CATALOGUS

EUROPE IN VAN FEDERAAL WERELDDISTRICT TOT EUROPESE HOOFDSTAD, 1900-2010

BRUSSEL – ALGEMEEN RIJKSARCHIEF – 10 JUNI > 26 NOVEMBER 2010 EUROPE IN BRUSSELS Van federaal werelddistrict tot Europese hoofdstad, 1900-2010

Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel (10 juni tot 26 november 2010)

ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN

EDUCATIEVE DIENST CATALOGI

179

ISBN: 978 90 5746 245 0

Algemeen Rijksarchief D/2010/531/035

Bestelnummer: Publ. 4883

Algemeen Rijksarchief Ruisbroekstraat 2 1000 Brussel

Algemeen Rijksarchief

EUROPE IN BRUSSELS Van federaal werelddistrict tot Europese hoofdstad, 1900-2010

Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief te Brussel (10 juni tot 26 november 2010)

Roel De Groof en Geertrui Elaut

Brussel 2010

INLEIDING

Brussel is een politieke wereldstad geworden. Hoewel er geen Europese grondwet bestaat waarin Brussel wordt benoemd tot hoofdstad van Europa, is Brussel sedert de Verdragen van Rome (1957) deze rol wel gaan vervullen. Brussel is vandaag het belangrijkste Europese beslissingscentrum. Zijn internationale positie wordt nog versterkt door de aanwezigheid van tal van Europese en internationale organisaties en instanties, die als satellieten rond dit Europese machtscentrum draaien. Denk maar aan de bijna 300 vertegenwoordigingen van de Europese regio’s of aan de duizenden lobbyisten en de talrijke buitenlandse en internationale fi rma’s. In het netwerk van politieke wereldsteden behoort Brussel, samen met Washington en Genève, tot de top 3. Die positie is het resultaat van een langdurig proces van internationale politieke centrumvorming en metropolisering. De inspanningen om Brussel als internationaal centrum op de kaart te zetten, gaan echter veel verder in de tijd terug dan het Europese integratieproces na 1945. In de loop van de 19de eeuw profi leerde Brussel zich als het ‘kruispunt van culturen’ in Europa en werd zijn internationale centrumfunctie actief gepromoot door intellectuelen, opinievormers, publicisten en politici. Heel wat Belgen speelden een rol in de internationalistische beweging. Die internationale ambities gingen dus zeker niet alleen uit van de Belgische regering of het Brusselse stadsbestuur. En de aspiraties van Brussel waren in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog niet uitsluitend Europees, maar nog grootser: globaal en mondiaal.

Al deze actoren hebben sporen nagelaten. Dit boek geeft dan ook een overzicht van de groei van Brussel als internationaal centrum, Europese hoofdstad en politieke wereldstad aan de hand van hun archieven en bronnen die in het Rijksarchief worden bewaard. Het Algemeen Rijksarchief is gelegen op de site van de Kunstberg, waarvan de stedenbouwkundige ontwikkeling nauw verbonden is met de promotie van Brussel als internationaal centrum. In het archief van het Koninklijk Paleis vonden we ook bewijzen van de internationale promotie van Brussel, die actief door Leopold II werd nagestreefd. De Koninklijke Bibliotheek en het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die zich beide op of in de buurt van de Kunstberg bevinden, bewaren eveneens documenten over de internationale ambities van Brussel. Wie herinnert zich vandaag nog dat sommigen al voor 1914 campagne voerden om van Brussel een heus federaal werelddistrict te maken? Of hoezeer de Belgische publieke opinie en politici verbijsterd waren toen niet Brussel, maar Genève in 1919 als zetel van de Volkenbond werd uitverkoren? Laten we ons verhaal beginnen met het relaas over de wijze waarop Brussel tegen het begin van de 20ste eeuw uitgroeide tot de hoofdstad van het georganiseerde, associatieve internationalisme.

7 I. DE CAMPAGNES VOOR BRUSSEL ALS WERELDCENTRUM (1899-1914)

BRUSSEL, HOOFDSTAD VAN HET ASSOCIATIEF INTERNATIONALISME

De liberale grondwet, de bouw van een spoorwegennet en de internationaal vastgelegde neutraliteit van België hebben de ontwikkeling van Brussel als centrum van het associatief internationalisme bevorderd. Al in 1848 nam België het voortouw in de internationale vredesbeweging met de organisatie in Brussel van het Premier Congrès des Amis de la Paix Universelle. De Brusselse vredesconferentie van 1874 legde de grondslag voor de Haagse vredesconferenties van 1899 en 1907. In een poging de conferentie van 1899 opnieuw in Brussel te laten plaatsvinden, bood Leopold II het imposante Justitiepaleis als locatie aan, maar de Russische tsaar koos als initiatiefnemer voor Den Haag. Leopold II steunde de pogingen om de zetel van het Institut de Droit International, dat in 1904 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, defi nitief in Brussel te vestigen. Dat ook August Beernaert (1909) en Henri La Fontaine (1913) de Nobelprijs voor de Vrede ontvingen, bewijst de actieve rol van België in de internationalistische beweging en in de promotie van het internationaal recht. La Fontaine was nauw bevriend met een andere pacifi st en utopist, Paul Otlet. Samen stonden ze aan het hoofd van onder meer het Institut International de Bibliographie (°1895). Tijdens de Brusselse wereldtentoonstelling van 1910 zag op het wereldcongres van de internationale verenigingen de Union des Associations Internationales het levenslicht, opnieuw op initiatief van Otlet en La Fontaine. Tegen 1914 was meer dan de helft van de bestaande internationale verenigingen in Brussel gevestigd.

8 Tijdens de oorlog bundelde Louis Frank prentbriefkaarten in plakboeken met als titel Souvenirs patriotiques. In het plakboek Foy herinnerde hij eraan dat het eerste pacifi stische wereldcongres (1848) en de eerste internationale conferentie over oorlogsrecht (1874) in Brussel plaatsvonden.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6020.

Als secretaris-generaal van het Institut de Droit International hield Edouard Descamps Leopold II in 1903-1904 op de hoogte van zijn inspanningen om een defi nitieve zetel van het instituut in Brussel te vestigen. Leopold II noteerde op deze brief dat er een wet moest komen om het instituut rechtspersoonlijkheid en gepaste lokalen te geven.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Leopold II, nr. 217.

Op 11 december 1904 bracht Descamps de koning per telegram op de hoogte van het feit dat de Nobelprijs voor de Vrede aan het Institut de Droit International was toegekend.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Leopold II, nr. 217.

Het expansionistische opinieblad L’Expansion belge kondigde verslagen het overlijden aan van August Beernaert op 6 oktober 1912. Beernaert had zich sterk geëngageerd in de beweging ter promotie van het internationaal recht. In 1909 won hij de Nobelprijs voor de Vrede.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, L’Expansion belge, V, 1912, nr. 11, p. 681.

Henri La Fontaine en Paul Otlet voor de ingang van het Palais Mondial. Beiden speelden een grote rol in diverse internationalistische verenigingen. La Fontaine won in 1913 de Nobelprijs voor de Vrede. Otlet wijdde zijn leven aan de classifi catie van de menselijke kennis.

BERGEN, Mundaneum.

9 In de 19de eeuw groeide Brussel uit tot een actief internationaal centrum, waar tal van internationale congressen plaatsvonden. Naar aanleiding van het 11e internationale eucharistische congres (juli 1898) volgden duizenden gelovigen de stoet van het Sacrament van Mirakel, gedragen door kardinaal Goossens.

MECHELEN, Aartsbisschoppelijk Archief, Archief Goossens, Congrès Eucharistique Bruxelles 1898. Procession, X.

