EVALUATIE CAMERATOEZICHT 2012-2013

EVALUATIE CAMERATOEZICHT AMSTERDAM 2012-2013

- eindrapport -

Auteurs: drs. Y. Bleeker drs. L. Heuts drs. G.H.J. Homburg mr. drs. A. Schreijenberg

Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20 – 531 53 15 Fax : +31 (0)20 – 626 51 99

Amsterdam, januari 2014 Publicatienr. 2429

© 2014 Regioplan, in opdracht van Directie OOV van de gemeente Amsterdam Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Regioplan of de gemeente Amsterdam. Regioplan aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting ...... I

1 Inleiding ...... 1 1.1 Eén evaluatie voor negentien cameraprojecten ...... 1 1.2 Afwegingen over cameratoezicht: het beslisinstrument..... 1 1.3 Doel en vraagstelling van het onderzoek ...... 6 1.4 Onderzoeksopzet ...... 7 1.5 Leeswijzer ...... 7

2 Beleidskader en organisatie ...... 9 2.1 Achtergrond ...... 9 2.2 Beleidskader ...... 9 2.3 Organisatie en besluitvorming ...... 10 2.4 Samenvatting ...... 13

3 Operationele werking cameratoezicht ...... 15 3.1 Uitkijken, waarnemen en registreren ...... 15 3.2 Doormelden van incidenten ...... 16 3.3 Opvolging van camerabeelden ...... 17 3.4 Gebruik van beelden achteraf ...... 18 3.5 Techniek ...... 19 3.6 Samenvatting ...... 20

4 Proportionaliteit van cameratoezicht ...... 21

5 Proportioneel cameratoezicht: actief gebruik in gebieden met veel incidenten ...... 23 5.1 Stationseiland ...... 23 5.2 Uitgaanspleinen ...... 26 5.3 Wallen-Nieuwendijk ...... 29 5.4 Amsterdamse Poort ...... 31 5.5 Delflandplein ...... 33 5.5 Abraham Staalmanplein ...... 34

6 Argumenten voor afbouwen: weinig gebruik in relatief veilige gebieden ...... 37 6.1 Buikslotermeerplein...... 37 6.2 Gein ...... 40 6.3 Sierplein ...... 41 6.4 Dobbebuurt en Burgemeestersbuurt...... 43 6.5 Overtoomse Veld ...... 45

7 Extra argumenten: subjectieve veiligheid ...... 47 7.1 Ganzenpoort ...... 47 7.2 Project Diamantbuurt ...... 49 7.3 Project Osdorpplein, Tussenmeer en ...... 51 7.4 Belgiëplein ...... 53

8 Projecten waarover nog geen conclusie getrokken kan worden 57 8.1 Pont Buiksloterweg ...... 57 8.2 Holendrecht ...... 58 8.3 De Pijp ...... 59 8.4 Indische Buurt ...... 62

9 Conclusies en aanbevelingen ...... 65 9.1 Cameratoezicht in Amsterdam ...... 65 9.2 Afwegingen over negentien projecten ...... 67 9.3 Algemene aanbevelingen ...... 69

Bijlagen ...... 71 Bijlage 1 Politiecijfers 2012-2013, gesorteerd naar meest voor- komende incidenttype in 2012 ...... 73 Bijlage 2 Cameraprojecten en waargenomen incidenten per Cameralocatie naar type incident ...... 81 Bijlage 3 Opvolging van beelden door de politie per project ...... 87 Bijlage 4 Enquêteresultaten ...... 89 Bijlage 5 Veiligheidsindex 2011-2013 ...... 101

SAMENVATTING

Evaluatie van cameratoezicht op openbare plaatsen in Amsterdam Voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid zijn er in Amster- dam negentien cameraprojecten in zes stadsdelen met in totaal 203 camera’s. De plaatsingsbesluiten die aan de cameraprojecten ten grondslag liggen, zijn tijdelijk. Ze lopen op 31 december 2013 af. Om een goed onderbouwde beslissing over het al dan niet voortzetten van de projecten te kunnen nemen, is een evaluatieonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn alle Amsterdamse cameraprojecten gelijktijdig en volgens dezelfde methode geëvalueerd. Dat is gebeurd aan de hand van het evaluatiekader dat deel uitmaakt van het nieuwe Amsterdamse beleidskader voor cameratoezicht op openbare plaatsen.

Evaluatievragen Voor de evaluatie zijn de volgende vragen geformuleerd: 1. Hoe is het cameratoezicht georganiseerd? 2. Hoe functioneert het cameratoezicht in de praktijk? 3. Welke delicten, overtredingen en vormen van overlast doen zich voor in de cameragebieden? 4. Hoe ontwikkelt de subjectieve veiligheid zich in de cameragebieden? 5. Wat is er bekend over de ontwikkeling van de leefbaarheid in de cameragebieden? 6. Welke argumenten zijn er per cameragebied voor het continueren, aanpassen of beëindigen van het cameratoezicht? Het onderzoek is in de periode augustus – november 2013 uitgevoerd met behulp van documentstudie, interviews, analyse van bestanden en registratie, een enquête onder bewoners en bezoekers van cameragebieden en expert- meetings.

Vernieuwing van beleid Het beleid rond cameratoezicht is vernieuwd. Het meest recente beleidskader heeft de functies van cameratoezicht opnieuw gedefinieerd en het stelt scherpere eisen aan de plannen van aanpak voor cameraprojecten. Daarin moeten de probleemanalyse, de opzet en de doelen helder worden uitgewerkt. Tevens moet de plaats van het cameratoezicht in de veiligheidsaanpak duidelijk zijn. Cameratoezicht is een zwaar middel, dat nooit als eerste of enige maatregel in een gebied kan worden toegepast en dat wordt ingezet als de problematiek ernstig is en andere maatregelen onvoldoende effect sorteren. De eerste ervaringen met het nieuwe beleidskader zijn positief. Er is meer aandacht voor concrete doelen van cameraprojecten. Ook is er, in lijn met de Gemeentewet, een sterkere relatie met openbare orde en veiligheid. Voor relatief nieuwe cameraprojecten geldt dat de plannen van aanpak al op de nieuwe eisen zijn geënt. Langer lopende projecten hebben plannen van aanpak die niet bij de eisen van het nieuwe beleidskader aansluiten en die in algemenere termen zijn geformuleerd. Aanbevolen wordt om de oudere

I

plannen opnieuw onder de loep te nemen, zodat ze beter bij de eisen van het nieuwe beleidskader en het daarin opgenomen evaluatiekader aansluiten.

Vernieuwing van de uitvoering Behalve het beleid is ook de uitvoering vernieuwd. De belangrijkste verande- ring in de uitvoering is dat alle camera’s vanuit één centrale toezichtsruimte (de CCTR) worden uitgekeken. De ervaring van de professionals is dat de instelling van de CCTR heeft geleid tot meer aandacht voor eenduidig en professioneel uitkijken. Er worden meer incidenten waargenomen dan voor- heen. Wel heeft het geruime tijd geduurd voordat de registratie van (met name) de opvolging goed verliep. Daardoor zijn er niet voor heel 2013 gegevens voor de uitvoering en de evaluatie beschikbaar geweest. De CCTR is nog in ontwikkeling. Belangrijke thema’s zijn de opleiding van de uitkijkers en de doormelding van minder ernstige incidenten naar de handhaving. Een tweede belangrijke verandering in de uitvoering is dat de meekijkfunctie op politiebureaus in en bij de cameragebieden is verdwenen als gevolg van keuzes in de politieorganisatie. Dit heeft de relatie tussen het cameratoezicht en het operationele politiewerk in sommige gevallen losser gemaakt. De zogenoemde actiewerkplekken in de CCTR kunnen bijdragen aan een versterking van de relatie met operationeel politiewerk. Het is niet bekend hoe vaak deze gebruikt worden.

De afzonderlijke cameragebieden Voor alle cameragebieden zijn gegevens verzameld om een beslissing over voortzetten, aanpassen of afbouwen te kunnen onderbouwen. De afweging wordt gestructureerd met een beslisinstrument, dat in het evaluatiekader is opgenomen. Het beslisinstrument heeft vier onderdelen: 1. De onveiligheid in het cameragebied en de ontwikkeling daarvan. 2. Het gebruik van de camerabeelden voor de bevordering van de veiligheid. 3. De bijdrage van het cameratoezicht aan de veiligheidsbeleving van bewoners en bezoekers. 4. Eventuele demografische, ruimtelijke of sociaaleconomische ontwikkelingen die de noodzaak van cameratoezicht in het cameragebied in de nabije toekomst beïnvloeden.

Om tot een inzichtelijke afweging te komen, leunt het beslisinstrument relatief zwaar op kwantitatieve en objectiveerbare gegevens. Er is relatief weinig aandacht voor kwalitatieve inzichten en opvattingen van professionals. Verwacht mag worden dat een eventuele discrepantie tussen kwalitatieve en kwantitatieve gegevens in de toekomst kleiner wordt naarmate plannen van aanpak scherper worden geformuleerd in relatie tot de veiligheidsproblematiek in de cameragebieden.

Figuur S.1 laat zien hoe de afweging met het beslisinstrument verloopt.

II

Figuur S.1 De uitwerking van het beslisinstrument cameratoezicht

Het vierde onderdeel, de invloed van demografische, ruimtelijke of sociaal- economische ontwikkelingen, is te beschouwen als een extra toets op de uitkomst van de afweging.

Figuur S.2 geeft een overzicht van de uitkomst van de afwegingen voor de negentien onderzochte projecten.

III

Figuur S.2 Afwegingen beslisinstrument cameragebieden

Een inventarisatie onder de veiligheidscoördinatoren van de stadsdelen heeft niet geleid tot kennis over demografische, ruimtelijke of sociaaleconomische ontwikkelingen die de uitkomsten van de afweging sterk beïnvloeden. Een uitzondering geldt voor het cameraproject Buikslotermeerplein, waar de vraag aan de orde is of de omvangrijke bouwwerkzaamheden rond de aanleg van het nieuwe metrostation relevante effecten hebben op de veiligheidssituatie, en daarmee op de noodzaak van cameratoezicht.

Conclusies De belangrijkste algemene conclusies van dit evaluatieonderzoek zijn: • De centralisatie van het uitkijken van camera’s en de beleidsregie rondom cameratoezicht is een grote verandering, die op termijn zal zorgen voor een efficiëntere en zeker ook effectievere invulling van de maatregel. De ervaringen met de nieuwe werkwijze zijn overwegend goed. • Nieuwe werkprocessen lopen grotendeels zoals beoogd. Voor professioneel betrokkenen wordt de nieuwe werkwijze als een grote overgang ervaren. Waar lokale politieteams en stadsdelen voorheen operationeel betrokken waren bij het cameratoezicht staat het nu verder van ze af. Dat vereist duidelijke sturing en communicatie over en weer tussen de centrale organisatie en de lokale belanghebbenden. • De toepassing van het beslisinstrument leidt tot de conclusie dat er voor tien cameragebieden sterke argumenten zijn voor continueren. Voor vijf cameragebieden wijzen de argumenten overwegend op afbouwen. Voor vier cameragebieden is er (nog) geen duidelijk oordeel mogelijk.

IV

Algemene aanbevelingen Het evaluatieonderzoek leidt tot de volgende aanbevelingen:

• Extra training van uitkijkers zorgt voor effectiever cameratoezicht. De training die uitkijkers krijgen, heeft nog geen structureel karakter en uit- kijkers worden beperkt beoordeeld op hun uitkijkkwaliteiten. Een vast opleidingsprogramma en een structuur waarin uitkijkers beoordeeld worden op hun kwaliteiten kan het uitkijkproces effectiever maken.

• Toegang tot politiegegevens voor uitkijkers maakt camera’s breder inzetbaar. De uitkijkers hebben geen toegang tot politiegegevens. Een overeenkomst waarin de (beperkte) toegang van uitkijkers tot dergelijke informatie is geregeld, maakt cameratoezicht breder inzetbaar en effectiever om de openbare orde te bewaken.

• De inzet van handhavers en toezichthouders in de opvolging van waar- genomen incidenten waarborgt de aanpak van overlast. Eind 2013 worden waargenomen incidenten uitsluitend doorgegeven aan de politie. Er zijn daarnaast in Amsterdam honderden handhavers en toezicht- houders op straat actief. Een centrale meldkamer die opvolging van beelden door handhavers regelt, zorgt voor een betere benutting van het camera- toezicht.

• Directe actie op straat is in sommige cameragebieden gewenst. Camerabeelden worden sinds de CCTR in mindere mate gebruikt voor de directe aansturing van politiemensen op straat. Een dergelijke werkwijze is met name in drukke (uitgaans)gebieden en gebieden met zeer specifieke problematiek (zoals jongerenoverlast) gewenst. De actiewerkplekken in de CCTR, die onder andere in het leven zijn geroepen voor ondersteuning bij projecten, evenementen en voetbalwedstrijden, kunnen daar (vaker) voor worden gebruikt. Dagelijkse ondersteuning van mensen op straat vanuit de CCTR vindt al plaats, maar op beperkte schaal. Het is in de eerste plaats een taak van de Centrale Meldkamer van de politie, die camerabeelden live doorgezet krijgt vanuit de CCTR en op grond daarvan politiemensen aanstuurt.

