Inhoud

Redactioneel 448

Kees Ribbens Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog Een totale oorlog in nieuwe historische kaders 450

Karel Davids De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 464

Remco Raben De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 476

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4

Floris Vletter De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid De politieke en militaire betekenis van een burgerschapsideaal 492

Wouter Groot en Karel Dibbets Welke Slag aan de Somme? Oorlog en neutraliteit in Nederlandse bioscopen, 1914-1918 508

Maar ten Van Ginderachter Het vaderland vanuit kikker- perspectief Recent Belgisch en Nederlands onderzoek naar natievorming tijdens de lange negentiende eeuw 522

Anneleen Arnout Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 538

Summaries 550

Recensies 552

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4 448

Redactioneel

Terwijl de 65-jarige bevrijding van opeenvol- Op mondiaal niveau zijn deze en soortge- gende delen van Nederland wordt herdacht, lijke vragen niet minder relevant. Dat hangt weerklinkt hier en daar de gedachte dat ‘de deels samen met het gegroeide besef van glo- oorlog’ nu met pensioen gaat. Inderdaad balisering, een fenomeen dat ook de blik van neemt de temporele afstand tot de Tweede historici beïnvloedt. Naarmate de geschiedwe- Wereldoorlog toe. Maar een aanzienlijke tenschap beter zicht krijgt op deze historische vermindering van de nog altijd ruime belang- ontwikkeling blijkt de toegenomen internatio- stelling voor dit wereldwijde conflict lijkt op nale verwevenheid op uiteenlopende terreinen korte termijn onwaarschijnlijk. Evenwel blijkt een langere en minder eenduidige geschiede- de blik waarmee deze oorlog wordt bezien nis te hebben dan veelal wordt aangenomen. veranderlijk. De hedendaagse impact van de De vraag in hoeverre er daarbij sprake is van oorlog verschilt van die in de directe naoor- breuk of continuïteit op de verschillende be- logse jaren. Ook de stelligheid waarmee de studeerde deelterreinen vereist voortdurend vraag of de oorlog een breukpunt vormt in de een genuanceerde stellingname. Juist waar het Nederlandse geschiedenis doorgaans beves- vaak langdurige ontwikkelingen betreft, plus tigend werd beantwoord, is aanzienlijk ver- een grote variëteit aan processen en netwer- minderd. In andere landen waar deze vraag ken met elk een eigen tijdpad, groeit het be- eveneens rees, kon in sommige gevallen pas na wustzijn hoezeer het geselecteere geografische afloop van de Koude Oorlog een afgewogen uitgangspunt de afbakeningen en blikrichting antwoord worden geformuleerd. stuurt. Niet zelden geniet de bestudering van 449

structuren daarbij prioriteit boven de aan- wanneer de oorlogsperiode bestudeerd wordt dacht voor gebeurtenissen. vanuit een mondiaal perspectief. De artikelen Niettemin verdient ook de bestudering van Karel Davids en Remco Raben geven ver- van kortere, sterk door specifieke gebeurte- volgens een nadere invulling met een accent op nissen getekende episoden aandacht vanuit respectievelijk de wereldwijde economische het perspectief van de global history. Dat geldt ontwikkelingen en, bij wijze van case study, de in het bijzonder voor de Tweede Wereld- migratiegeschiedenis van Indonesië. oorlog. Zowel het geografische bereik als de Global history biedt geen uniforme bena- maatschappelijke reikwijdte van deze totale dering, maar kan worden opgevat als een ma- oorlog waren van een ongekend grootte. Het nier van kijken die, zoekend naar samenhang, daadwerkelijke wereldwijde karakter van het zaken in een ruimer perspectief plaatst. Dat conflict, met een impact die geenszins beperkt vraagt om onder meer originaliteit en inter- bleef tot militaire en politieke ontwikkelin- nationale samenwerking, zeker waar het gaat gen, maakt een analyse die verder reikt dan om het verzamelen van bronnenmateriaal en de gebruikelijke nationale en regionale kaders uitwisseling van bevindingen. Historici uit dan ook welkom. Dit nummer van het Tijd- uiteenlopende subdisciplines kunnen, via trial schrift voor Geschiedenis biedt in drie bijdragen and error, bijdragen aan verdere verkenningen een eerste aanzet daartoe. Kees Ribbens pre- op dit terrein om zo de panoramische blik te senteert een breed opgezette verkenning van scherpen. de aandachtsterreinen die bestreken worden 450

Charlie Chaplin in de film The Great Dictator, 1940. Bron: www.ullsteinbild.de 451 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog Een totale oorlog in een vernieuwend historisch kader

Kees Ribbens

Het actuele debat over globalisering heeft geleid tot een De bewuste wereldbol was jarenlang er- gens weggestopt in het woonhuis van John toenemende belangstelling voor global history. Deze bena- Barsamian. Toen deze hoogbejaarde veteraan uit Oakland besloot het object te verkopen, dering lijkt zich bij uitstek te lenen voor vernieuwend on- trok dat vooral in de Verenigde Staten veel aandacht. Daarbij refereerden de media di- derzoek naar de ontwikkeling van de wereldwijde vervlech- verse malen aan het bekende beeld uit Charlie Chaplins filmThe Great Dictator, een produc- tingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In hoeverre kan tie die in 1940 zowel in Noord-Amerika als in Groot-Brittannië op belangstelling mocht deze totale oorlog beschouwd worden als globaliserings- rekenen. Uiteindelijk werd het object te koop aangeboden op een veiling waar een zaken- geschiedenis en wat is daarbij het belang van economische, man uit San Francisco, Bob Pritikin, de hoog- ste bieder bleek. politieke, militaire en sociaal-culturele globalisering? In deze Daarmee is de gedateerde wereldbol van Duitse makelij een interessante, materiële verkenning wordt daarnaast ook rekenschap gegeven van metafoor voor global history die, indien be- schouwd als opvolger van oudere wereldge- de veranderende historische cultuur waarin de herinnerin- schiedenissen, na een relatief lang verblijf tussen de mottenballen in recente jaren weer gen aan ‘de oorlog’ een versterkt mondiaal en multicultureel in het volle licht is komen te staan. Tegen die achtergrond is ook de eigendomsgeschiede- karakter hebben gekregen. nis, die in hedendaagse terminologie als mul- ticultureel kan worden aangeduid, interessant. Tussen 1939 en 2009 waren de drie achter- eenvolgende eigenaren van respectievelijk In november 2007 werd in de Verenigde Sta- Duits-Oostenrijkse, Amerikaans-Armeense ten een wereldbol verkocht voor een bedrag en joods-Amerikaans-Oekraïense achter- van 100.000 dollar.1 De wereldbol was eigen- grond. Dat kan zonder meer worden opgevat dom geweest van de Führer die hem had on- als een vingerwijzing naar de zeker voor de dergebracht in zijn Berghof in Berchtesgaden, twintigste eeuw karakteristieke fenomenen beter bekend als het Adelaarsnest. In de nada- van zowel multiculturaliteit als internationale gen van de Tweede Wereldoorlog confisqueer- migratie. de een Amerikaanse soldaat die op zoek was naar souvenirs de globe.2 Omdat zich alleen al in het hedendaagse Berlijn niet minder dan 1 De drie in dit tijdschrift samengebrachte artikelen zijn gebaseerd op presentaties tijdens het symposium ‘De Tweede Wereldoorlog als drie globes uit Hitlers entourage bevinden – wereldgeschiedenis. Veranderende betekenissen van “de oorlog” door onder meer in de collectie van het Deutsches globalisering en culturele diversiteit’, georganiseerd door het Nederlands Historisches Museum – terwijl ook elders in Instituut voor Oorlogsdocumentatie in samenwerking met het Centrum voor Historische Cultuur (EUR) op 14 december 2007 te . Ik Duitsland soortgelijke claims te horen zijn, is dank de sprekers en overige aanwezigen voor hun stimulerende com- de ‘Amerikaanse’ wereldbol minder uniek dan mentaren. 2 Reuters, ‘Globe linked to Hitler sells for $115,000’, Haaretz 14 november veelal wordt aangenomen, maar niettemin rijk 2007, http://www.haaretz.com/hasen/spages/923982.html geraad- aan betekenis. pleegd op 13 augustus 2009.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 452 Kees Ribbens Bovendien is het van belang om stil te de oorlog voortleeft in de historische cultuur staan bij de wijze waarop het bericht van de die in recente decennia eveneens steeds sterker historische oorlogsglobe het eigentijdse pu- een mondiaal en multicultureel karakter heeft bliek bereikt: via internationale persbureaus gekregen. Een nadere beschouwing van beide die werelwijd zowel leveren aan nieuwsme- elementen toont een rijkdom aan gegevens en dia als aan individuele burgers die zich door zienswijzen die het debat over de interpretatie raadpleging van het internet informeren over van de Tweede Wereldoorlog, zowel door his- heden en verleden. Dergelijke berichten, die torici als anderen, sterk kan stimuleren. onderdeel uitmaken van onze hedendaagse historische cultuur, weerspiegelen daarmee de globalisering waarvan de hedendaagse Wereldgeschiedenissen en reikwijdtes wereld doortrokken is. Tegelijkertijd wijst de Wereldgeschiedenis is, in een tijd waarin we genoemde Chaplinfilm er op dat die wereld- steeds meer geraakt wordt door wat elders op wijde cultuur ook weer niet zo nieuw is. de wereld gebeurt, een in populariteit toene- Wereldgeschiedenis en globalisering, mi- mend fenomeen.3 Maar het kan ook herinne- gratie en de eigentijdse beeldvorming en herin- ringen oproepen aan doorgaans als verouderd nering. Dat zijn thema’s die Hitlers wereldbol beschouwde historiografische producten: de tot op zekere hoogte symbolisch maken voor universele geschiedenissen die in Europa in wat in dit artikel over de global dimensions van zwang kwamen na de westerse ontdekkings- de Tweede Wereldoorlog, als onderdeel van reizen in de vijftiende en zestiende eeuw, of de een Tijdschrift voor Geschiedenis-dossier, nader teleologische duiding van het wereldwijde be- zal worden verkend. Het actuele debat over schavingsproces der mensheid zoals dat met globalisering betreft niet alleen een variëteit name tot uiting kwam in het vroege twintig- aan eigentijdse onderwerpen – van economie ste-eeuwse werk van Arnold Toynbee. tot klimaatbeheersing – maar heeft tevens bij- Vandaag de dag onderscheiden we ener- gedragen aan de vrij recente opleving van een zijds world history en anderzijds global history.4 grootschalige vorm van geschiedbeoefening World history richt zich vooral op interacties als global history. Deze opleving vormt een tussen volkeren uit verschillende beschavin- eerste aanleiding voor de hier gepresenteerde gen die deelnemen aan grootschalige histo- verkenning. Een tweede aanleiding bestaat uit rische processen op wereldniveau en wil bo- de eigentijdse, nadrukkelijk steeds multicultu- vendien afstand nemen van de eurocentrische relere invulling van de herinnering aan – on- benadering. Zo legt William H. McNeill, een der meer – de Tweede Wereldoorlog. Beide bekend boegbeeld van deze stroming, de na- fenomenen bevestigen hoe elke generatie en druk op ‘trans-civilizational encounters’ , op elke gemeenschap de geschiedenis (her)schrij- contacten en conflicten en de verspreiding ven en daarbij, mede op basis van eigentijdse van ideeën, culturen en ook ziektes. Maar in issues, de kaders en de onderwerpen kiezen. deze optiek, waarbij al snel gerekend wordt in In de global dimensions van deze oor- millennia, is de Tweede Wereldoorlog amper log zijn vanuit hedendaags perspectief twee een rimpeling in de oceaan – het begrip ‘we- hoofdelementen te onderscheiden, en daar- reldoorlog’ komt in het register van dergelijke mee indirect ook twee tijdslagen. Daarom zal studies vaak niet eens voor. ik allereerst ingaan op de vraag in hoeverre de Interessanter voor de bestudering van de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk als glo- Tweede Wereldoorlog is de global history-be­ bal history, meer in het bijzonder als globali- nadering. Deze stroming, rond onder meer seringsgeschiedenis, beschouwd kan worden. Bruce Mazlish en Patrick Manning, streeft Het tweede deel zoomt, aan de hand van de naar een verklarende en interdisciplinaire ge- Nederlandse situatie, in op de wijze waarop schiedenis die steeds meer één geïntegreerd (maar niet per se homogeen) geheel is gewor- 3 Siep Stuurman, ‘Zo ver weg en toch zo dichtbij; Hoe ook de geschied- den. Belangrijk daarbij is aandacht voor pro- schrijving globaliseert’, NRC Handelsblad 11 mei 2007. cessen die de natiestaat overstijgen en derhalve 4 Deze verdeling is ook zichtbaar in eigen tijdschriften, respectievelijk Journal of World History dat vanaf 1990 verschijnt onder redactie van goed op mondiaal niveau bestudeerd kunnen Jerry H. Bentley en het Journal of Global History dat verschijnt sinds 2006 worden, in het bijzonder de geschiedenis van en onder leiding staat van William Gervase Clarence-Smith, Kenneth Pomeranz en Peer Vries. Vgl. ook Bruce Mazlish, ‘Comparing Global Histo- de globalisering. Het vanaf de jaren 1980 inge- ry to World History’, Journal of Interdisciplinary History 28 (1998) 385-395. burgerde begrip globalization stamt, opmerke-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 453

lijk genoeg, uit de Tweede Wereldoorlog. Het historians gerekend kunnen worden, wordt werd vermoedelijk voor het eerst gehanteerd globalisering beschouwd als een nieuw post- door een in Australië gestationeerde zwarte industrieel tijdvak dat pas optreedt in de na- Amerikaanse soldaat die hiermee doelde op oorlogse decennia. Tal van historici zijn minder de wereldwijde impact van bepaalde politiek- overtuigd van dit nieuwe karakter van globali- culturele denkbeelden.5 sering en traceren de wortels van de globalise- Inmiddels is globalisering een veelgebruikt ring evenwel aanmerkelijk vroeger. Zij wijzen containerbegrip. Dat heeft niet alleen geleid met name op de internationale, niet zelden tot sterk verdeelde meningen over de vraag sterk westers georiënteerde verwevenheid op of het ‘goed’ of ‘slecht’ is voor Nederlanders het terrein van handels- en migratiestromen en vele anderen, maar ook tot een grote di- in de late negentiende en vroege twintigste versiteit aan definities onder onderzoekers eeuw, dus ruim vóór de Tweede Wereldoor- van uiteenlopende disciplines. Historici, maar log. Jürgen Osterhammel en Niels Petersson ook anderen, vinden houvast in de omschrij- leggen veel nadruk op de periode tussen 1750 ving van Karel Davids die globalisering opvat en 1850 waarin, na de toenemende interconti- als het ‘proces van intensivering en versnelling nentale handel en verdere Europese expansie, van relaties tussen regio’s, landen en conti- de ‘global economy’ groeide.9 nenten dat zich in de laatste eeuwen op ver- Global history biedt interessante aankno- schillende manieren, in verschillende vormen pingspunten om de oorlogsgeschiedenis op en in verschillende delen van de wereld heeft vruchtbare wijze vanuit een internationale op- ontwikkeld’.6 Het gaat daarbij niet uitsluitend tiek te bestuderen, en daarmee het eurocentri- om economische aspecten maar evenzeer om sche en nationale perspectief te relativeren. Dat culturele en politieke globalisering.7 Global global history in de bestudering van dit conflict history is niet de geschiedenis van alles, maar vooralsnog geen grote rol heeft vervuld, komt vooral de geschiedenis van interactie, van ver- niet in de laatste plaats voort uit het feit dat bindingen en vergelijkingen. In figuurlijke zin een periode van vijf, zes jaar voor veel global gaat het om het kleiner en verstrengelder ra- historians evenwel te klein is om hun tanden ken van de menselijke samenlevingen, om het besef dat ‘onze’ horizon verwant is aan die van 8 5 Zie de (anonieme) brief waarnaar verwezen wordt in Lucius C. Harper, anderen. ‘Dustin’ Off The News’, The Chicago Defender 15 januari 1944, aangehaald De veelomvattendheid van het fenomeen op http://listserv.linguistlist.org/cgi-bin/wa?A2=ind0606d&L=ads- verklaart waarom het bij uitstek geschikt is l&P=17751, geraadpleegd op 13 augustus 2009. 6 K. Davids, Global history en de ‘canon’ van de Nederlandse geschiede- voor een interdisciplinaire benadering. An- nis, Mededelingen van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke ders geformuleerd: waarom het werk van his- Nederlandse Academie van Wetenschappen, Nieuwe Reeks, Deel 68 no. 3 (Amsterdam 2005) 6. torici slechts een bescheiden aandeel vormt in 7 Vgl. de benadering van de Britse politicologen David Held en Anthony de wetenschappelijke literatuur over globali- McGrew die globalisering zien als het proces (of verzameling van proces- sering. Bovenal zijn het sociale wetenschap- sen) van de transformatie van de ruimtelijke organisatie van sociale rela- ties en transacties, die tot uiting komen in stromen en netwerken van ac- pers die het beeld bepalen hoewel historici op tiviteit, interactie en macht. Zij verduidelijken dit met de aanduiding ‘the dit terrein steeds meer aan de weg timmeren, widening, intensifying, speeding up, and growing impact of world-wide waardoor er meer wordt stilgestaan bij de da- interconnectedness’. Daarmee worden er vier veranderingskarakteristie- ken onderscheiden: 1) verruiming van sociale, politieke en economische tering en fasering van globaliseringsprocessen. activiteiten die grenzen, regio’s en continenten overstijgen en daardoor Over de aard en invulling van de genoemde heel ergens anders invloed hebben; 2) intensivering - of toenemende omvang - van de onderlinge verbondenheid (‘interconnectedness’) en interactieprocessen lopen de meningen sterk stromen van handel, kapitaal, migratie en cultuur; 3) tempoverhoging uiteen. Een helder onderscheid van oorza- van mondiale interactie en processen onder invloed van toenemende ken en gevolgen van dit fenomeen is ook niet verspreidingssnelheid van van ideeen/informatie, goederen, kapitaal en mensen door middel van wereldwijde transport- en communicatiesy- steeds voorhanden. Telkens rijst de vraagt van stemen; 4) de drie voorgaande processen zorgen voor een toenemende welke kwaliteit en kwantiteit er sprake moet impact van gebeurtenissen die zich op afstand voltrekken maar toch wereldwijde gevolgen hebben waardoor de grens tussen nationale en zijn om het begrip globalisering te kunnen internationale zaken vervaagt. David Held en Anthony McGrew, ‘Globali- hanteren zation’, in: Joel Krieger ed., The Oxford Companion to Politics of the World Veel global historians hanteren in hun werk (Oxford 2001) 324-370. 8 Vgl. Johan Schot en Jan-Pieter Smits, ‘Introductie: Globalisering en een chronologische reikwijdte die bescheide- geschiedenis’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 4, nr. 3 ner is dan die van de world historians. Onder (2007) 3-14, aldaar 5. 9 Patrick Manning, Navigating World History. Historians Create a Global de als hyperglobalisten aangeduide globalise- Past (New York 2003); Jürgen Osterhammel en Niels Petersson, Globali- ringsdeskundigen, waartoe ook enkele global zation. A Short History (Princeton 2005).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 454 Kees Ribbens in te zetten; in hun aanpak vormt het geen expansiedrift van het keizerlijke Japan toen al op zichzelf staande periode. Zo neemt Clive geruime tijd gaande. John Keegan vat het re- Ponting de Eerste en Tweede Wereldoorlog sultaat van de daaropvolgende ontwikkelingen samen om het welhaast als voorgeschiedenis helder samen: ‘The Second World War was van de naoorlogse dekolonisatie en de groei truly a world war, involving all existing states van de Amerikaanse invloedssfeer te bestem- and empires; only those too utterly remote to pelen.10 Wel komt het voor dat de oorlog (of participate [Afghanistan, Tibet, Mongolië en zelfs kleinere onderdelen) vergeleken worden Jemen, KR] or too harshly marked by recent met andere periodes en ontwikkelingen, bij- internal wars of their own making [Spanje en voorbeeld in de bestudering van wereldrijken de Ierse Vrijstaat, KR] remained aloof.’13 Tal of veldslagen.11 In aanvulling op het domine- van bekende en minder bekende voorbeel- rende nationale perspectief kan global history den kunnen dat onderstrepen, variërend van echter helpen om de Tweede Wereldoorlog op de belangstelling van het Derde Rijk voor waarde te schatten als een daadwerkelijk in- Antartica en de Japanse aanval op Madagascar ternationaal fenomeen en zodoende de span- in mei 1942 tot het gebruik van uraniumerts ningsvelden te analyseren tussen lokale, natio- uit Belgisch Congo bij de productie van de nale, regionale en mondiale ontwikkelingen. Amerikaanse atoombommen die op Japans Het aangeven van de geografische grondgebied vielen. reikwijdte van de Tweede Wereldoorlog is De geografische verspreiding van de oor- een eerste stap om duidelijk te maken dat log, belichaamd door enerzijds de asmogend- deze oorlog geschikt is voor een bestudering heden onder leiding van Duitsland, Italië en vanuit global history-perspectief – zeker in Japan, en het door hen bezette gebied in Eu- Nederland waar de gangbare beleving vooral ropa, Noord-Afrika en Zuidoost-Azië en an- gericht was op de gebeurtenissen in Europa derzijds de uiteindelijk 47 geallieerde staten, met daarnaast een zijtoneel in Azië.12 Vanaf lijdt geen twijfel. De impact van de oorlog wat een zeer vroeg moment, echter, was de oorlog betreft vorm en intensiteit was voor uiteenlo- daadwerkelijk een wereldoorlog waarvan de pende gebieden evenwel zeer verschillend. Er impact het frontgebied verre oversteeg. Reeds waren oorlogvoerende landen met en zonder in de eerste dagen van september 1939 waren militair thuisfront; landen die in hun geheel of behalve Duitsland, Polen, Groot-Brittannië juist gedeeltelijk waren bezet; koloniën waar- en Frankrijk ook Nieuw Zeeland, Australië, van het moederland al dan niet was bezet; Zuid-Afrika en Canada in oorlog – waardoor koloniën die zelf waren bezet; staten met of er sprake was van maatschappelijke, militaire juist zonder een parlementair-democratisch en economische mobilisatie op intercontinen- bestel; neutrale landen; landen die overgingen taal niveau. Na de Duitse aanval op West- van de geallieerden naar de asmogendheden; Europa in mei-juni 1940 kwamen de Franse staten die streden in meer dan één theatre of koloniën aanvankelijk onder de invloed van war; enzovoorts. Vichy maar na Frans Equatoriaal Afrika en Er zijn sterk uiteenlopende terreinen aan te de Nieuwe Hebriden sloten ook andere kolo- geven waarop internationale en mondiale net- niën zich vervolgens aan bij de Vrije Fransen werken en vervlechtingen zich ontwikkelden van De Gaulle. De uiteenlopende overzeese in de eerste helft van de jaren 1940. Om een gebiedsdelen van de koloniale rijken van de eerste kader te bieden voor de de wereldwijde beide Europese grootmachten raakten van- vervlechtingen tijdens de Tweede Wereldoor- wege hun afhankelijkheid en loyaliteit onver- log maak ik onderscheid tussen vier verschil- mijdelijk betrokken bij het uitdijende conflict. lende deelgebieden, zonder hierbij onder- Bovendien was de strijd in China tegen de linge overlappingen uit te sluiten. In dit kader wordt niet zozeer gedoeld op vervlechtingen 10 Clive Ponting, World History. A new perspective (Londen 2001, oorspron- kelijk 2000); Stuurman, ‘Zo ver weg en toch zo dichtbij’. waarbij alle landen en regio’s betrokken waren, 11 John Darwin, After Tamerlane.The Global History of Empire (Londen New maar vooral op vervlechtingen die gebieden in York 2007); Vgl. Yuval N. Harari, ‘The Concept of “Decisive Battles” in verschillende delen van de wereld in enigerlei World History’, Journal of World History 18 (2007) 251-266. 12 Kees Ribbens, Joep Schenk en Martijn Eickhoff, Oorlog op vijf continenten. opzicht sterker met elkaar verbonden. Dat Nieuwe Nederlanders & de geschiedenissen van de Tweede Wereldoorlog betekent uiteraard niet dat alle landen, regio’s (Amsterdam 2008) 11-37 en 287-291. en bevolkingsgroepen in gelijke mate in aanra- 13 John Keegan, The battle for history. Re-fighting World War Two (London 1995) 31. king kwamen met deze verschijningsvormen

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 455 en gevolgen van mondiale netwerken, proces- de politiek-militair en economisch leidende sen en bewegingen.14 machten in de respectievelijke bondgenoot- schappen of groeide, naast de gecentraliseerde stromen, ook de verbondenheid van de – al- Varianten van globalisering thans vanuit dat oogpunt – meer perifere ge- Allereerst onderscheid ik de economische glo- bieden? Daarbij kan gedacht worden aan de balisering, niet omdat het bij uitstek dé vorm uiteenlopende bezittingen van verschillende van globalisering zou zijn, maar wel omdat koloniale machten in dezelfde regio (in casu de economie in een total war als de Tweede Franse en Britse gebiedsdelen in Afrika, Ne- Wereldoorlog al snel en ingrijpend grensover- derlandse en Engelse gebiedsdelen in Zuid- schrijdend werd ingeschakeld ten behoeve oost-Azië en het Caraïbisch gebied). En leent van oorlogsdoeleinden.15 Het ging hierbij een op de productie van militaire goederen om de mobilisatie en verplaatsing van arbeid, ingestelde, relatief gestroomlijnde economie grondstoffen, producten, diensten en kapitaal. zich bijvoorbeeld meer voor globalisering dan ‘Verplaatsing’ lijkt bij het beschrijven van deze een veeleer op consumptiegoederen gerichte economische interdependentie een geschik- civiele economie? tere term dan ‘uitwisseling’ omdat immers Zoomen we nader in op een aantal dee- niet altijd sprake was van een gebruikelijke laspecten, dan rijst onder meer de vraag welke tegenprestatie. Bovendien kwam uitwisseling invloed deze oorlogseconomieën uitoefenden tussen de twee beeldbepalende groepen van op de inzet en verplaatsing van arbeidskrach- oorlogvoerende landen – de asmogendheden ten. In welke mate werd, mede vanwege het en de geallieerden – nauwelijks voor; voorzo- in militaire dienst treden van grote aantallen ver er in deze jaren sprake was van een geïnte- (vooral) mannen, arbeid elders ingeschakeld greerde wereldeconomie viel die op zijn minst of – gedwongen of niet – naar andere landen in twee blokken uiteen. overgebracht? Hoe verliep het transport van Een belangrijke vraag hierbij is hoe im- arbeidskrachten, goederen en kapitaal? Welke port en export verliepen. Welke bestanddelen impact had dit op de internationale of regio- –goederen, diensten en transacties – betrof nale infrastructuur? Aandacht verdient ook het en om welke volumes ging het? Van groot de rol van grote multinationale bedrijven die belang in deze context zijn de herkomstge- in latere decennia immers bestempeld werden bieden en de bestemmingen van de import als key players in de globalisering, zoals Gene- en de export. Hieruit vloeit de vraag voort of ral Motors, Standard Oil, IG Farben, Unilever er sprake was van een verruiming of zelfs een en Philips met zetels in respectievelijk gealli- belangrijke heroriëntatie in geografische zin eerd gebied, bij de asmogendheden of in neu- (en dus mogelijk van een vermindering van trale staten.16 Welke mogelijkheden en beper- een eventueel autarkisch streven), of juist een kingen bracht de oorlogssituatie met zich mee beperking. In hoeverre volgde de intensivering ten opzichte van de spelregels en uitgangspun- van economische banden vooroorlogse ont- ten van de nationale economieën? En in hoe- wikkelingen danwel de oorlogsgerelateerde verre versterkten de oorlogsomstandigheden bondgenootschappen? Dat dit er voor veel een verdere economische institutionalisering, bezette landen in Europa heel anders zal heb- zoals gesuggereerd wordt uit de instelling van ben uitgezien dan bijvoorbeeld voor koloniale het Internationaal Monetair Fonds en de We- gebieden die zich in een totaal verschillende reldbank? situatie bevonden (onder meer vanwege de Een tweede vorm van globalisering die veranderende verhoudingen met de moeder- relevant is voor het bestuderen van de oor- landen) spreekt voor zich. logsperiode betreft politieke globalisering. Bovendien is het de vraag in hoeverre de

nieuwe, deels op militaire productie ingestelde 14 Zie David Held, Anthony McGrew, David Goldblatt en Jonathan Perraton, netwerken standhielden na beëindiging van ‘Researching Globalization’ op: http://www.polity.co.uk/global/research. de vijandelijkheden. Was de toegenomen eco- asp, geraadpleegd 13 augustus 2009; Held en McGrew, ‘Globalization’, 324. nomische interconnectedness tijdens de Tweede 15 Zie ook de bijdrage van Karel Davids, ‘De Tweede Wereldoorlog: een Wereldoorlog van tijdelijke of juist van meer breuk in de economische ontwikkeling in de wereld?’ in deze aflevering langdurige aard voor de verschillende betrok- van Tijdschrift voor Geschiedenis. 16 Zie met name Ben Wubs, International Business and National War Inte- ken partijen? Lag het zwaartepunt steeds bij rests: Unilever between Reich and Empire, 1939–45 (Londen 2008).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 456 Kees Ribbens

Winston Churchill en Franklin Roosevelt tijdens de Atlantic Charter Conference, Augustus 1941. Bron: www.wikipedia.org

De bondgenootschappelijke verdeling in twee de oorlogsdoelen veilig te stellen, en hoe sloot machtsblokken roept als vanzelf de vraag op dit aan bij heersende opvattingen in uiteenlo- naar de toenemende mate van politieke sa- pende landen en gebiedsdelen? menwerking en afhankelijkheid (in formele Aansluitend daarop is de vraag interessant zin door het onderhouden van diplomatieke in hoeverre de oorlog heeft bijgedragen aan relaties en het sluiten van bilaterale en mul- een verdere verspreiding van ideaal en praktijk tilaterale verdragen) en naar de ideologische van democratische rechtsorde en zelfbeschik- uniformiteit binnen de afzonderlijke blok- kingsrecht. De impact van verklaringen als ken. Hoe vergaand was de consensus in beide de Four Freedoms en het Atlantic Charter van kampen en dan vooral in het geallieerde kamp Roosevelt en Churchill kunnen moeilijk on- waar uiteenlopende beschouwingen als libe- derschat worden. Maar dat verhield zich meer ralisme en socialisme, nationalisme en kolo- dan eens moeizaam tot met name de koloniale nialisme naast elkaar bestonden? In hoeverre praktijk of het politieke systeem van de Sovjet- werd brede verspreiding van en steun aan Unie. Want om daadwerkelijk politieke globa- politieke opvattingen nagestreefd en verwe- lisering te kunnen signaleren op dit terrein zenlijkt? Was de mobilisatie van respectieve- dient gekeken te worden in hoeverre dergelijke lijk de politieke elite en bredere lagen van de mondiale uitgangspunten aan bepaalde regio’s bevolking vooral ideologisch gemotiveerd of en groepen tijdens de oorlogsjaren zicht boden meer pragmatisch, teneinde de loyaliteit aan op zelfstandigheid en democratisering en op concrete mogelijkheden om zich te onttrekken aan de macht van de natiestaat.17 17 Ook het internationale recht waarop zowel burgers en overige belang- hebbenden zich kunnen beroepen is in de naoorlogse jaren aanzienlijk Op politiek terrein lijkt er daarnaast ook uitgebreid. Thema’s als misdaden tegen de mensheid, genocide en men- sprake van toenemende institutionalisering. senrechten in het algemeen hebben daarin, mede met de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog in het achterhoofd, een belangrijke positie Zo nam het aantal intergouvernementele or- verworven. In sommige landen holt een dergelijke beweging wel degelijk ganisaties (IGO’s) tussen 1938 en 1950 toe de macht van de natiestaat uit. van 65 tot circa honderd. Een eveneens aan- 18 Alexander Thompson & Duncan Snidal, ‘International Organization’, in: Boudewijn Bouckaert & Gerrit De Geest, eds., Encyclopedia of Law and merkelijke groei deed zich in de latere oor- Economics. Volume V. The Economics of Crime and Litigation (Cheltenham logsjaren vermoedelijk ook voor in het aan- 2000) 692-722; James M. McCormick and Young W. Kihl, ‘Intergovern- mental Organizations and Foreign Policy Behaviour. Some Empirical tal (met name multilaterale) interstatelijke 18 Findings’, American Political Science Review 73 (1979) 494-504. conferenties. De tijdens de oorlog tot stand

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 457 gekomen Verenigde Naties vormen, qua le- Al geschiedt de maatschappelijke mobilisering dental en werkterrein, het meest invloedrijke allereerst in nationale kaders, deze oorlogssi- voorbeeld van geïnstitutionaliseerde politieke tuatie heeft onmiskenbaar ook internationale globalisering. kenmerken. Zo is het, gezien de internationale De invloed van veel andere coördinerende blokvorming in de Tweede Wereldoorlog, aan- IGO’s (zoals de Universele Post Unie en de In- nemelijk om te veronderstellen dat personen ternationale Telegraaf Unie) op de oorlogsont- en groepen zich in zekere mate geïdentificeerd wikkelingen lijkt gering maar de vraag is wel hebben met één van beide bondgenootschap- interessant of en hoe de samenwerking binnen pen. Van eenduidigheid in de keuze daarvan deze organisaties beïnvloed werd door de oor- was overigens geen sprake, zeker niet in bezet log en door de verhoudingen binnen de bond- gebied: een NSB-er zal zich eerder dan een genootschappen. In hoeverre hebben dergelijke Oranje-getrouwe Nederlander geïdentificeerd IGO’s – waaronder de kort na de oorlog in het hebben met de asmogendheden. Evenwel leven geroepen Raad van Europa (1949), de kunnen beiden afhoudend hebben gestaan ten Organisatie van Amerikaanse Staten (1948) opzichte van een specifieke asmogendheid als en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Japan. De nieuwsvoorziening waar zij beiden Staal (1951/1952) – bovendien de infrastruc- via verschillende wegen toegang toe hadden tuur van de latere globalisering gefaciliteerd? kende veelal een internationaal kader dat het Juist die samenhang met latere ontwikkelingen eigen land en werelddeel oversteeg.20 Veron- pleit ervoor om de periode 1939-1945 in tem- dersteld mag worden dat internationaal ge- poreel perspectief ruim op te vatten. oriënteerde informatie van invloed is geweest Bij een derde vorm van globalisering, de op hun mentale horizon en wereldbeeld en militaire globalisering, vallen de naoorlogse daarmee een zeker gevoel van verbondenheid instelling van de Noord-Atlantische Ver- met mensen elders kan hebben versterkt.21 dragsorganisatie (NAVO, 1949) en het AN- Tegelijkertijd heeft de zowel binnen- als bui- ZUS-verdrag (The Australia, New Zealand, tenlands vervaardigde propaganda, waaraan United States Security Treaty, 1951) niet tijdens de oorlog velen werden blootgesteld, los te zien van de oorlogserfenis. Tijdens het uiteenlopende vijanden vooral geportretteerd conflict zelf bleek de globalisering uit de af- als wezensvreemd en sterk contrasterend met name van het aantal staten met een neutrale de eigen gemeenschap die wél het ‘goede’ na- positie, uit gezamenlijke militaire trainingen streefde. De bijdrage aan het vormen en be- en gecoördineerde operaties door strijdkrach- stendigen van nationale en internationale ten uit verschillende staten en regio’s en uit de beelden en stereotypen, met zeggingskracht gebruikmaking van militaire installaties door tot na de oorlog, was dus ambivalent. vreemde troepen. Andere indicatoren zijn de Een ander aspect van de vooral sociale import en export van militair materieel, even- globalisering betreft migratie.22 Hoewel de als de inzet van personen uit andere landen of intercontinentale migratie in het interbellum gebiedsdelen in de nationale strijdkrachten.19 was afgenomen, leidde de opkomst van nazi- Van belang is ook de grootschalige aanwen- Duitsland tot een nieuwe emigratiegolf. Ook ding van wetenschap en techniek in het mili- dit aspect pleit er voor om de periodisering taire bedrijf waarvoor binnen de beide bond- van de oorlogstijd als internationaal fenomeen genootschppen een beroep werd gedaan op ruim te nemen. Deze vluchtelingenstroom deskundigen uit binnen- en buitenland. Dat werd in Europa en Azië gevolgd door groot- betekent geenszins dat deze in een internatio- schalige grensoverschrijdingen door soldaten, naal kader nieuw verworven kennis zich vrije- lijk kon verspreiden binnen de respectievelijke 19 Zie Held e.a. ,‘Researching Globalization’; Held en McGrew, ‘Globaliza- blokken. Evenwel werden militaire uitvindi- tion’, 324-370. 20 Ten aanzien van betrouwbare geachte nieuwsvoorziening voor bezet gen uit de oorlogsjaren, zoals de straalmotor Nederland kan bijvoorbeeld gewezen worden op radio-uitzendingen ver- en de turbopropaandrijving, later gebruikt in zorgd via respectievelijk Radio Oranje, de Dutch Service van de BBC, radio civiele bedrijfstakken (in dit geval de burger- WRUL in Boston, Massachussetts en radio Moskou in de Sovjet-Unie. 21 Interessant met betrekking tot culturele globalisering is ook de ontwik- luchtvaart) die daarmee verdere globalisering keling van internationaal verspreide godsdiensten. Welke vorm van faciliteerden. verbondenheid vloeide hieruit voort tijdens de Tweede Wereldoorlog? 22 Zie ook de bijdrage van Remco Raben, ‘De Tweede Wereldoorlog in Het sociaal-culturele terrein vormt een Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing’ in deze vierde aspect van globalisering in oorlogstijd. aflevering van Tijdschrift voor Geschiedenis.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 458 Kees Ribbens die veelal – maar niet vanuit ieders perspec- res, zeker in mentale zin minder absoluut dan tief – beschouwd werden als bezetters en ver- voorheen werd aangenomen. De migratiestro- volgens bevrijders. Meer dan eens waren die men legden zo als het ware een netwerk dat bevrijders afkomstig uit een ander werelddeel, een toekomstige rol kon spelen bij de verdere ook wanneer het niet om koloniale troepen globalisering die het gevolg was van de Twee- ging (Amerikanen in Europa en Azië, Britten de Wereldoorlog. in Noord-Afrika, Brazilianen in Zuid-Europa, Alles bijeengenomen biedt de Tweede Mexicanen in de Filippijnen, Noord-Afrika- Wereldoorlog uiteenlopende voorbeelden van nen in Zuid-Europa, Rhodesiërs in Birma et economische, politieke, militaire en sociaal- cetera). culturele globalisering. Lang niet alle ontwik- Arbeidsmigratie, vaak gedwongen (en kelingen, elk met een eigen tempo en inten- niet zelden ter vervanging van mannelijke ar- siteit, bestreken de hele wereld of zelfs een beidskrachten die tot militaire dienst werden meerderheid van continenten. Maar in de regel verplicht), tekent eveneens de sociale globa- droegen ze wel bij aan contacten en uitwisse- lisering, terwijl er daarnaast uiteenlopende lingen die, voorzover van langduriger invloed, stromen bestonden van gevangenen (bijvoor- ook tot verdere regionale en mondiale verwe- beeld joden en politieke gevangenen in be- venheid konden leiden (en op termijn de nati- zet Europa) en geïnterneerden (bijvoorbeeld onale autonomie konden ondergraven), zij het Europeanen in Zuid-Oost Azië, Japanners soms pas na afloop van de vijandelijkheden. in Noord-Amerika, Duitsers, Oostenrijkers De verdeling in twee bondgenootschappen – en Italianen in Australië en Zuid-Amerika), die bovendien gedurende het oorlogsverloop allen in zeer verschillende omstandigheden. vloeiend van aard was – moet ons niet blind Het naderende einde van de oorlog zorgde maken voor de transcontinentale netwerken opnieuw voor aanzienlijke vluchtelingenstro- die zij elk niettemin onderhielden. men, niet in de laatste plaats Duitsers uit Het complexe samenspel van de in dit Oost-Europa. Repatriëring in de zich herstel- kader summier geschetste globaliseringsont- lende wereld, in het geval van de Europese jo- wikkelingen maakt de bestudering van deze den naar een nieuw vaderland, nam eveneens oorlog vanuit een global history-perspectief ze- grote vormen aan.23 ker relevant. Daarbij dient duidelijk voor ogen Al deze stromingen brachten een nood- te worden gehouden dat een goed begrip van zaak tot heroriëntatie teweeg onder degenen de oorlogsjaren vraagt om een inkadering in die – tijdelijk of definitief, dat was vaak niet een ruimere periode, dat globalisering eerder direct duidelijk – verplaatst waren en degenen complex is dan eenduidig en dat we globali- die geconfronteerd werden met de vreemde- sering beter internationaal comparatief en lingen. Vluchtelingen uit de Baltische staten thematisch kunnen bestuderen dan vanuit het die niet terug wensten te gaan en diasporage- vertrouwdere nationale en eurocentrische ka- meenschappen vormden in Noord-Amerika der. Dat kan bijdragen aan het beantwoorden en Australië; koloniale soldaten die gevochten van vragen als in hoeverre en op welke wijze hadden voor het herstel van democratische de oorlog als internationaal fenomeen – in de waarden en nu vrijheid en zelfbeschikkings- ruimste zin van het woord – daadwerkelijk recht voor hun eigen volk wensten; mannen doordrong tot uiteenlopende landen en re- en vrouwen die in den vreemde relaties wa- gio’s, voor wie die oorlog wel en niet een ‘totale ren aangegaan en geen gezamenlijk vaderland oorlog’ was en wat nationale, regionale en ko- hadden. De vaak grootschalige verplaatsingen, loniale grenzen precies betekenden in die con- die veelal verder reikten dan een aangrenzend text. Dat zijn wezenlijke kwesties voor zowel buurland, maakten tastbaar dat de horizon de historiografie van de Tweede Wereldoorlog niet beperkt bleef tot de vertrouwde grenzen als voor die van de global history. van de natiestaat. Door de oorlogservaringen Globalisering is niet per definitie een een- bleken deze grenzen, ondanks de bestaande duidige lineaire ontwikkeling naar allesom- staatkundige, taalkundige en etnische barriè- vattende mondiale integratie met een eenvor- mige wereld als eindresultaat. Het is veeleer een verzameling processen en netwerken met 23 David Held, Anthony McGrew, David Goldblatt en Jonathan Perraton, interactie tussen verschillende niveaus. De ‘What is Globalization’ op: http://www.polity.co.uk/global/whatisgloba- lization.asp. Geraadpleegd 13 augustus 2009. vraag is dan ook niet zozeer of de Tweede

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 459

Duitse vluchtelingen, 1945. Bron: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, beeldbank WO2

Wereldoorlog wereldwijd een specifieke fase beeldvorming over ras, etniciteit, multicultu- vormt in de geschiedenis van de globalisering raliteit en identiteit, maar ook ontwikkelingen maar meer door welke vormen van onderlinge op het terrein van migratiestromen en econo- verwevenheid de oorlog in achtereenvolgende mische interdependenties, kolonialisme en de- jaren wordt gekenmerkt. Nauwkeuriger uit- kolonisatie, herinnering en herdenking, er zijn gedrukt: in welke landen, gebiedsdelen of re- thema’s te over. Uiteindelijk kan daarmee ook gio’s, op welke maatschappelijke terreinen en de kwestie van periodisering op wereldschaal voor welke groepen of actoren was er onder aan de orde worden gesteld om vast te stellen invloed van deze totale oorlog sprake van een in hoeverre de jaren 1939-1945 als zelfstan- intensivering van internationale verbonden- dige episode kunnen worden beschouwd. heid? Wat was daarvan de impact? En hoe verhielden deze processen in uiteenlopende regio’s zich tot elkaar, zowel tijdens de Tweede Oorlog en herinnering Wereldoorlog als na afloop? De thematiek van culturele globalisering leidt Het streven naar eenduidige criteria voor bovendien naar een tweede element dat in het (de mate van) globalisering, lijkt niet de meest kader van deze terreinverkenning om aan- beloftevolle werkwijze. Maar internationale dacht vraagt. De Tweede Wereldoorlog is im- comparatieve benaderingswijzen op diverse mers niet alleen global history vanwege de on- terreinen kunnen wellicht wel verduidelijken derlinge verwevenheid tijdens de oorlogsjaren. welke thema’s vanuit een global history per- Het met veel machtsvertoon overschrijden spectief meer en minder relevant zijn. Militai- van achtereenvolgende staatsgrenzen in de re aspecten, politiek-ideologische opvattingen, Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 460 Kees Ribbens gebeurtenissen maakten wereldwijd grote in- geworden heeft alles te maken met de aanwe- druk op veel tijdgenoten. Onder invloed van zigheid van een aanzienlijke groep repatrian- naoorlogse migratie, van versterkte multicul- ten en nakomelingen die publiekelijk ruimte turaliteit en van toegenomen reis- en commu- opeisten voor hun ervaringen. Op kleinere nicatiemogelijkheden is die oorlog bovendien schaal zien we dat in recentere jaren ook bij ook wereldgeschiedenis geworden vanwege de Surinamers, Antillianen en bij Marokkanen. wereldwijde schaal waarop herinneringen aan Migratie verbreedt zodoende de herinnering de oorlog sindsdien een niet zelden prominen- aan de oorlog en maakt het daarmee gediffe- te rol spelen. Ik hanteer daarbij opzettelijk een rentieerder. Helemaal nieuw is dat verschijn- meervoudsvorm. Van een eenduidige collec- sel overigens niet. De Chinese gemeenschap tieve herinnering is immers geen sprake, noch in Amsterdam en Den Haag gaf bijvoorbeeld op het niveau van de natiestaat (die in de be- al in de nazomer van 1945 publiekelijk uiting studering van de historische cultuur voorals- aan de vreugde over de Japanse nederlaag.24 nog zo centraal staat) noch op andere, zowel Dergelijke vormen van publieke herinne- meer kleinschalige als grootschalige niveaus. ring en herdenking tonen aan dat het verleden In Nederland – om ter illustratie dicht bij nog altijd als een belangrijk onderdeel van huis te blijven – was de aandacht altijd pri- persoonlijke en groepsidentiteiten wordt be- mair gericht op de oorlogsgebeurtenissen in schouwd. Voor de hedendaagse vertolking en het Europese deel van het toenmalige Ko- bevestiging daarvan speelt mee dat de moge- ninkrijk, al kon in dat kader ook bescheiden lijkheden om in contact te blijven met de her- aandacht worden ingepast voor een Indisch, komstcultuur door de sterk verbeterde reis- en Surinaams en Antilliaans aandeel in het Ne- communicatiemethoden (met name het inter- derlandse verzet. In de vorm van de zogeheten net verdient hier vermelding) zijn toegeno- ‘klaproosdag’ hadden daarnaast de in Neder- men. Juist de herinnering aan de Tweede We- land gesneuvelde geallieerden in november reldoorlog, die in de Nederlandse samenleving een jaarlijks herinneringsmoment, althans een belangrijke en manifeste plaats inneemt, tot ongeveer 1970 toen de Nederlandse or- wordt hier aangegrepen om de aanwezigheid ganisatie dit initiatief beëindigde. Daarente- van de groep te onderstrepen of zelfs te legi- gen behoorden de oorlogservaringingen van timeren. De aanwezigheid van Marokkanen Nederlanders en Nederlandse onderdanen in in de voorgaande opsomming maakt duide- de overzeese gebiedsdelen van het Koninkrijk lijk dat ook niet-koloniale groepen – groepen lange tijd niet of nauwelijks tot de dominante waarmee Nederland in historisch perspectief oorlogsherinnering. Vanuit dat perspectief een minder intensieve band heeft – in dit ka- valt er een voorzichtige parallel te trekken der hun opwachting maken. De internationale met de herinnering aan de Jodenvervolging en multiculturele verbreding van de oorlogs- die in de eerste naoorlogse decennia een zeer herinnering, zowel in Nederland als elders, is bescheiden plaats kende in de Nederlandse dan ook zeker nog niet voltooid. samenleving. Dat wil niet zeggen dat alle allochtonen, Groepsherinneringen en geschiedenissen westers of niet-westers, in Nederland deze die het kader van de natiestaat overstijgen – of oorlog publiekelijk zullen aangrijpen om zich daarbinnen een gemarginaliseerde positie in- te manifesteren; Ghanezen en Armeniërs rich- nemen – moeten hun positie in de collectieve ten zich bijvoorbeeld meer op andere ingrij- herinnering, die veelal in een als vanzelfspre- pende historische episoden waarin respectie- kend beschouwd nationaal kader zit, veelal velijk de Atlantische slavernij of de Armeense bevechten. Dat heeft te maken het politieke en genocide centraal staan. Ook zal de Tweede culturele klimaat, maar tevens met de macht Wereldoorlog niet steeds worden aangegrepen van het getal. Dat de oorlogsherinneringen op een wijze die ons vertrouwd voorkomt. Zo met betrekking tot Nederlands-Indië met verzamelden Hongaarse migranten in Neder- name vanaf de jaren 1970 zichtbaarder zijn land zich in 1956 en volgende jaren weliswaar diverse malen rond het toen nog kersverse 24 Vgl. Ribbens e.a., Oorlog op vijf continenten, 287-290. Nationaal Monument op de Dam maar dat 25 Kees Ribbens, A national history canon versus a pluralistic historical was om welbewust aandacht te vragen voor culture. National identity, migration and the past in the een actuele gebeurtenis uit de Koude Oorlog: (ongepubliceerd paper European Social Sciences and History Conference, 25 Lissabon februari-maart 2008) p.14-19. de Hongaarse Opstand.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 461 voor die tot uiting komt in een nadrukkelijk accent op specifieke aspecten. Met name de Holocaust staat daarbij de laatste jaren in het centrum van de belangstelling. Kenmer- kend voor deze universalisering is het feit dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2005 besloot om 27 januari uit te roepen tot jaarlijkse internationale Holocaust Remembrance Day ‘to honour the victims of the Holocaust’.26 De sociologen Daniel Levy en Natan Sznaider signaleren eveneens deze centrale positie van de Holocaust in de transnationale herinneringscultuur, de ‘cosmopolitan memo- ry culture’. Zij ontwaren, naast de nationale herinneringsculturen, een nieuwe cultuur-in- wording nu in de westerse wereld steeds min- der mensen zich (exclusief ) identificeren met de natiestaat terwijl ‘issues of global concern’ onderdeel worden van alledaagse lokale er- varingen. De onderzoekers wijzen daarbij op de rol van electronische media met hun aan de Amerikaanse tv- en filmnormen aangepas- te content in series als Holocaust en films als Schindler’s List. Maar we kunnen ook denken aan populaire computerspellen over de oorlog Voorkant van Japanse dvd van de film Schindler’s List. die vanuit een beperkt aantal producerende Bron: © Universal Japan landen gebruikers in diverse continenten be- reiken – en mogelijkerwijs een wereldwijd gedeeld bewustzijn faciliteren. Aangezien de betekenisgeving vooral ontstaat in het contact Globalisering heeft uiteraard niet uit- tussen ‘global interpretations and local sensi- sluitend invloed op nationale herinneringen bilities’, terwijl er volgens hen sprake is van een aan de Tweede Wereldoorlog. Globalisering toenemende historische belangstelling voor draagt ook bij aan ruimte voor herinnerin- ‘de ander’, zou daarmee niet automatisch een gen aan deze oorlog die dit nationale kader uniforme interpretatie worden overgebracht. overstijgen. Daarbij kan bijvoorbeeld gewezen Niettemin constateren Levy en Sznaider worden op grensoverschrijdende initiatieven dat de betekenis van de Holocaust, althans in het oosten van het land, waarbij de Tweede in Duitsland en de Verenigde Staten, steeds Wereldoorlog samen met Duitsers wordt her- meer in een universeel en zelfs tijdloos kader dacht, of aan bezoeken van West-Europese en wordt geplaatst omdat het bij gebrek aan een Noord-Amerikaanse scholieren aan voorma- leidende ideologie zou voldoen aan de behoef- lige concentratiekampen in Polen. Dergelijke te aan een moreel ijkpunt. De gezamenlijke initiatieven geven blijk van een meer internati- herinneringscultuur die zij constateren mag onaal georiënteerde herinneringscultuur. dan de natiestaat overstijgen maar is meer op Voor een deel bestaat er een zeker streven de toekomst gericht (het idee van Nie wieder) naar uniformering in die herinnering. Dat dan op het verleden.27 Daarmee wordt dit ele- zien we niet alleen in Nederland waar ‘de oor- log’ in recente jaren weer werd aangegrepen 26 Persbericht Verenigde Naties, ‘General Assembly designates Internatio- als element van de vaderlandse cultuur, zoals nal Holocaust Remembrance Day’ 1 november 2005. http://www.un.org/ apps/news/story.asp?NewsID=16431&Cr=holocaust&Cr1. Geraadpleegd blijkt uit de toebedeelde plaats in de canon 12 augustus 2009. van de commissie Van Oostrom en in inbur- 27 Daniel Levy en Natan Sznaider, ‘Memory Unbound. The Holocaust and the Formation of Cosmpolitan Memory’, European Journal of Social geringsexamens. Op internationaal niveau Theory 5 (2002) 87-106. Zie voorts hun Erinnerung im globalen Zeitalter: doet zich een zekere tendens tot uniformering der Holocaust (Frankfurt am Main 2001).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 462 Kees Ribbens ment in de herinneringscultuur zo abstract Alleen in Australië was deze genocide opge- dat de vraag rijst of dit nog gezien kan worden nomen in de top-10 van belangrijkste gebeur- als een historische herinnering. tenissen. Dat is een aanmerkelijk verschil ten De opvattingen van de beide sociologen opzichte van de inzet van de atoombom die worden echter gerelativeerd door onderzoek in de top-10 van drie Europese en drie Azia­ van de Nieuw-Zeelandse psycholoog James tische landen voorkomt of het Japanse mili- Liu onder tweeduizend personen in twaalf tairisme dat in twee Aziatische landen werd verschillende landen in Europa, Zuidoost- genoemd.31 De prominente aanwezigheid van Azië, Oceanië en Noord-Amerika.28 De uit beide onderwerpen verhindert echter niet dat studenten bestaande onderzoeksgroep werd er een vrij sterk eurocentrisch perspectief aan- gevraagd de belangrijkste gebeurtenis en de wezig blijkt in de onderzochte landen, ook in meest invloedrijke persoon uit de wereldge- de Aziatische samenlevingen. schiedenis van de laatste duizend jaar te be- noemen. Er bleek vooral belang gehecht te worden aan politiek-militaire gebeurtenissen Tot besluit en personen, en dan in belangrijke mate uit Dat de Tweede Wereldoorlog deel is van een de twintigste eeuw. In alle twaalf landen was zich ontwikkelende internationale of mon- namelijk de Tweede Wereldoorlog de meest diale herinneringscultuur mag duidelijk zijn. genoemde gebeurtenis.29 In zoverre is er dus Daarin valt onmiskenbaar enige uniformiteit zeker sprake van uniformiteit. Bovendien waar te nemen, maar bij nader inzien blijkt werd Adolf Hitler in elf van de twaalf landen een dergelijke eenduidigheid betrekkelijk te aangemerkt als de belangrijkste persoon uit de zijn. In Nederland, in Duitsland, in de Ver- wereldgeschiedenis.30 enigde Staten en zeker ook in Israel vormt de Maar de Holocaust lijkt, althans onder Holocaust een centraal punt in de herinne- deze relatief jonge respondenten, lang niet zo ring, maar in bijvoorbeeld Azië is die vanzelf- centraal te staan als soms wordt aangenomen. sprekendheid veel minder. Dat roept de vraag op hoe wereldwijd herkenbare aanduidingen als ‘World War II’ en ‘Hitler’, en evenzeer 28 Dit onderzoek heeft betrekking op Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, ‘Auschwitz’ en ‘Hiroshima’, worden opgevat en Hong Kong, Taiwan, Japan, Maleisië, Singapore, Filippijnen, Australië, Nieuw Zeeland en de Verenigde Staten. James H. Liu, ‘Social Representa- geïnterpreteerd op uiteenlopende continen- tions of Events and People in World History Across 12 Cultures’, Journal of ten. Ze volstaan als een voor velen herkenbare Cross-cultural psychology 36 nr.2 (2005) 171-191, aldaar 171. aanduiding van een specifieke periode in de 29 Daarbij was er nauwelijks noemenswaardig verschil tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten. De tweede plaats in deze rangorde was, twintigste eeuwse geschiedenis, maar dat be- met uitzondering van Frankrijk (waar de Franse Revolutie deze plaats tekent geenszins dat derhalve de interpretatie, innam), steeds weggelegd voor de Eerste Wereldoorlog. De dominante status ‘of WWII as the most frequently nominated event in world history contextualisering en waardering van de oor- across cultures’ werd bij aanvullend onderzoek tussen 2003 en 2006 in logsherinneringen steeds als eenduidig kun- Hongarije, Oekraïne, Polen, Portugal, Spanje, Rusland, Turkije, China, In- nen worden beschouwd. dia, Indonesië, Oost Timor en Brazilië bevestigd: James H. Liu, Dario Paez e.a., ‘Representing World History in the 21st Century: The Impact of 9/11, De naoorlogse ontwikkeling van de grens- the Iraq War and the Nation-State on Dynamics of Collective Remembe- overschrijdende herinneringscultuur met ring’, Journal of Cross-Cultural Psychology 40 (2009) 667-692, aldaar 674. betrekking tot de Tweede Wereldoorlog kan 30 De uitzondering hier vormde Hong Kong waar Hitler een derde plaats in- nam na Mao Zedong en Sun Yatsen. Overigens wist Churchill in vier lan- niet los worden gezien van de in deze decen- den tot de top-10 door te dringen (Singapore, Australië, Nieuw Zeeland, nia voortschrijdende globalisering. Het her- Groot-Brittannië), Stalin in drie landen (Duitsland, Verenigde Staten, Singapore) en De Gaulle (Frankrijk) en Roosevelt (Taiwan) elk slechts één denken van de Tweede Wereldoorlog vormt keer. immers een kwestie die per definitie verwijst Vgl. ook Henning Ellermann, David Glowsky, Kay-Uwe Kromeier en Ve- naar gebeurtenissen die hebben plaatsgevon- ronika Andorfer, ‘How Global are Our Memories? An Empirical Approach using an Online Survey’ (Working Paper May 2007) 10. Het is gebaseerd den in een internationale context. Deson- op online onderzoek in 2005 naar de antwoorden van bijna 5500 respon- danks vervulde het nationale kader lange tijd denten uit 116 landen naar herinneringen/geschiedopvattingen m.b.t. de laatste honderd jaar. Zij concludeerden onder meer: ‘Hitler is the een belangrijke, zelfs dominante rol in veel single most frequently mentioned person in answers from Europe, North landen, zeker waar het de invulling betrof America, Asia and Oceania, and he is the person most often mentioned van formele, vaak door de staat geïnitieerde overall.’ Zie tevens J W Pennebaker, D. Páez en J.C. Deschamps, ‘The social psychology of history. De-fining the most important events of the last of gesteunde herdenkingsactiviteiten. Daar- 10, 100, and 1000 years’, Psicologia Política 32 (2006) 15-32. naast kregen herinneringen aan de Tweede 31 Het betreft respectievelijk Japan, Maleisië, Australië, Frankrijk, Groot- Wereldoorlog echter ook gestalte op terreinen Brittannië en de Filippijnen voor het eerste voorbeeld, en Hong Kong en Maleisië voor het tweede voorbeeld. waar behoefte aan zingeving en uniformiteit

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 Global dimensions van de Tweede Wereldoorlog 463 een andere, vaak bescheidener rol speelde. Zo kwamen veel verbeeldingen van oorlogserva- ringen tot stand op het terrein van de popu- laire cultuur, waar boeken, films, stripverhalen en computerspellen vaak een weg vonden tot ver voorbij de grenzen van het land van her- komst. In hoeverre de transnationale impact van deze representaties het wereldwijde bewust- zijn heeft beïnvloed van de Tweede Wereldoor- log in het algemeen, en van specifieke aspecten daarvan in het bijzonder, is een vraag die na- der onderzoek behoeft. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre global events zoals deze oorlog minder dan voorheen geïnterpreteerd zullen worden in nationale kaders. Globalise- ring betekent niet dat de vertrouwde kaders van de natiestaten geheel wegvallen maar wel dat de betekenis van deze kaders een reëvalu- atie verdient. De bestudering van de Tweede Wereldoorlog als een bijzondere case study, op het terrein van zowel de global history als de (globalisering van) herinneringsculturen, kan het zicht verbeteren op de samenhang van de – ruim op te vatten – periode 1939-1945 en op de naoorlogse betekenis en inkadering van de daaraan verbonden verbeeldingen en herinneringen. Analyse van deze complexe fenomenen vraagt om een veelzijdige en inter- disciplinaire aanpak.

Kees Ribbens is onderzoeker bij het Nederlands Insti- tuut voor Oorlogsdocumentatie. Samen met Joep Schenk en Martijn Eickhoff publiceerde hij in 2008Oorlog op vijf continenten. Nieuwe Nederlanders & de geschiedenissen van de Tweede Wereldoorlog.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 450-463 464

Paarden van het Duitse leger aan het oostfront (1942). Gedurende de hele Tweede Wereldoorlog werd veel gebruik gemaakt van dit aloude vervoersmiddel. Bron: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, beeldbank WO2 465 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld?

Karel Davids

Is de Tweede Wereldoorlog een breuk in de economische oorlog, maar ook daarna, de vruchtbaarheid op een lager niveau kwam te liggen dan in de ontwikkeling van de wereld geweest? Dit artikel bestrijdt jaren twintig en dertig. Veel vrouwen onder de vijftig die de oorlog hadden overleefd, konden dat. Grote veranderingen blijken al eerder te zijn begonnen, niet meer trouwen en kregen geen kinderen. Zonder de Tweede Wereldoorlog zou de be- of kwamen pas lang na de oorlog op gang. Niet gebeurtenis- volking van de Sovjet-Unie in 1989 niet 288 miljoen hebben bedragen, maar vermoedelijk sen, maar structuren waren doorslaggevend. 363 miljoen, zo schatte Robert Allen.3 De oor- log richtte ook ongekende materiële verwoes- tingen aan. Fabrieken werden in de as gelegd, infrastructuur werd vernietigd, steden werden met de grond gelijk gemaakt. De herinnering aan deze catastrofe laat de mensen niet los. De De Tweede Wereldoorlog was de grootste ca- Tweede Wereldoorlog is in de ogen van velen tastrofe die ooit door mensen is veroorzaakt. de ultieme tragedie in de geschiedenis. Op het slagveld vielen in een paar jaar tijd Grote gebeurtenissen hebben grote gevol- meer doden dan in enig ander gewapend con- gen, zegt onze intuïtie. Het is verleidelijk om flict in de wereldgeschiedenis. Niall Ferguson allerlei grote veranderingen in de wereld na berekende dat tussen 1939 en 1945 zo’n 1,3% 1945 te verklaren uit de invloed van de oorlog. van de wereldbevolking in de strijd omkwam Maar is dat wel zo? Grote gevolgen kunnen – twee keer zoveel als tijdens de Eerste We- in werkelijkheid kleine oorzaken hebben, zo- reldoorlog en vier keer zoveel als gedurende als J.J. Woltjer al eens in een analyse van het de Napoleontische Oorlogen.1 Tijdens de ontstaan van de Nederlandse Opstand heeft Tweede Wereldoorlog vonden ook ongekende laten zien en omgekeerd: het is niet evident aantallen burgers de dood. Miljoenen joden dat grote evenementen alleen maar grote ge- werden systematisch vermoord. Een half mil- volgen kunnen hebben.4 Het is denkbaar dat joen Roma werden om het leven gebracht. een buitengewone gebeurtenis op het ene ter- Talloze krijgsgevangenen en dwangarbeiders rein veel meer en veel langer doorwerkt dan stierven door uithongering, afmatting en op het andere. De effecten voor de politiek of ziekte. Bombardementen maakten grote aan- de cultuur kunnen bij voorbeeld anders zijn tallen slachtoffers onder de burgerbevolking. dan voor de samenleving of de economie. Tijdens en vlak na de oorlog raakten tiental- Dat geldt ook voor de Tweede Wereldoor- len miljoenen mensen op drift. Alleen al der- log. Onderzoek van Hein Klemann heeft aan- tien miljoen Duitsers werden uit Centraal- en getoond dat het beeld van Nederland in 1945 Oost-Europa verdreven, of sloegen zelf of de als een volledig leeggeplunderd, verwoest en vlucht.2 verarmd land niet klopt. Wel lag het nationaal De demografische schok van de oorlog werkte nog lang daarna door. In de Sovjet- 1 Niall Ferguson, The war of the world. History’s age of hatred (London Unie vond in de oorlogsjaren 40% van alle 2007) xxxiv-xxxv. mannen tussen 15 en 49 jaar en 15% van alle 2 Ibidem, 584. 3 Robert C. Allen, Farm to factory. A reinterpretation of the Soviet Industrial vrouwen in die leeftijdscategorie voortijdig de Revolution (Princeton 2003) 116, 119. dood. Dat betekende dat niet alleen tijdens de 4 J.J. Woltjer, Kleine oorzaken, grote gevolgen (rede, Leiden 1975).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 466 Karel Davids

inkomen aan het eind van de oorlog ongeveer Great Divergence worden verklaard? Dat zijn 18% lager dan in 1938 en was de totale pro- de grote ‘puzzels’ in de economische geschie- ductie met maximaal 14% afgenomen, maar denis in de wereld, aldus Clark. In de oplos- de capaciteit van de Nederlandse industrie in sing van deze ‘puzzels’ spelen oorlogen slechts 1945 was groter dan in 1940. Dankzij inves- een marginale rol. De enige keer dat Clark in teringen in de eerste oorlogsjaren was de in- zijn boek over ‘deaths in wars’ spreekt, gaat dustrie in staat al in 1947 het productieniveau het niet over de twintigste eeuw, maar over van 1939 te overtreffen.5 In economisch op- de slachtoffers van conflicten in middeleeuws zicht was de oorlog in Nederland dus minder Engeland. De Tweede Wereldoorlog komt in destructief dan vroeger werd gedacht. In deze zijn verhaal helemaal niet voor. Ze was geen bijdrage wil ik nog iets verder gaan. Op basis wezenlijke breuk.6 van recent verschenen economisch-historische Historici en sociologen die de ontwikke- en techniekhistorische studies zal ik proberen ling van het kapitalisme op wereldschaal on- aannemelijk te maken dat de Tweede Wereld- derzoeken, kennen aan de Tweede Wereld- oorlog voor de ontwikkeling van de wereld- oorlog evenmin een grote betekenis toe. De economie en van belangrijke industrielanden dynamiek van het systeem zit volgens hun in de meeste opzichten slechts beperkte bete- visie in structurele factoren, niet in ‘evenemen- kenis heeft gehad. ten’ zoals oorlogen. Exemplarisch is het werk Die stelling is natuurlijk het eenvoudigst van Giovanni Arrighi, één van de grondleggers te bewijzen als het tijdsperspectief wordt ver- van de wereldsysteemanalyse. In de ontwikke- lengd of de blik op dieperliggende structuren ling van het kapitalisme van de laatste 600 jaar wordt gericht. In zijn recente A farewell to onderscheidt hij verschillende ‘systemic cycles alms, dat een paar millennia economische ont- of accumulation’, dat wil zeggen lange cycli van wikkeling behandelt, noemt Gregory Clark accumulatie van kapitaal die telkens bepaalde drie kernproblemen in de economische ge- fasen doorlopen waarin het accent verschuift schiedenis van de wereld: de ‘malthusiaanse van materiële expansie naar financiële expan- val’, de Industriële Revolutie en de Great Di- sie en van fysiek kapitaal naar geldkapitaal. Per vergence. De term ‘malthusiaanse val’ slaat op cyclus komt ook het geografisch/territoriaal de standaard-situatie vóór 1800, waarin elke zwaartepunt van het kapitalisme ergens an- groei in inkomen die door geleidelijke techni- ders te liggen. Zo is in de afgelopen eeuwen de sche verbeteringen werd mogelijk gemaakt na hegemonie verschoven van Genua, via de Re- verloop van tijd weer teniet werd gedaan door publiek der Verenigde Nederlanden en Groot- een stijging van de bevolking. Het inkomen Brittannië naar de Verenigde Staten. De ‘Brit- per hoofd nam op de lange duur dus niet toe; se’ cyclus naderde volgens Arrighi haar laatste de ‘gemiddelde’ mens van 1800 was niet beter fase aan het eind van de negentiende en het dan zijn voorganger in de Steentijd. Met de begin van de twintigste eeuw, terwijl de nieuwe Industriële Revolutie, die voor het eerst aan- hegemoniale macht al in opkomst was. Na de houdende economische groei mogelijk maak- Tweede Wereldoorlog verschoof het zwaarte- te, werd deze patstelling doorbroken. Maar punt definitief naar de Verenigde Staten. Maar tegelijkertijd opende zich een inkomenskloof de oorlog markeerde enkel het omslagpunt, ze tussen de kleine groep landen die dankzij deze was er niet de oorzaak van. De cycli voltrekken technologische revolutie een snelle economi- zich volgens hun eigen wetten.7 sche groei realiseerden en de rest van de wereld In het vervolg van deze bijdrage zal ik la- waar het welvaartspeil nagenoeg onveranderd ten zien dat de stelling ook opgaat als een kor- bleef, of zelfs daalde: the Great Divergence. ter tijdsperspectief wordt gehanteerd of als Waardoor functioneerde de ‘malthusiaanse meer specifieke aspecten van de economische val’? Waardoor kon de Industriële Revolutie ontwikkeling in beeld worden gebracht. Na- plaatsvinden? Hoe kan het ontstaan van de tuurlijk valt het niet te bewijzen wat in de we- reldeconomie gebeurd zou zijn als de Tweede 5 Hein A.M Klemann, ‘Did the German occupation (1940-1945) ruin Dutch Wereldoorlog niet had plaatsgevonden. Een industry?’, Contemporary European History 17 (2008) 457-481, aldaar 469-470, 480. counterfactual onderzoek op deze schaal uit- 6 Gregory Clark, A farewell to alms. A brief economic history of the world voeren is niet doenlijk. Maar het is wel mo- (Princeton 2007) 2-15, 126-128. 7 Giovanni Arrighi, The long twentieth-century. Money, power and the gelijk om de betekenis preciezer te bepalen origins of our times (New York 1994). door voor verschillende aspecten van de eco-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 467

Tabel 1: export van goederen als % van totale Tabel 2: buitenlandse investeringen als % van productie in de wereld. totale productie in de wereld.