Het campagnebeeld van de wereldtentoonstelling van 1910 – een ontwerp van Henri Cassiers – met de afbeelding van de Brusselse Grote Markt betekende ook reclame voor de gaststad.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van Nijverheid – Economische Zaken. Wereldtentoonstellingen en internationale tentoonstellingen, congressen, nr. 1909.

Van Overbergh was actief in de expansionistische beweging. Hij streefde naar een Belgische expansie op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en bepleitte bij Leopold II de oprichting van een Bureau International d’Ethnographie. De Belgen moesten hiermee de Engelsen de loef afsteken, hetgeen meteen de internationale competitie illustreert.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Leopold II, nr. 565.

10 LOUIS FRANK EN HET FEDERAAL WERELDDISTRICT

De nationale jubileumfeesten in 1905, de wereldtentoonstelling van Brussel in 1910 en de aanvankelijk geplande herdenking van de slag bij Waterloo in 1915 waren geschikte gelegenheden om zowel het Belgisch patriottisme als pacifi sme uit te stallen. Een van de fi guren die zich in die jaren toelegde op de bevordering van de internationale functie van Brussel was de joodse advocaat en publicist Louis Frank. Hij begon in 1903 aan de publicatie van een tweedelig werk, waarvan het eerste deel in het jubileumjaar 1905 uitkwam: Les Belges et la Paix. Frank toonde aan hoe de Belgen zich sedert 1830 systematisch hadden toegelegd op de bevordering van vrede en internationale samenwerking. In 1905 kreeg hij de principiële steun van Leopold II voor een zeer buitenissig idee: de vestiging van een federaal werelddistrict in België, in of rond Brussel. Toen de Parijse uitgever Larousse hem in 1903 aanzocht om een monografi e over België uit te werken, La Belgique Illustrée, greep Frank de kans om Brussel te promoten als toekomstig federaal werelddistrict. Terwijl in België de idee niet werd afgedaan als een louter utopische dagdroom, heerste op internationaal niveau meer scepsis. Niet alleen was de competitie tussen Brussel, Den Haag en Genève te sterk, zelfs een consensus over de opportuniteit van een unieke wereldhoofdstad ontbrak. De toenemende internationale spanningen begroeven Franks ideeën verder. Frank overleed in 1917. Maar zijn idee bleef voortleven in de geest van anderen.

Louis Frank vatte rond 1903 het plan op om een tweeluik te publiceren over de rol van België in de vredesbeweging. La Paix et le District Fédéral du Monde verscheen in 1910. De gravure van de slag bij Waterloo illustreert zijn oproep om in 1915 het federaal werelddistrict in Waterloo op te richten, als memoriaal voor de vrede.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, L. Dumont-Wilden, E. Verhaeren en L. Frank, La Belgique illustrée, Parijs, Larousse, 1911.

L’Expansion belge publiceerde in januari 1911 een van de recensies van La Belgique Illustrée waarin de oprichting van het federaal werelddistrict positief werd begroet. Volgens het blad was België als carrefour des nations daarvoor de meest geschikte locatie. De man op de foto is Louis Frank.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, L’Expansion belge, 1911, nr.1, p. 166.

11 Frank redigeerde de eerste werkplannen van zijn tweeledig publicatieproject in 1903-1904. Van in den beginne voorzag hij dat het eerste deel, Les Belges et la Paix, zou gevolgd worden door een tweede deel, La Paix et le District Fédéral du Monde, waarvoor in 1905 al promotie werd gevoerd.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Frank zocht steun bij hooggeplaatste prominenten voor de publicatie over het federaal werelddistrict. In november 1905 liet de secretaris van de koning, Edmond Carton de Wiart, hem weten dat de koning zijn idee steunde. Carton zou in 1918 zelf pleiten voor de oprichting van het Federaal District van de Volkenbond in België.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Via generaal Jungbluth, vleugeladjudant van de kroonprins, bekwam Frank ook steun van de toekomstige Albert I voor de idee van het werelddistrict.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Manuscript van Louis Frank over het federaal werelddistrict, eerste redactie, 29 april 1905.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6056.

12 Uittreksel van hetzelfde manuscript waarin Louis Frank aantoont waarom het aangewezen is om het federaal werelddistrict in België op te richten.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6056.

Frank stond erop het besluit over het werelddistrict integraal te publiceren. Uit zijn brief aan Moreau blijkt dat Frank de coördinatie van La Belgique Illustrée enkel had aanvaard om de oprichting van het federaal werelddistrict in België te kunnen promoten.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6062.

La Belgique Illustrée verscheen in 1910 naar aanleiding van de wereldtentoonstelling, die dat jaar in Brussel op het plateau van Solbosch plaatshad. De rijk geïllustreerde monografi e verscheen in een prestigieuze landenreeks van Larousse.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, L. Dumont-Wilden, E. Verhaeren en L. Frank, La Belgique illustrée, Parijs, Larousse, 1911.

Larousse bracht het hoofdstuk over het federaal werelddistrict in 1910 ook als brochure uit. Zo werd de idee gepropageerd onder de deelnemers van de internationale congressen. Het Congrès mondial des associations internationales debatteerde in het Paleis der Academiën van 9 tot 11 mei 1910 onder meer over de oprichting van een Volkenbond.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, E. Rossel (ed.), Le livre d’or de l’exposition universelle et internationale de Bruxelles en 1910, Brussel, Rossel, 1910.

13 Beernaert steunde Frank in zijn tweeledig publicatieproject over de Belgische vredesbeweging en de oprichting van het werelddistrict. Les Belges et la Paix kwam in 1905 tijdig uit in het kader van het nationale jubileum van 75 jaar onafhankelijkheid. Daarvoor stuurde Beernaert prompt felicitaties.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Baron Descamps was ook een van de specialisten in het internationaal recht die Frank in zijn publicatieproject steunden.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Deze allegorische kar over de apotheose van het Vaderland gaf tijdens de nationale jubelfeesten van 1905 gestalte aan de combinatie van Belgisch patriottisme en pacifi sme.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, A.-Th. Rouvez, Le Jubilé National de 1905. Compte rendu des Fêtes et Cérémonies qui ont eu lieu dans les villes et communes de Belgique à l’occasion du Jubilé National, Brussel, Vromant, 1906.

BOUWEN AAN EEN WERELDSTAD

Als koning-urbanist speelde Leopold II een grote rol in de stedenbouwkundige planning en in de realisatie van grote openbare werken in Brussel. Hij wilde het grondgebied van de hoofdstad uitbreiden en een provincie Brussel oprichten. Naast de Mont de la Justice zouden op de vroegere Hofberg een Mont des Arts en op het plateau van Koekelberg een Mont du Bon Dieu moeten verrijzen. Zo legde Leopold II in 1905 de eerste stenen van de Basiliek van Koekelberg en van de Wereldschool in Tervuren, waar in 1904 de bouw van het nieuw Congo-museum was gestart. Een Wereldschool zou Brussel promoveren tot eersterangs intellectueel en wetenschappelijk centrum van Europa. Al in 1899 had Leopold II door architect Henri Maquet plannen laten maken voor de bouw van een kolossaal Paleis van Kunsten en Wetenschappen op de Kunstberg. Dit Paleis zou onderdak bieden aan een museum, de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksarchief. Maar tegen de wereldtentoonstelling van 1910 had Otlet een nieuw plan bedacht: de bouw van een Wereldpaleis. De Noors-Amerikaanse beeldhouwer en utopische urbanist Hendrik Christian Andersen en de Franse architect Ernest Hébrard publiceerden in dezelfde periode een monumentaal boek over de Création d’un Centre Mondial de Communication, geïllustreerd met talrijke gravures. Brussel-Tervuren werd geopperd als een mogelijke locatie. Louis Frank greep de publicatie aan om Andersen te winnen voor zijn idee van het federaal werelddistrict. WOI sloeg de droom van een vredevolle herdenking van de slag bij Waterloo en Andersens megalomaan-utopisch visioen aan diggelen.