• Tussentijdse analyses op grond van verbeterde registratiegegevens maken een betere afweging over projecten mogelijk. In dit onderzoek wordt vanwege onvolledige registraties op dat punt uitsluitend het aantal aan de politie gemelde incidenten meegenomen en niet het aantal op straat opgevolgde incidenten. De registratie van opvolging op straat is aan het eind van de onderzoeksperiode sterk verbeterd. Een tussentijdse analyse op basis van nieuwe gegevens kan uitsluitsel geven over wat er daadwerkelijk aan opvolging op straat gebeurt op grond van camerabeelden.

V

• Actuele plannen van aanpak zorgen voor gerichter cameratoezicht. In het nieuwe beleidskader zijn de eisen aan plannen van aanpak aan- gescherpt. De plannen van oudere projecten voldoen niet aan die vereisten. Aanbevolen wordt om deze plannen opnieuw onder de loep te nemen en in lijn te brengen met de vernieuwde eisen.

• Normen voor proportioneel cameragebruik maken verwachtingen duidelijk. Als de opvolging naar aanleiding van waarnemingen en de doormelding daarvan worden verbeterd en deze acties adequaat kunnen worden geregistreerd, ontstaat een situatie waarin normen kunnen worden ontwikkeld die bij de plannen van aanpak, de tussentijdse bijsturing en de evaluatie van cameraprojecten kunnen worden gebruikt. Op grond van dergelijke normen kan beter worden nagegaan of het cameratoezicht aan vooraf geformuleerde verwachtingen en doelstellingen voldoet. Het is aan te bevelen om na een jaar een nadere analyse uit te voeren om tot normen voor proportioneel gebruik te komen.

VI

1 INLEIDING

1.1 Eén evaluatie voor negentien cameraprojecten

Sinds 1997 is in Amsterdam cameratoezicht voor het handhaven van de openbare orde mogelijk. In 2013 zijn er negentien cameraprojecten in zes stadsdelen met in totaal 203 camera’s. De plaatsingsbesluiten die aan de cameraprojecten ten grondslag liggen, zijn altijd tijdelijk. Ze lopen op 31 december 2013 af. Rond dat moment wordt een nieuw besluit over het al dan niet voortzetten van de cameraprojecten genomen. Om die beslissing goed onderbouwd te kunnen nemen, heeft de gemeente Amsterdam aan Regioplan Beleidsonderzoek opdracht gegeven om een evaluatieonderzoek uit te voeren. De resultaten van deze evaluatie zijn neergelegd in deze rapportage.

Alle cameraprojecten zijn gelijktijdig en volgens dezelfde methode geëva- lueerd. Dat is gebeurd aan de hand van het evaluatiekader dat deel uitmaakt van het nieuwe Amsterdamse beleidskader voor cameratoezicht op openbare plaatsen. De manier van evalueren en de gebruikte indicatoren en criteria zijn gebaseerd op de keuzes die in het beleidskader zijn gemaakt en hangen direct samen met de opzet en de doelen van het Amsterdamse camerabeleid. Een consequentie is dat het daadwerkelijke gebruik van de camera’s voor de bevordering van de veiligheid een centrale plaats in de evaluatie heeft.

1.2 Afwegingen over cameratoezicht: het beslisinstrument

In het beleidskader is vastgelegd dat alle cameraprojecten tweejaarlijks volgens dezelfde methode worden geëvalueerd onder regie van de centrale stad. De cameraprojecten worden aan de hand van een beslisinstrument beoordeeld. Met het beslisinstrument wordt een gestructureerde afweging gemaakt over de proportionaliteit van het cameratoezicht, en dus over de wenselijkheid van het voortzetten, het afbouwen of het aanpassen van cameratoezicht in de cameragebieden.

1.2.1 De onderdelen van het beslisinstrument

Het beslisinstrument heeft vier onderdelen:

1. De onveiligheid in het cameragebied en de ontwikkeling daarvan Het niveau en de ontwikkeling van de onveiligheid worden afgemeten aan de politiecijfers over het aantal delicten in het cameragebied. Daarbij gaat het om de onveiligheid in het algemeen, en in het bijzonder om de typen onveiligheid waar het cameratoezicht, blijkens de plannen van aanpak, op gericht is (de prioriteiten).

1

De onveiligheid wordt beoordeeld op basis van: • het aantal incidenten; • de ontwikkeling van het aantal incidenten; • de ontwikkeling van het aantal incidenten waar het cameratoezicht op gericht is.

2. Het gebruik van de camerabeelden voor de bevordering van de veiligheid Het gebruik van cameratoezicht wordt afgemeten aan twee criteria. Het eerste criterium is het aantal delicten dat met de camera’s wordt waargenomen (in het algemeen en met speciale aandacht voor de prioriteiten). Het tweede criterium is het percentage van de waargenomen delicten dat door de super- visors in de cameratoezichtruimte aan de politie (of andere handhavers) wordt doorgemeld. We gebruiken hier het begrip ‘doormelding’ en niet ‘opvolging’. Doormelding staat voor het doorgeven van waarnemingen aan de politie of andere handhavers. Opvolging suggereert dat de politie of een andere hand- havingsinstantie ter plaatse gaat en actie onderneemt. Dat laatste is met de huidige gegevens en registraties nog niet meetbaar. Het gebruik van de camerabeelden wordt dus beoordeeld aan de hand van: • het aantal waargenomen incidenten; • het aantal waargenomen incidenten waar het cameratoezicht op gericht is; • het percentage incidenten dat wordt doorgemeld aan de politie.

3. De bijdrage van het cameratoezicht aan de veiligheidsbeleving van bewoners en bezoekers De relatie tussen het cameratoezicht en de veiligheidsbeleving wordt afgemeten aan de antwoorden op vragen in een enquête die door O+S in alle cameragebieden is gehouden onder bewoners en bezoekers. Respondenten konden antwoorden op stellingen die op een positieve samenhang tussen cameratoezicht en veiligheidsbeleving wijzen. Ze kregen ook stellingen voorgelegd waarin een negatieve beoordeling van cameratoezicht besloten ligt. Dit is gedaan om een vertekening van de antwoorden in één richting zo veel mogelijk te voorkomen. Uit de volgende vier stellingen is één indicator voor de veiligheidsbeleving in relatie tot cameratoezicht afgeleid: • ik voel me veiliger omdat er camera’s hangen; • ik ben tegen cameratoezicht; • cameratoezicht is een aantasting van de privacy; • cameratoezicht leidt tot minder criminaliteit. Bij het combineren van de stellingen in één indicator zijn ze gehercodeerd, zodat ze in één richting wijzen. Statistische analyses laten zien dat de antwoorden op de vier stellingen onderling goed samenhangen. Dat betekent dat ze een consistente weergave van de relatie tussen cameratoezicht en veiligheidsbeleving inhouden en dat ze allemaal zeggingskracht hebben over het centrale item (‘Ik voel me veiliger omdat er camera’s hangen’). Doordat we vier items nemen (waarin zowel positieve als negatieve associaties met

2

cameratoezicht voorkomen) is de zeggingskracht groter dan bij één item.1 Als uitkomstmaat voor de bijdrage van het cameratoezicht aan de veiligheids- beleving kiezen we het percentage respondenten dat een positieve invloed van camera’s op hun veiligheidsbeleving ervaart minus het percentage respondenten dat géén positieve invloed op hun veiligheidsbeleving meldt.2

4. Eventuele demografische, ruimtelijke of sociaaleconomische ontwikkelingen die de noodzaak van cameratoezicht in het cameragebied in de nabije toekomst beïnvloeden De eerste drie onderdelen van het beslisinstrument zijn allemaal op ervaringen uit de afgelopen periode gebaseerd. Het is denkbaar dat er ontwikkelingen zijn die de afwegingen over cameratoezicht in de nabije toekomst beïnvloeden. Te denken valt aan de opening van de nieuwe metrolijn, die invloed kan hebben op de verplaatsing van daders en daardoor criminaliteitspatronen kan veranderen. Ook een verandering van de bevolkingssamenstelling kan invloed hebben op de veiligheid en daarmee op de noodzaak van cameratoezicht. Of dergelijke ontwikkelingen te verwachten zijn, wordt op kwalitatieve wijze bepaald door het raadplegen van de veiligheidscoördinatoren in de stadsdelen en andere experts. Het is belangrijk dat het hierbij niet om oordelen over de gevolgen van het (eventuele) stopzetten van het cameratoezicht als zodanig gaat, maar om ontwikkelingen die los staan van het cameratoezicht en waar- van objectiveerbaar en overtuigend kan worden beargumenteerd dat ze effecten op de veiligheid hebben.

Objectieve gegevens centraal In het Amsterdamse evaluatiekader voor cameratoezicht, dat onderdeel is van het beleidskader, is ervoor gekozen om alle cameraprojecten gelijktijdig en op een een- duidige manier te evalueren, op basis van gegevens die voor alle projecten op een- zelfde manier geregistreerd en verzameld zijn. Een eerste consequentie van deze keuze is dat de nadruk in de evaluatie bij kwantitatieve en zo objectiveerbaar mogelijke gegevens is komen te liggen. Dit komt de vergelijkbaarheid en de transparantie van de bevindingen ten goede. Een tweede consequentie is dat in de rapportage relatief weinig aandacht is besteed aan kwalitatieve inzichten en opvattingen die door professionals in interviews en expertmeetings naar voren zijn gebracht. In overeen- stemming met het Amsterdamse beleidskader is hier bewust voor gekozen, om de eenduidigheid van de gemaakte afwegingen te behouden. We verwachten dat het beleidskader stimuleert dat lokale overwegingen in de toekomst explicieter verwerkt worden in plannen van aanpak, bijvoorbeeld door de keuze van doelen en prioriteiten. Dit zal het in de toekomst mogelijk maken om hier aandacht aan te besteden, ook in een systematische en eenduidige evaluatie.

1 Twee stellingen (‘Cameratoezicht zorgt voor verplaatsing van de problemen’ en ‘Ik heb liever meer politie dan meer camera’s’) zijn niet in de indicator opgenomen, omdat ze niet consistent samenhangen met de overige items en dus niet goed gebruikt kunnen worden om de relatie tussen cameratoezicht en veiligheidsbeleving te meten.

2 Respondenten die neutraal op de stelling reageren, worden dus buiten beschouwing gelaten. Ze worden niet bij de respondenten met een positieve mening over de bijdrage van cameratoezicht aan hun veiligheidsbeleving gerekend en evenmin bij de respondenten met een negatieve mening over de bijdrage van cameratoezicht aan hun veiligheidsbeleving. De keuze is gebaseerd op een nadere analyse van de scores op de deelindicatoren, die rond de middenpositie een gevarieerd beeld laten zien. De uiteindelijke scores op de samen- gestelde indicator zijn opgenomen in tabel B4.12 in bijlage 4 van dit rapport. 3

1.2.2 Het verloop van de afweging: drie stappen

De vier onderdelen van het beslisinstrument spelen niet allemaal een zelfde rol in de afwegingen over cameratoezicht. De afweging verloopt in drie stappen.

De eerste stap in de afweging: onveiligheid en gebruik van de camera’s De eerste stap in de afweging is gebaseerd op de onveiligheid in het camera- gebied en het gebruik van de camera’s. Deze eerste stap kan op twee manieren tot een eenduidige uitkomst leiden: • Als een gebied onveilig is (veel delicten, ongunstige ontwikkeling) en de camera’s actief worden gebruikt (veel waarnemingen, veel doormelding), is het cameratoezicht proportioneel en kan het worden voortgezet. • Als een gebied niet langer onveilig is (weinig delicten, gunstige ontwikke- ling) en de camera’s niet meer actief worden gebruikt (weinig waarne- mingen, weinig doormelding), dan is het cameratoezicht niet proportioneel en zijn er sterke argumenten om het (geleidelijk) af te bouwen.

De tweede stap in de afweging: de beleving van bewoners en bezoekers Het kan voorkomen dat er geen eenduidige uitkomst is, omdat een van de volgende situaties zich voordoet: • een gebied is wel onveilig (veel delicten, ongunstige ontwikkeling), maar het cameratoezicht wordt weinig gebruikt (weinig waarnemingen, weinig doormelding); • een gebied is veilig (weinig delicten, gunstige ontwikkeling), maar het cameratoezicht wordt wel actief gebruikt (veel waarnemingen, veel doormelding); • een gebied is niet goed als veilig of onveilig te kwalificeren en het gebruik van de camerabeelden is evenmin goed te kwalificeren.