Jaar % Jaar %

1820 1,0 1870 6,9

1890 6,0 1900 18,6

1913 9,0 1914 17,5

1950 7,0 1930 8,4

1960 8,0 1945 4,9

1970 10,0 1960 6,4

1990 13,0 1980 17,7

Bron: Crafts, ‘Globalization and growth’, 25-26 1995 56,8

Bron: Crafts, ‘Globalization and growth’, 27

nomische ontwikkeling in de twintigste eeuw Deze tabellen laten zien dat de mondiali- na te gaan of de oorlog werkelijk een breuk of sering tot aan de Eerste Wereldoorlog sterk een keerpunt vormde en zo ja, in welk opzicht groeide, vervolgens afnam tot het midden van of in welke mate dat dan het geval is geweest. de twintigste eeuw en in het laatste kwart van Het eerste aspect dat hierna wordt bekeken, de twintigste eeuw opnieuw een flinke toene- is dat van de goederen- en kapitaalsstromen. ming vertoonde, met als resultaat dat het peil Daarna komt de ontwikkeling van de tech- van 1914 uiteindelijk werd overtroffen.9 De niek en productiviteit aan bod, gevolgd door versnelling in de mondialisering van het ka- veranderingen in consumptiepatronen en de pitaalverkeer vanaf de jaren zeventig, die in institutionele context, zowel op het vlak van 2008 uitmondde in de ‘kredietcrisis’, komt de economie als geheel als op het niveau van nog geprononceerder naar voren als we voor de bedrijfsorganisatie. Aan het slot van het ar- verschillende leidende industrielanden de tikel maak ik nog enkele opmerkingen over de waarde van transnationale transacties in aan- betekenis van de hier besproken bevindingen. delen en obligaties, uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen, op een rij zetten. Tabel 3 geeft een overzicht.10 Export van goederen en kapitaal

Voor historici is het intussen bijna een ge- Tabel 3: Transnationale transacties in aandelen en obligaties als % meenplaats om te constateren dat de mondi- van het nationaal inkomen van enkele leidende industrie- alisering in de economie niet van vandaag of landen (1975-2002). gisteren dateert, maar in verschillende vormen en vanuit verschillende centra, al eeuwenlang 1975 1985 1995 2002 aan de gang is en in de loop van de tijd de no- Verenigde Staten 4 35 135 292 dige ups en downs heeft gekend. Ook in de Japan 2 62 65 106 laatste 150 jaar vertoonde de mondialisering geen strakke opgaande lijn. Eén van de manie- Bondsrepubliek Duitsland 5 33 172 464 ren om de voortgang van dit proces te meten, Bron: Sassen, Territory, authority, rights, 255 is te onderzoeken in welke mate export van goederen of kapitaal, uitgedrukt als percenta- ge van de totale productie in de wereld, meer of minder belangrijk wordt. Als hun aandeel in de totale productie in de wereld groeit of 8 Gebaseerd op: Nicholas Crafts, ‘Globalizaton and growth in the twen- tieth century’, IMF Working Paper 00/44 (Maart 2000). daalt, zegt dat immers iets over de omvang en 9 De terugval in de mondialisering tijdens de Depressie van de jaren dertig intensiteit van economische connecties tussen wordt geanalyseerd in Harold James, The end of globalization. Lessons from the Great Depression (Cambridge Mass. 2001). verschillende delen van de wereld. Enkele re- 10 Saskia Sassen, Territory, authority, rights. From medieval to global assem- 8 cente schattingen staan in tabel 1 en 2. blages (Princeton 2006).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 468 Karel Davids De keerpunten in de mondialisering van belangrijk om te onderzoeken als technische het goederen- en kapitaalverkeer, zo blijkt uit vernieuwing. Kleinschalige verbeteringen zijn deze gegevens, zijn te vinden rond de Eerste niet minder relevant dan grootschalige door- Wereldoorlog en in de jaren zeventig van de braken, continuïteit is niet minder interessant twintigste eeuw. Dat zijn de momenten ge- dan verandering. Vanuit deze invalshoek beke- weest waarop een versnelling omsloeg in een ken verschijnt de twintigste eeuw niet als een inkrimping, respectievelijk een trage groei periode van aanhoudende, wereldwijde, tech- veranderde in een snelle expansie. De Tweede nische ‘vooruitgang’. Oude, beproefde materia- Wereldoorlog woedde in een periode dat de len, technieken en hulpmiddelen, zoals hout, mondialisering op een dieptepunt verkeerde. spinnewielen en paardentractie zijn de hele Een kentering in die ontwikkeling bracht het eeuw door in gebruik gebleven. 11 armageddon niet. Ook de Tweede Wereldoorlog komt zo in een heel ander licht te staan. De grote succes- sen van de asmogendheden in de beginfase Technische ontwikkelingen en van de oorlog, bijvoorbeeld, kunnen maar in productiviteit beperkte mate worden toegeschreven aan su- Anders dan op het eerste gezicht lijkt, mar- perioriteit in ‘moderne’ technische hulpmid- keert de Tweede Wereldoorlog ook geen delen. Het is een mythe dat de Duitsers en de breuk in de technische ontwikkeling en de Japanners zo snel en zo ver konden oprukken productiviteit. Tijdens de oorlog vond zowel omdat ze over méér of betere tanks en vlieg- bij de geallieerden als bij de asmogendheden tuigen beschikten of een meer gemechani- een geweldige mobilisatie van mensen en seerde logistiek hadden ontwikkeld. Zonder middelen plaats. De productie van oorlogs- trekdieren zou de Duitse ‘oorlogsmachine’ niet materieel werd in korte tijd op een ongekende in beweging zijn gekomen. Bij de invasie in de schaal opgevoerd. Er werden nieuwe technie- Sovjet-Unie in 1941 zette het Duitse leger ken gebruikt om mensen te doden, maar ook niet minder 625.000 paarden in – meer dan nieuwe hulpmiddelen ontwikkeld om zieken het Britse leger op het hoogtepunt van de Eer- en gewonden in leven te houden. Raketten, ste Wereldoorlog ter beschikking had. Begin straalmotoren, atoombommen, penicilline – 1945 waren er bij de Duitse troepen in Eu- het zijn klassiek geworden innovaties die met ropa, dank zij de rooftochten in de veroverde de oorlog worden geassocieerd. Maar dat alles gebieden, zelfs meer paarden in dienst dan maakt de Tweede Wereldoorlog, vanuit het ooit: 1,2 miljoen! En één van de belangrijkste oogpunt van de ontwikkeling van de techniek technische hulpmiddelen waarmee de Japan- en productiviteit bekeken, nog niet tot een re- ners in december 1941 en januari 1942 in een volutionaire gebeurtenis. mum van tijd het Maleisische schiereiland In de techniekgeschiedenis staat de Twee- veroverden, was de fiets.12 de Wereldoorlog tegenwoordig niet als een pe- Zelfs als het zuiver om uitvindingen en riode van fundamentele verandering te boek. nieuwe toepassingen gaat, blijkt de Tweede Dat komt voor een deel door een verschuiving Wereldoorlog geen doorbraak gebracht te van perspectief in de geschiedschrijving. In het hebben. De voornaamste vernieuwingen in huidige onderzoek over de ontwikkeling van producten en productieprocessen die in het de techniek draait het niet meer alleen om in- midden van de twintigste eeuw met succes venties en innovaties maar ook om technology- werden geïntroduceerd, zijn merendeels na- in-use – de techniek die daadwerkelijk op de melijk al vóór het uitbreken van de oorlog werkvloer en in allerlei andere activiteiten in bedacht. Het grootste cluster van ‘basisinno- het dagelijks leven wordt gebruikt. Historici vaties’ – dat wil zeggen: ‘fundamenteel nieuwe zijn tegenwoordig net zo goed geïnteresseerd in producten en productieprocessen […] die ei- techniek in het huishouden, in de media of op gen groeimarkten creëerden en in bijzondere kantoor als in productieprocessen die in ‘maak- gevallen zelfs voor de opkomst en groei van industrieën’ worden uitgevoerd. Onderhoud, geheel nieuwe bedrijfstakken verantwoorde- aanpassing of hergebruik zijn in hun visie even lijk waren’ – is te vinden in de jaren dertig, niet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Pvc, nylon, 11 David Edgerton, The shock of the old. Technology and global history since 1900 (London 2006). tl-verlichting, televisie, radar, de helikopter, 12 Ibidem, 35, 150-151. synthetische wasmiddelen – zulke grensver-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 469

Japanse soldaten in de Filippijnen, 1941-1942. Bron: http://commons.wikimedia.org

leggende vernieuwingen dateren allemaal uit Tabel 4: Jaarlijkse groei van de totale factor produc­ de periode 1930-1938. Belangrijke uitvindin- tiviteit in het particuliere bedrijfsleven gen die tijdens de oorlog zijn gedaan, zijn op buiten de landbouw in de Verenigde Staten, de vingers van één hand te tellen. De bekend- 1901-2000. ste is de elektronische computer.13 Recente studies van de ontwikkeling van Periode Groei van de totale factor de productiviteit in de Verenigde Staten be- productiviteit per jaar vestigen dit beeld. Omstreeks het midden van 1901-1919 1,08 de twintigste eeuw waren de VS op technisch 1919-1929 2,02 gebied de onbetwiste leider in de wereld. Het 1929-1941 2,31 niveau van productiviteit lag er hoger dan in enig ander land. Tot voor kort werd aangeno- 1941-1948 1,29 men dat deze positie vooral te danken was aan 1948-1973 1,90 een spectaculaire groei in productiviteit tijdens 1973-1989 0,34 de Tweede Wereldoorlog. Onlangs is echter aangetoond dat de toeneming in productivi- 1989-2000 0,78 teit grotendeels al was gerealiseerd vóórdat de Bron: Field, ‘Technological change’, 205 Verenigde Staten in 1941 gingen deelnemen aan de oorlog.14 De nieuwste berekening van de groei van de totale factor productiviteit (het gewogen gemiddelde van de groei van productiviteit van arbeid respectievelijk kapi- 13 J.J. van Duijn, De lange golf in de economie. Kan innovatie ons uit het dal taal) in het particuliere bedrijfsleven buiten de helpen? (Assen 1979) 44-45, 139-142. 14 Alexander J. Field, ‘The most technologically progressive decade of the landbouw in de loop van de twintigste eeuw century’, The American Economic Review 93 (2003) 1399-1413, met name staat in tabel 4. 1399 en 1410-1411.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 470 Karel Davids Het hoogtepunt van de productiviteits- men, als het over de ruimte en de hulpbron- ontwikkeling werd bereikt in de periode 1929 nen van de Sovjet-Unie kon beschikken.17 De tot 1941. Niet de oorlogsjaren, maar de jaren andere reden waarom de visie in het Zweites dertig waren, in de woorden van Alexander Buch relevant is, ligt hierin dat ze illustreert Field, de ‘most technologically progressive’ in dat de verspreiding van de ‘American way of de Amerikaanse economische geschiedenis. life’ in Europa al in de jaren twintig een punt De basis van de ‘gouden jaren’ tussen 1948 en van discussie was geworden. De opmars van 1973 werd gelegd in het Interbellum.15 de consumptiemaatschappij naar Amerikaans model, en de reactie daartegen, begon niet pas in de tweede helft van de twintigste eeuw, Consumptie maar vlak na de Eerste Wereldoorlog. De gro- In zijn Zweites Buch, dat hij in 1928 als vervolg te Amerikaanse warenhuisketen Woolworth, op Mein Kampf schreef maar nooit publiceer- bijvoorbeeld, opende in 1927 het eerste filiaal de, schilderde Adolf Hitler de opkomst van de in een Duitse stad. In 1928 volgde er nog eens Verenigde Staten af als een grote bedreiging 23. In 1932 waren er in heel Duitsland al 82 voor alle landen in Europa. De VS zouden Woolworth-warenhuizen in bedrijf, waarvan door hun geweldige economische potentieel veertien in Berlijn. Rekening houdend met dominant worden en de Europese mogend- de heersende vreemdelingenfobie, legde het heden gereduceerd tot de onbetekende status concern in de publiciteit wel van meet af aan van Zwitserland en Nederland, tenzij zij zich de nadruk op het feit dat alle filiaalchefs en onder leiding van de sterkste staat – Duits- personeelsleden Duitsers waren en dat 98% land natuurlijk – vastbesloten tegen deze he- van de verkochte producten uit Duitsland zelf gemonie te weer zouden stellen. Het was al kwam.18 zover gekomen, zo claimde de leider van de De Verenigde Staten bevonden zich in de NSDAP, dat de gewone Europeaan de levens- jaren twintig al volop in het tijdperk van de standaard van de Amerikanen als maatstaf massaconsumptie. De productie, distributie voor zijn eigen materiële aspiraties nam.16 en afzet van gestandaardiseerde merkartike- Hitlers visie uit 1928 is om twee redenen len voor een breed, koopkrachtig publiek was van belang. De vrees voor de economische er hoog ontwikkeld. Dat betekende niet dat overmacht van de Verenigde Staten, die de alle Amerikanen in gelijke mate in staat wa- nazi’s naderhand expliciet met een ‘samenzwe- ren om met deze consumptierevolutie mee te ring’ door het ‘wereldjodendom’ associeerden, doen maar wel dat een groot deel van de be- zou een belangrijke rol spelen bij strategische volking genoeg verdiende en voldoende moti- beslissingen van de top van het Derde Rijk vatie had om zich met overgave te storten op tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het besluit het aanschaffen van allerlei producten die – al om in juni 1941 de Sovjet-Unie aan te val- behoorden ze vaak niet tot de eerste levens- len kwam mede voort uit de redenering dat behoeften – het comfort van het bestaan aan- er, gezien de groeiende samenwerking tussen zienlijk konden vergroten.19 Tijdens de De- Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, pressie van de jaren dertig werd het belang van geen tijd meer te verliezen was. Duitsland de ‘consument’ als pijler van de economie ook zou alleen in staat zijn de moloch aan de an- door beleidsmakers expliciet erkend. In het dere kant van de oceaan te verslaan, zo dacht kader van de New Deal werden voorzieningen getroffen om de rechten van consumenten te beschermen en maatregelen genomen om de koopkracht van burgers te doen stijgen waar- 15 Alexander J. Field, ‘Technological change and US productivity growth in door, naar men hoopte, de economische groei the Interwar Years’, The Journal of Economic History 66 (2006) 203-236; weer op gang zou komen. idem, ‘The origins of US total factor productivity growth in the golden age’, Cliometrica nr. 1 (2007) 63-90, met name 64-65. De Tweede Wereldoorlog vertraagde de 16 Adam Tooze, The wages of destruction. The making and breaking of the groei van de consumptiemaatschappij, maar Nazi economy (Londen 2006) 10-11. onderbrak haar niet. Hoewel in de jaren 1941- 17 Ibidem, 407, 423-425. 18 Victoria de Grazia, Irresistible empire. America’s advance through 20th 1945 ongeveer 32% van het nationaal product century Europe (Cambridge Mass. 2005) 157. van de Verenigde Staten aan militaire uitga- 19 Lizabeth Cohen, A consumers’ republic. The politics of mass consumption in postwar America (New York 2003) 18-31, 54-56; De Grazia, Irresistible ven werd besteed, waren de consequenties van empire, 3-9. de oorlogsinspanning voor de Amerikaanse

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 471

Een Woolworths in Berlijn, 1936. Bron: www.ullsteinbild.de

consument betrekkelijk gering.20 De parti- de economie na 1941 eenmaal op volle toeren culiere bestedingen aan duurzame consump- ging draaien, was ze perfect in staat gelijktij- tiegoederen, zoals auto’s, stofzuigers, wasma- dig in de groeiende behoeften van verschil- chines of televisietoestellen, gingen weliswaar lende vragende partijen te voorzien. Ze kon omlaag maar de uitgaven aan niet-duurzame tegelijk genoeg boter en voldoende kanonnen consumptiegoederen, zoals levensmiddelen, produceren. namen intussen gestaag toe. Geschat wordt Vanaf de jaren vijftig nam ook in West- dat de levensstandaard van de burgerbevol- Europa de particuliere consumptie sterk toe. king, gemeten aan de consumptie, van 1941 Steeds meer Europeanen hadden steeds meer tot 1944 stagneerde en in 1945 verbeterde. te besteden. Net als Amerikanen gingen zij Dat de oorlog per saldo niet veel opoffering van de consument vereiste, wordt verklaard door de omstandigheid dat de Amerikaanse 20 Michael Edelstein, ‘War and the American economy in the twentieth economie omstreeks 1940 nog over veel onge- century’, in: Stanley L. Engerman en Robert E. Gallman ed., The Cambridge economic history of the United States III, The twentieth century (Cam- bruikte capaciteit beschikte; zij had zich nog bridge 2000) 329-405, aldaar 332. 21 niet volledig van de depressie hersteld. Toen 21 Ibidem, 393-400.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 472 Karel Davids op grote schaal auto’s, televisies, wasmachi- van producten en daarbij in toenemende mate nes, bankstellen, ijskasten en allerlei moderne medewerking kregen van de staat. De Ligue keukenapparatuur aanschaffen en verkozen ze Social des Acheteurs in Frankrijk, bij voorbeeld, hoe langer hoe meer de supermarkt en het wa- werd gesticht in 1903, de Nederlandse Vereni- renhuis boven de kruidenier en de winkel om ging van Huisvrouwen dateert van 1912 en de hoek. De groei van deze consumptiecul- het Reichsverband Deutscher Hausfrauvereine tuur was geen automatisch proces. Er zat een werd gevormd in 1915.24 Deze consumenten- zichtbare hand achter. Amerikaanse bedrijven beweging drukte na de Tweede Wereldoorlog en organisaties waren doelbewust bezig om mede een stempel op de manier waarop het de levensstijl die in de Verenigde Staten nor- aanbod en de verspreiding van consumptie- maal was geworden aan de andere kant van de goederen zich ontwikkelden. Wat betreft de oceaan te propageren. Het hele arsenaal van consumptie betekende het conflict dus net zo marketingmethoden dat in eigen land was min een breuk als op het gebied van de export beproefd werd nu ook in Europa in de strijd van goederen en kapitaal of dat van de techni- geworpen.22 Natuurlijk werd de verspreiding sche ontwikkeling en de productiviteit. van deze materiële cultuur geholpen door de veranderende politieke en economische machtsverhoudingen tussen de Verenigde Institutionele context Staten en Europa na de Tweede Wereldoor- In welk opzicht had de Tweede Wereldoorlog log. Negatief geformuleerd: in die delen van dan wél merkbare gevolgen voor de economi- Europa waar Amerika géén economisch en sche ontwikkeling? Het antwoord ligt in de politiek overwicht bezat, werd de groei van de institutionele context. Voorzover de oorlog consumptiecultuur vertraagd. Het Oostblok aanwijsbaar effecten heeft gehad op de ont- bleef lang ongevoelig voor de verleidingen wikkeling van de economie is dat in de sfeer van Hollywood-films, shopping malls en fast van de instituties geweest, zowel op internati- food. Pas de ineenstorting van het Sovjetrijk onaal en nationaal vlak als op het niveau van zette de sluizen open. Het eerste filiaal van bedrijven. McDonald’s in Moskou werd drie maanden Maar het beeld is verre van eenduidig. na de val van de Berlijnse Muur geopend.23 Jürgen Osterhammel en Niels Petersson beto- Maar de groei van de consumptiemaat- gen in hun overzicht van de geschiedenis van schappij in Europa was niet het gevolg van de globalisering dat ‘the end of the war in 1945 oorlog op zich, noch van de dominantie van represented a global turning point [cursivering, de Verenigde Staten die zich sindsdien in een KD], not only because it meant the conclu- groot deel van het continent manifesteerde. sion of a world war that had affected the lives De opkomst van de ‘American way of life’ als of a greater number of people than any other cultureel model begon al in het Interbellum, event in history, but also because it was the will zoals we eerder zagen, en de consumptiere- of the victors to create a new world order’.25 volutie werd door Europeanen niet passief Deze nieuwe wereldorde rustte op een samen- ondergaan. De ‘mondige’ consument was geen stel van multilaterale instituties, voorvloeiend uitvinding van de jaren vijftig of zestig. Lang uit de internationale conferentie van Bretton vóór de Tweede Wereldoorlog werden er al- Woods (1944), waarbij afspraken over vaste lerlei organisaties van consumenten opgericht, wisselkoersen, de koppeling tussen de dollar zoals coöperaties en verenigingen van huis- en het goud en het vrije verkeer van goederen vrouwen, die invloed probeerden uit te oefe- en kapitaal werden gemaakt. Bovendien wer- nen op de prijs, de kwaliteit of het ontwerp den een stabilisatiefonds (het Internationale Monetaire Fonds) en een ontwikkelingsbank (de Wereldbank) in het leven geroepen, en 22 De Grazia, Irresistible empire, passim. 23 Ibidem, 471. de General Agreement on Tariffs and Trade 24 Ruth Oldenziel en Adri Albert de la Bruhèze, ‘Theorizing the mediation (1947), waarbinnen een geleidelijke, algeme- junction for technology and consumption’, in: Ruth Oldenziel en Adri ne verlaging van in- en uitvoerrechten werd Albert de la Bruhèze ed., Manufacturing technology, manufacturing con- 26 sumers. The making of Dutch consumer society (Amsterdam 2009) 9-39, voorzien. Tussen Europese landen werden met name 17-20. – mede op aandrang van de Verenigde Staten 25 Jürgen Osterhammel en Niels P. Petersson, Globalization. A short history (Princeton/Oxford 2005) 111. –overeenkomsten gesloten voor een nauwere 26 Ibidem, 122. samenwerking op economisch gebied. In vele

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 473 Europese staten ontstonden ten slotte nieuwe Azië naar het westelijk halfrond; de Verenig- institutionele arrangementen voor overleg de Staten werden het belangrijkste operatie- tussen werknemers, werkgevers en de over- gebied in de productie, verwerking en afzet heid die een hogere graad van coördinatie in van olie. De Amerikaanse werkmaatschappij de economie creëerden en een snellere econo- Shell Oil speelde een cruciale rol in de na- mische groei mogelijk maakten, welke tot om- oorlogse groei van het bedrijf als geheel. En streeks 1970 aanhield.27 Zonder de Tweede in het personeelsbeleid ging verdienste voort- Wereldoorlog zouden deze nieuwe instituties, aan zwaarder wegen dan nationale of etnische die voor een groot deel tot op heden functio- achtergrond.30 neren, hoogstwaarschijnlijk niet tot stand zijn Ook bij een andere grote Brits-Neder- gekomen. landse onderneming, Unilever, heeft de De opkomst van nieuwe instituties be- oorlog langdurig sporen nagelaten in de be- tekende echter niet dat oude instellingen drijfsstructuur, zij het op een andere manier compleet verdwenen. De oorlog zorgde niet dan bij Shell. In reactie op het uitbreken van voor een tabula rasa. De theorie van Mancur de oorlog in 1939 werd de onderneming in Olson, dat de oorlog de weg vrij maakte voor sterke mate gedecentraliseerd. Unilever Limi- economische groei door het dichte woud van ted in Londen en Unilever NV in Rotterdam bestaande belangengroepen op te ruimen, kregen elk een eigen, autonoom bestuur. De wordt volgens Barry Eichengreen niet door de beide delen van de onderneming en hun werk- feiten gestaafd. Duitse vakbonden of Franse maatschappijen konden onafhankelijk van el- boerenlobbies waren na de oorlog niet min- kaar opereren. Het was juist deze verregaande der nadrukkelijk aanwezig dan daarvóór. ‘All decentralisatie die het voor Unilever mogelijk the war had done was to add a bit of extra maakte de oorlog te overleven. Hoewel het “play” to the system – some extra scope from bedrijf in Duitsland, Nederland en andere adapting old structures to new needs.’28 Saskia bezette gebieden steeds meer werd onderwor- Sassen betoogde onlangs dat in institutioneel pen aan bemoeienis door de nazi-autoriteiten, opzicht het omslagpunt in de ontwikkeling kon Unilever buiten het Europese continent van de wereldeconomie in werkelijkheid niet gewoon blijven functioneren. De gedecentra- vlak na de Tweede Wereldoorlog lag, maar liseerde structuur werd ook na de oorlog nog pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. lange tijd gehandhaafd.31 Op dat moment voltrok zich namelijk een Weer een ander patroon is te zien bij één veel ingrijpender verandering in de organisa- van de meest typische moderne Amerikaanse tie van het economisch systeem op nationaal transnationale ondernemingen uit de eerste en internationaal niveau dan in de dagen van helft van de twintigste eeuw, de Ford Motor Bretton Woods. De bescherming van nationa- Company. De omslag in de richting van een le economieën tegen krachten van buiten werd gedecentraliseerde structuur, waarbij natio- ontmanteld, markten werden gedereguleerd nale werkmaatschappijen over een vrij grote en controlemechanismen werden verzwakt of mate van autonomie beschikten, voltrok zich afgeschaft.29 Het echte breukvlak is dus van al in de jaren dertig en gebeurde eerder nood- recenter datum. gedwongen dan doelbewust. De oorspronke- In het bedrijfsleven heeft de oorlog ook en- lijke opzet om alle operaties op het Europese kele blijvende gevolgen gehad. Maar het beeld continent te laten sturen vanuit één secundair is hier net zo min eenduidig als bij de insti- hoofdkwartier in Engeland, zoals voorzien in tuties op nationaal en internationaal niveau. een masterplan uit 1928, bleek gegeven het De Koninklijke Shell heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in verschillende opzichten een ingrijpende verandering ondergaan. De onge- 27 Barry Eichengreen, The European economy since 1945. Coordinated capita- lism and beyond (Princeton 2007) 31-47. lijke verhouding tussen Britten en Nederlan- 28 Ibidem, 46-47, 54; vgl. Mancur Olson, The rise and decline of nations. Eco- ders in de besturen van werkmaatschappijen nomic growth, stagflation and social rigidities (New Haven/Londen 1982). die sinds de oprichting van de onderneming 29 Sassen, Territory, authority, rights, 16-17. 30 Stephen Howarth en Joost Jonker, A history of Royal Dutch Shell II (Oxford bestond, werd eindelijk rechtgetrokken. De 2007) 103. structuur van het topmanagement werd meer 31 Ben Wubs, ‘Unilever’s struggle for control. An Anglo-Dutch multinational under German Occupation’, Zeitschrift für Unternehmensgeschichte 51 samenhangend en efficiënt gemaakt. Het (2007) 57-85, met name 84-85, Geoffrey Jones, Renewing Unilever. Trans- zwaartepunt van het bedrijf verschoof van formation and tradition (Oxford 2005) 9-10, 20.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 474 Karel Davids groeiende protectionisme en de fragmentatie opzicht ondubbelzinnig iets gemeen: de be- van afzetmarkten na 1930 niet langer haal- trokkenheid van de staat in de ontwikkeling baar. Het duurde tot het eind van de jaren zes- van wetenschap en techniek nam drastisch tig voordat de productie en verkoop van auto’s toe en de status en macht van technische des- in Europa in een geïntegreerde organisatie kundigen steeg tot een hoger niveau dan ooit werd ondergebracht: ‘Ford of Europe’.32 tevoren. Of het nu supermogendheden als de Shell, Unilever en Ford waren natuurlijk Verenigde Staten en de Sovjet-Unie betrof giganten. De meeste industriële en commerci- dan wel een klein land als Nederland – de ële ondernemingen waren veel kleiner en ope- tendens was overal gelijk. En voor deze om- reerden voornamelijk op nationale markten. wenteling gaat wel degelijk de stelling op dat Voor de structuur van deze bedrijven is de zij zonder de oorlog niet zo snel of in die mate Tweede Wereldoorlog veel minder een rele- zou hebben plaatsgevonden.34 Veel voorbe- vante factor geweest dan de grote veranderin- reidend werk was echter al gedaan in de jaren gen in de politieke en economische omgeving twintig en dertig De ideologie en netwerken die zich na 1950 voltrokken: de dekolonisatie, van de technocratische elite die na de oorlog de toenemende kapitaalintensiteit van techni- dominant werd, zijn in de kern in die tijd ge- sche ontwikkeling, de Europese eenwording vormd.35 en de deregulering van markten. Studies over familieondernemingen in Nederland hebben bijvoorbeeld aangetoond dat het besluit om Besluit een bedrijf om te zetten in een open naamloze Grote gebeurtenissen hebben dus niet altijd vennootschap vaak werd ingegeven door het grote gevolgen. De effecten van de Tweede besef dat schaalvergroting, gegeven deze ver- Wereldoorlog op economisch gebied waren anderende omstandigheden, niet meer alleen over het geheel genomen beperkt. Alleen op nog worden gerealiseerd door zelffinanciering institutioneel vlak blijkt de oorlog in som- en kapitaalinbreng vanuit de familie zelf. De mige opzichten duurzame gevolgen te hebben gang naar de beurs werd als noodzakelijk ge- gehad. Dat de oorlog juist op dit terrein wel zien 33 merkbaar consequenties had voor de econo- Op één punt hadden industrielanden na mische ontwikkeling in de wereld is op zich de Tweede Wereldoorlog in institutioneel niet onbegrijpelijk. Instituties worden door actoren gevormd, en het handelen van deze actoren wordt voor een deel bepaald door de 32 Steven Tolliday, ‘The origins of Ford of Europe: from multidomestic to ervaring of interpretatie van gebeurtenissen in transnational corporation, 1903-1976’, in: Hubert Bonin, Yannick Lung en hun omgeving. Individuele actoren als zoals Steven Tolliday ed., Ford, 1903-2003: The European history I (Paris 2003) 153-241, aldaar 153-154, 165, 171, 227. politici, bestuurders of managers of bedrijven 33 Karel Davids, ‘Familiebedrijven, familisme en individualisering. Een hebben waarschijnlijk op grond van hun in- bijdrage aan de theorievorming’, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift 24 drukken van de oorlog bepaalde beslissingen (1997) 527-554, aldaar 534-538, 544-545; Doreen Arnoldus, Family, family firm and strategy. Six Dutch family firms in the food industry 1880-1970 genomen die het institutionele kader van de (Amsterdam 2002) hoofdstuk 5. economische ontwikkeling veranderden, bij- 34 Nick von Tunzelman, ‘Technological systems and comparative systems of voorbeeld door afspraken te maken over eco- innovation: From historical performance to future policy guidelines’, in: Paul A. David en Mark Thomas ed., The economic future in historical per- nomische samenwerking of een wijziging in spective (Oxford 2003) 167-195, aldaar 179, Kendall E. Bailes, Technology de structuur van een bedrijf door te voeren. and society under Lenin and Stalin. Origins if the Soviet technical intel- ligentsia, 1917-1941 (Princeton 1978); Ronald Amann, ‘Technical progress Maar de economische ontwikkeling wordt and Soviet economic development: Setting the scene’, in: Ronald Amann ook door factoren beïnvloed waar individu- en Julian Cooper ed., Technical progress and Soviet economic development ele actoren geen invloed op kunnen uitoefe- (Oxford 1986) 5-30, aldaar 17-20; Asif Siddiqi, ‘The rockets’ red glare. Tech- nology, conflict, and terror in the Soviet Union’, Technology and Culture nen of zelfs helemaal geen weet van hebben. 44 (2003) 470-501, met name 501; Jasper Faber, Kennisverwerving in de Veranderingen in de export van goederen of Nederlandse industrie 1870-1970 (Amsterdam 2001) 49-60; Dick van Lente en Johan Schot, ‘Techniek als politiek: ingenieurs en de vormgeving van kapitaal, in de productiviteit, in de techniek de Nederlandse samenleving’, in: Techniek in Nederland in de twintigste of in consumptiepatronen worden weliswaar eeuw VII (Zutphen 2003) 197-231, met name 214-217. door mensen tot stand gebracht en tot op 35 Martin Kohlrausch, ‘Technologische Innovation und transnationale Net- zwerke: Europa zwischen den Weltkriegen’, Journal of Modern European zekere hoogte zelfs door een ‘zichtbare hand’ History 6 (2008) 181-195; Johan Schot en Vincent Lagendijk, ‘Technocratic gestuurd, maar ze zijn voor een belangrijk internationalism in the Interwar Years: Building Europe on motorways deel afhankelijk van structurele ontwikkelin- and electricity networks’, Journal of Modern European History 6 (2008) 196-217. gen die niet door individuele actoren kunnen

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 De Tweede Wereldoorlog: een breuk in de economische ontwikkeling in de wereld? 475 worden bepaald. Om het bekende antwoord van de Britse premier Harold Macmillan op de vraag van een journalist wat hij voor zijn regering het meest vreesde te variëren: ‘Struc- tures, dear boy, structures’. Structurele ontwikkelingen hebben een eigen dynamiek, die niet per se samenvalt met de gebeurtenissen die een centrale plaats in- nemen in de collectieve beleving en herinne- ring. In de economische ontwikkeling van de twintigste eeuw blijkt de Tweede Wereldoor- log geen belangrijk breukpunt te zijn geweest. De voornaamste omslagpunten lagen ervóór en erna, namelijk rond de Eerste Wereldoor- log en de jaren dertig en in de jaren zeventig en tachtig. Wie de economische ontwikkeling van de vorige eeuw wil begrijpen, zal het ant- woord niet vinden in de catastrofale gebeurte- nissen tussen 1939 en 1945.

Prof. dr. Karel Davids is hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amster- dam. Hij publiceerde onlangs (met Greta Devos en Patrick Pasture), Changing Liaisons. The Dynamics of Social Partnership in 20th Century West-European Democracies (Brussel 2008).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 464-475 476

Repatriëring van Japanse krijgsgevangenen uit Nederlands-Indië, midden-1946. Bron: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, beeldbank WO2 477 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing

Remco Raben

De Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie vormen een voerd om verdedigingswerken aan te leggen.2 Er is verder niets over ze bekend dan een en- scharnierpunt in de migratiegeschiedenis van Indonesië, kele verwijzing naar hun bestaan. Ze waren een tijdlang door de repatriëringsinstanties met gevolgen voor uiteenlopende delen van de wereld. Na over het hoofd gezien. Niet dat die vervolgens veel hebben kunnen betekenen, want de Java- de Japanse inval in januari 1942 kwam er een einde aan nen op de Andamanen weigerden huiswaarts te keren in Nederlandse boten. Inmiddels was het Nederlandse gezag in de gehele archipel. De oorlog en op Java de onafhankelijke Indonesische Repu- bliek uitgeroepen, hetgeen deze oud-romusha dekolonisatie brachten grote aantallen mensen op de been. kennelijk ter ore was gekomen; Nederland was de vijand geworden. Voor de repatriëringsin- Niet alleen Nederlanders raakten op drift. Veel grotere stanties betekende dat één kopzorg minder: de mannen werden van de lijst geschrapt en aantallen Indonesiërs kwamen ver van huis terecht, van daarmee was het probleem administratief op- gelost. de Andamanen tot de Solomon-eilanden. Maar de oorlog Dit kleine residu van de wereldgeschie- denis is kenmerkend voor de gebeurtenissen bracht nog meer teweeg: de vooroorlogse migratie kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost- Azië. Honderdduizenden mensen zijn daar ten einde en er ontstonden geheel nieuwe patronen van over grote afstanden versleept, en zij zijn niet zelden nooit meer op hun plaats van vertrek mobiliteit in de regio. teruggekeerd. Oorlog veroorzaakt verhuizing, ontheemding, vluchtelingenstromen en al- lerlei andere vormen van verplaatsing. Toch wordt een oorlogsperiode zelden vanuit het gezichtspunt van migratie bekeken. Tallozen raken op drift, met alle gevolgen van dien voor De Andamanen hebben een ellendige oor- hun persoonlijke leven, maar ook voor de om- logstijd gehad: liggend aan de uiterste west- ringende samenlevingen. Niet alleen vanwege grens van het door Japan bezette gebied in zijn internationale politieke dimensies is de de Tweede Wereldoorlog, midden in de Golf Tweede Wereldoorlog een mondiale gebeur- van Bengalen, werd de bevolking het slachtof- tenis; juist door de enorme verplaatsingen van fer van instortende handel, gebrekkige rant- mensen die het conflict teweegbracht, zijn er soenering, een streng bezettingsregime en nieuwe internationale verbanden en migratie- dwangarbeid.1 Voor de aanleg van militaire patronen ontstaan. werken werden ook buitenlandse arbeiders naar de dunbevolkte eilanden gebracht. Na 1 Tilak Raj Sareen, Sharing the blame. Subhash Chandra Bose and the Japa- de Japanse capitulatie werden er 600 Javaanse nese occupation of the Andamans, 1942-1945 (Delhi 2002). 2 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Indische koeliearbeiders aangetroffen, de overlevenden Collectie, inv.nr. 005.717; Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama. van een onbekend aantal romusha (arbeiders Opvang en repatriëring van romusha na de Japanse capitulatie’ in: Elly Touwen-Bouwsma en Petra Groen ed., Tussen banzai en bersiap. De van het Japanse leger) die tijdens de Tweede afwikkeling van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië (Den Haag Wereldoorlog naar de Andamanen waren ge- 1996) 73-94, aldaar 82.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 478 Remco Raben In de volgende bladzijden wil ik de con- het lot van gemobiliseerden, vluchtelingen, touren schetsen van de mobiliteit in Indone- dwangarbeiders wordt doorgaans als een Eu- sië, met zijdelingse observaties over de omrin- ropese ervaring beschreven. Dat geldt des te gende landen, rond de Tweede Wereldoorlog. meer voor wat er na de Japanse capitulatie Het betreft een verkenning van de dynamiek plaatsvond: de geschiedenis van repatriëring is van beweging en migratie. Hierdoor kunnen een bijna unaniem Nederlands verhaal geble- we meer te weten komen over de invloed van ven. Maar deze bewegingen zijn een integraal de oorlog en dekolonisatie op de sociale ont- onderdeel van een veel bredere ontwikkeling wikkelingen in Indonesië en de krachten ach- waarbij ook grote aantallen mensen uit andere ter de verschillende vormen van mobiliteit. bevolkingsgroepen betrokken raakten. Voor een goed begrip van de betekenis van Demografisch cijferwerk wordt sterk be- deze episode op de mobiliteit in de regio is in lemmerd door de schaarste aan en versnip- de eerste plaats een langetermijnperspectief pering van gegevens. De laatste volkstelling noodzakelijk. De Tweede Wereldoorlog was voor de oorlog vond in 1930 plaats, de eerste niet alleen een periode van grootscheepse naoorlogse pas in 1961. De registratie van zo- ontworteling en verplaatsing maar markeerde wel internationale als binnenlandse migratie ook een aantal cruciale verschuivingen in mo- kwam na de Japanse inval zo goed als stil te biliteit en migratiepatronen in en om Indo- liggen. Officieel moesten geboorte, sterfte en nesië. Bovendien is de Tweede Wereldoorlog verplaatsing aan het dorps- of wijkhoofd wor- in Indonesië moeilijk te scheiden van het hele den aangegeven, maar dat gebeurde zeker niet complex van gebeurtenissen rond de dekolo- altijd. In de Nederlandse tijd was het gebrui- nisatie en het ontstaan van de nieuwe staten. kelijk dat dergelijke gegevens aan het Centraal De periode tussen 1940 en 1950 is een essen- Kantoor van de Statistiek werden doorgege- tiële schakel in een langgerekte transitieperi- ven, maar na 1942 gebeurde dat niet meer.3 ode van modernisering, koloniale losmaking Het zal daarom onmogelijk zijn om de volks- en definitie van de natie. Deze ontwikkelingen bewegingen in precieze cijfers aan te geven. hebben niet alleen enorme aantallen mensen op drift gebracht, maar ook bestaande patro- nen van mobiliteit radicaal veranderd. Mobilisaties Ten tweede is de dynamiek van de ver- Het uitbreken van de Tweede Wereldoor- plaatsingen slechts in een wereldhistorisch log in Zuidoost-Azië in december 1941 be- perspectief te begrijpen. De Tweede Wereld- tekende het einde van de bestaande orde in oorlog heeft de relatie tussen verschillende de- Nederlands-Indië. Zelden zal een gebeurte- len van de wereld fundamenteel gewijzigd. Dit nis in de wereldgeschiedenis zo’n onmiddel- was heel duidelijk het geval in Zuidoost-Azië, lijk en blijvend effect hebben gehad. In enkele waar de Tweede Wereldoorlog de Europese maanden tijd viel het koloniale gezag geheel hegemonie brak en de losmaking van de ko- in duigen. De internationale positie van Indië, loniën inluidde. Migratiestromen tussen het en de gehele regio, veranderde radicaal. Door gebied en andere regio’s – Europa natuurlijk, de Japanse bezetting raakte Nederlands-Indië maar net zo goed ook Oost-Azië, het Midden- afgesneden van de markten in het Westen en Oosten en Australië – werden door de oorlog werden de relaties met de Europese mogend- en zijn nasleep diepgaand beïnvloed, zo niet heden verbroken. structureel veranderd. Ook de migratie die de Voor de migratiebewegingen in de regio oorlog veroorzaakte. had de Japanse inval ook grote gevolgen. Het eanen niet geïsoleerd worden gezien. migratiecircuit tussen Europa en de Europese De geschiedschrijving van de oorlogsmigra- koloniën in Zuidoost-Azië was met de Duitse ties is doorgaans sterk westers georiënteerd: bezetting van West-Europa in mei 1940 al verstoord, maar kwam nu geheel stil te lig- gen. In de laatste jaren voor de oorlog was de 3 Pierre van der Eng, ‘Bridging a gap: a reconstruction of population pat- immigratie uit Nederland gestegen tot bijna terns in Indonesia, 1930-61’, Asian studies review 26, 4 (December 2002) 487-509; E.A. van de Graaff, De statistiek in Indonesië (‘s-Gravenhage/ 20.000 per jaar, maar daar kwam een abrupt Bandung 1955) 166. einde aan.4 De economieën hadden zwaar te 4 Ulbe Bosma, ‘Sailing through Suez from the South: The emergence of an Indies-Dutch migration circuit, 1815-1940’, International Migration Review lijden onder de bezetting, waardoor vooroor- 41, 2 (2007) 511-536, aldaar 529. logse vormen van binnenlandse en internati-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 479 onale arbeidsmigratie verstoord raakten. Ook Japanse notitie uit 1946 noemt een aantal van andere vormen van migratie werden abrupt 294.100 Javaanse arbeiders die buiten hun een halt toegeroepen. Een voorbeeld is dat van geboorte-eiland werden tewerkgesteld.6 On- de hadji’s, de pelgrimsreizigers naar Mekka. geveer drie kwart van hen – 225.100 – kwam Op het hoogtepunt, nog voor de mondiale de- volgens deze bron in de Buitengewesten te- pressie in de jaren 1920, gingen jaarlijks een recht en ongeveer 69.000 buiten het grond- kleine 25.000 tot 30.000 moslims uit Neder- gebied van het vroegere Nederlands-Indië, lands-Indië op bedevaart. Die beweging kwam vooral in Singapore, op Brits-Borneo en aan in 1942 geheel stil te liggen. Dat gold ook voor de Birma-spoorweg. Binnen de archipel wer- studenten die voor de oorlog in kleine aantal- den verreweg de meeste romusha naar Suma- len naar Europa en Caïro trokken. De Japanse tra vervoerd, vooral naar de Pekanbaru spoor- bezetting betekende dus in veel opzichten een lijn, en in mindere mate naar Zuid-Celebes rem op de mobiliteit en een inkrimping van de en Zuid-Borneo. Onder deze cijfers vallen horizonten. vermoedelijk ook de heiho (hulpsoldaten), die Maar de Tweede Wereldoorlog in Zuid- arbeidsdiensten verschaften aan het Japanse oost-Azië heeft ook een grote mobiliteit te- leger te velde en in allerlei operaties ver bui- weeggebracht, in de vorm van gedwongen, ge- ten de Indonesische archipel zijn ingezet, van reguleerde en ongecontroleerde migratie, van Birma tot de Solomon-eilanden.7 vluchtelingen, arbeiders en gedeporteerden. Henk Hovinga heeft uitgerekend dat Oorlogsreizigers waren er in Zuidoost-Azië in slechts 25 % van de verscheepte Javaanse ro- een ongelofelijke variëteit: niet alleen Japanse musha de tewerkstelling heeft overleefd.8 Dit militairen en civiele ambtenaren die het bezet- cijfer deed ook vlak na de oorlog al de ronde en tingsregime vormden, maar ook krijgsgevan- is kennelijk afkomstig van de organisaties die genen, burgergeïnterneerden, dwangarbeiders de arbeiders moesten opsporen en naar huis en vluchtelingen. De historisch meest zichtba- brengen. Over dit aantal is echter geen enkele re groep is die van de Europese gevangenen. In zekerheid te verkrijgen. Het lijkt erop dat veel Nederlands-Indië waren er in begin 1942 on- arbeiders na de capitulatie op eigen houtje de geveer 305.000 Europese inwoners.5 Van hen tocht naar huis hebben ondernomen. Anderen werden er ongeveer 100.000 geïnterneerd en zijn in de buurt van hun tewerkstellingsplaats 42.000 krijgsgevangen gemaakt. Na de eerste gebleven, waar ze recent nog konden worden voorlopige internering in de tweede helft van aangetroffen.9 1942 en begin 1943, werden de Europese bur- De Javaanse romusha die buiten hun eiland gers in steeds grotere kampen geconcentreerd zijn vervoerd hebben de meeste aandacht ge- en over grote afstanden vervoerd. Dat gold kregen, als een Indonesisch equivalent van de nog sterker voor de krijgsgevangenen, van wie Europese krijgsgevangenen. In werkelijkheid velen als dwangarbeiders werden ingezet. vormen zij slechts een klein onderdeel van de Opvallend is dat de geschiedenis van de algehele arbeidsmobilisatie en verplaatsing in verschillende groepen vaak zo geïsoleerd zijn de archipel, en van de aantallen arbeiders die beschreven, terwijl hun lot vaak door dezelfde op Java zijn geronseld. De meesten werden op oorzaken en motieven werd bepaald. Zo zijn het eiland zelf ingezet. De Japanse historici de lotgevallen van de krijgsgevangenen slechts te begrijpen in de context van andere vormen

van arbeidsmobilisatie. De meeste arbeidsmi- 5 De demografische geschiedenis van de Indische Nederlanders. Nederlands granten waren immers Indonesiërs, door de Interdisciplinair Demografisch Instituut rapport 64 (Den Haag 2002) Japanse autoriteiten geronseld om te werken 32; zie ook Evert van Imhoff en Gijs Beets, ‘A demographic history of the Indo-Dutch population, 1930-2001’, Journal of population research 21, 1 aan publieke projecten, in fabrieken en in de (2004) 47-72, aldaar 55. landbouw. De meeste Indonesiërs werden in 6 ‘The number of native labourers who sent out from Java’, z.d.[1946], Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Indische de eigen regio aan het werk gezet, maar een Collectie, inv.nr. 005.709; zie Remco Raben, ‘Indonesian romusha and groot aantal werd overzee naar dunbevolkte coolies under naval administration. The eastern archipelago, 1942-45’ gebieden gestuurd waar de Japanse strijd- in: Paul H. Kratoska ed., Asian labor in the wartime Japanese empire. Unknown histories (Armonk/Londen 2005) 197-212, aldaar 209. krachten grote projecten uitvoerden: de mij- 7 Kaori Maekawa, ‘The heiho during the Japanese occupation of Indonesia’ nen en industrieën op Borneo en Celebes en in: Kratoska ed., Asian labor, 179-196. 8 Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, 74. de spoorlijnen in Zuid-Celebes en Sumatra. 9 Aiko Kurasawa, Mobilisasi dan kontrol. Studi tentang perubahan sosial di De meeste arbeiders kwamen van Java. Een pedesaan Jawa 1942-1945 (Jakarta 1993) 184.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 480 Remco Raben Aiko Kurasawa en Sato Shigeru hebben ooit In het uitgestrekte Japanse machtsgebied berekend dat 10 à 12 miljoen Javaanse man- kregen de arbeidsmigraties een sterke interna- nen tewerk zijn gesteld, sommigen ver van tionale component. Tienduizenden dwangar- huis, sommigen dichtbij.10 Op een totale be- beiders en romusha werden buiten de grenzen volking van ongeveer 50 miljoen, betreft het van Nederlands-Indië gestuurd, naar Birma, aantal tewerkgestelden bijna de gehele gezon- Siam, Japan, zelfs de Andamanen. Zij maakten de mannelijke bevolking van 15 tot 40 jaar. deel uit van de miljoenen arbeiders die Japan Bij nadere beschouwing was de situatie mobiliseerde en buiten het eigen land tewerk- buiten Java niet anders. Ook in de andere ei- stelde. Zo werden er in de oorlog 1,2 miljoen landen werd het grootste gedeelte van de man- Koreanen onder dwang in Japan ingezet, en nelijke bevolking als arbeider geronseld en in werkten er naar schatting ruim 180.000 Azia­ de buurt van hun woonplaats aan het werk tische arbeiders uit omringende landen aan de gezet. Maar ook daar werden duizenden ar- spoorlijn tussen Birma en Siam, naast bijna beiders naar elders verscheept.11 Met uitzon- 62.000 westerse krijgsgevangenen.12 dering van gebieden waar het Japanse gezag In het arbeidssysteem van het Japanse ge- niet stevig was gevestigd en de bezetting klein zag vormden de Europese (en Australische) bleef, zoals in de binnenlanden van Borneo, krijgsgevangenen een aanvulling op de andere werden overal mannen stelselmatig geronseld beschikbare arbeid. Slechts bij zeer arbeids- voor arbeidsdiensten. intensieve projecten in volkarme gebieden Hoewel het patroon op het eerste gezicht werden westerse krijgsgevangenen ingezet. willekeurig lijkt, is er een duidelijk systeem in Dat was het geval in de oostelijke archipel, te ontwaren. In principe ronselden de Japan- achter de frontlinies, waar vliegvelden aange- ners hun arbeiders lokaal. Dat kwam overeen legd moesten worden, zoals op Flores en in de met de principes van economische autarkie die Molukken. In Midden-Sumatra werden 5.500 in Tokio voor de bezette gebieden had gefor- Europese krijgsgevangenen aan de aanleg muleerd. Pas als de projecten de inzet van de van een 220 kilometer lange spoorlijn tussen lokale arbeidskrachten te boven gingen, zoch- Pekanbaru en Muara tewerkgesteld, en aan de ten Japanse autoriteiten aanvulling van elders. Birma-Siam spoorlijn 18.000. Na voltooiing Dat gebeurde ook bij de grote infrastructurele van die spoorlijn werden veel krijgsgevange- en defensieprojecten, die zoveel werk vereisten nen naar Singapore, Indochina en Japan ge- dat er geconcentreerde aanvoer van arbeiders transporteerd. nodig was. Arbeidskrachten werden dus van De dwangarbeiders en heiho vormden de dicht- naar dunbevolkte gebieden vervoerd. grootste groepen internationale migranten in Zodra de lokale arbeidsreservoirs uitgeput oorlogstijd. Daarnaast was er een grote groep raakte, werden mannen uit andere streken en Indonesische vluchtelingen en evacués in Aus- eilanden gehaald. In veel gevallen waren dat tralië, ongeveer 5.000, en een dun stroompje gebieden waar ook al voor de oorlog een ar- van vermoedelijk 81 Indonesische studenten beidsreservoir bestond – Java natuurlijk, maar die in 1943 en 1944 in Japan studeerden on- ook de Sangihe- en Talaudeilanden ten noor- der het Nantoku-programma voor Overzeese den van Celebes. Studenten uit de Zuidelijke Gebieden.13 De Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer die de Japanse regering tot stand wilde brengen heeft 10 Shigeru Sato, War, nationalism and peasants. Java under the Japanese oc- cupation 1942-1945 (St Leonards 1994) 156-158; Kurasawa, Mobilisasi dan echter weinig uitwisseling tussen de verschil- kontrol, 174. lende delen van de Japanse invloedssfeer tot 11 Remco Raben, ‘Arbeid voor Groot-Azië. Indonesische koelies in de Buiten- stand gebracht. De internationale migratie gewesten, 1942-1945’ in: Oorlogsdocumentatie ‘40-’45. Negende jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam/Zutphen bleef grotendeels beperkt tot de overkomst 1998) 81-111. van Japanse militairen en civiele ambtenaren 12 Naitou Hisako, ‘Korean forced labor in Japan’s wartime empire’ in: Kra- toska ed., Asian labor, 90-98, aldaar 98. en de arbeidstransporten van Indonesiërs en 13 Jan Lingard, Refugees and rebels: Indonesian exiles in wartime Australia Europeanen. (Melbourne 2008); Ken’ichi Goto, ‘Indonesian students in Japan during De richtlijnen voor de bezetting van Zuid- World War II’ in: Idem, Tensions of empire. Japan and Southeast Asia in the colonial and postcolonial world (Athens/Singapore 2003) 149-170, aldaar oost-Azië die in december 1941 in Tokio wa- 155. ren opgesteld, hadden als doel gesteld dat de 14 ‘Outline of economic policies for the Southern areas’ in: Harry J. Benda, James K. Irikura en Koichi Kishi ed., Japanese military administration in verschillende regio’s binnen de Japanse sfeer 14 Indonesia: selected documents (New Haven 1965) 17-25. autarkisch moesten worden. Dit had een

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 481

Indonesische studenten in de landbouwschool in Gifu, Honshu, Japan, zomer 1944. Bron: particuliere collectie

sterke fragmentatie tot gevolg, hetgeen ook tot langzaam bezonken. De oorlog had mensen uiting kwam in de bestuurlijke opdeling van op drift doen raken: dwangarbeiders, gevan- de Indonesische archipel. Naast de onmisken- genen, vluchtelingen, die allen na de Japanse bare verbreding van het bewustzijn betekende capitulatie oude of nieuwe heenkomens zoch- de bezetting ook een beperking van de mobi- ten. Terugkeer naar een geordende samenle- liteit tussen de eilanden. Daar staat tegenover ving was voor velen onmogelijk, omdat direct dat de Japanse bezetting een enorme interne na de Japanse capitulatie de revolutie uitbrak migratie teweeg heeft gebracht, die zich vooral in Indonesië. op de steden concentreerde. Voor veel jonge- De naoorlogse gezaghebbers hadden te ren bood de bezetting kansen op een baan bij maken met een veelvoud aan groepen die de overheid of in het culturele leven; voor an- door de oorlog verspreid waren geraakt. Een deren waren de steden een toevluchtsoord om majeur probleem was de repatriëring van de aan de economische misère op het platteland Japanse militairen en civiel personeel die bij en aan de arbeidsmobilisatie te ontkomen. de plotselinge capitulatie van Japan op 15 au- gustus 1945 op Indisch grondgebied waren. Dat waren er ongeveer 300.000: ruim 70.000 Herordening op Sumatra, iets minder op Java en 170.000 Na de oorlog waren de massale verplaatsingen op de andere eilanden (het gebied dat onder nog niet voorbij, integendeel. Het duurde nog het gezag van de marine had gestaan).15 Zo- lang voordat de eenmaal opgeschudde bevol- lang de geallieerde troepen niet waren gearri- king tot bedaren kwam. Zuidoost-Azië was veerd, bleef het Japanse gezag verantwoorde- een sneeuwdoosje waarin de vlokken slechts lijk voor de dagelijkse orde. Na de komst van

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 482 Remco Raben de detachementen van SEAC (South East te nemen. In Oost-Azië, dat onder Ameri- Asia Command), gingen de Japanners op de kaans toezicht stond werd de terugkeer van meeste plaatsen over tot zelfinternering. Hun gevangenen snel geregeld, maar in het gebied kampen werden niet of nauwelijks bewaakt; dat onder bevel viel van het Britse South East zij hielden zichzelf in leven met de grote voor- Asia Command, ging het transport veel tra- raden die zij eerder hadden aangelegd, en door ger. Er was gebrek aan schepen en volgens de tuinbouw en visvangst. Nederlanders ook aan goede wil bij de Brit- In 1946 werd begonnen met de repatrië- ten om de repatriëring van de Nederlanders ring. De eerste evacuaties vonden in mei van te bespoedigen. De laatste Nederlandse ex- dat jaar plaats onder de naam van operatie krijgsgevangenen werden pas in mei 1946 uit Nipoff. De meeste Japanners werden medio Singapore gehaald.17 Uit de opvangkampen in 1946 verscheept. Zo’n 14.000 Japanse solda- Siam vertrokken de laatste Nederlanders zelfs ten bleven achter: duizend van hen werden pas in augustus 1947. De vertraging was mede verdacht van oorlogsmisdaden en moesten te- te wijten aan de wens om eerst de families te rechtstaan voor de temporaire krijgsraden; de verenigen en daarna passend vervoer te rege- overige 13.000 soldaten werkten als koelies in len naar Nederlands-Indië of naar Nederland. de havens. De laatste werden pas in mei 1947 Enkele tientallen Nederlanders bleven overi- gerepatrieerd.16 gens uit vrije wil in Siam achter met hun al- Tegenover het vertrek van de Japanners daar gevonden bruiden.18 stond het terugbrengen van Nederlanders en De georganiseerde terugkeer van de Indo- Indonesiërs uit hun ballingsoorden binnen nesische arbeiders kwam veel later op gang, en buiten de archipel. Voor de hoofdzakelijk omdat geallieerde inspanningen zich allereerst Europese en Australische krijgsgevangenen op de Europese gevangenen richtte, maar ook en burgergeïnterneerden werd in februari omdat veel arbeiders op eigen houtje probeer- 1945 de RAPWI (Recovery of Allied Priso- den te reizen. Tegenwerking van de Republiek ners of War and Internees) opgericht; voor de maakten vooral de organisatie van de repatri- romusha en heiho uit Nederlands-Indië was er ëring op Sumatra en Java erg moeilijk. Slechts sinds november 1945 de NEBUDORI (Ne- een klein gedeelte van de romusha keerden derlandsch Bureau voor Documentatie en met de officiële transporten huiswaarts. Ve- Repatrieering van Indonesiërs) en CEBREJA len bleven achter, waar ze vaak in dienst van (Centraal Bureau voor Repatrieering van Ja- de Nederlands-Indische overheid kwamen vanen). De repatriëring van verschillende te werken, soms zelfs aan dezelfde projecten verspreide groepen kwam pas geleidelijk op waar zij onder de Japanners hadden gewerkt, gang omdat de Nederlands-Indische overheid zij het tegen betere voeding en betaling. In kampte met grote capaciteitsproblemen. Er Makassar werden rondzwervende ex-romusha was weinig personeel en materieel beschik- als huisbedienden in dienst genomen door baar om de oorlogsdiaspora in kaart te bren- terugkerende Nederlanders.19 In Surabaya gen en het transport snel en effectief ter hand werden ex-romusha geronseld om een veldpo- litiekorps te vormen.20 In april 1947 stopten de remigratietransporten.21 15 Bart van Poelgeest, ‘Figuranten op het Indische toneel. De Japanners in Nederlands-Indië 1946-1949’ in: Touwen-Bouwsma en Groen ed., Tussen De repatriëring van groepen Nederlan- banzai en bersiap, 95-107, aldaar 96. ders, Indonesiërs en Japanners raakte al snel 16 Ibidem, 100-103. 17 Petra Groen, ‘Prisoners of war, prisoners of peace. De opvang en repa- vervlochten met de dekolonisatieoorlog in In- triëring van de krijgsgevangenen van het KNIL, augustus 1945-augustus donesië. Ongeveer 46.000 Nederlanders die 1946’ in: Touwen-Bouwsma en Groen ed., Tussen banzai en bersiap, 43-58, zich in het Republikeinse gebied bevonden, aldaar 57. 18 Arno Ooms, ‘Impressions of Siam – the Dutch in Siam, 1942-1946’ in: werden aldaar door de Republiek geïnter- Proceedings of the international symposium ‘Crossroads of Thai and Dutch neerd22; oud-krijgsgevangenen werden onder history’ (Bangkok 2007) 321-365, aldaar 351. 19 ‘Brieven uit Zuid-Celebes, typoscript van H.E. Meijer, Nationaal Archief, de wapens geroepen om tegen de Republiek Den Haag, Collectie Documentatiebureau voor Overzees Recht, inv.nr. 61. te vechten; 150.000 nieuwe militairen en nog 20 Kantoor voor Bevolkingszaken, ‘Kort verslag betreffende de ontwikke- enkele duizenden beambten kwamen uit Ne- ling van de bestuursorganisatie’, 23 augustus 1946, Nationaal Archief, Den Haag, Archief van de Procureur-generaal bij het Hooggerechtshof derland voor de strijd tegen de opstandelin- Nederlands-Indië 1945-1950, inv.nr. 1135. gen en de wederopbouw van de kolonie. Door 21 Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, 94. 22 Mary C. van Delden, De republikeinse kampen in Nederlands-Indië, oktober de revolutie werden huizen onbereikbaar en 1945-mei 1947. Orde in de chaos? (Kockengen 2007) 391. in oorlogsgebieden kwamen nieuwe evacua-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 483 tie- en vluchtelingenstromen op gang. De ont- was mogelijk door een sterk geïntegreerde ar- heemden waren vooral Chinezen en (Indo-) beidsmarkt in Azië. Door die integratie bleef Europeanen, maar ook de Indonesische bevol- de aanvoer op peil en bleef de druk op de lo- king ontvluchtte het platteland op zoek naar nen laag.24 veiligheid en inkomsten.23 In 1881 waren er al ruim 22.000 arbeiders Het duurde jaren voordat de honderd- op de plantages; twintig jaar later waren dat er duizenden mensen die door de oorlog en de bijna 100.000.25 Op het hoogtepunt aan het revolutie verspreid waren geraakt weer een einde van de jaren 1920 waren dit er meer dan thuis hadden gevonden – in veel gevallen op 300.000. Daar kwamen nog ongeveer 230.000 een heel andere plek dan die van vertrek. De koelies bij op andere plaatsen in Nederlands- oorlog had de koersen van duizenden mensen, Indië, vooral in de tinmijnen op Bangka en vooral mannen, verlegd. Het probleem van de Belitung (Billiton), de olie in Palembang opvang en repatriëring na de Tweede Wereld- en Zuidoost-Borneo, en de kolenmijnen in oorlog laat zien hoe wijd de tentakels van het West-Sumatra.26 Aangezien koeliecontracten conflict strekten en hoezeer het nieuwe reali- een beperkte looptijd hadden – doorgaans teiten had geschapen. Het laat ook zien hoe drie jaar voor de koelies die onder de Koelie sterk de ervaringen van de verschillende be- Ordonnantie werden geworven, één jaar voor volkingsgroepen vervlochten waren. ‘vrije’ koelies – waren de aantallen koelies die elk jaar aangevoerd moesten worden enorm. Omdat gegevens over contractduur en verlen- Het einde van de koloniale arbeidsmigratie ging niet compleet zijn, is een precieze schat- De Japanse bezettingstijd bracht niet alleen ting niet te maken. Maar uitgaande van een op grote schaal ontworteling teweeg, maar be- contracttermijn van gemiddeld enkele jaren ïnvloedde ook op de langere termijn de migra- moeten in de periode 1870-1942 enkele mil- tie en mobiliteit; in veel opzichten vormde de joenen koelies de gang naar de ondernemin- oorlog een scherpe breuk en was hij de opmaat gen hebben gemaakt. Dit had een enorm ef- tot nieuwe patronen. De belangrijkste gevol- fect op de bevolking in Oost-Sumatra: tussen gen betroffen de stopzetting van de laatkolo- 1900 en 1930 steeg het aantal inwoners er van niale arbeidsmigratie en de afbakening van de 300.000 tot een kleine 1,5 miljoen.27 eigen nationale identiteit, wat resulteerde in Een ander kenmerk van deze periode was de uitzetting en vlucht van niet-inheemse be- dat de koloniale overheid zich actief opstelde volkingsgroepen. Daarnaast waren er enkele in de regulering van de arbeidsaanvoer van andere grootschalige migratiebewegingen die arbeid. De Indische regering had in 1880 de weliswaar niet door de oorlog en de dekoloni- Koelie Ordonnantie uitgevaardigd, die plan- satie zijn veroorzaakt maar er wel sterk door ters de bevoegdheid gaf om contractkoelies zijn beïnvloed. onder dwang op de ondernemingen te houden. Bovenal markeerde de oorlog het einde Het Nederlandse bestuur over Indië werd ge- van de elastische arbeidstoevoer die de laatko- tekend door een sterke vervlechting van over- loniale plantage-economie had gekenmerkt. heid en bedrijfsleven, waarbij ondernemers- In de laatste decennia van de negentiende organisaties grote invloed uitoefenden op het eeuw ontwikkelden zich grote economische beleid van de overheid. De repressieve Koelie complexen op Sumatra en Borneo. Tegelijk Ordonnantie kon ondanks protesten ook zo voltrok hiermee een verschuiving van het eco- nomische zwaartepunt in Nederlands-Indië van Java naar de Buitengewesten. Vanaf de 23 Zie bijvoorbeeld: Stuart Pearson, Bittersweet. The memoir of a Chinese Indonesian family in the twentieth century (Athens 2008) 96. jaren 1860 vestigden Europese ondernemers 24 Zie voor Birma, Malaya en Thailand: Gregg Huff en Giovanni Caggiano, zich aan Sumatra’s Oostkust, waar zij grote ‘Globalization, immigration, and Lewisian elastic labor in pre-World War II Southeast Asia’, The Journal of Economic History 67, 1 (maart 2007) 33- stukken grond in gebruik namen voor de ta- 68. baksteelt en later rubberproductie. Voor deze 25 Jan Breman, Koelies, planters en koloniale politiek. Het arbeidsregime op plantages was de aanvoer van goedkope onge- de grootlandbouwondernemingen aan Sumatra’s Oostkust in het begin van de twintigste eeuw (3e herziene druk; Leiden 1992) 84. schoolde arbeid essentieel, eerst uit China, na 26 Vincent J. Houben, J. Thomas Lindblad e.a., Coolie labour in colonial 1900 steeds meer uit Java. De enorme mobili- Indonesia. A study of labour relations in the Outer Islands c.1900-1940 (Wiesbaden 1999) 51-52, 81, 101. teit van arbeiders ten behoeve van de nieuwe 27 Vincent J. Houben, ‘Introduction: The coolie system in colonial Indonesia’ plantages en industrieën in de Buitengewesten in: Houben en Lindblad e.a., Coolie labour, 1-23, aldaar 4.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 484 Remco Raben

Een Europese vrouw controleert de baby’s van de koelievrouwen op een tabaksonderneming in de Oostkust van Sumatra, jaren 1930. Bron: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumenta- tie, beeldbank WO2

lang in werking blijven door de steun van de aantal snel terugliep. In 1940, aan de voor- koloniale regering aan het bedrijfsleven.28 avond van de Japanse inval, zette het netto im- De koeliemigratie laat een paar duidelijke migratiesaldo zich om in een netto emigratie: verschuivingen zien. In de beginjaren wer- er vertrokken toen bijna 50.000 Chinezen, den vooral Chinese arbeiders uit het Maleise terwijl er ruim 36.000 binnenkwamen.29 Schiereiland gehaald. Al snel werden zij aan- De Japanse inval maakte een einde aan gevuld en overtroffen door aanvoer van koelies dit circuit van de arbeidsmigratie. Veel indus- uit Zuidoost-China. Na 1900 werden steeds trieën en ondernemingen kwamen stil te lig- meer koelies uit Java geronseld en vanaf 1910 gen. De Japanners concentreerden zich vooral liep het aantal Chinezen gestaag terug. In op de sectoren die voor de oorlogvoering van 1931 werd de Koelie Ordonnantie afgeschaft. belang waren. Veel arbeiders en stedelingen Om de overkomst van Chinese arbeiders ver- in Oost-Sumatra bezetten een stuk van de der te beperken werd de heffing op Chinese plantages en verbouwden er levensmidde- immigranten sterk verhoogd, waardoor hun len.30 Na de terugkeer van het Nederlandse gezag in 1947 werden de bedrijven weer in 28 Arjen Taselaar, De Nederlandse koloniale lobby. Ondernemers en de Indi- gebruik genomen, maar het rekruteringssys- sche politiek 1914-1940 (Leiden 1998) 260-300 en 508. teem van Javaanse koelies kon vanwege de re- 29 Statistical yearbook of Indonesia, 1959. 30 Karl J. Pelzer, Planters against peasants. The agrarian struggle in East volutie geen nieuw leven ingeblazen worden. Sumatra 1947-1958 (’s-Gravenhage 1982) 3-4. In 1951 en 1952 wisten de ondernemers nog

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 485 zo’n 25.000 Javaanse arbeiders aan te trekken, het uitbreken van de oorlog.34 Aanwijzingen in de jaren daarna kwamen er nog maar en- voor de betrouwbaarheid van dit cijfer zijn er kele duizenden koelies uit Java over.31 Elders echter niet. Ook andere steden op Java hebben bleken oude rekruteringsmethodes nog wel na 1941 een exponentiële groei doorgemaakt, te werken, zoals in de Ombilin kolenmijnen hetgeen erop duidt dat de steden volliepen in West-Sumatra, maar het aantal koelies met – hoofdzakelijk economische – vluch- daar bleef met zo’n 2.000 vrij beperkt.32 Het telingen uit de provincies.35 Hun aantal nam ziet ernaar uit dat de unieke combinatie van na de Japanse capitulatie nog toe. Zo werd vooroorlogse condities was weggevallen: een Jakarta eind 1945 overspoeld met duizen- sterke overheid die de contractarbeid sancti- den uitgemergelde dwangarbeiders die van- oneerde en ondersteunde, een wereldmarkt uit West-Java naar huis wilden keren en ook waar een explosieve behoefte ontstond voor elders bleven repatriërende romusha, heiho en de producten uit Sumatra en Borneo, zoals anderen steken omdat zij hun oorspronkelijke rubber, kolen en olie, en de beschikbaarheid woonplaats niet konden bereiken of omdat de van een bijna onuitputtelijk arbeidsreservoir. gewelddadigheden op het platteland terug- De Tweede Wereldoorlog vormde hierin een keer onwenselijk maakte. scherp breekpunt. De revolutie veroorzaakte grote vluchte- lingenstromen naar de steden, maar soms er ook vandaan. Sommige steden, zoals Sura- Urbanisatie baya, Bandung, Medan en Yogyakarta, wer- Naast de plantages en de ondernemingen, den korte tijd het toneel van strijd tussen de ontwikkelden de steden zich tot steeds ster- Nederlanders of Britten en de Indonesische kere magneten in de Indische samenleving. Republiek. De slag om Surabaya tussen de De trek naar de steden was in de negentiende republikeinen en Engelsen in november 1945 eeuw begonnen en nam vooral sinds de jaren bracht een stroom vluchtelingen op gang die 1920 in intensiteit toe. Een stad als Batavia aan het geweld trachtten te ontsnappen; de had in 1905 bijna 140.000 inwoners, 25 jaar Bandung Lautan Api (Oceaan van Vuur) in later al ruim 533.000. De tweede stad van maart 1946 was een gedwongen evacuatie Nederlands-Indië, Surabaya, had in 1905 een van de bevolking uit het gehele zuidelijke deel bevolking van 150.000, in 1930 342.000 men- van Bandung, waarna grote delen aan het sen.33 Dat waren misschien bescheiden cijfers vuur werden prijsgegeven. En ten tijde van de in vergelijking met wat er later zou gebeuren, Nederlandse politionele acties, in juli 1947 maar de groeipercentages besloegen toch al en december 1948, ontstonden grote vluch- enkele procenten per jaar. telingenstromen, zowel aan republikeinse als Hoewel de urbanisatie niet door oorlog Nederlandse kant. Batavia liep vol met ont- werd veroorzaakt, is de groei van de stedelijke heemden uit de omliggende gebieden, zoals bevolking tijdens de Japanse bezettingstijd de 15.000 Chinezen die in juni 1946 uit het plotseling versneld. Veel Indonesiërs vlucht- gebied ten westen van de stad naar Batavia ten naar de stad, om te ontkomen aan de mo- kwamen, op de vlucht voor de massaslachtin- bilisatie als romusha of aan de armoede. Ook gen in Tangerang.36 Maar ook Yogyakarta en (Indische) Nederlanders die op het platteland verbleven en niet voor internering in aanmer- 31 Ann Laura Stoler, Capitalism and confrontation in Sumatra’s plantation belt, 1870-1979 (New Haven/Londen 1985) 136-137. king kwamen, trokken naar de steden voor 32 Erwiza Erman, Membaranya Batubara. Konflik kelas dan etnik Ombilin- bescherming en onderdak bij familieleden. Sawahlunto, Sumatera Barat (1892-1996) (Depok 2005) 313. Hiermee zwollen de inwonertallen van de 33 H.W. Dick, Surabaya, city of work. A socioeconomic history, 1900-2000 (Athens 2002) 121. steden aan. Bevolkingscijfers uit deze periode 34 ‘Provisional proposals for reoccupation of Batavia’ van C.O. van der Plas, zijn uitermate schaars en moeilijk te verifië- 22 sept. 1945, in: S.L. van der Wal ed., Officiële Bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950 I (’s-Gravenhage 1971) ren, maar de beschikbare gegevens duiden op 152. een sterke trek naar de steden. Volgens een of- 35 Freek Colombijn, ‘Van bilik en steen. Ras en klasse in de Indonesische ficieel cijfer uit september 1945, ongetwijfeld stad’ in: Els Bogaerts en Remco Raben ed., Van Indië tot Indonesië (Amsterdam 2007) 49-64, aldaar 53; Van der Eng, ‘Population patterns in afkomstig van de Japanse autoriteiten, besloeg Indonesia’, 505. de bevolking van Jakarta 844.000 mensen. 36 ‘Rapport Korban Sakiter Tangerang dari tgl. 3/6-15/7-1946’, 17 juli 1946, Nationaal Archief, Den Haag, Archief Algemene Secretarie van de Dat waren er 250.000 meer dan vlak voor Nederlands-Indische Regering en de daarbij gedeponeerde Archieven, 1942-1950, inv.nr. 5520.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 486 Remco Raben andere steden in Midden-Java kregen stromen huisvestingsbureaus trachtten de situatie in de van duizenden vluchtelingen te verwerken na hand te houden en de beschikbare woonruim- de Nederlandse aanvallen.37 Een kleine pro- te strikt te verdelen – nog jarenlang moesten vinciestad als Jombang, ten westen van Su- verschillende gezinnen in één woning leven – rabaya, had in november 1947 ruim 30.000 bleek veel ruimte illegaal bezet te worden. In vluchtelingen binnen de muren.38 de armste regionen van de samenleving was er Sommige vluchtelingenstromen waren geen andere optie dan een huisje op vrijstaan- grensoverschrijdend. Zo kwamen er vluchte- de grond te bouwen, met het risico verjaagd te lingen naar Maleisië, zoals de 2.300 Chinezen worden door de eigenaar of de gemeente. De die in 1946 en 1947 uit Bagan Siapiapi – een gemeente kon geen open grond meer vinden vooral door Chinezen bewoonde vissersplaats vanwege de ‘onwettige occupatie’.41 op Sumatra, tegenover Kuala Lumpur – wa- De snelle urbanisatie had meer dan één ren gevlucht voor de republikeinse aanvallen oorzaak. In de oorlogstijd duwde vooral de en terreur.39 En vooral Singapore herbergde massale arbeidsmobilisatie en haar gevolgen tijdens de revolutie een groot aantal republi- als ontduiking, armoede en ontworteling gro- keinen en Chinezen die het onveilige Indone- te mensenstromen naar de steden. In de jaren sië waren ontvlucht. In de jaren vijftig zou het vijftig had West-Java te kampen met een bur- een toevluchtsoord voor (Chinees-)Indonesi- geroorlog tussen de regering in Jakarta en de sche zakenlieden worden.40 islamitische republiek in het binnenland (de De vluchtelingen in de steden wer- Darul Islam). In Midden- en Oost-Java bleef den aangevuld met mensen die op zoek waren het platteland lang onveilig door bendes oud- naar werk of betere levensomstandigheden. strijders en criminelen die zich in leven hiel- Deze beweging zette zich na het einde van de den door afpersing en plundering. Maar een dekolonisatieoorlog voort. Na de opheffing onderzoek naar de motieven van migranten van de federale staat kwamen vanaf septem- om zich in Jakarta te vestigen wijst meer op ber 1950 ook de republikeinse ministeries economische redenen dan op problemen van uit Yogyakarta terug naar Jakarta. Meer dan veiligheid op het platteland.42 Een combinatie drieduizend ambtenaren verhuisden naar de van bevolkingsdruk en economische achter- hoofdstad. Al deze aantallen deden de stede- uitgang deden vele mensen van het land naar lijke bevolking aanzwellen, hetgeen grote druk de stad trekken. Niet voor niets bestond er zette op de beschikbare woonruimte. Hoewel een sterk mannenoverschot onder de migran- ten.43 37 ‘Report on the condition of Chinese inhabitants in the newly occupied De trek naar Jakarta en in mindere mate areas in Mid-Java (19/12/1948 – 31/1/1949)’, Nationaal Archief, Den Haag, naar de provinciale hoofdsteden was de be- Archief Algemene Secretarie, inv.nr. 4546. 38 Verslag van Kepolisian Negara, ‘Djumlah tjatjah djiwa penduduk dan langrijkste binnenlandse migratiebeweging pengungsen di Kabupaten Djombang’ [november-december 1947, Arsip sinds de oorlog en revolutie. Jakarta liet het Nasional Republik Indonesia, Jakarta, Archief Kepolisian Negara RI 1947- hoogste groeipercentage van Indonesië zien.44 1949, inv.nr. 713. 39 A.C. Lijsen, Verslag van de reis naar Kuala Lumpur, 16 oktober 1946, Natio- Daar was in 1980 ruim 40 procent van de be- naal Archief, Den Haag, Archief Algemene Secretarie van de Nederlands- volking afkomstig van buiten, vooral West- en Indische Regering en de daarbij gedeponeerde Archieven, 1942-1950, inv. Midden-Java.45 De enige andere migratiebe- nr. 151. 40 Suryono Darusman, Singapore and the Indonesian revolution 1945-50: stemming die in de buurt kwam was Lampung recollection of Suryono Darusman (Singapore 1992) 11-12; Yong Mun Che- in Zuid-Sumatra, dat de belangrijkste be- ong, The Indonesian revolution and the Singapore connection 1945-1949 (Leiden 2003). stemming was van het transmigratieprogram- 41 Brief Pratjojo Tjokrodirdjo aan Perdana Menteri, 23 juni 1951, en brief ma van de Indonesische regering. Dat pro- Menteri Pekerdjaan Umum dan Tenaga, IR. Soewarto, aan Ketua DPR gramma had overigens een lange aanlooptijd. RI, 15 december 1952, Arsip Nasional Republik Indonesia, Jakarta, Arsip Kabinet Presiden RI 1950-1959, inv.nr. 683. In de laatkoloniale periode was een aanzet tot 42 The Siauw Giap, ‘Urbanisatieproblemen in Indonesië’, Bijdragen tot de een transmigratiebeleid gegeven, dat ten doel Taal-, Land- en Volkenkunde 115, 3 (1959) 249-276, aldaar 17-18; H.J. Heeren ed., ‘The urbanisation of Djakarta’, Ekonomi dan keuangan Indonesia 8, 11 had de bevolkingsdruk op Java te ontlasten. (november 1955) 696-736, aldaar 709. De eerste kolonisaties vonden plaats in 1905, 43 Kartomo Wirosuhardjo, Patterns and trends of internal migration and toen 155 Javaanse families werden gehuisvest urbanization in Indonesia and their policy implications (proefschrift Universitas Indonesia, Jakarta z.j.) 230. in Lampung, Zuid-Sumatra. Later kwamen 44 Graeme J. Hugo, ‘Indonesia: patterns of population movement to 1971’ kolonies op andere plaatsen in Sumatra, zoals in: Robin J. Pryor ed., Migration and development in South-East Asia. A demographic perspective (Kuala Lumpur 1979) 177-191, aldaar 179. Bengkulu en Palembang. Al met al bleven de 45 Christine Drake, National integration in Indonesia (Honolulu 1989) 127. initiatieven tijdens het Nederlandse bestuur

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 487 relatief beperkt. Pas in de jaren dertig scho- ropeanen, en vooral degenen die er geboren ten de aantallen omhoog. Eind 1940 waren er waren, verkozen ervoor om te blijven. In de in de gehele archipel ruim 200.000 transmi- Ronde Tafel Conferentie van 1949, waarin de granten, van wie bijna driekwart in Lampung Indonesische staten en Nederland afspraken woonden. Die aantallen waren een beschei- maakten over de soevereiniteitsoverdracht den resultaat en voor verlichting van de bevol- en de toekomstige verhoudingen, bleven de kingsdruk op Java nauwelijks van betekenis, economische belangen van de voormalige ko- want zelfs in de laatste jaren voor de oorlog lonisator nagenoeg onaangetast. Bovendien vormden de aantallen transmigranten slechts kwamen grote aantallen nieuwe Nederlan- enkele procenten van de jaarlijkse bevolkings- ders naar Indonesië als verse employees in het aanwas op Java.46 wederoplevende bedrijfsleven. Op deze wijze De kabinetten in de jaren vijftig ontwik- leefde de expat-migratie van de laatkoloniale kelden wel ambitieuze plannen voor de groot- periode voor korte tijd op, tot de bezetting scheepse transmigratie van miljoenen Javanen en nationalisatie van Nederlandse bedrijven en de ontwikkeling van landbouwgebieden in december 1957 en het gedwongen vertrek in Zuid-Sumatra, maar de resultaten bleven van hun Nederlandse werknemers. Ondanks ver achter bij de doelstellingen. Uiteinde- de nieuwe stroom die na de oorlog naar Indo- lijk vonden jaarlijks gemiddeld 20-25.000 nesië kwam, kromp het aantal Nederlanders personen onder dit programma een nieuwe in Indonesië gestaag. Was dat begin 1951 woonplaats.47 Pas in de late jaren zestig, na nog 176.000, eind 1957, vlak voor de massale de machtsovername door Suharto, kwam het uitzetting, waren er nog maar 50.000.50 De transmigratiebeleid goed op gang. Dat gold afname kwam zeker niet door het aantal Ne- ook voor andere vormen van migratie en mo- derlanders dat voor de Indonesische nationa- biliteit. Het aantal hadji’s dat de pelgrimstocht liteit koos, zo’n 31.000 tot 33.000 mensen.51 naar Mekka ondernam oversteeg pas na 1970 De belangrijkste oorzaak was de repatriëring de aantallen van voor de oorlog. De Indonesi- van al het civiele en militaire personeel, en de sche overheid stelde quota om de vlucht van geleidelijke inkrimping van het Nederlandse de schaarse buitenlandse valuta tegen te gaan bedrijfsleven in Indonesië. en in staat te zijn de pelgrims met subsidies te De exodus van Nederlanders en voormali- ondersteunen.48 ge Nederlanders uit Indonesië domineert het beeld van de dekolonisatie. Maar de Neder- landers vormen slechts een klein deel van de Afbakeningen van het eigene mobiliteit die door de dekolonisatie op gang In de meeste gevallen wordt de migratie die is gebracht. Wat Patrick Manning ‘de vluch- door dekolonisatie werd veroorzaakt, be- telingencrises van de dekolonisatie’ noemde, schreven in termen van het gedwongen ver- omvat niet alleen het min of meer gedwongen trek van de Europese inwoners uit de koloniën vertrek van de kolonisten, maar de massale en andere vormen van postkoloniale migratie verplaatsing van bevolkingen door de nieuwe naar Europa.49 Ook in het geval van Indone- afbakening van het eigene en het andere.52 Het sië wordt de uittocht van de Nederlanders als meest bekende en dramatische voorbeeld van het belangrijkste migratie-effect beschouwd, een vluchtelingencrisis rond de dekolonisatie ongetwijfeld onder invloed van de komst van is die ten gevolge van de partition tussen In- veel Nederlanders uit de Oost na de oorlog dia en Pakistan in eind 1947, toen 12 miljoen met hun geschiedenis van ontworteling, ont- heemding en opsluiting. Maar hun vertrek uit Indonesië stond niet alleen; het vormt een on- 46 J.M. Hardjono, Transmigration in Indonesia (Kuala Lumpur etc. 1977) 16- derdeel van een veel bredere uitkristallisering 20. 47 Hardjono, Transmigration in Indonesia, 24. van nationaal burgerschap en uitdrijving van 48 Fred R. Von der Mehden, Two worlds of islam. Interaction between South­ vreemde elementen. Dat was overigens een east Asia and the Middle East (Gainesville etc. 1993) 20-22. geleidelijk proces. 49 Raymond Betts, Decolonization (2e herziene druk; New York/Londen 2004) 78. Het lijkt alsof het logisch was dat alle 50 Hans Meijer, Den Haag-Djakarta. De Nederlands-Indonesische betrekkin- Nederlanders Indonesië zouden verlaten. In gen 1950-1962 ( 1994) 655. 51 Hans Meijer, In Indië geworteld. De twintigste eeuw (Amsterdam 2004) 1949 was dat helemaal niet vanzelfsprekend. 330. Integendeel, veel in Indonesië wonende Eu- 52 Patrick Manning, Migration in world history, 167.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 488 Remco Raben Brits-Indische moslims en hindoes van land misère, de voortdurende woningnood en de ruilden.53 toenemende wanorde in Indonesië de aanzet Ook in Zuidoost-Azië leidde de dekolo- te zijn geweest om te migreren.55 In december nisatie tot vluchtelingencrises, al hadden die 1957 werd de resterende Nederlanders ge- niet de omvang en het dramatische verloop sommeerd het land te verlaten. In de volgende als de massale verhuizingen en moordpartijen tien jaar zouden nog ruim 20.000 voormalige van hindoes en moslims in India en Pakistan. Nederlanders die voor de Indonesische natio- In Indonesië leidde de dekolonisatie ook tot naliteit hadden gekozen maar alsnog besloten massale uittochten. Die van de Nederlanders Indonesië voor Nederland te verruilen.56 heeft van oudsher de meeste aandacht gekre- Maar de emigratie van (oud-)Nederlanders gen. In de loop van ruim twintig jaar na het stond niet op zich. Niet alleen Nederlanders einde van de Tweede Wereldoorlog zijn ruim kwamen in het onafhankelijke Indonesië onder 330.000 Nederlanders en voormalige Neder- druk te staan. In de jaren vijftig kwam er ook landers uit Indonesië vertrokken, de meesten een grote emigratiestroom van Chinezen op naar Nederland en ongeveer 50.000 naar an- gang. Hun gemeenschap telde rond 1950 ruim dere landen als de Verenigde Staten, Australië 2 miljoen mensen. De meesten van hen waren en elders.54 Hoewel het niet duidelijk is hoe- sterk in het land geworteld. Naar schatting veel voormalige Nederlanders of hun afstam- was zo’n 70 % in Indonesië geboren.57 Sinds de melingen in Indonesië zijn achtergebleven, is jaren dertig was de immigratie uit China sterk een overgrote meerderheid uit het land ver- teruggelopen en in de Japanse bezettingstijd trokken. Het waren immense aantallen, zeker tot stilstand gekomen. Geleidelijk voltrok zich voor een klein land als Nederland, dat daar- een tegengestelde beweging: er vertrokken mee een relatief groot aantal repatrianten en meer Chinezen dan er binnenkwamen. migranten uit de kolonie kreeg te verwerken. Het vertrek van Chinezen had verschillen- Natuurlijk kan deze migratie eenvoudig- de oorzaken. In de revolutietijd waren veel In- weg gezien worden als een vorm van uitdrij- donesische Chinezen het slachtoffer geworden ving van de oude koloniale meesters, maar van afpersing, intimidatie, roof en moord. Ve- er was iets meer aan de hand; ze werd mede len van hen hadden tijdens de revolutie op Java ingegeven door het hooglopende conflict de benen moeten nemen. Hoewel Soekarno over Nieuw-Guinea en de stijgende frustra- en Sjahrir herhaaldelijk meldden dat Chine- tie over de voortgaande dominantie van het zen en (Indo-)Europeanen welkom waren in Nederlandse bedrijfsleven en een groeiend het nieuwe Indonesië, werden veel Chinezen etnocentrisme. Al in het begin van de jaren het slachtoffer van de tactiek van ‘verschroeide vijftig werden Nederlanders beschimpt om de aarde’ van republikeinse troepen, die tegen de Nieuw-Guinea kwestie. De druk werd steeds Nederlandse politionele acties werd toege- groter, al zijn er ook Nederlanders die zeggen past.58 Na de soevereiniteitsoverdracht bleek nooit het mikpunt van discriminatie of pes- de druk van delen van de bevolking, politici en terijen te zijn geweest. Velen waren al eerder vakbonden groot om de economische belan- vertrokken, onder druk van de economische gen van de niet-inheemse inwoners in te per- ken en het eigen volk voorrang te geven. Ook 53 Yasmin Khan, The great partition. The making of India and Pakistan (New waren veel gebieden nog steeds onveilig in de Haven en Londen 2007) 155. jaren vijftig en bleven Chinese bezittingen het 54 Wim Willems, De uittocht uit Indië 1945-1995 (Amsterdam 2001) 12-13. 55 Hans Meijer, In Indië geworteld. De twintigste eeuw (Amsterdam 2004) doelwit van aanslagen en roof. Daar kwam 351 en 358. bij dat de Chinezen in Indonesië onder druk 56 J.E. Ellemers en R.E.F. Vaillant, Indische Nederlanders en gerepatrieerden werden gezet om de Indonesische nationali- (Muideberg 1985) 43. 57 Donald E. Wilmott, The national status of the Chinese in Indonesia, 1900- teit aan te nemen. In 1955 waren Indonesië en 1958 (herziene druk; Ithaca 1961) 68. China overeengekomen dat de dubbele nati- 58 Memorandum outlining acts of violence and inhumanity perpetrated by Indonesian bands on innocent Chinese before and after the Dutch police onaliteit zou worden afgeschaft. Ingrijpender action was enforced on July 21, 1947. Chung Hua Tsung Hui (Batavia was het verbod, in 1959, voor ‘buitenlanders’ 1947); zie ook ‘Tjatetan korban2 Hoakiauw dari tempat2 di Java’, 21 juli-15 om buiten de steden handel te drijven of een september 1947 en 16 september–15 oktober 1947, Nationaal Archief, Den Haag, Archief Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische Regering winkel te houden. De uittocht van Chinezen en de daarbij gedeponeerde Archieven, 1942-1950, inv.nr. 5527. uit het platteland leidde tot rellen en plunde- 59 J.A.C. Mackie, ‘Anti-Chinese outbreaks in Indonesia, 1959-68 in: J.A.C. Mackie ed., The Chinese in Indonesia. Five essays (Honolulu 1976) 77-138, ring van hun bezittingen, vermoedelijk aange- 59 aldaar 82-97. stookt door elementen binnen het leger.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 489