14 Leopold II was voorstander van een groter Brussel en van een reorganisatie van de hoofdstad. Dat zou zijn bouwprojecten en de internationale uitstraling van Brussel bevorderen. Minister van Binnenlandse Zaken, , onderzocht of Brussel kon worden omgevormd tot een provincie, maar concludeerde in zijn rapport (1902) dat dit niet opportuun was.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Leopold II, nr. 947.

Leopold II maande zijn regering in de aanloop naar de nationale jubileumfeesten van 1905 aan om een aantal grote openbare werken te voltooien en nieuwe op te zetten. Zelf legde hij op 2 juli 1905 de eerste steen van de Wereldschool in Tervuren.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Leopold II, nr. 947.

Grondplan van het domein in Tervuren waar naast het Congo-museum de inplanting van een Wereldschool werd voorzien.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Plannen Civiele lijst, nr. 664.

Louis Frank volgde de persberichten over de internationale rol van Brussel op de voet. Het project van de Wereldschool werd in 1907 onder impuls van Cyrille Van Overbergh georiënteerd in de richting van een heuse internationale universiteit. Er werd sterk op Tervuren gefocust als locatie voor internationaal gerichte instellingen.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6057.

Al in 1899 had Leopold II architect Henri Maquet gevraagd om plannen te ontwerpen voor een Paleis van Kunsten en Wetenschappen om zo van de vroegere Hofberg een Kunstberg te maken. Dit plan toont de façade en het grondplan van het imposante Paleis.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Verzameling kaarten, plattegronden en tekeningen, nr. 60.

De maquette werd tentoongesteld en in de pers gepromoot. Deze foto toont de voorzijde van het Paleis en de kant langs de Keizerslaan. Aan de voorkant was een monumentale trap en een breed terras voorzien. De toren zou van het Paleis een herkenbaar baken gemaakt hebben.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Algemene fotoverzameling, nr. 660.

Deze foto toont de achterzijde van het Paleis van Kunsten en Wetenschappen langs de kant van de Ruisbroekstraat.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Algemene fotoverzameling, nr. 660.

15 Dit panorama in kleur geeft een idee van het uitzicht, dat men vanaf het Paleizenplein zou hebben op het centrum van Brussel na de heraanleg van de Kunstberg.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Verzameling kaarten, platte- gronden en tekeningen, nr. 303.

In Bruxelles-Exposition, het orgaan ter promotie van de wereldtentoonstelling van 1910, werd het project-Maquet uitvoerig toegelicht. Het Paleis zou een oppervlakte van 3 hectaren hebben en de façades zouden in totaal 550 meter lang zijn.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Bruxelles-Exposition. Organe offi ciel de l’Exposition de 1910, Brussel, 1908-1910.

De Grondwet van 1831 kondigde de vrijheid van verenigingen af. Levensbeschouwelijke tegenstellingen hielden een wet op de rechtspersoonlijkheid van verenigingen decennia tegen. In 1907 diende Emile Tibbaut een wetsvoorstel in om rechtspersoonlijkheid te verlenen aan internationale verenigingen. De wet kwam er pas in 1919.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6055.

In dit artikel werden de aanspraken van Brussel, Bern en Genève als kandidaat-wereldhoofdstad besproken. Een foto van het Brusselse Justitiepaleis – symbool van het Recht – illustreerde de claim van Brussel.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Courrier de la Conférence de paix, supplement bij nr. 50, 11 augustus 1907.

In zijn openingstoespraak voor de wereldtentoonstelling van 1910 roemt Albert I zijn voorganger als promotor van de expansionistische beweging. De nieuwe koning pleitte overtuigd voor internationale samenwerking, pacifi sme, humanisme en broederlijkheid tussen de naties.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 276.

16 Otlet lichtte in dezelfde krant toe waarom Brussel een geschikte wereldhoofdstad zou zijn. Hij pleitte hier nog niet voor een unieke wereldhoofdstad, maar voor een polycen- trisch systeem. Internationale verenigingen met een verwant doel zouden best in dezelfde stad worden gegroepeerd.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Courrier de la Conférence de paix, nr. 103, 13 oktober 1907.

Albert I deinsde terug voor de toenemende kritiek op de grote bouwwerken die Leopold II had opgestart. Zijn kabinet vond de plannen voor de Wereldschool te vaag. De werken kwamen tot stilstand. Regeringsleider vroeg en kreeg in juli 1910 het ontslag van August Delbeke, minister van Openbare Werken.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Frans Schollaert - Joris Helleputte, nr. 16.

Hendrik Christian Andersen publiceerde in 1913 een monumentaal werk, waarin hij de bouw van een wereldstad promootte, die niet alleen symbool zou staan voor de universele vrede, maar ook bedoeld was als infrastructuur voor mondiale samenwerking. Tervuren werd als een van de mogelijke sites vernoemd voor de inplanting van de wereldstad.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

Het boek van Andersen bevatte een globaal masterplan van de monumentale wereldstad. De illustraties van de reusachtige gebouwen getuigen van het utopische en architectonisch-megalomaan karakter van dit plan.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

Een gezicht op de wereldstad in vogelvlucht.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

17 De Toren van de Vooruitgang.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

Het Hoge Hof van Justitie: vertoont deze schets niet enige gelijkenis met het Brusselse Justitiepaleis?

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

A World Centre.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

Het Congressenplein.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, H.C. Andersen en E.M. Hébrard, Création d’un centre mondial de communication, Parijs, 1913.

Louis Frank bracht het federaal werelddistrict in augustus 1913 onder de aandacht van Andersen. Die had een universeel referendum voorgesteld om de locatie van zijn wereldcentrum te bepalen. Andersen schreef Frank dat hij Tervuren had bezocht met Otlet en La Fontaine en de locatie geschikt vond.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften, Papieren Louis Frank, II 6056.

Andersen werd door Albert I in audiëntie ontvangen eind november 1913. Volgens Le Matin verliep het gesprek bijzonder positief en was Andersen opgetogen over het enthousiaste onthaal van zijn plan in België.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Handschriften. Papieren Louis Frank, II 6039.

In 1914 publiceerde de Union des Associations Internationales een ontwerp voor een Wereldpaleis met plaats voor een wereldcentrum (waarin de zetels van allerlei internationale verenigingen, congressen en vergaderingen zouden worden ondergebracht), een museum, een bibliotheek en een universiteit.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, The Union of International Associations. A world center, Brussel, Union des associations internationales Offi ce central, 1914.