Als één van deze situaties zich voordoet (en de proportionaliteit dus niet zonder meer vaststaat), wordt de veiligheidsbeleving in de afweging betrokken. Indien kan worden bepaald dat bewoners en bezoekers zich veiliger voelen door het cameratoezicht, is dat een argument vóór het continueren van het cameratoezicht. Als niet blijkt dat bewoners en bezoekers zich veiliger voelen door het cameratoezicht, dan is er dus géén extra argument om tot het continueren van cameratoezicht te besluiten. Benadrukt moet worden dat de invloed van het cameratoezicht op het veiligheidsgevoel dus geen zelfstandig argument in de afweging over proportionaliteit is. Het is een factor die pas gewicht krijgt als de eerste stap (op basis van de onveiligheid en het gebruik van de camera’s) niet tot een eenduidige uitkomst leidt.

De derde stap in de afweging: nieuwe ontwikkelingen Ongeacht de uitkomst van de eerste twee stappen in de afweging wordt in een laatste stap altijd nog een extra toets uitgevoerd door na te gaan of er demo- grafische, ruimtelijke, sociaaleconomische of andere ontwikkelingen zijn die in

4

de nabije toekomst van invloed zijn op de noodzaak van het cameratoezicht in een bepaald gebied. In de praktijk is deze toets vooral van belang in camera- gebieden waar op grond van de ervaring in de afgelopen jaren weinig argumenten zijn om het cameratoezicht voort te zetten. Als er zich in de komende jaren belangrijke veranderingen zullen voordoen met negatieve gevolgen voor de veiligheid, kan dat een argument zijn om het cameratoezicht voorlopig te continueren.

1.2.3 De stappen in de afweging samengevat

Figuur 1.1 geeft een schematische weergave van de stappen in de afweging.

Figuur 1.1 De uitwerking van het beslisinstrument cameratoezicht

1.2.4 De uitkomst van de afweging

In deze evaluatie leidt de afweging tot een transparante weergave per camera- gebied van de argumenten om het cameratoezicht voort te zetten, af te bouwen of aan te passen. Deze argumenten kunnen worden gebruikt om een goed onderbouwde bestuurlijke beslissing over het cameratoezicht in de cameragebieden te nemen. In de argumentatie spelen onveiligheid en gebruik van de camera’s een prominente rol. We ontlenen argumenten voor camera- toezicht met name aan een aantoonbare bijdrage aan de veiligheidszorg in gebieden die relatief onveilig zijn. Als cameratoezicht actief gebruikt wordt in onveilige gebieden (als onderdeel van een bredere veiligheidsaanpak) achten we het proportioneel. Dat betekent dat de voordelen van het instrument opwegen tegen de kosten (tijd, geld, capaciteit) en de nadelen (de inbreuk op de privacy van burgers). Als er geen duidelijkheid is over de bijdrage van het

5

cameratoezicht aan de veiligheid (omdat er relatief weinig incidenten zijn of omdat de camera’s niet actief worden gebruikt), dan staat de proportionaliteit juist ter discussie. In gebieden waar cameratoezicht niet proportioneel is, zijn er weinig argumenten om op dezelfde wijze door te gaan. Er worden immers middelen (tijd, geld, capaciteit) ingezet die slecht renderen en die beter op een andere manier kunnen worden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het cameratoezicht aan te passen of door het naar andere gebieden te verplaatsen, waar het meer effect zou kunnen sorteren op de veiligheid. Maar de middelen zouden ook anderszins voor veiligheidszorg gebruikt kunnen worden, zodanig dat ze wel aan de vergroting van de veiligheid ten goede komen.

1.3 Doel en vraagstelling van het onderzoek

Doel Het doel van een evaluatieonderzoek van alle Amsterdamse cameraprojecten is een transparante beoordeling te geven van de cameraprojecten, waarop een besluit over het voortzetten, aanpassen of beëindigen van de verschil- lende cameraprojecten gebaseerd kan worden.

Onderzoeksvragen De volgende onderzoeksvragen worden beantwoord: 1. Hoe is het cameratoezicht georganiseerd, met aandacht voor beleidsregie, operationele regie en techniek? Zijn er heldere plannen van aanpak met duidelijke doelstellingen? 2. Hoe functioneert het cameratoezicht in de praktijk, met aandacht voor waarneming, doormelding, opvolging en gebruik voor opsporing? Hoe verhoudt het gebruik zich tot de doelstellingen? 3. Welke delicten, overtredingen en vormen van overlast doen zich voor in het cameragebied en de omliggende gebieden? In hoeverre is er sprake van een beoogde trend in overeenstemming met doelstellingen en prioriteiten van cameratoezicht? 4. Hoe ontwikkelt de subjectieve veiligheid zich in de cameragebieden? In hoeverre is er sprake van een beoogde trend in overeenstemming met doelstellingen en prioriteiten van het cameratoezicht en het (bredere) veiligheidsbeleid? 5. Wat is er bekend over de ontwikkeling van de cameragebieden? In hoeverre is sprake van externe of autonome ontwikkelingen die de leefbaarheid en veiligheid beïnvloeden? 6. Welke argumenten zijn er per cameragebied voor het continueren, aanpassen of beëindigen van het cameratoezicht?

6

1.4 Onderzoeksopzet

In het kader van het evaluatieonderzoek zijn de volgende onderzoeks- activiteiten uitgevoerd:

• Documentstudie Op grond van beschikbare documentatie zijn de kaders, de doelen en de organisatie van het cameratoezicht stadsbreed en per stadsdeel in kaart gebracht.

• Interviews In totaal zijn 28 professionals geïnterviewd over de uitvoering van het camera- toezicht.

• Analyse cijfermateriaal Cijfermateriaal uit verschillende bronnen (politie, uitkijkruimte, veiligheidsindex) is geanalyseerd om zicht te krijgen op de veiligheidssituatie in camera- gebieden en het gebruik van de camera’s.

• Straatinterviews met bewoners en passanten Door de dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam zijn in totaal 4.244 straatenquêtes afgenomen onder bewoners en passanten. Aan hen werden onder andere vragen gesteld over hun veiligheidsbeleving in cameragebieden en over hun houding ten aanzien van cameratoezicht.

• Expertmeetings Per stadsdeel zijn expertmeetings gehouden over de (voorlopige) bevindingen van de evaluatie. Daarin werden resultaten op hoofdlijnen ter verificatie terug- gelegd bij professionals. Daarnaast is een expertmeeting op het beleidsniveau van de centrale stad gehouden met de betrokken partners (politie, openbaar ministerie en dienst Stadstoezicht).

Het onderzoek is tussen begin augustus en eind november 2013 uitgevoerd.

1.5 Leeswijzer

Dit rapport heeft negen hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden de organisa- torische, beleidsmatige en juridische kaders van het Amsterdamse camera- toezicht geschetst. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de operationele werking van het cameratoezicht. Hoofdstuk 4 geeft een eerste overzicht van de toepassing van het beslisinstrument op de negentien Amsterdamse cameraprojecten. In de hoofdstukken 5 tot en met 8 wordt het overzicht per project uitgewerkt. Daarbij zijn de cameraprojecten ingedeeld op basis van de uitkomst van het beslisinstrument. In hoofdstuk 9 trekken we conclusies en doen we aanbevelingen voor de toepassing van cameratoezicht in Amsterdam.

7

8

2 BELEIDSKADER EN ORGANISATIE

2.1 Achtergrond

In 1997 werd rondom winkelcentrum Kraaiennest in Amsterdam Zuidoost gestart met een experiment met cameratoezicht. Er moest vooral een preventieve werking van uitgaan. Sinds die tijd zijn op verschillende plaatsen in de stad cameraprojecten gestart, met verschillende doelen. In 2013 zijn er negentien cameraprojecten in zes stadsdelen met in totaal 205 camera’s. Camerabeelden worden sinds eind 2012 centraal uitgekeken in de Centrale Cameratoezichtruimte (CCTR). Voorheen werden de beelden decentraal uitgekeken door medewerkers van stadstoezicht of andere (particuliere) toezichthouders. Daarnaast was er een meekijkfunctie ingericht bij de politiebureaus in de gebieden met cameratoezicht.

In het Amsterdamse Beleidskader Cameratoezicht zijn de functies van cameratoezicht als volgt omschreven: 1. het verhogen van de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van politie en handhavers door het signaleren van situaties waar hun optreden gewenst is (proactie); 2. het voorkomen van openbare-ordeproblemen en strafbare feiten in een gebied (preventie); 3. het verhogen van het veiligheidsgevoel bij burgers en ondernemers. Daarnaast kunnen de bij cameratoezicht verkregen beelden worden gebruikt als bewijsmiddel.1 Het verhogen van efficiënt en effectief politieoptreden moet niet verward worden met de uitvoering van opsporingstaken. Opsporing is nadrukkelijk een afgeleid doel. Opsporing als hoofddoelstelling verdraagt zich niet met artikel 151c Gemeentewet, dat cameratoezicht als instrument ter handhaving van de openbare orde regelt.

De nadruk op de proactieve functie van cameratoezicht maakt duidelijk dat de functie van het cameratoezicht breder is dan preventie. De wijze waarop en de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de camera’s en camerabeelden is om die reden in deze evaluatie zeker zo’n belangrijke uitkomstmaat als de (ervaren) veiligheidssituatie in de gebieden waar de camera’s worden gebruikt.

2.2 Beleidskader

Het nieuwe Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht is sinds november 2012 van kracht. De wettelijke voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit die voor de inzet van cameratoezicht gelden, zijn door de

1 Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Definitieve versie november 2012.

9

gemeente Amsterdam vertaald naar praktische voorwaarden voor de inzet van het middel: • Er moet sprake zijn van een openbareordeprobleem omschreven in een probleemanalyse. • Andere maatregelen hebben onvoldoende effect. Dit is een vertaling van het wettelijke subsidiariteitsbeginsel. Cameratoezicht is nooit de eerste of enige maatregel die in een gebied wordt toegepast, maar vult andere maatregelen aan. Dat is vastgesteld bij het instellen van cameratoezicht en geldt in alle onderzochte cameragebieden ten tijde van deze evaluatie nog steeds. Er is in alle gebieden fysiek toezicht (door politie of handhaving) en er worden andere openbareordemaatregelen getroffen, zoals betere verlichting of een alcoholverbod. • Cameratoezicht is maatwerk en moet vanuit expliciete doelen worden ingezet. • Voor elk cameraproject dient een Plan Van Aanpak (PVA) te zijn opgesteld door de gemeente (stadsdeel) in samenwerking met de politie van het basisteam (vroeger: wijkteam) dat in het cameratoezichtgebied operationeel is. • De territoriale subdriehoek adviseert de burgemeester op basis van het PVA om te besluiten tot wel of geen inzet van cameratoezicht. • Alle cameraprojecten worden regelmatig gelijktijdig en volgens dezelfde methode onder regie van de centrale stad geëvalueerd.

Camera-inzet bij ernstige leefbaarheidsovertredingen zoals afvalproblematiek is met inachtneming van de bovenstaande voorwaarden mogelijk. Minder ernstige leefbaarheidsproblematiek of opsporingsdoeleinden kunnen camera- toezicht op grond van de gemeentewet niet rechtvaardigen. Ze kunnen wel als ‘bijvangst’ van het cameratoezicht worden gesignaleerd en opgevolgd.

2.3 Organisatie en besluitvorming

Stadsdelen nemen in samenwerking met de politie het initiatief tot camera- toezicht. De stadsdelen stellen een PVA op. Dat wordt afgestemd met de politie en besproken met de adviesgroep cameratoezicht (OOV, Dienst Stadstoezicht, politie). Daarna wordt het voorgelegd aan de territoriale subdriehoek. De burgemeester toetst het door de subdriehoek uitgebrachte advies en neemt daarop een besluit. Hij wijst de plaatsen aan waar camera- toezicht wordt uitgeoefend en bepaalt de plaatsingsduur. Daarbij wordt het onderscheid gemaakt tussen langdurig cameratoezicht (twee of vier kalender- jaren) en kortstondig cameratoezicht (een aantal maanden). We bespreken hieronder de rollen van de belangrijkste professioneel betrokkenen.

Burgemeester/centrale stad De burgemeester wijst de plaatsen aan waar cameratoezicht wordt uitgeoefend en bepaalt de plaatsingsduur. De burgemeester informeert de

10

gemeenteraad over zijn besluiten.2 De centrale stad heeft de centrale beleids- regie over het cameratoezicht. Dat houdt onder andere in dat er volgens de in de vorige paragraaf beschreven procedures eenduidige besluitvorming plaats- vindt over cameraprojecten.

Bevindingen centrale beleidsregie Voordelen van de centrale beleidsregie zijn volgens professioneel betrokkenen dat er uniformer gewerkt kan worden en centraal ingekocht wordt bij een leverancier. Nadelen die door geïnterviewden genoemd worden, zijn dat zij minder korte lijnen ervaren en dat er (daardoor) minder flexibel gewerkt kan worden.

Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie (OM) is vanuit de territoriale subdriehoeken betrokken bij advisering van de burgemeester over het plaatsen van de camera’s.3 Daarnaast heeft het OM een rol in het bepalen van de beleidslijnen rondom cameratoezicht.