Chinees-Indonesische vluchtelingen uit Ser- pong, ten westen van Batavia, na de moordpar- tijen door revolutionaire troepen, juni 1946. Bron: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, beeldbank WO2

Er zijn ruwweg drie golven te onderschei- periode van de massamoord op communis- den. De eerste vond plaats in de jaren vijftig, ten en hun sympathisanten. In werkelijkheid onder druk van de economische achteruitgang waren niet veel Chinezen het doelwit van de van Indonesië, het voortrekken van etnisch moordpartijen.63 Wel werden zij regelmatig Indonesische burgers, de belasting op buiten- lastiggevallen en bedreigd, maar de grote mas- landers van 1957, de toenemende druk om de samoorden vonden vooral op het platteland Indonesische nationaliteit aan te nemen en plaats en niet in de steden, waar de meeste pogingen het Chineestalige onderwijs terug te Indonesische Chinezen woonden. In Aceh dringen.60 Tientallen duizenden gingen naar werden buitenlandse Chinezen in mei 1966 de Volksrepubliek China om onderwijs te vol- door de militaire commandant gesommeerd gen.61 Ook kwamen er Chinezen naar Neder- om het gebied te verlaten. Meer dan 7.000 land, Singapore en Hongkong. vluchtelingen kwamen naar Medan, waar zij Een tweede golf vertrok in de jaren 1959- in kampen werden ondergebracht.64 Maar het 1961 uit Indonesië. Na de ban op handel in was niet het geweld of de dreiging van geweld het platteland en de rellen van 1959, vertrok- alleen die een groot aantal Indonesische Chi- ken ongeveer 120.000 Chinezen naar China nezen naar het buitenland dreven. en naar schatting nog eens 17.000 naar Naast de grote aantallen repatrianten trok- Taiwan. De regering van de Volksrepubliek ken in de jaren vijftig en vroege jaren zestig China zond zelfs vier koopvaardijschepen naar Indonesië om hen te ‘redden’. Ondanks 60 Wilmott, The national status, 70-76. de aanvankelijke aansporing van de Chinese 61 Precieze aantallen zijn niet bekend. Michael R. Godley en Charles A. Coppel, ‘The Pied Piper and the prodigal children: a report on the Indonesian- regering om te repatriëren, taande het enthou- Chinese students who went to Mao’s China’ in: Charles A. Coppel, Study- siasme toen er veel, vaak ongeschoolde en be- ing ethnic Chinese in Indonesia (Singapore 2002) 336-355, aldaar 336-338. Zij noemen een aantal van meer dan 28.000 voor het gehele decennium. rooide, Chinezen uit Indonesië overkwamen. 62 David Mozingo, Chinese policy toward Indonesia 1949-1967 (1976; her- Daarna werden de achterblijvers ontmoedigd druk; Jakarta/Kuala Lumpur 2004) 175; Michael R. Godley en Charles A. om te vertrekken.62 Coppel, ‘The Indonesian Chinese in Hong Kong: A preliminary report on a minority community in transition’ in: Charles A. Coppel, Studying ethnic Een derde grote golf volgde in 1965-1966. Chinese in Indonesia, 356-368, aldaar 358. Het verhaal wil dat deze uittocht van Chine- 63 Robert Cribb, ‘Bali’ in: Robert Cribb ed., The Indonesian killings of 1965- 1966 (1990; herziene druk; Clayton 1991) 241-248, aldaar 246; Charles zen op gang kwam vanwege het grootschalige Coppel, Indonesian Chinese in crisis (Kuala Lumpur 1983). geweld tegen Chinezen hen in de duistere 64 Mackie, ‘Anti-Chinese outbreaks’, 117.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 490 Remco Raben ook zo’n 60.000 scholieren en studenten naar Thailand waren al voor de oorlog immigratie- de Volksrepubliek China, waarvan de mees- beperkingen voor Chinezen ingevoerd, res- ten vervolgens in Hong Kong eindigden.65 pectievelijk in 1928 en 1937.68 De Maleise Dit zijn enorme aantallen, die het aantal In- immigratiewetten, die in de jaren 1950 nog donesische studenten dat in westerse landen werden aangescherpt, golden vooral voor Chi- gingen studeren ver overtroffen. Overigens nezen, die tijdens de communistische opstan- gingen niet alle Chinezen naar China, Hong den als infiltranten werden geweerd. Maar Kong of Singapore. Een klein aantal, dat nog voor Maleisië én Indonesië gold ook dat de onder het voormalige koloniale bestuur tot de transnationale mobiliteit en connecties van Nederlands georiënteerde elite had behoord, de Chinezen een bedreiging vormden voor ging naar Nederland, waar ze zonder enige de nieuwe natiestaten.69 Vanwege onderbe- twijfel tot de meest geslaagde immigranten- manning, corruptie, regionale onrust en het groepen zijn gaan behoren. bestaan van een intensief smokkelnetwerk Het vertrek van de Nederlanders en de bleek het echter onmogelijk om de wetten Chinese ‘exodus’ waren het gevolg van de stringent toe te passen. Zo konden in de ja- behoefte in Indonesië om de economische ren 1950 Kuomintang Chinezen die com- positie van niet-autochtone bevolkingsgroe- munistisch China ontvluchtten, nog illegaal pen te breken. Ze zijn beiden dus ingegeven Indonesië binnenkomen. Ook de trek van In- door een streven naar een sterke afbakening donesiërs naar Maleisië ging op illegale wijze van het eigene. Die afbakening vond ook let- voort – hoewel de stroom van Indonesische terlijk plaats. De moderne staat bekommert arbeidsmigranten overigens pas na 1970 op zich sterk om zijn territoriale integriteit en gang kwam, toen de economische voorspoed bewaakt haar grenzen. Met de opkomst van van Maleisië velen zou aantrekken.70 afgebakende, aaneengesloten politieke enti- teiten van de koloniale en nationale staten, ontstond ook het probleem van illegale grens- Conclusie overschrijdingen. Het ontstaan van de nieuwe In de migratiegeschiedenis van Zuidoost-Azië staten in Zuidoost-Azië leidde op den duur vormen de jaren 1940 een scharnierpunt. De tot een stringent immigratiebeleid. Dat was Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende een voortzetting van de groeiende intensiteit revolutie en dekolonisatie brachten niet alleen van grensbewaking en migratiecontrole onder een enorme verplaatsing van mensen teweeg, de koloniale machthebbers. In die zin staan de maar ook een ommekeer in de vooroorlogse postkoloniale staten in het verlengde van hun migratiepatronen. Deze verandering betrof koloniale voorgangers.66 niet alleen de relatie met Nederland, maar Na de onafhankelijkheid sloot Indonesië meer in het algemeen de verhouding tot de zijn grenzen. Een immigratiewet uit 1950 buitenwereld. De (voorlopige) beëindiging maakte nieuwe immigratie van Chinezen van de Europese koloniale overheersing door officieel bijna onmogelijk. Al onder de Ne- de Japanse inval maakte een einde aan de elas- derlanders was deze beperkt, onder meer op tische arbeidsmigratie naar de plantagegebie- aandringen van de Indonesische leden van de den en industrieën in Sumatra en Borneo. Volksraad, die de komst van nog meer Chine- Ook de Chinese migratie, die 250 jaar lang had zen wilden voorkomen.67 Ook in Maleisië en aangehouden, kwam nagenoeg tot stilstand en keerde zelfs om. Uiteraard had de oorlog een 65 Godley en Coppel, ‘The Pied Piper’, 336. enorm effect op de aanwezigheid en de mo- 66 Eric Tagliacozzo, Secret trades, porous borders. Smuggling and states along biliteit van Nederlanders. Het migratiecircuit a Southeast Asian frontier, 1865-1915 (New Haven/London 2005). 67 Victor Purcell, The Chinese in Southeast Asia (2e herziene druk; London tussen Nederland en Nederlands-Indië kwam etc. 1965) 465. tijdens de oorlog stil te liggen en zou na een 68 Saw Swee-Hock, The population of peninsular Malaysia (Singapore 1988) 15-17; Pasuk Phongpaichit en Chris Baker, Thailand. Economy and politics korte herleving na de oorlog uiteindelijk ter (Oxford etc. 1997) 118. ziele gaan. 69 Saw Swee-Hock, The population of Malaysia (Singapore 2007) 37-38 en De Tweede Wereldoorlog in Zuidoost- 42. 70 M. Arif Nasution, ‘International migration in Southeast Asia: A case study Azië is niet los te zien van de bredere ont- of Indonesian workers in the Malaysian Peninsula’ in: Robyn Iredale, wikkelingen van een regionale strijd om de Charles Hawksley en Stephen Castles ed., Migration in the Asia Pacific. Population, settlement and citizenship issues (Cheltenham/Northampton koloniale erfenis (tussen Japan, de Europese 2003) 159-168, aldaar 160. mogendheden en de inheemse nationalis-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 De Tweede Wereldoorlog in Indonesië als een geschiedenis van beweging en begrenzing 491 ten), die uiteindelijk leidde tot dekolonisatie Voor de meeste Nederlanders en Ne- en de vorming van nationale staten. Die strijd derlandse historici is de geschiedenis van de bepaalde niet alleen de politiek, maar ook de Tweede Wereldoorlog in Azië en zijn na- patronen van beweging en begrenzing in In- sleep een relaas van het einde van het kolo- donesië. In de overgang van koloniale naar niale tijdperk en verdrijving van de westerse onafhankelijke staat zien we vier grote veran- bevolking. Wat in Europa de postkoloniale deringen optreden: de transformatie van de migratie wordt genoemd, was echter een on- arbeidsmigratie, de migratiecrises van oorlog derdeel van een veel bredere beweging, een en dekolonisatie, emigratie ten gevolge van et- transitieperiode van ontvoogding, moderni- nische uitsluiting, en urbanisatie. Voor de eer- sering, nationalisering en sociale verandering. ste en de laatste was de Tweede Wereldoorlog Deze transitie was niet een lokaal verschijnsel, niet de meest beslissende oorzaak, maar had maar had gevolgen voor de gehele wereld. De wel een katalyserende werking. Tweede Wereldoorlog betekende wereldwijd De invloed van de Tweede Wereldoorlog een scharnierpunt in de ontwikkeling van sa- was dus enorm, zowel op korte als op lange menlevingen en daarmee in de patronen van termijn. Het conflict bracht in de eerste plaats migratie en mobiliteit. Die overgang uitte zich een reusachtige mobiliteit teweeg, zowel lo- niet alleen in de komst van grote aantallen kaal als over de grenzen. Deze was heel anders postkoloniale migranten naar Europa, maar van aard dan de vooroorlogse bewegingen. ook in de interne dynamiek van Indonesië. Ze bestond niet meer uit Nederlandse Indië- Op talloze manieren raakte Indonesië gangers, Chinese arbeiders en transmigran- door de oorlog en dekolonisatie met andere ten, maar uit Japanse en geallieerde militairen, delen van de wereld verbonden. Toch moeten krijgsgevangenen, dwangarbeiders en geïnter- we vermijden de oorlog als een katalysator neerde burgers. Bijna alle Nederlanders en een in een lineaire ontwikkeling van toenemende groot deel van de volwassen mannelijke Indo- mobiliteit en globalisering te zien. Op de oor- nesische bevolking zijn verhuisd, versleept log en dekolonisatie volgde een periode waarin of geruime tijd buiten de eigen woonplaats grenzen werden gesloten en de internationale of -streek tewerkgesteld. De nasleep van de mobiliteit werd beperkt. Dat laat onverlet dat Tweede Wereldoorlog was zo mogelijk nog de migraties die het gevolg waren van oorlog ingrijpender, door de massale repatriëring van en dekolonisatie een grote invloed hebben voormalig geïnterneerden en Japanse bezet- uitgeoefend op het karakter van de nationale ters, de aanvoer van nieuwe militairen en de gemeenschappen en de herinneringsculturen vluchtelingenstromen in de oorlogsgebieden in de betrokken landen. De sporen van de oor- tijdens de dekolonisatiestrijd. log zijn dan ook op ontelbare plaatsen te zien, De vooroorlogse patronen van mobiliteit verspreid over de continenten. De postkolo- en migratie verschoven onder invloed van niale gemeenschap in Nederland, de Indische oorlog en dekolonisatie. De koloniale migra- migranten in Australië, de Verenigde Staten tie maakte plaats voor een consolidatie van de en elders, de kleine groep Nederlanders die nieuwe staten en een poging om de grenzen in Thailand zijn gebleven, Japanners die na te bewaken en de ‘eigen’ natie te beschermen. de oorlog Indonesië als hun nieuwe vaderland In de koloniale tijd waren al aanzetten tot im- omarmden, en de Javaanse romusha op de migratiebeperking gegeven, maar vooral als in- Andamanen die nooit meer de weg naar huis strumenten van arbeidspolitiek. In de naoor- hebben gevonden. logse staten waren de immigratiebeperkingen de expressie van een nieuwe politieke geogra- Remco Raben doceert niet-westerse geschiedenis aan de fie. In die zin vormen de eerste decennia na de Universiteit Utrecht. onafhankelijkheid een aparte fase, die wordt gekenmerkt door emigratie van niet-inheemse elementen en de inperking van de transnatio- nale mobiliteit die zo eigen was geweest aan de regio. Pas in de jaren 1970 en 1980, onder invloed van globalisering en een nieuwe trans- portrevolutie, nam de internationale mobili- teit van Indonesiërs weer een vlucht.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 476-491 492

Artillerieofficieren van de Bataafse Burgermacht in 1797 (aquarel naar J.A. Langendijk). Uit: F.G. de Wilde, De uniformen van het Nederlandse leger ten tijde van de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland 1795-1810 (Amsterdam 1999) 97 493 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid De politieke en militaire betekenis van een burgerschapsideaal

Floris Vletter

De bewapende burgerij was tussen 1780 en 1787 een van de schermen die geenen, welke zich zelven niet kunnen beschermen’.1 Het geheel werd op belangrijkste politieke pressiemiddelen van de patriotten het Binnenhof opgewacht door de voltallige Haagse burgerwacht en een garnizoen van het geweest in hun strijd tegen stadhouder Willem V. Volgens nieuwe Bataafse beroepsleger. Dit militaire zelfbewustzijn kwam niet uit deze schutters en vrijkorpsleden was politiek burgerschap de lucht vallen. Het einde van het stadhouder- lijk regime was weliswaar het werk geweest onlosmakelijk verbonden met bezit van de zwaardmacht. De van de door de levée en masse tot ongekende omvang gegroeide troepenmacht die de Franse Pruisische interventie maakte tijdelijk een einde aan deze generaal Pichegru tot zijn beschikking stond, maar daarbinnen was toch ook een belang- aspiraties, maar wat gebeurde er met dit burgerschapsideaal rijke rol weggelegd geweest voor het Bataafse Legioen van . Niet toen de patriotten in 1795, in het kielzog van de Franse zonder gevoel voor politieke symboliek, had hij als eerste bij Fort Crêvecoeur aan de Maas revolutionaire legers, weer aan de macht kwamen? de oversteek over de grote rivieren gewaagd. Het legioen van de ‘held van Hattem’, werd bemand door 3.000 in 1787 uitgeweken pa- triotten en opereerde onder de naam Légion Franche Étrangère, ofwel Vrij Vreemdelingen- legioen. Het was hiermee het eerste vreemde- lingenlegioen in de Franse geschiedenis.2 De praaltocht die op 1 maart 1796 naar het Met zijn daad had Daendels geprobeerd Haagse Binnenhof trok om de feestelijkheden de omwenteling een zo Nederlands mogelijk rond de opening van de Nationale Vergade- karakter te geven. Zo liet hij, zeer tegen de zin ring – de eerste moderne Nederlandse volks- van zijn directe Franse superieuren, proclama- vertegenwoordiging – luister bij te zetten, ties uitgaan waarin de Nederlandse bevolking droeg een nogal krijgshaftig karakter. Hoewel werd opgeroepen om zich zelfstandig aan de het nieuwe gezag niet lang daarvoor vooral ‘slavernij’ van het Oranjebewind te ontworste- met Franse steun in het zadel was geholpen, len.3 Tot een volksopstand tegen het stadhou- stond nationale militaire zelfredzaamheid derlijk regime leidde dit alles niet, maar door niettemin hoog in het vaandel tijdens de op- de acties van het Bataafse legioen konden de tocht. De remonstrantse dominee Cornelis patriotten in ieder geval naar een concrete bij- Rogge tekende in zijn Geschiedenis der Staats- drage aan de machtswisseling verwijzen. De regeling voor het Bataafse Volk (1799) op hoe 1 C. Rogge, Geschiedenis der staatsregeling, voor het Bataafse volk (Amster- twaalf oudere mannen in oud-Hollandse kle- dam 1799) 29-31. dij en bewapening meeliepen en een banier 2 J. Rosendaal, ‘Daendels’ stormachtige loopbaan tot burger-generaal’ in: F. droegen met de tekst: ‘Onze haardsteden zul- van Anrooij en P. Gielissen, eds., Herman Willem Daendels 1762-1818. Gel- dersman, patriot, jacobijn, hereboer, maarschalk, gouverneur van Hattem len wij beschermen terwijl onze jongelingen te naar St. George Del Mina (Utrecht 1991) 35-46, alsdaar 39. velde zijn’. Achter deze oudere heren volgden 3 C.A. Groenewold, ‘Herman Willem Daendels, katalysator van de eenheidsstaat’ in: F. Pereboom en H.A. Stalknecht ed., Herman Willem zes burgersergeanten met uitgestoken zwaard Daendels (1762-1818). ‘Een gulhartig Geldersman, even zo vif als buspoeder’ en een banier met daarop de tekst: ‘Wij be- (Kampen 1989) 9-32, aldaar 18-21.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-507 494 Floris Vletter op het laatste moment georganiseerde ‘fluwe- toen men in de context van een min of meer len revolutie’ kon daarmee met wat meer over- zelfstandige staat met defensievraagstukken tuigingskracht worden gepresenteerd als een werd geconfronteerd. Over de opvattingen daadwerkelijk ‘nationale bevrijding’. tijdens de patriottenperiode (1780-1787) en Een andere reden dat de gewapende burger over de relatie tussen burgers en krijgsmacht zo prominent aanwezig was bij de start van de zijn verschillende studies verschenen.5 Ook eerste nationaal verkozen volksvertegenwoor- de uiteindelijke invoering van de moderne diging, was gelegen in het feit dat het idee van dienstplicht tijdens de Franse inlijving en de de gewapende burger nog steeds goed paste overname hiervan door koning Willem I is bij het burgerlijk politieke discours van die uitvoerig beschreven.6 Een afzonderlijke stu- jaren. Met de Bataafse omwenteling waren de die over dit onderwerp voor de periode van de patriotten die in 1787 het onderspit hadden Bataafse Republiek is echter niet voorhanden. gedolven als gevolg van de Pruisische inter- Juist aan deze periode wordt een groot belang ventie, immers weer terug aan zet. Velen van gehecht voor de Nederlandse staatkundige hen waren destijds direct betrokken geweest ontwikkeling.7 Een analyse van het debat over bij het gewapende verzet tegen de stadhouder. het politiek gevoelige thema van de militaire Van de 150 vertegenwoordigers in de eerste dienst door burgers kan daarom interessante Nationale Vergadering waren er 30 soldaat of inzichten geven in de praktijk van dit staats- officier geweest in een van de burgermilities vormingsproces. Bovendien werpt het ook of hadden bestuurlijk deelgenomen aan de licht op een zeer lang spelende discussie over verschillende patriottische commissies voor de vraag hoe modern de patriotten, ook wel de het defensiewezen.4 Zij hadden het ideaal van Bataven genoemd, in hun denkbeelden nu wer- de militaire burgerplicht eerder al beleden. kelijk waren. Was de definitieve ontmanteling Dit ideaal was bovendien nauw verbonden van oude zeventiende-eeuwse Republiek na geweest met de eis voor een bredere politieke 1795 vooral het resultaat van de militaire en participatie, die met de komst van de Bataafse politieke schokken die met de Franse Revolu- Republiek inderdaad gestalte leek te krijgen. tie in noordelijke richting waren gegolfd?8 Of Die civiel-militaire voorgeschiedenis roept hadden de patriotten in de jaren tachtig al de de vraag op hoe deze voormalige patriot- basis gelegd voor een Nederlandse variant van ten de militaire burgerplicht definieerden het verlichte Republikanisme waarin volksoe- vereiniteit en representatieve democratie een duidelijk nationale betekenis kregen?9 4 A.M. Elias en P.C.M Schölvinck Volksrepresentanten en wetgevers, de politieke elite in de Bataafs-Franse tijd 1796-1810 (Amsterdam 1991). Dit Om de Bataafse inspanningen op het ge- zijn in ieder geval de representanten waar betrokkenheid daadwerkelijk bied van de militaire dienst in dit debat te van bekend is. Het werkelijke getal zou dus nog hoger kunnen liggen. 5 H.L. Zwitser, ‘De militaire dimensie van de patriottenbeweging’ in: F. kunnen plaatsen, zal eerst een uiteenzetting Grijzenhout, W.W. Mijnhardt en N.C.F. van Sas, Voor vaderland en vrijheid. worden gegeven van wat de patriottische De revolutie van de patriotten (Amsterdam 1987); S.R.E. Klein, Patriots re- voorgangers met de burgerbewapening voor publikanisme. Politieke cultuur in Nederland (Amsterdam 1995) Hoofdstuk 5. ogen hadden. Vervolgens zullen de Bataafse 6 J. Joor, De Adelaar en het lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Neder- discussies hierover zowel binnen, als bui- land ten tijde van het koninkrijk Holland en de inlijving bij het Franse kei- ten de volksvertegenwoordiging worden be- zerrijk 1806-1813 (Amsterdam 200) hoofdstuk 12; H. Amersfoort, Koning en kanton. De Nederlandse staat en het einde van de Zwitserse krijgsdienst schreven om zo te achterhalen wat na 1795 hier te lande 1814-1829 (’s-Gravenhage 1988). de ambities nu waren. In hoeverre wenste de 7 N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar mo- derniteit (Amsterdam 2004) 19. Bataafse machthebbers de burgers op deze 8 H.T. Colenbrander, De patriottentijdhoofdzakelijk naar buitenlandsche militaire plicht aan te spreken? Wie werden bescheiden (’s-Gravenhage 1897-1899); I.L. Leeb, The ideological origins in deze context als burgers beschouwd en hoe of the Batavian revolution. History and politics in the 1747 – 1800 (’s-Gravenhage 1973). Recent wordt, zonder het beeld van een ver reikte het vermogen van de nieuwe staat ‘marionettentheater’ van de patriotten te herhalen, het grote verschil in om dit alles te organiseren gedurende deze politiek-filosofische oriëntatie tussen patriotten en Bataven benadrukt door S.R.E. Klein, ‘De sprong naar ’95. Van patriots naar Bataafs republika- turbulente periode? nisme’, De achttiende eeuw 28 (1996) 39-46. 9 P. Geyl, Patriotten en NSB’ers, een historische parallel (Amsterdam 1946); C.H.E. de Wit, De strijd tussen aristocratie en democratie in Nederland, Het republikeinse ideaal van de burger­ 1780-1848. Kritisch onderzoek van een historisch beeld en de herwaarde- ring van een periode (Heerlen 1965); S. Schama, Patriotten en Bevrijders. soldaat Revolutie in de noordelijke Nederlanden, 1780-1813 (Den Haag 1989); W. Velema, ‘1795 en de geschiedenis van het Nederlandse republikanisme’, De Bataafse discussies over deze vragen stoel- De achttiende eeuw 28 (1996) 29-38. den in belangrijke mate op de opvattingen

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 495 over de gewapende burgerij die de patriot- betrouwbaardere soldaat zijn dan de huurling. ten een decennium eerder in praktijk hadden Hij vormde de voornaamste waarborg tegen gebracht. Zoals gezegd had een aanzienlijk tirannieke machtsovernames. Daarbij zou de gedeelte van de Nationale Vergadering ge- militaire dienst burgers ook een sterker besef hoor gegeven aan de oproep over te gaan tot van het algemeen belang bijbrengen en zo de gewapend verzet tijdens de patriottenperiode. republiek sterken. Zij hadden hierin niet alleen gestaan. Op een De directe invloed van Machiavelli in de massabijeenkomst in Utrecht in 1785 waren Nederlanden bleef beperkt tot een aantal au- maar liefst 13.517 vrijkorpsleden uit de gehele teurs. Bij de Leidse lakenhandelaren en poli- Republiek bijeen gekomen, wat op ongeveer tiek pamflettisten de gebroeders De la Court, de helft van het totaal geschat moet worden. is die beïnvloeding in de zeventiende eeuw het In dat jaar waren de patriotten aan de macht duidelijkst waarneembaar.14 Ook Spinoza, die in het grootste gedeelte van Utrecht, Holland goed bekend was met werk van de Italiaan, en Overijssel en in de belangrijke stedelijke ging in zijn Politieke Verhandeling uitgebreid centra van Gelderland, Noord-Brabant en in op het belang van een goed georganiseerde Groningen.10 burgermilitie tegen oneigenlijke machtscon- Wat bewoog al deze militieleden nu tot centraties.15 De ideeën van deze radicale ver- dit gewapende politiek activisme? De popula- lichtingsdenkers vonden in de tweede helft riteit van het republikeinse ideaal van de bur- van de achttiende eeuw een breder publiek. gersoldaat was in ieder geval geen uitsluitend Ontwikkelingen in het boekbedrijf, de op- Nederlands verschijnsel. De gebeurtenissen komst van het Nederlands als volkstaal in in de Republiek vormden onderdeel van een nieuwe genres als het tijdschrift en de krant, trans-Atlantisch burgerlijk streven dat zich in en het ontstaan van honderden culturele ge- deze periode ook in Frankrijk, Ierland en de nootschappen droegen bij aan de totstandko- Verenigde Staten politiek deed gelden. De pa- ming een kennisgemeenschap die de gehele triotten beriepen zich op de zelfde principes Republiek omvatte.16 Hierin werden, zeker van actief burgerschap en anti-monarchisme na het uitbreken van de desastreuze Vierde die elders ook de revoluties begeleidden.11 Engelse Oorlog (1780-1784), de geesten rijp Daarbij had het destijds welbekende succes gemaakt voor het in praktijk brengen van de van de Amerikaanse burgermilities tegen de republikeinse burgerschapsidealen. Het idee huurlingenlegers van het Britse Koninkrijk van de burgerbewapening nam vooral een enkele jaren daarvoor, het enthousiasme voor vlucht na het anoniem verschenen vlugschrift politieke vernieuwing ook in Europa aange- Aan het Volk van Nederland (1781) van de wakkerd. hand van Overijsselse baron Joan Derk van Evenmin was het ideaal nieuw te noemen. der Capellen. Geïnspireerd door meer toegan- Het principe dat burgers hun eigen politieke kelijke Angelsaksische verlichtingsauteurs als gemeenschap moeten kunnen verdedigen was Richard Price en Andrew Fletcher in plaats zo oud als het burgerschap zelf. Zowel in de van de radicale denkers van eigen bodem, wist Griekse stadstaten als in de vroege Romeinse het pamflet een groot publiek te bereiken.17 Republiek, werden legers gevormd door de- genen die aanspraak op burgerschap konden 10 J. Israel, The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806 (Oxford maken. Alleen personen met een direct poli- 1995) 1105-1107. 11 J.G.A. Pockock, ‘The Dutch Republican Tradition’ in: M.C. Jacob, W.W. tiek en economisch belang bij het voortbestaan Mijnhardt ed., The Dutch Republic in the Eigteenth Century, Decline, van de politieke gemeenschap, werden in staat Enlightenment and Revolution (Ithaca/Londen 1992) 188-193. geacht deze zware taak te vervullen.12 In het 12 A. Santuosso, Soldiers, Citizens & the Symbols of War, from Classical Greece to Republican Rome, 500-167BC (Boulder, Colorado 1997). zestiende-eeuwse pleidooi van Machiavelli 13 J.G.A. Pocock, The Machiavellian Moment, Florentine Political Thought ten gunste van de burgersoldaat, kregen deze and the Atlantic Republican Tradition (Princeton 1975) 194-218. 14 P. Knevel, Burgers in het geweer. De schutterijen in Holland, 1550-1700 klassieke concepten vervolgens een vroegmo- (Hilversum 1994). 13 derne invulling. De basiselementen van de 15 J.I. Israel, Radical Enlightenment. Philosophy and the Making of Modernity republikeinse visie op militaire dienst waar de 1650-1750 (Oxford 2001) 262-264. 16 J. Kloek en W. Mijnhardt, 1800. Blauwdrukken voor een samenleving (Den achttiende-eeuwse uitdagers van het ancien ré- Haag 2001) 127-142. gime zich op beriepen, waren in het werk van 17 L.H.M. Wessels, ‘Over invloed en traditie. Een plaatsbepaling van Joan Derk van der Capellen’ in: E.A. van Dijk, J. Trijsburg, W.F. Wertheim, A.H. de Florentijnse wijsgeer al aanwezig: de bur- Wertheim-Gijse Weenink, De wekker van de Nederlandse natie. Joan Derk gersoldaat zou op het slagveld een betere en van der Capellen, 1741-1784 (Zwolle 1984) 121-137.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 496 Floris Vletter De aanklacht tegen de Oranjes in het alge- kelijk bleef van beroepssoldaten van voorna- meen, en stadhouder Willem V in het bijzon- melijk buitenlandse afkomst. der, eindige met een oproep aan alle burgers De oproep tot volksbewapening had daar- om de wapens ter hand te nemen om zo de al- mee vooral een binnenlandse functie. Dit is oude vrijheid te kunnen herstellen. Dit bleek ook terug te zien in een van de concretere her- niet aan dovemansoren gericht. Door de hele vormingsvoorstellen die de patriotten in deze Republiek werden in kort tijdsbestek talloze periode deden; het zogenaamde Leids Ont- exercitiegenootschappen en vrijkorpsen opge- werp van 1785.20 Dit manifest, opgesteld door richt of werden in verval geraakte schutterijen de ‘Hollandse Vergadering van Gewapende weer nieuw leven ingeblazen. Burgercorpsen’, probeerde een brede volks- Deze burgermilities groeiden uit tot de bewapening te koppelen aan hervormingen politieke en militaire verzetshaarden tegen van het staatsbestel. Bij deze Hollandse Ver- het stadhouderlijk gezag. Dit burgerlijk mi- gadering waren ruim tweehonderd patriotse litarisme werd in de periodieke pers met tal genootschappen uit meer dan honderd steden van argumenten gelegitimeerd: met verwijzin- aangesloten. De Hollandse korpsen bepaalden gen naar de klassieke exempla van Grieken en in het document dat ‘in hachelijke omstandig- Romeinen, moderne republieken als Zwitser- heden, de Burgerkrijgsmacht de Militie van land en Amerika (waar burgers zich in mili- den Staat krachtdadig kunne ondersteunen ties verenigden), Bijbelpassages en ook, zij het tegen buitenlandsche Vijanden, en zich tegen sporadisch, naar het natuurrecht.18 Dat bur- die Militie kunne verzetten wanneer zij een gers zich mochten bewapenen was voor deze werktuig wierd in de handen van binnenland- patriotten volstrekt helder. Over de vraag sche dwingelanden!’21 De internationale bete- waartoe dit alles precies moest leiden bestond kenis van de burgermacht bleef hiermee een vooralsnog minder duidelijkheid. Hoe moes- secundaire overweging. Kern van de zaak was ten de burgermilities zich nu ten opzichte van dat men het beroepsgedeelte in toom moest het staande beroepsleger gaan verhouden? kunnen houden. Dat dit een niveau van mi- Voor wie gold deze plicht en hoe diende een litaire organisatie en bekwaamheid vereiste gelijke verdeling van deze last georganiseerd te waarmee men ook een nuttige bijdrage aan de worden? landsverdediging kon leveren, was een gunsti- Wat betreft de eerste vraag werd de ver- ge bijkomstigheid, maar niet meer dan dat. vanging van het beroepsleger door een bur- Burgerbewapening was voor de patriotten gerleger in ieder geval niet reëel geacht. De dus bovenal een politieke aangelegenheid. De burgermilitie moest vooral een tegenwicht serieuze verantwoordelijkheid die dat inhield kunnen vormen tegen het staande leger in- kon niet zomaar aan iedereen worden toever- dien de huursoldaten daarvan zich achter een trouwd. De vaak Oranjegezinde onderklasse orangistische machtsovername zouden scha- werd daarom in het Leids Ontwerp via finan- ren. De kans op een dergelijke noodsituatie ciële bepalingen van lidmaatschap uitgesloten. diende door een vermaatschappelijking van Dat bleef voorbehouden aan personen van een het staande leger zoveel mogelijk uitgesloten ‘zekere gegoedheid’, de hoogte waarvan aan te worden. Idealiter bestond het beroepsleger de hand van de lokale situatie bepaald moest daarom enkel uit ingezetenen van de Repu- worden. Dit was ook van belang omdat men bliek zelf, die geacht werden een binding te een directe koppeling tussen politieke rechten hebben met de wetten van het land, en niet uit en dienst in de burgerkorpsen tot stand wilde buitenlandse soldaten.19 Dit ideaal strookte brengen. Kandidaten voor stedelijke bestuurs- echter niet met de werkelijkheid. De praktijk functies (vroedschapsleden, burgemeesters en van het laatachttiende-eeuwse krijgsbedrijf schepenen) dienden door de burgermilities te betekende voor de Republiek dat men afhan- worden gekozen. Ook werd de geschiktheid voor publieke ambten afhankelijk gemaakt van het hebben vervuld van de militiedienst.22 18 Klein, Patriots republikanisme, 172-176. De rol van burgersoldaat werd zo de lakmoes- 19 Ibidem, 176-180. 20 S.R.E. Klein en J. Rosendaal, ‘Nieuwe perspectieven op het Leids Ontwerp proef voor goed burgerschap. (1785)’, De Achttiende Eeuw 26 (1994) De hervormingsvoorstellen uit het Met deze koppeling van burgerrechten Leids Ontwerp zijn als appendix aan dit artikel toegevoegd. 21 Ibidem, 98. (art. XIX) aan de militiedienst, hoopten de Hollandse 22 Ibidem, 87, 92-95. (art. IV, V, IX) patriotten ook nadrukkelijk het enthousiasme

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 497 voor de burgerbewapening aan te moedigen. dere lading gekregen. Iedereen was doordron- Een wettelijke verplichting tot militiedienst gen geraakt van het even afschrikwekkende werd in de tekst nergens bepleit. De mogelijk- als ontzagwekkende voorbeeld van de Franse heden voor een van staatswege afgedwongen conscriptie. Met de levée en masse hadden de en georganiseerde burgermilitie waren op het Franse revolutionairen niet alleen de Europese moment van verschijnen van de tekst ook niet grootmachten Oostenrijk, Groot-Brittannië meer aan de orde. De pogingen die hiertoe en Pruisen van het lijf weten te houden, men gedaan zijn aan het begin van de patriotten- begon zelfs de revolutie buiten de eigen lands- revolutie, waren gestrand op het ingewikkelde grenzen te exporteren. Die indrukkwekkende besluitvormingsproces in de Republiek en de militaire prestatie was alleen mogelijk geweest weerstand daarbinnen van politieke tegenstan- door harde repressie in eigen land. De mili- ders. Oranjegezinde autoriteiten doorzagen de taire dienstplicht kende in Frankrijk enthou- politieke bedoelingen van dergelijke plannen siaste volgelingen, maar rustte vooral op een en verwierpen de spaarzame voorstellen die haastig uit de grond gestampt binnenlands op het niveau van de staten hiertoe werden veiligheidsapparaat waarvan de burgersolda- gedaan. Met deze afwijzende houding van de ten van de Nationale Garde de ruggengraat autoriteiten waren de patriotten gedwongen vormden. De gardisten waren als binnenland- om particuliere korpsen op te richten om zo se ordehandhavers nauw betrokken bij het hun republikeinse idealen gestalte te geven. revolutionaire geweld dat door heel Frankrijk De totstandkoming van deze vrijkorpsen en heen plaats vond; een dubbelrol waarin ze exercitiegenootschappen werd gezien als een zowel de vijanden van de revolutie uit moes- ‘substituut voor het oorspronkelijk beoogde ten schakelen, als de radicale willekeur van de volksleger’.23 De situatie dwong de patriotten massa’s dienden te beteugelen.24 Als instru- tot de keuze voor vrijwillige volksbewapening. ment van de jakobijnen, werden deze burger- In plaats van alle burgers tot het dragen van soldaten zo medeverantwoordelijk voor het de wapenen te kunnen verplichten, of dit op massale bloedvergieten ten tijde van de Ter- z’n minst te laten afkopen, kwamen ze niet ver- reur (1793-1794). Op de in Frankrijk aanwe- der dan een moreel appel. De militaire burger- zige Nederlandse patriotten maakte dit alles plicht werd zodoende vanaf een vroeg stadium een diepe indruk. De reacties varieerden daar- meer gedefinieerd in termen van een morele bij van diepe afschuw tot instemming of in ie- verplichting, dan als een last die in gelijke mate der geval begrip.25 Hoe men het Franse geweld over de bevolking diende te worden verdeeld ook beoordeelde, de gebeurtenissen drongen via dienstplichtwetgeving. De meeste patriot- aan alle toekomstige Bataven de vraag op hoe ten zouden na de Bataafse omwenteling aan men de eigen revolutie zou moeten consolide- die vrijwillige plichtvervulling vasthouden. ren en welke rol de Bataafse burgersoldaten hierin zouden hebben. De Bataafse discussies over burgerbewape- De Bataven aan zet ning na 1795 verschilden zodoende sterk van De patriotse burgersoldaten waren in het discours rond de patriottische bewape- 1787 uiteindelijk niet bestand tegen de inter- ningsdrift die acht jaar daarvoor tot een einde ventie van de Pruisische beroepsmilitairen die was gekomen. Niet alleen lagen de Franse les- de restauratie van het bewind van Willem de sen vers in het geheugen. De discussies over V bewerkstelligden. Veel politieke vluchtelin- de militaire burgerplicht waren bovendien gen vestigde zich in Frankrijk en België, ande- een stuk minder vrijblijvend geworden nu de ren bleven in de Republiek, maar werden vaak patriotten staatkundig min of meer de vrije uitgesloten van publieke functies. Voor beide hand hadden. Niet langer kon men de ideeën groepen restte niets anders dan wachten op hierover optekenen in ontwerpen en pamflet- betere tijden. ten, ze moesten nu in concrete (grond)wets- Toen in 1795 die betere tijden voor hen kwamen, was de situatie veranderd, niet in 23 Zwitser, Militaire dimensie patriottenbeweging, 37. het minst door de nieuwe internationale ver- 24 C. Lucas, ‘Revolutionary violence, the people and the terror’ in: K.M. Baker houdingen. De militaire burgerschapsidealen ed., The and the creation of modern political culture. Volume 4, the Terror (Oxford 1994) 57-79, alsdaar 62-64. van het decennium ervoor hadden door de 25 J. Rosendaal, Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795 Franse Revolutie ook een onmiskenbaar an- ( 2003) 331-332 en 542-546.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 498 Floris Vletter teksten worden vastgelegd. In de politieke uitlegde, bleef echter duidelijk lokaal: in zijn discussies hierover zijn een viertal posities te Vaderlandsch AB-boek voor de jeugd (1781) onderscheiden die hieronder verder uiteenge- definieerde hij burgerschap als een relatie tus- zet zullen worden. De posities komen hierbij sen het individu en de stedelijke gemeenschap. overeen met de vier scenario’s voor de gewens- De militaire burgerplichten golden dan ook te uitkomst van de revolutie zoals Niek van alleen bij het verdedigen van de eigen haard- Sas die in het Bataafse politieke debat heeft steden. Die plicht nam hij zeer serieus en men onderscheiden: het federalisme, het modera- kon dan ook niet vroeg genoeg beginnen om tisme, het revolutionair republicanisme en het de ‘lust om met het snaphaantje te speelen in scenario van de zedelijke revolutie.26 de knaapjes’ aan te moedigen.27 Dit was echter geen revolutionaire oproep tot gewapend bur- gerverzet tegen de stadhouder, maar diende Herstel van de aloude schutterij alleen ter versterking van de aloude schutterij- De grootste afkeer van het Franse revolutio- en: de stedelijke ordehandhavers die hun oor- naire voorbeeld bestond onder de federalisten. sprong hadden in de middeleeuwse schutters- Voor hen was met de omwenteling van 1795 gilden. In de federalistische analyse hadden de in feite de kous af. Het federale stelsel van de schutterijen vanaf het prille begin van de Re- oude republiek kon gehandhaafd blijven en publiek een belangrijke staatsrechterlijke posi- het was alleen zaak om de burgerinvloed hier- tie verworven. Door hun optreden bij de bele- binnen te vergroten. Men had verder weinig geringen van steden als Alkmaar, Haarlem en op met de radicale politieke filosofieën waar Leiden waren de schutterijen in de Unie van de Franse revolutionairen zich van bedien- Utrecht verankerd en hadden een belangrijke den en men beschouwde de verregaande po- rol gekregen bij de verkiezingen van stedelijke litieke modernisering die daar plaats vond, regenten.28 De schutterijen waren zo de enige ongeschikt om als voorbeeld voor de nieuwe historisch gelegitimeerde instituties waarbin- Bataafse Republiek te dienen. In tegenstelling nen de burgerbewapening plaats kon vinden tot het voorheen absolutistische Frankrijk, volgens de federalisten. De bevoegdheden en konden de Bataven immers bogen op rijke functies van de schutterijen die in de loop van republikeinse traditie. Behoud van die tradi- hun geschiedenis zo gegroeid waren, moesten tie stond voor de federalisten centraal in hun de leidraad vormen voor verdere voorstellen. politieke optreden na 1795. In die zin kan De algemene diensplicht zoals die in Frank- men de Bataafse federalist beschouwen als rijk was gerealiseerd, was daarentegen een vertegenwoordiger van het toen opkomend schrikwekkende gebeurtenis met catastrofale conservatisme. gevolgen. Dat deze ‘voorbeeldelooze maatre- Ook wat betreft de invulling van de mili- gelen’ daar hadden kunnen slagen was volgens taire dimensie van het burgerschap blijkt die Swildens meer toe te schrijven aan geluk dan conservatieve inslag. Dit is goed te zien bij aan wijsheid. De Franse pleitbezorgers van de publicist J.H. Swildens, die als de belang- een algemene diensplicht hadden dit succes in rijkste representant van dit federalisme be- ieder geval zelf nooit kunnen bevroeden: schouwd kan worden. Tijdens de jaren tachtig voelde hij zich enigszins overrompeld door de De yverigste voorstanders van uiterste maat- militaire geestdrift van de vrijkorpsen, maar regelen, als Danton, Barrere, Robbespierre vond wel dat goed burgerschap ook de bereid- enz., wisten zeer wel, van welke eenen ver- heid inhield om de gemeenschap gewapender- baazenden en onafzienbaaren omslag het hand te verdedigen. De context waarin hij dit was, zulk een ontzettend decreet nu zodanig in praktyk te brengen, dat men er het bedoeld 26 Van Sas, De metamorfose van Nederland, 277-291. effect eenigszins van kon hebben.29 27 J.H. Swildens, Vaderlandsch A-B boek voor de jeugd (Amsterdam 1781). 28 Zie voor deze analyse het mede door Swildens geschreven Grondwettige herstelling van Nederlands staatswezen, zo voor het algemeen bondge- Slechts door de militaire onheilstijdingen van nootschap, als voor het bestuur van elke byzondere provincie, geschikt om het moment en de patriottische geestdrift die het voornaam doelwit aan te toonen, waar toe de poogingen van goede regenten en de requesten van vaderlandlievende burgers moeten strekken I dat losmaakte, slaagde deze precedentloze (Amsterdam 1784-1786) 274-275. opzet. Daarmee was een geest uit de fles ont- 29 J.H. Swildens, Oorlogs-monument bij dit ontzettend jaar, 1794 en hooge belangen van staat en regering, thans en voortaan (Amsterdam 1794) 94- snapt die uiteindelijk een heel continent in as 96. had gelegd en het ‘aarts-kwaad van alle kwaa-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 499

‘Amsterdamse schutters geven het voorbeeld aan de jeugd in het A-B boek van Swildens.’ Uit: J.H. Swildens, Vaderlandsch A-B boek voor de jeugd (Amsterdam 1781) Universiteitsbibliotheek Leiden

den, ’t oudheidensch stelsel des oorlogs van al- voorkwam dat een Bataafse burgermacht een len tegen allen’ had ontketend. 30 De mogelijk- instrument werd in handen van revolutionaire heden voor militaire mobilisatie die hiermee radicalen. gecreëerd werden, konden in geval van oorlog niet anders dan tot volledige wederzijdse ver- nietiging leiden. De burgermacht als revolutionaire garde Deze analyse van de betekenis van de levée In de discussies over die nieuwe Bataafse bur- en masse voor de praktijk van oorlogvoering germacht in de Nationale Vergadering hiel- lijkt sterk op die van Carl von Clausewitz, die den federalisten daarom vast aan een strikt in reactie erop het begrip ‘totale oorlog’ intro- lokale en provinciale organisatie. Hierbij zag duceerde. In tegenstelling tot de Pruisische men zich gesterkt door het reglement op basis militaire theoreticus, weigerde Swilders ech- waarvan de vergadering was bijeengekomen. ter aanpassing aan die nieuwe oorlogsvorm. Zeeland, en Groningen hadden het Het krijgsgeweld en de binnenlandse geweld- bijeenroepen van de nieuwe volksvertegen- dadigheden die kenmerkend waren voor de woordiging vooral gezien als een ongewenste Franse Revolutie, kon men het beste bestrij- aantasting van de aloude provinciale soeve- den door een terugkeer naar de stedelijke reiniteit. Om ook deze provincies aan boord schutterijen van weleer. De strikt defensieve te krijgen was een aantal zaken, waaronder fi- militaire functie van de schutterijen maakte grootschalige internationale campagnes on- 30 J.H. Swildens, Over de hoogere doel-einden van den revolutie-oorlog, waarschijnlijk, terwijl op politiek vlak de ver- en deszefs invloed op de belangen van godsdienst en staat (Amsterdam bondenheid met de eigen lokale gemeenschap 1803).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 500 Floris Vletter nanciën en burgerbewapening, een provinciale werd opgeroepen om vrijwillig de wapens op aangelegenheid gebleven. Artikel 79 van het te nemen in de Bataafse burgermacht.33 Het reglement bepaalde ten aanzien van het laat- geringe effect hiervan zal weinig indruk heb- ste dat de ‘burgermilitie zal blijven onder be- ben gemaakt op de Fransen. Waar in de be- vel van de respectieve Provinciale Regeering, ginjaren van de Franse Revolutie vele tiendui- en dat de Nationaale Vergaadering daar geen zenden vrijwilligers zich hadden aangemeld gebruik van zal maken.’31 naar aanleiding van soortgelijke oproepen, De volksvertegenwoordigers van radicale bleef in de provincie Holland het aantal aan- signatuur namen daar geen genoegen mee. meldingen beperkt tot slechts 461.34 Voor de De Leidse lakenfabrikant Pieter Vreede en de Bataafse radicalen liet dit eens te meer zien hoogleraar Johan Valckenaer waren de leiden- dat een vrijwillige volksbewapening te vrij- de figuren onder hen. Zij maakten al in een blijvend was. Verplichte militaire dienst in vroeg stadium van de omwenteling de burger- een nationaal georganiseerde Bataafse burger- bewapening tot een politieke kwestie om zo wacht bleef echter politiek onhaalbaar in de een ingrijpende centralisering van de nieuwe huidige constellatie. staat te bepleitten. De eerste militaire bedrei- De bewondering voor het Franse volks- ging van de nieuw verworven vrijheid, een leger was er onder de Bataafse radicalen niet Pruisische en Westfaalse troepenconcentratie minder om. Valckenaer prees uitgebreid de aan de oostgrens in mei 1796, werd hiervoor heldendaden van de Franse ‘Republicainsche door Valckenaer aangegrepen. Van de Franse Colommen’ en ook buiten de vergaderzaal bondgenoot mocht men veel verwachten, waren radicale geluiden in de discussies over stelde hij in de vergadering, maar het kwam de Bataafse burgerbewapening te horen.35 Zo aan op een eigen Bataafse bijdrage. Hiervoor ontstond in de Nieuwe Post van den Neder- waren geld en manschappen nodig en de enige Rhijn, de Bataafse doorstart van dit oude pa- manier om dit te realiseren was door de pro- triottenblad, een discussie over het al dan niet vinciale beperkingen aan de Nationale Ver- volgen van het Franse voorbeeld. Start voor gadering op het gebied van financiën en het de discussie was een ingezonden brief waarin bevel over de burgermilities te doorbreken. werd gewaarschuwd voor een al te enthousi- Pas wanneer de nationale volksvertegenwoor- ast kopiëren van de Franse rekruteringsprak- diging direct noodbelastingen kon heffen en tijken: ‘Ik geloof dat er veelen zullen zyn die de weerbare bevolking onder de wapenen kon op de vraag: zal men, naar het voorbeeld onzer roepen, kon een krachtige inspanning geleverd Fransche broederen hier ook de requisitien invoe- worden.32 ren?, Ja zullen schreeuwen, en die naderhand, Valckenaer en zijn medestanders in de wanneer men dezelve dadelijk wilde doen, vergadering namen met hun pleidooi voor nog harder zullen schreeuwen: neen! Dat heb- een algemene mobilisatie echter een minder- ben wij niet gedacht. Wij zijn vrij en willen niet heidspositie in. Een coalitie van federalisten geprest worden.’ 35 Een bijkomend probleem lag en moderaten hield deze voorstellen tegen en volgens de inzender gelegen in de vraag of de wenste niet verder gaan dan het opstellen van dienstplicht ook voor Oranjegezinden zou een proclamatie waarin het Nederlandse volk moeten gelden. Onder hen bestond weinig sympathie voor de nieuwe politieke orde en 31 G.W. Bannier, Grondwetten van Nederland: teksten der achtereenvolgende de bereidheid om in de Bataafse burgermach- staatsregelingen en grondwetten sedert 1795, met verschillende andere staatsstukken, historische toelichtingen en eenige tabellen (Zwolle 1936) ten die orde te moeten verdedigen was dan 17-35. ook niet groot. Hij schatte dat een vierde van 32 Dagverhaal der Handelingen van de Nationaale Vergadering represen- de bevolking aanhangers van het oude regime teerende het Volk van Nederland I (Den Haag 1796-1798) 396-397, 411-412 (2-5-1796). was en dus als burgersoldaat niet kon worden 33 Dagverhaal Nationaale Vergadering I, 420-422 (4-5-1796). vertrouwd. Uitsluiting van Oranjeklanten was 34 De Franse oproepen van 1791 en 1792 leverden respectievelijk ruim honderdduizend en 83.600 aanmeldingen uit met name lagere mid- ook geen optie omdat dit een oneigenlijke denstand en de boerenstand op. Zie: P. Paret, Understanding War, Essays grond voor gewetensbezwaren kon worden. on Clausewitz and the History of Military Power (Princeton 1992) 60-61. De belasting zou dan te zwaar op welwillende Voor de Hollandse cijfers: Nationaal Archief, Den Haag, Archieven van de Wetgevende Colleges 1796-1801, nummer toegang 2.01.01.01, inventaris- republikeinen komen te liggen. nummer 488, 10 oktober 1796. Het weerwoord van de redactie van de 35 Dagverhaal Nationaale Vergadering I, 437 (6-5-1796). Een verwijzing naar de nieuwe strategie waarbij niet meer over de breedte werd aangevallen, Nieuwe Post van den Neder-Rhijn laat zien dat maar in collones om zo een doorbraak in de vijandelijke linies te forceren. er ook warme sympathie bestond voor het idee

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 501

om een Bataafse levée af te kondigen. In plaats handelden. Ook liet men uit de kerkers van van een reden om van dergelijke plannen maar het stadhuis militieleden vrij die bij eerdere af te zien, was de partijtwist een probleem dat opstootjes van dat tumultueuze jaar in de stad juist met een militaire dienstplicht kon wor- gevangen waren gezet. den opgelost. Ook in Frankrijk hadden im- De discussie in de Nationale Vergadering mers koningsgezinden een belangrijk deel van spitste zich toe op de vraag of het Haagse de bevolking uitgemaakt. Voor de meesten garnizoen een bijdrage moest leveren aan het daarvan had, op het moment dat Frankrijk herstel van orde en rust in Amsterdam.39 Het door vijanden werd belaagd, loyaliteit aan de Provinciaal Bestuur had hier in de nacht van natie geprevaleerd boven de weerzin tegen de 11 op 12 mei om verzocht en president van revolutie. Maar ook de minderheid waarbij de de vergadering Bicker had, zonder de volks- partijstrijd het had gewonnen van de vader- vertegenwoordigers te raadplegen, een deel landsliefde, was door de Franse revolutionai- van het garnizoen richting Amsterdam laten ren met succes onder de wapenen gebracht: uitrukken. Door de Haagse ruiters in te zet- ten, die onder bevel van de Nationale Ver- Edoch het geen alles afdeed, was de sterkste gadering stonden, werd het stedelijk oproer discipline, en de scherpste toezicht, welke bij een nationale kwestie en werden de bekende de legers wierd gehouden; het was bijna de scheidslijnen ook hier zichtbaar. De radica- onmogelijkheid zelve, om heimelijk uit of in len vonden de handelswijze van de voorzitter het leger te komen, zonder ontdekt en gevat te voorbarig, omdat de Nationale Vergadering worden, en zij, welke wierden gevat, wierden hiermee zonder kennis van zaken, stelling zou den oogenblick ter dood gebragt; – wij hou- nemen in de Amsterdamse ‘burger geschillen’. den ons verzeekerd, dat zulk een scherp toe- Pieter Vreede waarschuwde hierbij voor de zicht bij ons plaats hebbende, niet veel voor consequenties als er ‘burgerbloed’ zou vloeien het overloopen te vreezen hebben.37 en stelde dat dan aan alle rampen die het land al troffen, ‘die van een burgeroorlog kan wor- Met dit commentaar liet het blad niet alleen den toegevoegd’.40 Federalisten en moderaten blijken over een nogal jakobijns revolutie- (zie hieronder) namen aanstoot aan de kwa- ethos te beschikken, het riep tevens de fun- lificatie van de gebeurtenissen in Amsterdam damentele vraag op over de rol die de burger- als een lokaal burgergeschil. In hun ogen was wacht moest spelen in het beslechten van de het niets meer geweest dan een misdadige nog steeds bestaande politieke twisten. Die geweldsuitbarsting tegen het wettige gezag vraag kwam al aan de orde op het moment dat waartegen daadkrachtig opgetreden diende te de Nationale Vergadering nog delibereerde worden. over de opzet van de Bataafse Burgermacht Uiteindelijk liep alles met een sisser af. in mei 1796. Een reeks incidenten in Amster- Het Haagse garnizoen zou Amsterdam nooit dam die de geschiedenis is ingegaan als het bereiken en de opstandige kanonniers kwa- kanonniersoproer, liet zien hoe potentieel ex- men met een Haagse onderzoekscommissie plosief het bewapenen van burgers kon zijn.38 een staakt-het-vuren overeen. De episode Aanleiding vormde verkiezingen waarbij een, maakte niettemin duidelijk dat er genoeg ra- ten opzichte van de situatie voor de omwente- dicale agitatie bestond onder de verschillende ling, vrijwel ongewijzigde gemeenteraad was burgermilities over de milde behandeling van verkozen. Radicale elementen die vooral in de aanhangers van het voormalige regime sinds artillerie-milities te vinden waren, was het een de omwenteling. Met de radicale staatsgreep doorn in het oog dat vermeende aristocraten van 22 januari 1798 waarachter ook Vreede en Oranjegezinden weer deel uitmaakten van zich schaarde, kreeg deze groep uiteindelijk het stadsbestuur. Zij waren met de wapens in de gelegenheid het staatsbestel van alle reac- de hand verhaal gaan halen bij de gemeente- raad, die de overige burgermilities het bevel 36 ‘G. Vrijheid’ (pseudoniem), ‘Aanmerkingen over het nadeelige der reque- gaf de artilleristen te ontwapenen. Deze had- sitien, met aanwijzing van een beter middel’, De nieuwe Post van den Neder-Rhijn 60 (1796) 486-489. den zich echter achter de opstandige kanon- 37 De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn 60 (1796) 499-500. niers geschaard waarop deze, in de dronken 38 Rogge, Geschiedenis der Staatsregeling, 81-90. Zie voor een beschrijving van de gebeurtenissen ook: Schama, Patriotten en bevrijders, 305-307. anarchie van het moment, de raadzaal waren 39 Dagverhaal Nationaale Vergadering I, 469-491 (12-6-1796). binnengedrongen en enkele raadsleden mis- 40 Ibidem, 483-484.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 502 Floris Vletter

‘Bezetting van de Amsterdamse raadszaal door artilleristen van de gewapende burgermacht.’ Uit: C. Rogge, Geschiedenis der staatsregeling, voor het Bataafse volk (Amsterdam 1799). Universiteitsbibliotheek Leiden

tionaire krachten te ontdoen. Hiertoe werden en provinciale- en stedelijke bestuurders op bijvoorbeeld de Amsterdamse kanonniers die vermeende aristocratische, orangistische of na de onlusten waren ontbonden, weer in ere federalistische sympathieën beoordeeld. Ook hersteld. Samen met gelijkgezinden elders in voor de talrijke ambtelijke functies werden de het land vormden zij de revolutionaire garde juiste politieke opvattingen vereist. In sommi- die het werk van de zuiveringscommissies mo- ge plaatsen ging men zelfs zo ver om veerschip- gelijk maakte. In vooral de belangrijke stede- pers, vroedvrouwen, brand- en wijkmeesters, lijke centra van Utrecht, Friesland en Holland zakkendragers, biersjouwers, stadbodes en kregen de radicale milities vrijspel.41 Hoewel schoolmeesters zich tegenover de zuiverings- deze zuiveringen nergens uitmondde in jako- commissies te laten verantwoorden.42 bijnse bloedbaden, werden overal in het land stemgerechtigden in de grondvergaderingen Voorbij de partijtwist In het kleine half jaar dat de radicalen aan het 41 Schama, Patriotten en bevrijders, 390-391. 42 K. Vossenstein, Verwisselde loterijbriefjes. Montfoort 1783-1803 (Hilver- bewind waren – in juni volgde al weer een te- sum 1999) 145-155. gencoup – wist men door deze dwang de fel

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 503 begeerde eenheidstaat tot stand te brengen. veiligheid en geluk der geheele Republicq niet Dat had echter wel wat gekost. Voor zover er kan bevordert worden’, dienden in handen van steun was onder de burgerbevolking voor een het centrale gezag gelegd te worden.46 Al het radicale revolutie naar Frans model, verdween overige kon aan de stedelijke en provinciale die volledig na dit jaar van staatsgrepen, arres- besturen overgelaten worden. Uit dit subsidi- taties en zuiveringen. Het maakte plaats voor ariteitsbeginsel vloeide in zijn ogen wel voort een algemene roep om verzoening en een ze- dat de binnenlandse veiligheid en rechtshand- ker berouw over de felheid van de partijstrijd having, afgedwongen door een gewapende zou langzamerhand de publieke discussie burgermacht, een verantwoordelijkheid voor gaan beheersen.43 Kortom, een sfeer waarin de nationale overheid moest zijn. de moderaten hun voornaamste doelstelling Het toekennen van deze functie aan de verwezenlijkt zagen. burgermacht betekende dat de lokale delen Wat waren nu de ambities die zij hadden hiervan aan een zekere nationale standaard wat betreft de burgerbewapening? Het ach- moesten gaan voldoen. De nationale verga- terhalen van de politieke stellingnamen van dering vaardigde daartoe in september 1796 deze groep was voor tijdgenoten al geen sine- het eerste reglement voor de Bataafse burger- cure. Pieter Vreede verzuchtte hierover: ‘Uit macht uit waarin gedetailleerd uiteengezet de natuur der grondstellingen van de mode- werd wie aan de militieplicht gehouden kon raten, vloeiden eigenaerdig voort, dat zy zich worden, op welke gronden men dit tegen be- veréénigden met elk die zich wilde verzoenen.’ taling kon ontlopen en hoe hoog de boetes Tal van orangisten en aristocraten bevonden voor ontduiking moesten zijn.47 Ook bepaalde zich daarom onder hun gelederen, aldus de het reglement hoe en hoe vaak er geëxerceerd radicale voorman.44 Die beginselloosheid als moest worden, wat de richtlijnen voor bewa- gevolg was van de wens om vooral toch te ver- pening en uniformen waren, en dat de rangen zoenen, wordt door historici dan ook als pro- en standen gelijkgesteld werden met die van blematisch gezien bij het karakteriseren van het reguliere leger. Hiermee werd het stede- deze groepering.45 Veel verder dan de tussen- lijke karakter van de burgerkorpsen voor een posities onderscheiden die de moderaten op belangrijk gedeelte teniet gedaan. Door de gevoelige thema’s innamen, komt men daarom uniforme opzet kwamen ze symbool te staan niet. Ook op het vraagstuk van de militie- voor nieuwe, nationale burgerlijk identiteit. In dienst kozen de moderaten voorzichtig posi- die zin vormde dit reglement een duidelijke tie. Tussen de uitersten van een terugkeer naar breuk met de eeuwenoude schutterstraditie. de oude schutterijtraditie en het invoeren van Deze centrale overheidsbemoeienis met de een Bataafse levée, bepleitte men een inrich- burgerbewapening waren daarom voor fede- ting van de Bataafse burgermacht die ruimte ralisten als Gerard Willem van Marle onver- liet voor het compromis, en tevens voortbor- teerbaar. Al die nationale initiatieven voor de duurde op het ideaal van de gewapende bur- burgermacht voedden uiteindelijk alleen maar ger uit de patriottenperiode. de angst onder de bevolking dat een algemene Hoewel men de voorstellen van Vreede en dienstplicht aanstaande was. Die angst, aan- Valckenaer om de gehele burgerbewapening gewakkerd door de ‘vijanden van de tegen- per direct onder het centrale gezag van de woordige orde’, had er volgens Van Marle voor volksvertegenwoordiging te plaatsen niet had gesteund, had men uiteindelijk met de bur- germacht wel een nationale organisatie voor 43 N.C.F. van Sas, ‘Het beroerd Nederland. Revolutionair geweld en bezin- ogen. Dit blijkt onder andere uit de stelling- ning omstreeks 1800’, in: idem ed., De metamorfose van Nederland, 373-383. namen van de gematigde volksvertegenwoor- 44 P. Vreede, Verandwoording van Pieter Vreede, lid van het voormalig diger Johan Pieter Farret in de commissie Uitvoerend Bewind, aen de Bataefsche Natie en aen haere vertegenwoor- digers, ingegeven by de Eerste Kamer der Wetgevende Vergadering, den 9 die zich bezighield met het schrijven van een october 1798 (Leiden 1798). concept grondwet voor de nieuwe republiek. 45 Schama, Patriotten en bevrijders, 300; Van Sas, Scenario’s, 284-285. Over de grote soevereiniteitsvraag – lag die bij 46 L. de Gou, Het plan van constitutie van 1796, chronologische bewerking van het archief van de eerste constitutiecommissie ingesteld bij decreet de aloude provincies of bij het Bataafse volk van de nationale vergadering van 15 maart 1796 (’s-Gravenhage 1975) 31- en dus de nationale vertegenwoordigende 32 en 55-56. 47 Nationaal Archief, Den Haag, Inventaris van de Commissie van de Ge- vergadering – nam hij een typische moderate wapende Burgerwacht (1798-1802) nummer toegang 3.02.35, inventaris- positie in. Alleen die zaken ‘zonder welke de nummer 52.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 504 Floris Vletter gezorgd dat het electoraat de grondwetsvoor- derlandse burgerij? De afgevaardigde Tonco stellen in 1797 massaal had afgewezen.48 Modderman, in 1785 nog oprichter van het Vanuit de optiek van het moderatisme ‘Voor Onze Duurste’ uit was de vrees voor een Franse conscriptie ech- Groningen twijfelde hier niet aan: ‘Elk die de ter ongegrond. De nationale standaardisering Nederlander kent, weet het volgende: hij sid- betrof vooral de lokale ordehandhaving. Het dert te rug op het enkele denkbeeld van requi- bevel over de burgermacht voor inzet buiten sitie, maar een wenk, wat dan de nodigende de eigen woonplaatsen bleef bij de Provinciale stem der beminlijke vrijheid doet hem in den Besturen (de oude gewesten) liggen. Pas na drom zijner vijanden vliegen.’50 De erfenis van de staatsgreep en de inwerkingtreding van de vrijwilligheid uit de patriottenperiode bleef zo grondwet van 1798, kreeg de nationale volks- onderdeel van de moderate Bataafse opvattin- vertegenwoordiging de mogelijkheid om de gen over de nieuwe burgermacht. noodtoestand uit te roepen waarin men het bevel over de gehele burgermacht op kon ei- sen. Dat het gematigde deel van de Bataafse De Bataafse burgermacht als school der politieke elite hier niet lichtzinnig gebruik van natie wenste te maken, bleek in de nazomer van Tijdens de campagne in Noord-Holland wa- 1799 toen het Europese oorlogsgeweld zich ren er zeker burgersoldaten die voldeden aan naar de duinen van Noord-Holland verplaats- de hoge verwachtingen van Modderman en de te. De Brits-Russische invasie daar mondde uit zijnen. Volgens Simon Schama leverden com- in een maanden durende slag waarbij in totaal pagnieën uit Den Haag, Utrecht, Rotterdam, 80.000 troepen waren betrokken en duizen- Leiden, Haarlem, Delft, Rotterdam, Zwolle den doden en gewonden vielen te betreuren. en Kampen een onverwachte bijdrage aan de De Bataafse volksvertegenwoordiging riep Bataafs-Franse oorlogsinspanningen.51 Ook de noodtoestand uit en verleende de regering in de voorste linies waren sommigen van hen weliswaar het bevel over de burgermacht, maar actief. Zo werden de Delftse en Rotterdam- die beloofde plechtig dat het deze burgersol- se milities door de Franse generaal Brune in daten in eerste instantie alleen zou inzetten het bijzonder geroemd voor hun heldhaftige voor de lokale ordehandhaving. Hiernaast optreden tijdens de beslissende slag bij Ber- werden burgers, ‘voor zo verre zy zich bereid- gen.52 willig toonen’, opgeroepen zich aan te melden Toch was niet iedereen onder de indruk voor de directe confrontatie met de vijand.49 van het Bataafse enthousiasme om het vader- Dit was conform het moderate denken over land te hulp te snellen. In de Nieuwe Post van de functie van de burgermacht in geval van den Neder-Rhijn, die sporadisch verscheen tij- een buitenlandse dreiging. Met de gelijkstel- dens het conflict, omdat het grootste gedeelte ling van de burgermacht met het reguliere le- van de redactie ten strijde was getrokken, werd ger wat betreft organisatiestructuur, oefening hier niet hoog van opgegeven. In tegenstelling en uitrusting, hoopte men vooral een reservoir tot wat de krantenberichten meldden, consta- aan geoefende burgersoldaten te creëren waar- teerde men dat de Bataven een ‘nauwelijksch uit in tijden van nood genoeg vrijwilligers zich noemenswaardig’ aantal soldaten op de been zouden aanmelden. Militaire burgerdienst hadden kunnen brengen. Erger was nog dat was voor hen een morele plicht die niet van degenen die wel naar het front waren gegaan, staatswege afgedwongen moest worden. Men geen waardering voor hun daden kregen. Ver- zag hier de militaire noodzaak ook verder niet bitterd vroeg men zich af of zij ‘die achting, van in. Had het massale karakter van de van die liefde, die dankbaarheid van hunne Me- de patriotse burgerbewapening in de jaren devaderlanders, voor welke zij zich moedig in tachtig immers niet bewezen dat er voldoende het vuur hebben gewaagd, genieten, op welke opofferingsgezindheid bestond onder de Ne- zij aanspraak hebben? – bij eenige waare va- derlanders, JAA, maar bij den grootsten hoop, 48 Dagverhaal der Nationaale Vergadering VII, 337 (4-10-1797). NEEN’.53 De Bataven mochten dan over hun 49 Dagverhaal der Handelingen van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volk V (Den Haag 1798- 1801) 798 (23-8-1799). eigen republiek beschikken, men was duide- 50 Dagverhaal Nationaale Vergadering I, 435 (6-5-1796). lijk nog geen natie. 51 Schama, Patriotten en bevrijders, 463. 52 Dagverhaal Vertegenwoordigend Lichaam VI, 110 (20-09-1799). Die problematiek staat ook centraal in 53 De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn 257 (1799) 2173-2174. het vierde scenario dat Van Sas onderscheidt.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 505

Grenadier- en fussilier- officieren van de Bataafse Burgermacht te Rot- terdam (aquarel naar J.A. Langendijk). Uit: F.G. de Wilde, De uniformen van het Nederlandse leger ten tijde van de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland 1795-1810. (Amsterdam 1999) 94

Men had hierin grofweg dezelfde staatkundige opvoedingsinitiatieven speelde ook de burger- doelstellingen als bij de radicale positie, maar macht een belangrijke rol. Zo publiceerde men achtte het zinloos dit na te streven voordat het in februari 1797 een zeer gedetailleerd voor- Bataafse volk als zodanig één en ondeelbaar stel waarin de inrichting van de burgermacht was. Hiervoor was een ‘zedelijke revolutie’ volledig gelijkgeschakeld zou worden met het noodzakelijk waarin de bevolking door een kiesstelsel waarmee de Nationale Vergadering beschavingsoffensief tot een natie gesmeed gekozen werd. Hierin had elk district onge- moest worden. Door nationale feestdagen, veer 15.000 inwoners en de stemhebbende herdenkingen en eretekenen voor uitzonder- burgers daarbinnen konden één afgevaardigde lijke prestaties, moest dit bewerkstelligd wor- voor de Nationale Vergadering aanwijzen. den. Het programma hiervoor werd ontvouwd Dit deed men door het district op te delen in het politieke weekblad De Democraten dat in grondvergaderingen van 500 inwoners die onder redactie stond van de latere minister van Financiën Alexander Gogel en de politiek 54 ideoloog Willem Anthonie Ockerse. In deze 54 Van Sas, Scenario’s, 289-290.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 506 Floris Vletter een kiesman naar het districtniveau afvaardig- moderne nationalisme is ook terug te zien in den.55 Voor De Democraten leek het niet meer de retoriek rond de eerste herdenking van de logisch deze reeds bestaande volkstelling te Brits-Russische invasie. De agent van natio- handhaven en elk district een bataljon van nale opvoeding, een post die vast en zeker de 800 tot 1.000 man te laten leveren, die samen- goedkeuring van Gogel en Ockerse kon weg- gesteld was uit kleinere compagnieën vanuit dragen, pleitte bij deze gelegenheid voor het de grondvergaderingen.56 oprichten van een monument voor de geval- De toename in onderling contact tussen len landgenoten. Deze Johannes van der Palm burgers op zowel politiek als ordehandhavend riep alle vaderlanders op ‘in statige optogt dit gebied die dit teweeg bracht, was het voor- heiligdom der natie te bezoeken’. Jongeren naamste winstpunt van deze organisatievorm. moesten ‘daar voor het eerst den eed zweren Door hun gezamenlijk wetgevende en uitvoe- van trouw aan het vaderland: zoo zal de moed rende werkzaamheden, ‘leeren de menschen der ontslapen helden in hunnen boezem over- elkander beter te kennen, men raakt elkaar in gaan, en zij ook zullen zich waardig voelen, meer punten aan, men gewent zich aan eene om, waar het Vaderland gebiedt, voor het Va- gemeenschappelyke werking, die nauwer ver- derland te sterven’.57 eeniging sticht’. De districten zouden boven- dien een volstrekte numerieke gelijkheid op politiek en militair gebied kennen. Hiermee Invoering van de moderne dienstplicht was volgens het blad het risico dat politieke Als school der natie zou de Bataafse burger- conflicten tot gewelddadigheden zouden lei- macht echter nooit dienen. De oorlog in de den geminimaliseerd aangezien geen van de Noord-Hollandse duinen die had moeten districten een militair overwicht kon hebben dienen als decorum voor het nationalisme over de anderen. Met dit alles werd ‘het sys- van Van der Palm, maakte juist een einde tema van één en ondeelbaarheid bevorderd aan het Bataafse enthousiasme voor een na- en bevestigd’. In die strakke koppeling tussen tionale burgermacht. De Fransen hadden de politieke en militaire dimensies van het bur- overwinning vooral als resultaat van de eigen gerschap leken deze ideeën sterk op de voor- inspanningen gezien en begonnen steeds ster- stellen die de Hollandse burgerkorpsen ruim ker te twijfelen aan de Bataafse bereidheid de tien jaar daarvoor in het Leids Ontwerp had- eigen vrijheid te verdedigen. Gevolg was dat den neergelegd. Het burgerschap zelf had in de Fransen vanaf de gevechten in Noord- de tussentijd echter totaal verschillende lading Holland, de zelfstandigheid van de Bataafse gekregen. Waar de patriotten zich noodzake- republiek steeds minder serieus ging nemen. lijkerwijs op het stedelijk burgerschap richt- 58 Zeker toen in november van dat ten, hadden de kiesdistricten in de voorstellen jaar de alleenheerschappij in Frankrijk greep, van De Democraten uitsluitend betekenis voor werd de Bataafse Republiek alleen nog gezien de samenstelling van de nationale volksverte- als leverancier van geld en troepen voor de genwoordiging. Bovendien ging het nu niet al- Franse oorlogsmachine. Hiermee verdampten leen om het stimuleren van de burgerbewape- ook de laatste restjes animo voor de burger- ning, maar wilde men burgers vooral het besef bewapening. De militaire burgerplicht verloor bijbrengen onderdeel te zijn van een bredere, zijn politiek-ideologische lading als bolwerk nationale identiteit. van de vrijheid, en werd nog slechts gezien als Dit was vernieuwend. Het was de eerste een verkapte poging om de Franse conscriptie Nederlandse manifestatie van een Europese ten behoeve van de Napoleontische oorlogen ontwikkeling waarin militaire dienst gebruikt aan de Nederlandse bevolking op te leggen. In werd om nationale identiteiten te vormen. Dit 1803 besloten de Bataven dan ook de moge- lijkheid tot inzet van burgermachten buiten de eigen woonplaats uit het reglement te schrap- 55 P.A.J. van den Berg, ‘Wie behoorde tot het Bataafse volk? Opvattingen pen. Toen er niets terecht kwam van de toene- over Bataafs burgerschap en politieke participatie in de eerste jaren van mende druk van Napoleon om deze maatre- de Bataafse Republiek (1795-1798) Pro Memorie 7 (2005) 211-250, aldaar 219. gel terug te draaien, besloot hij mede hierom 56 De Democraten 39 (1797). de noordelijke Nederlanden maar in te lijven 57 J.H. Palm, Redevoering bij gelegenheid der viering van het Nationaal Feest op den 19 december 1799 (Den Haag 1800) 9-10. bij het Franse keizerrijk. De militaire dienst- 58 Van Sas, De Metamorfose van Nederland, 335. plichtwetgeving werd hiermee van kracht en

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid 507 ook konden de beproefde middelen om deze De Franse invloed op al deze discussies af te dwingen vrijelijk worden ingezet.59 is daarmee zeer groot geweest, maar zeker Dit systeem werd door koning Willem I niet eenduidig. De levée en masse diende voor in 1813 grotendeels overgenomen waarmee sommigen als voorbeeld van militaire effici- hij het begin van de Nederlandse dienstplicht ëntie, als middel om een einde te maken aan inluidde. Dat hij hierin succesvol was, is op- de interne politieke tegenstellingen en de re- merkelijk en wordt vooral toegeschreven aan volutie te vervolmaken, en als forum waarin de mogelijkheden die het vers gecentraliseerde de nationale identiteit bevestigd kon worden. bestuursapparaat boden om deze burgerplicht Voor anderen doemden alleen schrikbeelden op te kunnen leggen.60 Dat is zonder meer op van totale oorlog en jakobijnse bloedbaden waar, maar een voor de Nederlandse context wanneer men aan het Franse voorbeeld dacht. wezensvreemd instituut dat alleen ingang had De Franse inlijving leidde uiteindelijk tot in- gevonden door de botte bijl van de Franse voering van de dienstplicht, maar het proces inlijving, was de militaire burgerplicht ook waarbij de militaire dimensie van het burger- weer niet. Zo werd voor het nieuwe leger van schap langzaam maar zeker genationaliseerd Willem I een onderscheid gemaakt tussen werd, was al veel langer gaande en kende zelfs internationaal inzetbaar beroepsleger en een wortels in de patriottenperiode. De Franse in- Landmilitie met een meer ondersteunende vloed is voor dit proces even zo vaak een kata- defensieve taak. Deze taakverdeling tussen be- lysator als een rem gebleken. roeps- en burgersoldaten was voor de patriot- ten in de jaren tachtig al het uitgangspunt ge- Floris Vletter is verbonden als docent aan het instituut weest en dit principe maakte ook onderdeel uit politieke wetenschap van de Universiteit Leiden. Hij doet van alle Bataafse voorstellen op dit gebied.61 onderzoek naar de ontwikkeling van het Nederlands bur- gerschap aan de hand van militaire burgerplichten. Ook de centralisering van de burgerbewa- pening was in Bataafse handen danig voort- geschreden. De federalistische visie waarin de burgermachten alleen lokale ordehandhavers waren die in geval van nood de stadsmuren konden bemannen, had al in 1796 het onder- spit gedolven. Het reglement van dat jaar start- te een gestage uniformering van de burger- machten en centralisering van bevoegdheden. Een meerderheid van radicalen en moderaten vatte de burgermacht op als een nationale or- ganisatie waarvan de lokale milities de bouw- stenen vormden. De militaire inzetbaarheid werd hierin een belangrijke overweging. Het gelijkschakelen met de organisatiehiërarchie van het beroepsleger en de nationale standaar- den voor uniformen, bewapening en oefening laten zien dat ook de moderaten een zekere militarisering van de burgerbewapening niet schuwden. Men wenste alleen nog niet de ra- dicale stap te zetten naar een algemene dienst- plicht die ook de militaire functie zou omvat- ten. Hiervoor bleef men vasthouden aan het principe van vrijwilligheid. Deels kwam dit voort uit de patriottische voorgeschiedenis waarin de militaire burgerplicht een morele en geen juridische connotatie had gehad. Deels had dit te maken met de toenemende angst 59 Joor, De Adelaar en het Lam, 283-379. dat Nederlandse burgersoldaten door de al- 60 H. Amersfoort, ‘De strijd om het leger (1830-1840)’ in: C.A. Tamse en E. Witte ed., Staats- en Natievorming in Willem I’s Koninkrijk (1815-1830) liantie met Frankrijk in het Europese oorlogs- (Brussel 1992) 186-206, aldaar186-188. geweld gezogen zouden worden. 61 Zwitser, Militaire dimensie patriottenbeweging, 38-39.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 492-407 508

Duits affiche voor de film Bei unseren Helden an der Somme uit 1916. Bron: Imperial War Museum, Londen 509 Welke Slag aan de Somme? Oorlog en neutraliteit in Nederlandse bioscopen, 1914-1918