18 II. INTERNATIONALE AMBITIES TIJDENS HET INTERBELLUM

BRUSSEL AMBIEERT DE ZETEL VAN DE VOLKENBOND

Ideeën en utopische visioenen bleken taaier dan gedacht en doken na de lange oorlogsjaren terug op. Na de Wapenstilstand hoopte België dat de vredesconferentie in Brussel zou doorgaan. Het werd Versailles. De Franse republikeinse premier Georges Clemenceau zag Albert I als voorzitter van de conferentie wellicht niet zitten. Internationalisten als Frank, La Fontaine en Otlet waren tijdens de oorlog blijven dromen van een Volkenbond. Ook de Amerikaanse president Woodrow Wilson was de idee genegen. De Belgen hoopten vurig dat België als morele compensatie voor zijn martelaarschap tijdens de oorlog de zetel zou krijgen. In overleg met Otlet verbond Andersen zijn wereldcentrumplan aan de bouw van de zetel van de Volkenbond en vulde zijn vooroorlogse masterplan aan met de maquette van het Palais de la Conscience Mondiale. Hij ondersteunde zijn campagne met de brochure La Conscience Mondiale, waarin Tervuren als eerste locatie op de kaart werd gezet. In maart 1919 vroeg minister van Buitenlandse Zaken Paul Hymans de Grote Vier (VSA, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië) om de zetel van de Volkenbond in Brussel te vestigen. De Brusselse burgemeester en oorlogsheld Adolphe Max stelde het Egmontpaleis ter beschikking, maar Wilson bleek steeds duidelijker gewonnen voor Genève. De Angelsaksische voorkeur voor Genève zou ingegeven zijn door religieuze motieven: ze verkozen een ‘protestantse’ boven een ‘katholieke’ stad. Naast het Egmontpaleis bood Hymans aan om in Tervuren monumentale gebouwen voor de Volkenbond neer te zetten. Om de Belgische belangen op de conferentie te ondersteunen, reisde Albert I op 1 april 1919 naar Parijs, waar hij Wilson en de topfi guren van de Grote Vier ontmoette. Het mocht niet baten. De keuze voor Genève stootte in het Belgisch Parlement en de pers op grote verontwaardiging.

Hopend op een snel einde van de oorlog werd al in het najaar van 1914 geopperd om de toekomstige vredesconferentie in Brussel te organiseren. In de loop van de oorlog werden ook Den Haag, Bern en Genève genoemd. De Franse auteur Henri de Noussanne pleitte in juni 1915 voor de organisatie van de vredesconferentie in Rome.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Jules Van den Heuvel, nr. 36.

Vóór de oorlog had Carton de Wiart kennisgemaakt met Louis Frank. Die overleed in 1917, maar in deze nota pakte Carton de idee van een federaal werelddistrict weer op. In maart 1918 adviseerde hij de Belgische regering om de neutraliteit van België en zijn onschendbaarheid te garanderen door van België het Federaal District van de toekomstige Volkenbond te maken.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief , nr. 395.

19 Tijdens de oorlog won de Belgische regering adviezen in van leidinggevende prominenten ter voorbereiding van het naoorlogse België. Van Overbergh haalde in zijn advies het vooroorlogse plan terug boven om voor de internationale organisaties in het Park van Woluwe een Paleis van de Vrede te bouwen, dat tevens zou fungeren als herdenkingsmonument.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Frans Schollaert - Joris Helleputte, nr. 606.

Een maand na de wapenstilstand riep Otlet namens de UAI de Belgische regering op om de vooroorlogse plannen inzake de internationale ontwikkeling van Brussel te realiseren. Hij koppelde de verwezenlijking van Andersens World Centre of Communication nu aan de bouw van de zetel van de Volkenbond in Brussel-Tervuren.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/6.

Twee dagen na Otlet richtte Van Overbergh dezelfde oproep aan minister van Buitenlandse Zaken Hymans om aanspraak te maken op de zetel van de Volkenbond. Nu pleitte hij voor de bouw van twee Paleizen, één voor de Volkenbond en één voor de internationale verenigingen, in het Park van Woluwe. Het geheel zou een monumentaal memoriaal vormen.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 259.

Op 22 december 1918 schreef Andersen aan Hymans dat hij nog steeds ijverde voor de bouw van een administratief wereldcentrum voor de Volkenbond en dat de zetel in België moest worden gebouwd wegens de rol van België tijdens de oorlog.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/6.

Andersen publiceerde La Conscience Mondiale om zijn geactualiseerd plan voor de bouw van een administratief wereldcentrum van de Volkenbond te propageren onder de regeringsleiders. Hij probeerde president Wilson en de Amerikaanse regering ervan te overtuigen België en Tervuren uit te kiezen.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

Volgens Andersen was Tervuren een uitgelezen site. De wereldstad kon er gebouwd worden op de fundamenten die Leopold II had gelegd.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

20 In La Conscience Mondiale werd het masterplan van het wereldcentrum nog op zeven andere mogelijke sites ingepast, zoals hier nabij het Zwitserse Bern.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

Den Haag werd uiteraard als mogelijke locatie genoemd.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

21 In Frankrijk zag Andersen twee mogelijke locaties. Het wereldcentrum werd op de kaart in de omgeving van Parijs ingepast…

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

… maar het zou ook in de Rivièra, nabij Fréjus en Cannes kunnen worden gebouwd.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

San Stefano, dicht bij Constantinopel, bood het voordeel van een oriëntatie op Afrika, het Midden- en het Verre Oosten.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

Rome, bij de monding van de Tiber.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

De omgeving van Lakewood, New Jersey, werd voorgesteld als site voor het wereldcentrum.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

Andersen verbond zijn wereldcentrumplan aan de bouw van de zetel van de Volkenbond en vulde zijn vooroorlogse masterplan aan met de maquette van het Palais de la Conscience Mondiale.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/1: H.C. Andersen, La Conscience Mondiale. Société internationale pour favoriser la création d’un Centre mondial, Rome, 1916.

In december 1918 riepen zeven gerenommeerde Belgische specialisten in het internationaal recht (Descamps, Rolin-Jacquemyns, Nys, Errera, Nerincx, Van Iseghem en Prins) de Belgische regering op zich in te spannen om de zetel van de nieuwe internationale instellingen binnen te halen.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 259.

22 Begin 1919 legde Hymans Albert I een ontwerpbrief voor die bestemd was voor president Wilson. Daarin werd verwezen naar de positie van Brussel als internationalistisch centrum, naar de vooroorlogse bouwplannen van een internationaal paleis in het Park van Woluwe en naar de beschikbaarheid van andere sites in en rond Brussel om het Paleis van de Volkenbond te bouwen.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 259.

Graaf d’Arschot, kabinetschef van Albert I, laat Hymans op 8 januari 1919 weten dat de koning verkiest om president Wilson persoonlijk over de zetelkwestie en de kandidatuur van Brussel aan te spreken tijdens diens bezoek aan Brussel.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 259.

Vanuit Parijs laat de Belgische diplomaat de Cartier eind april 1919 weten dat het beloofde bezoek van president Wilson aan België zeker zou plaatsvinden, maar dat het uitstel ervan te wijten was aan de commotie in de Belgische pers rond Wilsons voorkeur voor Genève.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het Kabinet van koning Albert I, nr. 259.

Jules Van den Heuvel adviseerde de Belgische regering over de zetelkwestie van de Volkenbond. Hij vergeleek het vooroorlogse statuut van België met het lidmaatschap van een kleine Volkenbond van vijf naties. Uit loyaliteit aan die voorloper van de grote Volkenbond had België zich in de oorlog geëngageerd en daarom verdiende het land de zetel.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Jules Van den Heuvel, nr. 109.

In artikel V van het ontwerp van het Volkenbondpact is de zetel nog niet ingevuld.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Jules Van den Heuvel, nr. 46.

In Parijs ving minister Hymans medio maart 1919 in de pers geruchten op dat de Grote Vier voor Genève zouden kiezen. Daarom stelde hij in een nota aan de grootmachten de offi ciële kandidatuur van Brussel. Het was het begin van een intensief diplomatiek offensief om de zetel van de Volkenbond voor Brussel uit de brand te slepen.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/4.

23 Bij zijn nota aan de grootmachten voegde Hymans een kopie van de brief aan president Wilson, waarin de Brusselse burgemeester Adolphe Max het Egmontpaleis op 11 maart 1919 offi cieel aan de Volkenbond aanbood.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/4.