Bevindingen rol OM In het verleden is vanuit de beleidsrol van het OM met name discussie geweest over de reikwijdte van artikel 151c Gemeentewet. Het doel van het cameratoezicht moet liggen in de openbareordebewaking. Beelden voor opsporingsdoeleinden zijn te kwalificeren als bijvangst. Het OM meent dat dit goed tot uitdrukking komt in het beleidskader van de gemeente Amsterdam. Op stadsdeelniveau werd en wordt daar nog wel eens van afgeweken. Sommige stadsdelen willen bijvoorbeeld (blijkens de uitkijkopdrachten) drugsdealers aanpakken. Dat is iets anders dan het tegengaan van drugsoverlast.

Politie Net als het OM is de politie vanuit de territoriale subdriehoeken betrokken bij advisering van de burgemeester over het plaatsen van de camera’s. Verder ligt op grond van artikel 151c, lid 3 Gemeentewet de operationele regie over het cameratoezicht bij de politie. Het begrip operationele regie wordt door gemeenten en politieteams uiteenlopend ingevuld. In Amsterdam is de dagelijkse leiding van de CCTR in handen van de politie. Daarnaast is er in de CCTR voor gekozen om supervisors van de politie in te zetten die de observanten van stadstoezicht begeleiden en die de waargenomen incidenten beoordelen. Op grond van die beoordeling vindt al dan niet doormelding naar de meldkamer van de politie of een lokaal politieteam plaats. Met de komst van de CCTR is de rol van de politie duidelijker geworden. Voorheen was de betrokkenheid van de politie bij het uitkijken per stadsdeel verschillend. De werkprocessen van de CCTR komen in het volgende hoofdstuk uitgebreider aan bod.

2 Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Definitieve versie november 2012.

3 Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Definitieve versie november 2012.

11

Stadsdelen Het initiatief voor een cameraproject ligt bij de stadsdelen. Het achterliggende idee daarbij is dat lokaal het beste zicht bestaat op de veiligheidssituatie. Stadsdelen stellen, in overleg met de politie, een PVA voor een nieuw cameraproject op. Daarnaast zijn zij (deels) eigenaar en financier van het cameraproject en zijn ze verantwoordelijk voor de lokale projectleiding, de benodigde vergunningen en het samenbrengen van betrokken partijen (zoals politie, handhavers, ondernemers).

Nu een belangrijk deel van de beleidsregie en de operationele regie van het cameratoezicht centraal plaatsvinden, nemen stadsdelen een bijzondere positie in. Zij zijn met name verantwoordelijk voor het initiëren van camera- projecten en het monitoren van bestaande projecten. Veel andere taken (algemeen beleid, uitkijken, evalueren) worden nu centraal uitgevoerd. De stadsdelen kunnen wel hun uitkijkwensen aangeven in uitkijkopdrachten aan de CCTR.

Analyse plannen van aanpak Onder de negentien cameraprojecten die in deze evaluatie aan bod komen, zijn oude en nieuwe projecten. In sommige gebieden zijn er camera’s sinds 2013, in andere gebieden hangen camera’s er al langer. Er zijn sinds de start van de oudere projecten vaak nieuwe ontwikkelingen geweest in de gebieden, de gebieden zijn in de praktijk opnieuw afgebakend en er zijn veranderende inzichten over de werking en benutting van cameratoezicht. Daarmee zijn de oudere plannen van aanpak vaak niet meer up- to-date. Toch vormen zij de basis voor de inrichting van het cameratoezicht in de desbetreffende projecten. De plannen van aanpak van de meest recente cameraprojecten zijn opgesteld volgens het format dat is opgenomen in het beleidskader. Naar verwachting kan er efficiënter en effectiever gewerkt worden als ook de plannen van aanpak van de oudere projecten aan dit format voldoen. Op grond van een plan van aanpak met bijgestelde prioriteiten en een duidelijke normering over de verwachtingen van het project kan periodiek beoordeeld worden in hoeverre het cameratoezicht na verloop van tijd nog steeds noodzakelijk is.

Stadstoezicht Stadstoezicht levert de uitkijkers in de CCTR. De dienst verwerkt de uitkijkopdrachten van de stadsdelen in samenspraak met de politie tot een rooster voor de inzet van de uitkijkers. Ook worden de uitkijkers getraind in het uitkijken, is er een spottersopleiding om bepaald gedrag te herkennen en worden de uitkijkers bekend gemaakt met de cameragebieden en de problematiek die daar speelt. Er is geen structureel opleidingsprogramma voor de uitkijkers.

12

Bevindingen rol Stadstoezicht Voor de centralisatie van het cameratoezicht naar de CCTR werden camerabeelden in sommige projecten ook al door medewerkers van Stadstoezicht uitgekeken. Dat gebeurde niet op uniforme wijze. In het ene stadsdeel was de uitkijkruimte in het politiebureau gevestigd, elders in een apart gebouw. De mate van samenwerking met de politie was dan ook uiteenlopend vormgegeven (intensief of minder intensief). Sinds de CCTR er is, wordt op een uniforme manier met de politie samengewerkt.

Het doormelden van incidenten aan medewerkers van Stadstoezicht en andere handhavers op straat gebeurt nog niet. Daardoor blijven de minder ernstige incidenten vaak liggen, omdat ze voor de politie geen prioriteit zijn. Dat is versterkt door de nieuwe inrichting van de politieorganisatie. Juist leefbaarheidsfeiten (zoals wildplassen, vuildumpen) zijn grote ergernissen van burgers. Stadstoezicht of andere handhavers kunnen er met behulp van cameratoezicht aan bijdragen dat er tegen opgetreden wordt. De verantwoordelijkheid voor de opvolging van dit type incidenten ligt bij de stadsdelen.

2.4 Samenvatting

De belangrijkste bevindingen die in dit hoofdstuk zijn gepresenteerd, luiden: • Er is een nieuw Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Daarin is aandacht voor de organisatie en het feitelijk gebruik van cameratoezicht. • Met het beleidskader is sprake van centrale regie op het cameratoezicht. Er wordt gestreefd naar meer eenheid in afwegingen en procedures om meer grip op de toepassing van het instrument te krijgen. Dat vertaalt zich ook naar de evaluatie van het cameratoezicht. • Er is meer aandacht voor concrete doelen van cameraprojecten. Ook is er, in lijn met de Gemeentewet, een sterkere relatie met openbare orde en veiligheid. • De instelling van een centrale uitkijkruimte (CCTR) heeft geleid tot meer aandacht voor eenduidig en professioneel uitkijken. Een eenduidige en betere registratie moet beter zicht geven op feitelijk gebruik, feitelijke benutting en opvolging van beelden. • De veranderingen hebben geleid tot nieuwe rollen voor de organisaties die betrokken zijn bij het cameratoezicht.

13

14

3 OPERATIONELE WERKING CAMERATOEZICHT

3.1 Uitkijken, waarnemen en registreren

Werkwijze CCTR De uitkijkfunctie van alle Amsterdamse cameraprojecten is gecentraliseerd in de CCTR. De CCTR is sinds december 2012 deels operationeel; sinds april 2013 zijn alle projecten aangesloten, is de personele bezetting op volle sterkte en wordt geheel volgens de werkprocessen gewerkt. Daarna is gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de werkprocessen. In de CCTR zijn op hoofdlijnen vier processen te onderscheiden: uitkijken, waarnemen, registreren en rapporteren.

Uitkijken en waarnemen In het algemeen geldt dat de uitkijkers zien wat ze geacht worden te zien en dat ze dat registreren en rapporteren. Observanten melden verdachte/ ernstige incidenten aan de supervisor van de politie. Deze meldingen worden beoordeeld en vervolgens worden meldingen al dan niet doorgegeven aan de meldkamer van de politie of lokale politieteams. Terugkoppeling over de inzet op straat naar aanleiding van waarnemingen komt er weinig. Er wordt gezocht naar een manier om dat consequent vorm te geven.

Registratie en rapportage De registratie is gestandaardiseerd. In tegenstelling tot de situatie zoals die vóór de migratie naar de CCTR bestond, is geen sprake meer van vrije invoer. Daarmee heeft het systeem aan betrouwbaarheid gewonnen. De mede- werkers van de CCTR geven aan dat het type waargenomen incidenten klopt met de uitkijkopdracht. Op basis van een analyse van de registratiegegevens blijkt dat voor de meeste projecten inderdaad het geval; meer informatie daar- over is opgenomen in de hoofdstukken over afzonderlijke projecten.

Verbeterprocessen De CCTR verkeert gedurende de onderzoeksperiode nog in een verander- proces. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van werkprocessen om tot een effectievere en efficiëntere toepassing van cameratoezicht te komen. Enkele verbeterprocessen die momenteel lopen of bijna zijn afgerond zijn: • Het afzonderlijk rapporteren van verkeersincidenten. De stadsdelen zien in rapportages een oververtegenwoordiging van verkeersincidenten. Dit geeft een vertekend beeld van de waargenomen incidenten per cameragebied. Verkeersincidenten worden door de uitkijkers nadrukkelijk als bijvangst gezien. Ze worden wel geregistreerd om op dit punt een goede informatie- positie te hebben. Dat is nuttig om bijvoorbeeld gevaarlijke verkeers- situaties op te lossen. Het is voor stadsdelen mogelijk rapportages te ontvangen waar de verkeersincidenten uitgefilterd zijn.

15

• Het herkennen van situaties en personen is voor cameraobservanten een leerproces. Sommige incidenten blijven onopgemerkt, omdat zij simpelweg niet als zodanig worden herkend. Er wordt in de CCTR in toenemende mate aandacht besteed aan opleidingen en trainingen om ervoor te zorgen dat de observanten bepaalde vormen van crimineel en overlastgevend gedrag beter leren herkennen. Aan een structureel opleidingsprogramma ontbreekt het tot op heden. • Het registreren van de opvolging van waargenomen incidenten gebeurt pas consequent vanaf augustus 2013. Dat wil zeggen dat de observanten door de politie toegezegde of zelf waargenomen opvolging via de camera’s in de registratie opnemen. Vóór augustus 2013 is er geen goed beeld van de opvolging op straat van de incidenten die met de camera’s worden waar- genomen.

Bredere inzet cameratoezicht Uit het onderzoek komt expliciet naar voren dat het cameratoezicht breder kan worden ingezet voor gemeentelijke openbareordeaangelegenheden, zoals het handhaven van gebiedsverboden. Dit is alleen mogelijk als uitkijkers toegang hebben tot politiegegevens (in dit geval: foto’s van specifieke personen). Momenteel wordt terughoudendheid betracht met het verstrekken van deze gegevens. Het genoemde voorbeeld betreft echter een gemeentelijke taak in het kader van de openbareordebewaking. Door een convenant af te sluiten voor het gebruik van politiegegevens voor dergelijke specifieke acties kan het cameratoezicht beter benut worden. De politie en de gemeente onderzoeken momenteel de mogelijkheden van een dergelijk convenant.

3.2 Doormelden van incidenten

Doormelding aan de politie Gemiddeld wordt in de onderzochte maanden in 2013 stadsbreed 53 procent van de waargenomen incidenten (exclusief verkeersincidenten) gemeld aan de supervisor in de CCTR.1 Die oordeelt of het door de observant waargenomen incident gemeld dient te worden of niet, bijvoorbeeld omdat het niet ernstig genoeg is of inmiddels is opgelost. In de onderzochte maanden komt stadsbreed 32 procent van de waargenomen meldingen uiteindelijk uit bij de meldkamer of de wachtcommandant van de politie. Per cameraproject loopt het percentage aan de politie gemelde incidenten (sterk) uiteen. In de volgende hoofdstukken wordt daar per project op ingegaan.

Doormelding aan handhavers en toezichthouders Een deel van de waargenomen incidenten staat geregistreerd als doorgemeld aan de meldkamer van de dienst Stadstoezicht. Dat wil zeggen dat het hier

1 In het onderzoek zijn de maanden dat de camerabeelden in de CCTR worden uitgekeken meegenomen. Het aantal maanden in 2013 wisselt per cameraproject, aangezien de projecten gefaseerd zijn aangesloten. In dit rapport wordt per project het aantal maanden aangegeven waar de data betrekking op hebben.

16

incidenten met taxi’s betreft. Taxi-incidenten worden in het kader van de taxi- aanpak (zie hieronder) doorgegeven aan de meldkamer van Stadstoezicht en opgevolgd door medewerkers van Stadstoezicht op de taxistandplaatsen.

Taxiaanpak Per 1 juni 2013 is in Amsterdam een nieuwe taxiverordening van kracht. De nieuwe taxiverordening en de taxivergunningen zijn in het leven geroepen om misstanden rondom taxi’s aan te pakken. De taxivergunningen moeten bijdragen aan regulering van gedrag waarmee misstanden worden voor- komen. Om toezicht te houden, worden camera’s ingezet. Camerabeelden worden via de meldkamer van de dienst Stadstoezicht gebruikt om mede- werkers van Stadstoezicht op de taxistandplaatsen aan te sturen. Betrokkenen geven aan dat de ervaringen met deze werkwijze goed zijn. Op grond van registraties over de maanden juni en juli 2013 blijkt dat de mede- werkers van Stadstoezicht direct reageren op meer dan de helft van de door- gemelde incidenten rondom taxi’s (54%).