Wouter Groot en Karel Dibbets

Terwijl de Nederlandse regering zich inspande om het land Nederland lag tussen twee vuren en kon wel proberen de ogen te sluiten, maar dat bracht buiten de Eerste Wereldoorlog te houden, probeerden de geen verandering in haar moeilijke positie. Hoe er in Nederland werd gedacht over oorlogvoerende naties invloed uit te oefenen op de publieke neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog, heeft de laatste jaren ruime aandacht gekre- opinie door middel van propaganda. De documentaire film gen van historici.1 De Nederlandse regering wilde het land graag buiten de oorlog houden, The Battle of the Somme uit 1916 is een bekend voorbeeld. maar neutraliteit kon slechts blijven bestaan bij de gratie van de grote strijdende blokken, Nader onderzoek leert, dat deze film niet op zichzelf stond. de Entente en de Centralen. Een neutraal Ne- derland tussen Engeland en Duitsland werkte Nederland is misschien het enige land geweest, waar drie voor beide partijen als een strategische buffer- zone; beide hadden belang bij deze status quo. verschillende filmversies van deze grote veldslag met elkaar Hiermee was de kous echter niet af. Terwijl alle strijdende partijen de koers van de Ne- concurreerden in de bioscopen: een Franse, een Engelse en derlandse regering met argusogen volgden, probeerden ze tegelijkertijd invloed uit te oe- een Duitse versie. Deze vertoningen stelden de neutraliteits- fenen op de publieke opinie met behulp van propaganda. Ze hadden inmiddels ontdekt politiek op de proef. Niet alleen ministers, burgemeesters, dat het medium film goed kon worden inge- zet voor deze psychologische oorlogsvoering. filmverhuurders en bioscoopdirecties raakten erbij betrok- Films met een patriottische, partijdige lading waren niet alleen geschikt voor binnenlands ken, maar ook buitenlandse ambassades en inlichtingen- gebruik, maar konden ook in het buitenland hun diensten bewijzen. Deze films kwamen zo diensten. in Nederland terecht en verschenen hier in de bioscopen. Dat roept de vraag op hoe in Ne- derland werd omgegaan met filmvertoningen van propagandistische aard, die de neutraliteit van het land zouden kunnen ondermijnen. Over de relatie tussen film, propaganda In de zomer van 1914 gleed de wereld af naar en de Eerste Wereldoorlog is veel gepubli- een oorlog van ongekende proporties. Terwijl ceerd. De film die in dit opzicht de meeste elders in Europa soldaten als kanonnenvoer bekendheid geniet, is The Battle of the Somme naar het slagveld werden gestuurd, ging in

Nederland het leven zo goed en zo kwaad als 1 Martin Kraayenstein en Paul Schuiten ed., Wankel evenwicht. Neutraal het kon door. De neutraliteit die 26 jaar la- Nederland en de Eerste Wereldoorlog (Soesterberg 2007); Maartje Abben- ter grof geschonden zou worden, kon bij deze huis, The art of staying neutral. The Netherlands in the First World War, 1914-1918 (Amsterdam 2006); Ismee Tames, Oorlog voor onze gedachten. ‘volkerenkrijg’ nog gehandhaafd worden. Wat Oorlog, neutraliteit en identiteit in het Nederlandse publieke debat, 1914- deze neutraliteit betekende voor het dagelijk- 1918 (Hilversum 2006); Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918 (Amsterdam 2001); Hans Binneveld e.a. se leven, zou de bevolking spoedig ontdekken. ed., Leven naast de catastrofe: Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Hilversum 2001).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 510 Wouter Groot en Karel Dibbets (1916). 2 Het gaat om een documentaire film pagandafilm in de bioscoop verscheen, zou van 73 minuten over de grote slag bij de Som- dit bijna onvermijdelijk moeten leiden tot de me, die op 1 juli 1916 begon. Hij geeft een vertoning van een Duitse tegenhanger. Een chronologisch verslag van de voorbereidingen verbod van dat laatste kon gemakkelijk uitge- en de aanval door de Engelsen. Hij toont op- legd worden als een partijdige actie. Of lag het namen van het front, inclusief de verschrik- genuanceerder? Door zorgvuldig de spanning kingen van de bombardementen en de loop- tussen de neutraliteitshandhaving en de ver- gravenoorlog. De film maakte grote indruk in toning van The Battle of the Somme te onder- Engeland bij de première in augustus 1916, zoeken, krijgen we beter inzicht in de unieke toen de slag nog lang niet was afgelopen. Ook situatie waarin Nederland zich bevond. Niet buiten Engeland zou de film veel belangstel- alleen de rijksoverheid, maar ook burgemees- ling trekken. Er is echter veel minder bekend ters en filmdistributeurs speelden hierbij een over de export van The Battle of the Somme en rol, om niet te spreken van de verschillende meer in het algemeen over de ontvangst van ambassades en inlichtingendiensten van de propagandafilms in het buitenland. De verto- oorlogvoerende landen. Bovendien zal blijken ning van deze film in Nederland is wel opge- dat er maar liefst drie films over de slag bij de merkt door historici. Ivo Blom heeft laten zien Somme te zien zijn geweest in Nederland: een hoe filmdistributeur David Hamburger in Franse, een Engelse en een Duitse versie. De Amsterdam de exclusieve rechten van de film drie versies concurreerden om de gunst van wist te bemachtigen.3 De meest uitvoerige het Nederlandse publiek en stelden de neu- studie over de ontvangst van The Battle of the traliteitspolitiek op de proef. Somme in Nederland is van Conny Kristel.4 Zij beschrijft de manier waarop de film naar Nederland kwam en ze vergelijkt de reacties Neutraliteit in de bioscoop aan Nederlandse en Engelse zijde, die haaks Direct na het uitbreken van de oorlog in op elkaar stonden. Waar het Engelse publiek 1914 had de Nederlandse regering er bij de de film zag als een verantwoording van de oor- hoofdredacties van de schrijvende pers op log en een indrukwekkend spektakel voor het aangedrongen vooral niet duidelijk stelling goede doel, namelijk het winnen van de oorlog, te nemen voor of tegen één van de strijdende bleek in Nederland de reactie van het publiek partijen.5 Nederlands neutraliteit mocht niet sterk pacifistisch te zijn en werd de film gezien in gevaar komen. Hoofdredacteur Schröder als een aansporing om neutraal te blijven. van De Telegraaf, die als pro-Engels bekend Er is dus al het een en ander gepubliceerd stond, werd na een anti-Duits artikel op- over de manier waarop de strijdende partijen gepakt en belandde in de gevangenis.6 Het invloed probeerden te krijgen op het Neder- was een poging om duidelijk te maken dat de landse bioscooppubliek en tot welke reacties neutraliteit gerespecteerd diende te worden, dit heeft geleid. Daarbij is de kwestie van de maar de nasleep was illustratief voor de haast neutraliteitshandhaving echter onderbelicht onmogelijke positie van de regering. Schröder gebleven. Als bijvoorbeeld een Engelse pro- werd namelijk spoedig vrijgelaten en uiteinde- lijk zelfs vrijgesproken. Daarbij kwam dat de 2 Nicholas Reeves, ‘Cinema, spectatorship and propaganda: Battle of Britse regering deze actie niet zag als een op- the Somme (1916) and its contemporary audience’, Historical Journal of treden tegen iemand die anti-Duits was, maar Film, Radio and Television 17, 1 (1997) 5-28. Roger Smither, ‘“A wonderful idea of the fighting”: the question of fakes in The Battle of the Somme’, tegen iemand die zich pro-Brits opstelde. Het Historical Journal of Film, Radio and Television 13, 2 (1993) 149-168. John optreden van de regering schoot in dit geval Hodgkins, ‘Hearts and minds and bodies: reconsidering the cinematic zijn doel voorbij en had een averechts effect. language of The Battle of the Somme’, Film & History 38, 1 (2008). 3 Ivo Blom, Jean Desmet and the early Dutch film trade (Amsterdam 2003) De neutrale opstelling, die de schrijven- 277-282. Ivo Blom, ‘Business as usual? Filmhandel, bioscoopwezen en de media in acht dienden te nemen, werd filmpropaganda in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog’, in: Leven naast de catastrofe, 129–143. ook verlangd in openbare gelegenheden als 4 Conny Kristel, ‘Propagandaslag: Nederlandse reacties op de Britse film schouwburgen en bioscopen. Conferenciers The Battle of the Somme’ (1916)’, in: Kraayenstein en Schuiten ed., Wan- en zangers die in bioscoopprogramma’s op- kel Evenwicht, 344 – 365. 5 Moeyes, Buiten schot, 219. traden, moesten hun teksten op het politie- 6 Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850-2000 (Amsterdam 2004) bureau laten controleren.7 Er kon immers 131-142. 7 Jacques Klöters, Honderd jaar amusement in Nederland (Amsterdam een opruiende zin in het refrein staan. Voor 1987) 148. filmvertoningen gold dat ze zo neutraal mo-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 511 gelijk moesten zijn, maar in hoeverre was een coopexploitanten duidelijk te maken wat zij film pro of contra één van de partijen? Als dat onder neutraliteit vonden vallen. Het neutraal eenmaal was vastgesteld, rees de vraag welke houden van de filmindustrie werd in ieder ge- maatregelen genomen moesten worden. In val door de bladen nagestreefd. Zo schreef De Amsterdam kregen bioscoopexploitanten de Kinematograaf in 1915: mogelijkheid zelfcensuur toe te passen om te voorkomen dat de burgemeester moest ingrij- Met terzijde-stelling van alle persoonlijke pen. In artikel 188 van de Gemeentewet stond gevoelens welke een filmverhuurder, resp. fil- vermeld dat het de plicht van de burgervader mexploitant voor deze of gene der strijdende was te waken ‘tegen het doen van met de open- volken mocht koesteren, hebben deze per- bare orde of zedelijkheden strijdige vertoonin- sonen toch allereerst te bedenken dat zij in gen’. De uiteindelijke verantwoordelijkheid lag een neutraal land leven, waar, op bovendien bij hem. De rijksoverheid kon geen directe dringend verzoek van onze Regeering, door controle uitoefenen; een centrale filmcensuur alle bewoners er naar gestreefd moet worden, bestond nog niet. Elke gemeente moest zelf dat geen der oorlogvoerende landen, door ze- bepalen wat wel en wat niet door de beugel kere uitingen of betoogingen in hun gevoelens kon. Het kon dus gebeuren dat een film in de jegens ons zouden kunnen worden gekwetst.9 ene stad verboden werd en in de andere voor iedereen te zien was. De Kinematograaf van 28 Het ‘dringend verzoek’ van de regering tot april 1916 berichtte over de manier waarop in neutraliteit gold voor het gehele koninkrijk. Amsterdam werd getracht controle uit te oe- De Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) fenen: schrijft op 15 september 1915 dat op Medan te Sumatra op 6 augustus de Royal bioscoop Deze week werden de verschillende bioscoop- aldaar voor zeven dagen werd gesloten ‘wegens exploitanten door den commissaris van po- het vertoonen van een voor keizer Wilhelm litie op zijn bureau uitgenoodigd, teneinde beleedigende film, waarbij hij wordt voorge- aldaar te vernemen, dat zij in hun theaters steld als vergift, staande op sterk water.’10 Ook geen films mochten vertoonen welke de neu- films die het Japanse staatshoofd beledigden traliteit in gevaar zouden kunnen brengen. werden niet getolereerd. Japan was immers Toen gevraagd werd, welke films hiermede aan de kant van de geallieerden ook bij de speciaal bedoeld werden, en hoe eigenlijk pre- oorlog betrokken. In september 1915 werd cies dat soort films gedefinieerd moest wor- dan ook een film verboden waar de Japanners den, werd geantwoord, dat dit zaak was van tegen geprotesteerd hadden, omdat ‘de Japan- den bioscoop-exploitant, die dit het best zou ners een leelijke rol speelden.’11 kunnen beoordeelen. In geval toch deze films In het bioscoopbedrijf was men zich ervan mochten worden vertoond, zou de inrichting bewust dat neutraliteit de oorlog buiten de direct gesloten worden. Duidelijk is ons de deur kon houden. Dit resulteerde in een op- maatregel niet.8 roep op de voorpagina van De Kinematograaf van 12 november 1915 om de oorlogsjour- Ook al was deze maatregel volgens het blad naals zo goed als mogelijk neutraal te houden. niet duidelijk, de vakmensen konden zeker Dat hield in dat er zowel opnamen van ‘het zelf bepalen of een film of journaal als wel of Fransch als Duitsch, Engelsch als Turksch, niet partijdig kon worden beschouwd. In de Italiaansch als Oostenrijksch oorlogsterrein’ vakbladen van die tijd, De Kinematograaf en te zien moesten zijn. Het moest leiden naar de Bioscoop-Courant, komt een groot aantal ar- ‘een zo neutraal mogelijk’ oorlogsjournaal, tikelen voor waarin de neutraliteit besproken omdat ‘zoowel aan ons land als vaderland, als wordt. Vaak gaat het hier ook om vertaalde aan het publiek, door bioscoopexploitanten berichten uit de oorlogvoerende landen, waar- geen grooter dienst kan worden bewezen.’ Het in een beschrijving wordt gegeven van verto- zal moeilijk zijn geweest om al deze opnamen ningen in Nederland. Dit soort recensies uit in een enkele voorstelling bijeen te brengen. omringende landen werden begeleid door een redactioneel commentaar om de neutraliteit 8 De Kinematograaf, 28 april 1916. 9 De Kinematograaf, 12 november 1915. van de bladen te onderstrepen. De vakbladen 10 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 15 september 1915. probeerden zo de filmdistributeurs en bios- 11 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 24 september 1915.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 512 Wouter Groot en Karel Dibbets Misschien mocht men al tevreden zijn als in resulteren in de gegarandeerde vertoning van de loop van de tijd nu eens de ene, dan weer deze films. Zo kon het gebeuren dat de Franse de andere partij in beeld kwam. Deze kwestie en Engelse bondgenoten elkaar op de interna- werd steeds relevanter aangezien de bioscoop tionale filmmarkt gingen beconcurreren om een plek in de maatschappij begon te verove- de gunst van de bioscoopdirecties te winnen. ren en dat ging gepaard met meer verantwoor- Frankrijk had het voordeel dat het voor de delijkheden. Naast de vele journaals werden oorlog de grootste filmproducent ter wereld speelfilms uit alle landen geïmporteerd en was geweest. Onder het toeziend oog van de vertoond, waardoor de zaken voor de Ne- SCA zorgden de vier grote Franse productie- derlandse film- en bioscoopwereld tegen ver- bedrijven – Pathé, Gaumont, Éclair, Éclipse – wachting goed gingen in de eerste jaren van de voor propa­gandistische filmbeelden. Ook de oorlog. De branche maakte meer winst, trok Franse distributiekanalen, die voor de oorlog meer publiek en opende steeds meer en steeds al sterk ontwikkeld waren, kwamen nu goed grotere bioscoopzalen. In 1917 bestempelde van pas. Deze liepen via Firma Pathé recht- De Bioscoop-Courant de eerste drie oorlogs- streeks naar Nederland. jaren zelfs als ‘werkelijk gouden jaren’ voor de Het eerste pakket films van SCA met oor- filmbranche.12 logsopnamen, dat in juni 1916 werd aange- boden, bevatte de film Autour de la bataille de Verdun, waarin het leven op en achter het front La Bataille de la Somme bij het slagveld van Verdun werd getoond. Het duurde tot 1916 voordat de Engelse en Deze slag woedde al sinds februari 1916. De Franse propagandadiensten film op grotere bioscopen van Pathé in Rotterdam en Am- schaal begonnen in te zetten voor hun doel- sterdam zetten de beelden meteen op het pro- einden. Om te bereiken dat hun producties gramma.13 De pers was laaiend enthousiast in zoveel mogelijk bioscopen te zien zouden over deze film en ook de extra bijgevoegde op- zijn, vertrouwden beide diensten vooral op de namen vanuit een Brits water­vliegtuig bij de werking van de vrije markt. Ze bleken hier- stad Saloniki werden geroemd.14 In het kader over echter heel verschillende opvattingen te van deze vertoning van de Verdun-film werd koesteren. De Engelse filmdienst, The British vanaf 15 juli 1916 voor het eerst de titel ‘De Topical Committe for War Films, die vanuit Slag aan de Somme’ genoemd. Er waren na- Wellington House in Londen opereerden, melijk extra beelden toegevoegd van de eerste bood zijn films te koop aan in de veronder- gevechtshandelingen aan het Somme-front. stelling dat degene die het meeste geld wilde Dat meer en langere films van het offen- betalen voor een film, zeker z’n uiterste best sief aan de Somme op succes zouden kunnen zou doen om zijn investering terug te verdie- rekenen, werd al snel duidelijk uit de reacties nen. Dit zou automatisch moeten leiden tot op deze toegevoegde opnamen van het of- veel reclame en dus veel bezoekers. De Fran- fensief. Op 28 juli meldde De Kinematograaf se Section Cinéma­tographique de l’Armée dat bij elke scène van de slag aan de Somme (SCA, vanaf 1917 SPCA) bood zijn films ‘een ratelend handgeklap omhoog steeg.’ De juist helemaal gratis aan. De Fransen meen- Bioscoop-Courant prees de opnamen om hun den dat de exploitant altijd geld zou kunnen hoge kwaliteit.15 Het ging hier nog om losse verdienen aan de kaartverkoop, wat moest journaalbeelden, die onder toezicht van de SCA in Nederland werden aangeboden door 12 De Bioscoop-Courant, 21 september 1917. Zie ook Karel Dibbets, ‘Het de vier grote Franse producenten. De Fransen bioscoopbedrijf tussen twee wereldoorlogen’, in: Karel Dibbets en Frank wisten evenwel dat de Engelsen aan een grote van der Maden ed., Geschiedenis van de Nederlandse film en bioscoop tot 1940 (Weesp 1986) 229-235. film over de slag werkten. Ze deden hun best 13 Cinema Context, de online encyclopedie van de filmcultuur, bevat een om hun bondgenoot in de strijd de loef af te overzicht van de voorstellingen van Autour de la bataille de Verdun in de drie grote steden, www.cinemacontext.nl/id/V060842 [19-09-2009]. steken in de bioscoop. Zo kwam La Bataille 14 De Bioscoop-Courant van 30 juni 1916 citeert De Telegraaf: ‘Deze de la Somme (1916) tot stand. Dit is volgens zeldzame film wekte een geweldige sensatie en een warm handgeklap de Franse historicus Laurent Véray de offici- begroette de koene vliegers.’ Algemeen Handelsblad wordt ook aange- haald: ‘Deze speciale voorstelling in het theater Pathé bood het mooiste ële Franse versie van de Somme-slag, gepro- schouwspel dat ik ooit in Cinema zag.’ duceerd door de Franse propagandadienst 15 De Bioscoop-Courant, 4 augustus 1916. 16 16 Laurent Véray, Les films d’actualité Français de la Grande Guerre (Pa- SCA. La Bataille de la Somme werd verhuurd ris1995) 237. in drie delen van ieder ongeveer een kwartier.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 513

Slag aan de Somme, gratis, zoals dat bij De slag om Verdun ook het geval was geweest. Althans het eerste deel. De film was, zoals ook blijkt uit de lijst van SCA films bij Véray, opgesplitst in drie episoden, waarvan de tweede pas een week later aangeboden werd. Het gratis eerste deel diende blijkbaar als ‘lokkertje’ zoals ook te lezen stond in de advertentie: ‘N.B. Ons gratis aanbod van verleden week betrof alleen de eerste episode.’17 Voor de tweede episode moest gewoon weer worden betaald. Het der- de deel is echter niet meer terug te vinden in de recensies van filmvoorstellingen in de vak- bladen. Het kan zijn dat deze niet meer gele- verd is of dat hij werd samengevoegd met de tweede episode. Vanaf 15 september 1916 kon het Am- sterdamse publiek de Franse versie van De Slag aan de Somme zien in het voorprogramma van Cinema Pathé en Cinema de Munt.18 De belangstelling was groot. De Bioscoop-Courant meldde twee weken later dat ‘de toeloop spe- ciaal voor deze film zoo blijft aanhouden, dat de directie ertoe zal moeten overgaan, deze nogmaals te prolongeren.’ 19 De Kinematograaf voegde eraan toe: ‘“De Slag aan de Somme”, dien we zeker reeds voor de vierde maal za- gen, doch die niettemin met evenveel enthou- siasme werd ontvangen als de eerste keer – ’t klonk, ’t zong, ’t juichte, ’t trappelde, ’t handen- klapte er alles even opgewonden [...] dat je er haast van omviel!’20 Er heeft in Nederland waarschijnlijk nog een andere Franse film over de Somme-slag gedraaid, een concurrent van La Bataille de la Somme. Men kon de film huren bij de Neder- landse distributeur Filma. Het is lastig om te reconstrueren wat er precies met deze ‘Slag aan de Somme’ werd aangeduid. De Bioscoop- Courant vond het nodig zijn lezers erop te wijzen dat ‘zoowel de firma Pathé als het huis Filma een film [van] de strijd aan de Somme [uitbrengt], echter beiden van Franschen oor- sprong.’21 Ook voor de vakmensen moest er Advertentie voor de Franse film La Bataille de la Somme blijkbaar wat helderheid geschapen worden in in de Bioscoop-Courant van 29 september 1916 het aanbod van Somme-films. Van deze twee- Bron: Bioscoop-Courant

17 De Bioscoop-Courant, 29 september 1916. 18 Cinema Context geeft een overzicht van de voorstellingen van La Bataille Belangrijk hierbij is dat het om een zelfstan- de la Somme, www.cinemacontext.nl/id/F031422 [19-09-2009]. 19 De Bioscoop-Courant, 29 september 1916. Dat Cinema de Munt de Franse dige productie ging en niet om een compilatie film eveneens vertoonde, blijkt uit de mededeling in De Kinematograaf van al eerder vertoonde opnamen. van 13 oktober 1916 dat in de bioscoop de tweede episode van La Bataille vertoond zal worden. La Bataille de la Somme kon men in Neder- 20 De Kinematograaf, 29 september 1916. land huren bij Pathé Frères onder de titel De 21 De Bioscoop-Courant, 15 september 1916.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 514 Wouter Groot en Karel Dibbets de Franse film zijn echter geen beschrijvingen Uit correspondentie tussen het Britse con- of vertonings­gegevens meer terug te vinden. sulaat in Rotterdam en Engeland blijkt dat Een teken dat het geen succes zal zijn geweest. de film direct na de aankoop op 1 september De Fransen zijn met hun film de Engelsen naar de directeur van Cinema Palace, David vóór geweest. Er ontstond een concurren- Hamburger, was gestuurd.22 De eerste verto- tiestrijd rond de films over de Somme-slag. ning van The Battle of the Somme vond pas op Neutraal of niet, film bleef een zaak van on- 25 september plaats voor een select gezelschap dernemers. Daar zou ook de Engelse propa- in de Amsterdamse bioscoop Cinema Palace gandadienst steeds meer achter komen. van de gelijknamige verhuurmaatschappij. Onder de genodigden bevonden zich ver- schillende journalisten van de grote kranten. The Battle of the Somme De Franse film van dezelfde veldslag draaide Op 25 augustus 1916 publiceerde de Londen- toen al tien dagen. Uiteindelijk zou de Engelse se correspondent van de NRC, Pieter Geyl, film pas op 6 oktober voor het gewone publiek een adembenemend artikel over de nieuwste gaan draaien. Engelse film, die vier dagen eerder officieel in Zeer opmerkelijk is bovendien dat er nog première was gegaan, The Battle of the Somme. een speciale vertoning op 3 oktober werd ge- Het zou nog ruim anderhalve maand duren organiseerd. In de Familie Bioscoop in Den voordat het Nederlandse publiek de film zou Haag kwamen hooggeplaatste personen bij- kunnen zien. Geyl was net teruggekeerd van een, zoals de minister van Oorlog Bosboom, de Franse slagvelden en kon zijn indrukken generaal Snijders en afgezanten van de geal- toetsen aan de filmbeelden. Hij noemde de lieerde mogendheden. Ook de gemeentelijke film ‘een aller-merkwaardigst monument voor bioscoopcommissie was aanwezig.23 Allen za- de geschiedenis van den groote oorlog.’ Hij gen de film met toestemming van de Engelse vond de gruwel van de film ongeëvenaard. ‘De regering. Dat dit de neutraliteit in gevaar zou aanval is een van de spannendste tafereelen, kunnen brengen, bleek geen probleem te zijn. die ooit gefilmd zijn: de dood werd er op het Men werd op deze manier direct bij de oorlog scherm gebracht en weinigen, die dat veilig uit betrokken. hun stoel bezien, kunnen er onbewogen on- Het grote succes dat de film in Engeland al der blijven.’ Ondanks de voorpubliciteit en de had behaald, was toch voor Hamburger geen overweldigende bezoekersaantallen in Londen reden om de film direct bij ontvangst in pre- (een miljoen in de eerste week) kwam de film mière te laten gaan. De meest waarschijnlijke in Nederland om zuiver commerciële redenen reden is dat op het moment van ontvangst al niet direct in de bioscoop, zoals we nog zullen een zeer succesvolle film draaide in zijn pre- zien. Het uitstel gaf de Franse concurrenten mière bioscoop Cinema Palace, De Circus des in ieder geval de ruimte om het gat te vullen Doods (Il Circo della Morte).24 De film trok zo- met hun eigen versie van de slag, La Bataille veel belangstelling dat de politie er aan te pas de la Somme. moest komen om de orde te handhaven. ‘Veel De Engelsen hadden waarschijnlijk liever hebben wij meegemaakt, wat de attractie be- gezien dat The Battle of the Somme zonder trof van eene film, maar zoo….[…] ’s Middags dralen ook in de Nederlandse bioscopen was en ’s avonds vele honderden, die moesten wor- uitgebracht. Toch gebeurde dit niet, hoewel den teruggestuurd. Een aanhoudend vragen het belang van de film onmiddellijk onder- en draven in de hal om plaatsten, welke niet kend werd door de vak- en dagbladen. Op meer waren te verkrijgen. En dit de geheele 1 september 1916 schreven De Bioscoop-Cou- week door.’25 Hamburger deed dus goede rant en in De Kinematograaf dat de directie zaken en zorgde ervoor dat de film nog een van Cinema Palace de exclusieve rechten van week langer bleef draaien. Wel kondigde hij de Engelse film had weten te bemachtigen. ondertussen in de reclames vóór De Circus des Doods aan: ‘In ons volgend program vertoonen 22 The National Archives of the UK, Public Records Office, FO 395/38, 21 wij: ‘Het groote Engelsche Offensief ’ (dit is oktober 1916. Met dank aan Conny Kristel voor informatie over deze en andere bronnen in The National Archives. de film welke door de geheele pers besproken 23 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3 oktober 1916. wordt!)’26 Daar was niets aan gelogen. 24 Cinema Context, www.cinemacontext.nl/id/F008703 [19-09-2009]. 25 De Bioscoop-Courant, 27 september 1916. De periode tussen de première in Engeland 26 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30 september 1916. en het moment dat The Battle of the Somme in

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 515 gelijk voor de Britten. Van deze speelruimte werd gebruik gemaakt door verschillende dis- tributeurs om een eigen koers te varen, iets dat de Britten niet aanstond. Dit blijkt uit de cor- respondentie van de Britse consul-generaal in Rotterdam, Ernest Maxse, aan het hoofd van de News Department van het Foreign Office, Humbert Montgomery. Naast Hamburger waren er nog minstens twee andere distributeurs in de race voor de film. De vroegere zakenpartner van Hambur- ger, Jean Desmet, probeerde het alleenrecht op de film te pakken te krijgen door het Bri- tish Topical Committee of War Films erop te wijzen dat hij zeven bioscopen bezat en van Belgische afkomst was. Het laatste argument moest zijn pro-geallieerde instelling onderstre- pen en hij zette dit nog extra kracht bij door aan te geven dat hij de winst zou doneren aan het Belgische Rode Kruis.28 Het mocht niet baten, want zijn aanvraag werd afgewezen. De mogelijkheid om een tweede kopie te kopen werd ook nog geopperd door Desmet, daar zou ruimte genoeg voor zijn in de Nederland- se bioscopen, maar hij was te laat, Hamburger had namelijk direct na ontvangst van de eerste kopie een tweede gekocht.29 De tweede gegadigde was F.A. Nöggerath. Hij floreerde met de verhuur van Italiaanse spektakelfilms en had een eigen bioscoop, Advertentie met een vooraankondiging van de Britse film The Battle Bioscoop Theater Nöggerath in de Reguliers- of the Somme in Het Volk van 30 september 1916. breestraat te Amsterdam. Hij probeerde op Bron: Het Volk een geheel andere wijze de rechten op de of- ficiële Engelse Somme-film te bemachtigen. Dit komt naar voren in het verslag van een gesprek dat een medewerker van de persaf- Nederland ging draaien (anderhalve maand), deling van het Britse consulaat in Rotterdam had Pathé genoeg ruimte gegeven om de Fran- met hem had. De reden van het gesprek was se Somme-film groot te promoten en volle za- onder andere dat Ernest Maxse niet tevreden len te trekken, maar het was de Engelse film was over de manier waarop Engelse propa- die echt indruk zou maken. Groot-Brittannië gandafilms werden vertoond, ook al kwam er had zijn ambassades en consulaten aan het be- veel publiek naar de films.30 Het gesprek had gin van de oorlog de taak gegeven alle vormen plaats op 6 oktober 1916, de datum dat The van propaganda op zich te nemen.27 Neutrale Battle of the Somme ging draaien voor het ge- en geallieerde opinie moest beïnvloed worden wone publiek in Cinema Palace. Ter introduc- vanuit de ambassades. Deze benadering bleef tie stelde Nöggerath zichzelf voor als ‘strongly hetzelfde toen film een grote rol begon te spe-

len. Het probleem was dat de Nederlandse 27 Nicholas Reeves, ‘Film Propaganda and Its Audience: The Example of markt al verdeeld was onder een groot aantal Brittain’s Official Films during the First World War’, Journal of Contempo- sterk concurrerende distributeurs, veelal met rary History 18, 3 (1983) 475. 28 Blom, Jean Desmet, 280. Desmet bleef tot 1918 mededirecteur van de eigen bioscopen. De films moesten dus via dit bioscoop Cinema Palace, maar het filmaanbod kwam van het bedrijf van netwerk verspreid worden. Zodoende waren Hamburger. 29 The National Archives, FO 395/38, 21 oktober 1916. er veel gegadigden voor de film en bleek ab- 30 The National Archives, FO 395/38, 13 oktober 1916. Begeleidende memo solute controle op de gang van zaken onmo- Maxse aan Montgomery.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 516 Wouter Groot en Karel Dibbets pro-Allied’, ondanks zijn Duitse naam. Hij had Maxse vroeg, in de begeleidende memo aan jarenlang in Engeland gewoond en gewerkt. Montgomery, of er misschien iets te regelen Het was hem niet duidelijk waarom Cinema viel voor de heer Nöggerath met betrekking Palace de rechten kreeg voor de Engelse films tot de Engelse films. De beschuldigende vin- aangezien deze bioscoop een grote film niet ger van Nöggerath werd echter niet direct als meer dan vijftien weken kon vertonen, terwijl waarheid gezien, want het kon net zo goed ge- Nöggerath de toegang had tot negentig bio- baseerd zijn op ‘the trade jealousy of wich we scopen in heel Nederland. Hij zou de films have so many instances.’33 Het Britse consulaat voor een periode van zestig weken kunnen in Rotterdam was er echter niet van overtuigd laten draaien. Hij moest wel toegeven dat in dat de beschuldigingen van Nöggerath geba- de journaals die in zijn bioscoop draaiden seerd waren op jaloezie en bracht een bezoekje ook Duits materiaal te zien was, maar dat dit onder valse voorwendselen aan De Bruin van vanwege de neutraliteitpolitiek onvermijdelijk Cinema Palace. De ‘spion’ deed zich voor als was. ‘However, in his programme-book he has pro-Duits, omdat dat, volgens het consulaat, shown, that for instance during this year only de enige manier was om informatie te verkrij- two of all his films were German, the remain- gen. Hij rapporteerde dat, volgens De Bruin, der were Allied and American projections.’31 zij de Somme-film te pakken hadden gekre- Volgens Nöggerath werden Duitse oor- gen doordat zij ‘better and quicker business logsfilms gratis aangeboden terwijl Cinema people’ waren en het hoogste bedrag hadden Palace hoge prijzen rekende voor de verhuur. geboden.34 Dit bedrag, dat niet in cijfers ver- Dit zou ertoe leiden dat er geen reclame voor meld staat in de stukken, wordt ook van En- de Engelse films werd gemaakt. Zoals eerder gelse zijde steeds genoemd als een belangrijke besproken was Montgomery het met dit idee reden om zaken te doen met Hamburger.35 niet eens. Wie voor veel geld een film kocht, De Bruin maakte wel een opmerking die zou zelf zo slim zijn om reclame te maken om tot en met het Foreign Office veel wantrou- het geld terug te verdienen. Dat deze benade- wen wekte. Volgens het rapport zou hij na- ring klopt voor The Battle of the Somme blijkt melijk hebben gezegd dat hij en Hamburger uit de vele advertenties voor de film, die zijn ‘[had] fooled these stupid Englishmen.’36 Op terug te vinden in de kranten. welke manier de Engelsen voor de gek zijn Nöggerath maakte ook nog duidelijk dat gehouden wordt niet echt duidelijk, maar Hamburger en zijn collega De Bruin geruime waarschijnlijk zat het in het verhuren van niet tijd in Berlijn hadden verbleven en dat De officiële kopieën en de handel met Duitsland. Bruin uitgesproken pro-Duits was. Als laatste In de Witte Bioscoop op het Damrak in Am- werd opgemerkt: sterdam draaide op 3 november bijvoorbeeld ‘de belangrijkste episodes van deze film’, ter- It is peculiar that the two Picture Shows with wijl tegelijkertijd in het Rotterdamse Olympia British and French names, viz. Cinema Palace Theater de gehele versie draaide.37 Er waren and Pathé Frères have pro-German Directors, zeker twee kopieën in het bezit van Hambur- that the largest film-firm, viz. Nöggerath, with ger, dus dat de Witte Bioscoop alleen de ‘be- strong pro-Allied feelings, having a German langrijkste’ stukken vertoonde is opmerkelijk. name only, is anti-German.32 Een verklaring kan liggen in het feit dat naast de opmerking over de ‘stupid Englishmen’ er

31 Ibidem. in het rapport van het Britse consulaat ook 32 The National Archives, FO 395/38, 6 oktober 1916. op wordt gewezen dat het voor Hamburger 33 The National Archives, FO 395/38, 21 oktober 1916. en De Bruin geen moeite was om de films te 34 The National Archives, FO 395/38, 4 november 1916. 38 35 Naast de propagandistische waarde werden de Engelse films ook geacht verknippen. Het is niet onmogelijk dat ze de een commercieel succes te zijn. Nicholas Reeves, ‘Film Propaganda and film verknipten en de losse stukken verhuur- Its Audience’, 473. 39 36 Ibidem, 473. den om er zo extra aan te verdienen. 37 Het Volk, 3 november 1916. Naarmate The Battle of the Somme langer 38 The National Archives, FO 395/38, 4 november 1916. draaide in de Nederlandse bioscopen, werd 39 Dit was al eens eerder gebeurd. In 1913 vertoonden zowel Union bios- coop en de bioscopen van Desmet een zwaar ingekorte versie van de voor de Britten duidelijk dat de beïnvloeding Italiaanse succesfilm Quo vadis? Alleen de hoogtepunten waren achter van het neutrale volk niet naar wens verliep. elkaar geplakt zodat er een korte film overbleef. De film draaide naast de officiële lange film van Nöggerath. Hij was dan ook woedend toen hij De overtuiging dat een hoge prijs voor de film erachter kwam. Blom, Jean Desmet, 229-230. veel advertenties moest opleveren, bleef over-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 517 eind en bleek ook te werken. Er zat echter zag niets in dit plan om de belangrijkste re- een zwakke kant aan de filosofie. Hambur- den, zoals Gowers het verwoordde: ‘We alrea- gers voornaamste doel was winst maken en dy have to face the hostility of Hamburger’s die behaalde hij bovenal in de grote theaters. rivals; if we turned the whole of the trade in Daarom draaide de film alleen in de grote ste- Holland against us by making arrangements den Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. independently of them, our path would be full Het was voor de zakenman niet voordelig om of pitfalls.’44 voor kleinere winsten aan kleinere zalen in Uiteindelijk werd er voor gekozen deze de kleine dorpjes te verhuren. Het platteland weg niet in te slaan, maar te kiezen voor een bleef dus verstoken van de belangrijke Engelse andere. De pacifistische uitingen, die ontston- propaganda. ‘Looking at it purely from the den naar aanleiding van The Battle of the Som- propaganda point of view, my anxiety is that me, moesten bestreden worden op juridische these people who are extremely difficult to get basis. Bij de volgende film die geleverd zou at by the printed matter I have at my disposal, worden, zou duidelijk in het contract komen should be got at by the simplest of all means – te staan wat wel en zeker wat niet werd toege- the Cinema’ schreef een medewerker van het staan bij vertoning. Nu was er namelijk geen Foreign Office, G.F. Steward, aan het Britse enkele basis om Hamburger aan te pakken. consulaat in Rotterdam.40 Net als in Engeland Montgomery op 6 december: ‘The only way to was de film ook hier een groot succes. Ook al prevent such an abuse as that of the interfe- bleef het platteland ervan verstoken, een aan- rence of the Anti-Oorlogs Raad would appear zienlijk deel van de bevolking woonde in de to be to put some special clause in the contract grote steden. Dit werd ook erkend van En- guarding against the exhibition on the same gelse zijde.41 evening or at the same performance of our De film werd aangegrepen door de Ne- Somme film of any other film […].’45 derlandse Anti-Oorlogs Raad (NAOR) om, Dat deze perikelen rond de Engelse versie zoals Conny Kristel in haar artikel opmerkt, van De Slag aan de Somme toch niet veel af- op te roepen tot pacifisme en demonstraties deden aan de zakenrelatie tussen Hamburger tegen de oorlog – en reactie die niet ingecalcu- en de propagandadienst, blijkt uit het feit leerd was aan Engelse zijde en die een dilem- dat Hamburger al in oktober een kopie van ma in het beleid opleverde. Gowers berichtte De Koning van Engeland bezoekt het veroverde hierover: Somme-gebied, de derde officiële Britse film, kocht en midden februari 1917 werd gemeld The question whether any representations dat hij De Slag aan de Ancre en de Tanks aan should be made to Mr Hamburger with view het Werk ook had bemachtigd.46 De grote to putting a stop to this seems to me to be a Engelse overheidsfilms die tussen 1916 en very delicate one. Should we not be on rather 1917 werden geproduceerd werden dus alle- awkward ground in dealing with a neutral maal door Hamburger aangekocht. Voor de concessionaire in an neutral country if, ha- Engelsen was het blijkbaar de beste optie om ving put into his hands a very vivid presenta- via hem toegang te krijgen tot de Nederlandse tion of the horrors of war we were to take him bioscopen. Een contractuele verbinding gaf to task because his customers made use of this in de ogen van de Britten genoeg controle en for the purpose of urging that an end should bracht niet de grote risico’s met zich mee die be put to these horrors?42

Volgens Gowers was dit geen goed idee en hij 40 The National Archives, FO 395/38, 30 oktober 1916, G.F. Steward aan het Britse consulaat in Rotterdam. raadde het Foreign Office dan ook af stappen 41 Ibidem. te ondernemen tegen Hamburger. Los van 42 Ibidem, op 14 december verbetert Gowers het woord ‘customers’ in de laatste regels met ‘countrymen’. Hij wijdt de fout aan een ‘typist’s error’. deze stappen werd er ook nog overwogen een 43 The National Archives, FO 395/38, 4 december 1916. Geheim document eigen Engelse filmoperateur in Nederland te waarin aanbevelingen worden gedaan over het verbeteren van de En- plaatsen. Op deze manier zou controle over gelse propagandastrategie. 44 The National Archives, FO 395/38, 14 december 1916, Gowers aan de film en vertoningen gegarandeerd zijn. Een Montgomery. heel programma zou moeten worden samen- 45 The National Archives, FO 395/38, 6 december 1916. Handgeschreven memo R.M. gesteld zodat de film ‘is more likely to remain 46 Respectievelijk The National Archives, FO 395/38, 21 oktober 1916, De 43 in the memory of the public.’ Montgomery Kinematograaf van 1-12-1916 en De Kinematograaf van 16 februari 1917.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 518 Wouter Groot en Karel Dibbets over het onderwerp, lijkt dit een vreemde keuze. Dacht de zakenman Hamburger met de Duitse film Bei Unseren Helden an der Somme (ook wel Die Somme-Schlacht) een ge- garandeerde hit in huis te halen? Of was hij beïnvloed door de Duitse propagandadienst? Op verschillende niveaus werd geprobeerd de neutrale landen, en vooral Nederland, te be- ïnvloeden. Zo betaalde het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken een bepaald bedrag in 1914 en 1915 aan een Nederlandse con- tactpersoon om de Nieuwe Rotterdamse Cou- rant en de Maasbode te beïnvloeden.47 In april 1915 werd het weeklad De Toekomst ter perse gebracht dat zich ten doel stelde het Duitsge- zinde deel van de Nederlandse bevolking te voorzien van informatie. In 1916 was het De Groene Amsterdammer die overging tot publi- catie van delen uit dossiers afkomstig uit het kantoor van De Toekomst, waaruit bleek dat de redactie in zeer nauw contact stond met de Duitse overheid.48 Duitse propagandisten probeerden ook greep te krijgen op de bios- copen in Nederland. Films werden aangebo- den aan ‘regeering’ of andere ‘hooge oomes’ die op hun beurt de films voor eigen rekening ‘en vol edele opwelling, hetzij gratis of tegen een minimum vergoeding’ aanboden.49 Het was een tactiek die volgens De Kinematograaf niet Advertentie voor ‘de belangrijkste episodes’ van The Battle of the werkte en teveel geld koste, maar toch meldde Somme in Het Volk van 3 november 1916. een voetnoot dat deze manier van beïnvloe- Bron: Het Volk ding op dat moment nog steeds aan de gang was. Er werd ook getracht invloed te krijgen door bepaalde bioscopen te pachten en alleen kleefden aan de sterke concurrentie binnen de maar te gebruiken voor Duitse films, hoofdza- Nederlandse filmwereld. kelijk ‘kriegsfilms’. Volgens De Kinematograaf waren dit soort onderhandelingen gaande en was het de bedoeling om iemand uit de thea- Bei Unseren Helden an der Somme terwereld te gebruiken om deze klus te klaren. Op 16 februari 1917 berichtte De Kinemato- Wie deze persoon was, werd niet genoemd. graaf dat de distributeur van The Battle of the Ook in Duitsland hoorde men van het Somme, Cinema Palace met als eigenaar David grote succes van de Engelse Somme-film. Van Hamburger, ook de ‘Duitsche Somme-film’ Duitse zijde moest er een antwoord komen op had weten te bemachtigen. Na alle Engelse de filmpropaganda van de Fransen en Engel- succesfilms die Hamburger al had uitgebracht sen, maar de films die geproduceerd werden, waren van een zeer lage kwaliteit. Dit zorgde 47 Moeyes, Buiten schot, 223. ervoor dat er een professionele organisatie 48 Moeyes, Buiten schot, 224. Honderden exemplaren werden op kosten van de Duitse overheid verstuurd naar Nederlands-Indië en de hulp van opgericht werd om de kwaliteit van officiële de politieke afdeling van het Duitse gouvernement-generaal te Brussel propaganda te garanderen. De oprichting van werd gevraagd een groot deel van de oplage te kopen en te helpen met de BUFA (Bild und Film-Amt) duurde ech- het opzetten van een distributie netwerk in België. Bij de oprichting had het blad een donatie van 20.000 gulden ontvangen van de pro-Duitse ter nog tot eind januari 1917, een tijd waarin baron Van Heeckeren van Wassenaer en kwamen de inkomsten van de Somme-films grote successen behaalden advertenties van grote Duitse bedrijven. 49 De Kinematograaf, 22 december 1916. Dit was een tactiek die werd toege- in Nederland. De Engelse film is zeer waar- past op alle neutrale landen. schijnlijk de directe aanleiding geweest om

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 519 ook een Duitse Somme-film te produceren. een fundament voor de latere tactieken van de Vanuit het neutrale Scandinavië werd bij- Duitse propagandadienst tijdens de Tweede voorbeeld gevraagd om een film met ‘the most Wereldoorlog: totale media controle. gruesome, sensational scenes of battle, similar Wat de tactieken van Duitse zijde zijn ge- to the English Somme film’, omdat het publiek weest om Bei Unseren Helden an der Somme dit verlangde.50 De eerste officiële Duitse pro- in de Nederlandse bioscopen te krijgen is niet paganda film was het tegenoffensief Bei Unse- helder. Waarschijnlijk zullen de methoden, ren Helden an der Somme. waarover De Kinematograaf eind december Waar de Engelsen uitgingen van de kracht 1916 al berichtte, toegepast zijn voor deze van de authenticiteit, werd deze gedachte- film. Het was immers het eerste grote propa- gang door de Duitsers niet gevolgd. Hoewel gandaproduct van de net opgerichte BUFA en de Engelse film een aantal scènes had waar- er kan van uitgegaan worden dat ze succes met bij vraagtekens over deze authenticiteit gezet deze film wilden hebben. kunnen worden, bestond het overgrote deel Opmerkelijk genoeg was het juist David uit origineel materiaal geschoten op en rond Hamburger die de film in Nederland aan- het slagveld.51 De Duitse film bestond uit drie kocht. Waar hij echter grote publiciteit gaf delen, waarvan deel twee en drie overduide- aan de Engelse Somme-film, zijn er geen ad- lijk in scène gezet zijn. Rainer Rother schrijft vertenties in de kranten terug te vinden voor hierover: Bei Unseren Helden an der Somme en werd er slechts in een aantal kleine berichtjes over ge- By almost all criteria the footage is obviously schreven. Hamburger zelf had blijkbaar niet staged. The places shown come from training veel vertrouwen in de film, want in tegenstel- areas. There are no signs to suggest anything ling tot alle Engelse en andere grote films, liet of the Somme battlefield. The forest […] hij de Duitse film niet als eerste in zijn elite- which the intertitles proclaim to be the forest bioscoop Cinema Palace aan de Kalverstraat of Saint-Pierre-Vaast, is completely free of da- draaien. Die eer kwam toe aan de heer Tus- mage. Every tree is in perfect shape; there are chinski in Rotterdam. Voordat de film naar no signs of bombardment.52 Rotterdam ging werd nog wel op woensdag 14 maart 1917 een speciale voorstelling ge- Er zijn in de film veel scènes aan te wijzen die houden in Cinema Palace ‘voor een aantal niet tijdens de originele slag opgenomen kun- genoodigden, waaronder vele hooge Duitsche nen zijn. Bovendien werden, in tegenstelling en Oostenrijksche diplomaten en consuls met tot de Engelse film, de tegenstanders aange- hun ambtenaren.’55 De vrijdag daarop ging de wezen als de grote boosdoeners en kwamen film draaien in het Rotterdamse Royal thea- de Duitsers er goed vanaf. Een propaganda- ter. De bespreking van De Kinematograaf van techniek die door de Engelsen niet werd toe- 16 maart was positief over de periode dat de gepast. film te zien zal zijn in Rotterdam: ‘De Som- De film werd echter in de goed geregisseer- me-film […] komt over eenige weken ook in de perscampagne steevast omschreven als een [Amsterdam].’56 ‘document’, een feitelijke film. Volgens Rother Het kwam er uiteindelijk op neer dat de beseften de media maar al te goed wat hun rol film al na twee weken in Cinema Palace te zien was in het bereiken van de overwinning van was als tweede hoofdnummer. De geringe het Duitse Rijk in deze total-war, ze werden lengte van de film (een half uur) in vergelijking echter ook gebruikt doordat ze niet alle infor- met The Battle of the Somme zorgde ervoor dat matie kregen. Authenticiteit werd gepropa- het programma moest worden aangevuld. Als geerd door bijvoorbeeld te attenderen op het gevaar voor de cameramannen, onder andere 50 Rainer Rother ‘Bei unseren helden an der Somme: the creation of a social event – 1917.’ Historical Journal of Film, Radio and Television (October in rapporten die meldden hoe ze sneuvelden 1995) 2. De oproep kwam van een zekere Binz die moest zorgen voor 53 tijdens het filmen op het slagveld. Volgens filmpropaganda in Scandinavië. Rother is de conclusie duidelijk: ‘The question 51 De ‘over-the-top’ scène is veel besproken en is vrij wel zeker in scène gezet. Cfr. Smither, ‘A wonderful idea of the fighting’. as to whether BuHS, even if intended to be 52 Ibidem, 4. “less spectacular” than BoS, had any chance of 53 Ibidem, 6. 54 Ibidem, 7. persuading viewers who saw both films can be 55 De Bioscoop-Courant, 16 maart 1917. 54 answered easily: no.’ De film legde echter wel 56 De Kinematograaf, 16 maart 1917.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 520 Wouter Groot en Karel Dibbets eerste hoofdnummer draaide een Duitse film Duitsche “Sommefilm” . ’ Deze constatering waarin een jaloerse danseres haar minnaar werd aangevuld met zinsneden als: ‘Deze oor- en zijn vrouw vermoordt door vermomd als logsfilm toch laat aan imposante tafereelen chauffeur het stel een ravijn in te rijden De( niet te wenschen over’ en: ‘hier doet de scher- Rit der Vergelding) en als inleiding werd het pe fotografie het geheel nog in waarde stijgen.’ derde deel van de opmars van de Centralen in Ook de Duitse pers werd genoemd die lovend Dobroetsja (Roemenië) getoond.57 Dit is niet en ‘kinofreundlich’ over de film had geschre- te vergelijken met de uitzonderlijke vertonin- ven. En er werd een compliment gemaakt aan gen van de Engelse film, die in zijn geheel en de Duitse filmindustrie door te schrijven: zonder verdere toevoegingen werd geprojec- ‘we kunnen niet anders zeggen dan dat de teerd. Vanaf 6 april maakten de vakbladen Duitsche filmindustrie, die toch al reeds zoo geen melding meer van de Duitse film en het gunstig bekend staat, voor dit filmproduct de ligt in de rede dat hij niet meer in bioscopen meeste waardering verdient.’59 van enige betekenis draaide. Maar dat de berichtgeving te ver was door- Een groot succes kan Bei Unseren Helden geschoten, bleek de volgende week. Aan het an der Somme niet genoemd worden. De film einde van de beschrijving van het weekpro- was net als in Duitsland, zoals Rainer Rother gramma van Cinema Palace werd opgemerkt: concludeert, een flop. Toch is het interessant om te zien dat de film in de pers niet werd In ons verslag van de Duitsche Sommefilm afgebrand. In de NRC van 16 maart 1917 moeten we nog even de volgende rectifica- werd hij beschreven als: ‘ongetwijfeld een der tie aanbrengen: in de 16e regel moest staan belangwekkendste oorlogsreproducties, welke ‘thans niet zoo gunstig bekend’ in plaats van tot dusver hier te aanschouwen zijn geweest; ‘toch al reeds zoo goed bekend’.60 ze is onmiddellijk in de vuurlinie opgeno- men.’58 Als dit dezelfde journalist was geweest Dat is een groot verschil. Het doet vermoeden die ook de officiële voorstelling van de Engelse dat het artikeltje over de film een stuk posi- film had bijgewoond dan had hij de verschil- tiever geschreven is dan eigenlijk de bedoe- len onmiddellijk moeten opmerken. De vraag ling was. De Kinematograaf kende immers de rijst dan ook in hoeverre de berichtgeving over andere twee Somme-films en ook de Duitse de film van Duitse zijde werd beïnvloed. In filmindustrie. Daarbij laat de korte draaitijd Duitsland werden alle media bij de promotie van de film zien dat distributeur Hambur- van de film betrokken, wat betekende dat er ger er zelf ook geen vertrouwen in had. Of er goede en positieve berichten over de film wer- daadwerkelijk invloed van Duitse zijde is ge- den geschreven. Of dit het geval is geweest bij weest zal verder onderzoek duidelijk moeten de Nederlandse pers lijkt wat ver te gaan, he- maken. lemaal omdat er maar twee berichten te vin- Interessant hierbij is verder het feit dat de den zijn, beide met een positief geluid, waar bioscopen waar de Duitse film draaide, dezelf- een kritische noot niet onterecht zou zijn ge- de bioscopen waren die ook de Engelse over- weest. heidsfilms hadden vertoond: Cinema Royal in Het artikeltje dat De Kinematograaf aan Rotterdam en Cinema Palace in Amsterdam. Unseren Helden an der Somme wijdde, werd bij Misschien werd het op prijs gesteld door be- de ‘nagekomen berichten’ geplaatst. Er staat te paalde hooggeplaatste personen, met het oog lezen: ‘Als er een film is, die voor zich de eer op de neutraliteit, dat juist in deze bioscopen mag opeischen de Duitsche filmkunst enorm Bei Unseren Helden an der Somme werd ver- veel goed te hebben gedaan, dan is het wel de toond. Beide bioscoopdirecties namen in ie- der geval niet de moeite om de film uitgebreid aan de man te brengen. 57 De Kinematograaf, 23 maart 1917. 58 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 16 maart 1917. 59 De Kinematograaf, 16 maart 1917. 60 De Kinematograaf, 23 maart1917. Conclusie 61 Tijdens de oorlog besloot de Nederlandse regering wel de neutraliteit uit te dragen door gebruik te maken van het zelfde medium als de strijdende In verschillende studies is gewezen op het partijen. In opdracht van opperbevelhebber generaal Snijders en minister belang van de film The Battle of the Somme. van Oorlog Bosboom werd aan Willy Mullens van de firma Albert Frères de opdracht gegeven een ‘Leger- en Vlootfilm’ te maken. De film ging Daarbij is ook aandacht besteed aan de ma- onder de naam Holland Neutraal in januari 1917 in première.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 Welke Slag aan de Somme? 521 nier waarop de film naar Nederland kwam de neutraliteit hadden kunnen ondermijnen. en hoe hij hier werd ontvangen. Waar de De angst voor de invloed van de bioscoop, film in Engeland vooral gezien werd als een die later zou uitmonden in de Bioscoopwet, rechtvaardiging van de oorlog en een oproep leek voorbarig te zijn geweest. Het leven ging tot heldhaftig strijden voor het vaderland, in- door en daarbij hoorde ook het vermaak van terpreteerde men de film in Nederland juist de bioscoop, waar de oorlog zich in een andere veelal als een aanklacht tegen deze oorlog aller dimensie afspeelde. oorlogen. Deze reactie op de film laat een dui- delijk pacifisme zien, betoogt Conny Kristel. Wouter Groot studeerde Media en Cultuur aan de Uni- Wat in het voorgaande ook naar voren is versiteit van Amsterdam. Zijn Master-scriptie ging over gekomen, is de manier waarop de film binnen de verschillende films van de Slag aan de Somme in 1916. Hij produceerde cultuurhistorische programma’s voor de de neutraliteitshandhaving paste. Het succes televisie en werkt thans bij een adviesbureau voor de pu- van The Battle of the Somme had immers de blieke en culturele sector. neutraliteit in gevaar kunnen brengen. De re- gering had nog geen bevoegdheid om films te Karel Dibbets is als mediahistoricus verbonden aan de af- verbieden, omdat deze verantwoordelijkheid deling Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam. bij de locale overheden lag. De Haagse burge­ Hij redigeerde samen met Bert Hogenkamp het boek Film and the First World War (Amsterdam 1995). Hij is meester heeft bijvoorbeeld een aantal films oprichter en hoofdredacteur van de digitale encyclopedie verboden, omdat het Corps Diplomatique van voor de geschiedenis van de filmcultuur, Cinema Context, verschillende landen in zijn stad gevestigd www.cinemacontext.nl. was. Dezelfde films waren in de rest van het land gewoon te zien. Er ontbrak een samen- hangende, nationale regelgeving, die aan de re- gering de middelen gaf om toezicht te houden op buitenlandse propaganda in Nederland. De grillen van de markt en de concurrentie- strijd konden tot onvoorspelbare uitkomsten leiden. Terwijl de vakbladen opriepen tot een neutrale samenstelling van de journaals en een boycot van partijdige films, was het uiteinde- lijk aan de bioscoop­exploitanten en filmver- huurders om een keuze te maken in wat ze aanboden. De leemte in de wetgeving heeft mede geleid tot de invoering van de Bioscoop- wet in 1926 en de oprichting van een centrale Rijksfilmkeuring.61 De concurrentie die er bestond tussen de filmhandelaren en bioscoopexploitanten, door het Britse consulaat bestempeld als ‘tra- de jealousy’, zorgde ervoor dat er niet alleen een Engelse, maar ook een Franse en zelfs een Duitse film over de slag aan de Somme in de Nederlandse bioscopen zijn verschenen. Het relatieve succes van de films had minder te maken met de propa­gandistische inhoud en meer met de geleverde kwaliteit. The Battle of the Somme kreeg een daverend onthaal in de Nederlandse pers door de indringende beel- den van het front: zoiets had men nog nooit eerder gezien. De Franse en Duitse versies konden daar niet mee concurreren. De pro- pagandafilms hebben echter niet geleid tot onrust of andere acties van het publiek, die

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 508-521 522

De ‘anonieme’ massa bij een patriottische plechtigheid in Berchem op 27 augustus 1905. Bron: Privéverzameling Berchem 523 Het vaderland vanuit kikkerperspectief Recent Belgisch en Nederlands onderzoek naar natievorming tijdens de lange negentiende eeuw

Maar ten Van Ginderachter

Naties en nationale identiteit worden van bovenaf gecre- en (in het geval van Nederland) hernieuwde discussie over nationale eigenheid is aanlei- ëerd door elites. Althans, dat is de subtekst van heel wat ding genoeg om een stand van zaken op te maken van het Belgische en Nederlandse literatuur. Dit comparatieve overzichtsartikel over natievor- nationalisme-onderzoek.2 Meer bepaald gaat dit artikel in op wat sinds de jaren 1980 ver- ming in België en Nederland toont de eenzijdigheid aan van schenen is over de lange negentiende eeuw, het geboortetijdperk van de moderne natiestaat dit perspectief en pleit voor meer onderzoek van onderop. en het moderne nationalisme. Aangezien een uitputtend overzicht van Vanuit kikkerperspectief als het ware. de literatuur die van verre of dichtbij bij dit onderwerp aansluit, onmogelijk is, zal ik me laten leiden door een welomschreven vraag- stelling. Mijn insteek is de studie van nationale identiteit from below, vanuit ‘kikkerstandpunt’ als het ware. Ik zal betogen dat dit perspectief Worstelen met eigenheid is in België een tra- relatief onderbelicht is in België en Neder- ditionele volkssport, maar de jongste jaren is land. Hiermee bedoel ik dat het vaderlandse het een haast Olympische discipline gewor- besef van ‘gewone mensen’ en de constructie den.1 Sinds de parlementsverkiezingen van van nationale identiteit in concrete omstan- juni 2007 zijn de communautaire spanningen digheden, op alledaags en persoonlijk niveau, tussen Nederlands- en Franstaligen zo hoog minder aandacht heeft gekregen en minder opgelopen dat het voortbestaan van het land geproblematiseerd is dan de rol van elites. in het geding lijkt. Ook Nederland, dat lange De rode draad in heel wat onderzoek is na- tijd zo zeker scheen van zijn identiteit, wor- melijk de top down-overdracht van nationale stelde in dezelfde periode met zichzelf. In sep- waarden via gezichtsloze staatsinstellingen en tember 2007 joeg een onschuldige uitspraak schaalvergrotingsprocessen. van prinses Maxima een deel van de publieke History from below kan drie betekenissen opinie in de gordijnen. Bij de voorstelling van hebben. Ten eerste krijgt de term vaak een het rapport Identificatie met Nederland van de methodologische inhoud. Het gaat dan om de Wetenschappelijke Raad voor het Regerings- verschuiving van het vogel- naar het kikkerper- beleid durfde ze te suggereren dat dé Neder- spectief, wat tot uiting komt in microstudies lander niet bestaat. Dit kon blijkbaar niet door van specifieke casussen, niet zelden op lokaal de beugel in een land dat sinds de moorden op niveau. Ten tweede is er de conceptuele com- Pim Fortuyn en Theo Van Gogh en de klep- ponent. Via ego-documenten schrijft men ge- perende polemieken over immigratie en islam schiedenis vanuit de ervaring van individuen, zijn zekerheden over de Nederlandse ‘aard’ dat wil zeggen: niet louter gededuceerd vanuit ziet wankelen. Het drama van Apeldoorn in april 2009 – als het ware een aanslag op het 1 Met dank aan Antoon Vrints, Jan Art en de anonieme beoordeelaars symbolische hart van de natie – bedaarde de van het Tijdschrift voor Geschiedenis voor hun opmerkingen bij eerdere nationale identiteitscrisis allerminst. versies van dit artikel. 2 Om stilistische redenen zal ik de term ‘nationalisme-onderzoek’ gebrui- De (in het geval van België) aanhoudende ken als aanduiding voor een breed corpus van literatuur over nationale identiteit en natievorming.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 524 Maarten Van Ginderachter de hen omringende structuren of de voor hen het tijdperk van de gefragmenteerde natie in bestemde vertogen. Ten slotte is er de meer de jaren negentig tot de (relatieve) doorbraak heuristische invulling van de history from be- van het kikkerperspectief in de vroege eenen- low, namelijk een geschiedenis die uitgaat van twintigste eeuw.4 Natuurlijk is deze driefasige kwalitatieve bronnen die geproduceerd zijn periodisering slechts een hulpmiddel om pro- door mensen onderaan de sociale ladder. cessen mee te schetsen en geen procrustesbed Deze drie vormen kunnen elkaar overlap- waarop alle ontwikkelingen binnen het veld pen, maar dat is niet noodzakelijk. Een mi- gebonden kunnen worden. crostudie van een lokale patriottische stoet In het begintijdperk van het ‘moderne’ hoeft niet gebaseerd te zijn op de ervaring van nationalismeonderzoek, ruwweg de periode de betrokkenen. Die kan bijvoorbeeld louter tussen Elie Kedouri’s Nationalism in Asia and steunen op een reconstructie van de materiële Africa (1971) and Rogers Brubakers Citizen- omgeving (aantal toeschouwers, uitgebeelde ship and nationhood in France and Germany taferelen, geïnvesteerde budgetten) of op een (1992), ontbrak het perspectief van onderop tegendraadse lezing van kranten- of politie- vrijwel volledig. Het theoretische model dat verslagen waaruit de interne leefwereld van de werd uitgewerkt door wetenschappers als deelnemers gededuceerd wordt. Het gevaar Eric Hobsbawm, Ernst Gellner, Anthony hierbij is dat historici voortgaan op ongefun- Giddens, Benedict Anderson en Miroslav deerde vooronderstellingen van hoe mensen Hroch steunde zwaar op de vooronderstelling in concrete situaties op bepaalde materiële dat naties constructies zijn, ‘forged and engi- prikkels reageren. Concreet: welk beeld ne- neered by various elites’.5 Het onderzoekspa- men de toeschouwers van een patriottische radigma van de imagined communities en de viering mee naar huis en hoe beïnvloedt dat invented traditions benadrukte zeer sterk top hun identificaties? Om deze vraag te beant- down-socialisering en de verdringing van ata- woorden kan men gebruik maken van history vistische aanhankelijkheden (ten overstaan from below in zijn tweede betekenis. Door het van bijvoorbeeld de eigen stad of gilde) door gebruik van ego-documenten tracht men de een overkoepelende, moderne loyaliteit te- persoonlijke constructie van nationale iden- genover de natie. In het algemeen werd een te titeit op een alledaags niveau te achterhalen. sterke nadruk gelegd op constructie ex nihilo Dit is echter niet per se geschiedenis van on- door elites en op de homogenizerende impact derop (in het Belgische debat gebruikt men de van industrialiserings-, bureaucratiserings- en term onderuit) in de derde zin. Zo hebben staatsvormingsprocessen. Theorieën van soci- Arianne Baggerman en Redulf Dekker het alisering, disciplinering en indoctrinatie do- laat-achttiende-eeuwse wereldbeeld van een mineerden. Het klassieke voorbeeld is Eugen Hollands jongetje, Otto van Eck, gereconstru- Webers Peasants into Frenchmen (1977), een eerd via zijn dagboek. Van Eck behoorde ech- briljante tour de force, maar met een topzware ter tot de hoge, verlichte burgerij en kan dus nadruk op conventionele natievormers als het niet als representatief gelden voor de ervaring leger en het onderwijssysteem. van volkskinderen.3 In de jaren 1990 kwam de monolithische In de internationale doorsijpeling van deze en lineaire voorstelling van natievorming on- drie vormen van history from below kunnen der druk te staan. De achterliggende oorzaak we de volgende chronologie aanbrengen: van was de Europese eenwording na het Verdrag het klassiek modernistisch-constructivistische van Maastricht (1992) en het einde van de nationalismeonderzoek tijdens de jaren ze- Koude Oorlog. De val van de Berlijnse muur, ventig en tachtig van de twintigste eeuw, via de oorlog in Joegoslavië en de ineenstorting van het Sovjetimperium stelden het nationale verleden ter discussie. Ook werd duidelijk dat 3 Arianne Baggerman en Rudolf Dekker, Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1780-1798) (Amsterdam 2005). de russificatiepolitiek van de Sovjet-Unie de 4 Zie hierover Maarten Van Ginderachter, ‘Nationhood from below. A etnische verschillen niet had uitgevlakt. De historiographic essay on Great Britain, France and Germany in the long cultivering van een gemeenschappelijk Euro- nineteenth century’ (in preparation). 5 Anthony D. Smith, Nationalism and modernism. A critical survey of recent pees erfgoed in het post-Maastrichttijdperk theories of nations and nationalism (London 1998) 4. zorgde voor een opleving van het onderzoek 6 Stefan Berger, ‘A return to the national paradigm? National history wri- 6 ting in Germany, Italy, France, and Britain from 1945 to the present’, The naar transnationale regio’s en identiteiten. Journal of Modern History 77, no. 3 (2005) 629–678, aldaar 660-661. Tegelijkertijd groeide ook de impact van de

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 525

subaltern studies – die een reactie waren op de crisis van de natiestaat India. De eurocen- Waarom onderzoek van onderop? trische kijk op natievormingsprocessen werd Drie stekelige kwesties duiken vaak op in bekritiseerd en er kwam meer aandacht voor verband met history from below. Ten eerste, hybride identiteiten.7 wie zijn de ‘gewone mensen’ die we van on- Zo groeide aan de ene kant het besef dat derop willen bestuderen? Of anders gesteld: nationale identiteit weliswaar een constructie ‘Where, exactly is “below” to be located?’11 is, maar zeker geen arbitraire uitvinding ex De meeste auteurs kunnen geen algemeen nihilo – een inzicht dat door John Breuilly is geldende definitie geven vanwege het vaak aangeduid met de term ‘relatieve constructie’. discontinue en contingente karakter van het Er zijn namelijk structurele historische, poli- bronnenmateriaal waarmee ze werken. Ze tieke en sociale grenzen aan een willekeurige lijken een functionele definitie te verkiezen: constructie door samenzweerderige elites en ‘below’ is waar mensen tussen de plooien van manipulatieve heersers.8 Hoeveel middelen de geschiedschrijving zijn gevallen. Ze defini- en energie er ook geïnvesteerd worden, niet ëren hun onderzoeksobject dan ook ruim als alle invented traditions zijn even succesvol. ‘common’, ‘average’ of ‘ordinary people’, ‘plebei- Zo wees Wim Blockmans in 1990 ‘op het be- ans’, ‘the lower social strata’, ‘non-elite people’, perkte succes van het cultuuroffensief dat de et cetera. Deze vage omschrijving mag zeker staten vanaf de 19de eeuw hebben ingezet om geen vrijgeleide inhouden om identiteiten één taal, één religie en één volk te creëren bin- als zweverige entiteiten te beschouwen die nen de kunstmatig getrokken staatsgrenzen’.9 zich ontwikkelen in een sociaal vacuüm. Een Aan de andere kant kregen historici meer oog nauwkeurige sociale situering van die gewone voor meervoudige loyaliteiten. Parallel met mensen is noodzakelijk, maar die kan niet in deze beide ontwikkelingen kwam er in het abstracto gegeven worden. Alleen binnen de nationalisme-onderzoek ruimte voor een ge- context van een concreet onderzoek op basis schiedenis van onderop in zijn eerste twee be- van zeer specifieke bronnen is die identificatie tekenissen. Pas in het laatste decennium heeft mogelijk. De precieze invulling van het begrip er een (bescheiden) verschuiving plaatsgevon- verschilt dus van geval tot geval. den naar de derde vorm van history from below, Een tweede bezwaar dat men kan maken, bijvoorbeeld in de domeinen van empire, gen- heeft betrekking op de meerwaarde van onder- der en plebeian lives.10 zoek dat zich baseert op kwalitatieve bronnen Alvorens echt van wal te steken zal ik in- van gewone mensen. Als dat materiaal über- gaan op drie vaak geformuleerde bezwaren haupt al bestaat, wat kan het ons dan leren tegen geschiedschrijving van onderop. Vervol- wat we nog niet wisten? Het eerste deel van gens kom ik tot het hart van mijn betoog: de deze vraag is het makkelijkst te beantwoor- vergelijking van België en Nederland. Eerst zal den: voor de lange negentiende eeuw bestaat ik stilstaan bij de doorbraak van het ‘moderne’ het materiaal in de vorm van soldatenbrieven, nationalisme-onderzoek in beide landen correspondentie van migranten met het thuis- sinds de late jaren 1980 en bij de verschillende front, rekwesten aan overheden, handgeschre- theoretische inspiratiebronnen. Vervolgens ven naturalisatieaanvragen, armenbrieven, et behandel ik de groeiende belangstelling voor cetera. Wat die bronnen ons méér kunnen bie- de meervoudigheid van nationale identificatie den, is ten eerste puur feitelijke informatie. Zo tijdens de jaren 1990. Dit had in eerste instan- is er in de internationale literatuur onduide- tie een kritische bevraging tot gevolg van het -paradigma en een heroriëntering in top down 7 Gyan Prakash, ‘Subaltern studies as postcolonial criticism’, American de richting van casusgerichte microgeschiede- Historical Review 99, no. 5 (1994) 1475-1490. nis, al dan niet gebruik makend van ego-docu- 8 John Breuilly, ‘Nationalismus als kulturelle Konstruktion. Einige Überle- gungen’ in: Jörg Echternkamp en Sven Oliver Müller ed., Die Politik der menten. Vanaf de vroege jaren 2000 leidde dit Nation. Deutscher Nationalismus in Krieg und Krisen, 1760-1960 (Mün- ook tot history from below in zijn derde beteke- chen 2002) 247-269, aldaar 248. nis, namelijk geschiedschrijving op basis van 9 Wim Blockmans, ‘Beheersen en overtuigen. Reflecties bij nieuwe visies op staatsvorming’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 16 (1990) 18-30, bronnen van gewone mensen. aldaar 26. 10 Zie bijvoorbeeld Linda Colley, Captives. Britain, Empire and the world, 1600-1850 (London 2002). 11 Jim Sharpe, ‘History from below’ in: Peter Burke ed., New perspectives on historical writing (Cambridge 2001) 25-42, aldaar 27.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 526 Maarten Van Ginderachter lijkheid over de vraag of en wanneer de massa het in elkaar grijpen van verschillende iden- tijdens de lange negentiende eeuw in de ban tificaties. Zo kan het verband gelegd worden raakte van het vaderland. Specifiek voor Bel- tussen macrohistorische verklaringen van gië is er het probleem van ‘sub-nationale’ iden- natievorming en concrete microhistorische tificaties en het moment waarop die doorbra- casussen die het grotere geheel aanvullen, nu- ken (pas na de Eerste Wereldoorlog of niet). anceren of problematiseren. Sluitende antwoorden kunnen niet afdoend Een derde en laatste vraag die rijst, is of his- gededuceerd worden uit de initiatieven van torici die zich willen baseren op kwalitatieve overheden en concurrerende (Belgisch-natio- bronnen van de massa, ego-documenten niet nalistische of flamingantische) elites. overschatten als spiegel van de ziel, als ‘échte’ Een tweede reden om aan onderzoek van inkijk op het ‘authentieke’ volk. Zijn schrifte- onderop te doen, is dat dit soort studies al te lijke uitlatingen van ‘gewone mensen’ – voor gerede gevolgtrekkingen over collectieve iden- zover die bewaard zijn – niet vaak gerituali- tificaties problematiseren. En daar is behoefte seerde of gebureaucratiseerde schriftvormen aan in het huidige tijdskader. Zo worden Bel- waarbij de genrevereisten het persoonlijke gen overspoeld met opiniepeilingen en enquê- overschaduwen? Hebben die mensen zelf wel tes over de vraag ‘Voelt u zich meer Belg dan iets te vertellen, of laten ze zich dingen influis- Vlaming/Waal/Brusselaar?’ Het stuitende teren – vooral wanneer ze gebruik maken van gemak waarmee de antwoorden in passende publieke schrijvers of geletterden uit hun om- politieke hokjes gedwongen worden (separa- geving? De term nationhood from below roept tist tegenover belgicist, progressief tegenover bij sommigen inderdaad een valse tegenstelling conservatief ), gaat volkomen voorbij aan de op tussen aan de ene kant van bovenaf gema- complexiteit van identificatie. Netjes afgeba- nipuleerde hersenschimmen en authentieke kende categorieën en heldere concepten zijn van onderop gegroeide denkbeelden en aan de in de historische werkelijkheid heel wat smoe- andere kant tussen bedrieglijke elitebronnen zeliger. Identificatie is geen zero-sum game over de massa en waarachtige uitlatingen van waarbij de ene identiteit de andere verdringt. gewone stervelingen. Vanzelfsprekend vertrek Mensen vereenzelvigen zich met verschillende ik niet vanuit zo’n romantische vooronder- groepen, maar de sterkte en de hiërarchie van stelling. Bronnen geproduceerd door gewone die loyaliteiten hangen af van de context. Zo mensen laten geen onbemiddelde (unmedi- kan een Vlaamse Belg zich meer Vlaming voe- ated) stemmen horen. Er zijn steeds interac- len wanneer hij/zij geconfronteerd wordt met tie- en toe-eigeningprocessen aan de gang tus- een Nederlandsonkundige ober in Brussel sen verschillende culturele circuits. Het gaat (een klassiek voorbeeld overigens dat een ge- hierbij overigens niet om een uitwisseling tus- meenplaats is geworden in de Vlaamse publie- sen dé elite en hét volk. Hoewel ik de termen ke opinie). Maar tegenover een Nederlander top down en bottom up hanteer, heb ik geen kan die persoon niettemin beweren dat Vla- eenvoudige, dichotomische relatie voor ogen mingen en Walen meer gelijkenissen met el- tussen twee monolithische entiteiten. Er zijn kaar hebben dan met hun noorderburen. Die verschillende stadia tussen top en bottom, en denkbeelden en gevoelens worden in concrete het truïsme dat sociale categorieën als ‘de elite’ omstandigheden geactiveerd, maar hoe zij het uiteenvallen in verschillende subgroepen geldt handelen en de politieke voorkeuren beïnvloe- onverkort. Voor het overige lijken kwalitatieve den – zowel op de korte als de lange termijn bronnen van gewone mensen me niet proble- – is een andere vraag. Het is bijvoorbeeld on- matischer dan die uit andere sociale kringen. mogelijk om politieke houdingen rechtstreeks Inderdaad, soms hanteerden paupers niet af te leiden uit etniciteit. Daarvoor zijn er te zelf de pen, maar lieten ze anderen hun be- veel tegenstrijdige ideologische en praktische sognes neerschrijven. Bovendien pasten ze in motieven in het spel. Juist om al deze variabe- contacten met de overheid en hun ‘meerderen’ len in kaart te brengen, is onderzoek van on- hun taal aan, maar ook in ego-documenten derop noodzakelijk. Het uiteindelijke doel is uit hogere milieus versluieren opportunisme dus niet de literatuur te verluchten met amu- en mooipraterij diepere motieven en denk- sante anekdotes, maar wel om greep te krijgen beelden. Het is aan de historische kritiek om op de complexiteit van identiteitsvorming, de daarin helderheid te scheppen. impact van contextuele en sociale factoren en

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 527 monumenten, musea, literatuur, ceremonies, Het ‘moderne’ natie-onderzoek in België en folklore, geschiedwerken, et cetera. Een van de Nederland meest treffende exponenten van deze aanpak De jaren tachtig van de twintigste eeuw kun- is de studie van de lieux de mémoire, die culmi- nen we beschouwen als de doorbraakperiode neerde in de Nederlandse Plaatsen van herin- van wat algemeen als de moderne studie van nering (2005-2007) en België, een parcours van naties en nationalisme bestempeld wordt. herinnering (2008). Grof geschetst komt het erop neer dat men naties niet langer bestudeerde als een zijnswij- ze maar als een zienswijze. Deze overgang van Uiteenlopende inspiratiebronnen objectivisme naar subjectivisme en essentia- Ondanks de ongeveer gelijktijdige doorbraak lisme naar constructivisme, ging ook gepaard van deze vernieuwingen in beide landen val- met de doorbraak van het modernisme, name- len de uiteenlopende inspiratiebronnen van lijk naties zoals we ze nu kennen ontstonden Belgische en Nederlandse onderzoekers op. pas vanaf de achttiende eeuw. In de late jaren Ruwweg kunnen we stellen dat in Nederland 1980 en de vroege jaren 1990 bereikten deze vooral Ernest Gellner en Reinhart Koselleck innovaties de Lage Landen aan de Noordzee. invloedrijk zijn geweest, in België Miroslav Volgens Henk te Velde kwam in Nederland Hroch en Anthony D. Smith (dit overigens de academische studie van nationale identiteit zonder deze tegenstelling te willen verab- pas toen echt op gang dankzij twee in elkaar soluteren).14 De populariteit van Hrochs grijpende verschuivingen. Enerzijds was er de drie-stappenmodel in België heeft natuurlijk groeiende internationale aandacht voor het te maken met het feit dat de vernieuwing er nationalisme in het zog van de Sovjetimplosie voornamelijk gedreven is vanuit het onder- en de voortschrijdende Europese eenwording. zoeksveld van de Vlaamse beweging (een Anderzijds doofde in Nederland het grote po- van Hrochs ‘kleine’ nationale bewegingen).15 litieke engagement van de jaren 1960 uit en Smith van zijn kant wordt vaak aangehaald versplinterde de daarmee samenhangende ze- in discussies rond de zogenaamde Belgische kerheden over eigenheid.12 Voor België speel- ‘proto-natie’.16 Het modernisme, hoewel inter- den de gebeurtenissen na de val van de Muur nationaal marktleider, wordt in België immers ook mee, maar binnenlands was de situatie niet algemeen geaccepteerd – net zomin als anders. Door de soms hoog oplopende com- in Nederland trouwens.17 Aangezien volgens munautaire spanningen konden Belgische Smith moderne naties gebruik maken van de academici moeilijk hun illusies verliezen over symbolen van pre-moderne etnieën, is hij een de geringe betekenis van het nationalisme. inspiratiebron voor auteurs die al in de nieuwe Hun probleem was niet dat ze nationaal besef tijden een Belgisch besef ontwaren. Zo menen onderschatten, maar eerder het tegendeel. De gezaghebbende stemmen als Wils en Stengers geschiedschrijving van de Vlaamse beweging, dat ‘proto-nationale’ gevoelens rechtstreeks aan die na de Tweede Wereldoorlog het zwaarte- de basis lagen van de laat-achttiende-eeuwse punt vormde van het Belgische nationalisme- ontwikkelingen én van de Belgische revolutie. onderzoek, ontdeed zich pas in de jaren 1970 langzaam van zijn militante engagement. De 12 Henk te Velde, ‘Nederlands nationaal besef sinds 1800’ in: Ton Zwaan ed., voortschrijdende professionalisering kwam Het Europees labyrint. Nationalisme en natievorming in Europa (Amster- dam 1991) 173-188, aldaar 184-185. vanaf de late jaren 1980 ook tot uiting in een 13 Els Witte, Over bruggen en muren: hedendaagse politieke geschiedenis en groeiende internationalisering van interesses politieke wetenschappen in België (1945-2000) (Leuven 2003) 96-98. en inspiratiebronnen. Zo werd het onderzoek 14 Van Sas bijvoorbeeld acht het ABC van Hroch van toepassing op Neder- land: N. C. F. van Sas, ‘Nederland. Een historisch fenomeen’ in: N. C. F. van naar de Belgische natievorming volgens Els Sas ed., De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, Witte een van de theoretisch meest vrucht- 1750-1900 (Amsterdam 2005) 41-66, aldaar 46-47. 13 15 Opvallend is dat Craeybeckx al in 1978 Hrochs werk kende, maar zijn bare velden van de politieke historiografie. classificatie als ‘waardeloos’ afwees: ‘comparatisme is noodzakelijk, Zowel in België als in Nederland eiste maar dan liefst op verscheidener en genuanceerder grondslagen.’ Jan vanaf de late jaren 1980 ook de culturalisti- Craeybeckx, Arbeidersbeweging en Vlaamsgezindheid voor de Eerste Wereldoorlog, 3, voetnoot 2. sche benadering van het nationalisme haar 16 Zie bijvoorbeeld verschillende bijdragen in Kas Deprez en Louis Vos, Nati- plaats onder de zon op. Dit kwam tot uiting onalisme in België: identiteiten in beweging 1780-2000 (Antwerpen 1999). 17 Zie bijvoorbeeld Robert Stein, ‘Nationale identiteiten in de Late Mid- in een groeiende aandacht voor de enscene- deleeuwen. Een verkenning’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 28, no. 2 ring van het vaderland via plastische kunst, (2002) 222-246.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 528 Maarten Van Ginderachter

Miroslav Hroch op 13 mei 2009 in het ADVN te Antwerpen. Het ABC van Hroch is een van de invloedrijkste nationalismemodellen in België. Bron: ADVN

Tot groot ongenoegen van E.H. Kossmann spraak te zijn met het modernisme. In Smiths overigens, die Wils hiervoor zwaar onder vuur oeuvre zijn genoeg aanknopingspunten te vin- heeft genomen.18 Het is trouwens opvallend den voor een minder radicale lezing die beide hoe Belgische en Nederlandse onderzoekers verzoent. Moderne naties, zo gaat die rede- elkaars zwaarste critici zijn als het erop aan- nering, gebruiken inderdaad oudere etnische komt teleologische of ‘crypto-nationalistische’ symbolen maar geven die een nieuwe, ‘moder- vooronderstellingen in het verhaal van de an- ne’ invulling. Zo kunnen we ook het recente dere natie te ontmaskeren.19 Overigens hoeft proefschrift van Sébastien Dubois lezen. Aan het etno-symbolisme van Smith niet in tegen- de ene kant pleit hij ervoor om de mogelijk- heid open te laten dat een modern Belgisch besef al vóór 1830 ontstond, maar aan de an- 18 E.H. Kossmann, Een tuchteloos probleem: de natie in de Nederlanden dere kant wijst zijn studie onomwonden op de (Leuven 1994) 63. fundamentele verschuiving die aan het eind 19 Zie bijvoorbeeld Remieg Aerts, ‘Een andere geschiedenis. Een beschou- wing over de scheiding van 1830’ in: Peter Rietbergen en Tom Verschaffel van de achttiende eeuw plaatsvond. Pas in het ed., De erfenis van 1830 (Leuven 2006) 15-33, aldaar 20; Marnix Beyen, verzet van de Zuidelijke Nederlanden tegen ‘Belgium: a Nation that Failed to Become Ethnic’ in: Linas Eriksonas en Leos Müller ed., Statehood before and beyond Ethnicity. Minor states in de Oostenrijkse keizer kregen loyaliteiten Northern and Eastern Europe (New York 2005) 341-352, aldaar 341-342. met een potentiële vaderlandse betekenis ef-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 529 fectief een nieuwe, ‘nationale’ inhoud. Terwijl institutionele en rationalistische invalshoek. het Ancien Régime-begrip patrie verwees naar In zijn verklaring voor het uiteengroeien van loyaliteit aan de vorst, waren de ordewoorden België focust hij nogal eenzijdig op de crisis van de nieuwe patriot: trouw aan de burger- van de staat in de decennia van 1930 tot 1960. lijke vrijheden, de constitutie, de katholieke Daardoor verwart hij een bonafide geschied- godsdienst en het onvervreemdbare Belgische schrijving die de negentiende eeuw niet bij territorium.20 voorbaat uitsluit in haar zoektocht naar mo- Dat Belgische historici Smith nadrukke- gelijke verklaringen met een deterministische lijker hebben ingezet in de discussie over het Vlaams-nationalistische pseudo-geschiede- ‘proto-nationale’ vaderlandse verleden, heeft nis. te maken met de communautaire gevoelig- Het moge duidelijk zijn dat het Belgische heden. De partizane Vlaams-nationalistische onderzoek zich voornamelijk ontwikkeld geschiedschrijving heeft zich immers beijverd heeft vanuit de studie van de Vlaamse be- om het kunstmatige karakter van de Belgi- weging en niet zozeer van de natiestaat. Dat sche staat van 1830 aan te tonen, zogenaamd laatste is uitdrukkelijk wel het geval voor Ne- in tegenstelling tot de eeuwenoude Vlaamse derland, wat mede de grotere populariteit van natie. In hun strijd tegen deze ahistorische en Ernest Gellners theorie verklaart.24 Gellner bevooroordeelde voorstelling van zaken, heb- legt namelijk een zware klemtoon op een van ben heel wat bonafide historici de geloofsbrie- de centrale opdrachten van de natiestaat in ven van België te ver in de tijd terug gezocht. de moderne wereld: onderwijs. In zijn model Zo overschatten ze de symbiose van Belgische ontstaat nationalisme bij de overgang van een en Vlaamse bezieling na 1830. De moderne agrarische naar een industriële samenleving Vlaamse identiteit kon inderdaad pas ont- vanwege de groeiende nood aan multi-inzet- staan binnen de context van een door Frans- bare burgers (wat hij modular men noemt). taligen gedomineerde Belgische staat, maar Centraal in deze theorie staat een nationalise- dit hoeft niet te impliceren dat tot 1914 liefde rend onderwijssysteem van staatswege. Voor voor Vlaanderen en België zomaar in elkaars Nederland zijn er echter serieuze vraagtekens verlengde lagen. geplaatst bij Gellner. Er groeide immers al een Het is waarschijnlijk geen toeval dat het burgerlijk nationaal besef lang voor het land een ‘buitenstaander’ was, de Duitse histo- in de tweede helft van de negentiende eeuw ricus Gevert Nörtemann, die wees op anti- geïndustrialiseerd raakte. Niek van Sas heeft Belgische stromingen binnen de negentiende- in deze een van de krachtigste thesen geformu- eeuwse Vlaamse beweging. Hij ontwaarde leerd, namelijk dat tussen 1750 en 1850 het onder Vlaamsgezinden een etno-nationalisti- moderne natiebewustzijn geboren werd uit de sche aversie tegen een België dat een ‘vreemde’ botsing van Verlichting, Revolutie, Restaura- (Franse) cultuur omarmde.21 Recent heb- tie en Romantiek.25 Deze cruciale overgangs- ben enkele onderzoekers er in navolging van periode bestempelt hij met een term uit het Nörtemann ook voor gepleit om mogelijke begripshistorische onderzoek van Reinhart anti-Belgische stromingen in de vooroorlogse Koselleck als de Sattelzeit. Dit concept heeft Vlaamse beweging au sérieux te nemen.22 Het in België slechts een geringe verspreiding en ‘taboe’ om dat te doen lijkt verdwenen te zijn bij de jonge generatie Vlaamse historici. In te- 20 Sébastien Dubois, L’invention de la Belgique. Genèse d’un État-Nation genstelling tot hun oudere collega’s voelen zij (Bruxelles 2005) 40, 48, 110. zich niet meer ‘beladen’ met de ‘erfzonden’ van 21 Gevert H. Nörtemann, Im Spiegelkabinett der Historie: der Mythos der het collaborerende Vlaams-nationalisme noch Schlacht von Kortrijk und die Erfindung Flanderns im 19. Jahrhundert (Berlin 2002). van een Belgische elite die te lang aarzelde om 22 Zie bijvoorbeeld Marnix Beyen, ‘Een uitdijend verhaal. De historiografie de culturele diversiteit binnen het land te er- van de Vlaamse beweging, 1995-2005’ in: Nationale bewegingen en geschiedschrijving. Acta van het colloquium over de geschiedschrijving van kennen. Martin Conway heeft dit enigszins de Vlaamse beweging en van andere nationale bewegingen in Europa. Bij- geringschattend de doorbraak genoemd van zonder nummer van Wetenschappelijke Tijdingen, LXIV, 2005 (Antwerpen een ‘post-Belgian historiography’, die zou uit- 2005) 18-34. 23 Martin Conway, ‘Belgium’s mid-twentieth century crisis: crisis of a gaan van ‘the ineluctable rise of [...] “the nati- nation-state?’ Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis 35, no. 4 onal movements” of Wallonia and Flanders’.23 (2005) 573-596, aldaar 574. 24 Zie bijvoorbeeld Te Velde, ‘Nederlands nationaal besef’, aldaar 174. Mijns inziens benadert Conway het com- 25 N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar mo- munautaire verleden van België vanuit een té derniteit, 1750-1900 (Amsterdam 2005).