Op 24 maart rapporteerde de Belgische gezant in Parijs, De Gaiffi er, over zijn gesprek met de secretaris van de Franse oud-premier Léon Bourgeois. Het verzet tegen Brussel werd ingegeven door de voorkeur van de Amerikanen en vooral van de Engelsen voor een ‘protestantse’ stad (Genève) boven een ‘katholieke’ stad (Brussel).

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/6.

La Fontaine protesteerde krachtig tegen de geruchten pro Den Haag. Het pro-Nederlandse fetisjisme van de ‘Yankees’ was op een misvatting gebaseerd: de Amerikaanse grondwet sproot niet voort uit de tradities van Nederlandse inwijkelingen, maar uit die van Engelse protestanten en afstammelingen van Vlaamse en Waalse gereformeerde families.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/9.

Op 23 maart 1919 verklaarde de Belgische premier Delacroix in La Nation belge alle vertrouwen te hebben in het morele recht van België op de zetel van de Volkenbond. In de toekenning ervan zagen de Belgen een bescherming tegen toekomstige oorlogsagressie.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/9.

Op 26 maart schreef Hymans nogmaals Wilson aan over de morele aanspraken van Brussel op de zetel van de Volkenbond. Behalve het Egmontpaleis was de Belgische regering bereid om gebouwen voor de Volkenbond in het Park van Tervuren te bouwen: ‘a true city of peace’.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/6.

Albert I schreef een verslag over zijn reis naar Parijs in april 1919. De koning polste naar de kansen van Brussel om de zetel van de Volkenbond te krijgen. Kolonel House liet duidelijk verstaan dat dit ijdele hoop was. De Amerikanen wilden dat Duitsland zou toetreden tot de Volkenbond en in Brussel zou dat zogezegd niet lukken.

BRUSSEL, Archief van het Koninklijk Paleis, Archief van het privésecretariaat van koning Albert en van koningin Elisabeth, nr. 356.

24 Op 10 april 1919 bracht de Italiaanse premier Orlando verslag uit over de zetelkwestie in de Commissie van de Volkenbond. Over Brussel werd met geen woord gerept, tot grote consternatie van Hymans. Uit diens rapport blijkt dat hij zich fel weerde tegen de optie voor Genève. Zwitserland had tijdens de oorlog geen offers gebracht voor het internationaal recht.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/4.

Otlet bleef zich in 1919 inzetten om de keuze voor Genève om te buigen ten voordele van Brussel. Met de morele steun van premier Delacroix promootte hij de Cité Internationale en publiceerde hij een brochure over de vestiging van de Volkenbond in België. Daarin pakte hij Louis Franks idee van het federaal werelddistrict terug op.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, P. Otlet, Sur l’Etablissement en Belgique du Siège de la Société des Nations, Brussel, s.n., 1919.

De zetelkwestie van de nieuwe organisaties gaf aanleiding tot allerlei intriges. Maskens, de Belgische gezant in Londen, waar de Volkenbond tijdelijk was gevestigd, stuurde Hymans in 1919 en 1920 berichten over een gewijzigde houding van sommige internationale ambtenaren ten voordele van Brussel.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/9.

25 PAUL OTLET: VAN MUNDANEUM TOT CITÉ MONDIALE

Na WOI zette Paul Otlet de idee van Louis Frank om een federaal werelddistrict in België op te richten, opnieuw op de agenda. In een project van architect Oscar Francotte werd het Park van Woluwe als locatie voorgesteld voor de bouw van twee grootse paleizen voor de Volkenbond en de internationale verenigingen. Het Belgisch Parlement keurde in oktober 1919 eindelijk een wet goed die rechtspersoonlijkheid toekende aan internationale verenigingen. In 1922 publiceerde Otlet een brochure met een pleidooi voor een Cité Internationale in het vooruitzicht van de wereldtentoon- stelling van 1930 en het eeuwfeest van België. Zolang de regering in de zetel van de Volkenbond bleef geloven, kon Otlet zijn Wereldpaleis in een vleugel van het Museum van de Cinquantenaire handhaven. Het Mundaneum was daar sinds 1920 gevestigd. Otlet wilde er de hele wetenschappelijke kennis van de mensheid bijeenbrengen en ontsluiten via educatieve exposities en via het bibliografi sch systeem, dat hij had ontworpen. Maar de regering-Theunis (1921-1925) nam steeds meer aanstoot aan de kritische opstelling van Otlet. Het Mundaneum werd in 1924 (gedeeltelijk) gesloten, maar Otlet gaf nog niet op. Zijn poging om, in samenwerking met de Franse architect Le Corbusier, het Mundaneum dicht bij de Geneefse zetel van de Volkenbond te bouwen, mislukte wederom. De economische crisis en het vooruitzicht van een wereldtentoonstelling in 1935, zetten hem er in 1932 toe aan zijn Cité Mondiale nogmaals onder de aandacht te brengen. Grote openbare werken zouden de economische crisis en werkloosheid kunnen helpen bestrijden. Buitenlandse Zaken deed het plan af als een loutere hersenschim en in 1934 werd het Mundaneum door de regering helemaal aan de deur gezet.

Zowel de Union des Associations Internationales als de Union des Villes et Communes Belges promootte het plan van architect Francotte voor de bouw van twee grote paleizen voor de Volkenbond en de internationale verenigingen in het Park van Woluwe.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 10.907/2.

Kardinaal Mercier was actief in de marge van de vredesconferentie. Hij zette zich in voor het oplossen van de Romeinse kwestie en was ook voorstander van een Belgisch mandaat over Jeruzalem.

MECHELEN, Aartsbisschoppelijk Archief, Archief Mercier.

Tijdens zijn bezoek aan Parijs vroeg kardinaal Mercier een onderhoud aan met de Franse premier Clemenceau om hem in levenden lijve de ontgoocheling van de Belgen over te brengen. Hij deed dat ook schriftelijk op 15 januari 1920. Volgens Mercier hadden de Belgen eerst en vooral recht op morele compensaties zoals de zetel van de Volkenbond.

MECHELEN, Aartsbisschoppelijk Archief, Archief Mercier, XXII, 178.

26 Verslag van het onderhoud van kardinaal Mercier met Clemenceau, gedicteerd door de kardinaal aan priester René Van den Hout.

MECHELEN, Aartsbisschoppelijk Archief, Archief Mercier, XXII, 178.

Paul Hymans (1865-1941), minister van Buitenlandse Zaken in de jaren 1918-1920, 1924-1925, 1927-1934 en 1934-1935.

NEW YORK, Verenigde Naties, League of Nations Photo Archive, © United Nations.

Het Palais Mondial of Mundaneum kon een aantal jaren beschikken over lokalen in de linkervleugel van het paleis in het Jubelpark.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Jules Destrée, nr. 126.

Uit de notulen van de ministerraad (1921-1925) blijkt dat de regering-Theunis mettertijd afstand nam van Otlet en het Palais Mondial. Ze trok het wetenschappelijk opzet in twijfel en stoorde zich aan zijn kritische opstelling. Tussen 1921 en 1934 kwam het dossier van het Palais Mondial niet minder dan 18 keer op de regeringstafel terecht!

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief , nr. 820.

Otlet gaf zijn droom om een Cité Mondiale en Mundaneum te bouwen nooit op. In 1932 reageerde de katholieke premier aanvankelijk positief op zijn voorstel om dat project in Tervuren te realiseren.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 11.440.