3.3 Opvolging van camerabeelden

Opvolging door de politie Een groot deel van de doorgemelde incidenten zal leiden tot politieactie op straat. Hoe groot dat deel is en wat er precies met de meldingen gebeurt, kan op grond van de in de onderzoeksperiode beschikbare registratiegegevens nog niet worden vastgesteld. Sinds augustus 2013 wordt consequent geregistreerd of opvolging al dan niet hard toegezegd is door de politie of waargenomen door de observanten.

Tot de migratie naar de CCTR had ieder politiebureau in een gebied met een cameraproject de mogelijkheid om mee te kijken met de camerabeelden en op grond van eigen waarnemingen lokaal opvolging te geven aan beelden. Die mogelijkheid is in 2013 verdwenen. Door organisatorische veranderingen bij de politie verdwijnen de zogenoemde plots bij de wijkteams en daarmee verdwijnt de meekijkfunctie die op de beeldschermen op de plots was gesitueerd. In 2013 hebben de districtbureaus nog de beschikking over de meekijkfunctie. De decentrale plots worden op termijn vervangen door een centrale meekijkfunctie voor de politie.

Alle geïnterviewde politieagenten geven aan dat zij het verdwijnen van de meekijkfunctie betreuren. Zij vrezen dat cameratoezicht hiermee verder van de politie op straat komt te staan. Politieteams kunnen een deel van dit gemis wel opvangen door gebruik te maken van een actiewerkplek in de CCTR. Daar kan een teamlid de rest van het team op straat aansturen en gerichte acties houden in de eigen buurt. Verschillende politieteams geven aan goede ervaringen te hebben met deze acties. Hoe vaak gebruik wordt gemaakt van de actiewerkplekken wordt niet geregistreerd.

17

Opvolging door toezichthouders en handhavers Met uitzondering van de meldingen op het gebied van taxiwaarnemingen aan Stadstoezicht worden tot op heden niet rechtstreeks op basis van camera- beelden meldingen doorgegeven aan handhavers en toezichthouders. Voor politieprioriteiten 3 (bijvoorbeeld vernieling) en 4 (meldingen ter kennisname) geldt dat alleen de lokale politieteams worden ingeseind en dat die de melding doorzetten naar handhavers van het stadsdeel, als de politie er geen opvolging aan kan geven. Voor incidenten met minder prioriteit (politieprioriteit 5 en hoger) is het momenteel onduidelijk wat er gebeurt. De opvolging van dergelijke incidenten gebeurt niet door de politie, maar zou idealiter door handhavers of toezichthouders van het stadsdeel plaatsvinden.

Het verzorgen van opvolging door toezichthouders en handhavers is een verantwoordelijkheid van de stadsdelen. Ieder stadsdeel heeft zijn eigen team handhavers en toezichthouders en die hebben hun eigen bevoegdheden en manier van werken. Ook de werktijden wijken af. Dat bemoeilijkt op dit moment de centrale aansturing van handhavers. Daardoor blijven bepaalde zaken buiten zicht, kleine overlastfeiten worden door de politie niet opgepakt en door deze werkwijze ook niet door handhavers. Mogelijk kan een centrale meldkamer voor handhavers en toezichthouders dit proces in de toekomst verbeteren. De dienst Stadstoezicht wil deze meldkamerfunctie met de reeds bestaande meldkamer van de dienst graag vervullen, ook voor handhavers van de stadsdelen en andere toezichthouders in de openbare ruimte (zoals straatcoaches). Sinds 16 december loopt een pilot in Amsterdam-Oost, waar Stadstoezicht de meldkamerfunctie vervult en meldingen op grond van camerabeelden doorgeeft aan handhavers en toezichthouders op straat.

3.4 Gebruik van beelden achteraf

Politiedistricten en rechercheteams kunnen beelden opvragen bij de CCTR in het kader van opsporingsonderzoek. Dat gebeurde in de periode van begin april tot eind september 2013 ruim 400 keer. In het overgrote deel van de gevallen (90%) worden beelden naar aanleiding van een aanvraag op een cd gebrand, zodat het politieteam ze kan gebruiken. Hoe vaak camerabeelden voor 2013 werden gebruikt in opsporingsonderzoek is met dit onderzoek niet inzichtelijk te maken, omdat het gebruik van beelden in opsporingsonderzoek door lokale politieheden op uiteenlopende wijze werd geregistreerd. Doordat beelden nu centraal worden opgevraagd, is de registratie verbeterd.

18

Tabel 3.1 Gebruik van camerabeelden achteraf (naar politiedistrict), per maand Districten 2 Apr Mei Jun Jul Aug Sept Totaal 1 28 53 44 24 42 37 228 2 2 5 5 9 1 7 29 3 11 13 11 2 5 6 48 4 1 1 7 7 9 3 28 5 6 5 8 9 3 5 36 Overige 12 6 9 21 9 7 64 Totaal aantal aanvragen 60 83 84 72 69 65 433 Gebrand 60 83 84 72 51 41 391 Aanvraag niet uitvoerbaar nvt nvt nvt nvt 18 24 42 Bron: registratie CCTR

Waar aangegeven staat dat de aanvraag niet uitvoerbaar is, betekent dit dat de camera stuk was, de (vaste instelling van de) camera de andere kant op stond of dat er helemaal geen camera’s waren. Hoe vaak beelden in een strafzaak zijn gebruikt, is niet bekend.

3.5 Techniek

De migratie van de camerasystemen naar de CCTR heeft ervoor gezorgd dat veel verschillende cameratypen op één systeem zijn aangesloten. Dat leidt soms tot storingen: • Een deel van de camera’s is verouderd. • Er is soms te weinig onderhoud gepleegd aan de camera’s. • Camera’s zijn in het verleden door verschillende cameraleveranciers geleverd en zijn van uiteenlopende kwaliteit. • Draadloze camera’s zijn naar hun aard vaak storingsgevoelig. Daar waar er een draadloze verbinding is, kunnen veel stoorzenders in de weg staan (bijvoorbeeld hoge gebouwen) waardoor het signaal slecht doorkomt. Ook het weer is van invloed. Ook het systeem zelf heeft (mede daardoor) vaak met storingen te maken. In de onderzoeksperiode vonden breakdowns plaats van één tot acht uur aan- eengesloten. Daarnaast zijn vastlopers in de joysticks en schokkerige beelden een veelvoorkomend probleem. Het systeem voldoet in zijn algemeenheid echter aan de door de gemeente gestelde vereiste van 98 procent beschik- baarheid.

Langdurige storingen leiden tot een vertekend beeld in de registraties. In sommige cameragebieden worden nauwelijks incidenten waargenomen, maar mogelijk is dat te wijten aan het feit dat camera’s met storingen te kampen

2 In politiedistrict 1 bevinden zich de cameraprojecten Stationseiland, Uitgaanspleinen en Wallen-Nieuwendijk. Onder district 2 vallen het Buikslotermeerplein, de Pont Buiksloterweg en de Indische Buurt. In district 3 liggen de cameraprojecten Amsterdamse Poort, Ganzenpoort, Gein en Holendrecht. Onder district 4 vallen de Diamantbuurt en De Pijp. De projecten Belgiëplein, Delflandplein, Abraham Staalmanplein, Sierplein, Overtoomse Veld, Osdorpplein en Dobbe- en Burgemeestersbuurt vallen onder district 5.

19

hadden. Waar dat het geval blijkt, is daar in de afweging ten aanzien van die projecten rekening mee gehouden. In 2012 zijn nieuwe werkprocessen beheer en onderhoud vastgesteld voor het cameratoezicht die technische problemen in de toekomst moeten voorkomen. Er wordt nu gewerkt met vaste leveranciers, waardoor systemen beter op elkaar aansluiten en minder storingsgevoelig zijn.

3.6 Samenvatting

De belangrijkste bevindingen die in dit hoofdstuk zijn gepresenteerd zijn: • De CCTR zit gedurende de onderzoeksperiode nog in een veranderproces. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van werkprocessen om tot een effectievere en efficiëntere toepassing van cameratoezicht te komen. • Bredere inzet van camera’s is mogelijk. Dat kan bijvoorbeeld door uitkijkers ook een rol te geven in de handhaving van gebiedsverboden. Daarvoor is echter toegang tot politiegegevens nodig. Dat moet zorgvuldig geregeld worden door bijvoorbeeld een convenant op te stellen. De mogelijkheden daartoe worden door de politie en de gemeente onderzocht. • Organisatorische keuzes bij de politie maken dat ad-hoc-cameragebruik door lokale politieteams vermindert. Het wegvallen van de meekijkfunctie op politiebureaus zorgt voor een minder sterke relatie met de benutting van beelden door operationele politiemensen met veel kennis van de directe omgeving. • Er wordt tot op heden niet rechtstreeks opvolging gegeven aan beelden door handhavers en toezichthouders. Er is behoefte aan een meldkamer die opvolging van minder ernstige incidenten garandeert. • De politie kan beelden opvragen bij de CCTR in het kader van opsporings- onderzoek. Dat gebeurde in de periode van begin april tot eind september 2013 ruim 400 keer. Hoe vaak beelden in een strafzaak zijn gebruikt, is niet bekend. • Er wordt sinds de centralisatie gewerkt met vaste leveranciers en aan- nemers, waardoor camerasystemen beter op elkaar aansluiten en minder storingsgevoelig zijn.

20

4 PROPORTIONALITEIT VAN CAMERATOEZICHT

In hoofdstuk 1 is de toepassing van het beslisinstrument uiteengezet. Er zijn drie stappen. In de eerste stap spelen twee criteria een rol: de (ontwikkeling van de) objectieve veiligheid in het cameragebied en het gebruik van de camerabeelden voor de handhaving. Het is mogelijk dat de eerste stap al tot een duidelijke conclusie leidt (in termen van proportionaliteit – en dus continueren of afbouwen). Als na de eerste stap geen duidelijke conclusie kan worden getrokken, volgt een tweede stap, waarin wordt nagegaan in hoeverre het cameratoezicht een positieve invloed op de veiligheidsbeleving in het gebied heeft. Voor alle cameraprojecten geldt verder dat een beslissing over de toekomst van het cameratoezicht beïnvloed kan worden als er duidelijke aanwijzingen zijn voor een verandering van de veiligheidssituatie door demografische, sociaal- economische en ruimtelijke ontwikkelingen.

Alle negentien cameraprojecten zijn aan de hand van het beslisinstrument beoordeeld.

Van de negentien cameraprojecten zijn er vier waarover nog te weinig gegevens beschikbaar zijn om ze met het beslisinstrument te beoordelen. Dit komt doordat ze pas erg kort operationeel zijn, gedurende de onderzoeks- periode lange tijd in een fase van herstructurering zijn geweest, er lange tijd storingen zijn geweest waardoor de camera’s niet gebruikt konden worden en/of doordat er onduidelijkheid is over de exacte gebiedsafbakening.

Van de resterende vijftien cameraprojecten zijn er elf waarbij de afweging op grond van de eerste stap in het beslisinstrument kan worden gemaakt. Dat gebeurt dus op grond van de onveiligheid in het gebied en het gebruik van het cameratoezicht voor de handhaving. Bij zes van deze elf projecten vinden we sterke argumenten voor proportionaliteit en dus om het cameratoezicht te continueren. Bij vijf van de elf projecten zijn juist sterke argumenten om het cameratoezicht te beëindigen, omdat het niet proportioneel is.

Er resteren nog vier projecten waarbij de afweging over proportionaliteit niet op grond van de eerste stap in het beslisinstrument kan worden gemaakt. Voor deze projecten betrekken we het effect van de camera’s op de veiligheidsbeleving van bewoners en bezoekers in de afweging. Bij deze vier projecten wijzen de argumenten overwegend in de richting van proportionaliteit (en dus continueren). Bij drie van deze vier projecten wordt minder actief gebruik gemaakt van de camerabeelden en zijn er dus aanpassingen wenselijk.

21

Voor alle cameraprojecten hebben we bij de veiligheidscoördinatoren nage- vraagd of zij nieuwe ontwikkelingen kennen die de toekomstige veiligheids- situatie (en daarmee ook de proportionaliteit van het cameratoezicht) in de cameragebieden ingrijpend beïnvloeden. Daarbij zijn vooral argumenten en factoren genoemd die rechtstreeks met het huidige cameratoezicht samen- hangen. Er zijn dus geen nieuwe demografische, sociaaleconomische of ruimtelijke ontwikkelingen gesignaleerd, zoals ze in het beslisinstrument bedoeld worden. Een uitzondering is de aanleg van een station voor de nieuwe metrolijn bij het Buikslotermeerplein, die gepaard gaat met grootschalige werkzaamheden aan de openbare ruimte (waaronder de verplaatsing van het busstation). De verwachting van het stadsdeel is dat dit de veiligheidssituatie in het cameragebied Buikslotermeerplein zou kunnen beïnvloeden. Omdat we geen empirische gegevens kennen over de invloed van dergelijke bouwwerkzaamheden op de onveiligheid en bijdrage van cameratoezicht aan het verminderen van problemen, hebben we deze fysiek- ruimtelijke ontwikkeling niet als doorslaggevend argument gebruikt.

