and the question of whether ‘relevance’ is a meaningful category at all for historians. To conclude, four great themes of Dutch history are identified as of supranational relevance: water management; economy and society, in particular capitalism and colonialism; culture and intellectual life, tolerance and secularity, in particular – but not only – in the early modern era; and the national ambition to show the world an exemplary route to modernity. National and trans-national history There is one Dutch historian whose name every cultivated European knows: or at least should know.1 That man is Johan Huizinga (1872-1945).2 From a professional perspective, Huizinga’s career was that of an innovative and versatile scholar enjoying international recognition. Having graduated in the Indo-Germanic languages, he turned to history at the age of 25. Starting out as a teacher at a secondary school, he went on to become a professor of general and national history successively at Groningen and Leiden, where he served as rector of the university for a year.
    [Show full text]
  • The Roots of Nationalism
    HERITAGE AND MEMORY STUDIES 1 HERITAGE AND MEMORY STUDIES Did nations and nation states exist in the early modern period? In the Jensen (ed.) field of nationalism studies, this question has created a rift between the so-called ‘modernists’, who regard the nation as a quintessentially modern political phenomenon, and the ‘traditionalists’, who believe that nations already began to take shape before the advent of modernity. While the modernist paradigm has been dominant, it has been challenged in recent years by a growing number of case studies that situate the origins of nationalism and nationhood in earlier times. Furthermore, scholars from various disciplines, including anthropology, political history and literary studies, have tried to move beyond this historiographical dichotomy by introducing new approaches. The Roots of Nationalism: National Identity Formation in Early Modern Europe, 1600-1815 challenges current international scholarly views on the formation of national identities, by offering a wide range of contributions which deal with early modern national identity formation from various European perspectives – especially in its cultural manifestations. The Roots of Nationalism Lotte Jensen is Associate Professor of Dutch Literary History at Radboud University, Nijmegen. She has published widely on Dutch historical literature, cultural history and national identity. Edited by Lotte Jensen The Roots of Nationalism National Identity Formation in Early Modern Europe, 1600-1815 ISBN: 978-94-6298-107-2 AUP.nl 9 7 8 9 4 6 2 9 8 1 0 7 2 The Roots of Nationalism Heritage and Memory Studies This ground-breaking series examines the dynamics of heritage and memory from a transnational, interdisciplinary and integrated approaches.
    [Show full text]
  • Uva-DARE (Digital Academic Repository)
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795) Brandon, P. Publication date 2013 Link to publication Citation for published version (APA): Brandon, P. (2013). Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795). General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:25 Sep 2021 Chapter 5 The structural crisis of the federal-brokerage state The preceding chapters have shown that war did not lead to a transformation from brokerage practices to nationalization, but instead strengthened the federal-brokerage aspects of the Dutch Republican state. However, this tendency was reversed in dramatic fashion at the end of the eighteenth century.
    [Show full text]
  • Poor Relief in the Dutch Republic and the Case of Berkel En Rodenrijs, 1745-1812’
    François Janse van Rensburg Student no. 5499313 ‘Poor Relief in the Dutch Republic and the Case of Berkel en Rodenrijs, 1745-1812’ Submission on 17 August 2015 Abstract: During the early modern period the poor relief systems of the Dutch Republic were the most elaborate and generous forms of poor relief found anywhere in the world. Poor relief in the Dutch Republic was provided by a myriad of different organizations including churches, civic governments, guilds, private institutions of poor relief, and semi-public administrative boards. Although civic governments played an important role in the provision of poor relief, it remained a limited role and civic governments preferred to delegate responsibility over poor relief to existing institutions. Provincial governments, aside from Friesland, and the national government of the Dutch Republic played even less of a role in the provision of poor relief. The Dutch Republic resisted most attempts at centralized control over poor relief, even as other cities and eventually countries in Europe reformed their own poor relief systems to come under state control. According to the influential theorist, Abram de Swaan, this lack of centralization should have resulted in a complete collapse of Dutch poor relief systems. However, as later scholars have argued, Dutch poor relief systems thrived and survived without coming under direct state control until the 20th century. In light of the failure of De Swaan’s model, alternative models of poor relief in the Dutch Republic have been proposed, but a universally accepted theory has not yet emerged, partially as a result of several insufficiently studied themes in poor relief in the Dutch Republic.
    [Show full text]
  • Political Revolt & Religious Reform Around 1650
    116 AUTHORITY VS. AUTHENTICITY THE LEIDEN DEBATE ON BIBLE AND HEBREW (1575-1650) Arthur Eyffinger Political Revolt & Religious Reform Around 1650, with Amsterdam glorified as a European metropole of Jewish life, thought and trade, and home to some of the world’s most reputed Jewish printing houses, Leiden University stood out among the foremost centres of biblical research and Hebrew studies in Europe. Nothing of the kind could possibly have been anticipated three-quarters of a century before, at the impromptu launching of Leiden University in 1575. Nor had the decades in-between exactly been plain sailing. Mid- way, from 1609 to be precise, the political experiment of the Dutch Republic had experienced a severe crisis. This crisis had triggered social infighting beyond compare. The outcome, to a large extent, has moulded the face and figure of the Netherlands as we know it today. Two elements co-militated to bring about Leiden’s prominence. The first was of a political nature. In the late 1570s, the conservative nobility in the area covering what is nowadays Belgium and the Netherlands – after a full decade of desperate trench warfare in defence of its former prerogatives as against the modernity of overruling Hapsburg imperialism – gradually gave in to political reality and the onward march of Parma’s superior Spanish war machine. Grudgingly evacuating Brussels, Louvain and Antwerp – their political, intellectual, and commercial citadels – and despairing of securing the fervently envisaged unity of the Seventeen Provinces, the stubborn rebels gathered in Utrecht in 1579 in order to harness the remaining Seven (northern) Provinces into a would-be union, subsequently withdrawing their banners and ideals to far-out The Hague.1 At the time, it seemed a last stand without much prospect.
    [Show full text]