27 III. BRUSSEL EN DE EUROPESE INTEGRATIE NA 1945

HET BELGISCH VETO TEGEN BRUSSEL ALS ZETEL VAN DE EGKS

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de oprichting van nieuwe internationale organisaties voorbereid. Zo stichtten de gevluchte regeringen van België, Nederland en Luxemburg in september 1944 de douane-unie Benelux, met Secretariaat-Generaal in Brussel. Toen een jaar later 51 landen, waaronder België, de Verenigde Naties in het leven riepen, viel de keuze op New York als hoofdzetel. De Raad van Europa, opgericht in 1949, koos dan weer strategisch voor Straatsburg, symbool van de Frans-Duitse verzoening. De zetel van de NAVO was aanvankelijk in Parijs gevestigd, maar door de terugtrekking van Frankrijk uit de militaire structuren kwam deze zetel in 1966 in Brussel terecht. Het EGKS-verdrag uit 1951 richtte het Europa van de Zes op: België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en de West-Duitse Bondsrepubliek. De keuze van de zetel van de EGKS werd uitgesteld naar de Top van Parijs, een jaar later. Vandaag lijkt het onbegrijpelijk en zelfs surrealistisch, maar het was wel degelijk de Belgische homogene CVP-regering-Van Houtte die zich bij monde van verzette tegen de kandidatuur van Brussel als zetel van de EGKS, en zelfs zover ging een veto tegen Brussel te stellen ten voordele van… Luik, als centrum in de kolen- en staalindustrie en als ‘bakermat’ van Europa. Frankrijk, gesteund door Italië, pleitte voor Straatsburg en Nederland voor Den Haag, maar tijdens de besprekingen groeide een consensus over Brussel, althans in de geesten van vijf van de zes onderhandelaars. Van Zeeland hield voet bij stuk. Uiteindelijk werd de Gordiaanse knoop doorgehakt toen de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Bech, Luxemburg als tijdelijke zetel voorstelde.

‘Benelux, het laboratorium voor de eenwording van Europa!’ Dit opschrift, te lezen in het Benelux- paviljoen op Expo 58, benadrukt het pionierswerk van de Benelux als naoorlogs supranationaal Europees samenwerkingsverband.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9033, © SADO.

‘The Council of Europe, uniting in freedom our nations rich in history, pursues the road of peace’, slogan van het paviljoen van de Raad van Europa op Expo 58. De Raad van Europa richtte zich in eerste instantie op de promotie van vrede, democratie en mensenrechten.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9037, © SADO.

28 Paul-Henri Spaak (links) schudt als voorzitter van de Gemeenschappelijke Vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de hand van Jean Monnet, voorzitter van de Hoge Autoriteit van de EGKS. Straatsburg, januari 1953.

BRUSSEL - STRAATSBURG, Europees Parlement, Photo Service European Parliament, © Photo European Parliament.

Het Comité du Grand Liège promootte de kandidatuur van de stad Luik voor de zetel van de EGKS en publiceerde zijn argumenten in een kleine brochure.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Candidature de Liège au siège de la Communauté européenne du charbon et de l’acier, Luik, A.S.B.L. Le Grand Liège, 1952.

De ministers van Buitenlandse Zaken van de Zes vergaderden begin juni 1955 in Messina (Sicilië) over verdere economische integratie. Joseph Bech, tevens premier van Luxemburg, fi lmde de persfotografen. Paul-Henri Spaak en zijn Nederlandse collega Johan Willem Beyen keken geamuseerd toe.

BRUSSEL, Europese Commissie, Audiovisual Service, © European Union, 2010.

De brochure die de kandidatuur van Luik als zetel van de EGKS promootte, benadrukte onder meer de industriële traditie van de stad en haar centrale ligging in de regio van de kolen- en staalindustrie.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Candidature de Liège au siège de la Communauté européenne du charbon et de l’acier, Luik, A.S.B.L. Le Grand Liège, 1952.

29 Minder evident dan de focus op de industriële traditie van Luik was de toelichting bij de ‘internationale roeping’ van de stad. Voor de evocatie van Luik als Europees knooppunt werd voornamelijk teruggegrepen naar de rijke geschiedenis van de stad.

BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek van België, Candidature de Liège au siège de la Communauté européenne du charbon et de l’acier, Luik, A.S.B.L. Le Grand Liège, 1952.

DE RELANCE VAN BRUSSEL ALS EUROPESE KANDIDAAT-HOOFDSTAD: EEN SITE VOOR HET EUROPEES DISTRICT

In oktober 1957 aanvaardde de Belgische regering de kandidatuur van Brussel als zetel voor de nieuwe Europese instellingen. Dat het Verdrag van Rome in Brussel werd voorbereid, versterkte de kansen aanzienlijk. Ook Expo 58 en de grote investeringen en infrastructuur-werken die ermee gepaard gingen, waren doorslaggevend. Over het principe van de unieke zetel voor de Europese organisaties bereikten de Zes begin 1958 een akkoord. De toepassing ervan verliep moeizamer. Informeel werd besloten dat Brussel voor minstens twee jaar de diensten van de EEG- en Euratom-Commissie zou huisvesten. Zelfs bij een consensus, zou het immers een aantal jaren duren om het Europees District te bouwen. Het stedenbouwkundig studiebureau Groupe Alpha maakte hierover alvast voorstudies. Een Comité Européen des Experts en Urbanisme moest zich over de kandidaturen buigen. De Belg Victor Bure, directeur-generaal van het Departement Urbanisme van het Ministerie van Openbare Werken, nam de leiding op zich. In eigen land werd een interministeriële commissie Bruxelles – Siège des Institutions Européennes opgericht, eveneens onder leiding van Bure. De commissie hield zich onder meer bezig met de voorbereiding van een prestigieus Witboek over Brussel als zetelkandidaat. De luxueuze uitvoering ervan stak met kop en schouders uit boven de publicaties van andere kandidaat-steden. Het Witboek presenteerde zes mogelijke sites voor de vestiging van een Europees District. Publiekelijk liet de commissie-Bure geen voorkeur blijken, maar de notulen tonen de voorkeur van de commissie voor het Oefenplein in Etterbeek duidelijk aan. De Europese Urbanisten dienden voor de Raad van Ministers van de Zes een rapport op te stellen, waarin de kandidaturen werden onderzocht van Straatsburg, Luxemburg, Milaan, Turijn, Stresa, Brussel, Parijs, het Département de l’Oise, Nice. Wat de Brusselse agglomeratie betrof, was het Oefenplein opnieuw de favoriete site. Daarnaast werd een terrein in Nossegem geschikt bevonden voor een Europese Cité Satellite. De kandidatuur van Brussel stond duidelijk in de schijnwerpers, zowel bij de rapporteurs als bij de Europese instellingen.

30 De eerste wereldtentoonstelling na de Tweede Wereldoorlog – Expo 58 – trachtte het grote publiek vertrouwd te maken met de idee van Europese integratie. Een opschrift in het EGKS- paviljoen maakte duidelijk dat economische integratie en pacifi stische idealen hand in hand gaan in een verenigd Europa.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9034.

De Organisatie voor Europese Economische Samenwerking en de Raad van Europa huisden op Expo 58 samen onder een groot dak dat Europa als beschermende koepel symboliseerde.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9037.

België wilde een onvergetelijke indruk maken op de vele buitenlandse bezoekers die het land zouden ontdekken naar aanleiding van Expo 58. De promotiecampagne die zich vanaf begin jaren 1950 op gang trok, was ongezien. Een constante in de vele brochures en folders was de voorstelling van Brussel (en België) als Europees kruispunt.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat- Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 10216.