De laatste stap in het beslisinstrument leidt dus nergens tot een aanpassing van de uitkomst en hij wordt in het vervolg dan ook niet meer genoemd.

Figuur 4.1 geeft een overzicht van de uitkomst van de afwegingen.

Figuur 4.1 Afwegingen beslisinstrument cameragebieden

In de volgende hoofdstukken worden de afwegingen rond de negentien projecten systematisch weergegeven.

22

5 PROPORTIONEEL CAMERATOEZICHT: ACTIEF GEBRUIK IN GEBIEDEN MET VEEL INCIDENTEN

In dit hoofdstuk worden de cameraprojecten besproken waarbij op grond van de eerste stap in de afweging met het beslisinstrument (onveiligheid, gebruik van de beelden) naar voren komt dat de inzet van cameratoezicht proportioneel blijft. Het gaat om cameratoezicht in gebieden die relatief onveilig zijn (veel delicten, ongunstige ontwikkeling) en waar de camera’s actief worden gebruikt (veel waarnemingen, veel doormelding). In deze categorie vallen zes van de negentien cameraprojecten: • Stationseiland (paragraaf 5.1); • Uitgaanspleinen (paragraaf 5.2); • Wallen-Nieuwendijk (paragraaf 5.3); • Amsterdamse Poort (paragraaf 5.4); • Delflandplein (paragraaf 5.5); • Abraham Staalmanplein (paragraaf 5.6).

5.1 Stationseiland

Projectomschrijving Sinds 2005 hangen er camera’s op en rond het Stationseiland. Vanaf de start van het cameraproject is er veel veranderd. Het station en de directe omgeving zijn opnieuw ingericht. Daarnaast zijn in het kader van het lokaal veiligheidsarrangement aanpak sociale veiligheid Stationseiland (voorheen convenant Stationseiland) door verschillende partijen maatregelen getroffen om de veiligheid en leefbaarheid in het gebied te vergroten. Camera’s worden ook gebruikt voor de handhaving van de stadsbrede taxiaanpak. Het station is door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en veiligheid (NCTv) aangeduid als een risicolocatie.

Prioriteiten voor het cameraproject zijn het tegengaan van straatroof en zakkenrollerij, diefstal en geweld. Het cameraplan bestaat nu uit twaalf camera’s. Op korte termijn wordt een aantal camera’s verwijderd en verplaatst. Het cameraplan zal dan bestaan uit zeven camera’s.

Objectieve veiligheid Uit de veiligheidsindex voor het gebied rondom het Stationseiland blijkt dat de objectieve veiligheid zich negatief heeft ontwikkeld (indexcijfer 123 in 2011 en 128 per april 2013). Uit de enquêtes blijkt dat 6,5 procent van de ondervraagden op het Stationseiland tussen augustus 2012 en augustus 2013 slachtoffer is geworden van een of meer vormen van criminaliteit of overlast. Bij de eerdere evaluatie in 2011 gaf zes procent van de ondervraagden aan slachtoffer te zijn geweest. We zien dus geen toe- of afname. De belangrijkste vormen van criminaliteit en overlast waarvan burgers in 2013 mee

23

geconfronteerd werden, zijn verbale agressie, fietsdiefstal en een dreigende sfeer. De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden in totaal 870 incidenten geregistreerd. Delicten in de categorie zakkenrollerij en straatroof kwamen het meest voor (475 keer). Daarnaast kwamen fietsdiefstallen (242) en mishandelingen (56) relatief veel voor. Tot oktober 2013 werden 788 incidenten geregistreerd. Er is een ongunstige ontwikkeling te zien. De voornaamste typen incidenten komen overeen met de prioriteiten van het cameraproject. • Bij de politiecijfers moet worden aangetekend dat zij waarschijnlijk een vertekend beeld geven van wat er daadwerkelijk in het gebied gebeurt. Incidenten in trams die vanaf het Centraal Station vertrekken worden op die locatie geregistreerd, terwijl een deel van de incidenten in een rijdende tram gebeurt (bijvoorbeeld zakkenrollerij). Deze vertekening werkt ook door in de veiligheidsindex, die deels op politiecijfers is gebaseerd.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In de periode vanaf maart 2013 tot en met augustus 2013 werden in de CCTR 595 incidenten geregistreerd. Het merendeel van deze incidenten (405) zijn verkeersincidenten. Het aantal geregistreerde verkeersincidenten is met name toe te schrijven aan de taxiaanpak die (onder andere) in dit gebied uitgerold is. • Er wordt in 2013 daarnaast drank- drugsgebruik (65) en algemene overlast (59) geconstateerd. Deze categorieën komen niet overeen met de belang- rijkste prioriteiten van het cameraproject (straatroof, diefstal, geweld), maar kunnen daar volgens de politie wel een opmaat naar zijn (drankgebruik leidt bijvoorbeeld vaak tot agressie). • Van de openbare ordefeiten (minus verkeersincidenten) wordt ongeveer 43 procent doorgemeld. Dat is inclusief meldingen aan stadstoezicht.1 De doormelding uitsluitend aan de politie is beperkter (18%).

Twee camera’s registreerden van maart tot en met augustus 2013 geen openbareordefeiten. Wel werden respectievelijk acht en drie verkeers- incidenten waargenomen. De overige camera’s worden vaker gebruikt, in de genoemde periode variërend van 12 tot 218 keer. In totaal worden vijf camera’s (aan de De Ruyterkade) minder gebruikt. Deze camera’s zijn recent verplaatst.

1 Medewerkers van stadstoezicht worden in dit gebied in het kader van de taxi-aanpak door de meldkamer van stadstoezicht op grond van camerabeelden aangestuurd. Daarbij geven zij ook opvolging aan feiten die de openbare orde raken.

24

Afweging Type gebied Station Aantal camera’s 12 Prioriteiten Het tegengaan van straatroof en zakkenrollerij, diefstal en geweld. Objectieve veiligheid • 870 incidenten in 2012 (+) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Meest voorkomende incidenten straatroof/zakkenrollerij en diefstal (+) Beelden en opvolging • 595 waargenomen incidenten in zes maanden (+) • Drank- en drugsgebruik en algemene overlast meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 43 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan politie of stadstoezicht (+)

Een groen vlak wil zeggen dat de onderzoeksresultaten voor het handhaven van cameratoezicht pleiten, een rood vlak dat de onderzoeksresultaten tegen de handhaving van cameratoezicht pleiten.

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het Stationseiland een negatieve trend zien (indexcijfer 81 in 2011, 90 per april 2013). • Ook in straatinterviews is gevraagd naar de onveiligheidsgevoelens. In 2013 voelde twaalf procent zich soms of vaak onveilig. In 2011 was dat tien procent. • Bijna zeventig procent van de ondervraagden is voorstander van camera- toezicht. Ruim een derde (34%) voelt zich veiliger door cameratoezicht.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Het oordeel van ondervraagden in dit gebied over de invloed van camera- toezicht op hun veiligheidsbeleving komt ongeveer overeen met het gemiddelde voor alle cameragebieden (score 16: iets lager dan gemiddeld, maar het verschil is niet significant).2

2 Zie voor een overzicht van de scores ten opzichte van het gemiddelde tabel B4.12 in bijlage 4 van dit rapport.

25

5.2 Uitgaanspleinen

Projectomschrijving In 2009 werd besloten tot cameratoezicht op de uitgaanspleinen en . De problematiek op beide pleinen wordt veelal veroor- zaakt door uitgaanspubliek dat wordt aangetrokken door de vele horeca- gelegenheden op de pleinen.

Het cameraproject omvat 28 camera’s en is daarmee een van de grotere cameraprojecten. De camera’s worden gebruikt om de-escalerend op te treden. Dat wil zeggen dat de politie de camera’s gebruikt om snel te kunnen ingrijpen bij beginnende incidenten. Prioriteiten in de uitkijkopdracht zijn geweld, vermogensdelicten, openbare ruimte en ‘overige zaken’.

In de gebieden wordt verder een breed pakket aan maatregelen uitgevoerd, met name gericht op het garanderen van een veilig (uitgaans)klimaat. Voorbeelden zijn verlichting, samenwerking met horecabedrijven, preventief fouilleren en een alcoholverbod.

Objectieve veiligheid Afgaande op de objectieve veiligheidsindex voor de gebieden rondom de uitgaanspleinen Rembrandtplein en Leidseplein kan gesteld worden dat de objectieve veiligheid stabiel is (indexcijfer respectievelijk 109 en 103 in 2011, 107 per april 2013). Wel is de veiligheidssituatie nog steeds slechter dan in 2003. Op basis van de gegevens uit de enquête blijkt dat het slachtofferschap op beide pleinen gedaald is. Een dreigende sfeer is het meest gerapporteerde veiligheidsprobleem.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • Op het Leidseplein werden in 2012 in totaal 2143 incidenten geregistreerd. Politiecijfers voor het cameragebied Leidseplein laten zien dat, in 2012, de meest voorkomende incidenten zakkenrollerij (1226), mishandeling (303) en fietsdiefstal (249) zijn. Op basis van de politiecijfers lijkt zich in 2013 een verslechtering van de veiligheidssituatie op het Leidseplein voor te doen. • Op het Rembrandtplein werden in 2012 in totaal 2098 incidenten geregistreerd. Ook op het Rembrandtplein zijn in 2012 zakkenrollerij (1352), mishandeling (246) en fietsdiefstal (142) de meest voorkomende delicten. Dit is in 2013 onveranderd. Op het Rembrandtplein doet zich eveneens een verslechtering voor. Waar in 2012 in totaal 2098 incidenten werden geregistreerd, zijn dat er in de eerste negen maanden van 2013 al 1952. • De meest voorkomende incidenttypen komen voor beide gebieden (groten- deels) overeen met de prioriteiten van het cameraproject (geweld, vermogens- delicten).

26

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In 2013 werden in zes maanden tijd in totaal 949 incidenten op het Rembrandtplein en 752 incidenten op het Leidseplein waargenomen. Het gaat voornamelijk om verkeersincidenten, algemene overlast en drank- en drugsgebruik. De voornaamste categorieën in 2012 waren APV- overtredingen (297), vechtpartijen (72) en verdachte omstandigheden (47). Daarnaast werden 60 verkeersincidenten waargenomen. De waargenomen incidenten op de uitgaanspleinen komen overeen met de (brede) doel- stellingen van het cameraproject. • Op en rond het Leidseplein wordt een derde van de waargenomen incidenten doorgemeld aan de politie. Rond het Rembrandtplein is dat ongeveer 22 procent.

Daarnaast komen de volgende bevindingen naar voren: • Op het Leidseplein worden twee camera’s weinig gebruikt. Dat zijn de camera’s op de Leidse Kruisstraat/Prinsengracht en Leidsestaat/ Keizersgracht. • Op het Rembrandtplein wordt één camera (Amstel/Paardenstraat) weinig gebruikt. Deze camera heeft lange tijd met een storing te maken gehad. • Dat de opvolging door de politie op het Leidseplein beter is dan op het Rembrandtplein, is volgens betrokkenen te wijten aan het feit dat de eigen meekijkfunctie op het bureau Lijnbaansgracht actief gebruikt wordt en dat cameratoezicht daardoor sterker een onderdeel is van het politiewerk. Zo zijn er afspraken met de horecaondernemers dat er meegekeken wordt bij meldingen van portiers. De meekijkfunctie voor het Rembrandtplein is eveneens aan de Lijnbaansgracht gepositioneerd. Daardoor is er echter meer afstand tussen de camera’s en de politie op straat dan voor het Leidseplein. • Opvallend is dat een relatief groot deel van de waargenomen incidenten op de uitgaanspleinen doorgezet wordt naar de wachtcommandant van de politie. Dat wil zeggen dat er doorgaans rechtstreeks op straat iets mee gebeurt. Het onderschrijft het beeld dat de camera’s op de uitgaanspleinen actief door de politie op straat worden gebruikt.

27

Afweging Type gebied Uitgaansgebied Aantal camera’s 28 Prioriteiten Het tegenaan van geweld, vermogensdelicten, handhaven in de openbare ruimte en overige zaken. Objectieve veiligheid • 2098 incidenten op het Rembrandtplein en 2.143 op het Leidseplein in 2012 (+) • Aantal incidenten blijft gelijk in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename vermogensdelicten (+) Beelden en opvolging • 949 incidenten op het Rembrandtplein en 752 op het Leidseplein waargenomen in zes maanden (+) • Overlast, drank- en drugsgebruik en mishandeling waargenomen, prioriteiten (+) • Respectievelijk 22 (Rembrandtplein) (-) en 33 procent (Leidseplein) (+) van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie.