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 530 Maarten Van Ginderachter een nog mindere toepassing gekend. De grote en natievorming doorbrak’.27 Onderzoek in de overzichtswerken refereren er niet aan, net zo jaren 1990 toonde aan dat dit niet het geval min als recente studies die expliciet de betref- was. Er groeide een consensus dat gender, fende periode behandelen.26 De redenen voor regio/lokalisme en zuil/levensbeschouwing – deze relatieve verwaarlozing zijn de geringere om ons tot deze drie variabelen te beperken impact van de Duitse literatuur in België én – op verscheidene manieren samengingen met de impopulariteit van een tijdvak waarvoor en inwerkten op de constructie van nationale niemand zich verantwoordelijk voelt: voor identiteit. contemporanisten is deze overgangsperiode te Wat de verhouding natie-gender betreft, zeer Ancien Régime, voor vroeg-modernisten staat Nederland zowel kwantitatief als kwa- te recent. litatief verder dan België – wat overigens de algemene voorsprong van het genderonder- zoek in het noorden weerspiegelt. In België De fragmentatie van de natie overheersten tot de vroege jaren 2000 twee In de afgelopen twee decennia is er net als thema’s: conservatieve vrouwbeelden van de in de ons omringende landen meer aandacht Vlaamse beweging en de civielrechtelijke gekomen voor de fragmentatie van wat voor- aspecten van burgerschap voor vrouwen.28 heen beschouwd werd als een monolithische Hoe noties van mannelijkheid en vrouwe- nationale identiteit. Wat België betreft, vielen lijkheid de invulling van nationale identiteit in de oudere literatuur de hevige katholiek- beïnvloeden of hoe mannen en vrouwen zich antiklerikale spanningen en de sluimerende vereenzelvigen met hun vaderland, is tot nu communautaire moeilijkheden vaak tussen toe weinig onderzocht.29 In Nederland werd de plooien van een Belgische consensus. Of er dit thema aanvankelijk bestudeerd via de toe- werd een radicale onverzoenbaarheid gesug- gang van vrouwen tot de publieke ruimte en gereerd tussen bijvoorbeeld zuilaanhankelijk- via het concept burgerschap. In 1993 schreven heid en nationale loyaliteit. Ook in Nederland Schwegman en Withuis nog dat het pas met de werd verzuiling lange tijd gezien ‘als een vorm Tweede Wereldoorlog was dat feministes hun van verdeeldheid [...], als een ontwikkeling die voorheen universele en niet-natiegebonden het West-Europese patroon van nationalisme invulling van burgerschap inruilden voor een vaderlandse variant.30 Later onderzoek heeft aangetoond dat militante vrouwen al vroeger (vanaf de Bataafse periode) nationale identi- 26 Terloopse verwijzingen in: Els Witte, ‘Het natiebegrip in het zuidelijke teit instrumentaliseerden – uit overtuiging, krantendiscours aan de vooravond van de Belgische opstand (augustus opportunisme of een mengeling van beide.31 1829-juli 1830)’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 121, no. 2 (2006); Johannes Koll, Die belgische Nation: De laatste jaren heeft Dudink het onderzoek Patriotismus und Nationalbewusstsein in den Südlichen Niederlanden im naar constructies van mannelijkheid en natio- späten 18. Jahrhundert (Münster 2003) 20. naliteit op de kaart gezet in Nederland.32 27 Henk te Velde en Hans Verhage, ‘Inleiding’ in: Henk te Velde en Hans Verhage ed., De eenheid en de delen. Zuilvorming, onderwijs en natie­ In België is de interactie van regionale/ vorming in Nederland 1850-1900 (Amsterdam 1996) 1-12, aldaar 1. lokale identiteit met het vaderlandgevoel on- 28 Zie bijvoorbeeld Nele Bracke, ‘Vrouw’ in: Reginald De Schryver, Bruno De derbestudeerd. Een levendige regionale trots Wever, Gaston Durnez, Lieve Gevers, Pieter Van Hees en Machteld De Metsenaere ed., Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse beweging III (Tielt wordt vaak beschouwd als een rem op de ont- 1998) 3604-3627; Eliane Gubin en Leen Van Molle, Vrouw en politiek in wikkeling van een breder nationaal gevoel, België (Tielt 1998). 29 Aan de UGent, ULB en KULeuven lopen momenteel doctoraatsprojecten hoewel heel wat buitenlandse studies recent die (aspecten van) de relatie mannelijkheid-natie onder de loep nemen. hebben aangetoond dat lokalisme het gro- 30 M. Schwegman en J. Withuis, ‘Moederschap: van springplank tot obsta- tere vaderland ten goede kan komen.33 Voor kel. Vrouwen, burgerschap en natie in twintigste eeuws Nederland’ in: Françoise Thébaud ed., Geschiedenis van de vrouw. III De twintigste eeuw Nederland beschreven Knippenberg en De (Amsterdam 1993) 557-583, aldaar 559. Pater in 1988 de ‘nationale eenwording’ nog 31 Zie bijvoorbeeld Myriam Everard, ‘Vrouwen voor ‘t vaderland: burgeres Van der Meer en de Bataafse politiek’, Historisch Tijdschrift Holland 31 no. als een geleidelijke uitvlakking van regionale 34 4/5 (1999) 272-281, aldaar 280. identiteiten. Vanaf de jaren 1990 echter zijn 32 Stefan Dudink, ‘Mannelijkheid en natie. Notities over hegemoniale man- vraagtekens geplaatst bij dit scenario. De Jong nelijkheid en geschiedenis’, Tijdschrift voor Genderstudies 4, no. 2 (2001) 22-37. bijvoorbeeld toonde aan hoe de verschillende 33 Patricia Penn Hilden, Women, work, and politics: Belgium 1830-1914 (Ox- lokale tradities het nationale motto van een- ford 1993) 43, 254. 34 Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van Nederland: heid in verscheidenheid gingen verbeelden. schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988). ‘Het lijkt wel of naarmate lokale en regionale

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 531 cultuuruitingen “uit de eerste hand” verdwij- tionalisme te grondvesten. ‘Er moest dus iets nen, zij “uit de tweede hand” in musea en fol- gevonden worden dat alle Nederlanders sa- kloristische manifestaties terugkeren. Daarbij menbond boven de confessionele verschillen, kan er ook sprake zijn van “contextvergroting”, maar dat wel recht deed aan het belang van waarbij lokale uitingen als regionale of natio- de godsdienst voor de gemiddelde Neder- nale traditie [...] worden toegeëigend.’ De Jong lander.’ Het antwoord lag in de zogenaamde heeft dit met name voor Friesland verder uit- Nederlandse traditie om geloofsverschillen gewerkt, maar ook voor andere regio’s gaat dit niet op de spits te drijven, in de tolerantie en scenario op.35 de verdraagzaamheid.40 In sommige studies Het inzicht dat levensbeschouwelijke en wordt zelfs – tussen de regels of explicieter zuilgebonden breuklijnen een andere visie op – gesuggereerd dat de verzuiling een gevolg is het vaderland impliceerden (maar niet nood- van de ‘schikken en plooien’-mentaliteit in de zakelijk een verwerping), lijkt een verworven- Republiek.41 Het probleem van dit soort be- heid te zijn in het hedendaagse onderzoek. togen is dat ze nogal nauw aansluiten bij deus Voor België is het bijvoorbeeld duidelijk dat ex machina-verklaringen in termen van volks- liberalen en katholieken de Opstand tegen aard. Cirkelredeneringen als ‘de afwezigheid Spanje en de contrareformatie een compleet van een sterk vaderlands gevoel is de kern van andere plaats toewezen in hun vaderlandse onze nationale identiteit’ en nationale mythen verleden. Dit lijkt hun uiteindelijke geloof in als ‘tolerantie en verscheidenheid zijn inge- de fundamentele eenheid van de natie echter bakken in ons volk’ zijn overigens geen exclu- niet ondermijnd te hebben.36 In Nederland sief Nederlandse zelfbeelden. Andere kleine is de ‘paradoxale relatie tussen de levensbe- West-Europese naties als België en Zwitser- schouwelijke scheiding der geesten enerzijds land hebben zich op bepaalde momenten in en de vorming van een hechte natie ander- hun geschiedenis ook dit imago aangemeten. zijds’ diepgaand geanalyseerd.37 Nieuw onder- Het lijkt me dan ook vruchtbaarder de verzui- zoek vanaf de jaren 1990 toonde aan dat de ling vooral te interpreteren als een organisato- verzuiling weliswaar andere perspectieven op rische fase in de nationale integratie, en niet de natie impliceerde, maar ‘geenszins in strijd zozeer als een karakteristieke eigenschap van is geweest met de natievorming, maar eerder de Nederlandse identiteit. moet worden beschouwd als een vorm van In het Belgische nationalismeonderzoek integratie.’38 Dat deze tegenstelling overstegen is de verzuiling minder prominent aanwezig werd, was in de eerste plaats te danken aan de dan in Nederland. Tenminste, het is voorna- invloed van Gellner, Anderson en Hobsbawm, melijk via een omweg bestudeerd, namelijk de die de sociaal-politieke groepsvormingspro- inbreng van de verschillende politieke families cessen van het nationalisme bestudeerden en niet louter de ideeëngeschiedenis ervan. Door te focussen op de collectieve dynamieken van 35 Ad De Jong, De dirigenten van de herinnering. Musealisering en nationali- natie- en zuilvormingsprocessen kwamen sering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940 (Nijmegen 2001) 28. overeenkomsten aan het licht en niet alleen 36 Johannes Koll, ‘Die Reformation in der Kontroverse. Nation und Protes- verschillen. Zuilen en naties bleken beide tantismus bei belgischen Katholiken und Liberalen in 19. Jahrhundert’ in: ima- Heinz-Gerhard Haupt en Dieter Langewiesche ed., Nation und Religion 39 gined communities te zijn. in Europa: mehrkonfessionelle Gesellschaften im 19. und 20. Jahrhundert Peter Raedts is dieper ingegaan op de (Frankfurt am Main 2004) 99-134. 37 Nico Randeraad, ‘Het geplooide land. De pacificerende rol van commissa- vraag ‘waarom die twee elkaar niet gingen rissen des Konings en burgemeesters’ in: Hans Blom en Jaap Talsma ed., bijten’. Dat had vooral te maken met de reli- De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie in de lange negentiende gieuze versnippering van Nederland. Hoe- eeuw (Amsterdam 2000) 134-153, aldaar 151. 38 Remieg Aerts en Henk te Velde, ‘De taal van het nationaal besef, 1848- zeer liberalen en protestanten beweerden de 1940’ in: N.C.F. van Sas ed., Vaderland. Een geschiedenis van de vijftiende incarnatie te zijn van de Nederlandse natio- eeuw tot 1940 (Amsterdam 1999) 391-454, aldaar 398. 39 Te Velde en Verhage, ‘Inleiding’, aldaar 3-4. naliteit, ‘de waarheid was dat Nederland een 40 Peter Raedts, ‘Tussen Rome en Den Haag: de integratie van de Neder- confessioneel zeer verdeeld land was, waarin landse katholieken in kerk en staat’ in: Henk te Velde en Hans Verhage de vestiging van een nationaal besef alleen ed., De eenheid en de delen. Zuilvorming, onderwijs en natievorming in Nederland 1850-1900 (Amsterdam 1996) 29-44, aldaar 38-39. echt mogelijk was, als godsdienst daarin een 41 Zie hierover Hans Blom, ‘Vernietigende kracht en nieuwe vergezichten. niet al te grote rol speelde.’ Tegelijkertijd was Het onderzoeksproject verzuiling op lokaal niveau geëvalueerd’ in: Hans Blom en Jaap Talsma ed., De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie godsdienst echter te belangrijk om volledig in de lange negentiende eeuw (Amsterdam 2000) 203-236, aldaar 228- buitengesloten te worden en een seculier na- 229.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 532 Maarten Van Ginderachter in de Vlaamse natievorming. Dit vraagstuk begon de overheid het vacuüm te vullen door heeft zich geconcentreerd op Lode Wils’ stel- via subsidies haar prille sociale politiek uit te ling dat Vlaamse beweging en christen-demo- besteden aan organisaties van de drie grote cratie onlosmakelijk verstrengeld zijn. Jan Erk levensbeschouwingen. Dit fenomeen van de bijvoorbeeld schrijft het uiteengroeien van het ‘gesubsidieerde vrijheid’ lag mede aan de basis katholieke Vlaanderen en het vrijzinnige Wal- van de verzuiling. Nederland volgde in deze lonië voornamelijk toe aan het verzuilingspro- meer het Duitse spoor waarbij de staat zelf de ces dat aan voorbijgaande tegenstellingen van sociale zekerheidspolitiek in handen nam. electorale aard een blijvend en diepgaander ka- rakter gaf.42 De in het Nederlandse onderzoek vaak naar voren gebrachte stelling dat mensen Het top down-paradigma ter discussie via hun zuillidmaatschap werden opgenomen Tijdens de jaren negentig kregen historici in een supra-lokaal, nationaal verband, hoor meer oog voor de manier waarop bijvoor- je minder vaak in België. Ze is voornamelijk beeld gender, zuil en regio zich verhielden tot toegepast op de integratie van de zogenaamd het vaderlandse besef. Het inzicht dat natio- ‘anti-vaderlandse want internationalistische’ nale identiteit verschillende invullingen kan socialisten.43 krijgen, relativeerde de top down-benadering. Een verklaring voor de bescheidener plaats Dit lijkt in Nederland eerder en diepgaan- die Belgische onderzoekers aan de verzuiling der gebeurd te zijn dan in België. Vanaf de hebben toegewezen, is in de eerste plaats de vroege jaren negentig plaatsten verschillende sterke aanwezigheid van een variabele – het Nederlandse historici en andere mensweten- taalverschil – die in Nederland compleet ont- schappers vraagtekens bij de omvorming van breekt en de andere in de schaduw stelt. In peasants into Dutchmen. Het was niet louter tweede instantie lijkt het me dat de zuilen in een van bovenaf gestuurd proces in het kader België het overkoepelende nationale dak niet van het burgerlijk beschavingsoffensief en de zozeer stutten, dan wel vervingen. Ze vulden schaalvergroting. In een kritiek op het beken- immers het vacuüm op dat de staat liet door de werk van Knippenberg en De Pater over zich zoveel mogelijk terug te trekken uit het De eenwording van Nederland (1988) stipte publieke domein ten bate van het private ini- Frijhoff in 1992 aan dat met het materiële tiatief (van de verschillende politieke gezind- integratieproces enkel de ‘voorwaarden voor heden). België ontstond immers uit een com- de vorming van een nationaal identiteitsbe- promis tussen liberalen en katholieken dat in sef ’ beschreven waren en niet de constructie naam van ‘de Vrijheid’ de staat neutraliseerde van die identiteit zelf.44 Een jaar later wees en zo weinig mogelijk taken toebedeelde. Zo ook Prak op ‘het probleem van de verbreiding hoefden de katholieken niet te vrezen voor een van de Nationale Boodschap. […] De litera- bemoeizieke gelaïciseerde staat en konden de tuur over het nationalisme schijnt het vrijwel liberalen toch de voor hen cruciale scheiding vanzelfsprekend te vinden dat de massa’s zich tussen kerk en staat doorvoeren. Na 1884 zonder voorbehoud overgeven aan het natio- nalisme.’ 45 Gevolg van deze kritiek was dat het on- 42 Jan Erk, ‘Sub-state nationalism and the left-right divide: critical junctures derzoek naar wat Van Ginkel het ‘grassroots- in the formation of nationalist labour movements in Belgium’, Nations niveau’ noemt, van start ging.46 Als antropo- and Nationalism 11, no. 4 (2005) 551-570. 43 Guy Vanschoenbeek, ‘Socialisten: gezellen zonder vaderland? De BWP en loog had hij hiermee voornamelijk de studie haar verhouding tot het “vaderland België”’, Bijdragen tot de eigentijdse van lokale gemeenschappen op het oog. Die geschiedenis 3 (1997) 237-255, aldaar 239-240. benadering vond in de jaren negentig inder- 44 W. Frijhoff, ‘Identiteit en identiteitsbesef. De historicus en de spanning tussen verbeelding, benoeming en herkenning’, Bijdragen en mede- daad heel wat navolging. Onder meer het delingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 107, no. 4 (1992) vaderlandse gehalte van politieke charivari’s 614-634, aldaar 629. 47 45 Maarten Prak, ‘Kanttekeningen bij het historisch onderzoek naar de werd onderzocht. Vooral in het onderzoek Nederlandse identiteit’ in: Leen Dorsman en Els Kloek ed., Nationale naar de verzuiling boden lokale casestudies identiteit en historisch besef in Nederland (Utrecht 1993) 41-49, aldaar nieuwe inzichten over nationale identiteit. Zo respectievelijk 48, 46. 46 Rob Van Ginkel, Op zoek naar eigenheid: denkbeelden en discussies over gebruikte Verhage de casus Limburg om ‘het cultuur en identiteit in Nederland (Den Haag 1999) 4. algemene, enigszins schematische, verhaal van 47 Hans Van Buuren, ‘1 april 1872, 300 jaar bestaan van Neerlands vrijheid. Een omstreden feest’, Jaarboek Historische Vereniging Maasland 8 (1993) de natievorming als een rechtlijnig, van boven- 12-25. af geïnitieerd proces van nationale schaalver-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 533

Vogelperspectief op een socialistische betoging voor Algemeen Stemrecht in Lokeren, 1912. Bron: Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis, Gent

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 534 Maarten Van Ginderachter

groting’ te relativeren.48 Deze vorm van history overheidspropaganda? Was nationale integra- from below baseerde zich voornamelijk op de tie een lineair en onomkeerbaar proces? Hoe wederwaardigheden van lokale notabelen. beïnvloedden instellingen het alledaagse leven In België kwam het top down-paradigma van mensen? Werkten bepaalde mechanismen in de studie van naties en nationalisme pas geen tegenstrijdige processen in de hand? Het vanaf de vroege jaren 2000 onder vuur.49 Die is verwonderlijk dat men deze vragen nog niet vertraging ten opzichte van Nederland heeft duidelijker gesteld heeft aangezien de Belgi- onder meer te maken met het grotere over- sche overheid in de lange negentiende eeuw wicht van een procedureel-institutionele ge- relatief weinig middelen heeft ingezet om een schiedschrijving.50 Wat ook hun theoretische breed gedragen nationaal besef te verspreiden. achtergronden waren, tot voor kort aanvaard- Zo was het Belgische volksonderwijs – in den onderzoekers vrijwel unaniem het top tegenstelling tot het Nederlandse – tot diep down-model. Wils bijvoorbeeld, die we eerder in de negentiende eeuw van een belabberd ni- in het etno-symbolische paradigma van A.D. veau. Lange tijd zagen de Belgische leidende Smith moeten situeren, laat er weinig twijfel klassen alfabetisering en kennisverwerving als over bestaan: ‘Naties of volkeren worden door een gevaar voor hun eigen positie. De lagere hun overheersers en hun elites gevormd.’51 scholen moesten in de eerste plaats het sociale Vertrekkend vanuit deze basispremisse wor- status quo behoeden. Zelfs de liberale burge- den bewijsplaatsen uit de midden- en hogere rij zag aanvankelijk het nut niet in van goed klassen opgevoerd als representatief voor de opgeleide, bewuste burgers. De Belgische in- hele samenleving. Jean Stengers van zijn kant dustrie draaide immers op de arbeid van onge- gaf toe dat het nationaal besef van de massa schoolde en slecht betaalde werklieden, vrou- ‘une énigme’ blijft. Toch weerhield dit hem er wen en kinderen. Pas met de opkomst van de niet van op basis van officiële, door de over- vooruitstrevende liberalen (onder andere via heid geïnspireerde publicaties, politieke pam- de in 1864 opgerichte Ligue de L’enseignement) fletten en voorbeelden uit kringen van hoge begonnen de pedagogische opvattingen te gezagsdragers het hele volk een Belgisch jasje verschuiven. Toch duurde het tot het laatste aan te meten.52 kwart van de negentiende eeuw voordat de Belgische historici hebben ‘klassieke’ natie- overheid een emanciperend volksonderwijs vormers als school, kerk en leger van naderbij tot een prioriteit maakte. Resultaat was dat er bekeken, maar die worden doorgaans opge- rond 1900 op 1000 dienstplichtigen in België voerd als uiterst efficiënte nationaliseringsma- nog steeds 101 waren die konden lezen noch chines. Hoe mensen in de praktijk overtuigd schrijven, tegenover 47 in Frankrijk, 23 in Ne- raakten van hun Belgische identiteit, komen derland en 5 in Duitsland.53 Enige scepsis is we nauwelijks te weten. De literatuur blijft het dan ook geboden tegenover stellige uitspraken antwoord schuldig op vragen als: verzetten als: ‘De omvorming van ”peasants into Belgi- sommige mensen zich tegen nationalistische ans”, om het Eugen Weber na te zeggen, ge- beurde zeker als een van de vroegste op het vasteland.’54 Nader onderzoek lijkt me nodig om Gellners these over de nauwe samenhang 48 Hans Verhage, ‘Rijks of rooms? Strijd om de HBS in het bisdom Roer- mond’ in: Henk te Velde en Hans Verhage ed., De eenheid en de delen. tussen natievorming, industrialisering en een Zuilvorming, onderwijs en natievorming in Nederland 1850-1900 (Amster- kwalitatief door de staat opgezet volksonder- dam 1996) 45-55, aldaar 51, 53. 49 Geert Van den Bossche, ‘De natie in de staat en de staat in de natie. Naar wijs op België toe te passen. Zo is het wellicht een positieve herwaardering van politieke gemeenschap’, Demokritos. niet zonder belang dat vóór de Eerste Wereld- Mededelingen van de vakgroep politieke wetenschappen. Universiteit oorlog het van staatswege georganiseerde en Gent, no. 2 (2001) 2-50, aldaar 11-14. 50 Patricia Van den Eeckhout, ‘The quest for social history in Belgium (1948- gecontroleerde lager onderwijs zwak stond in 1998)’, Archiv für Sozialgeschichte 40 (2000) 321-336, aldaar 330, 332. België, terwijl dat in Nederland de onbetwiste 51 Lode Wils, Van Clovis tot Di Rupo: de lange weg van de naties in de Lage Landen (Leuven 2005 [1992]) 14. marktleider was. 52 Jean Stengers en Eliane Gubin, Le grand siècle de la nationalité belge: de 1830 à 1918. Histoire du sentiment national en Belgique des origines à 1918. II (Bruxelles 2002) 21. De vroege eenentwintigste eeuw 53 Els Witte, Jean-Pierre Nandrin, Eliane Gubine en Gita Deneckere, Nouvelle histoire de Belgique. I 1830-1905 (Bruxelles 2005) 123. Tot de jaren 2000 was history from below in 54 Lode Wils, ‘De twee Belgische revoluties’ in: Kas Deprez en Louis Vos ed., Nationalisme in België: identiteiten in beweging 1780-2000 (Antwerpen zijn derde betekenis – namelijk geschied- 1999) 43-50, aldaar 49. schrijving op basis van bronnen van gewone

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 535 mensen – zeldzaam. Natuurlijk haalden zijn geworden.60 Dit neemt niet weg dat er, historici al enige tijd uitlatingen van door- ten eerste, nog veel werk aan de winkel is. Zo sneeburgers aan om hun punt te bewijzen. blijft een van de onbekenden in het onderzoek Kossmann bijvoorbeeld staafde zijn vermoe- naar museale voorstellingen van het vaderland den dat de Belgen van 1830 nauwelijks een na- de ‘reacties van het publiek (of liefst van di- tionaal besef hadden met een verwijzing naar verse doelpublieken)’.61 De Jong heeft in zijn Hendrik Consciences Geschiedenis mijne jeugd. studie over de musealisering en nationalise- Daarin beschreef Conscience hoe hij in 1830 ring van de volkscultuur ‘de receptie [...] door als oorlogsvrijwilliger door een gezin in Balen het publiek’, ‘voor zover mogelijk’ onder de werd geholpen. De dochter noemde hem ‘onze loep genomen.62 Het hoofdstuk waarin hij dat Belg’ of ‘onze arme Belg’. Zij dacht er blijk- voornemen naar eigen zeggen het verst heeft baar niet aan zichzelf zo te omschrijven, wat kunnen doorvoeren – dat over het Vaderland- Kossmann deed concluderen: ‘Belgen waren sch Historisch Volksfeest van 1919 – wijst ech- voor hen slechts de vrijwilligers die vochten ter voornamelijk op de massale volkstoeloop tegen de Hollanders.’55 Zulke verwijzingen en niet op de toe-eigening door het publiek. bleven echter voornamelijk anekdotisch. De Hetzelfde geldt voor Grevers studie over het laatste jaren zijn er zowel in België als in Ne- Volendams meisje als nationale icoon. Hoe- derland doorgedreven pogingen gedaan om via wel ze sterk de nadruk legt ‘op de “consumptie” bronnen van gewone mensen nationale identi- van de collectieve herinnering in het dagelijks teit in het alledaagse leven te ‘betrappen’.56 Ik leven door de massa’ deduceert haar analyse vermeld er drie. Joost Welten toonde in zijn – hoe inzichtrijk ook – de houding van het recente studie over Weert tijdens de Napole- publiek uit reclame, bezoeken aan de pro- ontische periode aan hoe gewone Weertena- vincie van leden van de koninklijke familie, ren zich het revolutionaire burgerschapsdis- prentbriefkaarten die massaal verspreid wer- cours toe-eigenden om zich te verzetten tegen den en groots opgezette tentoonstellingen.63 de aanspraken van de Franse staat. Hij deed In België heeft de onderwijshistoriografie in dit onder meer aan de hand van schotschrif- het laatste decennium de alledaagsheid van ten, liederen en soldatenbrieven.57 Bruno de pedagogische ervaring ontdekt. Het from Benvindo schreef een knappe studie over het below-perspectief komt echter te weinig uit leven aan het IJzerfront in 1914-1918 ‘par le de verf omdat dit onderzoek zich vrijwel vol- bas’. Hij gebruikte daarvoor de rapporten van ledig baseert op normatieve bronnen (zoals de Belgische censuur, notitieboekjes en brie- pedagogische periodieken).64 Ook in het Ne- ven van de soldaten zelf. Zo kon hij aantonen derlandse onderzoek is er te weinig oog voor dat vaderlandsliefde wel degelijk een centrale de vaderlandse impact van de school – on- rol speelde in hun blijvende steun aan de danks de groeiende interesse voor alledaagse oorlogsinspanning, zelfs bij Vlamingen die de taalmistanden in het leger aanklaagden.58 55 Kossmann, Een tuchteloos probleem, 69-70. Sébastien Dubois, ten slotte, bestudeerde in 56 Een van de recentste voorbeelden is het rapport van Grever en Ribbens zijn proefschrift L´invention de la Belgique over nationale identificatie bij scholieren uit Rotterdam, London en niet alleen de initiatieven waarmee de over- Nord-Pas-de-Calais op basis van interviews en vragenlijsten. Dit werk valt echter buiten de tijdsafbakening van dit artikel. Maria Grever en heid sinds de late achttiende eeuw een Bel- Kees Ribbens, Nationale identiteit en meervoudig verleden (Amsterdam gisch gevoel probeerde te verspreiden, maar 2007). 57 Joost Welten, In dienst voor Europese droom. De verstoring van hij besteedde ook consequent aandacht aan de de plattelandssamenleving in Weert (Leuven 2007). subjectieve identificaties van gewone mensen. 58 Bruno Benvindo, Des hommes en guerre. Les soldats belges entre ténacité Dit laatste via rekwesten van burgers, eden et désillusion 1914 – 1918 (Bruxelles 2005) 31. 59 Dubois, L’invention de la Belgique 14, 422. van trouw bij de overdracht van heerlijke soe- 60 Zie bijvoorbeeld Joost Jakobus Kloek en Wijnandus Mijnhardt, vereiniteit en verklaringen van lokale getuigen 1800. Blauwdrukken voor een samenleving. Nederlandse cultuur in Euro- 59 pese context II (Den Haag 2001) 241. in rechtszaken over grensgeschillen. 61 Ellinoor Bergvelt en Lieske Tibbe, ‘Het museale vaderland. Het negen- Het moge duidelijk zijn dat de gevoelig- tiende-eeuwse nationale museum internationaal gezien’, De negentiende heid voor benaderingen van onderop de laatste eeuw 27, no. 4 (2003) 201-206, aldaar 205. 62 De Jong, De dirigenten van de herinnering 15. jaren is toegenomen. In historische overzich- 63 Maria Grever, ‘Visualisering en collectieve herinneringen. “Volendams ten lijkt een beschouwing over de weerklank meisje” als icoon van de nationale identiteit’, Tijdschrift voor Geschiedenis 117, no. 2 (2004) 207-229, aldaar 212-213. van vaderlandse elitevertogen in de onderste 64 Zie bv. Marc Depaepe, Orde in vooruitgang: alledaags handelen in de regionen van de samenleving de rigueur te Belgische lagere school (1880-1970) (Leuven 1999) 43.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 536 Maarten Van Ginderachter onderwijservaringen in/en egodocumenten. Belgische staat na 1830 twee kanalen ter be- Verschillende bijdragen aan de bundel Tot schikking had ‘om de bevolking te doordrin- burgerschap en deugd. Volksopvoeding in de ne- gen van het beeld dat ze tot een natie behoren gentiende eeuw benadrukken bijvoorbeeld het en er dus zoiets als een nationale identiteit belang van de opvoeding tot ‘nationaal burger- bestaat’, met name taal en cultuur. Beide wa- schap’, maar niet één gaat in op de reproductie ren echter bij uitstek voorbehouden aan een van nationale identiteit in het alledaagse on- beperkt publiek. Een meerderheid van de Bel- derwijs.65 gen begreep geen Frans en de voorbeelden die Ook de sociale functionaliteit van nati- Witte gaf van culturele natievorming situeer- onale identificatie is nog grotendeels onont- den zich vrijwel alle in het domein van de hoge gonnen onderzoeksterrein.66 Op een abstract kunst of elitaire wetenschapsbeoefening.69 macroniveau worden al sinds de jaren 1980 Hoe die tot een vroege en geslaagde nationali- sociaal-functionalistische of instrumentalisti- sering konden leiden, is niet duidelijk. In Ne- sche theorieën aangehaald om natievorming te derland spraken Aerts en Te Velde er zich in verklaren (bijvoorbeeld als een ersatz voor reli- 1999 zelfs expliciet voor uit om natievorming gie of als de uitkomst van rationele keuzes van als een louter van bovenaf gestuurd proces naar macht strevende elites).67 Hoe nationale te concipiëren. In hun bijdrage aan het over- identiteit op microniveau functioneert, blijft zichtswerk Vaderland noemden ze ‘de zin’ van echter onduidelijk. Hiermee bedoel ik niet onderzoek van onderop ‘twijfelachtig’. alleen in een eng-rationalistische of sociaal- economische betekenis, maar ook in persoon- Het concept en de inhoud van de natie is een lijke, emotionele en concrete zin (bijvoorbeeld abstract geheel dat in een discours van elites als sociaal distinctiemiddel in het buurtleven). is gevormd en vandaaruit verbreid. [...] Via De functionaliteit van een bepaalde nationale onderwijs en steeds ruimer toegankelijke pu- identificatie kan immers de mate helpen ver- blicistiek hebben deze concepties voor bredere klaren waarin top down-strategieën van natie- groepen betekenis gekregen en groepsvor- vorming slagen. Inspiratie hiervoor kunnen mend gewerkt. [...] Overigens blijkt nergens we vinden in de stads- en migratiegeschiede- dat zich aan de basis een zelfstandig, concur- nis en buiten het historische veld.68 Overigens rerend discours over de natie gevormd zou is het opvallend dat dergelijke benaderingen hebben.70 van onderop vooral zijn toegepast op minder- heidsgroepen in de samenleving, en nauwe- Het zonder meer van de hand wijzen van em- lijks op wat we zouden kunnen omschrijven pirisch onderzoek naar deze kwestie draagt als de grote meerderheid van Belgen en Ne- gevaren in zich. Het is niet denkbeeldig dat derlanders. historici bij gebrek aan feitenmateriaal hun ei- Ten tweede overleven eenzijdige top down- gen uitgangspunten voor (historische) werke- noties in de praktijk van het onderzoek. In het lijkheid nemen. Onderzoek van onderop blijft recente standaardwerk De nieuwe geschiedenis met andere woorden nodig. van België oordeelde Els Witte dat de jonge

Besluit 65 Jan Lenders, ‘Van kind tot burger. Lager onderwijs en de vorming tot Op basis van een vergelijking van België en burgerschap in de negentiende eeuw’ in: Nelleke Bakker, Rudolf Dekker en Angélique Janssen ed., Tot burgerschap en deugd. Volksopvoeding in de Nederland heeft deze bijdrage het historische negentiende eeuw (Hilversum 2006) 11-34, aldaar 11. onderzoek belicht naar nationale identiteit 66 Ik dank Antoon Vrints voor dit inzicht. tijdens de lange negentiende eeuw. Leidraad 67 In België hebben onder meer Witte en Van Velthoven dit perspectief in hun werk gebruikt: Harry Van Velthoven en Els Witte, Taal en politiek: de daarbij was de (relatief ) zwakke vertegen- Belgische casus in een historisch perspectief (Brussel 1998) 30. woordiging van de history from below en dat 68 Marlou Schrover, Een kolonie van Duitsers. Groepsvorming onder Duitse immigranten in Utrecht in de negentiende eeuw (Amsterdam 2002); Talja in zijn drie betekenissen: als casusgerichte Blokland, Urban bonds (Cambridge 2003); Annemieke Galema, ‘“Now I microgeschiedenis op lokaal vlak, uitgaande will write you something about America”. Dutch migrants’ views of the van de alledaagse ervaring van individuen, of United States around the turn of the century’ in: Annemieke Galema, Barbara Henkes en Henk te Velde ed., Images of the nation: different op basis van bronnen waarin ‘gewone mensen’ meanings of Dutchness, 1870-1940 (Amsterdam 1993) 105-131. aan het woord zijn. 69 Els Witte, ‘1828-1847. De constructie van België’ in: Nieuwe geschiedenis van België I 1830-1905 (Tielt 2005) 27-235, aldaar 194, 198-207. In het internationale onderzoek naar na- 70 Aerts en Te Velde, ‘De taal van het nationaal besef’, 397. ties en nationalisme ontbrak het perspectief

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 Het vaderland vanuit kikkerperspectief 537

van onderop vrijwel volledig tot de late jaren Maarten Van Ginderachter is als docent verbonden aan 1980. Onderzoekers legden teveel nadruk op het Departement Geschiedenis en de Onderzoeksgroep de rol van de staat en van sociaal-economische politieke geschiedenis van de Universiteit Antwerpen. Hij is de auteur van Het rode vaderland. De vergeten geschiede- schaalvergrotingsprocessen. In de jaren 1990 nis van de communautaire spanningen in het Belgische soci- kwam die monolithische en lineaire voorstel- alisme voor WOI (Lannoo, 2005) en publiceerde in inter- ling van natievorming onder druk te staan. nationale vaktijdschriften als Nations and nationalism, the De aandacht verschoof naar conflict, verzet, International review of social history en Social history. onbedoelde gevolgen van overheidsstrate- gieën en de meervoudigheid van identiteiten. Verschillende onderzoekers gingen op lokaal vlak bottom up-processen bestuderen en/of welbekende bronnen against the grain lezen om inzicht te krijgen in de massa. Voorlopig baseerden ze zich echter nog niet op bronnen van gewone mensen. Die (bescheiden) ver- schuiving kwam er pas in de laatste jaren. Die internationale fasering kunnen we mutatis mutandis ook toepassen op België en Nederland. In de late jaren 1980 brak het ‘moderne’, constructivistische nationalisme­ onderzoek met zijn nadruk op top down- processen hier door. Opvallend daarbij waren de uiteenlopende inspiratiebronnen. In België vonden vooral Miroslav Hroch en Anthony D. Smith navolging, in Nederland Ernest Gellner en Reinhart Koselleck (alhoewel dit natuurlijk geen absolute tegenstelling is). Een gevolg van deze theoretische tweedeling is dat bijvoorbeeld de centrale stelling van Gellner over de nauwe band tussen industrialisering, nationalisering en onderwijs nog niet ernstig onderzocht is voor het industrieel vroegrijpe België. In de jaren negentig raakten historici het er in beide landen over eens dat nationale iden- titeit geen tabula rasa maakt met andere loya- liteiten. Het inzicht dat nationalisering geen monolithische homogenisering hoeft mee te brengen zette het top down-paradigma onder druk. In Nederland gebeurde dit al van bij het begin van de jaren negentig, in België pas tien jaar later vanwege de sterke instellingenfocus in het onderzoek naar natievorming. Vanaf de vroege jaren 2000 kwamen er in beide landen meer studies die nationale iden- tificatie bestudeerden via documenten waarin gewone mensen aan het woord zijn, maar deze doorbraak is slechts relatief te noemen. Er is immers nog heel wat terra incognita te verken- nen en het eenzijdige top down-perspectief blijft vaak als een subtekst aanwezig in de on- derzoekspraktijk.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 522-537 538

Het Museum voor Midden-Afrika te Tervuren. Bron: T. Uytenhaak fotografie 539 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis

Anneleen Arnout

In november 2008 verscheen België, een parcours Een geschiedenis van België, aan de hand van het concept lieux de mémoire dat door his- van herinnering, een ‘geschiedenis’ van België, toricus Pierre Nora in de jaren tachtig werd ontwikkeld, blijkt niet zonder meer te kunnen samengesteld door een redactie van vier historici en één worden aanvaard als ‘geschiedenis’.3 Hoewel het om een historiografisch concept gaat, ont- literatuurhistoricus, onder leiding van hoofdredacteur Jo wikkeld door een historicus, lijkt het, door het nemen van herinneringen als uitgangspunt, Tollebeek.1 In twee delen schrijven meer dan vijftig auteurs meer op erfgoed dan op geschiedenis. Hierbij wordt erfgoed niet begrepen in de betekenis samen een geschiedenis van België aan de hand van van het geheel van erfenissen, overgeleverd uit het verleden, die moeten worden bewaard en zogenaamde herinneringsplaatsen. De traditionele, lineaire doorgegeven aan toekomstige generaties. Het gaat om hier om erfgoed als één van de vor- geschiedenis volgens nationale kaders voldoet niet meer. In men waarin een samenleving omgaat met haar verleden.4 Erfgoed wordt vaak negatief gede- plaats daarvan wordt gekozen voor een geschiedenis van de finieerd als slechte, aan commercialisering en simplificering ten prooi gevallen geschiedenis. tweede graad, vertrekkende van herinneringen verbonden Ook zou het meer te maken hebben met het heden dan met het eigenlijke verleden waar- aan plaatsen. Naar aanleiding van het verschijnen van de naar wordt verwezen. Precies daarom worden erfgoed en geschiedenis zo vaak als elkaars bundel werd tijdens de Antwerpse Boekenbeurs vorig jaar tegengestelden voorgesteld. Aangezien lieux de mémoire een historisch concept is, dat te- een gesprek georganiseerd tussen Geert Buelens, een van gelijkertijd in verband kan worden gebracht met dit soort vraagstukken, is het interessant de redacteuren, en journalist en historicus Marc Reynebeau.

De enige vraag die in de aankondiging van het gesprek op de website te lezen viel, was of geschiedenis niet meer 1 Jo Tollebeek e.a. ed., België, een parcours van herinnering II (Amsterdam hoorde te zijn dan een toeristische wandeltocht.2 In dit 2008). In dit nummer van het Tijdschrift voor Geschiedenis is een recen- sie van dit boek te vinden. 2 Anon., ‘Marc Reynebeau en Geert Buelens  boekenbeurs.be’, http:// artikel staat een verwante vraag centraal: is het schrijven www.boekenbeurs.be/programmapunt/marc-reynebeau-en-geert- buelens [04-09-2009]. 3 Over lieux de mémoire: Pierre Nora, ‘Entre mémoire et histoire. La van een geschiedenis aan de hand van herinneringsplaatsen république des lieux’, in: Les lieux de mémoire. La république I (Parijs 1984) i-xlii; Pim den Boer en Willem Frijhof ed., Lieux de mémoire et identités geschiedenis of is het erfgoed? nationales. La France et Les Pays Bas (Amsterdam 1993); Kees Ribbens, Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000 (Hilversum 2002) 37-38 en 42-43; Pim den Boer, ‘Geschiedenis, herin- nering en lieux de mémoire’, in: Rob van der Laarse, Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering (Amsterdam 2005) 40-55. 4 Over de alledaagse historische cultuur, zie bijvoorbeeld: Ribbens, Een eigentijds verleden.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 540 Anneleen Arnout

dat concept binnen het history versus heritage inzicht in verband met landschap en erfgoed debat te bestuderen.5 is interessant. Hij benadrukt hoe de biografie In hun letterlijke betekenis worden herin- van het landschap laat zien dat erfgoed niet neringsplaatsen vaak beschouwd als deel van louter een overblijfsel uit het verleden is, maar het cultureel erfgoed. Het zijn plekken waar evenmin als een louter hedendaagse construc- de geschiedenis zich heeft vastgehecht.6 Het tie kan worden beschouwd. Het verleden gaat om materieel aan te duiden plaatsen, wordt in het landschap voortdurend geactu- waar tegelijkertijd ook iets immaterieels aan aliseerd, door geschiedenissen te selecteren, is verbonden. De betekenis van deze plekken te herschikken en te vermengen. Daarom kan is terug te voeren op iets ontastbaars. Daarom volgens hem tegen de tegenstelling tussen erf- is het interessant ze in verband te brengen met goed en geschiedenis worden ingebracht dat het begrip ‘semiofoor’. De filosoof Krzysztof het studieobject van de landschapsgeschiede- Pomian, die het begrip muntte, doelde met nis in sterke mate door erfgoedstrategieën is deze term op voorwerpen zonder gebruiks- geconstitueerd. De versmelting van object en waarde, die omdat ze het zichtbare en onzicht- representatie lijkt het onderscheid tussen ge- bare met elkaar verbinden toch van bijzondere schiedenis en erfgoed te doen vervagen.10 waarde worden geacht.7 Het onzichtbare is in Herinneringsplaatsen lijken sterk met erf- het geval van herinneringsplaatsen het verle- goed te zijn verbonden. Het is de vraag of het den waaraan ze doen herinneren. schrijven van geschiedenis aan de hand van Plaatsen van herinnering zijn plekken die Nora’s concept dat ook is. Volgens Pim den een historische sensatie kunnen oproepen. Boer is dat niet zo. Hij betoogt nogal pole- Vooral landschappen hebben deze kwaliteit, misch dat erfgoed en lieux de mémoire tegen- omdat ze de illusie opwekken onveranderlijk polen zijn. Erfgoed impliceert continuïteit en te zijn.8 Het onderzoek naar landschappelijk is identiteitsbevestigend, terwijl het concept erfgoed biedt dan ook een interessante insteek lieux de mémoire uitgaat van discontinuïteit wat lieux de mémoires betreft. In dit soort stu- en van herinneringen die niet door iedereen dies wordt namelijk steevast benadrukt dat gedeeld hoeven te worden.11 De relatie tus- de wijze waarop wij naar landschappen kij- sen identiteit en het lieux de mémoire-project ken, cultureel bepaald is.9 Vooral Jan Kolens verdient verdere uitdieping.12 De bundel van Rob van der Laarse over erfgoed, identiteit en musealisering biedt een mooi startpunt hier- 5 Over dat debat, zie: David Lowenthal, The heritage crusade and the spoils voor.13 of history (Cambridge 1998) ix-xvii en 88-126; Ribbens, Een eigentijds ver- leden, 29-32; Rob van der Laarse , ‘Erfgoed en de constructie van vroeger’, De auteurs van België, een parcours van her- in: idem ed., Bezeten van vroeger, 1-28; David Lowenthal, ‘Heritage and innering hadden de bedoeling de verschillende history. Rivals and partners in Europe’, in: Van der Laarse ed., Bezeten van vroeger, 29-39. betekenissen die in de loop van de tijd aan 6 Pierre Nora gebruikte als lieux de mémoire allerlei ‘plekken’ van herinne- herinneringsplaatsen zijn toegekend, in kaart ring, zowel letterlijk als figuurlijk, van Versailles tot de nationale driekleur te brengen. Bovendien is een deel van de bun- en de Marseillaise. In het Belgische boek, dat duidelijk door Nora’s werk is geïnspireerd, is ervoor gekozen zich te beperken tot letterlijke plaatsen del gewijd aan plaatsen van tweedracht. Het is van herinnering. De overweging hierbij was dat Nora het begrip nogal daarmee duidelijk dat deze bundel geen iden- liet uitwaaieren. Pierre Nora, ‘Entre mémoire et histoire’; interview op de titeitsbevestigend doel kan hebben. Toch zijn Belgische radiozender Radio 1: Radio 1, radioprogramma Mezzo, interview met Jo Tollebeek en Sophie de Schaepdrijver (10 november 2008). Te kwesties van identiteit inherent aan het lieux herbeluisteren via: http://www.radio1.be/programmas/mezz/1284862 de mémoire-concept. Juist omdat Nora’s werk [04-09-2009]. 7 Kryzsztof Pomian, De oorsprong van het museum. Over het verzamelen impliceert dat nationale identiteit verbrokkeld (Ingrid van Hoorn vert.) (Heerlen 1990) 15-63. is, zijn kwesties van identiteit er inherent aan. 8 Johan Huizinga, ‘Het historisch museum’, in: idem, Verzamelde Werken Een project van lieux de mémoire zou namelijk II (Haarlem 1948) 566; Jan Kolen, De biografie van het landschap. Drie essays over landschap, geschiedenis en erfgoed (Amsterdam 2005) 78-79. niet nodig zijn geweest als de nationale identi- 9 Zie bijvoorbeeld: Kolen, De biografie van het landschap, 70-82, 225-285 en teit niet was geëvolueerd. 290-293; Schama, Landscape and memory (Londen 1995). 10 Kolen, De biografie van het landschap, 70-82 en 290-293. De bedoeling van België, een parcours van 11 Den Boer, ‘Geschiedenis, herinnering en lieux de mémoire’, in: Van der herinnering is in de eerste plaats historisch, het Laarse ed., Bezeten van vroeger, 40-58. schrijven van geschiedenis. Het is echter een 12 Rob van der Laarse , ‘Erfgoed en de constructie van vroeger’, in: idem ed., Bezeten van vroeger, 1-28. nieuwe vorm van geschiedenis, die rekening 13 Van der Laarse , Bezeten van vroeger. Zie ook Stuart Hall, ‘Unsettling houdt met de beperkingen van het historisch the heritage. Re-imagining the post-nation’, in: Arts Council of ed., Whose heritage. National Conference at G-Mex, Manchester 1st-3rd metier, aan de hand van een concept dat raak- november 1999. Keynote adresses (z.pl. [Londen] 2000), 13-22. vlakken vertoont met verscheidene debatten

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 541 rond erfgoed. Precies daarom is het interessant beschouwt, heeft de keuze zich te beperken om het concept binnen het history versus heri- tot het ‘vastgoed van de herinnering’ tot gevolg tage debat te plaatsen. Om te kunnen bepalen gehad dat het aantal raakvlakken tussen lieux waar lieux de mémoire zich op het continuüm de mémoire en kwesties van erfgoed in het Bel- tussen erfgoed en geschiedenis bevinden, gische project is verhoogd.18 moet eerst de relatie van het concept met het In deze verzameling van plaatsen van her- semiofoorbegrip, met identiteit en met de rui- innering zijn dus zichtbare plekken opgeno- mere historische cultuur worden onderzocht. men. Zij ontlenen hun betekenis echter aan Uiteindelijk is de centrale vraag of het project iets ontastbaars, het vaak onzichtbaar gewor- kan worden beschouwd als zuivere geschiede- den verleden waaraan zij herinneren. Als zo- nis, als een simplistische erfgoedstrategie of danig zouden zij kunnen worden bestempeld als een vorm van eigentijdse geschiedenis die als semiofoor. Pomian muntte het begrip in de erfgoed-geschiedenis tegenstelling over- de context van een museologie .19 In een po- stijgt en daardoor ook ter discussie stelt. ging de oorsprong van het museum te trace- ren, zocht hij een gemeenschappelijk kenmerk voor de zeer uiteenlopende groep van muse- Lieux de mémoire en het begrip semiofoor ale en particuliere verzamelobjecten, die hij Wanneer het begrip lieux de mémoire wordt typeerde als semiofoor. Een semiofoor is een gebruikt, wordt meestal gedoeld op Nora’s voorwerp dat niet bruikbaar is, maar het on- innovatieve vorm van geschiedschrijving: het zichtbare vertegenwoordigt en daaraan zijn schrijven van geschiedenis aan de hand van waarde ontleent. Aangezien plaatsen van her- plaatsen van herinnering. Volgens Nora is de innering hun betekenis ontlenen aan het on- Franse samenleving zodanig veranderd dat zichtbare, kunnen zij als semioforen worden een geschiedenis van de natie niet meer op de beschouwd.20 Een bepaalde plaats wordt pas traditionele manier kan worden geschreven. een plek van herinnering doordat het verwijst De band met het verleden is verbroken. Het naar het verdwenen verleden, waarvan slechts enige wat er van overblijft, zijn herinneringen. een herinnering rest. Die zijn aan verschillende plaatsen blijven kle- In het geval van België, een parcours van ven, zowel aan materieel aan te duiden plaat- herinnering gaat het natuurlijk niet om verza- sen, als aan ideële plekken. De milieux de mé- melobjecten. Pomian stelt dat semioforen per moire zijn verdwenen, er blijven enkel lieux de definitie hun functionele authenticiteit ver- mémoire over. De enige legitieme geschiedenis liezen. Zij hebben hun originele functie niet van Frankrijk is volgens Nora een geschiede- meer, worden buiten het economische circuit nis in de tweede graad, een geschiedenis van gehouden en beschermd, bewaard en gerepro- herinneringen aan de natie.14 duceerd. Dit gaat echter niet voor elke lieu de Letterlijk definieerde hij een lieu de mé- mémoire op. Hoewel bepaalde standbeelden moire als ‘elke betekenisvolle eenheid, van ma- en musea zijn opgenomen in de bundel, zijn teriële of ideële orde, waarvan de menselijke ook plaatsen opgenomen die niet als plek van wil of het werk van de tijd een symbolisch ele- nationale herinnering in stand werden of wor- ment van het herinneringspatrimonium van den gehouden en dus nog steeds hun ‘authen- een gemeenschap heeft gemaakt’.15 Dat Nora gebruikt maakt van de term herinneringspa- 14 Nora, ‘Entre mémoire et histoire’, i-xlii en Jo Tollebeek, ‘Vaut le voyage. trimonium toont al de verwantschap met erf- De Belgische plaatsen van herinnering’ in: Idem, e.a. ed., België I, 13-25. goed. Rekening houdend met deze betekenis 15 Deze vertaling is afkomstig uit: Jo Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 15. zijn nagenoeg alle plaatsen van herinnering te 16 Hierbij is erfgoed uiteraard te begrijpen als het geheel van erfenissen die uit het verleden zijn overgeleverd en moeten worden bewaard en 16 beschouwen als erfgoed. Het zijn namelijk doorgegeven aan toekomstige generaties. plekken waar de geschiedenis zich heeft vast- 17 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 17-19; Wim van den Doel e.a. ed., Plaatsen van herinnering IV (Amsterdam 2005-2007). De keuze voor enkel materiëel gehecht. Waar het bij Nora kon gaan om ma- aan te duiden plaatsen werd wellicht ook ingegeven door een zeker terieel en immaterieel erfgoed, is in België, een pragmatisme. parcours van herinnering – net als in de Ne- 18 De term ‘vastgoed van de herinnering’ is afkomstig uit: N.C.F. van Sas, ‘De vaderlandse herinnering’, in: idem ed., Waar de blanke top der duinen derlandse reeks Plaatsen van herinnering – de en andere vaderlandse herinneringen (Amsterdam/Antwerpen 1995) keuze gemaakt alleen materieel aan te duiden 9-20; Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 17. 17 19 Peter van Mensch, ‘Voorwoord’, in: Pomian, De oorsprong van het mu- plaatsen op te nemen. Hoewel Nora ook en- seum, 5-7. kele immateriële lieux de mémoire als erfgoed 20 Pomian, De oorsprong van het museum, 43-48 en 74-79.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 542 Anneleen Arnout Toch is het, omwille van de band tussen het materiële en immateriële, zinvol om lieux de mémoire als semioforen te zien. Op deze manier komt niet alleen de betekenislaag, maar ook het materiële aspect van een lieu de mémoire naar voren. Dit is van belang vanwe- ge de keuze van de redactie van de Belgische herinneringsbundel om alleen geografisch aan te duiden plaatsen op te nemen. Een plaats van herinnering ontstaat namelijk uit de wis- selwerking tussen beide componenten. Een plek krijgt de status van herinneringsplaats, omwille van het verleden waaraan zij herin- nert, maar die herinnering moet ook ergens aan kunnen blijven kleven. Deze wisselwer- king wordt ook benadrukt door de Utrechtse literatuurtheoreticus Ann Rigney. In een essay over erfgoed, literatuur en mobiliteit, conclu- deert zij dat ‘onze huidige lieux de mémoire het product zijn van een langdurige interactie tus- sen vaste plekken en mobiele media’.24 De ont- wikkeling van betekenissen die aan een lieu de mémoire worden toegekend, is precies waar de auteurs in België, een parcours van herinnering naar op zoek gaan. Wanneer zij de evolutie een bepaalde plaats van herinnering analyse- ren, gaan zij juist op zoek naar de dynamiek van de herinnering.25 Daarbij is er veel aan- dacht voor die interactie tussen vaste plekken De wei van Werchter. Belgiës bekendste festivalterrein. en mobiele media. Bron: T. Uytenhaak fotografie De band tussen het immateriële en het materiële aspect van lieux de mémoire heeft nog een bijkomende dimensie. Lieux de mé- tieke’ functie hebben.21 In de Congolese stad moire zijn als het ware landschappen, of ma- Léopoldville is bijvoorbeeld weinig herinne- ken er integraal deel van uit. Landschappen ring overgebleven aan de gruwelijke tijd onder hebben een bijzondere eigenschap: ze zijn bij Leopold II. Na de onafhankelijkheid kreeg de uitstek entiteiten die een historische sensatie stad zelfs een andere naam: Kinshasa.22 Van kunnen oproepen. Een historische sensatie de Kortrijkse Groeningekouter rest slechts kan worden omschreven als het gevoel even een klein plantsoen. En van de wei van Werch- met het verleden in contact te zijn, het verle- ter, het meest bekende festivalterrein in België, den als het ware even te vatten en te bevatten. kan moeilijk worden gezegd dat ze buiten het Johan Huizinga, die het begrip muntte in een economische circuit wordt gehouden.23 tekst over de wenselijkheid van een Neder- lands historisch museum, omschreef het als volgt: ‘een sensatie even diep als het zuiverste 21 Over het begrip functionele authenticiteit, zie: De Jong, De dirigenten van de herinnering, 25-26. kunstgenot, een (lach niet) bijna ekstatische 22 Over Léopoldville: Filip de Boeck, ‘Léopoldville. Het koloniale verleden in gewaarwording van niet meer mij zelf te we- een postkoloniale tijd’, in: Tollebeek e.a. ed., België II, 262-273. 23 Over de Groeningekouter: Andreas Stynen, ‘Kortrijk: de Groeningekouter. zen, van over te vloeien in de wereld buiten De onverzettelijkheid van de natie’, in: Tollebeek e.a. ed., België, I, 68-81. mij, de aanraking met het wezen der dingen, Over de wei van Werchter: Geert Buelens, ‘Werchter: de Wei. Belgiës het beleven der Waarheid door de historie’.26 bijdrage aan de rockindustrie’, in: Tollebeek e.a. ed., België I, 400-413. 24 Ann Rigney, ‘De herinnering aan Scott. Literatuur, erfgoed, mobiliteit’, in: In zijn stuk beschreef Huizinga hoe die his- Van der Laarse ed., Bezeten van vroeger, 88-101. torische sensatie door het aanschouwen van 25 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 13-25. 26 Johan Huizinga, ‘Het historisch museum’, in: idem, Verzamelde werken II een historisch object kan worden veroorzaakt, (Haarlem 1948) 566. hoewel deze voorwerpen wellicht in een

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 543 kunstmuseum als van mindere waarde zouden Ook Gita Deneckere merkt in haar inleiding worden beschouwd. Niet alleen objecten heb- op het deel ‘Plaatsen van tweedracht’ op hoe ben deze kracht. Volgens Jo Tollebeek en Tom de geschiedenis van België verbonden is met Verschaffel zijn landschappen bij uitstek verdeeldheid en twist. Waar de hedendaagse plaatsen in de omgeving, die door hun rela- lezer automatisch aan de communautaire pro- tieve onvergankelijkheid deze historische sen- blemen denkt, maken plaatsen van levensbe- satie kunnen oproepen.27 schouwelijke verdeeldheid en multiculturele spanningen evenzeer inherent deel uit van het Belgische herinneringspatrimonium.30 Niet Lieux de mémoire en identiteit alleen de IJzertoren in Diksmuide komt dus Letterlijk, geografisch aan te duiden plaatsen aan bod, maar ook de Guimardstraat, nog van herinnering zijn sterk met erfgoed ver- steeds verbonden met de schoolstrijd, en ‘Bor- bonden. De vraag is echter of het schrijven gerokko’, de extreem-rechtse benaming voor van geschiedenis aan de hand van het lieux de gemeente Borgerhout.31 de mémoire-concept dat ook is. Zoals in de In het vierde deel zijn eveneens plaatsen inleiding reeds werd weergegeven, betoogt opgenomen waar negatieve gevoelens over- Pim den Boer dat erfgoed en lieux de mémoire heersen. Met plaatsen als de Mechelse Dossin­ tegengestelden zijn. Erfgoed zou continuïteit kazerne, vanwaar joden tijdens de Tweede impliceren en identiteitsbevestigend zijn, ter- Wereldoorlog op transport werden gezet, en wijl Nora’s historiografisch concept uitgaat Neufchâteau, waar de zaak Dutroux werd on- van discontinuïteit en van herinneringen die derzocht, is duidelijk dat ook plaatsen waar niet door iedereen gedeeld hoeven te wor- onaangename en zelfs gruwelijke herinnerin- den.28 Voordat er dieper ingegaan kan worden gen aan kleven een plaats kregen in deze bun- op de kwestie waar een geschiedenis van lieux del.32 Ook plaatsen waarbij de herinnering on- de mémoire zich op het continuüm tussen erf- gelegen kwam, plaatsen waar liefst over wordt goed en geschiedenis bevindt, moet de relatie gezwegen, zijn in het boek opgenomen. Dat van plaatsen van herinnering met identiteit en het voor de fotograaf van het boek soms bijna identiteitsbevestiging nader worden onder- onmogelijk was bepaalde plekken van herin- zocht. nering te vinden, illustreert dit. De dialectiek In eerste instantie lijkt Pim den Boer gelijk van herinneren en vergeten is wezenlijk voor te hebben als hij stelt dat lieux de mémoire uit- de lieux de mémoire, zo staat in de inleiding gaan van herinneringen die niet iedereen hoeft van België, een parcours van herinnering te le- te delen. In België, een parcours van herinnering zen. Centraal in de bundel staat de complexi- gaat het niet alleen om samenbindende natio- teit van het herinneren en daarmee ook van nale herinneringen. Het gaat ook om herinne- het vergeten.33 ringen van een verscheurde natie. De bundel is Toch vertoont het project raakvlakken met thematisch ingedeeld in vijf delen. Deze delen identiteitskwesties. Nora introduceerde lieux zijn achtereenvolgens gewijd aan plaatsen van de mémoire als een historiografisch concept, geschiedenis, expansie, tweedracht, crisis en als antwoord op het falen van de traditionele nostalgie. Dat een heel deel wordt gewijd aan nationale geschiedenis en de nationale ka- plaatsen van tweedracht, doet alvast twijfelen aan een mogelijk identiteitsbevestigend doel

van deze bundel. 27 Jo Tollebeek en Tom Verschaffel, De vreugden van Houssaye. Apologie van In zijn algemene inleiding op België, een de historische interesse (Amsterdam 1992) 112. parcours van herinnering maakt Tollebeek dui- 28 Den Boer, ‘Geschiedenis, herinnering en lieux de mémoire’, 40-58. 29 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 21. delijk dat de plaatsen die in het betreffende 30 Gita Deneckere, ‘Inleiding’, in: Tollebeek e.a. ed., België II, 15-19. deel zullen worden beschreven, integraal on- 31 Bruno de Wever, ‘Diksmuide: de IJzertoren. Strijd om de helden van de Oorlog’, in: Tollebeek e.a. ed., België II, 60-71; Walter Pauli, ‘Brussel: de derdeel zijn van de herinnering aan de Belgi- Guimardstraat. De mobilisatie van verschanste macht’, in: Tollebeek sche natiestaat: ‘Wie het herinneringsparcours e.a. ed., België II, 98-111; Marnix Beyen, ‘Antwerpen: “Borgerokko”. De Con- van de Belgische natiestaat verkent, zal ook frontatie met de allochtone ander’, in: Tollebeek e.a. ed., België II, 162-173. 32 Chantal Kesteloot, ‘Inleiding’, in: Tollebeek e.a. ed., België II, 177-181; plaatsen passeren die lang bitterheid, wrok Lieven Saerens, ‘Mechelen: de Dossinkazerne. De moord op de joden’, en pijn hebben opgeroepen – en dat vaak nog in: Tollebeek e.a. ed., België II, 234-249; Marc Hooghe, ‘Neufchâteau: het gerechtsgebouw. Het wantrouwen van “gewone” mensen’, in: Tollebeek doen. […] Het zijn plaatsen waar zelden werd e.a. ed., België II, 322-332. 29 en wordt gevierd, nimmer door alle partijen.’ 33 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 19-24.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 544 Anneleen Arnout

De IJzertoren in Diksmui- den. Symbolische plek voor communautaire twisten. Bron: T. Uytenhaak fotografie

ders.34 Nora benadrukte dit in de voorstelling en sont restés comme les plus éclatants sym- van zijn project: ‘La disparition rapide de no- boles.’35 Bij het verdwijnen van de milieux de tre mémoire nationale m’avait semblé appeler mémoires blijven enkel nog plaatsen van herin- un inventaire des lieux où elle (la mémoire na- nering over, als prothesen van die collectieve tionale) s’est électivement incarnée et qui par herinnering.36 Omdat Nora’s project uitgaat la volonté des hommes ou le travail des siècles van een verbrokkelde nationale identiteit, van het verdwijnen van een gedeelde traditie en een gedeeld collectief geheugen, zijn lieux de 34 Zie onder meer: Jo Tollebeek, ‘Vanuit de aangrenzende kamer. Over mémoire inherent met kwesties van identiteit geschiedenis, traditie en geheugen’, in: Handelingen van de Koninklijke en natie verbonden. Zuid-Nederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis 49 (1995) 165-181. Dit geldt overigens niet alleen voor Nora’s 35 Pierre Nora, Les lieux de mémoire II, vii. project. Waar zijn initiatief navolging kreeg 36 Nora, ‘Entre mémoire et histoire’, i-xlii; Frank van Vree, ‘Locale geschiede- nis, lieux de mémoire en de dynamiek van de historische cultuur’, in: –onder meer in Spanje, Duitsland, Israël, Ne- Stadsgeschiedenis 3 (2008) 67. derland en België – gebeurde dat vanuit het

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 545 gevoel dat de relatie met de vertrouwde wereld Het crisisgevoel lijkt enerzijds te bevesti- van het verleden aan een fundamentele veran- gen dat de Belgische natie aan het verdampen dering onderhevig was. De precieze invulling is – of toch ten minste dat de invulling ervan was afhankelijk van land tot land. In Duitsland drastisch aan het verschuiven is. Anderzijds werd de publicatie expliciet verbonden met de houdt het gebruiken van ‘de idee België’ als Duitse hereniging. Het Nederlandse werk vertrekpunt voor het schrijven van dit soort Plaatsen van herinnering was een bijdrage aan geschiedenis nog steeds de erkenning in van de discussie over de historische canon, het va- een nationale identiteit. De tekst op de ach- derlandse verleden en de nationale identiteit. terflap van het boek illustreert dit. Zo staat In de inleiding op deze reeks schreef redacteur er geschreven: ‘België bestaat. Het bestaat in Wim van den Doel dat de historici die mee- een hoofdstad, een vlag en een volkslied, een werkten hoopten het nationale geheugen weer parlement, een democratie, twee met elkaar vorm te geven. Dit zouden ze doen ‘door het twistende bevolkingsgroepen. Maar het be- bestrijden van mythes en door in het geheugen staat vooral in de herinnering, in alles wat met weggezakte gebeurtenissen weer naar voren te de plek ‘België’ vroeger en nu is geassocieerd.’41 halen’.37 Hier is de achterliggende bedoeling Enerzijds klinkt hieruit de bevestiging van het van het project zelfs bijna expliciet identiteits- bestaan van België, anderzijds de bevestiging vormend. Hoewel de reeks bekritiseerd werd van de verdampende natie. Deze tekst bevat omdat ze nog teveel weg had van een klassieke dus duidelijk uitspraken over de Belgische na- nationale geschiedenis, was het boek wel ex- tionale identiteit. De inleiding wordt dan wel pliciet geïnspireerd op Nora’s historiografisch besloten met de boodschap dat het niet de be- concept en blijft het een tocht langs de Neder- doeling is zich te mengen in politieke debatten landse lieux de mémoire.38 Uit de motivatie die rond de Belgische staat en identiteit, maar dat het project voortstuwde, blijkt hoezeer er een het wel de bedoeling is de lezer opnieuw te la- verwantschap bestaat tussen een geschiedenis ten nadenken over de geschiedenis van de Bel- schrijven van de natie aan de hand van plaat- gische natiestaat.42 Toch kunnen uitspraken sen van herinnering enerzijds en kwesties van of meningen over België zich in een dergelijk nationale identiteit anderzijds. project onmogelijk beperken tot de achterflap. De Belgische bundel vertrekt evenzeer van- Ook in de keuze van de herinneringsplaatsen uit een gevoel van diepe crisis. De Belgische klinken onvermijdelijk opvattingen over de nationale staat is duidelijk aan zware erosie Belgische identiteit door. De keuze voor re- onderhevig. Het land maakt politieke crisis na cente lieux de mémoire als de wei van Werchter politieke crisis door en het is niet langer poli- of de nog steeds erg levendige Brusselse Ma- tiek incorrect om te verkondigen dat de gren- rollenwijk lijkt – net zozeer als de tekst op de zen van het huidige samenlevingsmodel zijn achterflap – te getuigen van de overtuiging dat bereikt. Tollebeek vraagt zich in de algemene België als natie nog steeds leeft. inleiding letterlijk af hoe in deze toestand een De radicale tegenstelling tussen erfgoed geschiedenis van het negentiende- en twintig- en lieux de mémoire zoals door Pim den Boer ste-eeuwse België nog kan worden geschre- werd gemaakt, moet dus enigszins worden ven.39 Hij legt uit dat het uitgangspunt van gerelativeerd. In de keuze van de herinne- het boek de gedachte is dat het land dat vele ringsplaatsen werpen de redacteurs van Bel- generaties voor ons hebben gekend, wegglijdt gië, een parcours van herinnering zich namelijk in de tijd. De Belgische identiteitscrisis moet enigszins als ‘dirigenten van de herinnering’ echter niet louter in termen van de politieke op. Deze term werd door Ad de Jong gemunt situatie worden beschouwd. Dat de nationale in zijn geschiedenis van het Arnhemse open- identiteit in België gelaagd is, is namelijk geen nieuw fenomeen. De metamorfose van het 37 Wim van den Doel, ‘Amsterdam: het Anne Frank Huis. Inleiding’, in: idem land houdt ook verband met de globalisering, ed., Plaatsen van herinnering, 19. het groeiende multiculturele karakter van de 38 De kritiek was bijvoorbeeld dat er nog steeds een chronologische maatschappij, de nieuwe betekenis van de tra- ordening werd gehanteerd en dat de essays vaak juist wel de geschiede- nis van de plek, in plaats van die van de herinnering voorop stelden. Zie ditionele zuilen en het verdwijnen van oude bijvoorbeeld: Van Vree, ‘Locale geschiedenis’, 65-68. waarden, idealen en conventies. Ook België 39 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 14. 40 Ibidem, 13-25. heeft, zo luidt het besluit, haar vertrouwde 41 Tollebeek e.a. ed., België, achterflap. 40 karakter verloren. 42 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 24.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 546 Anneleen Arnout luchtmuseum. 43 Het dirigeren van de herin- het project om de plaatsen van herinnering nering wordt normaliter eerder met erfgoed- van een natie in kaart te brengen. De studie praktijken geassocieerd. Hoewel de auteurs, van lieux de mémoire analyseren nu juist het als wetenschappers, met een zekere afstande- ontstaan van nationale herinneringen en iden- lijkheid te werk zijn gegaan, bepalen zij wel titeitspolitiek. Het resultaat is dan, althans zo welke plaatsen tot Belgische lieux de mémoire stelt Pim den Boer, altijd de deconstructie van worden uitgeroepen. Daar is op zich niets te- de overgeleverde ‘officiële’ vaderlandse geschie- gen, keuzes worden bij het schrijven van ge- denis.47 Het lijkt inderdaad zo dat, ondanks schiedenis altijd gemaakt. Het zet echter wel de verwevenheid van zowel lieux de mémoire vraagtekens bij de tegenstelling tussen erfgoed als de studie ervan met identiteitskwesties, en geschiedenis. historici bij het analyseren van nationale plaat- Niet alleen het historiografisch concept sen van herinnering een zekere afstand nemen en de uitwerking ervan zijn met identiteit van het object van studie en de mechanismen verbonden. Plaatsen van herinnering op zich die collectieve herinnering voortbrengen, on- zijn dat ook. Standbeelden en herdenkings- derzoeken. Of er werkelijk sprake is van een plekken zijn vaak bewust geïnstalleerd van deconstructie, is een andere vraag. Om deze overheidswege met de bedoeling ze tot mo- vraag te kunnen beantwoorden moet – tot numenten van nationale verbinding te ma- slot – nog worden ingegaan op de inbedding ken. Collectieve herinneringen, en dus ook van het concept lieux de mémoire in de ‘nieuwe’ plaatsen van collectieve herinnering, zijn altijd historische cultuur. verbonden met kwesties van identiteit.44 De recente, massale heropleving van de interesse Lieux de mémoire en de historische cultuur in het verleden, de zogenaamde memory boom, wordt zeer vaak in verband gebracht met de Het historisch concept lieux de mémoire zoals zoektocht naar identiteit. Vele vormen van het door Nora werd geïntroduceerd, wordt omgang met het verleden zouden een iden- vaak geplaatst in de context van een verande- titeitsvormend doel hebben.45 Musealisering rend historisch bewustzijn. Nora benadrukt wordt vaak verklaard aan de hand van de snel- in de inleiding op zijn Lieux de mémoire dat heid van de modernisering. Hoe meer en hoe dit de reden is waarom hij deze nieuwe vorm sneller dingen veranderen, hoe meer de mens van geschiedenis schrijven heeft ontwikkeld. behoefte heeft aan ankerpunten. De grote ver- Hij benadrukt dat de band met het verleden, anderingen in de hedendaagse samenleving, zoals die vroeger bestond, verbroken is. Sinds de opkomst van moderne levensstijlen, de re- de jaren zestig en zeventig is er volgens hem gionalisering, europeanisering, globalisering sprake geweest van een radicale breuk met en de massale instroom van immigranten, het verleden. Daarvoor zou er een sterk ge- zo wordt vaak gezegd, leiden tot een sterkere voel van verbondenheid hebben bestaan met historische belangstelling. De toegenomen be- wat voorbij was. Hij stelt dat herinnering en langstelling zou dan rechtstreeks het resultaat geschiedenis onmogelijk synoniemen kunnen zijn van de zoektocht naar identiteit, die door zijn. Herinnering is een voortdurend geactu- deze veranderingen wordt uitgelokt.46 aliseerd verleden, een beleefde band met een Plaatsen van herinnering en de belangstel- eeuwig heden. Geschiedenis daarentegen is ling van de ‘gewone’ mens ervoor hebben dus een representatie van het verleden, de steeds een verband met identiteit. Dat blijkt ook uit onvolmaakte reconstructie van wat niet meer is. Nora gaat echter nog verder. Hij stelt dat 43 Ad de Jong bestudeerde de geschiedenis van dit museum in de bredere context van de zich ontwikkelende volkskunde. ‘Dirigenten van de de geschiedenis erop uit is de spontane her- herinnering’ was de titel van zijn studie: Ad de Jong, De dirigenten van de innering te vernietigen en te ontmantelen. herinnering. 44 Zie onder meer: G.J. Ashworth, ‘The conserved European city as cultural Geschiedenis heeft te maken met het delegi- symbol. The meaning of text’, in: B. Graham ed., Modern Europe: place, timiseren van het verleden. Nora stelt dat de culture and identity (London 1998) 261-286; Van der Laarse ed., Bezeten studie van plaatsen van herinnering zich op van vroeger. 45 Zie: Ribbens, Een eigentijds historisch verleden, 47-52; Van Vree, ‘Locale de kruising van twee paden bevindt. Ener- geschiedenis’, 69. zijds is er de historiografische reflectie van 46 Zie: Ribbens, Een eigentijds verleden, 47-52; Den Boer, ‘Geschiedenis, herinnering en lieux de mémoire’, 40-55. de geschiedbeoefening op zichzelf en ander- 47 Den Boer, ‘Geschiedenis, herinnering en lieux de mémoire’, 55. zijds de historische beweging van het einde