Voor 1958 was het uitgangspunt van de wereldtentoonstellingen steeds lokaal of nationaal geweest. Daar kwam in 1958 bewust verandering in. Het Paleis van de Wereldsamenwerking stond symbool voor deze koerswijziging.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9037, © SADO.

31 Expo 58. De paviljoenen van de internationale en supranationale organisaties waren gegroepeerd rond het Paleis van de Wereldsamenwerking. Nogal afgelegen op het tentoonstellingsterrein, vielen de bezoekersaantallen van de Internationale Afdeling echter tegen.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Commissariaat-Generaal van de Belgische Regering bij de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, nr. 9038, © SADO.

Straatsburg nodigde Europa uit en stelde zich kandidaat als unieke zetel voor de Europese instellingen.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 221.

Turijn beperkte zijn kandidatuur tot de zetel voor de Gemeenschappelijke Markt.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 222.

De brochures ter promotie van Milaan als zetel van de Europese instellingen brachten de eeuwen- oude centrumfunctie van Milaan onder de aandacht en presenteerden de stad als een ‘tweede Rome’, zij het met een moderne invulling.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 222.

32 Ook het minder bekende Italiaanse Stresa (regio Piëmont) waagde zijn kans als zetelplaats. De stad en omgeving profi leerden zich als toeristisch centrum met een traditie betreffende de organisatie van internationaal topoverleg.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 222.

De Luxemburgse claim op de zetel van de Europese instellingen was meer gematigd. Premier Bech verwoordde het zo: ‘Le Luxembourg fait ses préparatifs pour répondre, le cas échéant, à toute demande que les autres gouvernements pourraient être amenés à nous faire dans l’intérêt commun de l’Europe que nous sommes en train de construire.’

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 222.

Het luxueuze kaft van het Witboek van de Belgische regering ter ondersteuning van de kandidatuur van Brussel als unieke zetel illustreert dat België kosten noch moeite spaarde om zijn Europese ambities waar te maken.

GRIMBERGEN, Collectie Roel De Groof, Bruxelles. Brussel. Brüssel. Brusselle. Édité par le Gouvernement belge. Uitgegeven door de Belgische Regering. Ausgabe der Belgischen Regierung. Edizione del Governo Belga. Brussel, 1958.

Het stedenbouwkundig studiebureau Groupe Alpha ging in opdracht van de Interministeriële Commissie van het Europees District op zoek naar geschikte locaties in het Brusselse en stelde aanvankelijk acht mogelijke sites voor.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 223.

33 De terreinstudies die in het onderzoek van Groupe Alpha aan bod kwamen, richtten zich voornamelijk op het Oefenplein in Etterbeek.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 216.

Notulen van de eerste vergadering van de Interministeriële Commissie ‘Bruxelles-Siège des institutions européennes’. De commissie kwam van 21 januari tot 3 maart 1958 achtmaal bijeen en engageerde zich om in een recordtempo de kandidatuur van Brussel te staven met een prestigieus Witboek en een tentoonstelling.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 219.

Een studie van Groupe Alpha, getiteld Bruxelles. District européen. Recherche d’emplacements à Bruxelles pour la création d’un district européen à l’échelle d’une capitale européenne. Critères d’enquête, bevatte van elke mogelijke locatie voor het Europees district een luchtfoto. Hier is het Oefenplein in Etterbeek te zien.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 220.

De inplanting van de gebouwen van het Europees District op het Oefenplein in Etterbeek volgens een tekening van architect Georges Ricquier.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 218.

Een luchtfoto van de Berlaymontsite uit de studie van Groupe Alpha, Bruxelles. District européen. Recherche d’emplacements à Bruxelles pour la création d’un district européen à l’échelle d’une capitale européenne. Critères d’enquête.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 220.

Hoewel buiten de Brusselse agglomeratie gelegen, zou volgens Groupe Alpha ook dit terrein in Nossegem geschikt zijn voor de vestiging van het Europees District.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 220.

34 Un centre satellite bepleit in detail de keuze voor Nossegem.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 223.

Een rapport van 99 bladzijden, opgesteld door het Europees Comité van Urbanisten, moest de Raad van Ministers van de Zes in staat stellen een gefundeerde zetelkeuze te maken.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 217.

De urbanisten stelden in hun eindrapport voor elke kandidatuur een bondige conclusie op. Brussel kreeg zeer goede punten.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 217.

35 BRUSSEL WORDT DE FEITELIJKE HOOFDSTAD VAN EUROPA

Als gevolg van een regeringscrisis was Italië niet vertegenwoordigd op de vergadering (juni 1958) die zich moest uitspreken over de zetelkwestie. Wegens de verplichte unanimiteit kon dus niets worden beslist. Brussel profi teerde van het status quo. De Belgische regering bood de EEG- en Euratom- Commissie vanaf januari 1958 onderdak aan in de Belliardstraat. Al snel volgden uitbreidingen her en der in Brussel. De Raad van 16 maart 1959 leverde wederom geen compromis. Tijdens het driejarig moratorium dat daarop volgde, concentreerden de Belgische regering en diplomatie zich op de realisatie van het Berlaymontproject. De snelle groei van het Europese ambtenarenkorps vroeg immers om een nieuw administratief complex met voldoende opvangcapaciteit. Op 8 april 1965 werd het Fusieverdrag van Brussel getekend. Voortaan zouden één Commissie, één Raad van Ministers, één budget en één Hof van Justitie fungeren voor de EGKS, EEG en Euratom. Het Fusieverdrag stipuleerde dat Brussel, Luxemburg en Straatsburg de tijdelijke werkplaatsen van de instellingen van de Gemeenschappen bleven en benoemde Brussel tot zetel van de Europese Commissie. Op de Top van Maastricht (maart 1981) kwam de zetelkwestie opnieuw ter sprake. De Belgische premier bleef, tegen de Frans-Duitse steun aan Straatsburg in, hardnekkig ijveren voor Brussel, zodat de Top slechts een voorlopig compromis opleverde. Ook op Belgisch niveau zorgde de zetelkwestie voor spanningen. Vooral de funeste Brusselse immobiliën- en afbraakpolitiek zorgde voor kritische anti-Europese commentaren en acties. In de loop van 1990 plaatste de Franse president Mitterrand Straatsburg opnieuw tevergeefs op de agenda. Een misnoegde Mitterrand betoogde dat hij een voorstander van centralisatie was, maar als dat niet in Straatsburg kon, dan ook niet in Brussel. De Franse campagne bleef aanhouden. Het Nederlandse voorzitterschap onder leiding van premier Lubbers, werkte daarop een compromissysteem uit: Straatsburg zou de defi nitieve zetel van het Parlement krijgen, mits een aantal concessies aan Brussel. Een lek kelderde het compromis vroegtijdig. Op de Top van Maastricht (december 1991) bleef Martens hoog spel spelen door de defi nitieve zetel van het Parlement voor Brussel op te eisen. Toen Jean-Luc Dehaene Martens opvolgde, werd het voorstel-Lubbers dan toch goedgekeurd op de Top van Edinburgh (december 1992). Zo is Brussel in de loop der jaren de facto hoofdstad geworden van de Europese Unie, die in verschillende fasen (1995, 2004, 2007) tot de huidige 27 lidstaten werd uitgebreid.

36 Dit gebouw aan de Blijde Inkomstlaan, tegenover het Jubelpark en op een steenworp van de Wetstraat, werd in juli 1958 ter beschikking gesteld van de Europese instellingen die bij de Verdragen van Rome waren opgericht.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 218.

Maquette van nieuwe kantoorgebouwen voor de Europese instellingen, augustus 1958. In de begeleidende brief waarschuwt de betrokken aannemer dat procedures zoals onteigeningen de realisatie van dergelijke projecten ernstig kunnen vertragen.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 223.