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat zien dat de ervaren veiligheidssituatie op de beide pleinen door de jaren heen gelijk blijft (indexcijfer Rembrandt- plein 70 in 2011, 73 per april 2013, indexcijfers Leidseplein 63 in 2011 en 54 per april 2013). • Uit de enquêtes in 2013 komt naar voren dat 20 procent van de bezoekers op of rond het Leidseplein zich soms of vaak onveilig voelt. In 2011 was dat 15 procent. Het verschil is niet significant. Op het Rembrandtplein voelt 22 procent zich in 2013 soms of vaak onveilig, in 2011 was dit 10 procent. Hier is sprake van een verslechtering. • Een vergelijkbare meting over 2007 en 2012 laat een significant negatieve ontwikkeling zien voor het Leidseplein en een gelijkblijvende subjectieve veiligheid voor het Rembrandtplein (Tabellenboek onderzoek uitgaans- publiek, 2012). • Op het Leidseplein en het Rembrandtplein is in 2013 respectievelijk 41 en 57 procent van de ondervraagden voorstander van cameratoezicht. Van de geënquêteerden voelt respectievelijk 32 en 38 procent zich er veiliger door.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Het oordeel van ondervraagden op het Rembrandtplein over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving komt ongeveer overeen met het gemiddelde voor alle cameragebieden (score 4: lager dan gemiddeld, maar geen significant verschil). Op het Leidseplein is er wel een significant verschil en oordelen respondenten negatiever dan gemiddeld over de invloed van de camera’s op hun veiligheidsbeleving (score -11).

28

5.3 Wallen-Nieuwendijk

Projectomschrijving Sinds 2006 hangen er camera’s in dit gebied. De aanleiding voor het ophangen van camera’s was de grote mate van drugsoverlast en de toenemende overlast van uitgaanspubliek. Bij de start van het project zijn er 26 camera’s opgehangen. Sinds 2009 telt het gebied 36 camera’s. Het overgrote deel van de camera’s hangt in het Wallengebied. Het stadsdeel zet de camera’s flexibel in en kijkt periodiek of camera’s voldoende opleveren. Op grond daarvan kunnen camera’s worden verplaatst.

De prioriteiten van het cameraproject zijn: drugsoverlast, uitgaansgerelateerd geweld en overlast, openbareordeverstoringen, vermogensdelicten en illegale afvaldump. Per 1 juni 2013 worden camera’s ook ingezet binnen de stedelijke taxiaanpak.

De inzet van cameratoezicht bij illegale afvaldump is in de vorm van een pilot van drie maanden gebeurd. De camera’s op en rond het Oudekerkplein hebben in de periode maart-april-mei 2013 in totaal dertien waarnemingen van illegale afvaldump opgeleverd. Er is twee keer opvolging aan gegeven. De pilot is na drie maanden gestopt, omdat het een tijdelijke maatregel was.

Objectieve veiligheid De veiligheidsindex voor het gebied rond de Wallen laat een gunstige ontwikkeling van de objectieve veiligheid zien (indexcijfer 104 in 2011 en 97 per april 2013). De objectieve veiligheid rond de Nieuwendijk ontwikkelt zich ongunstig (indexcijfer 123 in 2011 en 128 per april 2013).

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In vergelijking met 2012 laten de politiecijfers voor het totale cameragebied een negatieve ontwikkeling zien. In 2012 werden 4094 incidenten geregistreerd. Het aantal incidenten over de eerste negen maanden van 2013 (3412) laat zien dat er een ongunstige ontwikkeling gaande is. • Zowel in de jaren 2012 en 2013 zijn de belangrijkste typen incidenten zakkenrollerij (resp. 1512 en 1381), drank- en drugsgebruik (resp. 1137 en 821) en mishandeling (resp. 311 en 209). Deze meest voorkomende typen komen overeen met de prioriteiten van het cameraproject zoals omschreven in de uitkijkopdracht.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Na de migratie naar de CCTR werden in zeven maanden tijd 3029 incidenten geregistreerd. Het merendeel (1254) van deze incidenten is

29

verkeersgerelateerd.3 Daarna worden drank- en drugsgebruik (812) en algemene overlast (358) relatief vaak waargenomen. Dit betekent dat de prioriteiten, zoals omschreven in de uitkijkopdracht en voorkomend in de politieregistraties, aandacht krijgen. Er zijn relatief weinig registraties van zakkenrollerij (18) en mishandelingen (44). • Het percentage van incidenten dat doorgemeld wordt aan de politie is 33 procent. Het totale doormeldingspercentage, inclusief Stadstoezicht, is 52 procent.4

Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat de frequentie van het gebruik van de camera’s per camera wisselt. Toch wordt er op vrijwel elke camera een substantieel aantal incidenten geregistreerd. Wanneer verkeers- incidenten buiten beschouwing worden gelaten, blijkt dat vijf camera’s weinig gebruikt worden. Dit zijn volgens betrokkenen deels overzichtscamera’s die weinig incidenten genereren, maar wel veel gebruikt worden. Drie van de camera’s zijn inmiddels verplaatst.

Afweging Type gebied Winkelen, uitgaan en wonen Aantal camera’s 36 Prioriteiten Het tegengaan van drugsoverlast, uitgaansgerelateerd geweld en overlast, openbareordeverstoringen, vermogensdelicten en (in de vorm van een pilot) illegale afvaldump. Objectieve veiligheid • 4094 incidenten in 2012 (+) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename zakkenrollerij/straatroof (+) Beelden en opvolging • 3029 waargenomen incidenten in zeven maanden (+) • Drank- en drugsgebruik en algemene overlast meest waargenomen, prioriteiten (+) • 52 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan politie of Stadstoezicht (+)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex voor de Wallen en het gebied eromheen is stabiel (indexcijfer 94 in 2011 en 93 per april 2013). Voor de Nieuwendijk

3 Verkeersincidenten worden geregistreerd om de informatiepositie op dit punt te versterken. Daarnaast zal een deel van de verkeersincidenten taxi-incidenten betreffen. In het kader van de taxiaanpak wordt daar extra op gelet.

4 Medewerkers van Stadstoezicht worden in dit gebied in het kader van de taxiaanpak door de meldkamer van Stadstoezicht op grond van camerabeelden aangestuurd. Daarbij geven zij ook opvolging aan feiten die de openbare orde raken.

30

geldt dat er sprake is van een ongunstige ontwikkeling (indexcijfer 81 in 2011 en 90 per april 2013). • Enquêteresultaten laten zien dat 15 procent van de bewoners zich soms of vaak onveilig voelt in het cameragebied. Dat was in eerdere metingen rond de 26 procent. • Bijna vier vijfde (77%) van de ondervraagden is voorstander van de inzet van camera’s, 22 procent voelt zich er veiliger door.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Respondenten in het gebied oordelen duidelijk negatiever dan gemiddeld over de invloed van de camera’s op hun veiligheidsbeleving (score 6).

5.4 Amsterdamse Poort

Projectomschrijving De reden om cameratoezicht in het winkelcentrum Amsterdamse Poort en op de Arena Boulevard in te zetten, was in januari 2004 een toename van drugs- gerelateerde overlast. Ondanks alle inzet van de betrokken partijen, bleven de problemen toenemen. De overlast werd ervaren door bewoners, bezoekers en winkeliers. Om de veiligheidsbeleving bij deze groepen te verbeteren, is besloten camera’s in te zetten. Er hangen dertien camera’s.

Het cameratoezicht in het winkelcentrum Amsterdamse Poort is in 2013 gericht op het tegengaan van drugsoverlast, overtredingen van het geldende alcoholverbod, misdrijven en overtredingen in het algemeen en parkeer- overlast.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een stabiel beeld zien (indexcijfer 87 in 2011 en 84 per april 2013). Het gerapporteerd slachtofferschap in de enquête neemt af van dertien procent in 2011 naar vijf procent in 2013.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • Er zijn in 2012 526 incidenten geregistreerd en in de eerste negen maanden van 2013 zijn dat er 456. • De meest voorkomende incidenten in 2012 zijn straatroof (123), diefstal uit auto’s (87) en mishandeling (80). In 2013 komen vergelijkbare incident- typen voor. Dat zijn niet de prioriteiten van het project.5

5 De politie geeft aan de camera’s wel voor het tegengaan van dit type incidenten te gebruiken.

31

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In 2012, voor de migratie, werden 319 incidenten waargenomen. Het ging met name om APV (drank, bedelen) en verkeersincidenten. Dezelfde incidenttypen worden na de migratie (naar de CCTR) waargenomen. • In totaal worden in de onderzochte periode (de eerste acht maanden van 2013) 629 incidenten waargenomen. De waargenomen incidenten sluiten aan bij de prioriteiten uit de uitkijkopdracht (drank en drugsoverlast, parkeeroverlast). • De doormelding aan de politie is met 46 procent van de waargenomen incidenten groot. Veel meldingen worden doorgezet naar de wacht- commandant, waarmee de kans groot is dat zij ook daadwerkelijk door de politie op straat opgepakt worden.

Verder blijkt dat de camera’s bij het busstation relatief weinig worden gebruikt.

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 13 Prioriteiten Tegengaan van drugsoverlast, overtredingen van het geldende alcoholverbod, misdrijven en overtredingen in het algemeen, en parkeeroverlast. Objectieve veiligheid • 527 incidenten in 2012 (+) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Weinig prioriteiten geregistreerd (-) Beelden en opvolging • 629 waargenomen incidenten in acht maanden (+) • Drank- en drugsgebruik, overlast en mishandeling waargenomen, prioriteiten (+) • 46 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De veiligheidsindex laat in 2012 en 2013 een verbetering zien ten opzichte van 2011 (indexcijfer 127 in 2011 en 101 per april 2013). • Ook de enquêtegegevens laten een verbetering zien, hoewel in 2013 nog steeds een kwart van de ondervraagden zich wel eens onveilig voelt. In 2011 voelde 36 procent zich in het gebied onveilig. • Het overgrote deel van de ondervraagden is voorstander van camera- toezicht (90%) en een aanzienlijk deel voelt zich er veiliger door (47%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Respondenten in het gebied oordelen duidelijk positiever dan gemiddeld over de invloed van de camera’s op hun veiligheidsbeleving (score 43).

32

5.5 Delflandplein

Projectomschrijving Op en rond het Delflandplein is overlast van daklozen en verslaafden, vaak gepaard gaand met alcohol- en drugsproblemen. In het verleden vonden ook enkele ramkraken plaats. Sinds 2002 is er cameratoezicht. De huidige vijf camera’s richten zich op het tegengaan van overlast door drugsgebruik en het dealen van drugs, overtredingen van het geldende alcoholverbod, rooftoezicht (overvalpreventie) en jeugdoverlast.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat de laatste drie jaar een stabiel beeld op het Delflandplein zien (indexcijfer 88 in 2011 en 85 per april 2013). Het gerapporteerd slachtofferschap op en rond het Delflandplein is sinds 2011 toegenomen. Toen gaf dertien procent aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van een of meer vormen van criminaliteit. Dat is in 2013 een kwart van de ondervraagden. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, een dreigende sfeer (groepjes jongeren), bedelaars en alcoholoverlast.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden 175 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten zijn in 2012 inbraak (33), mishandeling (29) en diefstal van of uit auto’s (25). • In de eerste negen maanden van 2013 werden minder incidenten geregistreerd (84 in totaal). De belangrijkste incidentcategorie is nog steeds inbraak (19), gevolgd door ruzie (12) en vernielingen (11). Opval- lend is verder dat drank- en drugsgebruik (een van de prioriteiten) tot dan toe in 2013 tien keer geregistreerd wordt, tegenover vier keer in heel 2012.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • De belangrijkste waargenomen incidenten in de periode van april 2011 tot augustus 2012 (voor de migratie naar de CCTR) waren preventieve acties (195)6, drugs- en drankoverlast (144) en fietsen/brommen op de stoep (128). • Tussen januari en augustus 2013 werden in de CCTR 157 incidenten op het Delflandplein waargenomen. Daaronder zijn overlast (43) en drank- en drugsgebruik (40) de grootste categorieën. De waargenomen incidenten komen daarmee overeen met de door het stadsdeel gestelde prioriteiten. • Het percentage door de CCTR waargenomen incidenten dat aan de politie wordt gemeld, is 35 procent.

6 Dit betreft een surveillanceactiviteit en niet per se incidenten. In de CCTR worden uitsluitend incidenten geregistreerd.

33

Verder blijkt dat de vier camera’s vaak worden gebruikt (14 tot 51 incidenten per camera in acht maanden).

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 4 Prioriteiten Tegengaan van overlast van drugsgebruik en het dealen van drugs, overtredingen van het geldende alcoholverbod, rooftoezicht (overvalpreventie) en jeugdoverlast. Objectieve veiligheid • 175 incidenten in 2012 (+) • Afname incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (-) • Toename drank- en drugsoverlast (+) Beelden en opvolging • 157 waargenomen incidenten in acht maanden (+) • Drank- en drugsgebruik meest waargenomen, prioriteiten (+) • 35 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat over de periode 2011 – april 2013 een negatieve ontwikkeling zien (indexcijfer 90 in 2011 en 105 per april 2013). • Ook de in het kader van deze evaluatie uitgevoerde enquête laat zien dat de veiligheidsgevoelens in 2013 negatiever waren dan in 2011. In 2011 voelde 23 procent van de ondervraagden zich wel eens onveilig op en rond het Delflandplein. In 2013 is dat een derde van de ondervraagden. • Een groot deel van de ondervraagden is voorstander van cameratoezicht (73%), maar veel minder burgers voelen zich er veiliger door (33%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Het oordeel van ondervraagden in dit cameragebied over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving komt ongeveer overeen met het gemiddelde voor alle cameragebieden (score 24: iets hoger dan gemiddeld, maar geen significant verschil).