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 547

De Marollen. Een erg levendige lieu de mémoire in hartje Brussel. Bron: T. Uytenhaak fotografie

van de herinneringstraditie. De geschiedenis erfgoed hebben de betrokkenheid, beleving heeft ertoe geleid dat het collectieve geheu- en identiteitslading gemeen, die in geschied- gen beperkt is geworden tot een archivarisch schrijving wordt afgewezen. geheugen, een verplicht herinneren en een Zowel Tollebeek als Frank van Vree bren- afstandelijk herinneren. Lieux de mémoire gen het historiografische concept van Nora zelf zijn het resultaat van het gecombineerde in hun beschouwingen erover in verband met effect van collectieve herinnering en geschie- de sombere bespiegelingen over het ‘huidige’ denis. Mocht er geen herinnering aan te pas historisch besef. De vaak gehoorde klacht zou komen, waren het plaatsen van geschiedenis luiden dat mensen niets meer weten van het en mocht de geschiedbeoefening niet inter- verleden en een besef van chronologie en his- veniëren, dan waren het louter monumenten torische ontwikkeling missen.49 Tegelijkertijd of memorials. In lieux de mémoire zijn de gren- moet echter worden opgemerkt dat het ver- zen tussen mémoire en histoire afgezwakt, zo stelt hij.48 Precies dat maakt het interessant de 48 Nora, ‘Entre mémoire et histoire’, i-xlii. lieux de mémoire op het continuüm erfgoed- 49 Tollebeek, ‘Vanuit de aangrenzende kamer’, 165-173; Van Vree, ‘Locale geschiedenis te plaatsen. Want herinnering en geschiedenis’, 63-65.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 548 Anneleen Arnout leden een ongekende aantrekkingskracht uit- ligt volgens hem het veranderende historische oefent. Tollebeek betoogt dat er geen sprake besef waar Nora op doelde.54 Nora lijkt zelf is van een gebrek aan historisch besef, maar ook de link te hebben gelegd tussen zijn ei- eerder van een ander historisch besef. Volgens gen interesse in het Franse patrimonium en hem was een innige verbondenheid met het de groeiende interesse in het erfgoed en de verleden eigen aan het ‘oude’ historische besef. verruiming van de betekenis van het begrip. De dragers daarvan benadrukten de continu- Zo schrijft hij: ‘Cette patrimonialisation de ïteit in het historische proces; het verleden la mémoire française est très sensible dans diende voor hen als tegenwicht voor de mo- l’élargissement même de la notion de pa- dernisering. Daar waar de continuïteit niet trimoine depuis dix ou quinze ans qui […] bestond, werd ze gecreëerd. Dat proces werd s’est étendu sans limites à tous les vestiges door de Britse historicus Eric Hobsbawm in du passé.’55 Het schrijven van een geschiede- de jaren tachtig voor het eerst geïdentificeerd nis aan de hand van lieux de mémoire kan dus als de invention of tradition. Deze invented tra- beschouwd worden als een nieuwe vorm van ditions hadden te maken met herkenbaarheid, geschiedschrijving, aangepast aan het huidige zowel van het verleden als van het heden.50 historische bewustzijn. De huidige gevoeligheid voor invented tra- ditions, die zich sinds Hobsbawms publicatie zeer snel heeft verspreid, is er volgens Tollebeek Conclusie een teken van dat de voedingsbodem waarin De bedoeling van België, een parcours van her- zij ontstonden veel van zijn vanzelfsprekend- innering is in de eerste plaats historisch, het heid heeft verloren. Door het verdampen van schrijven van geschiedenis. Het is een project deze voedingsbodem boette het oude histori- geleid door historici; de redactie bestond uit sche besef aan kracht in, maar verdween niet. vier historici en één literatuurhistoricus, al- Het uitte zich gewoon anders, in een vluchtig, lemaal werkzaam aan een universiteit of we- kortstondig en anekdotisch herinneren. In tenschappelijke instelling. De auteurs hebben plaats van een logisch, samenhangend gecon- nagenoeg allemaal een historische opleiding strueerd en waargenomen verleden, werd een genoten of zijn specialist ter zake. De redac- reeks van geïsoleerde gebeurtenissen het ob- teuren stelden zichzelf in deze bundel als doel ject van dat nieuwe herinneren. Het geheugen de dynamiek en de werking van de herinne- hechtte zich aan de lieux de mémoire.51 Nora’s ring te achterhalen. Het gaat er dus niet om project van een geschiedenis in de tweede de oude natiestaat te verheerlijken – en dat graad is dus volgens Tollebeek tekenend voor gebeurt inderdaad niet – maar om de herin- een nieuwe vorm van historisch besef, waarbij neringen die zich aan de plaatsen opgenomen wij het verleden nog slechts ervaren ‘vanuit de in het boek hebben gehecht, aan een kritisch- aangrenzende kamer’.52 In deze context van afstandelijk onderzoek te onderwerpen. Het een verbrokkelde band met het nationale ver- is precies deze analyse, eigen aan het lieux de leden, was het schrijven van de geschiedenis mémoire-project, die Pim den Boer ziet als de van een natie alleen nog mogelijk aan de hand tegenpool van erfgoed. van de plaatsen van herinnering. Toch is het opmerkelijk dat Jo Tollebeek Ook Van Vree beschouwt het schrijven in zijn inleiding expliciet stelt dat België, een over herinneringen als de uitdrukking van een parcours van herinnering geen geschiedenis- veranderde historische interesse. Deze zou boek, maar een herinneringsboek wil zijn.56 ‘niet gericht [zijn] op omvattende perspectie- De bedoeling was dus expliciet om meer te ven en imponerende verzichten, maar eerder doen dan alleen geschiedenis schrijven. Wat op kleinere verhalen, individuele gebeurtenis- mij betreft lijkt de redactie een project te heb- sen en locale geschiedenissen’.53 Precies daarin ben opgezet dat wél raakvlakken met erfgoed opzoekt. Zonder het historisch-wetenschap- 50 Tollebeek, ‘Vanuit de aangrenzende kamer’, 165-169. pelijk karakter van de onderneming te willen 51 Ibidem, 169-173. ontkennen of onderschatten, blijkt uit het 52 Ibidem, ‘Vanuit de aangrenzende kamer’, 181. 53 Van Vree, ‘Locale geschiedenis’, 68. bovenstaande dat plaatsen van herinnering – 54 Ibidem, ‘Locale geschiedenis’, 68. zowel de letterlijke plaatsen, als het concept 55 Pierre Nora, ‘La notion de ‘lieu de mémoire’ est-elle exportable’, in: Den Boer en Frijhoff ed., Lieux de mémoire et identités nationales, 10. – raakvlakken vertonen met kwesties van erf- 56 Tollebeek, ‘Vaut le voyage’, 20. goed. Herinneringsplaatsen kunnen ten eerste

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 Lieux de mémoire Erfgoed en geschiedenis 549 als semiofoor worden beschouwd. Het begrip zijn zowel erfgoed als een project dat zich met dat uit de museumwereld, en dus erfgoedwe- erfgoed bezighoudt. Het is een vorm van ge- reld, komt, lijkt – tot op zekere hoogte – le- schiedenis die kritisch is en aangepast aan het gitiem om lieux de mémoire te karakteriseren. huidige historische bewustzijn. Tegelijkertijd Dit toont aan dat plaatsen van herinnering als neemt het de herinnering serieus. Lieux de mé- erfgoed moeten worden beschouwd en dat het moires zijn echter ook een vorm van erfgoed historiografisch project een project is, begaan die kritisch en zelfreflectief is. Moet een erf- met erfgoed. goedomgang met het verleden, die ruimte in- Lieux de mémoire raken ten tweede aan bouwt voor betrokkenheid, persoonlijke toet- debatten rond identiteit. Deze verwantschap sen en die ook kwesties van identiteit niet uit toont de ambivalentie van het concept in con- de weg gaat, noodzakelijkerwijze simplistisch text van het heritage versus history debate. Aan- en monolithisch zijn? Wat mij betreft zou elk gezien het project gericht is op een kritisch erfgoedproject, behalve betrokken en toegan- onderzoek van de ontwikkeling van herinne- kelijk, ook kritisch en zelfreflectief moeten ringsplekken en de identiteitsvorming die er zijn. Als een geschiedschrijving aan de hand mee is verbonden, wordt het gekenmerkt door van lieux de mémoire in staat is het hardnekki- de kritische afstandelijkheid die eigen zou zijn ge onderscheid tussen erfgoed en geschiedenis aan de historische wetenschap. Tegelijker- achter zich te laten, dan lijkt het me niet meer tijd kunnen plaatsen van herinnering en het dan eerlijk te besluiten dat België, een parcours schrijven van geschiedenis aan de hand van van herinnering veel meer is dan een simpele die plekken niet ontsnappen aan kwesties van toeristische wandeltocht langs de hoogtepun- identiteit; dit in het bijzonder omdat de her- ten uit de Belgische geschiedenis. innering centraal staat en herinnering en iden- titeit zeer sterk met elkaar zijn verweven. Ook Anneleen Arnout studeerde geschiedenis aan de K.U. de stijl waarin de verschillende opstellen zijn Leuven. Aan de Universiteit Utrecht volgde ze een bijko- geschreven, getuigt dat er niet alleen sprake is mende master Cultureel Erfgoed. Vanaf september 2009 is ze als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan van kritische afstandelijkheid. Het gaat name- het Centrum voor stadsgeschiedenis van de Universiteit lijk om essayistische teksten, waarin expliciet Antwerpen. ruimte wordt gemaakt voor een persoonlijke invulling.57 Waar bevinden lieux de mémoire zich dan op het continuüm tussen erfgoed en geschie- denis? Volgens mij moet ten eerste worden opgemerkt dat de zo graag gebruikte tegen- stelling tussen erfgoed en geschiedenis min- der scherp is dan vaak wordt betoogd. Erf- goed en geschiedenis hebben, zoals ook David Lowenthal genuanceerd betoogt, ondanks hun duidelijke verwantschap, in essentie an- dere doeleinden.58 Het lijkt me inderdaad onzinnig de erfgoedomgang met het verleden te beoordelen aan de maatstaven van de we- tenschappelijke geschiedenis. Het tegenover elkaar stellen van beide concepten lijkt me echter even onzinnig en nutteloos. Wat het hele lieux de mémoire-verhaal ons kan leren over deze tegenstelling is volgens mij dat ze kan worden overstegen. Zoals Nora beschreef dat de grenzen tussen geschiedenis en her- innering worden afgezwakt in het huidige historische besef en in het schrijven van een geschiedenis van lieux de mémoire, worden in 57 Interview op de Belgische radiozender Radio 1: Mezzo, Interview met Jo dit genre evenzeer de grenzen tussen geschie- Tollebeek en Sophie de Schaepdrijver (10 november 2008). denis en erfgoed overstegen. Lieux de mémoire 58 Zie: Lowenthal, The heritage crusade.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 538-549 550

Simon Northwood Summaries Summary editor

Global dimensions of the Second The Batavian civil guard World War. A total war in an as a bastion of freedom. innovative historical frame The political and military meaning of a citizenship Kees Ribbens ideal The current debate on globalisation has also increased the interest in global history. This interdisciplinary ap- Floris Vletter proach to study the past offers an integrated analysis of various supranational processes. Despite a regular focus The ideal of the citizen-soldier around which on long-term developments, it seems suitable for a new the Dutch patriots of the 1780s rallied, has way of analysing the global interactions during World been well documented in the literature. How- War II. By doing so, it will enlarge our understanding of ever, little has been written on what happened the transnational nature of this period, and of the ten- to these ideals, once their proponents gained sions and parallels between local, national, regional and power in 1795 with the blessing of revolu- global developments. In order to establish the extent to tionary France. This article describes how the which this total war can be regarded as history of globali- arming of the citizenry in this newly named sation, differentiation between four areas is suggested: , became a source of serious economic, political, military and socio-cultural globalisa- dissension. Four positions are distinguished tion – each covering a complex mixture of developments in this debate, differing on questions such as with differences in (geographical and social) range, pace whether the new citizens’ army should have a and intensity. This article furthermore explores the centralised or federal structure; if service had changing historical culture in which the memories and to be compulsory; and what political purposes representations of World War II have obtained a more it should serve. It is argued that a certain global and multicultural character. Although this may, at nationalisation of military service slowly ap- first sight, result in a more uniform collective memory, it peared in this period, but that this was halted does pose new questions concerning the interpretation, by the fear of being drawn into a large-scale contextualisation and transnational dissemination of war as a result of the alliance with France. war-related memories.

The Second World War in Indonesia: a history of mobility and boundaries

Remco Raben

The Second World War in Indonesia should not be viewed as an isolated event, but in conjunc- tion with the wider events of decolonization and the formation of independent states, and also in a wider geographic framework. This article examines the shifting patterns of migration and mobility in the period of transition from colonial rule to independence. The Second World War appears to have had a decisive effect on patterns of migration, first of all because of the unset- tling effects of mobilisation and imprisonment, but also because of repercussions on longer-term patterns of mobility. In the period between the 1920s and 1960s, four major shifts can be dis- cerned: the transformation of patterns of labour-migration; the migration crises caused by war and revolution; the exodus of ethnic minorities; and urbanization. For the first and last of these changes, the war was not the sole cause, but it was a catalyst. It becomes clear that the vicissi- tudes of the Dutch population cannot be separated from those of other communities in Indone- sian society. This study of mobility in and out of Indonesia demonstrates the need to analyse the Second World War from a regional and global perspective.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 550-551 Summaries 551

The Second World War: a Which battle of the Somme? discontinuity in global economic War and neutrality in Dutch development? cinemas, 1914-1918.

Karel Davids Wouter Groot and Karel Dibbets The Second World War was the greatest man-made disaster in history. The war destroyed countless human lives and left While the Dutch government tried to maintain indelible marks on modern memory. This essay examines the neutrality during World War I, the belligerent na- impact of this catastrophic event on economic development. tions closely watched the Netherlands and its public Using a wide array of recent studies in economic history and opinion. At the same time, the French, English, and the history of technology, the author argues that, contrary to German authorities used propaganda to influence what intuition would suggest, the impact was in reality rather Dutch public opinion. The famous documentary film limited. A review of data on exports of commodities and The Battle of the Somme (1916) is a good example. Its capital, technological development, productivity, consumption critical reception in the Netherlands has been studied patterns, and institutional change shows that the only lasting before, but its challenge to the cause of neutrality has economic effect of the war was its influence on institutions. escaped close attention. Not only did Dutch minis- ters, mayors, film distributors, and cinema owners get involved, but so did the intelligence services and Nationhood from below. A propaganda departments of the warring countries. This article shows that at least three films about the historiographic review of battle of the Somme were shown in Dutch cinemas – Belgian and Dutch research French, English, and German – and that all of them on the long nineteenth were part of a struggle to secure the public’s favour. century

Maarten Van Ginderachter Lieux de mémoire. Heritage and history

This paper offers a historiographic review of Anneleen Arnout Belgian and Dutch nationhood during the long nineteenth century. It is argued that history from This article deals withBelgië, een parcours van herinnering, a two- below is weakly represented. In the late 1980s volume book, edited by four historians and one literature historian. the subjectivist turn was adopted in research on It is a Belgian attempt to write the history of a nation through its Belgian and Dutch nationalism, although the lieux de mémoire. Following in Pierre Nora’s footsteps, the idea sources of inspiration differed (Hroch and A.D. behind this book is that traditional history cannot but fail when at- Smith in the former, Gellner and Koselleck in the tempting to write national history, because the nation has undergone latter). Initially, a top-down vision predominated tremendous changes. In this article the concept of lieux de mémoire as in which nation-building destroyed other identi- it is used in België, een parcours van herinnering is studied in the con- ties. In the early 1990s this theoretical paradigm text of debates concerning history and heritage. It is usually stated was challenged in the Netherlands. Research into that history and heritage are opposites, because history has scientific nationhood from below emerged as case-centred purposes and heritage has nostalgic and political ones. On the one micro-history on the local level, based on the hand, België, een parcours van herinnering is written by professional everyday experience of individuals. Belgian histo- historians and the sites of memory in question are studied according riography only followed a decade later due to its to scientific methods. On the other hand, sites of memory are pieces strong institutional focus. In the early 2000s both of heritage, and the writing of history along the lines of those sites countries saw the rise of a history from below always involves debates about national identity. In this article it is based on sources produced by ordinary people. argued that België, een parcours van herinnering shows not only that Nevertheless, a one-sided top-down perspective heritage and history are intertwined, but also that writing lieux de often remains the subtext in current research. mémoire-history transcends such a presumed opposition.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 550-551 552 Boekbesprekingen Boekbesprekingen

Algemeen J. Darwin, After Tamerlane. The Rise and Fall of Global Empires 553 Hein Hoebink (ed.), Europäische Geschichtsschreibung und europäische Regionen 554 Annelien de Dijn, French political thought from Montesquieu to Tocqueville 555 Hanno Brand en Leos Müller (ed.), The dynamics of economic culture in the North Sea- and Baltic Region in the Late Middle Ages and Early Modern Period 567 M.A. Denzel, Das System des bargeldlosen Zahlungsverkehrs europäischer Prägung vom Mittelalter bis 1914 558 J.A. de Kok, Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland 559 Hildo van Engen en Vincent Robijn, Op zoek naar het religieus erfgoed 561 Oudheid Ton Derks en Nico Roymans (ed.), Ethnic constructs in Antiquity 562 Gustav Adolph Lehmann , Perikles. Staatsmann und Stratege im klassischen Athen 563 Louis van den Hengel, Imago. Romeinse keizerbeelden en de belichaming van gender 565 Middeleeuwen Thomas N. Bisson,The Crisis of the Twelfth Century 566 Femke Kramer, Mooi vies, knap lelijk. Grotesk realisme in rederijkerskluchten 567 Nieuwe tijd Howard Louthan, Converting Bohemia. Force and Persuasion in the Catholic Reformation 569 Siger Zeischka, Minerva in de polder. Waterstaat en techniek in het Hoogheemraadschap van Rijnland 570 Ronald Prud’homme van Reine, Opkomst en ondergang van Nederlands gouden vloot 571 Lisa Jardine, Going Dutch. How England plundered Holland’s Glory 573 André Holenstein, Thomas Maissen en Maarten Prak (ed.),The Republican Alternative. The Netherlands and Switzerland Compared 574 Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en de onze. Vrouwen en genootschappen in Nederland en in ons 576 omringende landen Nieuwste tijd Jo Tollebeek (ed.), België, een parcours van herinnering 577 Maarten van Dijck, De wetenschap van de wetgever. De klassieke politieke economie en het Belgische landbouwbeleid 578 Frédéric Mathieu, Napoléon, les derniers témoins. Étude historique, biographies, témoignages 580 Chris F. van Fraassen en Pieter Jan Klapwijk, Herinnering aan een reis naar Oost-Indië. Reisverslag en aquarellen van Maurits Ver Huell 581 Lize Kriel, The ‘Malaboch’ books. Kgalusi in the ‘civilization of the written word’ 583 Peter Burke en Maria Lúcia G. Pallares-Burke, Gilberto Freyre, social theory in the tropics 584 Touré F. Reed, Not Alms but Opportunity: The Urban League & the Politics of Racial Uplift 585 Pieter Kruit, Een mythe aan scherven. Een onderzoek naar de tactische gevechtsomstandigheden van mei 1940 op het Nederlandse strijdtoneel 586 Manfred Hettling en Jörg Echternkamp (ed.), Bedingt erinnerungsbereit. Soldatengedenken in der Bundesrepublik 588 Martin Shipway, Decolonization and its Impact 589 Ulbe Bosma, Terug uit de koloniën. Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties 591 Janneke van Mens-Verhulst en Berteke Waaldijk ed., Vrouwenhulpverlening 1975-2000 592

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Algemeen 553 ens in de zoveel tijd verschijnt er een studie waar je als de Q’ing, het India van de Mughuls alsook het rijk van de Ehistoricus meer dan anders door geïnspireerd wordt. Ottomanen waren in sociaal, economisch en cultureel op- Dat kan een boek zijn dat een vernieuwend perspectief zicht niet minder inventief en expansief dan bijvoorbeeld biedt, of juist heel empatisch geschreven is, waardoor een Engeland, Frankrijk en de Republiek. bepaald verleden meer dan ooit tot leven komt. Het kan Het uiteindelijke succes van Europa was volgens echter ook een boek zijn dat allerlei verwante thema’s en Darwin vooral te danken aan een reeks unique conjunctu- lopende discussies samenbrengt in een geïntegreerd en res, oftewel een cumulatieve samenloop van omstandighe- uitgebalanceerd verhaal. Een dergelijke studie helpt je bij den. De ‘ontdekking’ van Amerika (rijk aan edelmetaal en het ordenen van je eigen sluimerende aannames en je eigen landbouwgrond), de Industriële Revolutie, het verkrijgen in de loop der tijd bij elkaar gelezen maar nooit gestruc- van een sterke positie binnen de inter-Aziatische handel; tureerde kennis ten aanzien van het bewuste onderwerp. het waren stuk voor stuk op zichzelf staande, vaak on- Zo’n boek is After Tamerlane. The Rise and Fall of Global voorziene gebeurtenissen en ontwikkelingen, die samen Empires 1400 – 2000 van John de geopolitieke en economische Darwin. machtspositie van de Europese Wie over de wereldrijken Algemeen landen geleidelijk vergrootten en van de afgelopen vijfhonderd hen uiteindelijk in staat stelden jaar schrijft, heeft het natuur- om delen van Azië en Afrika te lijk vooral over de opkomst van De geschiedenis van de overheersen. Van een allesver- de Europese koloniale impe- wereld is een imperiale pletterende Europese imperi- ria. Zo ook John Darwin, maar ale springvloed was echter geen deze fellow aan Nuffield College geschiedenis sprake. De weg naar werelddo- (Oxford) en specialist op het minantie was hobbelig en vol gebied van de Europese deko- J. Darwin, After Tamerlane. The Rise kronkels en het bleef, ondanks lonisatie, behandelt dit enigzins and Fall of Global Empires 1400 – de opkomst van een Europees uitgekauwde onderwerp op een 2000 (Penguin Books; Londen 2008) superioriteitsgevoel in de ne- inspirerende manier. Als histori- 575 p., krt., €18,80 gentiende eeuw lang onduidelijk cus pur sang heeft hij weinig op ISBN 9780141010229 welke vorm deze aan zou ne- met de sweeping statements en men. De uiteindlijke Europese monocausale verklaringen die machtspositie was bovendien we de afgelopen jaren regelmatig inzake de wordingsge- minder alomvattend dan vaak is (en wordt) gesuggereerd. schiedenis van de westerse werelddominantie voorgescho- Vooral Europa’s oude concurrenten, China en het Otto- teld kregen. After Tamerlane mag zelfs beschouwd worden maanse Rijk, maar ook Japan en Iran, wisten het Europese als een onberispelijk Britse correctie op de triomfanta- imperialisme zelfs op het toppunt van zijn kracht in de pe- listische geschiedsversimpeling van auteurs als Francis riode 1870-1914 op veel vlakken het hoofd te bieden. Fukuyama en Niall Fergusson. Laatstgenoemde, auteur Veel van wat Darwin stelt is natuurlijk niet nieuw. van onder meer het zeer succesvolle Empire. How Britain De kracht van zijn betoog ligt in de prikkelende synthese Made the Modern World (2003), ontbreekt zelfs opzichtig van de vele inzichten die er de afgelopen jaren naar voren in de noten en bronnenlijst. zijn gebracht binnen de niet-westerse, koloniale en con- Deze uitsluiting is veelzeggend. Darwin zet zich met temporaine geschiedschrijving. Zo laat After Tamerlane kracht af tegen de notie dat de opkomst van Europa/het goed zien hoe ver de opvattingen over het fenomeen im- Westen en de huidige geglobaliseerde wereld (dat nog perialisme geëvolueerd zijn – althans, binnen academische steeds gedomineerd wordt door datzelfde Westen) his- kringen. Imperialisme wordt niet langer beschouwd als de torisch noodzakelijk en onstuitbaar was; een idee dat in ‘erfzonde’ van een selecte club West-Europese staten. De verschillende hoedanigheden de historiografie vanaf het Russen, Ottomanen, Mughuls en Chinezen waren niet midden van de negentiende eeuw heeft gekleurd. Volgens minder bedreven en gebrand op het vestigen van uitge- Darwin is dit idee gebaseerd op een ‘optische illusie’ – het strekte rijken, waarvan het Chinese en Russische tot op de product van wijsheid achteraf. Aan de hand van gedetail- dag van vandaag bestaan. Ook de traditioneel als ‘antikolo- leerde comparatieve analyses laat hij zien dat het tot in de niaal’ bestempelde Verenigde Staten gelden inmiddels als negentiende eeuw alles behalve evident was dat de verza- een empire in all but name, met hun militaire steunpunten meling ruziënde staatjes aan de uiterste westkant van het in meer dan honderd landen en hun economische en tech- Euraziatische continent de wereld zouden domineren; nische steun aan pro-westerse regimes. Darwin gaat in zijn Europa was bepaald niet het dynamische (schier)eiland analyse van het Amerikaanse imperialisme echter verder – de kribbe van moderniteit – in een achterlijke statische dan de meeste auteurs, die zich veelal beperken tot het wereld, waar het vaak voor gehouden is. Het China van Amerikaanse optreden tijdens de Koude Oorlog en meer

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 554 Boekbesprekingen recent, de invallen in Irak en Afghanistan. Hij stelt dat de zou werpen, was volgens Darwin een krachtig motief om Verenigde Staten reeds in de negentiende eeuw een on- de Britse Raj voort te laten bestaan. misbaar onderdeel waren van het Europese imperialisme. Het zijn dergelijke beschouwingen die After Tamerlane Feitelijk was er sprake van een Greater Europe – een ‘proto- tot zo’n interessant boek maken. Daarbij is het met het oog westen’ – waarbij de VS vooral Groot-Brittannië tot dienst op bijvoorbeeld de huidige Chinese en Russische diplo- waren. De Britse gemechaniseerde textielindustrie dreef matie en handelspolitiek ten aanzien van respectievelijk op het zeer goedkope, in Amerika verbouwde katoen. Dit Afrika en Centraal-Azië ook hoogst actueel. Het boek le- textiel was op zijn beurt wellicht de voornaamste pijler van vert voldoende sprekende voorbeelden voor Darwin’s stel- de ongeëvenaard sterke Britse concurrentiepositie op de ling dat de geschiedenis van de wereld uiteindelijk wel eens Aziatische markten en effende mede het pad voor de blij- ‘toevallig’ een imperiale geschiedenis zou kunnen zijn. vende overheersing van India. De angst dat de kroonkolo- nie, veruit de grootste markt voor het competatieve Britse Bart Stol textiel, bij een eventuele onafhankelijkheid tariefmuren op Universiteit Utrecht

et uitgangspunt van dit scheiding van gebieden die his- Hboek is dat grensover- Algemeen torisch en cultureel eigenlijk een schrijdende regionale geschiede- eenheid vormen. De veronder- nis een bijzondere bijdrage kan stelde gemeenschappelijke cul- leveren aan Europese geschied- Nieuwe wegen in de tuur wordt doorgaans gezocht schrijving. Regionale geschiede- regionale geschiedenis in gemeenschappelijke etnische nis wordt daarmee beschouwd en talige wortels. zowel als een politiek wenselijke Ad Knotter wijst in zijn bij- als een wetenschappelijk inno- Hein Hoebink (ed.), Europäische drage, na een uitvoerige kritiek vatieve toegang tot de geschiede- Geschichtsschreibung und europäische op de Westforschung van Petri, nis. De politieke wenselijkheid Regionen. Historiographische op het grote en aanhoudende schuilt in de mogelijke bijdrage Konzepte diesseits und jenseits der belang van nationale grenzen die ze kan leveren aan de ont- niederländisch-deutschen/nordrhein- in de grensregio’s. Hij wijst er wikkeling van een nog steeds westfälischen Grenze (Waxmann Verlag bovendien op dat de Kultur- weinig tot ontwikkeling geko- GmbH; Münster 2008) 136 p. krt., tbl., raumforschung welbeschouwd men Europese identiteit. De € 24,90 ISBN 9783830918295 onhistorisch is, omdat deze de laatste doelstelling wordt expli- geschiedenis negeert en één ciet onderstreept door een voor- willekeurig tijdvak uit de ge- woord op te nemen van Andreas schiedenis isoleert om de ‘oor- Krautscheid, minister van Europese Zaken van Noord­ spronkelijke regio’ vast te leggen. In plaats van grenzen rijnland-Westfalen. Ook Hein Hoebink beklemtoont in weg te denken, moeten ze juist gethematiseerd worden: zijn inleiding de samenhang tussen regionale en Europese hoe werken grenzen in op het leven en de cultuur in de geschiedschrijving. Juist het regionale perspectief leent regio? Grenzen zijn zowel het scheidende als het verbin- zich goed voor een ‘transnationale geschiedschrijving’ en dende element van de regio. Dit paradoxale karakter van biedt mogelijkheden voor een vergelijkende geschiedenis de grens kan volgens Knotter het best onderzocht worden waarin de aandacht uitgaat naar grensoverschrijdende in wat hij historische border studies noemt. De bijdrage van transferprocessen. Hans Knippenberg kan als een bevestiging van Knotters De vraag hoe een moderne geschiedschrijving van thesen worden beschouwd. Knippenberg laat op zeer in- grensoverschrijdende regio’s bedreven dient te worden, structieve wijze, en aan de hand van historische kaarten wordt door de Nederlandse en Duitse auteurs van de zien hoe bepalend grenzen zijn geweest voor onder meer bundel geheel verschillend opgepakt. Op zichzelf al een de spreiding van religies en de ontwikkeling en spreiding hoogst informatief gegeven. De Nederlandse auteurs zijn van talen. Ook de Nijmeegse sociaalgeograaf Huib Ernste er vooral op uit om de geschiedenis van de grensregio’s te komt in zijn theoretische bijdrage tot vergelijkbare conclu- bevrijden van de oubollige en wetenschappelijk twijfel- sies. Grenzen en politiek-culturele ruimtes zijn naar zijn achtige Kulturraumforschung; een concept van Franz Petri mening geen vaste gegevens, maar sociale constructies die dat door Horst Lademacher van stal werd gehaald om het in discoursen en praktijken doorlopend worden gerepro- Rijn-Maasgebied als één ‘großes, grenzloses Gebiet’ te on- duceerd en opnieuw geïnterpreteerd. Met deze invalshoek derzoeken. De grens verschijnt hier als een kunstmatige wil Ernste zowel de valkuil van het deconstructivisme (het

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Algemeen 555 gaat tenslotte om de constructie van grenzen) als die van cours dat door transfergeschiedenis en een systematische de reïficatie van grenzen vermijden. vergelijking van politiek-culturele regionen beter in kaart De bijdragen van de Duitse auteurs zijn in het geheel kan worden gebracht. niet op de grensregio’s gericht. De regio waar Christoph De lengte van de titel van een bundel is vaak een indi- Dipper zich op concentreert is Europa. Zijn centrale vra- catie voor de diversiteit van de bijdragen. Bij deze bundel gen zijn wanneer de landbouw in Europa zich van de tradi- is dat ook het geval. De drie Nederlandse bijdragen kun- tionele tot de typisch moderne vorm (dat wil zeggen hoge nen worden beschouwd als een afrekening met de Westfor- productiviteit, specialisatie, weinig arbeiders, hoge investe- schung en de Kulturraumforschung en als een pleidooi voor ringen, et cetera) heeft ontwikkeld en wanneer er echt van historische border studies. Juist doordat de drie auteurs het de ontwikkeling van een Europese landbouw gesproken belang van de nationale grenzen zo benadrukken, komt de kan worden. Dit vond welbeschouwd pas plaats in de ja- nationale staat toch weer een centrale rol toe en slaan ze ren vijftig van de twintigste eeuw en dat ging ook nog eens precies de weg in die de redacteur zo graag wilde vermij- zeer snel. Tot die tijd, zo laat Dipper in zijn buitengewoon den of ontstijgen. In de inleiding werd de opvatting van informatieve verhandeling zien, was er slechts sprake van regionale geschiedenis als transnationale geschiedenis een zeer geleidelijke ontwikkeling en van het behoud van juist gezien als een mogelijkheid om los te komen van het vormen en structuren die de traditionele landbouw ken- perspectief van de nationale staat en als de toegangspoort merken. Olaf Mörke bekritiseert, in zijn bijdrage over een voor een Europese geschiedschrijving. De beide Duitse vergelijkende geschiedenis van politieke normen in het auteurs laten twee wegen voor transnationale geschiedenis Europa van de vroege nieuwe tijd, de neiging van Neder- zien. Een Europeanisering van de (agrarische) geschiede- landse historici om de politieke cultuur in de Republiek nis waarbij het probleem van de buitengrenzen vooralsnog geïsoleerd te onderzoeken en haar uniciteit en eenmalig- onopgelost blijft en die van een vergelijkende geschiedenis heid te beklemtonen. Comparatief onderzoek maakt het waarin regionale clusters kunnen worden onderscheiden. mogelijk om de politieke semantiek van de Republiek in Al met al is Europäische Geschichtsschreibung und europäi- een Europees perspectief te plaatsen. Dit demonstreert de sche Regionen een zeer heterogeen boekje, met op zichzelf auteur vervolgens aan de hand van de begrippen vrijheid informatieve en waardevolle bijdragen. (libertas) en eendracht (concordia). Deze concepten staan niet alleen voor centrale politieke normen van de Repu- Ton Nijhuis bliek, zij maakten deel uit van een Europees normendis- Duitsland Instituut Amsterdam

n Quentin Skinners zonder publieke orde. Ireeks Ideas in context Algemeen Over de manier waar- verscheen in 2008 een op vrijheid en orde bewerking van het Leu- moesten samengaan is vense proefschrift van Liberale aristocraten en in de eerste helft van Annelien de Dijn over aristocratische liberalen de negentiende eeuw in het negentiende-eeuw- Frankrijk bijzonder in- se Franse aristocrati- tensief nagedacht. Als sche liberalisme. Haar Annelien de Dijn, French political thought from geen ander Europees basisstelling is dat de Montesquieu to Tocqueville: liberty in a levelled society land was Frankrijk im- wortels hiervan terug- (Cambridge University Press; Cambridge 2008) 230 p., mers een laboratorium gaan op Montesquieu, € 85,- geweest van politieke die in contrast met het ISBN 9780521877886 experimenten die el- republikeinse model kaar met ongekende van selfgovernment een snelheid hadden op- gematigde monarchie voorstond. Gematigd betekent hier gevolgd. Het Franse étatisme is zoals De Dijn aantoont niet alleen een pleidooi voor de bekende scheiding der geenszins de logische uitkomst van de debatten over de machten, maar ook het instellen van intermediaire institu- staatsinrichting en het staatsbestuur in liberale en conser- ties geleid door een verlichte aristocratie. Bij de baron uit vatieve periodieken en tijdschriften tot ongeveer 1870. Bordeaux was dat nog de erfelijke landadel. Gevaar voor Het boeiende van De Dijns glashelder gecomponeerde despotisme bestond in deze visie zowel in het absolutisme onderzoeksverslag is dat zij laat zien hoe niet alleen de als in een staat waarin het volk het voor het zeggen had. liberalen zochten naar een manier om te voorkomen dat Zoals Necker het in 1792 verwoordde: er is geen vrijheid de moderne vrijheid en gelijkheid zouden ontaarden in

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 556 Boekbesprekingen despotisme en terreur. Ook royalisten bepleitten aanpas- servatieven, wat de positie markeert van die royalisten die singen van de staatsinrichting, om met handhaving van het het gedachtegoed van Montesquieu intelligent verwerk- monarchale en aristocratische beginsel de vrijheid van de ten. Hun analyses bleven echter ideologisch conservatief, burgers te waarborgen. Royalisten als Charles Cottu ge- aangezien bij hen het aristocratische beginsel gebaseerd bruikten de analyse en oplossingen van Montesquieu om bleef op sociale uitsluiting. In de Nederlandse context de absolute monarchie te temperen. Zoals zo vaak in het kan dit de positie verhelderen van bijvoorbeeld G.K. van Franse discours golden hier de positie van de Engelse aris- Hogendorp rond 1815, aangezien het denken van tocratie en het voortbestaan van instituties uit de tijd van Montesquieu voor diens liberaal-conservatieve staats- het Ancien Régime als voorbeeld. Een aristocratische elite inrichting in veel opzichten richtinggevend was. Van gaf de staat zijn ruggengraat. Hogendorp was in die fase noch een aristocratische libe- Gematigde liberalen werden door deze verstan- raal noch een doctrinair. dige royalisten gedwongen een antwoord te geven op De terminologische problematiek wordt ook duidelijk Montesquieu’s versie van de monarchie. De doctrinair li- in het hoofdstuk dat De Dijn besteedt aan het werk van berale historicus Prosper de Barante toonde in zijn werk Tocqueville. In het eerste deel uit 1835 van zijn De la dé- aan dat een terugkeer naar een feodale elite een anachro- mocratie en Amérique verdedigde hij republikeinse vormen nisme was, aangezien de sociaal-economische ontwikke- van selfgovernment en nam hij afstand van het aristocrati- ling van het Ancien Régime al een sterke erosie hiervan te sche gedachtegoed. In de analyse van de democratie in het zien had gegeven. Deze sociale ontwikkeling stond ook tweede deel uit 1840 toonde hij zich minder optimistisch centraal in de colleges van Guizot die het denken van over de vooruitzichten van een egalitaire burgermaat- onder anderen Tocqueville hebben beïnvloed. Acceptatie schappij. Tocqueville vreesde een zich terugtrekken van de van de maatschappelijke gelijkheidstendens markeerde de burger in zijn private sfeer, en een algehele vervlakking van facto het verschil tussen liberalen en conservatieven. De li- de cultuur onder de hoede van een almachtige democrati- beralen moesten dientengevolge op zoek naar een nieuwe sche, centralistische staat. Als tegenwicht moest een nieu- aristocratie, wat neerkwam op rekrutering van de besten we aristocratie worden gevormd. Deze kon voortkomen uit de politieke, wetenschappelijke en commerciële elites. uit democratisch gekozen leiders op decentraal niveau en Om een tegenwicht te bieden ten opzichte van de toegeno- uit burgerverenigingen. Ook de pers had een belangrijke men staatsmacht werd ook door hen een versterking van rol in het versterken van de publieke geest. Hier hanteerde intermediaire instituties bepleit. Gemeenten en departe- Tocqueville volgens De Dijn een aristocratisch perspectief menten moesten een eigen werkingssfeer krijgen, in som- op de massademocratie. mige voorstellen ook met gekozen functionarissen om de De laatste jaren is de invloed van het doctrinaire dis- publieke geest te versterken. cours op het denken van Tocqueville blootgelegd (zie Deze denkfiguren worden doorgaans gegroepeerd on- het werk van Siedentop, Gannett, Craiutu, Brogan). In der het doctrinair liberalisme. Op zichzelf is deze term 2008 verscheen Lucien Jaume’s Tocqueville. Les sources niet erg gelukkig, aangezien ‘doctrinair’ van oorsprong een aristocratique de la liberté, waarin duidelijk wordt hoezeer scheldwoord was voor de groep liberalen in het parlement Tocqueville in zijn concepties gevormd is door enerzijds rond Guizot die hun politieke voorstellen inbedden in het denken van de Restauratie-liberalen en anderzijds hoe academische historisch-politieke analyses. In de Neder- hij probeerde volstrekt origineel en nieuw te zijn in zijn landse historiografie is de term gemunt door het werk van zicht op wat de democratische toekomst zou brengen. De Kossmann. Sinds het verschijnen van Rosanvallons Le Dijn heeft deze intellectuele biografie niet meer kunnen moment Guizot (1985) is er in het Franse taalgebied een verwerken, maar haar conclusies over het aristocratische stroom van publicaties over deze brede groep politici en element bij Tocqueville komen in grote lijnen overeen met intellectuelen op gang gekomen. De Dijn betrekt deze lite- die van Jaume. Uit beide studies blijkt dat de term ‘aris- ratuur wel in haar analyse, maar verkiest in haar betoog de tocratisch’ in het liberale discours een manier was om de term aristocratisch liberalisme (zie Alan Kahan, Aristocra- plaats en rol van elites en instituties in een zich democrati- tic liberalism, 1992). Uit haar onderzoek blijkt weliswaar serende maatschappij te bepalen: wat mij betreft toch een dat er ook buiten de kringen van de doctrinairen werd doctrinair liberaal thema. nagedacht over wat Thorbecke in de Nederlandse context In haar epiloog plaatst De Dijn haar studie in de po- het ‘organiek’ maken van de staatsinrichting noemde, maar litieke context van de linkse revisionistische Franse histo- per saldo wordt er weinig aan het reeds bekende doctrinair riografie, die zich wil bevrijden van totalitaire tendenties liberale discours toegevoegd. Mijns inziens kleven er meer van de Franse Revolutie die niet alleen doorwerkten in nadelen dan voordelen aan het aristocratische bijvoegsel. de communistische droom, maar ook in radicaal demo- Het onderscheid tussen de royalisten en liberalen wordt cratische opvattingen. Fijntjes wijst zij erop dat de kri- hierdoor onscherp. Misschien wreekt zich dat we wel spre- tiek van Furet cum suis op de Franse Revolutie hier meer ken van conservatief-liberalen maar niet van liberaal-con- verwantschap toont met de royalistische kritiek dan met

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Algemeen 557 het denken van Tocqueville, die ondanks alle bezwaren uitblijven van een daadwerkelijke democratisering van de de democratisering van staat en samenleving accepteerde. besluitvorming. Hoe aristocratisch kan een democratie Ook in de Europese context zijn deze thema’s herkenbaar zijn? in de spanning die bestaat tussen het versterken van de bestuurskracht door innovatie van instituties en de uit- Jan Drentje breiding van de bevoegdheden van Europese elites, en het Rijksuniversiteit Groningen

e afgelopen jaren heeft die lang niet altijd betrouwbaar Dhet Hanze Studiecentrum Algemeen lijken en zijn bovendien weinig (Universiteit Groningen) met diepgaand. Erik Lindberg sluit een aantal onderzoeksprojec- het eerste deel af. Hij gaat in ten een flinke impuls gegeven Verbrokkeld beeld van op de koopliedengildes als be- aan het onderzoek naar de so- een handelsregio langrijkste handelsinstituties en ciaal-economische en (handels) probeert een verband te leggen politieke relaties, of economic tussen de effectiviteit van die culture, in het Noord- en Oostzee- Hanno Brand en Leos Müller (ed.), instituties en economische groei gebied in de late middeleeuwen The dynamics of economic culture in in de zeventiende en achttiende en de vroegmoderne tijd. Om the North Sea- and Baltic Region in eeuw. dit enorme onderwerp vanuit the Late Middle Ages and Early Mike Burkhardt trapt het zoveel mogelijk perspectieven Modern Period (Verloren; Hilversum deel over de hanzeatische peri- te kunnen belichten, heeft het 2008) 254 p., € 30,- ode af, hier geïnterpreteerd als Studiecentrum zeer nadruk- ISBN 9789065508829 de periode van de veertiende kelijk samenwerking gezocht tot en met de zestiende eeuw. met buitenlandse instituten en Hij beschrijft het belang van de onderzoekers. Samen met de hanzeatische handel in Boston Syddansk Universitet (Esbjerg) en Södertörns Högskola (Lincolnshire), dat aan het einde van de veertiende eeuw (Stockholm) zijn in het afgelopen decennium verschillen- nog de belangrijkste uitvoerhaven voor Engelse wol was, de workshops georganiseerd en deze bundel is een van de maar gedurende de vijftiende eeuw in vijf fasen zeer sterk af- resultaten daarvan. Het boek bevat veertien bijdragen, die nam. In een zeer heldere bijdrage bespreekt Justyna Wubs- zijn ondergebracht in drie thematische delen: ‘Long term Mrozewicz vervolgens de manier waarop zowel Hanzeaten perspectives’, ‘The Hanseatic Period’ en ‘Trade and mar- als Hollanders diplomatieke middelen inzetten om hun kets in the early-modern period’. handelspositie in Bergen (Noorwegen) en Stockholm te De bundel begint met drie artikelen die de ontwik- waarborgen. Zij onderhandelden daarbij zowel met elkaar keling van politieke en economische machtsstructuren in als met de verschillende Scandinavische vorsten. De posi- het Oostzeegebied op de lange termijn analyseren vanuit tie van de Hollanders en de Hanze in beide steden heeft verschillende theoretische modellen. Jan Glete schetst in nooit tot grootschalige conflicten geleid, omdat de hanze- een wat vlakke bijdrage in grote lijnen de opeenvolging van atische kooplieden er getalsmatig domineerden en Bergen Vikingen, Hanze en Hollanders als de maritieme groot- en Stockholm voor de Hollanders slechts tot de periferie machten in het Oostzeegebied, waarbij hij een paar merk- van hun commerciële systeem behoorden. Hanno Brand waardige fouten maakt. Zo stelt hij dat de directe vaart van gaat gedetailleerd in op de diplomatieke verwikkelingen de Noordzee in de Oostzee en vice versa, om het Deense rond het Hollands-hanzeatische conflict van 1532-1534, Jutland heen, pas mogelijk was vanaf de introductie van met als inzet de vrije doortocht door de Sont. Brand laat nieuwe zeiltechnieken rond 1500. Glete gaat daarmee zien dat de Hollanders met succes gebruik maakten van volkomen voorbij aan het feit dat al op zijn laatst vanaf het gewicht van het Habsburgse diplomatieke apparaat het midden van de dertiende eeuw (tweehonderdvijftig om Lübeck te isoleren van de overige Wendische steden en jaar eerder!) schippers en kooplieden uit het Noord- en van potentiële bondgenoot Denemarken. Dat de verschil- Oostzeegebied zeer regelmatig dit traject aflegden. Sven lende territoria binnen de Habsburgse Nederlanden ech- Lilja analyseert de machtsverhoudingen in dezelfde regio ter geenszins dezelfde economische belangen nastreefden, maar dan in de vroegmoderne tijd. Hij doet dat vanuit blijkt uit de bijdrage van Louis Sicking over de totstandko- een systeemtheoretisch perspectief, waarbij het werk van ming van twee Habsburgse ordonnanties voor de zeevaart Kennedy, Wallerstein en Tilly de revue passeert. Het re- in het midden van de zestiende eeuw. Sicking laat zien dat sultaat stelt teleur: Lilja’s analyses zijn gebaseerd op cijfers de verschillende belangengroepen binnen de Nederlanden

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 558 Boekbesprekingen hun stempel daarop hebben proberen te drukken. Zijn verschillende manieren waarop Hollandse kooplieden tus- conclusie is dat Hollanders de zeevaart van de Habsburgse sen 1615 en 1630 kapitaal investeerden in de verschillende Nederlanden al voor 1550 konden domineren, omdat zij staten die bij de Dertigjarige Oorlog betrokken waren. transport van goedkope bulkgoederen en hoogwaardige Andrej Kotljarchuk sluit de bundel af met een korte en luxegoederen het best wisten te combineren. Dit deel sluit weinig vernieuwende beschrijving van de handelspolitieke af met de bijdrage van Edda Frankot, waarin zij de juri- relaties van Zweden met het groothertogdom Litouwen in dische theorie en praktijk op het gebied van schipbreuk, de zeventiende eeuw. zeeworp en scheepsbotsingen onder de loep legt aan de De bijdragen aan het tweede en derde deel van dit boek hand van casussen uit Lübeck, Reval, Danzig, Kampen en zijn vruchten van lopend onderzoek en daaromover het Aberdeen. algemeen meer vernieuwend en spannend dan de theore- Het derde en laatste deel van de bundel draait om di- tische bijdragen uit het eerste deel. De onderlinge samen- verse aspecten van de sociaal-economische ontwikkeling hang is echter gering en het niveau van de artikelen wisselt van het Noord- en Oostzeegebied in de vroegmoderne pe- nogal sterk, een veel voorkomend probleem bij workshop- riode. Christiaan van Bochove geeft een econometrische en congresbundels. De samenstellers zijn er te weinig in analyse van de graanprijsontwikkeling in het Noord- en geslaagd dit euvel het hoofd te bieden. Eigenlijk is alleen Oostzeegebied in de zeventiende en achttiende eeuw. Hij het tweede deel, over de hanzeatische periode, inhoudelijk komt tot de conclusie dat zowel de interne markten van vrij coherent. De titel van de bundel suggereert dat er zoiets de Republiek als de markten in het Noord- en Oostzee- bestaat als een ‘economic culture’ in het gehele Noord- en gebied steeds sterker geïntegreerd raakten met die van de Oostzeegebied. Dat kan zo zijn, maar uit de afzonderlijke leidende markt in Amsterdam. Jelle van Lottum onder- artikelen wordt niet duidelijk waaruit die ‘culture’ dan zou scheidt een vergelijkbare leidende rol voor de Republiek bestaan. Wat ik mis is een afsluitend synthetiserend arti- in zijn studie naar vroegmoderne migratiepatronen in kel dat daarover opheldering kan brengen, een stuk waarin de Noordzeeregio. Dat de resultaten van Van Lottum en grote lijnen worden uitgezet en de afzonderlijke bijdragen Van Bochove elkaar goed aanvullen is geen toeval, want in grotere interpretatiekaders worden geplaatst. Nu maakt ze zijn het product van onderzoek dat binnen een over- de bundel een te verbrokkelde en onevenwichtige indruk, koepelend project van het IISG is uitgevoerd. De overige wat nog eens wordt versterkt door de fouten in het Engels bijdragen zijn echter van zeer uiteenlopende snit. De ha- die in sommige artikelen zijn blijven staan. Dat is zonde, ringhandel en integratie van haringmarkten tot 1850 op want enkele afzonderlijke bijdragen zijn onmiskenbaar in het Noord- en Oostzeegebied is het onderwerp van Bo van hoog niveau en geven veel meer aanzet tot discussie en Poulsens bijdrage. Philip Kelsall bespreekt de handelspo- bespiegeling dan ze in dit boek is vergund. litieke relatie van Denemarken en de Nederlanden vanaf het midden van de zeventiende eeuw, terwijl Michiel de Job Weststrate Jong in een beknopt maar duidelijk artikel ingaat op de Rijksuniversiteit Groningen/Universiteit van Amsterdam

ie denkt dat complexe van plan waren en daadwerkelijk Wfinanciële instrumenten Algemeen deden. Het blijkt vaak zelfs al een verschijnsel van de late twin- lastig om te doorgronden hoe tigste eeuw zijn, zou zich met kooplieden door wisseltransac- vrucht in de wisselbrief kunnen Wisselverkeer door de ties geld-, goederen- en krediet- verdiepen. Dit document ver- eeuwen heen stromen bestuurden. Dit maakt spreidde zich zo’n duizend jaar dat veel historici het onderwerp geleden geleidelijk vanuit Italië omzichtig mijden. over Europa als ruggengraat van M.A. Denzel, Das System des bargeld- Markus Denzel legde zich het internationale betalingsver- losen Zahlungsverkehrs europäischer er juist op toe. Deze buitenge- keer. Tegelijkertijd evolueerde Prägung vom Mittelalter bis 1914 woon productieve hoogleraar het instrument van een sim- (Franz Steiner Verlag; Stuttgart 2008) economische geschiedenis in pele opdracht gegeven door één 582 p., € 78,- ISBN 9783515092920 Leipzig publiceerde de laatste koopman aan een andere om een vijftien jaar een imposante reeks derde partij te betalen, tot een artikelen over het internationale vehikel voor dermate ingewikkelde financiële transacties betalingsverkeer tot 1914 en in het bijzonder over het wis- dat het meestal buitengewoon moeilijk is om uit de voor- selverkeer, zodat een monografie hierover van zijn hand handen bronnen te reconstrueren wat partijen nu precies hoge verwachtigen wekt. Het resultaat viel me echter niet

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Algemeen 559 mee. Zeker, het boek biedt een indrukwekkend compen- terwijl er al tientallen jaren dagelijkse prijzen bestonden. dium van allerlei aspecten van het wisselverkeer in en bui- Verschijnsels dateren op basis van noteringen is dus een ten Europa: de evolutie van het instrument, aard van het riskante zaak. gebruik, patronen in het verkeer, soorten van transacties, Dat brengt mij op het tweede bezwaar. Denzels me- de posities van de leden van het wisselpersoneel en de ver- thode, verbindingen tellen en op basis daarvan het relatie- anderende plaats van financiële centra binnen het systeem ve belang van wisselmarkten schetsen, gaat gebukt onder van internationale betalingen. Het gaat daarbij overigens dezelfde misvatting die je in veel sociale netwerkanalyses uitsluitend om wissels en afgeleide instrumenten als het aantreft, namelijk het idee dat de reconstructie van verbin- accept; ondanks de brede titel van het boek blijven andere dingen als onderzoeksdoel volstaat. Netwerken zijn echter betalingsvormen zonder gebruik van contant geld, zoals modellen die pas betekenis krijgen wanneer de historicus wederzijdse rekeningen-courant, buiten beschouwing. ze toepast op de werkelijkheid uit het verleden. Het mo- Denzels boek vormt als het ware een sluitstuk van het del zelf zegt niets. Een verbinding tussen twee plaatsen of werk van enerzijds Hoock en Jeannin, die door analyse van mensen wordt pas interessant wanneer we weten waartoe koopmansboeken commerciële praktijken blootlegden, en ze diende, wat de aard en betekenis ervan was en wat ze, in anderzijds de historische wisselkoersen verzameld in het het geval van wisselkoersen, ons leert over de economische imposante seriewerk Währungen der Welt geredigeerd en financiële betrekkingen tussen de bewuste markten. Nu door Schneider en Schwarzer. Kortom, het aangewezen was het wisselverkeer een afgeleide van andere economi- beginpunt voor wie zich in de wisselgeschiedenis wil ver- sche activiteiten, zodat de aard van verbindingen van één diepen. bepaalde markt hemelsbreed van elkaar kon verschillen. Je zou echter verwachten dat een standaardwerk naast De relaties tussen Amsterdam en Londen in de achttiende feiten ook analyses geeft en daar schiet Denzel helaas te- eeuw boden ruimte voor gecompliceerde transactiestruc- kort. Hij geeft eigenlijk een beschrijving van de treinenloop turen die de betrekkingen met Riga niet opleverden. Het aan de hand van het spoorboekje. Aan die methode kleven gaat dus niet om het aantal, maar om de aard van verbin- twee bezwaren. Ten eerste geven wisselnoteringen, meer dingen. Zo bezat Amsterdam tijdens de eerste helft van nog dan het spoorboekje, de werkelijkheid slechts bij be- de zeventiende eeuw meer verbindingen dan Antwerpen, nadering weer. Noteringsgewoonten verschilden van stad maar de Scheldestad was de leidende markt, wat Denzel tot stad en weerspiegelden de meug van de handel, niet het door zijn methodisch gebrek wel moest ontgaan. Op een gewicht van een bepaalde activiteit. Noteringen duurden deugdelijke analyse van de wisselgeschiedenis moeten we voort, ook als de bewuste activiteit niets meer voorstelde; dus nog even wachten. anderzijds kwamen nieuwe noteringen vaak pas tot stand lang na de aanvang van de activiteiten. Amsterdam hand- haafde tot in de twintigste eeuw officiële noteringen die de Joost Jonker postdagen van twee eeuwen eerder nog weerspiegelden, Universtiteit Utrecht

.A. de Kok, voor- der de riem te steken, Jmalig hoogleraar Algemeen maar is, mede door de Kerk­geschiedenis aan toegankelijke schrijf- de Katholieke Theolo- stijl, voor een breed gische Hogeschool van Ideaal en werkelijkheid lezerspubliek interes- Utrecht en hulpbis- sant. De auteur geeft schop van het aartsbis- J.A. de Kok, Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland. blijk van indrukwek- dom Utrecht (1982- Een oriëntatie (Uitgeverij Verloren; Hilversum 2007) kende kennis en in- 2005), heeft een groot 631 p., ill., € 39.- ISBN 9789087040178 zicht, gebaseerd op een aantal publicaties op grote belezenheid en het gebied van de kerk- persoonlijke ervaring. geschiedenis (en de Franciscaner orde in het bijzonder) op Hij beperkt zich niet tot de institutionele geschiedenis van zijn naam staan. Zijn bijdragen aan de AGN en zijn Drie de orde, maar plaatst deze in de wijde context van tijd en eeuwen Westeuropese Kerkgeschiedenis (1979) zijn waar- plaats en verbindt ze met de geldende politieke, sociaal- schijnlijk het meest bekend. Met het hier besproken boek economische en maatschappelijk-culturele ontwikkelin- levert hij een belangwekkende bijdrage aan de religieuze gen. Niet eerder is de geschiedenis van een religieuze orde en culturele geschiedenis van Nederland. Het werk is op- in Nederland over zo’n lange periode beschreven. De Kok gedragen aan de jonge medebroeders om hen een hart on- toont aan de hand van de Minderbroeders de ontwikke-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 560 Boekbesprekingen ling van acht eeuwen katholicisme vanuit het perspectief zeven eeuwen in grote lijnen in Nederland behouden wa- van met name reguliere religieuzen. Hiermee biedt hij ren gebleven, maar vanaf omstreeks 1960 niet langer vol- een interessante aanvulling op het overzicht van Joris van deden (p.559). Hiermee plaatst hij zich in de traditie van Eijnatten en Fred van Lieburg, Nederlandse Religiegeschiede- de hervormingsgezinden, waarmee alle religieuze groepe- nis (2005), die de auteur overigens niet noemt. De studie ringen in de loop der tijden keer op keer te maken hebben betreft, zoals de titel aangeeft, de broeders. Franciscaner gekregen. Steeds klonk daarbij de roep tot terugkeer naar vrouwen ontbreken niet geheel, maar spelen een onderge- de oorsprong, die leidde tot reorganisatie van bestaande schikte rol. vormen en het ontstaan van nieuwe. Herhaaldelijk klaagt Vanuit zijn eigen vergroeiing met het Franciscaanse ge- De Kok dat in de moderne tijd de broeders onvoldoende dachtegoed laat De Kok zien dat buitenstaanders dikwijls op de hoogte zijn van het gedachtegoed van Franciscus de complexiteit van de orde onderschatten. Hij maakt bij- en de geschiedenis van hun orde (p.497 en p.542). Studie voorbeeld duidelijk dat het armoede-ideaal niet kan wor- hiervan acht hij een absolute voorwaarde voor het zoeken den teruggebracht tot een kwestie van eigendom. Daarbij naar een nieuwe vormgeving van de oude idealen. Zijn fas- toont hij aan dat de vele uittredingen van de jaren zestig cinerende boek moet in dit licht worden gezien. en zeventig van de vorige eeuw niet alleen kunnen worden Natuurlijk valt er kritiek te leveren op zo’n breed opge- verklaard vanuit het verzet tegen het celibaat, dat werd ge- zet boek. Niet alle onderwerpen, bijvoorbeeld het weten- zien als achterhaald ideaal, maar dat deze het gevolg waren schappelijke debat over de relatie tussen stedenvorming en van een samenspel van factoren. Hij beschrijft de frictie bedelorden (p.41-43), worden adequaat behandeld. Daar die in een voortdurend veranderende wereld kan ontstaan staat tegenover dat de auteur niet meer dan een aanzet tot tussen priesterschap en kloosterleven, of tussen individu- verdere studie wil bieden. Vooral voor de moderne peri- ele idealen en die van de orde. Zijn belangstelling betreft oden wijst hij veelvuldig op nieuwe onderzoeksmogelijk- vooral de lange aanloop naar praktijken die op een gegeven heden. Op de annotatie valt het nodige aan te merken. moment als een probleem worden gezien en de reacties die Het boek is voorzien van een naar type bron en literatuur daarop volgden. De auteur is kritisch, maar legt veel begrip ingedeelde bibliografie als leeswijzer. De verwijzing voor aan de dag en (ver)oordeelt niet. literatuur over specifieke onderwerpen naar het uitgebrei- Ruim een derde van het boek is aan de twintigste de, maar niet volledige notenapparaat is geen gelukkige. eeuw gewijd, waarvoor de necrologieën van ordebroeders Wanneer in de tekst naar een boek over de Mozeskerk een belangrijke bron vormden. Niet alleen geleerden als in Amsterdam wordt verwezen (p.340), verlangt de niet Bonaventura Kruitwagen, bijgenaamd broeder Olifant ingewijde lezer een noot met bibliografische informatie. (p.313), komen aan bod, maar ook iemand als de typist Dit is maar een enkel voorbeeld. De literatuur over huizen Evermarus Vrancken, die geschriften van medebroeders en personen (p.183) zou moeten worden aangevuld met voor publicatie gereed maakte (p.438). Vanzelfsprekend is de databank Franciscan Authors, 13th-18th Century van er veel aandacht voor de periode waarin De Kok zelf een Maarten van der Heijden en Bert Roest. De voor de Min- vooraanstaande rol vervulde binnen de orde en de kerk. derbroeders karakteristieke humor, waarnaar De Kok zo Hij gaat uitgebreid in op de pogingen van de orde om de graag verwijst, is voor niet-insiders niet altijd te bevatten. achteruitgang als gevolg van de ontkerkelijking te stuiten. De lezer krijgt wel een idee: de provinciaal Simon Bennen- Niet voor de eerste keer in hun geschiedenis moesten de broek (1919-1916 en 1919-1925) hield als hobby kippen broeders zich bezinnen op hun identiteit en bestaansrecht. en eenden, naar zijn broeders hoopten, niet als model van Velen voelden zich niet langer thuis binnen de Francisca- besturen (p.333). Het boek is, weliswaar incompleet, ook ner orde, omdat die onvoldoende begeleiding wist te geven te vinden op het internet (via www.google.nl). bij de door de nieuwe tijd vereiste aanpassingen. Opmerkelijk is de visie van de auteur dat de vormen die Renée Nip de orde in de dertiende eeuw had aangenomen gedurende Rijksuniversiteit Groningen

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Algemeen 561 a ‘het jaar van de boerderij’, ‘het jaar van het kasteel’ is gebleven tot de huidige provincies Utrecht, Noord- en Nen ‘het jaar van de molen’, was het in 2008 de beurt Zuid-Holland. Een andere reden dan dat het te maken aan het religieus erfgoed. Een jaar lang stonden religieu- heeft met de financiering van dit project (door erfgoed­ ze gebruiken, religieuze muziek, kerkelijke gebouwen en instellingen uit deze drie provincies) kan ik niet verzinnen. kerkelijke kunst volop in de belangstelling. Door middel Deze geografische afbakening is ieder geval weinig func- van tentoonstellingen, concerten, wandel- en fietstochten, tioneel, zeker omdat enkele treffende voorbeelden in dit boeken en websites werd de aandacht gevestigd op het boek ook nog eens van buiten dit gebied afkomstig zijn. religieus erfgoed in Nederland. Erfgoed dat door de ont- Na de inleiding volgt een zeer kort hoofdstuk van drie pa- kerkelijking van de Nederlandse samenleving steeds vaker gina’s waarin de auteurs uitleggen wat religieus erfgoed is. onder druk staat. In het kader van ‘het jaar van het reli- De auteurs raken, ondanks hun eigen waarschuwing dat gieus erfgoed’ verscheen ook het boekje Op zoek naar het erfgoed een modewoord is geworden waarmee bijna alles religieus erfgoed van de twee mediëvisten Hildo van Engen kan worden aangeduid, zelf ook verstrikt in de netten van en Vincent Robijn, die na vol- dit begrip. Als ze het hadden tooiing van hun proefschriften gelaten bij de vaststelling dat in het archiefwezen zijn beland Algemeen kerkelijke archieven, alsmede en vervolgens een studie archief- objecten en gebruiken uit de wetenschap volgden. verschillende religieuze prak- Op zoek naar het religieus De zoektocht naar tijken tot het religieus erfgoed erfgoed lijkt bedoeld te zijn voor religieus erfgoed gerekend kunnen worden, was de beginnende amateur die nog er niets aan de hand geweest. nooit een stap in een archief ge- De auteurs introduceren religi- zet heeft, en aan de uitleg te zien, Hildo van Engen en Vincent Robijn, eus erfgoed echter als een analy- zich ook nog nooit aan een histo- Op zoek naar het religieus erfgoed. tisch begrip en stellen dat zij in risch onderzoek heeft gewaagd. Handleiding voor onderzoek in hun gids de weg wijzen naar de Het mag dan misschien prettig kerkelijke archieven (Verloren; plekken in de archieven waar in- zijn als je als lezer bij de hand Hilversum 2008) 180 p., ill., € 19,- formatie gevonden kan worden wordt genomen in wat een Hand- ISBN 9789087040369 over het religieus erfgoed in bre- leiding voor onderzoek in kerkelijke de zin (waarmee zowel materiële archieven heet te zijn, maar het als immateriële aspecten worden adjectief ‘kerkelijk’ is in sommige hoofdstukken nauwelijks bedoeld, p.13). Hiermee pretenderen de auteurs veel meer meer herkenbaar als gevolg van de drang van de auteurs om dan zij kunnen waarmaken en gaan zij ook volledig voorbij de lezer in de beginselen van het doen van (archief )onder- aan hetgeen in dit opzicht door erfgoedspecialisten als Da- zoek in het algemeen in te wijden. Met name in de hoofd- vid Lowenthal, Rob van der Laarse en Gerard Rooijakkers stukken waar dit aspect centraal staat, wordt de lezer op is gepubliceerd. Het gevolg is dat wat de auteurs religieus schoolmeesterachtige wijze toegesproken en erop gewezen erfgoed noemen in geen enkel opzicht onderscheidend is hoe belangrijk het is een onderwerp te bepalen alvorens een van bijna alle onderwerpen waarmee de kerkelijke organi- onderzoek te starten, een heldere probleem- of vraagstel- saties zich bezighielden en waarvan sporen in de archieven ling te formuleren en literatuuronderzoek te verrichten, al- terug zijn te vinden. Dit boek vormt zo een handleiding vorens naar het archief te gaan. Ondertussen krijgt de lezer voor hen die willen weten over welke onderwerpen infor- ook nog te horen wat allemaal wel en niet mag in de studie- matie in welke kerkelijke archieven gevonden kan worden. zalen van een archiefdienst. Sommige hoofdstukken staan Niet meer en niet minder. Als extraatje wordt incidenteel vol met dergelijke details en raadgevingen. Het boekje krijgt een klein uitstapje gemaakt naar informatie die in archie- daarmee iets heel praktisch, maar door de belerende toon ven van niet-kerkelijke instellingen (meestal betreft het tegelijkertijd iets pedants. Ze staan in schril contrast met dan overheidsarchieven) over kerkelijke onderwerpen kan de hoofdstukken die de kerkelijke ontwikkelingen van de worden aangetroffen. Zo bezien bevat het boekje veel nut- noordelijke Nederlanden beschrijven. In krap veertig pagi- tige informatie. Vooral de literatuurverwijzingen, die per na’s geven de auteurs een prima overzicht van de kerkelijke onderwerp meteen achter de betreffende paragrafen in (vooral christelijke en in mindere mate joodse) geschiedenis het boek zijn geplaatst, het overzicht van tijdschriften op vanaf de middeleeuwen en beschrijven zij de belangrijkste het gebied van Nederlandse religieuze geschiedenis en het kerkelijke instellingen die deze geschiedenis gestalte hebben overzicht van nuttige webadressen bieden de onderzoeker gegeven en – wat voor het doel van dit boek nog belangrij- prima aanknopingspunten voor verder onderzoek. ker is - volop archieven hebben gevormd en nagelaten. Het is jammer dat de auteurs er onvoldoende in slagen Niet helemaal duidelijk is waarom het boek – zo blijkt een solide verbinding tot stand te brengen tussen de wereld na lezing van de inleiding – in geografische zin beperkt van de kerkelijke archieven en de wereld van onderzoekers.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 562 Boekbesprekingen Dat is voor een belangrijk deel te wijten aan de gekozen komen. Hierdoor krijgt de onderzoeker die specifiek in opzet van het boek. Er wordt een scherpe scheiding ge- deze onderwerpen is geïnteresseerd weliswaar veel nuttige maakt tussen wijze waarop de kerkelijke instellingen – de informatie aangereikt, maar omgekeerd blijf de vraag gro- belangrijkste producenten van kerkelijke archieven – wor- tendeels onbeantwoord wat de kerkelijke archieven buiten den behandeld en de manier waarop een tiental op zich- die genoemde thema’s te bieden hebben. zelf relevante en interessante onderzoeksthema’s in het tweede deel van het boek (kerkelijke gemeenten, gebou- wen, kunst, personen, bezit, sociale zorg, verenigingsleven, Charles Jeurgens geloofsleven, scholing en zending en missie) aan de orde Universiteit Leiden

e Wetenschappe- schiedenis van het boek, Dlijke Raad voor Oudheid de kern van de zaak: de het Regeringsbeleid andere artikelen, hoe- publiceerde in 2007 zeer ook op zichzelf te het rapport Identifica- De oudheid biedt eerherstel lezen en waardevol, bie- tie met Nederland. Bij voor Máxima den binnen deze publi- de presentatie hield catie een achtergrond kroonprinses Máxima bij het verhaal over deze een toespraak waarin Ton Derks en Nico Roymans (ed.), Ethnic constructs in contreien. Nu maakten zij benadrukte dat de Antiquity. The role of power and tradition(Amsterdam en maken Bataven en titel sprak van ‘identifi- University Press; Amsterdam 2009) 368 p., ill., krt., € 55,- Friezen een niet onbe- catie’, en niet van ‘iden- ISBN 9789089640789 langrijk deel uit van ons titeit’, en dat dit ruimte nationale discours. Wat bood voor ‘ontwikke- is er te melden over hun ling’ en ‘diversiteit’. Zij illustreerde haar betoog met per- etnische identiteit (en over etnische identiteit in de oud- soonlijke ervaringen, zoals haar Nederlandse inburgering: heid in het algemeen)? Nog meer ‘politiek-correcte priet- zeven jaar lang op zoek naar de Nederlandse identiteit, praat’? met als resultaat het besef dat de Nederlandse identiteit De titel van de bundel zegt het al: spijtig voor diegenen niet bestaat. Een aanzienlijk deel van de natie viel over die het bestaan van de Nederlandse identiteit bepleiten, Máxima heen. De meeste aandacht trok Geert Wilders maar etniciteit wordt hier niet beschouwd als een (rela- met zijn kwalificatie van de toespraak als ‘politiek-correcte tief ) onveranderlijk gegeven, maar als een dynamische prietpraat’, maar de grootste invloed hadden vermoedelijk constructie. Etniciteiten komen tot stand en ontwikkelen de internetfora waar vele wakkere vaderlanders hun woede zich in een voortdurend proces van confrontatie en onder- en haat de vrije loop lieten. handeling. Kortom, etnische identiteiten bestaan niet, ze Gedurende de periode dat Máxima tevergeefs op zoek worden telkens opnieuw gecreëerd teneinde in specifieke was naar de Nederlandse identiteit, werden in 2001 en situaties te worden ingezet. Wat de zaak vervolgens nog 2004 twee symposia georganiseerd over etnische identiteit verder compliceert, is het feit dat etniciteit slechts één as- in de wereld van de oudheid en de vroege middeleeuwen. pect is van identiteit, maar lastig te onderscheiden is van Beide bijeenkomsten maakten deel uit van een project aan zoiets als culturele identiteit. de Vrije Universiteit met de titel ‘The Batavians. Ethnic Dat etniciteit geconstrueerd wordt in een voortdurende identity in a frontier situation’. De bijdragen van beide dynamiek, toont dit boek in alle bijdragen. Ter illustratie: symposia zijn verzameld in deze publicatie, aangevuld met we kennen een veelheid aan namen van etnische groepen een artikel door Bert van der Spek. De artikelen zijn in in de grensgebieden van het Romeinse rijk. En die namen meerdere of mindere mate up to date gebracht, in enkele wisselen. Dat betekent echter niet een komen en gaan van gevallen zelfs tot 2008. allerlei ‘stammen’; het betekent veeleer veranderende zelf- Het boek bestrijkt de periode van de vroege IJzertijd beelden en zelfbenoeming (aldus Dick Whittaker). De tot de zevende eeuw n.Chr. en de hele Griekse en Romein- namen ‘Frisia’ en de ‘’ worden in de late oudheid niet se wereld. Van de dertien artikelen handelen er vier over meer vernomen, en er is archeologisch gezien discontinu- Griekenland en hellenistisch Mesopotamië, vijf over het ïteit in bewoning in het betreffende gebied. Wanneer het noordwesten van het Romeinse rijk en vier over andere de- Frankische rijk in de zevende eeuw zijn invloed uitbreidt len van dat rijk. Ruim een derde behandelt dus Germanen, naar het noorden, herintroduceren de Franken de naam Bataven en Friezen. Dat deel is, ook gezien de wordingsge- Frisia, omdat ze aansluiting zoeken bij het Romeinse ver-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Oudheid 563 leden. De etnische aanduiding Frisii wordt op een nieuwe identiteit helpt de taal te preserveren). Materiële cultuur bevolkingsgroep geplakt – die zich dit vervolgens eigen geeft meer problemen: in hoeverre (on)roerende goederen maken (Jos Bazelmans). De controverse die laatstge- te beschouwen zijn als indicator van een bepaalde etni- noemde hypothese opriep in Friesland toont eens te meer citeit of als cultural marker is omstreden (Frans Theuws hoezeer een geconstrueerde groepsidentiteit deel van de en DickWhittaker achten de archeologie niet bij machte werkelijkheid kan worden, toen en nu. iets over etniciteit te zeggen, in tegenstelling tot Jan Paul ‘Echte’ etniciteit komt hier dus niet ter sprake (de re- Crielaard en Catherine Morgan). Derks en Roymans sultaten van genetisch onderzoek zouden ook niets toe of kiezen in hun inleiding partij, en stellen dat zelfdefinitie afdoen aan wat hier beweerd wordt). Wat deze studies dui- slechts afgelezen kan worden uit door de betrokkenen ge- delijk willen maken is hoe de constructie in zijn werk gaat, schreven tekst. Hierbij moeten we in de eerste plaats den- wat de drijvende krachten zijn, en hoe wij vervolgens op ken aan inscripties (Dick Whittaker, Ton Derks), maar dergelijke etniciteiten – die zoals uit het voorgaande volgt ook aan munten (Nicole Belayche) en ook aan etnografi- sowieso knap ongrijpbaar zijn – de vinger kunnen leggen. sche teksten voor zover niet exclusief Grieks of Romeins De behandelde mechanismen zijn vooral imperialisme (Greg Woolf betoogt dat deze mede het product zijn van (het rijk van Alexander de Grote, het Romeinse rijk), het ‘inheemse’ niveau, en dus etnogenese van dichtbij laten vooral in grensgebieden, maar ook migratie en de aan- zien). Yntema, in een gedetailleerde beschouwing van een wezigheid van ‘expats’ (Bert van der Spek over segregatie graf met inhoud in Messapisch gebied (Zuid-Italië) toont in hellenistisch Babylon, en Ton Derks over de Bataafse hoever je kunt komen met het archeologisch materiaal – diaspora). Voor de drijvende krachten wordt met name, maar inderdaad voor een regio waarover ook geschreven maar niet alleen, gewezen op machthebbers als dragers van informatie voorhanden is. Zoals blijkt is deze publicatie traditie, die hun traditie aan anderen kunnen opleggen en dus ook interessant uit methodologisch oogpunt: de vraag zo een etnische identiteit scheppen (vandaar de ondertitel welke grenzen het bronnenmateriaal aan onze interpreta- van het boek). Meestal hoort daar de creatie van een oor- ties stelt loopt als een rode draad door de bijdragen. sprongsgeschiedenis bij, wat Hans-Joachim Gehrke inten- Dit keurig verzorgde boek, in de reeks ‘Amster- tionale Geschichte noemt (Nico Roymans laat zien hoe de dam Archaeological Studies’, is zware kost voor de niet- Bataven, eenmaal opgenomen in het Romeinse rijk, hun specialist, maar levert de doorzetter wel een veelheid aan geschiedenis herschrijven rond de heros/god Hercules; informatie op, plus de nodige theoretische onderbouwing Gehrke bespreekt het verhaal van de Slag bij Marathon teneinde zelf te kunnen vaststellen wat op het gebied van als identiteitsvormend voor de Atheners; Nicole Belayche etniciteit nu ‘prietpraat’ is en wat niet. Helaas, de Bataafse behandelt de stichtingsmythen van steden in Palestina). en de Friese identiteit blijken al evenzeer ongrijpbaar als Hoe ‘betrappen’ we dergelijke identiteiten? Aan de de Nederlandse. Dit boek is een werk over de oudheid van hand van taal, materiële cultuur en allerhande sociale grote actualiteitswaarde. praktijken. Dat een taal constituerend kan zijn, ligt voor de hand (zie Karl Strobel over de Galaten: de Keltische F.G. Naerebout taal helpt bij het scheppen van een eigen identiteit, en de Universiteit Leiden