Dit diplomatiek rapport van het Belgisch Ministerie van Buitenlandse Zaken (juli 1959) over een onderhoud met Giuseppe Pella, minister van Buitenlandse Zaken van Italië, is exemplarisch voor de strijd om steun die zich ook achter de schermen afspeelde.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 6.213/XI.

Joseph Van der Meulen, permanent vertegenwoordiger van België bij de Europese Gemeenschappen, drong er bij Pierre Wigny, minister van Buitenlandse Zaken, op aan ook voor de ‘protocollaire’ evenementen van de Europese organisaties geschikte locaties te voorzien.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 6.213/XI.

Het Berlaymontproject – tot op vandaag een van de symbolen van de Europese aanwezigheid in Brussel – schoot eind jaren 1950 uit de startblokken. Een nieuw administratief centrum voor Europa moest de voortdurende groei van het Europese ambtenarenkorps opvangen.

BRUSSEL, Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief, 6.213/XI.

In opvolging van de Interministeriële commissie ‘Bruxelles-Siège des institutions européennes’, werd in 1959 de ‘Commission interministerielle du District européen’ opgericht. Opnieuw nam Victor Bure het voorzitterschap waar.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief van het Ministerie van het Brusselse Gewest. Bestuur voor de Stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Commission interministérielle de Bruxelles-siège des institutions européennes (ca. 1958), nr. 223.

37 Marcel-, Belgisch ambassadeur in Parijs van 1959 tot 1966, hield de Franse persreacties op Europese integratievraagstukken nauwlettend bij. Hier een spotprent uit Le Canard enchaîné, een satirisch weekblad.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Marcel-Henri Jaspar, nr./n° 2544.

Minister van Buitenlandse Zaken Charles-Ferdinand Nothomb pleit in het BRT-journaal van 12 mei 1981 opnieuw voor een centralisatie van de Europese instellingen in Brussel.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Wilfried Martens, nr. 40082 (voorlopige nummering).

Ook in eigen land heerste verdeeldheid over de zetelkwestie. Zo stemde Europarlementariër (1979-1984 en 1994-1999) Antoinette Spaak tegen de aanduiding van Brussel als unieke zetel van het Europees Parlement. Haar argumentatie werd door het kabinet van premier Wilfried Martens geanalyseerd.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Wilfried Martens, nr. 40082 (voorlopige nummering).

Antoinette Spaak stond niet alleen met haar kritische houding ten aanzien van het Belgisch-Brusselse onthaalbeleid. Agalev nam in een lijvig dossier (september 1990), gericht aan premier Martens en aan de ‘redactiesekretariaten van de Nieuwsmedia’, de grond- en immobiliënspeculanten op de korrel die de vestiging van de Europese instellingen in Brussel zouden misbruiken.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Wilfried Martens, nr. 17319 (voorlopige nummering).

De anti-Belgische houding in Straatsburg deed de Belgische rangen sluiten. In september 1990 uitten de Belgische lijsttrekkers hun bezorgdheid over de polemiek in Straatsburg en vroegen premier Martens om gezamenlijk overleg over de zetelkwestie en de kansen van Brussel.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Wilfried Martens, nr. 40088 (voorlopige nummering).

38 De Nederlandse premier Lubbers bezorgde Martens een conceptnota waarin het compromis- systeem voor zetelverdeling, dat onder het Nederlandse voorzitterschap was uitgewerkt, werd toegelicht.

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Archief Wilfried Martens, nr. 11852 (voorlopige nummering).

Regeringsleiders op de Top van Edinburgh, december 1992. De lidstaten bereikten hier overeenstemming over de zetels van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg, het Economisch en Sociaal Comité, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank.

BRUSSEL - STRAATSBURG, Europees Parlement, Photo Service European Parliament, © Photo European Parliament.

39 IV. DE EUROPESE UNIE IN BRUSSEL VANDAAG

De Brusselse vestigingen van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie ontwikkelden zich op het ritme van de opeenvolgende verdragen, die nieuwe lidstaten en toenemende bevoegdheden met zich meebrachten. Na voltooiing van het Berlaymontgebouw was het Karel de Grotegebouw aan de beurt, dat een centralisatie van de EU-diensten rond het Schumanplein mogelijk maakte. Het secretariaat van de Raad van ministers, aanvankelijk gevestigd op de Kunstberg, kwam na een omweg via het Karel de Grotegebouw vanaf 1995 in het Justus Lipsiusgebouw terecht. De in 2006 afgewerkte Lex 2000-building (aan de Wetstraat) doet dienst als prestigieuze aanvullende ruimte voor de Raad van de Europese Unie. Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s zijn in 2004 verhuisd naar het Delors-gebouw, de vroegere kantoren van het Parlement aan de Belliardstraat. Nog een recente uitbreiding (2006) van de Commissie is de gerenoveerde Madoutoren, waar zo’n 1200 ambtenaren uit de sectoren Informatie, Communicatie, Onderwijs en Cultuur werken. Voor de vergaderingen en de protocollaire ceremonies van de Europese Raad wordt tegen 2013 een ellipsvormige nieuwbouw voorzien.

Wie door de eclectische architectuur heenkijkt, merkt dat de Europese wijk, ook Leopoldwijk genoemd, na twintig jaar dan toch het beoogde doel heeft bereikt: de verankering van het Europees Parlement in Brussel. De stedenbouwkundige balans is minder positief. Het parlementsgebouw zelf, het Paul-Henri Spaak-gebouw of de ‘Caprice des dieux’, wordt nog relatief positief bejegend, maar overexploitatie van administratieve inplantingen drukte handelszaken en woongelegenheid compleet weg. Zo dreigt Brussel een duaal karakter te krijgen. Het samenwerkingsakkoord ‘Beliris’ tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) en de Federale Staat was een eerste poging om de scheve balans recht te trekken. Het Plan voor de Internationale Ontwikkeling (2007) legt de klemtoon voortaan op het bouwen van grote infrastructuren van supraregionale omvang (congrescentrum, spektakelzaal, Museum van Europa, …) in ‘strategische gebieden’ van Brussel. De Europese Wijk is vanzelfsprekend opgenomen als Strategisch Gebied. Meer dan ooit overheerst het besef dat de aanwezigheid van de Europese instellingen de motor van de Brusselse economie vormt.

Delors-gebouw (langwerpig, vooraan) – Europees Economisch en Sociaal Comité en Comité van de Regio’s.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

Konrad Adenauerbrug en gebouwen van het Europees Parlement.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

40 Jozsef Antall-gebouw – Europees Parlement.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

Paul-Henri Spaak-gebouw (rechts) en Altiero Spinelli-gebouw (links) – Europees Parlement.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

Berlaymont-gebouw – Europese Commissie.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

Karel de Grote-gebouw (links) – Europese Commissie. Lex-gebouw (rechts) – Raad van de Europese Unie.

© Georges De Kinder: 2010 Georges De Kinder – rechten SOFAM, België

Maquette ‘Zetel van de Europese Raad en van de Raad van de Europese Unie’

© Philippe Samyn and Partners bvba

Maquette ‘Het Hart van Europa’

© Philippe Samyn and Partners bvba

41 LEES MEER IN

Roel DE GROOF en Geertrui ELAUT,

EUROPE IN BRUSSELS. Van federaal werelddistrict tot Europese hoofdstad, 1900-2010

(Tielt, uitgeverij Lannoo, 2010 - 240 blz. - ca. 150 illustraties - Engels/Frans/Nederlands/Duits)

Embleem cover: © Sven Beirnaert

42