a zijn biografie verrassingen. Het boek is Nover Demosthenes Oudheid bestemd voor een breed (Demosthenes von Athen. publiek zonder dat het Ein Leben für die Frei- onderwerp wordt gepo- heit, 2004), buigt Gustav De rehabilitatie van een Realpolitiker? pulariseerd. Een glossari- Lehmann, verbonden um biedt uitkomst aan de aan de Georg-August- Gustav Adolph Lehmann, Perikles. Staatsmann und leek en voor meer inge- Universität in Göttin- Stratege im klassischen Athen. Eine Biographie voerde lezers zijn er ruim gen, zich over de grootste (C.H. Beck Verlag; München 2008) 367 p., ill., krt., tachtig pagina’s met eind- staatsman van het klas- € 24,90 ISBN 9783406568992 noten (‘Anmerkungen’, sieke Athene. Wie echter p.257-340). Helaas ont- denkt een levensbeschrij- breekt een bibliografie. ving van Perikles (ca. 495-429 v.Chr.) in handen te hebben, Lehmanns ‘biografie’ beslaat tien hoofdstukken en is, komt bedrogen uit. Hoewel de titel anders doet vermoeden, het eerste en laatste hoofdstuk uitgezonderd, chronolo- is Lehmanns Perikles geen biografie maar een goedgeschre- gisch ingedeeld. Hij opent met de capitulatie van Athene ven geschiedenisles van het klassieke Athene met weinig aan het einde van de vijfde eeuw. De ‘demokratischen Sün-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 564 Boekbesprekingen denfall’ (p.12) die volgde op de rampzalige uitkomst van werd gekozen (p.100 en 163-164) is echter omstreden, de Peloponnesische oorlog leidde tot de vraag of Perikles evenals zijn veronderstelling dat Perikles de hervormingen hiervoor verantwoordelijk was. De bronnen geven geen van Ephialtes (462-461) wettelijk verankerde (p.102). Zijn eenduidig antwoord op deze Kriegsschuldfrage. Terwijl burgerschapswet uit 451-450 is de eerste wet waarvan met Aristophanes Perikles bestempelt als de persoonlijke aan- zekerheid Perikles’ naam en een ambtsjaar zijn vastgesteld. stichter van de oorlog met Sparta, pleit Thucydides hem in Lehmann vaart terecht een voorzichtigere koers waar het een lovend portret juist vrij van deze aanklacht. De laatst- Perikles’ betrokkenheid bij het bouwprogramma betreft. genoemde auteur is ervan overtuigd dat Perikles’ strategie Toch is het voor hem een uitgemaakte zaak dat Perikles in de overwinning had gebracht indien hij nog had geleefd. de jaren 440-430 een leidende rol had in het herstel van de Thucydides heeft veel invloed gehad op het Nachleben van door de Perzen verwoeste heiligdommen (p.140). Perikles. Plutarchus’ tekst Perikles (circa 100 n. Chr.) ver- Hoofdstuk zeven tot en met negen behandelen de pe- vlecht de visie van Perikles’ grootste bewonderaar met die riode waarin Perikles vrijwel onafgebroken het ambt van van zijn critici. Dit levert een gemêleerd portret op van een strateeg bekleedde, vanaf de verbanning van zijn laatste groot leider, zonder dat deze vrijgesproken wordt van de grote rivaal in 443 tot aan zijn dood in 429. Lehmann aantijgingen. wijst hier op het besluit van de Demos om Perikles en zijn De tweeslachtigheid van het bronnenmateriaal maakt zonen vriendelijk te bedanken voor hun ijdele aanbod een het lastig een gefundeerd eindoordeel te vellen over Perikles, brongebouw te bekostigen (IG I3 49). Deze belangrijke in- maar volgens Lehmann biedt de vondst van inscripties uit- scriptie impliceert echter meer dan een ‘immer wieder be- komst. Uitsluitend op basis van deze contemporaine docu- kräftigte Vertrauensverhältnis zwischen der athenischen menten kan men een historisch accurate reconstructie van ekklesia und ihrem ersten Mann’ in de jaren 430 (p. 170). het leven van Perikles betrachten (p.29). Dit idee is goed, Naast de hoon die Perikles in deze periode te verduren maar helaas slaagt Lehmann slechts deels in zijn opzet. kreeg, is dit decreet illustratief voor het complexe politieke Een willekeur aan inscripties passeert de revue, zonder dat discours waar Perikles en zijn collega’s in moesten ope- Lehmann expliciet maakt waarom hij juist deze inscripties reren (vgl. K.A. Morgan (ed.), Popular tyranny, 2003 en selecteert en welke nieuwe inzichten ze geven. Bovendien Charlotte Schubert, Perikles, 1994). ontbreekt een epigrafisch register, wat een meer dan wel- In het laatste hoofdstuk (‘Was bleibt?’) bespreekt kome aanvulling op deze studie zou zijn. Lehmann de receptie van Perikles in Duitsland, waarna hij De twee hoofdstukken die volgen, bieden een uit- op de Kriegsschuldfrage terugkomt. Begin negentiende eeuw gebreide voorgeschiedenis waarin Lehmann een aardig genoot Perikles een ongebreidelde bewondering, maar dit staaltje dramatisch inlevingsvermogen tentoonspreidt. Zo beeld veranderde nog voor de eeuwwisseling. In navolging lezen we in hoofdstuk drie (‘Die “Lehrjahre” des Perikles’) van Thucydides’ typering van Perikles’ leiderschap als ‘in hoe de jonge Perikles in september 480 v.Chr. vanuit zijn naam een democratie maar in feite een heerschappij van toevluchtsoord op Salamis ooggetuige was van hoe zijn de eerste der burgers’ (Thuc. 2.65.9), achtten Duitse histo- stad door toedoen van de Perzen in lichter laaie stond rici Perikles’ Athene een schijndemocratie. Hun aanklacht (p.56). Het tragische beeld van de brandende Akropolis luidde dat Perikles een zelfzuchtige demagoog was die als zou later de grondslag vormen voor zijn politiek (p.65- ‘Urheber des hellenischen Bruderkrieges’ de Helleense 66). Lehmann beëindigt Perikles’ jeugdjaren in stijl door eenwording verstoorde (zie bijvoorbeeld K.J. Beloch, Die hem in de zomer van 476 of 475 v.Chr. samen met zijn attische Politik seit Perikles, 1884). Tijdens de hoogtijdagen kameraden de eed van de efeben af te laten nemen ‘im An- van het nationaal-socialisme zette Helmut Berve Perikles gesicht der rauchgeschwärzten Tempelruinen der Stadt’ in zijn universiteitsrede zelfs als een ware dictator neer. Na (p.75). Feitelijk vertellen de bronnen ons echter niet meer 1945 trok het Periklesbeeld weer wat bij, maar er ging nog over Perikles’ jonge jaren dan dat hij de zoon van Xanthip- een generatie overheen voordat Perikles in de juiste his- pos en Agariste was en dat hij in 472 de productiekosten torische context van zijn eigen tijd werd geplaatst (onder van Aischylos’ Perzen op zich nam (IG II2 2318). meer J. Bleicken, Die Athenische Demokratie, 1984 en C. Perikles komt pas vol in beeld in hoofdstuk vier Meier, Athen. Ein Neubeginn der Weltgeschichte, 1993). In (‘Perikles’ Einstieg in die Politik’). Met de drie hoofdstuk- navolging van deze tendens kiest Lehmann voor een volle- ken die volgen, vormt dit de kern van het boek waarin dige rehabilitatie van Perikles, die allesbehalve een despoot Lehmann Perikles’ politieke programma uiteenzet. Vanaf was, maar juist een groot voorvechter van de Atheense de- 463-462 toen hij als aanklager van Kimon zijn eerste schre- mocratie. Bovendien treft Perikles volgens Lehmann geen den in de Atheense politiek zette, tot aan de vooravond van blaam voor de uitkomst van de Peloponnesische oorlog: de Peloponnesische oorlog waarop hij zijn draagvlak begon het spoedige herstel van de democratie na 403 is voldoen- te verliezen, was Perikles’ beleid gericht op de uitbreiding de bewijs voor zijn onschuld. van de Atheense democratie (p.88). Lehmanns hypothese Misschien is de grootste verrassing dat Lehmann, dat Perikles reeds vanaf 463 meerdere malen tot strateeg tegen de gangbare, kritische benadering in, een consis-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Oudheid 565 tent positief beeld schetst van Perikles als de grondlegger de geschiedenis van klassiek Athene is voor beide auteurs van de Atheense Kulturstaat (p.252). Op de beantwoor- dun. ding van de schuldvraag na, verschilt Lehmanns Perikles strikt genomen dan ook niet bijster veel van Plutarchus’ D.E. Kretschmann Perikles; de scheidslijn tussen Perikles’ leven en daden en Universiteit Utrecht

ijdens de turbulente ge- teur ook modernere disciplines Tbeurtenissen in het vierkei- Oudheid te hulp om de keizerbeelden te zerjaar (69 n.Chr.) werd Marcus doorgronden. Post-structuralis- Salvius Otho door de Praetori- tische theorieën, psychoanalyse aanse garde uitgeroepen tot kei- Echte mannen op de en feministische filosofie bieden zer van het Romeinse Rijk. In troon: van fallische meer dan eens een verrassende triomf droegen de soldaten hun kijk op de aloude Romeinse nieuwe keizer naar het vaan- fictie en triomferende sculpturen. delheiligdom van hun kazerne, Naast enkele theoretische waar zij het gouden beeld van lichamen hoofdstukken behandelt de au- Galba aan stukken sloegen en teur drie archeologische case Otho persoonlijk op de sokkel Louis van den Hengel, Imago. Romeinse studies om zijn theoretische mo- plaatsten. In een sterk symboli- keizerbeelden en de belichaming van dellen te toetsen: de Augustus sche handeling werden het beeld gender (Verloren; Hilversum 2009) van Prima Porta (met name het van de keizer en de keizer zelf 503 p., ill., € 55,- ISBN borstpantser), de architectuur tot één entiteit gemaakt: beeld 9789087040833 en het beeldprogramma van en persoon vielen samen. Deze het Forum Augustum in Rome anekdote, die vermeld wordt in Tacitus’ Historiae, bevat en de sculpturen van de waanzinnige keizer Commodus, veel elementen die kenmerkend zijn voor de manier waar- die zichzelf als Hercules liet vereren en als gladiator pu- op de Romeinen omgingen met de standbeelden, die hen bliekelijk in het Colosseum optrad. Deze iconografische in grote getale omringden. Tijdens een regeringsperiode analyses zijn traditioneel klassiek-archeologisch van aard, stond het beeld van de keizer symbool voor de keizer zelf. aangenaam diepgravend, maar contrasteren nogal met de De eed van trouw kon bijvoorbeeld worden afgelegd bij post-structuralistische, psychoanalytische (veel Freud) een keizerbeeld. Viel een keizer in ongenade (de damna- en feministische hoofdstukken, die zich rondom de case tio memoriae), dan werden zijn standbeelden neergehaald, studies bevinden. Voor de geïnteresseerde lezer zijn deze vernield en in het riool gesmeten. Vitellius, een ander hoofdstukken wellicht te theoretisch van aard en is het slachtoffer van het vierkeizerjaar, werd in de straten van vakjargon moeilijk te volgen. Een enkel voorbeeld moge Rome doodgemarteld, terwijl hij gedwongen werd te kij- volstaan. In hoofdstuk vijf (‘Fallische fictie: het triomfe- ken naar de vernietiging van zijn standbeelden. rende lichaam’) lezen wij: ‘We weten dat in het spiegel- De intieme manier van omgaan met de antieke beeld- stadium het Ik ontstaat op basis van een identificatie met houwkunst heeft Louis van den Hengel geïnspireerd tot het lichaamsbeeld van een “ander” dat tevens fungeert als het schrijven van het lijvige werk Imago. Romeinse keizer- “evenbeeld” van het Ik. Er vindt een libidineuze bezetting beelden en de belichaming van gender. Het boek is de han- plaats van het imago waarmee het Ik echter nooit volledig delsuitgave van zijn proefschrift, dat hij in 2008 cum laude zal samenvallen: de miskenning van de structurele onge- verdedigde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn lijkheid tussen het beeld en het Ik is constitutief voor de centrale onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: welke subjectiviteit.’ En in hetzelfde hoofdstuk lezen we: ‘Het betekenissen werden er in de oudheid toegekend aan het hechte historische verband tussen de penis en de fallus (of Romeinse keizerportret als geseksueerd lichaamsbeeld, specifieker: de fallische betekenaar) stelt Lacans theore- en hoe kunnen we deze theoretisch analyseren? Van den tische onderscheid tussen beide termen in een zeer pro- Hengel introduceert de term ‘geseksueerd’ als vertaling van blematisch daglicht. Want hoewel dit onderscheid, zoals het Engelse ‘gendered’ en plaatst hiermee zijn analyse van ik heb laten zien, van grote waarde is om de semiotische de Romeinse keizersculpturen in het kader van de gender en historische werking van de fallus te kunnen analyseren, studies. In zijn boek legt de auteur duidelijk de focus op de roept het ook een belangrijke vraag in het leven: waarom cruciale rol van het (mannelijke) lichaam als sculpturale wordt, volgens Lacan althans, het symbolisch tekort aan- uitdrukking van het keizerschap. Naast de traditionele geduid door de fallus en niet door een andere betekenaar? archeologische en oudhistorische benadering roept de au- Deze vraag brengt ons terug naar Lacans notie van de ima-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 566 Boekbesprekingen ginaire orde, die volgens hem fungeert als een soort “opvul- houwkunst. Van Trajanus is bijvoorbeeld bekend dat hij ling” van het tekort-aan-zijn dat ontstaat met de intrede in zich liet afbeelden met de regalia van de oorlogsgod Mars, het symbolische.’ Het zijn zinnen die in een proefschrift terwijl de pose van het beeld van zijn echtgenote Plotina niet misstaan, maar voor een handelseditie met een breder trekken vertoonde van beroemde Venusbeelden. De au- lezerspubliek wellicht te hoog gegrepen zijn. teur heeft zich echter beperkt tot het specifiek mannelijke Een meer fundamenteel punt van kritiek is het vrijwel beeld en de drie eerder genoemde case studies. In deze be- totaal ontbreken van de rol die de portretten van de Au- perking toont hij zich weliswaar een meester, maar voor gusta (de keizerin) speelden in de keizerlijke propaganda. een completer beeld van de keizerlijke beeldhouwkunst Juist in een studie die de antithese tussen het mannelijke was een uitbreiding naar het vrouwelijke aspect wenselijk en het vrouwelijke tot speerpunt maakt valt een dergelijk geweest. gemis op. Wanneer men een blik werpt op de keizerlijke muntslag, dan ziet men dat de rol van de vrouw van de kei- zer intensief werd gebruikt in de propaganda van het ide- Ruurd Halbertsma ale imago en dit gold mutatis mutandis ook voor de beeld- Rijksmuseum van Oudheden Leiden

ond 30 november Het verhaal van R1182, de naamdag Middeleeuwen Durands onmacht van de heilige Andreas, wordt verteld in verscheen de een- Thomas Bissons The voudige timmerman Chaos, crisis en geweld in de Crisis of the Twelfth Durand voor de bis- twaalfde-eeuwse renaissance Century. Hierin vraagt schop van Le Puy, in Bisson zich af hoe het het Franse Auvergne. was om te leven in een Hij beweerde in een Thomas N. Bisson, The Crisis of the Twelfth Century: gewelddadige wereld visioen een afbeelding Power, Lordship, and the Origins of European waarin macht gelijk van de heilige maagd Government (Princeton University Press; Princeton 2009) stond aan de uitoefe- Maria te hebben ge- 677 p., € 37,50 ISBN 9780691137087 ning van persoonlijke zien, gezeten op een heerschappij. Een we- troon met het kindje reld waarin boeren, Jezus in haar armen, met daarbij het opschrift: ‘Lam Gods, seculiere geestelijkheid en monniken lange tijd hulpeloos die de zonden van de wereld wegneemt, geef ons vrede.’ overgeleverd waren aan het machtsvertoon van grijpende, Daarom was hij naar de bisschop gegaan, met het verzoek plunderende lokale heren, op zoek naar hogere status en om vrede in het gebied te brengen. bezit (de banheren) die in hun seigneuries lokale belastingen Hier was de wens de vader van de droom. Maar Durand (tallia of exactiones) hieven en recht spraken, en daarbij dik- werd afgepoeierd door de bisschop. Omstreeks Kerstmis wijls misbruik maakten van hun positie. Een samenleving sloot de timmerman dan maar een vredespact met zo’n vooral zonder mogelijkheden tot het maken van bezwaar, vierhonderd volgelingen. Want als de bisschop de vrede zonder bescherming, en zonder gecontroleerd bestuur. niet kon herstellen en handhaven, moesten ze zelf het heft De twaalfde eeuw wordt vaak, en terecht, een renais- maar in handen nemen. Rond Pasen telde zijn beweging sance, een periode van bloei genoemd: in de literatuur, met al meer dan vijfduizend leden: de Capuciati, zoals ze ook de opkomende universiteiten, toenemende verstedelijking wel worden genoemd, hulden zich in witte capuchons, met en groeiende handel. In de tweede helft van de twaalfde op hun borst een beeltenis van de heilige maagd. Daarbij eeuw ontstonden er, met name in Engeland onder koning zwoeren ze een plechtige eed om, indien nodig, te zullen Hendrik II, ook effectievere bestuursambten met grotere vechten. Weldra werd een lokale ‘heer der dieven’ aange- controle op belastinginning en rechtspraak. Kijkend naar vallen en gedood, en al snel keerden degenen met macht de gehele twaalfde eeuw, schetst Bisson echter een ander (de banheren en de bisschoppen) zich tegen de Capuciati. beeld, een bloedig beeld van willekeur en geweld, waarin Volgens de kroniekschrijvers waren het gevaarlijke gekken. macht stoelde op zelfverrijking en persoonlijke affectieve Immers, deze boetvaardige bewaarders van de vrede leken relaties, bekrachtigd in eden van trouw. Het verhaal van geen ontzag of angst meer te kennen voor het lokale gezag. Durand, dat zich afspeelt in de laatste decennia van die Hoe konden de banheren hen dan nog vanuit hun kaste- vaak bezongen eeuw, is dan ook illustratief voor de voort- len uitbuiten, afpersen of nieuwe betalingsverplichtingen durende chaos en het voortdurende geweld in die tijd, on- opleggen? danks alle nieuwe ontwikkelingen.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Middeleeuwen 567 Zonder te ontkennen dat er vanaf circa 1160 vooral ces. Reactie op dynastieke crises (zoals die in Engeland na in Engeland nieuwe aandacht kwam voor de openbare de dood van koning Hendrik I in 1135) en op de immer orde, hamert Bisson erop dat we die niet moeten verwar- uitdijende, chaotische, gewelddadige machtsuitbreiding ren met een nieuwe ideologie van bestuur. Hoewel het idee van lokale banheren. Hij benadrukt dan ook dat we de van goed heerserschap de sociale noden van de bevolking ontwikkeling van ambten en bestuur nauwlettend in het in het oog hield, ontbrak daar een intellectuele, politieke oog moeten houden, en voorzichtig moeten omgaan met grondslag voor. Zelfs John of Salisbury, die in zijn be- termen als gubernare en res publica. roemde Policraticus (circa 1160) schreef over tirannie als Bisson heeft op indringende wijze inzichtelijk gemaakt gewelddadige wetteloze heerschappij, was niet in staat om hoe het is te leven in een samenleving zonder effectief be- het publieke welzijn in verband te brengen met bestuur. De stuur. Talrijk zijn de klachten over geweld en uitbuiting, kern van machtsuitoefening bleef persoonlijke heerschap- die Bisson aan een spectaculair spectrum van met name pij, uitgaande van persoonlijke rechten (consuetudines), he- Engelse, Franse en Catalaanse bronnen heeft ontleend. laas dikwijls slechte (malae). Dat er vanaf de tweede helft Wel mist zijn betoog soms een heldere structuur en wor- van de twaalfde eeuw pogingen werden gedaan om goede den termen als ‘bestuur’ en ‘politiek’ amper gedefinieerd, heerschappij en vrede af te dwingen doet hier niet aan af. waardoor zijn verhaal moeilijk te volgen is. Achterin het Bisson beschrijft wel hoe er in de loop van de twaalfde boek is een glossarium opgenomen van woorden en be- eeuw veranderingen plaatsvonden: steden verwierven pri- grippen als prévoté, consilium en dominium, dat enigszins vileges, landsheren kregen grotere grip op hun belastingin- uitkomst biedt voor eenieder die niet thuis is in alle zeer ners en rechters. Voor het eerst waren er ook stemmen specialistische begrippen. Bovenal rijst de vraag of Bissons hoorbaar van aristocraten en bisschoppen die tijdens ver- karakterisering van de ontwikkeling van bestuur te eenzij- gaderingen gingen debatteren met het oog op een collec- dig leunt op een spraakverwarring over woorden als ‘be- tief belang en doel. Toch vloeide het bestuur nog altijd uit stuur’ en ‘gezag’ in de geschiedschrijving over de twaalfde persoonlijke, affectieve macht voort, en niet uit een nieuwe eeuw tot nog toe. Toch is Bissons these, dat ontwikkeling ideologie van openbaar bestuur als politiek middel. Con- op chaotische wijze voortkomt uit crisis, en dat deze lange trole op belastinginners door de landheer bijvoorbeeld, tijd naast elkaar kunnen bestaan, prikkelend. De vernieu- was lange tijd niet meer dan toetsing of de verwachte geld- wing en ontwikkeling in de twaalfde eeuw kunnen er blijk- opbrengsten inderdaad waren binnengehaald. Er was geen baar toe leiden dat we onze ogen sluiten voor de chaoti- rekenschap verschuldigd. Persoonlijke relaties, vertrouwen sche, gewelddadige werkelijkheid van die tijd, een realiteit en trouw waren van doorslaggevende betekenis, veel meer die voor mensen als Durand glashard was. dan competentie. De ontwikkeling van openbaar bestuur aan het einde van de twaalfde eeuw was volgens Bisson Claire Weeda daarom meer een reactie dan een bewust aangestuurd pro- Universiteit van Amsterdam

n deze studie toont thea- Middeleeuwen heid en het letterlijk nemen van Iterhistorica Femke Kramer figuurlijke taal of omgekeerd) en overtuigend aan dat het corpus pseudo-spiritualiteit (bezwerin- van Nederlandse rederijkers­ gen en magie). Uitgaande van kluchten het best begrepen kan De taal van de haar corpus – de kluchten wor- worden als een uiting van ‘gro- rederijkers den samengevat in een bijlage tesk realisme’, zoals beschreven – laat Kramer zien hoe geraf- door Mikhail Bakhtin in zijn fineerd en talig de rederijkers- beroemde studie over Rabelais Femke Kramer, Mooi vies, knap kluchten geconstrueerd waren. (Rabelais and his World, 1968). lelijk. Grotesk realisme in rederijkers­ Dit blijkt bijvoorbeeld uit de Kramer onderscheidt in het gro- kluchten. (Verloren; Hilversum 2009); steeds opnieuw terugkerende tesk realisme twee elementen. 364 p., € 39,- ISBN 9789087040659 techniek van het ‘ondertitelen’, Ten eerste lag de nadruk binnen waarbij wat in modern theater deze stroming op de organische de regie-aanwijzing is, werd op- en materiële kanten van het bestaan (de binnen- en onder- genomen in de roltekst van de acteur. Hierdoor konden wereld van het lichaam) en de gedetailleerde (en geana- handelingen sprekend worden aangekondigd of de actie si- tomiseerde) verbeelding van lichamen in taal. Daarnaast multaan door de acteur worden becommentarieerd. Deze was er de fascinatie voor de anatomie van de taal zelf: haar techniek is een teken van de toenemende verschriftelijking ambivalentie, het potentieel voor miscommunicatie (doof- en choreografische kwaliteiten van de kluchtschrijvers.

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 568 Boekbesprekingen Met deze bevindingen bevestigt Kramer, vanuit een sierijke volkscultuur (die natuurlijk met de methoden van sterke zin voor de potentiële theatrale toepassing van de de antropologie bestudeerd moet worden) tegenover een teksten, het groeiende inzicht dat de publieke literatuur geconstrueerde, dynamische, harmonieuze en beheerste die in de context van de rederijkerskamers werd geprodu- elitecultuur (met de ideeënhistorische canon), naar allerlei ceerd, getuigde van een grote beheersing van het literaire vormen van wisselwerking tussen subculturen en de per- idioom, literaire technieken en uiteenlopende taalregisters. sonen en instituties die zo’n wisselwerking bestendigden. De vergelijking met Rabelais (hoezeer Kramer ook diens Het is echter de vraag of die notie van intermediaire superioriteit benadrukt) versterkt een impliciete trend in culturen (te denken valt aan de kritiek van De Ridder- het onderzoek naar de rederijkers van de afgelopen decen- Symoens en Ramakers op Pleij) Kramer veel had gehol- nia. Analyses van hun literatuur en cultuur transformeren pen bij haar zoektocht naar de sociaal-culturele positie het (door Kramer volgehouden) beeld van de rederijkers en de functie van de rederijkersklucht. Waar Kramers als laatmiddeleeuwse tussenvorm langzaam tot het nieuwe technische analyse van de teksten zelf en van het grotesk- beeld van een aan de vroege Renaissance-cultuur verwant realistische karakter ervan overtuigend werkt, is dat veel fenomeen. Voorbeelden hiervan zijn Herman Pleijs in- minder het geval met pogingen literairhistorische bevin- accurate verdediging van de rederijkers als vroeg-huma- dingen in te schrijven in bredere cultuurhistorische trends. nisten, Mosers aandacht voor het neoplatonisme in hun Zo zou, anders dan Pleij en Vandenbroeck beweren, in het opvattingen over de dichtkunst en recenter de meer expli- kluchtenmateriaal niets te merken zijn van een distantie ciete verwijzingen naar een renaissancistische praktijk bij ten opzichte van onbeschaafd en uitbundig gedrag en taal- Ramakers. gebruik. Kramer toont inderdaad vrij effectief aan dat in Voor Bakhtin was het werk van Rabelais een elitaire de kluchten eerder sprake is van een plezier in het tonen sublimering van de vrije, rebelse, ongeletterde, natuurlijke en benoemen van het groteske fantasievormen, dan van en ongedwongen stem van het volk met zijn onmiddelijke een rechtstreekse satirische aanval op reële onbeschaafde toegang tot de materialistische kanten van de werkelijk- tijdgenoten. Vervolgens neemt ze wel met Bakhtin aan dat heid (het realisme). Kramer ziet de rederijkerskluchten als er in de loop van de zestiende eeuw in de great tradition product van een omgekeerde beweging: het werk van de een afwending plaatsvond van de uitbundigheid van het rederijkers kwam volgens haar voort uit wat ze met Burke kluchtenpotentieel. Als direct ‘bewijs’ hiervoor voert ze al- de little tradition noemt (het Bakhtiniaanse volk). Zij subli- leen een opmerking over het esbattement in de voorrede meerden hun grotesk-realistische cultuurgoed door het te van Willem van Haecht in de uitgave van de kluchten van verschriftelijken in hun kluchten en het zo om te vormen het Antwerpse landjuweel van 1561 aan. Deze zou aan- tot de great tradition van de Nederlanden in de vijftiende tonen dat het genre minder gewaardeerd werd door de en zestiende eeuw. literaire avant-garde. Die gedachte wordt dan echter weer Kramer gaat met haar cultuurhistorische analyse van li- ontkracht, of op zijn minst minder plausibel, door het teraire teksten expliciet de discussie aan met onderzoekers feit dat Van Haecht een eigen spel dat helemaal aan de naar volkscultuur als Bakthin, Gurevich, Burke, Ginzburg, kluchttraditie voldoet in die bundel opneemt. Overigens en in Nederland en Vlaanderen Pleij en Vandenbroeck. Ze wordt ook geen bewijs aangevoerd voor de gedachte dat doet dat door haar onderzoek naar de structuren, princi- de klucht in de vijftiende en zestiende eeuw rijzend cul- pes en werking van een literair genre (de klucht), waarbij tuurgoed was, omdat het uit het volkse circuit in het lite- ze zich aansluit bij het onderzoek naar de Franse farce en raire terechtkwam. Interessant is daarbij dat de kluchten het Nederlandse onderzoek naar de komische literatuur zelf van een evolutie blijkbaar geen sprake is. De gedachte van de rederijkers (vooral door Coigneau) en de zeven- botst bovendien met wat we inmiddels over de rederijkers tiende eeuw (door Van Stipriaan). Het mooie van deze (denken te) weten en wat Kramer feitelijk ook aantoont: studie is dat Kramer de discussie openlijk, consequent en namelijk dat ze sociaal en cultureel gezien zeker niet tot betrekkelijk systematisch aangaat. Het probleem is echter het ongeletterde volk behoorden. Het idee van een jonge, dat ze haar onderzoeksresultaten misschien toch niet aan volksliteraire traditie doet daarom ook wat wonderlijk aan de juiste discussie heeft verbonden. Hoewel de auteurs uit en leunt teveel (maar selectief ) op het werk van Bakhtin, het popular culture onderzoek een canonieke status heb- en ook van Pleij en Vandenbroeck. ben verworven, is het onderzoeksveld zelf uitgeput. De aandacht is immers verschoven van de bipolariteit van Arjan van Dixhoorn een natuurlijke, onveranderlijke, gewelddadige en expres- Universiteit Gent

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwe Tijd 569 p welke wijze het rebelse koninkrijk Bohemen na de in Bohemen te beschrijven vanuit het oogpunt van de ui- Oslag op de Witte Berg (1620), die de eerste fase van terlijke religieuze representatie, niet van de innerlijke gods- de Dertigjarige Oorlog beëindigde, weer katholiek werd is dienstige beleving. Maar als hij de bekering­en in de kringen in grote lijnen bekend. Uit een religieus pluriform land, van de Boheemse adel beschrijft, maakt hij zich er wel erg vol hussieten van verschillende snit alsmede kleinere groe- gemakkelijk van af door te stellen dat deze edelen van natu- pen lutheranen en calvinisten, werd onder leiding van de re aangetrokken werden door de katholieke cultuur (p.81). Habsburgse dynastie, met hulp van de katholiek gebleven Helaas maakt hij op dit punt geen gebruik van de knap- of wederom geworden elite en natuurlijk de katholieke pe analyse van dit onderwerp van de hand van Thomas kerk zelf, een parel aan de kroon der Contrareformatie ge- Winkelbauer in diens boek over de hoge edelman Gunda- wrocht. Het relaas van ker von Liechtenstein, Howard Louthan wijkt hoewel hij dit werk in wezen niet af van dat Nieuwe Tijd wel kent en ook benut van R.J.W. Evans in heeft. diens belangrijke boek Als de verschillende The making of the Habs- Het proces der Contrareformatie stadia van de ontwikke- burg monarchy, 1550- in Bohemen ling van de Boheemse 1700 (1979), behalve Contrareformatie pre- dan dat hij niet echt senteert Louthan in Howard Louthan, Converting Bohemia. Force and ingaat op het belang opeenvolgende hoofd- Persuasion in the Catholic Reformation (Cambridge van de verdrijving der stukken een aantal wel- University Press; New York 2009) 351 p., €76,- protestanten als factor bepaalde onderwerpen. ISBN 9780521889292 in de rekatholisering. In zijn hoofdstuk over Wat Louthan wel doet het onderwijs laat hij is het aanvullen van dit algemene beeld met tal van spre- zien dat de opkomst van het onderwijs door de religieuze kende details. De historiografi­sche richting waarin de Bo- orden, in het bijzonder de jezuïeten, veel belangrijker was heemse geschiedenis na 1620 voornamelijk een schouw- dan de hervorming van de Karelsuniversiteit. Omstreeks spel van kommer en kwel bood, getekend door boosaardig 1720 was, mede met behulp van het nieuwe onderwijssys- Habsburgs absolutisme, griezelige jezuïeten en wreed on- teem, de gewenste religieuze uniformiteit wel bereikt. De derdrukte Tsjechen, is inmiddels wel voorgoed uit de gra- beoefening der historische wetenschap kon ook heel goed tie geraakt. Er moet volgens Louthan meer oog zijn voor in dienst der Contra­reformatie worden gesteld. Dat ging de heilzame kanten van de Contrareformatie in Bohemen. door het bespreken van vrome voorbeelden uit het verleden Die bracht samen met het Habsburgse absolutisme, zo ter bevordering van de contemporaine devotie, al bleef zo betoogt hij, immers rust en eenheid in het door conflicten iemand als de historicus en jezuïet Bohuslav Balbín toch geteisterde land. Keizer Ferdinand II streefde actief naar kennelijk altijd een Boheems patriot die slechts met moeite een nieuwe vorm van ecclesiastical culture (p.19) oftewel iets lelijks over de hussieten kon zeggen. Interessant is ook een new confessional identity (p.45). Lees: uitbanning van de bespreking van het belang der beeldende kunsten, met de religieuze pluriformiteit door volledige rekatholisering. de beroemde Praagse Karelsbrug met zijn vele beeldhouw- Merkwaardigerwijze bespreekt Louthan nergens het des- werken van heiligen in de hoofdrol. tijds geldende politieke maxime, dat godsdienstige eenheid Een ander hoofdstuk is gewijd aan de wijze waarop in één staat nu eenmaal een bijzonder nastrevenswaardig de plattelandsbevolking werd benaderd. Hierbij, moet ideaal was. Louthan toegeven, kwam wel dwang en ook geweld voor, Ofschoon de ondertitel van zijn boek luidt Force and maar was de katholieke missie onder de hussieten – die Persuasion in the Catholic Refor­mation gaat het toch aan- met enige moeite beschouwd konden worden als een soort zienlijk meer over ‘overreding’ dan over ‘dwang en geweld’. katholieken, maar dan wel schismatieke – niet veel be- Dat laatste komt natuurlijk wel hier en daar voor – het valt langrijker? Dat de bevolking van die missie niet veel moest ook niet te ontkennen – maar de klem­toon ligt beslist niet hebben, blijkt wel uit de steeds weer geconstateerde uiterst op de negatieve zijden van de aanpak waarmee de Boheem- geringe kennis van de katholieke leer en het grote tekort se bevolking moest worden teruggebracht in de schoot der aan priesters en kennelijk ook aan priesterstudenten, die moederkerk. Nadat we het gruwelverhaal over de openbare blijkbaar niet gemakkelijk onder de bevolking gewor- executie van zevenentwintig kopstukken van de Boheemse ven konden worden. Voorts bespreekt de auteur nog een Opstand (in 1621 te Praag) hebben gehad, wordt ons als aantal andere aspec­ten: het succes van preken, de nieuwe tegenwicht het relaas van de translatie van de relieken van katholieke bijbelvertaling (de Sint-Wenceslausbijbel) als Sint Norbert naar Praag (1627) geboden. Louthan heeft concurrent van de Tsjechischtalige Kralicerbijbel van de er naar gestreefd de geschiedenis van de Contrareformatie Boheemse Broeders, de (niet malse) boekcensuur en de

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 570 Boekbesprekingen nieuwe katholieke muziekcultuur die, meer dan Louthan De conclusie van het boek is mat. De Boheemse denkt, voort­bouwde op de muziek der Boheemse protes- Contrareforma­tie was erin geslaagd een ‘corporate sense tanten. De opkomst van pelgrimsoorden, met de bijbe- of identity’ te scheppen, en dat algemene gevoel van reli- horende pelgrimages en volksdevotie, worden eveneens gieuze betrokkenheid was goed voor de sociale orde, maar besproken. Tenslotte verhaalt de auteur van de opkomst wisten we dat laatste niet al? De betekenis van Louthans van de speciale Boheemse contrareformatorische heiligen, boek schuilt dus niet bepaald in deze conclusie, maar veel- met mijn persoonlij­ke favoriet, de bruggenheilige Sint eer in de vele door hem beschreven details van het proces Johannes van Nepomuk, aan de top. Het merkwaardige en der Contrareformatie in Bohemen. door vroegmodern antisemitisme getekende verhaal van de Joodse jongen Simon Abeles, die in het Praagse ghetto vermoord zou zijn omdat hij bekering tot het katholicisme M.E.H.N. Mout zou hebben overwogen, sluit daarbij aan. Universiteit Leiden

e studie van Siger Zeischka vroegmoderne periode ontwik- Dover de waterstaat in het Nieuwe Tijd kelde lag echter allerminst vast. Hoogheemraadschap van Rijn- Er moesten voortdurend keuzes land, waarop hij in 2007 aan de gemaakt worden en de tweede Vrije Universiteit promoveerde De transformatie van vraag is dus hoe die ontwikke- en waarvan nu een licht bewerk- het Rijnland ling van de waterstaatstechniek te handelseditie is verschenen, is verklaard kan worden vanuit de een voorbeeldig proefschrift. Van context waarin zij opereerde. meet af aan weet de lezer waar hij Siger Zeischka, Minerva in de polder. Die context is door Zeischka aan toe is. De vraagstelling is hel- Waterstaat en techniek in het Hoog- heel ruim genomen. Voor hem der omschreven, het theoretisch heemraadschap van Rijnland is de waterstaat een voorbeeld perspectief duidelijk uiteengezet 1500-1865 (Verloren; Hilversum 2008) van de vooral uit de negentiende en het materiaal overzichtelijk 381 p., € 35,- ISBN 9789087040239 en twintigste eeuw bekende en gepresenteerd. Geduldig voert de inmiddels veelvuldig bestudeer- auteur in de verschillende hoofd- de Large Technological Systems stukken de lezer langs alle problemen die hij in het begin op (LTS), die behalve de eigenlijke techniek (de hardware) een rij heeft gezet. Hoofddoelstelling van de studie is het ook minder technische componenten omvatten als orga- schrijven van een ‘contextuele techniekgeschiedenis’ van de nisaties, opleidingsprogramma’s, patenten en wetgeving. vroegmoderne waterstaat en dat aan de hand van een goed Daarom heeft de auteur in zijn boek naast hoofdstukken afgebakend en goed gedocumenteerd gebied, namelijk het over de technische artefacten (molens en andere bemaling- Hoogheemraadschap van Rijnland (het gebied aan weers- technieken, dijken, wegen) ook hoofdstukken opgenomen zijden van de Oude Rijn, ruwweg begrensd door de steden over grondeigendom en grondgebruik, polderbesturen, Haarlem, Amsterdam, Gouda en Den Haag). In 2005 be- financieringsproblemen, bediening en onderhoud van mo- stond dat hoogheemraadschap zevenhonderdvijftig jaar en lens en ten slotte beschikbaarheid van technische kennis om dat luister bij te zetten schakelde Rijnland de afdeling in de polder. De vergelijking met andere technische ont- Geschiedenis van de Vrije Universiteit in om een nieuwe wikkelingen (in de scheepvaart bijvoorbeeld) wordt daar- geschiedenis van het hoogheemraadschap te schrijven. Na bij niet uit de weg gegaan. En om alles doenlijk te hou- de hoofdstudie Waterstaat in stedenland. Het hoogheemraad- den heeft de auteur zich daarbij steeds geconcentreerd op schap van Rijnland voor 1857 (2006) van Petra van Dam vier polders binnen het hoogheemraadschap, namelijk de en Milja van Tielhof, is dit proefschrift het tweede product Vierambachtspolder ten noorden van Alphen aan de Rijn, van deze onderneming. de Sloterbinnenpolder onder de rook van Amsterdam, de In zijn studie stelt de auteur zich eerst de vraag welke Lisserpoelpolder aan de rand van de Haarlemmermeer en technieken er in de periode tot 1865 zijn toegepast om de polders op de Zuidgeest bij Wassenaar. Zo wordt com- Rijnland droog te houden. Door de steeds verdere in- paratieve waterstaatsgeschiedenis van onderop bedreven, klinking van de veengebieden, het uitvenen en soms weer en dat mag een methodologische vernieuwing heten. droogmaken van bepaalde polders en het steeds groter Wat heeft het opgeleverd? Heel veel en tegelijkertijd worden van Haarlemmermeer moesten de inwoners voort- heel weinig. Wat we leren is hoe dynamisch het landschap durend oude en nieuwe technieken inschakelen om droge in dit kerngebied van Holland vroeger was: bodemdaling voeten te houden. Hoe de waterstaatstechniek zich in de door inklinking van het veen, het stichten van polders en

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwe Tijd 571 het bouwen van molens (vanaf de vijftiende eeuw), de ver- ticuleert. Het aantal kaartjes is beperkt en in plaats van veningen, de daarop volgende droogmakerijen et cetera. zelfgetekende polderkaartjes die toegesneden zijn op wat Wie denkt dat het landschap dat de Hollandse schilders de auteur over die polder zegt heeft hij oude kaarten ge- in de zeventiende eeuw weergaven ongeveer hetzelfde is als bruikt, met veelal overbodige en onduidelijke informatie. dat wat nu nog de kern uitmaakt van het Groene Hart zit Verder worden de verschillen tussen bepaalde technische er grondig naast: in de vroegmoderne tijd onderging het systemen (de verschillende molens en sluizen bijvoor- Hollandse landschap een complete transformatie. Heel beeld) niet aan de hand van constructietekeningen toe- veel interessante dwarsverbanden worden aan het licht gelicht. Ook is de opzet van Minerva in de polder uiterst gebracht, zoals de relatie tussen polderlasten en houtprij- schools. Er wordt tot vervelens toe gezegd wat de auteur zen, de relatieve duurte van droogmakerijen in Noord- en gaat doen, wat hij heeft gedaan en hoe het boek is opge- Zuid-Holland, de plotselinge omschakeling van paarden- deeld, ingedeeld en gestructureerd. Het boek staat vol met molens naar windmolens rond 1570, het opvoeren van het richtingaanwijzers die met elkaar zo’n woud vormen dat aantal maaldagen in de zeventiende eeuw en het invoeren de lezer het zicht op het geheel bijna kwijtraakt. Ten slotte van de winterbemaling. De auteur heeft grondig archief- is de taal uitermate stroef. De auteur mist het vermogen onderzoek gedaan en veel concrete gegevens boven water om de soms taaie kost – dat zijn de verslagen van de ont- gehaald. Dat is een verdienste. Maar het blijkt moeilijk wikkeling van de waterstaat soms – op een levendige ma- deze dynamiek op een samenhangende wijze te verklaren. nier te presenteren. De titel van het boek is speels en wekt Bij voorbaat neemt de auteur afstand van elk technolo- verwachtingen, maar met wetenschap blijkt de waterstaat gisch determinisme (techniek als de dwingende kracht maar heel weinig te maken hebben gehad en de godin achter de ontwikkeling van de waterstaat), maar hoe de Minerva komt dus verder in het boek niet meer voor. Zo- ontwikkelingen dan wel verklaard moeten worden wordt als wel vaker is dit proefschrift – dat dus ook in dit opzicht minder duidelijk. Op p.322 lijkt de conclusie te worden ‘voorbeeldig’ is – geen boek, maar een onderzoeksverslag. getrokken dat het grondgebruik uiteindelijk de sturende In een echt boek zouden al die richtingaanwijzers rigou- kracht van de ontwikkeling in de waterstaatstechniek was, reus verwijderd zijn en zou de lezer door heldere geleding maar deze conclusie wordt vervolgens zo genuanceerd en van de tekst en een creatief gebruik van verbindende zin- ingeperkt, dat er geen duidelijk beeld overblijft. De studie nen als vanzelf door de materie heen geloodst worden. Of blijft dus in hoofdzaak beschrijvend. Op het niveau van de auteur zou een mooie these hebben ontwikkeld en in de vier deelgebieden is de behandeling van de thematiek de rest van het boek een betoog hebben afgestoken dat de soms zelfs ronduit anekdotisch. Het betoog eindigt nogal lezer uiteindelijk dwingt die these te aanvaarden. Geen van onbevredigend: het is allemaal heel complex en de zaken beide heeft de auteur gedaan en bijgevolg moet men zeg- konden per polder en per periode nogal verschillen. gen: onderzoek geslaagd, boek mislukt. Nu wordt dat knagende gevoel van ‘wat heeft het nu uiteindelijk opgeleverd?’ misschien ook veroorzaakt door Klaas van Berkel de zwakke manier waarop de auteur zijn bevindingen ar- Rijksuniversiteit Groningen

e Canon van Ne- vingen van de vensters Dderland biedt een Nieuwe Tijd vormen een aantrekke- interessante blik op lijke ingang voor de be- wat in onze tijd, het handeling van thema’s begin van de eenen- De Gouden Eeuw meebeleefd waarmee de personen twintigste eeuw, als be- door zeeschilders op bijzondere wijze langrijke onderwerpen worden verbonden. worden beschouwd Het lemma Rembrandt voor het begrijpen en Ronald Prud’homme van Reine, Opkomst en ondergang bijvoorbeeld voert ons waarderen van de ont- van Nederlands gouden vloot. Door de ogen van de naar de schilderkunst wikkelingsgang van de zeeschilders Willem van de Velde de Oude en de Jonge in de Gouden Eeuw, Nederlandse geschie- (Arbeiderspers; Amsterdam/Antwerpen 2009) 366 p., ill., Huygens verbindt ons denis. In het blok ‘Gou- € 24,95 ISBN 9789029566964 met de toenmalige ont- den Eeuw’ komen vijf wikkeling van de na- personen voor: Hugo tuurwetenschappen en de Groot, Christiaan Huygens, Rembrandt, Spinoza en De Ruyter figureert in het onderwerp ‘Zeehelden en de Michiel de Ruyter. De biografische notities in de beschrij- brede armslag van de Republiek’. Van het genoemde vijftal

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 572 Boekbesprekingen heeft alleen Michiel de Ruyter (1607-1676) na overlijden publiek tijdens de Engelse Zeeoorlogen, om daarmee voor een praalgraf gekregen, in de Nieuwe Kerk van Amster- een breed publiek een nieuw soort maritieme geschiede- dam. Vanzelfsprekend werd met dit monument de zeeheld nis van de Gouden Eeuw te schrijven. Het resultaat is een De Ruyter geëerd, de held van de Tocht naar Chatham aantrekkelijke dubbelvertelling, al biedt het de goed inge- (1667) en de redder des vaderlands door zijn aandeel in voerde lezer niet erg veel nieuws. Het ene verhaal gaat over de Slag bij Kijkduin (1673), waarna de Engelsen bereid de Republiek en de vele zeeoorlogen die een rol speelden waren vredesonderhandelingen te beginnen. Ook andere in het handhaven van haar internationale positie als han- vlootvoogden werden na hun gewelddadig overlijden tij- delsmacht, waarbij hij uitvoerig ingaat op het functioneren dens een zeeslag bijgezet in ‘de beeldengalerij van helden van de Admiraliteiten, op de bemanning van de schepen, van het vaderland’. De praalgraven kunnen gezien worden en op de maatschappelijke positie en verrichtingen van als een Gesamtkunstwerk, als een gematerialiseerde uit- de vlootvoogden. De andere vertelling gaat over leven en drukking van duiding en betekenisgeving: de graven van werk van de twee kunstenaars die we volgen in hun artis- zeehelden waren eigentijdse monumenten, gemaakt in tieke ontwikkeling en in hun privélevens. Een verrassend opdracht van de Admiraliteiten, waarmee het belang van moment daarin is de verhuizing naar Greenwich, waar zij de zeekrijg voor het vaderland publiekelijk werd verbeeld. in 1672 als hofschilders gingen werken voor de Engelse Doortastendheid, vastberadenheid, volharding, doorzet- koning Jacobus II. tingsvermogen, moed, opofferingsgezindheid; dat waren Het boek Opkomst en ondergang van Nederlands gouden de kwaliteiten die in de ogen van de opdrachtgevers de vloot heeft als ondertitel Door de ogen van de zeeschilders gecanoniseerde zeehelden bij uitstek vertegenwoordigers Willem van de Velde de Oude en de Jonge. Ik vraag me af maakten van het beste dat het vaderland te bieden had, of die ondertitel wel een gelukkige keuze is geweest, want eigenschappen die de Republiek in staat stelde haar bij- daarmee wordt de lezer van aanvang af op het verkeerde zondere internationale positie te bereiken en te behouden, been gezet. Vader en zoon Van de Velde kunnen zeker niet dankzij de prestaties van de marine in de zeeoorlogen. Dat beschouwd worden als picturale geschiedschrijvers van een de Admiraliteiten soms traag van betalen waren is een Werdegang van de zeemacht van de Republiek. De ‘gouden ander verhaal, maar het is wel een goed voorbeeld van de vloot’, een term die Prud’homme overigens weinig com- vele aantrekkelijke anekdotische details in het onderhavige mentaar meegeeft, is door de twee Van de Veldes op tal- boek. loze plaatsen en in verschillende situaties afgebeeld, vaak Deze breed gedeelde opvatting werd ruim drie eeuwen dramatisch en spectaculair. De schepen op de voorgrond geleden door de tijdgenoten zelf vastgelegd in hún canon, van de geschilderde en getekende zeeslagen zijn vaak als in een ‘venster’ dat in vele kunstvormen werd toegelicht. scheepsportret in detail uitgewerkt. Dat was vanzelfspre- Geschilderde herinneringen aan een beroemd schip, aan kend de wens van een vlagofficier die een bestelling deed en belangrijke momenten van een zeeslag, of aan vertrek of die met ‘zijn’ schip goed voor de dag wilde komen. Ook de terugkeer van een vloot, vulden in de loop van de zeven- Admiraliteiten wilden vanzelfsprekend dat hún schepen tiende eeuw vergaderzalen van de vijf Admiraliteiten en goed onder de aandacht kwamen. Om de opdrachtgever te vertrekken in woonhuizen van de betrokken vlootvoogden behagen werd daarom de historische chronologie van een of hun erfgenamen. Het genre was geliefd, tot ver in het gevecht wel eens aangepast om het gewenste resultaat te buitenland toe: de oude (1611-1693) en de jonge (1633- krijgen. Het ging om kunst in opdracht, in een markt waar 1707) Willem van de Velde konden er een goede boterham een bepaalde portie heroïek en heldenverering en vogue mee verdienen. De zoon werkte uitsluitend in zijn atelier, was. Het werk van Van der Velde senior en junior – en dat de vader ging er op uit en maakte schetsen ‘naar het leven’, geldt evenzeer voor dat van hun collega’s – is een bijzon- verschillende keren maakte hij zelfs als beeldverslaggever, dere picturale bron voor de bestudering van de gang van zij het op veilige afstand, een zeeslag mee. zaken bij een zeegevecht in de zeventiende eeuw. Het zou Ronald Prud’homme van Reine heeft een omvangrijk interessant zijn geweest wanneer Prud’homme een paar oeuvre gewijd aan Nederlandse ‘zeehelden’, met biografie- schilderijen of tekeningen als voorbeelden had genomen ën van Jan Hendrik van Kinsbergen (1990), Michiel de om nader uit te leggen wát we nu eigenlijk ‘door de ogen Ruyter (1996), Maarten en Cornelis Tromp (2001) en van de zeeschilders’ zien. Je kan als lezer wel proberen te Piet Hein (2003). Zeehelden, uit 2005, biedt een bre- kijken, maar als leek zie je niet veel. Voor de analyse van der overzicht van het fenomeen dat hij eerder in diverse zo’n gevecht is echter nogal wat kennis vereist, en het is monografieën en artikelen had belicht. In zijn werk had begrijpelijk dat de schrijver zich heeft onthouden van al Prud’homme de lezer verschillende malen kennis laten te ingewikkelde technische uiteenzettingen over scheeps- maken met de twee Willems van de Velde, en ik kan me bouwkunde en over nautische en strategische zaken. goed voorstellen dat hij het een aantrekkelijke gedachte Vader Willem schroomde niet om zelf zeegevechten vond om in een nieuwe studie de levens van deze twee van dichtbij te volgen, de slag bij Ter Heide (10 augustus kunstenaars te vervlechten met de geschiedenis van de Re- 1653) was de eerste keer dat hij ooggetuige was van ge-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwe Tijd 573 vechtshandelingen op zee. ‘Daarmee was de eerste jour- uit 1686 door Willem van de Velde de Jonge, te zien in het nalist en oorlogskunstenaar een feit’, schrijft Prud’homme Amsterdams Historisch Museum. De havenmeesters van (p.117). Hij zou dit waagstuk nog verschillende malen Amsterdam wilden het door ‘hun’ Admiraliteit gebouwde herhalen, onder andere bij de door de Republiek verloren vlaggeschip van ‘hun’ scheepsheld Cornelis Tromp graag in slag bij Lowestoft (7-13 juni 1665), maar vaker heeft hij hun kantoor hangen, als herinnering aan de spannende zee- gebruik gemaakt van verslagen van andere ooggetuigen en slagen van 1673. Een afbeelding van het schilderij is terecht van eerder gemaakte scheepsportretten en andere studies opgenomen in het kleurenkatern. Bij een volgende druk om een beeld te construeren. Jacobus II verbood hem zelfs overigens zouden enkele illustraties door betere vervangen uitdrukkelijk tijdens gevechten op zee zijn leven te wagen. mogen worden, de weergave van het schilderij ‘Cornelis Zo maakte hij van de slag bij Schooneveld (28 mei 1673) Tromp’s zeetriomf ’ door Willem van de Velde de Oude is zelf ter plaatse nog schetsen, de scènes van de slag bij Kijk- bepaald onder de maat. Bij die gelegenheid zou het boek duin (11 augustus 1673) moest hij reconstrueren met be- misschien ook herdoopt kunnen worden in ‘Euforie over hulp van ooggetuigen. de Nederlandse vloot – meebeleefd met de zeeschilders De kunstenaars, ieder op hun eigen manier, verbeeld- Willem van de Velde de Oude en de Jonge’. den episodes, taferelen en schepen die zij belangrijk achtten voor hun opdrachtgevers. Een interessant voorbeeld is het L.J. Wagenaar schilderij ‘Het IJ voor Amsterdam met de Gouden Leeuw’ Universiteit van Amsterdam

e Nederlandse invasie van de Huygensfamilie, en dan in het DEngeland in 1688 ver- Nieuwe Tijd bijzonder Constantijn en zijn liep bijna geruisloos en is mede zoons Christiaan en Constantijn daarom bij veel Engelsen weinig jr. Aan de hand van hun con- bekend. In dit boek legt Lisa Culturele tacten aan de andere kant van Jardine uit waarom. De onder- kruisbestuiving de Noordzee krijgen de Engels- neming van Willem III, die in Nederlandse betrekkingen kleur. Engeland de Glorious Revolution Met name Constantijn sr., die in gang zette, wordt door Jardine Lisa Jardine, Going Dutch. How zich interesseerde voor visuele gezien als een bijna vanzelfspre- England plundered Holland’s Glory kunsten, muziek en wetenschap, kend eindpunt van langdurige (Harper Collins Publishers; New York onderhield vele contacten met intensieve relaties tussen de bei- 2008) 432 p., ill., krt., € 17,95 Engelse diplomaten en kunste- de landen, op dynastiek, com- ISBN 9780060774080 naars. We zien hoe Huygens mercieel, wetenschappelijk en onderhandelde over kunstaan- artistiek gebied. Zoals Jardine kopen voor de Engelse gezant aantoont, is de oorzaak van de invasie te herleiden tot de Caron en hoe hij avonden doorbracht bij de kunstzinnige band tussen Oranje en Stuart zoals die in de jaren 1640 al en invloedrijke Killigrewfamilie in Londen, waar hij onder gesmeed werd door Karel I en Frederik Hendrik. Het is de andere Francis Bacon ontmoette. De veelzijdigheid van verdienste van Jardine dat ze deze relaties voor een groter zijn netwerk wordt in al haar facetten tentoongesteld, en publiek op een boeiende wijze toegankelijk maakt. vormt in Jardine’s ogen een microkosmos van Engels-Ne- Al eerder schreef Lisa Jardine over Nederlandse derlandse betrekkingen. Jardine excelleert in haar subtiele geschiedenis (waaronder een boek over de moord op analyse van het artistieke en wetenschappelijke netwerk Willem van Oranje) en recentelijk was zij verbonden aan van de Huygensfamilie, en schildert een kleurrijk beeld het NIAS in Wassenaar. Zij is momenteel hoogleraar aan van de culturele en wetenschappelijke kruisbestuiving van Queen Mary College, een onderdeel van de universiteit de Republiek en Engeland. van Londen, en tevens directeur van het bruisende onder- De auteur weet de lezer te boeien door de evoca- zoekscentrum Lives and Letters. Ze is bijzonder actief als tieve kracht van haar relaas, dat bovendien prachtig en veel- cultuur- en wetenschapshistorica en heeft talloze publica- vuldig geïllustreerd is. Na een paar hoofdstukken over het ties op haar naam staan. Daarnaast schrijft ze ook voor belang van 1688 vervolgt ze haar speurtocht naar culturele kranten, publiceert ze populairwetenschappelijk boeken uitwisseling aan de hand van thema’s als bijvoorbeeld hu- en is ze op televisie te zien. welijken, de kunstmarkt en wetenschap, doorgaans aan de Haar belangstelling voor Lives and Letters wordt hand van de persoon Huygens. Toch is kritiek hier op zijn duidelijk door de methode die ze hanteert in het hier be- plaats. Met name de eerste drie hoofdstukken zijn chro- sproken boek. De studie gaat voor een belangrijk deel over nologisch wat verward; voortdurend springt Jardine door

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 574 Boekbesprekingen de tijd, en dat vaak in omgekeerde volgorde. Bovendien is dat er een transnationaal netwerk was van wetenschappers ze soms repetitief. Door talrijke voorbeelden uit het leven en kunstenaars in Frankrijk, Engeland en de Republiek, van Huygens te presenteren is de methode die de auteur dat zich van landsgrenzen en politiek weinig aantrok. Zo hanteert erg exemplarisch geworden en laat het boek zich correspondeerde Christiaan Huygens vanuit Parijs met le- lezen als een aaneenschakeling van voorbeelden, tot in de den van de Royal Academy in Londen tijdens de Tweede conclusie toe. De argumentatie van het boek is daarom Engelse Zeeoorlog. Bovendien is het jammer dat Jardine ook moeilijk te volgen, de voorbeelden moeten voor zich weinig aandacht besteedt aan de negatieve relaties tussen spreken. de twee landen. Over de Engels-Nederlandse Zeeoorlo- Aan de hand van de intensieve contacten van de Huy- gen wordt nauwelijks gesproken en de Navigation Acts, gensfamilie met Engelsen, hun reizen en zelfs migratie die zware restricties aan de Nederlandse handel oplegden, naar Engeland (Constantijn jr.) geeft Jardine historische worden zelfs niet genoemd. Doordat het boek bovendien diepte aan het verschijnsel waar het Verenigd Konink- eigenlijk meer een studie is naar het netwerk van Constan- rijk heden ten dage intensief mee geconfronteerd wordt, tijn Huygens kan er nauwelijks gesproken worden van een namelijk de culturele uitwisseling door migratie. Immi- bevredigend overzicht van Engels-Nederlandse culturele granten blijven vaak ofwel kortstondig, of integreren in uitwisseling. Hoewel voor een dergelijke studie een volle- de samenleving, zodat de invloed die zij uitoefenen op de dige literatuurlijst onmogelijk zou zijn, bevat die nu toch allochtone cultuur minimaal zou zijn. Jardine meent dat wel opmerkelijke hiaten, ik denk met name aan de belang- hiermee onrecht wordt gedaan aan de positieve invloed die rijke bundel van Simon Groenveld en Michael Wintle over buitenlanders op de Engelse cultuur kunnen hebben. In de Exchange of Ideas, overigens ook een meer passende titel die zin is Going Dutch een historische case study om haar voor het onderwerp. gelijk aan te tonen. Dit alles neemt niet weg dat Jardine’s studie een Dat verklaart ook de nogal boude ondertitel How Eng­ boeiend relaas heeft opgeleverd van talrijke genuanceerde land plundered Holland’s Glory. Hoewel het de aandacht relaties tussen Engeland en Nederland. Het prachtige geïl- zeker zal trekken is het een zeer ongelukkige ondertitel die lustreerde werk is een mooie case study geworden van een noch recht doet aan het boek noch aan de werkelijkheid. van de meest kleurrijke en veelzijdige Nederlanders en zijn Zoals Jardine zelf al aangeeft was er niet zozeer sprake van relatie met Engelsen. Als overzicht van Engels-Nederland- een plundering als wel van een subtiele culturele kruisbe- se culturele betrekkingen is het echter te impressionistisch stuiving. Het is waar dat Engeland op wetenschappelijk, en beperkt om bevredigend te zijn. artistiek en financieel gebied beïnvloed is door ontwik- kelingen in de Republiek, maar het omgekeerde was na- David Onnekink tuurlijk ook het geval. Wat Jardine vooral doet, is aantonen Universiteit Utrecht

ezien de enorme netië, Genua en Lucca. Ghoeveelheid aan- Nieuwe Tijd Belangrijker echter dacht die het vroeg- waren de zogenaamde moderne republikein- geconfedereerde repu- se politieke denken Republikeinse rariteiten blieken. Tot die catego- de laatste decennia rie behoorden zowel de heeft gekregen, zou André Holenstein, Thomas Maissen en Maarten Prak Zwitserse confederatie men soms haast verge- (ed.), The Republican Alternative. The Netherlands and als de Republiek der ten dat republikeinse Switzerland Compared (Amsterdam University Press; Zeven Verenigde Ne- staten in het Europa Amsterdam 2008) 360 p., € 34,50 ISBN 9789089640055 derlanden. Tijdgenoten van de zeventiende en noemden deze twee achttiende eeuw uit- staten vrijwel altijd in zonderingen waren. Toch was dat het geval. Het politieke één adem, of zij er nu een negatief of een positief oordeel leven werd in deze twee eeuwen in toenemende mate gedo- over velden. Zo veroordeelde de zeventiende-eeuwse repu- mineerd door absolutistische (in de achttiende eeuw soms blikeinse theoreticus James Harrington in zijn beroemde verlicht-absolutistische) monarchieën, die alles in het werk The Commonwealth of Oceana (1656) de ‘equal leagues’ van stelden de politieke macht te concentreren en te centra- de Zwitsers en de Nederlanders als ‘useless to the world liseren. Republieken waren in het Europese statenstelsel and dangerous unto themselves’, omdat hun buitenlandse marginale rariteiten. Zij bestonden in twee soorten. Ten politiek onscrupuleus was en hun binnenlandse politieke eerste waren er stadsrepublieken zoals bijvoorbeeld Ve- ordening inherent onstabiel. Bijna een eeuw later kwam

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwe Tijd 575 Montesquieu in De l’Esprit des Lois (1748) tot een veel vroegmoderne republieken in de eerste plaats is voortge- gunstiger evaluatie van deze twee republikeinse confede- komen uit de herontdekking van het vroegmoderne re- raties. Waar kleine republieken altijd ten onder gingen publikeinse politieke denken. Van cruciaal belang in dat door externe verovering en grote republieken onvermijde- verband was, zoals de inleiders ook aangeven, het in 1975 lijk ten prooi vielen aan intern verval, daar combineerden verschenen The Machiavellian Moment. Florentine Political de Zwitsers en de Nederlanders in hun staatsvorm op Thought and the Atlantic Republican Tradition van J.G.A. wonderbaarlijke wijze kleinschalige interne vrijheid met Pocock. Het heeft de critici van dit buitengewoon invloed- een krachtig optreden naar buiten. Deze gelukkige om- rijke werk altijd bevreemd dat de twee belangrijkste repu- standigheid maakte deze staten in Montesquieu’s ogen tot blieken van de zeventiende en achttiende eeuw in Europa in ‘républiques éternelles’. Pocock’s brede panorama geheel afwezig zijn. Daarom zou Waar het voor tijdgenoten evident was dat de Zwit- het voor de hand hebben gelegen en zinvol zijn geweest als serse confederatie en de Republiek tot dezelfde categorie bij de poging tot vergelijking van deze twee staten en hun behoorden, daar is dit inzicht in later tijden enigszins op republikanisme de discussie over wat het vroegmoderne de achtergrond geraakt. Want hoewel er enig historisch republikeinse paradigma geworden is tot uitgangspunt onderzoek verricht is naar de diplomatieke, politieke, reli- was genomen. Dat gebeurt echter nauwelijks. De afdeling gieuze, militaire en economische betrekkingen tussen deze ‘republican ideas’ bevat drie uiterst lezenswaardige bijdra- twee landen in de vroegmoderne tijd, is er in de moderne gen van Thomas Maissen (over soevereiniteitsdenken), historiografie van een systematische vergelijking nooit Martin van Gelderen (over het concordia ideaal) en Olaf sprake geweest. Het is daarom bijzonder verheugend dat Mörke (over geschiedbeelden) – maar geen van deze drie in 2004 een aantal Zwitserse en Nederlandse geleerden te auteurs relateert het Zwitserse en Nederlandse republi- Bern een conferentie heeft georganiseerd om de vroegmo- keinse denken duidelijk aan het algemene debat over het derne geschiedenis van beide staten te vergelijken, en dat vroegmoderne republikanisme. Gelukkig blijken er in de de resultaten van die conferentie thans zijn gepubliceerd. afdeling ‘republican economies’ twee auteurs te zijn met Het programma dat de redacteuren in de inleiding van meer oog voor het relevante internationale debat. Zowel de bundel ontvouwen is bijzonder ambitieus. Zij willen Ida Nijenhuis als Béla Kapossy laten in hun uitstekende de ‘structurele aspecten’ van de twee staten vergelijken op bijdragen over het vroegmoderne republikeinse denken een zestal terreinen: politieke cohesie, religieuze verhou- over de verhouding tussen economie en politiek duidelijk dingen, politiek gedachtegoed, kunst, economisch leven en zien dat de klassiek republikeinse deugd daarin altijd di- als laatste de noodzaak tot politieke hervorming in de late rect of indirect een rol speelde. achttiende eeuw. De indeling van het boek correspondeert Het is bij congresbundels natuurlijk vrijwel altijd mo- met deze zes thema’s. Meteen in het begin van het boek gelijk te constateren dat niet alle bijdragen van gelijk ni- wordt al duidelijk dat de vergelijking van deze twee uit het veau zijn, dat sommige artikelen wel en andere veel minder Heilige Roomse Rijk voortgekomen vroegmoderne terri- aansluiten bij de centrale thematiek, en dat niet alle aange- toria verre van gemakkelijk is. De Zwitserse confederatie sneden onderwerpen van even groot belang zijn. Dat alles kende duidelijk minder centraal gezag dan de Republiek, is ook op deze bundel van toepassing, maar dit neemt niet waar de centrale staatsorganen niet geheel van belang wa- weg dat we hier een nuttige en waardevolle eerste poging ren ontbloot en de stadhouders zorgden voor de aanwezig- tot systematische vergelijking van deze twee vroegmoder- heid van een monarchaal element binnen een republikeins ne republieken hebben, die hopelijk het uitgangspunt zal politiek bestel. Ook de oplossing voor het probleem van de vormen voor verder onderzoek. Op één grote lacune moet godsdienst was in beide staten ongelijksoortig: waar in de echter tot slot toch worden gewezen. Er is de afgelopen de- Zwitserse landen over het algemeen het beroemde prin- cennia veel vernieuwend en belangrijk onderzoek verricht cipe cuius regio, eius religio heerste, daar werd de Republiek naar de achttiende-eeuwse Verlichting in beide landen. juist bekend om haar religieuze tolerantie. In economisch Het zou bijzonder verhelderend zijn geweest als de bun- opzicht waren de verschillen tussen de agrarische en con- del ook enig vergelijkend onderzoek naar dit onderwerp tinentale Zwitserse confederatie en de mercantiele en At- had bevat. Dat zou bovendien hebben voorkomen dat het lantische Republiek evenzeer substantieel. laatste deel, dat de laat-achttiende-eeuwse politieke her- Waar moeten de overeenkomsten dan wél worden ge- vormingsbewegingen in beide staten tot onderwerp heeft, zocht? Die lijken zich potentieel vooral te bevinden op het zo in de lucht was komen te hangen als nu het geval is. terrein van de politieke cultuur en het politieke gedachte- goed. In de inleiding wijzen de redacteuren er met nadruk Wyger R.E. Velema op dat de recente herleving van de belangstelling voor de Universiteit van Amsterdam

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 576 Boekbesprekingen w sekse en de onze van Claudette Baar-de Weerd gebonden was, en dat deze gedachte werd weerspiegeld vormt de weerslag van een onderzoek naar de vragen door een steeds toenemende aanwezigheid van vrouwen in Uof en hoe vrouwen betrokken waren bij een aantal Neder- het genootschapsleven. Uw sekse en de onze is geschreven landse genootschappen in de tweede helft van de achttien- met de bedoeling om enige nuance aan te brengen in het de en het begin van de negentiende eeuw. Baar-De Weerd heersende beeld dat genootschappen in de achttiende en gaat in haar studie uit van een onderverdeling in vier soor- vroege negentiende eeuw vooral een mannenzaak waren ten genootschappen, zoals geïntroduceerd door Wijnand en bleven. Het is daarom opmerkelijk vast te stellen dat de Mijnhardt. Voor elk type genootschap heeft zij er één of aangevoerde bronnen het bestaande beeld toch vooral be- enkele onderzocht. Bij haar keuze voor veelal bekende en vestigen. Als er al sprake was van participatie van vrouwen relatief goed gedocumenteerde genootschappen – zoals was die vrijwel nooit gelijkwaardig aan die van mannen – Felix Meritis uit Amsterdam, het Leidse dichtgenoot- veelbetekenend is het voorbeeld van het Nut, waar dames schap Kunst Wordt Door Ar- wel als donatrices de activiteiten beid Verkregen en de landelijk van de heren konden bekostigen, opererende hervormingsgezinde Nieuwe Tijd maar niet aan de ledenvergade- Maatschappij tot Nut van ’t Al- ringen mochten deelnemen – en gemeen – heeft Baar-De Weerd als er al veranderingen optraden zich laten leiden door de vraag of De moeizame in het toelatingsbeleid ten aan- vrouwen wel of niet bij deze ge- geschiedenis van zien van vrouwen gingen die nootschappen betrokken waren. meestal ‘schoorvoetend’. Het uit- Dit stelt haar in de gelegenheid vrouwen in de marge voerig besproken Middelburgse genootschappen met vrouwen Natuurkundig Genootschap en zonder vrouwen tegenover Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en der Dames, voor zover bekend elkaar te plaatsen, en de vraag te de onze. Vrouwen en genootschappen het enige specifiek voor vrou- stellen waarin zij zich van elkaar in Nederland en in ons omringende wen bedoelde genootschap van onderscheidden. landen (1750-1810) (Verloren; Hil- Nederland, bleef gedurende de Het antwoord op deze legi- versum 2009) 416 p., ill., € 39,- ISBN achttiende eeuw in alle opzich- tieme vraag moet, zo zou men 9789087041007 ten ‘uniek’. verwachten, gezocht worden in Baar-De Weerd schuwt der- redevoeringen gehouden voor gelijke constateringen niet, maar de leden, in antwoorden op door genootschappen gestelde heeft in haar zoektocht naar een verhaal soms ook de goed prijsvragen, en in de talloze spectatoriale geschriften; gen- voorstelbare neiging om haar materiaal wat al te welwil- res die stuk voor stuk typerend zijn voor het door Baar-De lend in een andere richting te interpreteren. Zo benadrukt Weerd onderzochte tijdvak. Het ‘discours over vrouwen- ze dat in het genootschapstype waar vrouwen veruit het participatie aan de wereld van cultuur en conversatie’, om meest welkom waren, de dichtgenootschappen, vrouwen Mijnhardts oratie te citeren, spitste zich in de late acht- gemiddeld vaker actief lid waren dan mannen, en conclu- tiende eeuw nu juist precies toe op ‘de deelneming aan sa- deert ze op basis daarvan optimistisch dat ‘de marginaliteit lon en gezelschap’. Er werd uitvoerig nagedacht en gedeli- van de deelname van vrouwen aan de literaire gezelschap- bereerd over de rol die vrouwen in genootschappen zouden pen betrekkelijk was’. Uit de in een voetnoot genoemde cij- kunnen spelen, maar gezien hun nog altijd zeer beperkte fers kunnen we echter opmaken dat het totale aantal vrou- betrokkenheid moeten we aannemen dat de uitkomst van welijke leden nauwelijks boven de vier procent uitkwam, deze discussie voorlopig was dat ze op het tweede plan en dat zelfs onder de actieve leden mannen nog altijd tien kwamen. Tenminste, dat moeten we aannemen, want over keer zo talrijk waren. Het feit dat Baar-De Weerd toch dit debat en over de verlichte concepten van mannelijkheid enige moeite lijkt te hebben om de vooral voortbestaande en vrouwelijkheid die er aan ten grondslag lagen lezen we afwezigheid van vrouwen te nemen voor wat zij is, heeft in Uw sekse en de onze weinig. Baar-De Weerd besteedt belangrijke implicaties voor haar vraagstelling. De essen- slechts incidenteel aandacht aan het genootschappelijke tiële vraag waarom vrouwen nu juist nauwelijks profiteer- vertoog en concentreert zich op het signaleren en beschrij- den van de in de tweede helft van de achttiende eeuw wel ven van reële veranderingen, en op een prosopografisch degelijk bestaande tendens om steeds bredere delen van de overzicht van de vrouwen die wel een rol speelden in de samenleving bij het genootschapsleven te betrekken, gaat genootschappen. zij op die manier uit de weg. Afgaande op door haar boek verspreide opmerkingen, Het tweede deel van Uw sekse en de onze is een poging huldigt Baar-De Weerd de opvatting dat er in de tweede om de sociabiliteit van de Nederlandse vrouw te begrij- helft van de achttiende eeuw sprake was van een aan ter- pen in een vergelijkend Europees kader. Gezien de grote rein winnende verlichte gedachte dat wijsheid niet sekse- diversiteit aan soorten genootschappelijkheid in de on-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 577 derzochte landen – Groot-Brittannië, Frankrijk en Duits- verschillende vormen van genootschappelijkheid betrok- land – en de afhankelijkheid van secundaire literatuur ken waren, daar waar de participatie van vrouwen in de uit verschillende onderzoekstradities was dit een heikele haar omringende landen beperkt bleef tot de elite. Vooral onderneming, waarin Baar-De Weerd zeker niet slecht is de bredere relevantie van deze aanzet tot vergelijkend on- geslaagd. Overtuigend zijn de argumenten voor het niet- derzoek maakt Uw sekse en de onze, hoewel het op analy- bestaan van de salon in de Republiek. Door het ontbreken tisch vlak enigszins tekortschiet, toch tot een boek dat van van een echte hofcultuur zouden de grote steden niet sa- belang kan zijn voor specialisten. lonfähig zijn geweest voor een vorm van genootschappe- lijkheid waarvan de aristocratische vrouw de spil vormde. Interessant is zeker ook het gesignaleerde verschil dat in Joris Oddens de Republiek ook vrouwen uit de hogere middenstand bij Universiteit van Amsterdam

a Frankrijk, Ita- voor plaatsen in de Nlië, Duitsland, Nieuwste Tijd topografische zin van Nederland. beschikt het woord. Wat dat ook België nu over een betreft, lopen zij in het naslagwerk waarin li- Op zoek naar de emotie achter spoor van het Neder- eux de mémoire of plaat- de herinnering landse voorbeeld: alle sen van herinnering tot behandelde plaatsen leven worden gebracht: kunnen worden be- het zijn plaatsen die Jo Tollebeek (ed.), België, een parcours van herinnering. zocht. Toch had ik bij tezamen ‘het idee Bel- Plaatsen van geschiedenis en expansie (Bert Bakker; de lectuur geregeld het gië’ vorm geven. De Amsterdam 2008) 461 p., € 39,95 ISBN 9789035132535 gevoel dat er een beetje hoofdredacteur van de vals wordt gespeeld en publicatie, de Leuvense Jo Tollebeek (ed.), België, een parcours van herinnering. dat materiële plaatsen historicus Jo Tollebeek, Plaatsen van tweedracht, crisis en nostalgie (Bert Bakker; fungeren als een alibi omschrijft het werk in Amsterdam 2008) 512 p., € 35,- ISBN 9789035133044 om het te hebben over een interview met de concepten, structuren, krant De Morgen (26 instellingen, bewegin- november 2008) als een requiem voor de natiestaat België. gen et cetera. Uiteraard krijgen die topografische plaatsen Een requiem is een mis voor een overledene en, inderdaad, enkel betekenis omdat zij met voormelde fenomenen ver- de timing van het boek kon niet beter zijn. De politieke bonden zijn. In nogal wat bijdragen blijft de topografische impasse die volgde op de verkiezingen van juni 2007 en plaats echter zeer abstract en krijgt de locatie geen ma- het aantreden van de kwakkelende regering Leterme in teriële, ruimtelijke invulling. Zo wordt ‘Arm Vlaanderen’ maart 2008, deed immers ook de meest belgicistische behandeld, wat in feite geen ‘plaats’ is maar een concept. commentatoren twijfelen aan de overlevingskansen van de De wisselende invulling ervan wordt mooi uitgelegd, maar eenheidsstaat België. Ondanks het feit dat de samenstel- ik vraag me toch af wat het in deze reeks doet. De tekst lers de bedoeling hadden op zoek te gaan naar plaatsen over de Boerenkrijg wordt opgehangen aan een Turnhouts waar België ‘het meest bestaat’, is het een overzicht gewor- standbeeld voor een terechtgestelde Boerenkrijger. Maar den dat vooral op een Vlaams publiek gericht is. Vlaande- het standbeeld, Turnhout en de streek in kwestie leiden ren en Brussel nemen meer dan zeventig procent van de in het artikel een abstract bestaan in relatie tot die herin- zesenzestig plaatsen van herinnering voor hun rekening. nering. In de bijdrage over de teloorgegane Boelwerf wordt De herinneringsplaatsen worden ondergebracht in vijf de geschiedenis van de scheepswerf opgeschreven, maar de categorieën: plaatsen van geschiedenis (bijvoorbeeld de ‘materialiteit’ van de site wordt compleet genegeerd. Met Leeuw van Waterloo), plaatsen van expansie (bijvoorbeeld deze lukraak gekozen voorbeelden wil ik betogen dat als het Atomium), plaatsen van tweedracht (bijvoorbeeld de men de keuze voor een locatie ernstig neemt, men ook IJzertoren te Diksmuide), plaatsen van crisis (bijvoorbeeld de materiële, ruimtelijke en zintuiglijke beleving van die het Heizelstadion) en plaatsen van nostalgie (bijvoorbeeld plaatsen aan bod moet laten komen. Voor heel wat sites het Openluchtmuseum te Bokrijk). zal die beleving (uit het verre of nabije verleden) overigens In tegenstelling tot de Franse en Duitse bundelingen deel uitmaken van de constructie van de herinnering. Voor van lieux de mémoire die zowel materiële als immateriële andere plekken zal er over die ervaring daarentegen wei- plaatsen samenbrengen, opteerden Tollebeek en zijn ploeg nig te melden zijn, wat me bij de vraag brengt waarom ze

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 578 Boekbesprekingen dan werden uitgekozen om als materiële plaats van herin- strueerd en hoe het standbeeld daar zijn rol in begon te nering te figureren. Aansluitend bij mijn commentaar dat spelen. de uitgekozen plaatsen in de teksten vaak meer afwezig Herinneringen worden geassocieerd met emoties, zo dan aanwezig zijn, is de vaststelling dat met de vele, vaak leest men in de inleiding van Jo Tollebeek. Ze kunnen excellente foto’s die het werk rijk is, weinig of niets wordt trots, gêne, vertedering, nostalgie, onverschilligheid en al- aangevangen. licht nog een hele waaier van andere gevoelens opwekken. Het boek, zo stelt hoofdredacteur Tollebeek in zijn Hoewel de hoofdredacteur ons een trip down memory lane inleiding, richt zich op de resonantie die plaatsen en ge- belooft, slaat de vonk niet echt over. Emotie is precies wat beurtenissen in het collectieve geheugen kregen. Die op- er in de meeste bijdragen ontbreekt. Tollebeek kondigt an- zet is door de auteurs van de zesenzestig bijdragen op een derzijds ook een kritisch-afstandelijk onderzoek van die wisselende manier ingevuld. Sommige auteurs hebben herinneringen aan en dat is het ook geworden. De meeste gewoon hun huiswerk gemaakt en een steekkaart opge- auteurs lijken geen andere dan een wetenschappelijke re- steld over de plaats van herinnering die hen was toege- latie met hun onderwerp te hebben. Van een boek met op wezen. De aandacht gaat in die gevallen vooral naar een de kaft de woorden ‘herinnering’, ‘parcours’ en ‘nostalgie’ overzicht van de gebeurtenissen en feiten waarmee die verwacht ik echter net iets meer. Het ontbrak mij echter plaats is verbonden en veel minder naar de manier waarop niet aan bereidheid om op dat parcours mee te stappen. die oorden een plaats in de herinnering konden verwer- Als vijfjarige kuierde ik rond op de Expo, ik bezocht elk ven. Voorbeelden daarvan zijn de teksten over de Luikse jaar de Meli op de pier van Blankenberge, ik ben geboren Sint-Lambertuskathedraal, over de Brusselse Guimard- in de Brusselse Marollenwijk en als inwoner van Tervu- straat (‘hoofdkwartier’ van het katholiek onderwijs), over ren was ik kind aan huis (en mijn dochters na mij) in het de wetenschapstempel in het Brusselse Leopoldpark en Afrikamuseum: dat zijn allemaal plaatsen van herinnering over de Aalsterse Delhaize waar de Bende Van Nijvel die ook in het boek aan bod komen. Maar misschien is dat toesloeg. Het spreekt vanzelf dat de bijdragen waarin de net het probleem. Herinneringen herleiden tot een aantal beleving van de herinnering beter wordt uitgewerkt, de ‘fiches’, hoe deskundig ook opgesteld, ontdoet ze van de lezer veel meer aanspreken. De tekst over Marcinelle, emoties die ze een plaats in ons leven hebben gegeven. Het plaats van de mijnramp van 1956, illustreert goed hoe zijn precies die emoties die mede kunnen ‘verklaren’ hoe ze die herinneringsarbeid door de tijd heen van karakter ver- daar terecht zijn gekomen. andert. Het artikel opgehangen aan het Brusselse stand- beeld van de verzetsheldin Gabrielle Petit gaat na hoe Patricia Van den Eeckhout dit nationale icoon en symbool van offerzin werd gecon- Vrije Universiteit Brussel

an de basis van De weten- dat ideeën van economen en po- Aschap van de wetgever ligt Nieuwste Tijd litieke filosofen krachtiger waren het gelijkgetitelde proefschrift dan over het algemeen werd aan- waarmee Maarten van Dijck genomen. De auteur gebruikt dit (Katholieke Universiteit Leu- Wat Adam Smith uitgangspunt als een regelrechte ven) zijn strepen verdiende als België (niet) naliet uitdaging aan het adres van de historicus. Zoals in het oor- klassieke politieke geschied- spronkelijke manuscript verkent schrijving, die in vele gevallen Van Dijck, met het landbouw- Maarten van Dijck, De wetenschap de strijd van haast metafysische, beleid van het jonge België als van de wetgever. De klassieke politieke inerte en geijkte belangen als een goed gekozen casus, de complexe economie en het Belgische landbouw- onverklaard verklaringsbegin- dynamiek tussen economische beleid 1830-1884 (Universitaire Pers sel voor veranderingen inroept. ideeën en belangen bij de poli- Leuven; Leuven 2008) 487 p., € 49,50 De keuze om de economische tieke besluitvorming. Van Dijck ISBN 9879058676733 wetenschap centraal te plaatsen diept daarbij een problematiek in de analyse van het landbouw- uit die politicologische theoretici beleid is in dat opzicht gelukkig, als Mark Blyth, Robert Keohane omdat dit spectrum de traditi- en Judith Goldstein erfden van de vader van de sociologie, onele socio-economische en sociaal-culturele breuklijnen Max Weber (1864- 1920). Van Dijck zelf stoelt zijn inter- van de Belgische politieke geschiedenis overstijgt. De au- disciplinaire benadering op een uitspraak van de befaamde teur vermijdt zo te vervallen in een steriel debat over even- economist John Maynard Keynes (1883-1946), die aangaf tuele katholieke of vrijzinnige landbouwstandpunten. Hij

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 579 bewijst integendeel hoe het parlementaire stemgedrag over minister een vrijhandelsbeleid aan verregaande overheids- landbouwaangelegenheden tussen 1830 en 1884 nauwe- interventie in landbouwmateries. Een besparingsronde lijks werd beïnvloed door levensbeschouwelijke of partij- onder leiding van de katholieke Pieter de Decker (1812- gebonden factoren, maar voornamelijk door de industriële 1891) schroefde veel van Rogier’s maatregelen terug, waar- of agrarische achtergrond van de volksvertegenwoordigers. uit opnieuw blijkt dat economische principes in de bestu- In de lijn van sociaal historicus Charles Tilly (1929-2008) deerde periode weinig rekening hielden met confessionele toont Van Dijck ook overtuigend aan hoe de economische breuklijnen. Met de conjunctuuromslag die het land vanaf wetenschap de moreel-economische referentiekaders uit 1873 opnieuw in een recessie duwde, schoof de aandacht het Ancien Régime in een liberaal-economische zin bij- zowel ter linker- als ter rechterzijde weg van de ‘laissez- stuurde. De historicus geeft bovendien een nauwkeurig faire’-oplossing, in de richting van landbouwprotectio- beeld van de discussies die liberaal geschoolde economen nisme. De auteur besluit hieruit dat tijdens die episode en politici voerden over de vrijmaking der markten en over wederom bleek dat ‘structurele veranderingen zich niet het nut en de noodzaak de staat te ontvetten. met een pasklaar interpretatiekader aanbieden waarbij alle Het werk valt uiteen in drie grote onderdelen, waarin spelers duidelijk op de hoogte zijn van hun belangen’. eerst de ‘zuivere’ politieke economie wordt toegelicht en Met een dergelijke conclusie vecht Van Dijck de vi- achtereenvolgens de rol van ‘laissez-faire’ en ‘libre-échange’ sie aan dat ideeën ondergeschikt zijn aan belangen, maar aan de orde zijn. Het eerste gedeelte biedt een noodza- nuanceert hij ook de Keynesiaanse optiek dat ‘de kracht kelijke identificatie van belangrijke economische strek- van belangen ruimschoots wordt overdreven in vergelij- kingen en protagonisten op de internationale en Belgi- king met de algemene inbedding van ideeën’. De visie van sche scène. Op het nationale plan brengt de auteur vooral Keynes zou op een ‘rationalistische misvatting’ berusten, de kern rond Charles de Brouckère (1796-1860), Jean omdat ideeën slechts opgepikt worden wanneer belangen- Arrivabene (1787-1881), Gustave De Molinari (1819- groepen ze actief propageren. Van Dijck verklaart echter 1912) en Adolphe Le Hardy de Beaulieu (1816-1871) niet waarom Keynes de overtuiging ontkrachtte dat be- scherp in beeld. Dit groepsportret vormt een opstap naar langen allesbepalend zijn in de politieke besluitvorming. de gedeeltes over het principe van de goedkope staat en Ook dit gegeven illustreert nochtans treffend de histori- de vrijhandel, die in een helder besluit met elkaar worden citeit van ideeën. Keynes zei in 1936 dat het totalitarisme verweven. Van Dijck concludeert daarin onder meer dat aan een agressieve opmars bezig was en dat in het com- de discussies over het graanhandelsbeleid en de staatsin- munistische machtsblok de ideologische verdwazing meer terventie in de landbouw tussen 1830 en 1845 nog niet dan eens schadelijk bleek voor algemene en economische in termen van de klassieke politieke economie werden belangen. De politieke kracht van ideeën werd op schrik- gevoerd. De ‘aanmoediging van exotische en uitgedoofde wekkende wijze zichtbaar. De Quaderni del carcere van teelten’, zoals zijdeproductie, meekrapteelt en wijnbouw in Antonio Gramsci (1891-1937) dateren niet toevallig uit de jaren voorafgaand op de voedselcrisis van 1845-1848, deze periode. Tijdens het Interbellum raakte de wereld is in dat opzicht frappant. De crisis was blijkbaar nodig zich ervan bewust dat een ‘menselijk brein’ van geestelijk om de Belgische elites wakker te schudden. Hij betekende leven en cultuur het ‘dierlijke lijf ’ van de ‘centaur van het alvast het begin van een overgangsperiode in het denken kapitalisme’ stuurde. Het tijdperk waarin Van Dijck zijn over landbouw en landbouwbeleid, nadat beleidsmakers doctoraat schrijft, is er daarentegen een van een clash of ci- vaststelden dat de traditionele recepten om de problemen vilisations, waarin met leugens en valse argumenten wordt te lijf te gaan, niets uithaalden. geschermd om zowel ideeën als belangen door te drukken. Voor het eerst werden diverse actoren, mede onder in- In de jaren na 11 september 2001 sturen de economische vloed van het lobbywerk van coalities, zich bewust van de en militaire leden het politieke hoofd aan. De centaur is structurele en malthusiaanse aspecten van het voedselte- een kip zonder kop geworden. Het is in die zin begrijpelijk kort. De nieuwe kijk verankerde in de jaren 1850 en 1860 dat een auteur in die periode de relatie tussen belangen het idee van de goedkope staat en het vrijhandelsprincipe, en ideeën herschetst. Maar omdat Van Dijck zijn analyse al bleef de staatsinterventie en -regulering op vele vlakken sterk documenteert en helder argumenteert, zijn wij ge- gehandhaafd. Van Dijck toont immers aan dat er zelfs neigd hem op dit originele pad door de negentiende-eeuw- onder economisten geen eensgezindheid bestond over de se landbouwpolitiek heen te volgen. inhoud en draagwijdte van het begrip ‘laissez-faire’. Het beleid van de liberale minister van Binnenlandse Zaken Jan Roobrouck Charles Rogier (1800-1885) is in dat opzicht typerend. Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek/ Om de agrarische sector te moderniseren koppelde deze Katholieke Universiteit Leuven

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 580 Boekbesprekingen oen op 12 maart 2008 Lazare Ponticelli op ruim overlevenden in vijf Franse landelijke dagbladen, en voor Thonderdtien-jarige leeftijd overleed, was dat voorpa- de niet-Fransen in The New York Times. De toegankelijk- ginanieuws in Frankrijk. Met hem verdween de allerlaat- heid van deze kranten via het internet (Gallica Bibliothéque ste overlevende van de Eerste Wereldoorlog. De veteranen Nationale de France) vergemakkelijkten deze op zich ui- uit de loopgraven van 1914-1918 zijn in Frankrijk altijd terst intensieve naspeuringen aanzienlijk. Hetzelfde geldt onderwerp geweest van een liefdevolle verering, die alleen voor het aanvullende onderzoek in de eveneens digitaal maar toenam naarmate hun aantal langzaam maar zeker beschikbare registers van de burgerlijke stand in de depar- tot een handjevol grijsaards slonk. Zij waren immers ge- tementale archieven. tuigen geweest van gebeurtenissen die al zover in het ver- Dat de gehanteerde onderzoeksmethoden hun leden lagen, dat men er zich nauwelijks nog een voorstel- beperkingen hebben geeft Mathieu al op voorhand toe. ling van kon maken. Zo wijst hij erop dat Deze eigentijdse fasci- vooral de via de pers natie voor ‘les ders des Nieuwste Tijd achterhaalde informa- ders’ bracht Frédéric tie, wat de feitelijke Mathieu ertoe een on- gegevens betreft, niet derzoek in te stellen Zij hebben hem nog gezien altijd betrouwbaar is. naar de laatste overle- Bovendien richtten de venden van de Napole- Frédéric Mathieu, Napoléon, les derniers témoins. uit kranten verzamelde ontische oorlogen. Wie Étude historique, biographies, témoignages berichten zich meer op waren zij? Hoe keken (Éditions Sébirot; Massy 2008) 272 p., ill., tab., krt., € 22,- veteranen en oogge- zij terug op hun leger- ISBN 9782953272604 tuigen met een zekere dienst? Hoe werden zij welstand, dan op de door hun tijdgenoten minder maatschappe- bezien? lijk geslaagden. Dit gaat Mathieu heeft geprobeerd zoveel mogelijk militairen ten koste van de representativiteit. Deze tekortkomingen uit de oorlogen van 1792 tot 1815, die in 1887 nog in le- treden hier en daar aan het licht in de kwantitatieve ana- ven waren, op te sporen in de archieven. Voor het huidige lyse van de honderddrieënzestig Franse oudgedienden. Frankrijk voldeden honderddrieënzestig veteranen aan De constatering dat zich onder hen ‘une forte proportion dit criterium. Daarnaast wist hij achtenzeventig oud-mi- d’officiers subalternes’ bevindt, ‘tous issus de milieux à po- litairen uit andere Europese landen te traceren, die zowel sitionnement social élevé’, is hiervan een voorbeeld. Ook met als tegen la Grande Nation gevochten hadden; van hen de oververtegenwoordiging van de laatste overlevenden maken Duitse veteranen met vijfentwintig personen de afkomstig uit de Parijse regio is hierop terug te voeren. Zij meerderheid uit. Voor de Noordelijke Nederlanden kwam hadden immers vele malen meer kans om door de pers te Mathieu niet verder dan drie oudgedienden: jhr. Bernard worden opgemerkt dan hun leeftijdgenoten, die als keuter- van Merlen (1800-1890), Gerrit Adriaans (1788-1899) boertje een verscholen leven leidden in de onherbergzame en ene Enthoven (1785-1888). Een derde categorie be- streken van het Franse binnenland. staat uit dertig niet-militaire ooggetuigen, die de Franse Mathieu’s kwantitatieve analyse levert overigens keizer ooit persoonlijk hebben ontmoet – met name op weinig verrassende conclusies op. De hoogbejaarde mili- Sint Helena – of die als vrouw of kind aanwezig waren bij tairen waren bij hun overlijden tussen de achtentachtig en een van Napoleons veldslagen. honderdnegen jaar oud. Meer dan de helft behoorde tot Deze in totaal tweehonderdtweeënzeventig personen de laatste omvangrijke lichtingen conscrits – geboorteja- zijn door Matthieu op verschillende manieren achter- ren 1792-1795 – van het keizerrijk en dienden als twin- haald. Allereerst heeft hij gebruik gemaakt van de officiële tigjarige jongemannen tijdens Napoleons veldtochten in registratie die de Franse overheid onder keizer Napoleon Rusland (1812), Saksen (1813) en Noordoost-Frankrijk III tot driemaal toe – in 1852, 1857 en 1869 – liet verrich- (1814). Een kwart van degenen die na 1795 werden gebo- ten. Het doel van deze registratie was om alle nog levende ren had dienstgenomen als minderjarige vrijwilliger; velen militairen die in het leger van zijn oom hadden gediend te van hen vochten in juni 1815 bij Waterloo. Een goede kans eren met een speciaal onderscheidingsteken, de Medaille om tot het ‘laatste carré’ van overlevenden te behoren had- van Sint Helena, en om de hulpbehoevenden onder hen den verder de enfants de troupe, kinderen tussen de acht en van een staatspensioen te kunnen voorzien. Hiernaast de veertien jaar en adolescenten, die als tamboer of trom- heeft de auteur onderzoek gedaan in het archief van het petter met de troepen meetrokken. ministerie van Defensie en dat van het Legioen van Eer. Over de achtergrond van de auteur vermeldt het boek Verder heeft hij voor de periode 1887-1902 gezocht naar niets, maar naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier om vermeldingen – vooral necrologieën – van de allerlaatste een academisch geschoolde amateurhistoricus die zich na

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 581 zijn onderzoek naar de allerlaatste poilus, aan wie hij twee beslag en variëren sterk in omvang en inhoud: sommige websites wijdde, aan de allerlaatste grognards heeft ge- bieden slechts minimale feitelijke gegevens, terwijl ande- waagd. Mathieu is duidelijk geen kenner van het Napole- ren vrij uitvoerige beschrijvingen bevatten van wat de be- ontische tijdvak.Door toevoeging van een jaartallenlijst en trokkenen indertijd hebben gezien en meegemaakt. Wat een glossarium van personen en termen voor de lezer – en bij deze getuigenissen vooral opvalt, zijn de verhalen van voor zichzelf? – probeert hij deze periode toegankelijk te degenen die Napoleon – veelal als kind – één keer hebben maken. Hij brengt zijn bevindingen nauwelijks met elkaar ontmoet of gezien. Zij hebben daar naar verluidt tot op in verband en plaatst ze niet in een breder kader. Wat dit zeer hoge leeftijd een levendige herinnering aan bewaar- laatste betreft had de auteur veel profijt kunnen hebben den. ‘Jusqu’à la fin de sa vie elle gardait intact le souvenir van de studie van Natalie Petiteau, Lendemains d’Empire. de l’empereur’ en ‘Sa rencontre avec Napoléon la marque Les soldats de Napoléon dans la France du XIXe siècle (2003), à jamais’ lezen wij bij herhaling in allerlei varianten. Het een titel die in de zeer beknopte bibliografie ontbreekt. is een interessant psychologisch fenomeen dat vele vragen Al met al biedt Napoléon, les derniers témoins een ma- oproept: Wat is het waarheidsgehalte? Wie vertellen dit en ger resultaat voor zo’n grote onderzoeksinspanning, een waarom? Wat is de relatie met de Napoleontische legende? resultaat dat bovendien evengoed in een artikel had kun- Ook deze vragen worden in het boek niet gesteld. nen worden verwerkt. Maar in dat geval had de lezer de biografische notities moeten missen die Mathieu over zijn tweehonderdeenenzeventig hoofdpersonen heeft samen- A.J.C.M. Gabriëls gesteld. Deze nemen meer dan de helft van het boek in Instituut voor Nederlandse Geschiedenis

er gelegenheid van haar Aan de uitvoerig geanno- Thonderdjarig bestaan in Nieuwste Tijd teerde uitgave van het reisver- 2008 heeft de Linschoten-Ver- slag, dat oorspronkelijk in twee eeniging een schitterend uitge- delen in 1835 en 1836 werd voerd jubileumboek uitgegeven Een Nederlands gepubliceerd, is veel aandacht van een reisverslag van Q.M.R. marineofficier in besteed. Hoewel de personalia (Maurits) Ver Huell. Hij maakte al in een aparte bijlage zijn op- als marineofficier in 1816-1819 de tropen genomen, lijken de voetnoten deel uit van de eerste expeditie het soms zelfs te winnen van de naar Indië die uit naam van het Chris F. van Fraassen en Pieter Jan hoofdtekst. In het jubileumboek Koninkrijk der Nederlanden Klapwijk, Herinnering aan een reis zijn tevens ruim honderd aqua- werd ondernomen. In 1976 pu- naar Oost-Indië. Reisverslag en rellen van Ver Huell gereprodu- bliceerde de Linschoten-Ver- aquarellen van Maurits Ver Huell, ceerd, afkomstig uit de collectie eeniging overigens al Ver Huells 1815-1819. Werken van de van het Maritiem Museum Rot- Mijn eerste zeereis, over zijn reis Linschoten-Vereeniging, deel 107 terdam, die een illustratie vor- naar Brazilië van 1807-1808. (Walburg Pers; Zutphen 2008) 736 p., men van voornamelijk plaatsen Ver Huell was in Indië in een ill., € 65,- ISBN 9789057305689 en landschappen en in mindere voor het Nederlandse koloni- mate van gebeurtenissen die in ale bestuur interessante periode. het verslag worden genoemd. Weliswaar was op het congres Pieter Jan Klapwijk, verbonden van Wenen bepaald dat Nederland na het Britse ‘tussen- aan het Maritiem Museum Rotterdam, schreef een inte- bewind’ het koloniale bestuur weer in handen zou krijgen, ressant hoofdstuk over Ver Huell als tekenaar waarin ook maar de vraag was welke richting Nederland nu zou gaan publicaties en werk van tijdgenoten aan bod komen. De inslaan. De VOC was eind achttiende eeuw opgeheven en uitgave bevat verder nog een CD-rom, met een monografie onder gouverneur-generaal H.W. Daendels (1808-1810), van ruim vierhonderd bladzijden die is geschreven door en later het Britse bewind van T.S. Raffles (1810-1816), cultureel antropoloog en historicus Chris van Fraassen. was er een andere wind gaan waaien: zo waren de gedwon- De titel Een romanticus bij de marine doet vermoeden dat gen leveringen van gewassen vervangen door belastingen. het om een biografie gaat, maar van de veertien hoofdstuk- In ieder geval ging niet alles van een leien dakje, zoals bleek ken zijn er slechts vier aan Maurits Ver Huell gewijd en toen op de Molukken direct na het vertrek van de Britten twee aan zijn familie. een rebellie uitbrak. Dat was de Pattimura-opstand, ge- Deze monografie bevat nuttige informatie, maar waai- noemd naar de bijnaam van leider Thomas Matulessy. ert te veel en te ver uit. De lezer is al bijna op de helft van

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 582 Boekbesprekingen de tekst als pas de overname van het bestuur uit Britse der de noemer ‘koloniaal’. Ver Huell wilde een positieve handen aan de orde komt. Dan is het geslacht Ver Huell indruk geven van de natuur van Nederlands-Indië maar vanaf de zestiende eeuw, de positie van regenten in Ne- ook van het Nederlandse gezag. Er zijn, behalve veel af- derland, de carrière van de oom aan wiens protectie Ver beeldingen van het eskader en van forten en kastelen, ook Huell zijn loopbaan bij de marine te danken had, de VOC, aquarellen gemaakt van krijgshandelingen (plaat 48a) en en het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden al het ontwapenen van de opstandelingen (plaat 49). Ook is voorbij gekomen. Zinvol zijn de hoofdstukken waarin Van er een aquarel van de executie van een van de leiders van Fraassen de opstand in de Molukken van een historische de Molukse opstandelingen, Paulus Tiahahu. Tiahahu is achtergrond voorziet en de achtergrond van het bestuurs- daarop slechts als figuurtje op de achtergrond afgebeeld herstel in de jaren 1816-1818 schetst. In het boek van Ver waardoor alle aandacht verschuift naar zijn dochter die Huell worden daaraan namelijk niet veel woorden vuil door de Nederlanders naar het fort wordt geleid om haar gemaakt. De CD-rom had overigens zeker aan waarde ge- de aanblik van de dood van haar vader te besparen. Het wonnen als een deel van Ver Huells Levensherinneringen accent komt daardoor te liggen op het humane van de ko- daarop zou zijn opgenomen, aangezien zijn autobiogra- loniale overheersers. fie een meer directe kijk op de persoon Ver Huell biedt. Helaas komen de aquarellen in de uitgave niet volle- Karakteristiek is bijvoorbeeld dat hij daarin ook zijn amou- dig tot hun recht. Er is niet voor gekozen om voor elk één reuze escapades in Indië optekende. Van deze autobiogra- pagina te reserveren hoewel dat slechts vijf pagina’s meer fie is alleen het gedeelte over de periode 1787-1812 ooit in in beslag zou hebben genomen. De liggende prenten had- druk verschenen (in 1996, bezorgd door L. Turksma). den dan natuurlijk negentig graden gedraaid moeten wor- Over de persoonlijke kwaliteiten van Ver Huell zijn den, maar dat is geen onoverkomelijk bezwaar. Nu zijn er beide bezorgers van de uitgave behoorlijk kritisch: hij veel aquarellen klein afgebeeld en drieëntwintig juist heel wordt een onzekere ijdeltuit genoemd, hij schilderde als groot, namelijk over twee pagina’s. Dat laatste heeft echter een verdienstelijk amateur en bovenal wordt hij als roman- tot gevolg gehad dat er steeds in het midden iets van de ticus weggezet. ‘Met andere romantici deelde Ver Huell afbeelding is weggevallen. de neiging ervan overtuigd te zijn alles goed te zien en te Wat is nu het belang van dit boek? Ver Huell behoorde doorzien, en zich in te beelden dat de redding van alles niet tot het eerste echelon van natuuronderzoekers, noch en iedereen van hem afhankelijk is’, zo staat op bladzijde tot de beste tekenaars; zijn beschrijvingen zijn vaak opper- 25, waarna hij met Multatuli wordt vergeleken. Maar dat vlakkig en hem een bekwaam stilist noemen is ook teveel is wel erg kort door de bocht: natuurlijk was niet iedere eer. De natuur en zijn religieuze ervaringen in de tropische romanticus per definitie megalomaan. Het lijkt er echter omgeving worden veelal op stereotiepe wijze omschreven. wel op dat Ver Huell, door de protectie van zijn oom, over Maar zijn verslag is wel degelijk relevant, bijvoorbeeld het paard getild was. Zo weigerde hij na terugkomst uit vanwege zijn beschrijving als ooggetuige van de Molukse Indië op een fregat te dienen en sleet hij zijn verdere le- opstand die hij trouwens nadrukkelijk vanuit Nederlands ven aan wal waar hij van onder-equipagemeester opklom perspectief beziet. Maar er is echter ook aandacht voor de tot directeur der marine in Rotterdam. Daar had hij tijd inheemse samenleving. Ofschoon veel westerlingen nega- om zich aan het optekenen van zijn belevenissen te wijden tief over locale machthebbers oordeelden, toont Ver Huell en de al genoemde aquarellen te schilderen. Dat gebeurde zich, bij een bezoek aan de sultan van Madura, juist zeer grotendeels uit het hoofd want veruit het grootste deel van onder de indruk van de entourage en de hoffelijkheid van zijn tekeningen was verloren gegaan toen het linieschip de de vorst. Eveneens waarderend spreekt hij over zijn visi- Admiraal Evertsen averij opliep en verloren ging. Met het te aan de regent van Sumenep, wiens historische kennis schip ging helaas ook zijn verzameling naturalia naar de wordt geroemd. Hij apprecieert de moeite die wordt geno- kelder. men om de westerse gasten te vermaken door festiviteiten Ver Huell omschreef nauwgezet alle objecten die hij als een hanen- of stierengevecht. Dergelijke observaties, gedurende zijn verblijf in de tropen verzamelde, alsof dit naast die over de Molukse opstand, maken dit reisverslag een soort compensatie vormde voor dit uiteindelijke ver- de moeite waard. lies van de tastbare herinneringen. De aquarellen hadden een soortgelijke functie. Klapwijk maakt aannemelijk dat zij waarschijnlijk bedoeld zijn geweest voor eigen gebruik. Janny de Jong Het beeld dat erin wordt gegeven is samen te vatten on- Rijksuniversiteit Groningen

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 583 n 1894, troops of the South African Republic, essenti- case it was the (Lutheran) Berlin Missionary Society which Ially a militia force of burghers, launched an assault on worked in the Blauberg, in the person of the Reverent the Bahananwa, one of the smaller Tswana or north Sotho Christoph Sonntag, an experienced man who spoke chiefdomships, which had its territory in the Blauberg, to Sesotho reasonably well and had long contacts with the west of the Soutpansberg in what has now become the Mmalebôhô. During the war there was also another man, Limpopo province of South Africa. The war can be seen the Anglican priest Colin Rae, who surprisingly accompa- as part of the mopping up process of colonial conquest. nied the republican forces as a chaplain and was to write a Within half a decade the last of the independent African book about the campaign. polities within what was to become the Union, and still There is of course no such thing as an unbiased or per- later the Republic, of South Africa was brought under co- fect source, and the interpretation of missionary letters lonial control. Indeed within a decade the South African and journals is more complicated, if often more rewarding, Republic itself (the Transvaal) was subjected to the British than others. Missionaries were ,and are, in principle indi- Empire. viduals of deep convictions, which may have blind them Despite various negotiations which preceded the final to what went on around them. Most of the time they at- assault, there can be little doubt tempted social revolution and that the republican forces and often wrote with at least one eye their leaders had already decided Nieuwste Tijd on what their European spon- to enforce the subjugation of sors and the money-giving faith­ the Bahananwa to colonial rule, ful wanted to read. The ways to whether by force or otherwise, Chief Mmalebôhô deal with these problems are as was symbolised by requiring through missionary among the commonplaces of the them to pay taxes. Conversely, Africanist historical practice. In the Hananwa elite was not pre- eyes Lize Kriel’s case, there are added pared to give up their indepen- complications. Rae is fairly easy dence lightly, even though they Lize Kriel, The ‘Malaboch’ books. to deal with, once itI is realized were well aware of the conse- Kgalusi in the ‘civilization of the that his material derived from quences of their stance. During written word’ (Franz Steiner Verlag; the perceptions of the Transvaal the course of the war perhaps Stuttgart 2009) 377 p., € 55,60 camp, that he spoke no Sesotho half of their subjects crossed to ISBN 9783515092432 and Bahananwa and that much the Transvaal side and eventu- of his book was lifted verba- ally the mountain fastness was tim from the camp newspaper. quite bloodily taken, while the chief Kgaluši Mmalebôhô Sonntag’s journal is a more difficult case, firstly because it was taken to prison in Pretoria. In terms of the history of is not absolutely certain that he actually wrote it every day, the Limpopo province and of the Blauberg and the Baha- and some of the essays could contain reflections that were nanwa, this was a major event; in terms of the history of inserted later as he wrote out a draft before submitting to South Africa, let alone of the whole African continent, this his Berlin employers – a question Kriel does not address. was merely one incident among many. Secondly because the most easily available version is an The sources for this history are standard for nineteenth English translation made and published by his son some century Southern Africa. There is a certain amount of oral three-quarters of a century after the events, which does information from the Bahananwa themselves, much of not measure up to the standard of editing a professional it collected and presented in a thesis by T.J. Makhura in would wish for. Often comparison with the original Ger- the 1990s, but there does not appear to be any significant man text shows that things which have been criticized in Hananwa corpus of written material, such as is to be found Sonntag’s account were in fact added in the 1980s volume. in other parts of the region, notably Lesotho and the Eas- Of course Sonntag was not some empty conduit of reality, tern Cape. This is primarily the result of different mission but he saw things by his own lights and crafted his stories strategies. However, the bulk of the information derives according to certain conventions and with his audience in from people, almost invariably men, of at least partial mind. European descent. Much comes from the archives of the So far, so good. These sorts of comments would have South African Republic itself, but as so often in African made an admirable methodological appendix to a book on history of the period, the writings of missionaries are cru- the war, or one that is potentially broader. The problem cial. Missionaries after all got to a very wide variety of lo- is that this book is an appendix grown to three hundred cations, they were necessarily literate, they were required pages, under the malicious influence, of literary theory in to write to their supporting societies in Europe or North particular. The tragedy is that Kriel recognizes this. In her America, and their archives have (usually) survived. In this last paragraph she writes: ‘This book is not supposed to

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 584 Boekbesprekingen be about Rae and Sonntag, it’s about Mmalebôhô.’ This she will manage to write a book about Mmalebôhô. It will is not, on any reading, an accurate summary. Kriel’s book be very well worth reading. is about her sources, not about her subject. This is a great pity. I can only hope that, now that she has worked her Robert Ross text-critical and self-conscious demons out of her system, Universiteit Leiden

it is voor Ne- anglofiele Freyre, Um Dderlandse lezers Nieuwste Tijd Vitoriano dos Trópicos, natuurlijk een intrige- dat zowel voor de soci- rend kopje voor deze ale wetenschappen als bespreking. Welke Een Braziliaanse Huizinga voor de letteren de be- his­toricus, en dan nog langrijkste Braziliaanse wel een Braziliaan, kan Peter Burke en Maria Lúcia G. Pallares-Burke, Gilberto prijzen won. Nu is er zich meten aan ‘onze’ Freyre, social theory in the tropics (Peter Lang; Oxford dus van hun beiden Huizinga? De be- 2008) 261 p., € 26,60 ISBN 9781906165048 een breed intellectueel faamde cultuurhisto- portret van Gilberto ricus Peter Burke en Freyre, waarbij ze ieder zijn Braziliaanse vrouw Maria Lúcia Pallares menen dat afzonderlijk met hun eigen schrijfstijl hoofdstukken voor Gilberto Freyre (1900-1987) dat kan. Ik kom daar later op hun rekening namen (‘a more prolix Latin style and a more terug. Ook zal het verbazing wekken dat Burke, beroemd concise British one’). Ondanks enige herhalingen is dat door zijn studies van het vroeg-moderne Europa, medeau- hun uitstekend gelukt en is het mij althans ontgaan dat teur is van dit boek over een Braziliaanse historicus/antro- ze het op een aantal punten ook niet altijd eens konden poloog. ‘Dat zal dan wel door zijn Braziliaanse vrouw ko- worden, zoals ze in het voorwoord schrijven. men’, zal men denken. Maar dat lijkt niet het geval te zijn. Wie was Gilberto de Mello Freyre, wat is zijn belang Al in 1965 (via een verwijzing in een boek van Fernand voor de Braziliaanse cultuurgeschiedenis? Hij behoorde Braudel) las hij The Masters and the Slaves, de vertaling van tot een invloedrijke familie uit Recife, de hoofdstad van de Freyre’s beroemdste studie Casa Grande & Senzala (Het Noordoostelijke deelstaat Pernambuco. Via beide ouders Grote Huis en het Slavenverblijf ), oorspronkelijk gepubli- stamde hij af van grootgrondbezitters, maar zijn vader was ceerd in 1933. Ik zelf las het boek ook in 1965, maar dan rechter en leraar. Gilberto, een geboren boekenverslinder, in het Portugees voor mijn regionale specialisatie Brazilië ging in 1918, dus toen hij achttien was, naar een college binnen de studie antropologie. De dikke pil over koloniaal in Texas en daarna naar Columbia University, waar hij in Brazilië las ik in één ruk uit en ik kan me goed voorstellen 1922 zijn MA behaalde. Daar volgde hij colleges van on- dat het boek toen ook al op Burke diepe indruk maakte. der anderen Franz Boas. Daarna reisde hij nog naar Eu- Je wordt meegesleept door de beeldende, soms zelfs ero- ropa. Om financiële redenen moest hij in 1923 weer terug tiserende taal en door de provocerende ideeën over zaken naar Recife, waar hij journalist werd en zich in het cultu- als de positieve bijdrage van de rassenmenging aan de Bra- rele leven stortte. Naast een stroom van krantenartikelen ziliaanse cultuur – een proces dat overigens gepaard ging over ondermeer buitenlandse schrijvers en historische on- met ‘syfilisering’, want zoals Freyre het plastisch zegt, de derwerpen, was hij de initiator van een literaire stroming, Portugese kolonisators waren als losgeslagen dekhengsten, het regionalisme, gericht op het Noordoosten, en nam hij die vrij onbekommerd inheemse en Afrikaanse vrouwen ook het toen nog schokkende initiatief van de organisa- ‘namen’ zoals het hen uitkwam. Maar ook andere zaken tie van een congres over de Afro-Braziliaanse cultuur. In komen aan bod, zoals het sadisme van de meesters, het 1927 kreeg hij een politieke functie bij het kabinet van de masochisme van de slaven, de kindertijd en het belang van gouverneur van Pernambuco. Na een staatsgreep in 1930 kookrecepten. Het zijn maar enkele facetten van deze rijke ging hij in ballingschap, om uiteindelijk via een gastdo- cultuurgeschiedenis van koloniaal Brazilië, een werk dat centschap aan Stanford University in 1932 terug te keren. de jonge cultuurhistoricus Burke zeker aangesproken zal Van de hand in de tand levend, schreef hij vervolgens Casa hebben. Grande & Senzala, dat bij publicatie in 1933 insloeg als Hoe dit ook zij, bij de herdenking van de honderdste een bom. Naast een literair meesterwerk, is het belang van geboortedag van Gilberto Freyre in 2000 schreef het echt- dit boek vooral geweest dat het de Braziliaanse nationale paar ieder voor zich een paar papers, en in feite was het boek identiteit als het ware bevrijdde van de druk van de toen toen al voor een groot deel klaar. Ondertussen publiceerde heersende rassentheorieën. Wie had er niet een inheemse Maria Lúcia in 2005 in Brazilië een boek over de jonge of Afrikaanse voorouder? Hoe groot was niet de invloed

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 585 van de zwarte min en het kindermeisje op de kinderen, alleen vergelijken ze hem met Norbert Elias en Philippe hoe hadden de kolonisators kunnen overleven zonder bij- Ariès, maar vooral met ‘onze’ Huizinga. Het lijkt gewaagd: voorbeeld de technologische, botanische en culinaire ken- de introverte Nederlander en de uitbundige Braziliaan. nis van de twee andere ‘rassen’? Freyre wijst op culturele Maar beiden vonden inspiratie in de esthetiek van de de- hybridisering, op culturele interpenetratie, schrijft over cadentie en de fin de siècle-literatuur, beiden ‘produced a het intieme leven op de plantages, geïnspireerd door de cultural history that was unusually sensuous, sensitive to gebroeders de Concourt. Evenals bij zijn andere werken, the colours, the sounds and even the smells of the past’ waaronder de twee vervolgstudies Sobrados e Mocambos (p.204). Beiden waren ook gefascineerd door materiële (De Herenhuizen en de Barakken) over de negentiende- cultuur. De één schreef over de religieuze betekenis van eeuwse stad, en Ordem e Progresso (Orde en Vooruitgang) de appel in de middeleeuwen, de ander over de symboliek over de periode tot de jaren twintig van de vorige eeuw, van de banaan in koloniaal Brazilië. Hoe dit ook zij, de pretendeert hij niet dat het strikt academische studies zijn. Burkes hebben met dit boek een fascinerende intellectuele Hij spreekt zelf van essays. biografie van Gilberto Freyre geschreven, die ook voor de De Burkes noemen zijn stijl impressionistisch, ja poin- meer algemeen geïnteresseerde lezer meer dan de moeite tillistisch. Zij wijzen er ook op dat deze veellezer een groot waard is. talent had om ideeën van anderen in originele, soms geni- ale vorm te hergebruiken. Hun boek is een heel knappe Geert A. Banck analyse van deze originele historicus/antropoloog, en niet Universiteit Utrecht/CEDLA

e Urban League werd in van de geleidelijkheid, zelfhulp D1910 in New York opge- Nieuwste Tijd en op eigen kracht omhoog- richt, met als hoofddoel ‘om de klimmen, waren de grondbe- sociale en economische toestand ginselen. Dit alles was geheel in van de negers in de stedelijke Pleisters op kanker- de geest met het gedachtegoed centra te verbeteren’. De massale plekken: de jonge jaren van de gematigde zwarte leider migratie van de Afro-Amerika- Booker T. Washington. Toch nen vanuit het agrarische zuiden van de Urban League kunnen de voormannen van de naar het industriële noorden Urban League, aldus Reed, niet begon toen juist op gang te ko- Touré F. Reed, Not Alms but als zijn rechtstreekse volgelin- men. Honderdduizenden Afro- Opportunity: The Urban League & the gen worden aangemerkt. Booker Amerikanen zouden het zuiden Politics of Racial Uplift, 1910 – 1950 T. Washington beschouwde verlaten in de hoop om in ste- (University of North Carolina Press; immers het agrarische zuiden den als New York, Chicago en Chapel Hill 2008) 304 p., ill., $ 21,95 als de natuurlijke leefomgeving Detroit een beter bestaan op te ISBN 97808707859025 van de neger en hij had daarom bouwen. De Urban League was migratie naar het noorden altijd een samenwerkingsverband van zoveel mogelijk ontmoedigd. de opkomende zwarte elite en de gegoede sociaal bewo- Het belangrijkste punt dat Reed wil maken, is dat de gen blanke burgerij. In tientallen steden zouden afdelin- Urban League zich juist liet inspireren door de sociologie. gen ontstaan. In 2010 zal de Urban League honderd jaar Vooral in Chicago kwam deze nieuwe academische disci- bestaan, en dat is reden genoeg voor een terugblik. In het pline tot grote bloei. Van grote betekenis was de notie dat zojuist verschenen Not Alms but Opportunity: The Urban ras niet zozeer een biologisch gegeven was als wel een so- League & the Politics of Racial Uplift, 1910 – 1950 doet ciale constructie. Zo kon met wetenschappelijke argumen- Touré F. Reed verslag van de eerste veertig jaar. ten de strijd worden aangebonden met de toen gangbare Reed, hoogleraar Afro-Amerikaanse geschiedenis aan opvattingen over eugenese en de aangeboren minderwaar- de universiteit van de staat Illinois, betoogt dat de Urban digheid van de neger. De omgeving zou, meer dan erfelijk- League een tweesporenbeleid voerde. Enerzijds richtte zij heid, het gedrag van mensen bepalen. Nurture ging boven zich op de socialisatie van de zwarte migranten in de nieu- nature. Coryfeeën van de zogeheten Chicago-school waren we stedelijke omgeving, anderzijds spoorde zij werkgevers, W.I. Thomas, Earnest Burgess en Robert Park. Zij hielden vakbonden en huisbazen aan tot meer banen, een hogere zich vooral bezig met de komst van de moderne urbane beloning en betere woningen. Het werkterrein besloeg samenleving. Losse familiebanden, individualisering, ano- maatschappelijk werk, volksopvoeding, arbeidsbemidde- nimiteit, een overvloedig aanbod van aardse verlokkingen ling, lobbyen en stille diplomatie. Emancipatie via de weg en gebrek aan sociale controle waren de ideale voedings-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 586 Boekbesprekingen bodem voor moreel verval en sociale desintegratie. Vooral Rockefeller. Natuurlijk moeten zowel Weiss als Moore migranten uit een traditioneel agrarisch milieu liepen de toegeven dat de Urban League geheel niet was opgewassen kans om in de grote stad te ontsporen. Hun levensstijl tegen de overweldigende problematiek van gettovorming, moest worden aangepast aan de eisen van de moderne tijd. racisme, armoede, werkloosheid, misdaad, slechte behui- De Urban League zag het als haar plicht om de kersverse zing en ondermaats onderwijs. stedelingen te beschaven tot respectabele en goed functio- In Not Alms but Opportunity toont Reed zich een stuk nerende eigentijdse burgers. De zwarte nieuwkomers in de kritischer. Hij constateert dat de Urban League hardleers stad kregen het advies om zich te kleden en te gedragen als bleef vasthouden aan stille onderhandse onderhandeling, blanke zakenmensen. Regelmatig wassen en verschonen, terwijl allengs duidelijk werd dat dit structureel gezien maar op tijd komen en niet luidruchtig praten of lachen in het weinig opleverde. Gedurende de New Deal van Roosevelt openbaar. De veronderstelling was dat als negers goed ge- spande de Urban League zich vooral in om banen binnen drag vertoonden, de raciale vooroordelen vanzelf zouden te halen die met overheidsgeld werden gefinancierd. Reed verdwijnen. Eerst contact, daarna competitie en conflict, bespeurt weliswaar een zekere toename van politieke as- en uiteindelijk accommodatie en assimilatie, zo luidde sertiviteit, maar het echte strijdwerk zou worden verricht Parks theorie van de etnische cyclus. Volgens die gedachte door organisaties als de National Association for the Ad- zou het slechts een kwestie van een of twee generaties zijn vancement of Colored People (NAACP) en de Sleeping Car voordat de neger volledig zou opgaan in de Amerikaanse Porters onder aanvoering van de zwarte vakbondsman smeltkroes. A. Philip Randolph. In zijn slotbetoog waagt Reed het In eerdere studies zoals The National Urban League, zelfs om de gedachte te ventileren dat de activiteiten van 1910 – 1940 (1974) van Nancy Weiss en A Search for de Urban League misschien wel eens een averechts effect Equality: The National Urban League, 1910 – 1961 (1981) kunnen hebben gehad. Door het accent te leggen op maat- van Jesse Thomas Moore, wordt de Urban League om- schappelijke zorg en gedragsverbetering, zouden juist de standig geprezen voor al het nobele werk en alle goede onderliggende raciale en sociaal-economische verhoudin- bedoelingen. Van dociele inschikkelijkheid en de verloo- gen zijn verhuld en zelfs bestendigd. Het heilzame werk chening van de Afro-Amerikaanse identiteit wordt geen van de Urban League was als het plakken van pleisters op gewag gemaakt. In woelige tijden van economische depres- kankerplekken, zo suggereert Reed. Volgend jaar viert de sie en rassenstrijd zou de Urban League juist een lichtend Urban League haar honderdste verjaardag, maar het boek baken zijn geweest van redelijk overleg en rustige analyse. van Reed is niet echt een prettig verjaarscadeau. Een meer militante koers was overigens ook niet moge- lijk, omdat de Urban League financieel volledig afhankelijk Thomas Bersee was van blanke grootindustriële weldoeners, onder wie Historicus te Utrecht

eschiedenis is’, in als elders in de histo- ‘Gde vaak geciteer- Nieuwste Tijd rische wetenschappen de woorden van Johan het geval was, plaatste Huizinga, ‘de geestelijke een opkomende gene- vorm waarin een cul- Vernieuwend materiaal over de ratie van professioneel tuur zich rekenschap meicampagne geschoolde militair geeft van haar verleden.’ historici vraagtekens De geschiedschrijving bij gekoesterde opvat- over de meidagen van Pieter Kruit, Een mythe aan scherven. Een onderzoek tingen. In Mei 1940. 1940 illustreert deze naar de tactische gevechtsomstandigheden van mei 1940 De strijd op Nederlands wijsheid. Alle auteurs op het Nederlandse strijdtoneel (Aspekt; Soesterberg grondgebied (1990) die over die dramati- 2008) 156 p., € 19,95 ISBN 9789059116818 stelde zij bestaande ver- sche dagen schreven, klaringen voor de snelle hebben op de een of an- Nederlandse nederlaag dere manier hun positie moeten bepalen ten opzichte van pregnant ter discussie. Hoewel in wetenschappelijke kring het beeld van de strijd dat zich al tijdens de gevechtsdagen goed ontvangen, riep dit werk ook weerstand op. In 1995 bij het Nederlandse volk vormde. Lou de Jong heeft in deel publiceerde de Grebbeberg-veteraan W.D.Jagtenberg als drie van zijn magnum opus Het Koninkrijk der Nederlanden reactie Geschiedvervalsing over de meidagen van 1940. Kiest in de Tweede Wereldoorlog (1970) een krachtig beeld neerge- Defensie voor de SS en tegen haar veteranen?. Deze veteraan zet dat voor veel tijdgenoten canonieke waarde kreeg. Net poogde zelfs, gesteund door andere veteranen en enkele in-

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 587 stitutionele medestanders, door een kort geding een tweede In het derde hoofdstuk analyseert de auteur de gevech- druk van Mei 1940 te voorkomen. Het felle debat vormde ten van de Duitse parachutisten en luchtlandingstroepen vooral voor Herman Amersfoort, een van de redacteuren met de Nederlandse verdedigers bij Waalhaven, Valken- van het boek, aanleiding voor nieuw onderzoek. In 2005 burg en de Moerdijkbruggen. Hij maakt daarbij duidelijk verscheen zijn ‘Ik had mijn roode-kruis band afgedaan’, dat de gevechtsomstandigheden sterk verschilden, en dat waarin minutieus uiteen wordt gezet hoe de gedragingen de inzet van de Nederlandse militairen uiteenliep van een van Duitse en Nederlandse militairen in de meidagen van haastige terugtocht en snelle overgave, tot een verbeten en 1940 zich verhielden tot het toen geldende oorlogsrecht. In dapper verzet. Vervolgens behandelt hij de meer traditio- 2007 wijdde hij zijn oratie als hoogleraar militaire geschie- nele strijd om de linies bij respectievelijk de rivierovergan- denis aan de Nederlandse Defensie Academie aan het oor- gen over de IJssel en de Maas, de strijd om de voorposten- logsbeeld, de strategie en de operationele planning van het strook bij Scherpenzeel en de Grebbeberg, de doorbraak Nederlandse leger in het Interbellum. Deze vernieuwende bij Mill en bij de hoofdweerstandslinie van de Grebbeberg, publicaties hebben bijgedragen tot een beter inzicht in de alsmede de Nederlandse tegenaanval bij Achterberg. meicampagne van 1940. Aan de hand van vooral een gedetailleerde analyse van De vonk van Amersfoorts fascinatie met de meidagen de verhouding tussen kogel – en scherfverwondingen op is overgeslagen op zijn studenten. Pieter Kruit is een van de diverse strijdtonelen, komt hij in zijn laatste hoofdstuk hen en Een mythe aan scherven is een bewerking van zijn tot enkele, ook voor het grotere debat over de meidagen afstudeerscriptie. De auteur heeft gebruik gemaakt van interessante conclusies. De eerste is dat de tactische lucht- een recent in het archief van het voormalige Informatie- steun van de Luftwaffe en Duitse artilleriebeschietingen bureau van het Nederlandse Rode Kruis opgedoken bron, vooral het moreel van de Nederlandse militairen hebben namelijk een lijst van gesneuvelde en gewonde Nederland- ondermijnd, en dat de fysieke uitwerking ervan beduidend se militairen uit de meidagen. Deze lijst bevat meer dan minder is geweest dan in de gevechtsrapporten wordt zevenduizend namen, beduidend meer dan tot nu toe in gesuggereerd. Bij de strijd om de Grebbeberg hebben de de literatuur werd aangenomen, en veel aanvullende infor- Duitse infanteristen het effect bekwaam uitgebaat en viel matie. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de plaats van de stelling uiteindelijk als gevolg van een Duitse infante- het gewond raken en de aard van de verwonding. Waar rieaanval met kleinkaliberwapens. Daarnaast constateert onze belangrijkste bron voor de krijgsverrichtingen wordt hij dat er, gelet op de relatief korte gevechtsaanraking op gevormd door de zogeheten gevechtsverslagen die – uit het het Nederlandse strijdtoneel, geen relatie valt te onderken- geheugen opgesteld door de betrokken militairen zelf – nen tussen zware gevechten en gevechtsuitputting. Het te- een gefragmenteerd beeld geven, is de nieuwe bron afkom- gendeel is eerder het geval. Vooral de aanwakkerende ge- stig uit de medische verzorgingsketen en bevat een kille ruchtenstroom lijkt de zenuwen van verdedigers zwaarder registratie van slachtoffers. De nieuwe bron is dus minder op de proef te hebben gesteld dan het daadwerkelijke ge- met emoties en vertekeningen bezwangerd. De originele vechtscontact. Dit verklaart waarom sommige Nederland- onderzoeksvraag was vervolgens of een analyse van de ge- se militairen kozen voor een snelle aftocht of overgave. wondenlijsten zou kunnen leiden tot een beter inzicht in Op een enkel punt is kritiek op het betoog mogelijk. de tactische gevechtsomstandigheden op het Nederlandse Soms gaat de auteur wat te kort door de bocht, bijvoor- strijdtoneel. beeld waar zijn verwijt de verdediging van de vliegvelden De auteur biedt een helder inzicht in de kwaliteit van betreft. Aangezien ‘Fall Festung’, de Duitse operatie met de beschikbare gewondeninventarisaties, zoals opgesteld als oogmerk Den Haag bij verrassing te vermeesteren, de door de Nederlandse en Duitse militaire autoriteiten. En eerste grootschalige luchtlandingsoperatie van de Tweede passant behandelt hij de militair geneeskundige verzor- Wereldoorlog was, is het alleszins verklaarbaar dat de Ne- gingsketen, waarbij hij vraagtekens plaatst bij de stelling derlandse krijgsmacht nog geen doctrine had ontwikkeld van Leo van Bergen in diens De zwaargewonden eerst? voor het optreden tegen luchtmobiele vijanden, ook al (1994) dat lichtgewonden voorrang in behandeling kregen had het Algemeen Hoofdkwartier de nodige lessen uit de boven zwaargewonden. Wel geldt dat hoe chaotischer het Duitse ‘coup de main’ tegen Oslo geleerd. Daarnaast vind slagveld, hoe problematischer de verzorging en registratie ik zijn vergelijking tussen de Duitse ‘inbraak’ bij Mill en van slachtoffers. In het tweede hoofdstuk verantwoordt de de daaruit voortvloeiende gevechten, en de strijd tussen de auteur tot in de details hoe hij de data uit zijn bronnen on- langzaam oprukkende Duitse eenheden in de Grebbelinie derworpen heeft aan een statistische bewerking. Hij lijkt wat ongelukkig, omdat de auteur merkwaardig genoeg de zich met hart en ziel op de geautomatiseerde gegevensbe- intensiteit van de oplopende spanning onder de verdedi- werking te hebben gestort en is bij zijn eerste publicatie uit gers in laatstgenoemde linie miskent. het oog verloren dat de lezer vooral in de resultaten is ge- Deze kanttekeningen ten spijt, meen ik dat de jonge ïnteresseerd. Gelukkig heeft hij op dit punt de fijnproever auteur op basis van oorspronkelijk onderzoek een in- het nodige te bieden. teressante bijdrage heeft geleverd aan het voortgaande

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 588 Boekbesprekingen debat over de meidagen van 1940. Hij heeft daarbij een meervoudsvormen het leesplezier ook ten goede zou zijn belangrijke bron toegankelijk gemaakt. Het is overigens gekomen. wel jammer dat zijn uitgever niet voor een krachtiger re- dactie heeft gezorgd. Het boekje had met minder woorden Piet Kamphuis toe gekund, terwijl een consequent gebruik van enkel- en Nederlands Instituut voor Militaire Historie

a de Tweede Wereldoorlog nalist en een militair. Het levert Nwerd het Duitse leger, de Nieuwste Tijd een bonte verzameling essays op Wehrmacht, door de geallieerde die sterk uiteenlopen qua focus bezettingsmachten ontman- en kwaliteit. teld. Men was het erover eens Een democratisch De interessantste bijdragen dat er na twee opeenvolgende monument? gaan in op de politieke, ethische wereldoorlogen nooit meer een en esthetische kwesties rond het militaire dreiging van Duitsland monument. Allereerst is er het uit zou mogen gaan. Maar al Manfred Hettling en Jörg Echternkamp probleem van de historische tra- snel creëerde de Koude Oorlog (ed.), Bedingt erinnerungsbereit. ditie. De oude Bondsrepubliek zijn eigen dynamiek, en in 1955 Soldatengedenken in der Bundes­ en de DDR kenden vele publieke kreeg de Bondsrepubliek haar republik (Vandenhoeck & Ruprecht; monumenten ter nagedachtenis Bundeswehr – weliswaar vei- Göttingen 2008) 176 p., € 17,90 aan slachtoffers van oorlog en lig ingebed in de structuur van ISBN 9783525367568 geweld – waarbij aan beide zij- de NAVO en met de uitdruk- den van de Duits-Duitse grens kelijke bepaling dat het Duitse een continuïteit gesuggereerd leger een zuiver defensieve taak werd tussen het Derde Rijk en had en zich nooit buiten de landsgrenzen zou begeven. Na de volksgenoten aan gene zijde van de Muur. Monumenten het einde van de Koude Oorlog, de val van de Berlijnse ter herinnering aan de eigen gesneuvelde soldaten waren Muur en de Duitse hereniging nam echter de internati- er echter niet. Daarvoor moet men terug in de geschiede- onale druk op de Bondsrepubliek toe om zich actiever nis naar de publieke monumenten van het Derde Rijk, de in te zetten voor internationale vredesmissies, niet alleen eraan voorafgaande revanchistische monumenten van de met geld en morele steun, maar ook met manschappen en Weimar Republiek of de nationalistische oorlogsmonu- materieel. Eind 1995 schudde de Bondsregering onder lei- menten van het Duitse Keizerrijk. Met recht een beladen ding van Helmut Kohl de historische schroom van zich af erfenis. Volgens politicoloog Herfried Münkler (Hum- en stuurde een contingent soldaten naar de Balkan. Ook boldt Universität) verschilt het Bundeswehr-monument de rood-groene coalitie van Gerhard Schröder zond vanaf echter in wezenlijk opzicht van zijn historische voorgan- 1998 Duitse troepen naar internationale crisisgebieden. gers: het gaat hier immers niet om soldaten die gesneuveld Voor het eerst sinds 1945 liepen Duitse soldaten daarmee zijn in een ‘klassieke’ oorlog met als inzet nationale belan- weer het risico tijdens het uitoefenen van hun dienst op gen en nationale macht, maar om soldaten die bijdroe- vreemde bodem te sneuvelen. gen aan het realiseren van vrede, vrijheid en verbeterde In 2006 nam minister van Defensie Franz Josef Jung leefomstandigheden in mondiale crisisgebieden. Volgens (CDU) het initiatief om met het oprichten van een publiek Münkler staat deze democratische en humanitaire taak- monument ter nagedachtenis van tijdens de actieve dienst omschrijving van de huidige vredesoperaties op een veel omgekomen soldaten van de Bundeswehr in te spelen op hoger ethisch plan dan de traditionele oorlogen. Probleem deze nieuwe realiteit. Dit monument, en de uiteenlopende is echter zoals hij zelf ook aangeeft dat critici achter deze discussies die het provoceerde, vormde de aanleiding voor idealistische motieven toch vaak een verborgen politieke de bundel Bedingt erinnerungsbereit onder redactie van de agenda vermoeden (denk aan de Amerikaanse aanval in historici Manfred Hettling (Martin-Luther-Universität, Irak) en dat anderzijds de publieke betrokkenheid bij deze Halle) en Jörg Echternkamp (Militärgeschichtliches For- missies vanwege de grote afstand en het ontbreken van schungsamt, Potsdam). Hierin worden de belangrijkste ‘egoïstische’ motieven betrekkelijk gering is. Daar komt bij vragen en controverses besproken die direct of indirect dat in onze ‘postheroïsche’ samenleving nauwelijks plaats is met het monument voor de gevallen Bundeswehr-soldaten voor heldenverering. Enerzijds worden de risico’s voor de verband houden. Onder de dertien auteurs bevinden zich betrokken militairen tot het uiterste beperkt, anderzijds naast drie historici ook drie sociologen, twee kunsthistori- worden sterfgevallen eerder als bedrijfsongeval getypeerd ci, een politicoloog, een architect, een geestelijke, een jour- dan als heldendood voor het vaderland. Die benadering

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 589 vraagt om een heel ander soort monument dan wat de om een publiek project gaat dat met belastinggeld bekos- Duitse geschiedenis heeft voortgebracht. tigd wordt, heeft minister Jung gekozen voor een besloten Een enigszins filosofische benadering van de the- prijsvraag en is hij een publieke discussie over ontwerp, matiek is te vinden in het essay van Angelika Dörfler- locatie en betekenis van het monument uit de weg gegaan. Dierken (Sozialwissenschaftliches Institut der Bundes- Endlich geeft aan hoe in de meeste publieke monumenten wehr, Strausberg). Net als enkele andere auteurs in de van de afgelopen decennia een nadruk is komen te liggen bundel onderscheidt zij twee categorieën van militaire op openheid, informatievoorziening en interactie met het slachtoffers: zij die hun leven hebben gegeven in opdracht publiek, facetten die in het monument voor de gesneu- van het vaderland en in dienst van een hoger belang velde Bundeswehr-soldaten ten enenmale ontbreken. Het (‘sacrificia’) en zij die ongelukkigerwijze tijdens de dienst weerspiegelt volgens haar de politieke angst om de Duitse zijn omgekomen (‘victima’). Zoals hierboven aangegeven betrokkenheid bij internationale vredesmissies publieke- is dit geen absoluut onderscheid, maar een kwestie van lijk ter discussie te stellen. interpretatie. Desalniettemin stelt Dörfler-Dierken dat er En hoe staat het met het monument zelf? Volgens de een principieel verschil is tussen tijdens een vredesmissie bundel zou het in de herfst van 2008 feestelijk worden in- gesneuvelde soldaten (of ook van artsen of ontwikkelings- gewijd, maar een bezoek ter plekke (april 2009) leert dat werkers die in crisisgebieden werkzaam zijn) en bijvoor- er vooralsnog niets meer te zien is dan een hoopje zand. beeld verkeersslachtoffers. Zoals gebruikelijk in Berlijn hebben de felle publieke dis- Van de bijdragen die direct ingaan op het winnende cussies rond het ontwerp en de procedure de daadwerke- ontwerp voor het monument van architect Andreas Meck, lijke realisatie van het monument op de langere baan ge- is het essay van Stefanie Endlich (Universität der Künste, schoven. Berlijn) het meest interessant. Zij bekritiseert de klassieke vorm van het ontwerp en de ondemocratische wijze waar- Joes Segal op de besluitvorming tot stand is gekomen. Hoewel het Universiteit Utrecht

e Europese de- het economische en mi- Dkolonisatie is een Nieuwste Tijd litaire vermogen van de rustpunt in de historio- verschillende Europese grafie. De echte debat- koloniale staten om ten – voor zover die er De Europese dekolonisatie is niet hun overzeese gebieden al waren – dateren al- meer zo makkelijk te duiden vast te houden. In Azië weer uit de jaren tach- leidde dat in de periode tig van de vorige eeuw. 1942-1954 tot aanzien- Dat betekende echter Martin Shipway, Decolonization and its Impact. A lijk gebiedsverlies voor niet dat het vakgebied Comparative Approach to the End of Colonial Empires Frankrijk (Indochina), heeft stilgestaan. Bui- (Blackwell Publishing; Oxford 2008) 269 p., krt., € 32,- Groot-Brittannië (In- ten de schijnwerpers ISBN 9780631199687 dia) en Nederland zijn de afgelopen jaren (Indonesië). In Afrika dankzij een constante daarentegen leek het stroom van vooral Angelsaksische artikelen en monografie- kolonialisme dankzij de oorlog aanvankelijk aan een twee- ën de inzichten in het proces van de Europese dekolonisatie de leven te beginnen. Hier was sprake van een zogenaamde aanzienlijk geëvolueerd. Het lang dominante liberalistische second colonial occupation. In de veelal nog nauwelijks ont- paradigma – ‘de historisch-noodzakelijke (en dus onstuit- wikkelde Afrikaanse koloniën bleef het Europese gezag bare) opmars van het nationalisme en het zelfbeschikkings- tijdens de oorlog onaangetast, waardoor deze gemakkelijk recht’ – heeft plaatsgemaakt voor een meer realistische ingeschakeld konden worden voor de oorlogsinspanningen benadering met nadruk op contiguïteit. De dekolonisatie en later voor de wederopbouw van de moederlanden. De wordt steeds meer geanalyseerd als een fluïde proces dat ogenschijnlijke vitaliteit van het kolonialisme in deze regio zich voltrok met ups en downs, waarvan de uitkomst lang wordt onderstreept door de in sommige gevallen spectacu- niet altijd vaststond. laire toename van de migratie uit Europa. Zo groeide de De Tweede Wereldoorlog blijft desalniettemin in de blanke bevolking in het Britse Zuid-Rhodesie van 129.000 meeste analyses het sleutelmoment. De impact van het zielen in 1950 naar 207.000 in 1958. conflict blijkt echter veel meer gedifferentieerd dan vaak Veel van deze nieuwe inzichten en feitjes komen aan wordt voorgesteld. Aan de ene kant ondermijnde de oorlog bod in Decolonisation and its Impact van Martin Shipway

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 590 Boekbesprekingen (University of London). Centraal in Shipway’s betoog lonisatie ter discussie. Dit onderscheid blijkt minder groot staat de laat-koloniale staat en de naoorlogse politieke dan vaak is gesuggereerd. Hoewel de Britten niet, zoals administratie in de verschillende koloniën. Deze vormde de Fransen in Vietnam en Algerije, in langdurige en ‘vuile’ de kern van de perikelen tussen moederland enerzijds en koloniale oorlogen verzeild raakten, waren hun troepen gekoloniseerde volkeren anderzijds en is daarom volgens tussen 1945 en 1968 onafgebroken militair actief in het Shipway het geijkte onderwerp om het dekolonisatiepro- Empire. Ook zij gingen zich te buiten aan excessen die, zo- ces te bestuderen. Hij stelt aan de hand van een vergelij- dra zij publiek werden, de legitimiteit van de Britse over- king van verschillende case studies dat de koloniale staat heersing ondermijnden. Dat was bijvoorbeeld het geval in na de oorlog gekenmerkt werd door onzekerheid. Er was Kenia maar ook, zij het in mindere mate, op Cyprus. sprake van een zogenaamde late colonial shift. De vooroor- Met dergelijke analyses levert Shipway een interes- logse notie dat het Europese gezag een blijvertje was, bleek sante bijdrage aan de historiografie van de Europese de- na 1945 niet meer vanzelfsprekend. Zoveel was duidelijk kolonisatie. Het is echter jammer dat hij zijn punten niet na het succesvolle verzet van Indiase, Indonesische en scherper aanzet. Daarbij gaat hij grotendeels voorbij aan Vietnamese nationalisten tegen voortzetting van de Eu- aspecten als economie en cultuur. Shipway concentreert ropese overheersing. De pogingen van Europese koloniale zich in zijn analyses bijna uitsluitend op het politieke lot machten om met politieke en sociale hervormingen de le- van de laat-koloniale staat; de case studies eindigen steevast gitimiteit van hun overheersing te hernieuwen hadden in bij de overdracht van de politieke soevereiniteit. Dat is in veel gevallen op zijn zachtst gezegd een gemengd resultaat. veel opzichten een versimpeling van het dekolonisatiepro- Vaak gaven hervormingen inheemse politici juist extra ces. Zoals Shipway zelf her en der aanstipt bleef in veel armslag om voor nieuwe, meer fundamentele veranderin- landen de economische en culturele invloed van de voor- gen te pleiten, wat de onzekerheid over het voortbestaan malige kolonisator ook na de soevereiniteitsoverdracht van veel koloniale staten verder vergrootte. onverminderd groot; van echte onafhankelijkheid was Overigens werden de strubbelingen lang niet altijd ge- in onder meer (Belgisch) Congo en de meeste voormalig domineerd door conservatieve Europese kolonialen ener- Franse koloniën in Afrika geen sprake. Daar had hij uitge- zijds en nationalisten anderzijds, met als inzet respectie- breider op in mogen gaan. Ook de internationale context velijk behoud van de koloniale staat en onafhankelijkheid. en de onderlinge verbanden tussen de verschillende cases Shipway toont bijvoorbeeld hoe in Frans West-Afrika en komen er soms bekaaid vanaf. De impact van bijvoorbeeld Frans Equatoriaal-Afrika onafhankelijkheid in de jaren de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog op andere koloni- vijftig aanvankelijk nauwelijks een thema was. Afrikaanse ale kwesties en de rol die de Koude Oorlog, de VN en de politici, arbeiders en vakbonden ijverden vooral voor so- zogenaamde Bandung-landen (de club van ex-koloniën ciale en economische emancipatie binnen de Union Fran- die zich in de jaren vijftig sterk deed gelden) speelden in çaise. Het was de wens om op gelijke voet te komen met diezelfde crisis, hadden beslist meer aandacht verdiend. de bevolking in de metropool die (onbedoeld) de aanzet Rest tot slot nog de vaststelling dat er behoorlijk wat voor- gaf tot politieke evolutie. De ontwikkeling van de gebie- kennis vereist is om sommige van Shipways doorwrochte den drukte zodanig op de Franse schatkist dat de Vierde analyses te kunnen verteren. Dit maakt het erudiete boek Republiek besloot tot een geleidelijke ontkoppeling van in de eerste plaats vooral geschikt voor (academische) spe- deze koloniën. Dit proces werd na de machtsovername van cialisten. Dat is zonde, want veel van wat Shipway te ver- Charles de Gaulle in 1958 aanzienlijk versneld. tellen heeft verdient bredere aandacht. Shipway probeert nog meer gevestigde opvattingen bij te stellen. Zo stelt hij in het hoofdstuk ‘The Late Colonial State at War’ voorzichtig het gebruikelijke onderscheid Bart Stol tussen de ‘gewelddadige’ Franse en ‘vreedzame’ Britse deko- Universiteit Utrecht

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 591 erug uit de koloniën is het tweede deel in de serie dat er diverse doelen waren. Dit wekt weinig verbazing, ‘Postkoloniale geschiedenis in Nederland’. Eerste in temeer door de veelzijdigheid in historische, geografische, deT reeks was Ons Indisch Erfgoed (2008) van Lizzy van politiek-economische en culturele achtergrond. De speci- Leeuwen. Beiden zijn onderdeel van het KNAW-onder- fieke relatie met Nederland, al voor hun komst, is daarbij zoeksprogramma ‘Bringing history home; post-colonial natuurlijk van groot belang geweest. Deze relatie bestond identity politics in the Netherlands’. Ulbe Bosma, senior niet alleen door de ervaringen in de kolonie, maar ook onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale middels kranten, familie en vrienden. Denk bijvoorbeeld Geschiedenis (IISG), hield zich voornamelijk bezig met aan de brugfunctie die de tussen kolonie en moederland de Indische bevolking. Maar voor zijn – inmiddels zeven- reizende elites hadden. de – monografie is een geheel andere invalshoek gekozen. Bosma merkt terecht op dat er grote verschillen tus- Naast Indische Nederlanders worden ook Molukse, sen de migrantengroepen te ontwaren zijn, maar de rijk- Surinaamse en Antilliaanse migrantengroepen bespro- dom van zijn onderzoek schuilt in het schetsen van de ken. Deze keuze voor de schijnbaar overdadige reikwijdte overeenkomsten. Daar waar Lizzy van Leeuwen vooral van onderzoek lijkt in eerste koos voor weergave van de cul- instantie moeilijk te verant- turele sporen die post-koloni- woorden. Bosma biedt echter Nieuwste Tijd ale migranten vanaf de Tweede overzicht: hij brengt eenheid in Wereldoorlog nalieten, ligt bij verscheidenheid door specifieke Bosma de nadruk op vergelij- aandacht voor migrantenorgani- Een geschiedenis van kingen tussen de verschillende saties. Deze migrantenorganisa- de Nederlandse migrantengroepen. Daarbij wijst ties bieden een schat aan bron- hij op opmerkelijke parallellen materiaal, zoveel blijkt wel uit tolerantie die juist in die bijzondere relatie de neerslag van zijn onderzoek. met Nederland zichtbaar wor- Bosma putte onder meer – hoe Ulbe Bosma, Terug uit de koloniën. den. De koloniale samenleving kan het ook anders – uit de ar- Zestig jaar postkoloniale migranten en resulteerde bijvoorbeeld in con- chieven van het IISG. hun organisaties (Bert Bakker; vergenties in geloof, opvoedings- Dit raamwerk verschaft ge- Amsterdam 2009) 448 p., € 19,95 normen en het belang dat aan noeg ruimte voor een weliswaar ISBN 9789035132429 educatie gehecht werd. Zelfs de veelzijdig maar desalniettemin vestigingsprocessen van de jaren diepgravend onderzoeksverslag. daarna vertonen opmerkelijke Het belang daarvan neemt alleen maar toe als we eraan gelijkenissen. Bovendien zouden de migranten allen van herinnerd worden dat deze groepen migranten samen met doen krijgen met de belangrijkste Nederlandse politieke hun kinderen zes komma drie procent van de Nederlandse perspectieven en beleidsinitiatieven die noodzakelijkerwijs samenleving uitmaken. Dit aantal maakt het opmerkelijk volgden. Bosma bespreekt de overgang van koloniale naar dat Nederland nooit een uitvoerig postkoloniaal debat ge- postkoloniale politiek, ontvangstbeleid, minderheden- en kend heeft, in tegenstelling tot Frankrijk en het Verenigd multicultureel beleid. De sociaal-economische oriëntatie Koninkrijk waar de percentages nagenoeg hetzelfde zijn. van de overheid lijkt te hebben overheerst, met de nadruk Bosma situeert de teloorgang van het koloniaal besef in de op welzijnsvraagstukken. De migranten-‘zelforganisaties’ jaren zeventig. De mogelijke verklaringen voor het ontbre- werden veelvuldig als pionnen of – gevoed door weder- ken van het postkoloniale debat zijn veelzijdig en illustre- zijds argwaan – als obstakel in het integratiebeleid gezien, ren de nauwgezetheid waarmee hij nauwverwante onder- terwijl de migrantenorganisaties ook streefden naar maat- werpen behandelt. Zo was het gros van de migranten een schappelijke erkenning van etnische, culturele en religi- blanke Indische Nederlander ‘die de postkoloniale identi- euze verschillen. teit kon in- en uitschakelen’ en die men al snel geïntegreerd De vestiging van deze organisaties en de mate waarin achtte. Daarnaast kwam de politieke nadruk uiteindelijk zij hun doelstellingen wisten te bereiken kan dan – met op de grotere groep gastarbeiders te liggen. Verder werd enig voorbehoud – gezien worden als een van de indicato- beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen de westerse en ren van de ontwikkelingsgeschiedenis van de Nederlandse niet-westerse allochtonen, de postkoloniale migrant was tolerantie. Uitgebreide bespreking van de Nederlandse zogezegd geen gangbare denominatie. maatschappelijke reactie en de rol van andere Nederlandse Bosma vertelt over de (gedwongen terug)komst van actoren, zoals de kerk, zou dan een welkome aanvulling migranten en hun ervaringen, waardoor hij de eerste sen- geweest zijn, maar krijgt hier een minder prominente plek. timenten toont die uiteindelijk hun weerslag vonden in de Bosma weet toch aannemelijk te maken dat migrantenor- oprichting van de zo’n zesentwintighonderd verschillende ganisaties de integratie niet dwarsboomden en stelt dat organisaties die Nederland geteld heeft. Verschillend, om- deze organisaties onmisbaar zijn, waarbij we ons dan weer

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 592 Boekbesprekingen zouden kunnen afvragen wat dit zegt over die vermeende een zeer toegankelijke stijl heeft. Ten slotte, voor de com- Nederlandse tolerantie. pletist: nu is het wachten op de projectleider van het onder- Bij uitgeverij Bert Bakker is het niet altijd even makke- zoeksprogramma, Gert Oostindie, die de laatste publicatie lijk vast te stellen of de betreffende publicatie zich primair uit de serie zal verzorgen. richt op een meer academisch publiek, of dat gekozen is voor een laagdrempelige invalshoek. In dit geval kunnen P.C.M. Swieringa we het eerste concluderen, zonder te vergeten dat Bosma Rijksuniversiteit Groningen

anaf halverwege opleiding. Een laatste Vde jaren zeven- Nieuwste Tijd deel, getiteld ‘reflectie’, tig van de twintigste bevat een contextuali- eeuw kwam, deel uit- serend hoofdstuk van makend van de tweede Vrouwenhulpverlening in Waaldijk en een con- feministische golf, de Nederland cluderend hoofdstuk beweging voor vrou- van Waaldijk en Mens- wenhulpverlening in Verhulst. Deze laatste is Nederland tot ontwik- Janneke van Mens-Verhulst en Berteke Waaldijk ed., bovendien (co-)auteur keling. Feministische Vrouwenhulpverlening 1975-2000. Beweging in en rond van vier hoofdstukken vrouwen leverden kri- de gezondheidszorg (Bohn Stafleu van Loghum; Houten in de delen over gees- tiek op de door hen 2008) 353 p., ill., € 42,50 ISBN 9789031355426 telijke en lichamelijke als paternalistisch er- gezondheidszorg. Als varen maatschappij en bijlage volgt nog een trachtten deze door tal van initiatieven te veranderen. Zo hoofdstuk over archieven op het gebied van vrouwenhulp- kreeg vrouwenhulpverlening gestalte in de strijd van ‘Blijf verlening waarin het accent ligt op de collectie van het In- van m’n lijf ’ tegen vrouwenmishandeling, in de strijd tegen ternationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrou- seksuele kindermishandeling en in allerlei actiegroepen, wenbeweging (IIAV). Een literatuur- en interviewlijst, een verenigingen en stichtingen op het gebied van geestelijke zakenregister, een lijst van vrouwen(hulpverlening)organi- en lichamelijke gezondheidszorg. De hulpverlening was saties en een personenregister completeren de bundel. bedoeld voor vrouwen en werd geboden door vrouwen. De bundel is voortgekomen uit een project dat In de onderhavige, door andragologe Janneke van in 2005 van start ging, breed van opzet en met een ruim Mens-Verhulst en historica Berteke Waaldijk geredigeerde scala aan vraagstellingen. Daarbij zijn echter, zoals het bundel, behandelen in totaal veertien vrouwelijke auteurs voorwoord vermeldt, het maatschappelijk werk en het aspecten van de voorheen onderbelichte geschiedenis van welzijnswerk, de intramurale psychiatrie en de versla- de vrouwenhulpverlening (VHV) in Nederland in het vingszorg onderbelicht gebleven. Ook een internationale laatste kwart van de twintigste eeuw. Onder hen bevinden vergelijking wordt vrijwel niet gemaakt. Dat neemt niet zich zowel deelneemsters aan de vroegere VHV als niet weg dat de bundel veel te bieden heeft. Alle hoofdstukken direct bij de VHV betrokken auteurs. Het merendeel van beginnen met een handige samenvatting, eindigen met een de auteurs heeft een sociaal-wetenschappelijke of histori- postscriptum waarin ontwikkelingen uit de periode 2000 sche achtergrond, terwijl sommigen tevens in vrouwen- tot 2008 worden aangestipt en laten zich bovendien, aldus studies zijn gespecialiseerd. Behalve tekst bevat het boek de redacteuren, apart lezen. Toch verdient het aanbeveling ook een dvd met de door Grietje Keller en Josien Pieterse eerst het inleidende hoofdstuk over de positionering van vervaardigde documentaire Vrouwenhulpverlening, ontdek- vrouwenhulpverlening en de beide ‘reflecterende’ hoofd- ken en vernieuwen. Deze documentaire laat tal van betrok- stukken uit het laatste deel te lezen. De veelal inventari- kenen zien en horen, die ook in het boek zelf figureren. serende casushoofdstukken krijgen daardoor meer reliëf. Alleen al om die reden is deze bundel een aanrader. Overigens moet gezegd dat het de leesbaarheid van die Het boek bestaat uit achttien hoofdstukken: een inlei- hoofdstukken niet ten goede komt dat met enige regelmaat ding van de beide redacteuren, gevolgd door vier delen met in herhaling wordt of moet worden getreden, bijvoorbeeld case studies over achtereenvolgens geweld (drie hoofdstuk- waar het gaat over uitgangspunten van VHV, de financie- ken), ambulante geestelijke gezondheidszorg (vijf hoofd- ring en subsidiëring van VHV-activiteiten en de daaraan stukken), lichamelijke gezondheidszorg (twee hoofdstuk- van overheidswege verbonden voorwaarden. ken) en ‘verkleuring en verankering’ (vier hoofdstukken), De redacteuren onderscheiden twee perioden: een eer- waarmee wordt verwezen naar respectievelijk etniciteit en ste lopend van 1975 tot 1985 waarin radicale kritiek op

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593 Nieuwste Tijd 593 geweld tegen vrouwen en op de bestaande gezondheids- feministisch perspectief zowel positief als negatief kon uit- en welzijnszorg tot ontwikkeling kwam, en een tweede van pakken. Positief wanneer dit betekende dat VHV-idealen 1985 tot 2000 waarin de kritische ideeën en bijbehorende en -praktijken in reguliere instellingen ingang vonden en praktijken werden uitgewerkt en geïntegreerd, zowel op negatief wanneer een verwatering van de idealen en prak- de werkvloer van reguliere zorginstellingen als in het be- tijken optrad. leid van onder andere overheden, zorginstellingen, con- In haar contextuele hoofdstuk situeert Waaldijk de we- sumentenorganisaties en verzekeraars. Mede vanuit het derwaardigheden van de VHV in de context van een drie- feministisch perspectief werd inspiratie geput uit ideeën tal ontwikkelingen: verzuiling, ontzuiling en subsidies; de van de gezondheids- en welzijnsbewegingen van de jaren arbeidsmarktparticipatie van vrouwen; en de crisis van de zeventig op het gebied van bijvoorbeeld democratisering, verzorgingsstaat. Haar analyse tilt het boek uit boven het antiprofessionalisering, zelfhulp en holisme. Zo stonden overigens hoofdzakelijk beschrijvende en inventariserende in de beweging voor vrouwenhulpverlening onder meer niveau. Deze eerste bijdrage tot de geschiedschrijving over ervaringsdeskundigheid, groepswerk en de afwijzing van de vrouwenhulpverlening in Nederland mag als geslaagd hiërarchie hoog in het vaandel. Aanvankelijk gold bij dit worden beschouwd. Wel valt te hopen dat toekomstig alles de omgang met het verschil in sekse als de belang- onderzoek nader aandacht zal besteden aan de hierboven rijkste focus van de VHV. Vanaf de jaren negentig van de gesignaleerde, nog onderbelichte terreinen. Behalve inter- twintigste eeuw kreeg de VHV ook in toenemende mate nationaal vergelijkend onderzoek zouden ook vergelijkin- oog voor verschillen in etniciteit, leeftijd, klasse en seksu- gen welkom zijn met vernieuwingen in de gezondheids- en ele voorkeur. Voorts bestond binnen de VHV een breed welzijnszorg die buiten de VHV plaatsvonden. Afgezien spectrum aan oriëntaties met aan het ene uiteinde poli- daarvan valt nog wel meer uit te zoeken over de deelname tiek activistische vrouwen en aan het andere uiteinde meer aan de VHV wat betreft aantallen hulpverleensters en cli- spiritueel georiënteerde vrouwen, met daar tussenin een ënten, de sociaaleconomische positie van deze vrouwen, de groeiende groep pragmatici. Herhaaldelijk komt in de case precieze werkwijze, de effectiviteit van de geboden hulp- studies naar voren dat gemeentelijke en vooral ook rijks- verlening en de mate waarin ideeën en praktijken van de subsidies onontbeerlijk waren voor het functioneren van VHV in de reguliere hulpverlening doordrongen. Dit alles VHV-activiteiten, ook al dreef de organisatie voor een zou tevens vergeleken moeten worden met vanuit andere belangrijk deel op de inzet van vrijwilligsters. Subsidiever- circuits aangedragen vernieuwingen. lening aan de VHV paste in het toenmalige emancipatie- en integratiebeleid van de rijksoverheid. Integratie in de reguliere zorginstellingen was de prijs die de VHV voor Marijke Gijswijt-Hofstra de verleende subsidie moest betalen, een prijs die vanuit Universiteit van Amsterdam

Tijdschrift voor Geschiedenis - 122e jaargang, nummer 4, p. 552-593