5.6 Abraham Staalmanplein

Projectomschrijving Gebruikers van het Abraham Staalmanplein ondervinden ernstige overlast van hangjongeren en de criminele activiteiten waarvoor een deel van hen verant- woordelijk is. Daarom is cameratoezicht ingesteld. De drie camera’s hangen er sinds 2004 vooral om berovingen en jeugdoverlast tegen te gaan.

34

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een positief beeld zien voor het grotere gebied waarin dit plein gelegen is (indexcijfer 65 in 2011 en 63 per april 2013). In 2011 gaf zeventien procent van de ondervraagden aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geworden van een of meer vormen van criminaliteit op of rond het Staalmanplein. In 2013 is het slachtofferschap verminderd. Twaalf procent geeft aan slachtoffer te zijn geworden. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, een dreigende sfeer (groepjes jongeren) en diefstal.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden 20 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidentcategorieën in 2012 waren jongerenoverlast (10), mishandeling (3) en ruzie (2). Dat zijn in de eerste maanden van 2013 nog steeds de meest voorkomende categorieën. • Een van de prioriteiten van het cameraproject blijft daarmee actueel en neemt toe (jongerenoverlast: 15).

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Tussen april 2011 en augustus 2012 (20 maanden) werd met name jongerenoverlast (263) en parkeeroverlast (50) waargenomen. • In 2013 worden in acht maanden tijd 112 incidenten waargenomen. Jongerenoverlast (39) is nog steeds een van de meest waargenomen incidenttypen. Verder worden met name overlast (47) en verkeers- incidenten (7) waargenomen. De camera’s worden dus gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn geplaatst. • Doormelding van waargenomen incidenten aan de politie gebeurt in 37 procent van de gevallen.

Verder blijkt dat één camera weinig wordt gebruikt (twee waargenomen incidenten in acht maanden).

Afweging Type gebied Woongebied Aantal camera’s 3 Prioriteiten Tegengaan jeugdoverlast en rooftoezicht (overvalpreventie). Objectieve veiligheid • 20 incidenten in 2012 (-) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename jongerenoverlast (+) Beelden en opvolging • 112 waargenomen incidenten in acht maanden (+) • Overlast en jeugdoverlast meest waargenomen, prioriteiten (+) • 37 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+)

35

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het bredere gebied rondom het Staalmanplein tussen 2011 en 2013 een positieve trend zien (indexcijfer 107 in 2011 en 86 per april 2013). • De enquêtegegevens ondersteunen dit beeld. In 2011 voelde 22 procent van de ondervraagden zich wel eens onveilig in het gebied. In 2013 is dat nog veertien procent. • Een relatief klein deel van de ondervraagden is voorstander van camera- toezicht (53%), iets meer dan een derde voelt zich er veiliger door (36%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Het oordeel van ondervraagden in dit cameragebied over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving komt ongeveer overeen met het gemiddelde voor alle cameragebieden (score 2: lager dan gemiddeld, maar geen significant verschil).

36

6 ARGUMENTEN VOOR AFBOUWEN: WEINIG GEBRUIK IN RELATIEF VEILIGE GEBIEDEN

In dit hoofdstuk worden de cameraprojecten besproken waarbij op grond van de eerste stap in de afweging naar voren komt dat er sterke argumenten zijn om het cameratoezicht (geleidelijk) af te bouwen. Het betreft gebieden die niet langer onveilig zijn (weinig delicten, gunstige ontwikkeling) en waar de camera’s niet (meer) actief worden gebruikt (weinig waarnemingen, weinig doormelding). De volgende cameraprojecten vallen in deze categorie: • Buikslotermeerplein (paragraaf 6.1); • Gein (paragraaf 6.2); • Sierplein (paragraaf 6.3); • Dobbe- en Burgemeestersbuurt (paragraaf 6.4); • Overtoomse Veld (paragraaf 6.5).

6.1 Buikslotermeerplein

Projectomschrijving Momenteel hangen er 21 camera’s op het Buikslotermeerplein. Het camera- toezicht is gericht op het verhogen van de veiligheid op het plein, het tegen- gaan van overvallen en het tegengaan van jeugdoverlast. De prioriteiten voor dit cameragebied omvatten volgens het plan van aanpak het tegengaan van overlast veroorzaakt door jeugd, vernielingen en vandalisme, overtredingen van het alcoholverbod, zakkenrollerij en berovingen, agressie bij busstation Waddenweg, en het houden van preventieve rondes voor het tegengaan van overvallen op winkels.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidindex laat voor het Buikslotermeerplein een positieve trend zien tussen 2011 en 2013 (indexcijfer 90 in 2011 en 84 per april 2013). In 2011 gaf drie procent van de geënquêteerden aan dat zij in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer werden van één of meer vormen van criminaliteit en/of overlast. In 2013 is dat percentage vergelijkbaar. Vier procent geeft aan slachtoffer te zijn geworden. Categorieën incidenten waarvan mensen rapporteren slachtoffer te zijn, zijn eveneens vergelijkbaar. Het gaat om jongerenoverlast, verbale agressie, zakkenrollerij en diefstal.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • Er worden in 2012 686 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in de politieregistraties waren in 2012 inbraak (126), jongeren- overlast (110) en zakkenrollerij (109). Deze categorieën incidenten komen deels overeen met de voor het cameraproject vastgestelde prioriteiten.

37

• In de eerste negen maanden van 2013 zijn dat er 455. Het beeld op grond daarvan is dat het aantal incidenten afneemt. De meest voorkomende incidentcategorieën blijven hetzelfde. Fietsdiefstal en diefstal van/uit auto’s nemen toe.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In 2012, voor de migratie naar de CCTR, werden op en rond het Buiksloter- meerplein ongeveer 100 incidenten waargenomen. De belangrijkste categorieën waren jongerenoverlast (23), afvalproblematiek (15) en verkeersproblematiek (12). • Het aantal waargenomen incidenten is na de migratie naar de CCTR meer dan verdubbeld in acht maanden tijd. Er worden 118 verkeersincidenten waargenomen.1 Van de overige 77 incidenten vallen er 41 in de rest- categorie (geen prioriteiten) en 19 in de categorie overlast. Specifieke overlast van jongeren, een van de prioriteiten, wordt één keer waar- genomen. • 26 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie door- gemeld.

Voor de onderzochte periode werd ook nagegaan hoeveel incidenten per camera worden waargenomen. Het aantal waargenomen incidenten per camera loopt uiteen van 1 tot 74 in acht maanden. Daarbij is een onderscheid te maken tussen prioritaire incidenten en verkeersincidenten. Het aantal prioritaire incidenten dat in acht maanden tijd per camera wordt waargenomen is maximaal tien. Het overgrote deel van de camera’s zorgt voor ten hoogste één waargenomen incident per maand.

De politie geeft aan camerabeelden te gebruiken voor aangiftes van diefstal, ruzies en mishandelingen. Naast de opvolging die vanuit de CCTR aan camerabeelden wordt gegeven, maakt ook de politie in het district gebruik van de camera’s. De acties die op basis van lokaal waargenomen incidenten door de politie op straat volgen, worden niet consequent geregistreerd en blijven dus buiten de politiecijfers.

1 Ook hier geldt de stadsbrede taxiaanpak. Daarnaast worden verkeersincidenten geregistreerd ten bate van de informatiepositie van de CCTR.

38

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 21 Prioriteiten Tegengaan jeugdoverlast, vernielingen/vandalisme, overtredingen van het geldende alcoholverbod, overvalpreventie, zakkenrollerij/straatroof en agressie. Objectieve veiligheid • 686 incidenten in 2012, groot gebied (-) • Afname incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (-) • Toename vernielingen, afname straatroof/zakkenrollerij en agressie, jeugdoverlast en alcoholoverlast gelijk (+/-) Beelden en opvolging • 195 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Algemene overlast waargenomen, verder geen prioriteiten (-) • 26 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie doorgemeld (-)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het Buikslotermeerplein een positieve trend zien over de jaren 2011-2013 (indexcijfer 96 in 2011 en 88 per april 2013). • Ook de enquête die in het kader van dit onderzoek werd uitgevoerd, laat een positief beeld zien. In 2011 voelde nog tien procent van de onder- vraagden zich wel eens onveilig in het winkelcentrum. In 2013 is dat nog vier procent. • De overgrote meerderheid van de ondervraagden (94%) spreekt zich uit voor cameratoezicht. Iets meer dan een derde (36%) voelt zich er veiliger door.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 31).2

Voor alle cameraprojecten is nagegaan of er ontwikkelingen zijn die de toekomstige veiligheidssituatie (en daarmee ook de proportionaliteit van het cameratoezicht) in de cameragebieden ingrijpend beïnvloeden. Daarbij werd gevraagd naar nieuwe demografische, sociaaleconomische of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals ze in het beslisinstrument bedoeld worden. Alleen voor het gebied op en rond het Buikslotermeerplein wordt met de aanpassing van de openbare ruimte voor de komst van de metrolijn een ingrijpende ruimtelijke ontwikkeling genoemd. Omdat we geen empirische gegevens kennen over de

2 Zie voor een overzicht van de scores ten opzichte van het gemiddelde tabel B4.12 in bijlage 4 van dit rapport.

39

invloed van dergelijke bouwwerkzaamheden op de onveiligheid en bijdrage van cameratoezicht aan het verminderen van problemen, hebben we deze fysiek-ruimtelijke ontwikkeling niet als doorslaggevend argument gebruikt. Het is op basis van de nu beschikbare informatie voor ons niet mogelijk om in lijn met het beslisinstrument te stellen dat objectiveerbaar en overtuigend vaststaat dat deze ontwikkeling een negatieve invloed op de veiligheidssituatie zal hebben, maar uiteindelijk gaat het om een bestuurlijke afweging.

6.2 Gein

Projectomschrijving In Gein, rondom het Wisseloordplein, wordt sinds 2009 cameratoezicht gehouden. De directe aanleiding voor cameratoezicht waren twee gewelds- incidenten waarbij dodelijke slachtoffers te betreuren waren. Daarnaast waren er meldingen van vechtpartijen, structurele overlast van rondhangende personen en overtredingen van het alcoholverbod. Er is sprake van drugs- overlast. Rondhangende groepen veroorzaken overlast zoals geluidsoverlast, hinderlijk alcoholgebruik, wildplassen en vervuiling. Er zijn in 2013 zes camera’s.

De prioriteiten van het cameraproject zijn het tegengaan van jeugdoverlast, overtredingen van het geldende alcoholverbod en misdrijven en overtredingen in het algemeen.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een verbetering zien van de veiligheids- situatie (indexcijfer 59 in 2011 en 50 per april 2013). Het gerapporteerd slachtofferschap is afgenomen van vijftien procent in 2011 naar vier procent in 2013.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • De politiecijfers laten een toename zien, maar er zijn weinig incidenten (23 in heel 2012, eveneens 23 in de eerste negen maanden van 2013). • De meest voorkomende incidenttypen in 2012 zijn mishandeling (5), ruzie (5) en jeugdoverlast (4). In 2013 komt zakkenrollerij/straatroof relatief vaak voor (7).

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Voor de migratie werden 84 incidenten waargenomen. Het belangrijkste incidenttype was alcoholoverlast. • Na de migratie worden in een kortere periode evenveel incidenten waar- genomen, met name verkeersincidenten (24) en overige incidenten (41). Daarnaast wordt 14 keer overlast waargenomen en acht keer drank- en

40

drugsgebruik. Die laatste incidenttypen zijn in lijn met de prioriteiten, het overgrote deel van de waargenomen incidenten niet. • Doormelding van waargenomen incidenten aan de politie gebeurt in 23 procent van de gevallen. Dat is benedengemiddeld. Verder blijkt dat drie camera’s weinig worden gebruikt. Het betreft de camera op het Wisseloordpad en twee camera’s op het Wisseloordplein.

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 6 Prioriteiten Tegengaan van jeugdoverlast, overtredingen van het geldende alcoholverbod en misdrijven en overtredingen in het algemeen. Objectieve veiligheid • 23 incidenten in 2012 (-) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Afname jeugdoverlast (-) Beelden en opvolging • 84 waargenomen incidenten in acht maanden (+) • Overige incidenten waargenomen, geen prioriteiten (-) • 23 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (-)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat zien dat mensen zich veiliger voelen (indexcijfer 102 in 2011 en 92 per april 2013). • Dat wordt onderschreven door de enquête. In 2011 voelde 46 procent zich nog wel eens onveilig. In 2013 is dat twaalf procent. • Een meerderheid van de burgers is voorstander van cameratoezicht (74%) en voelt zich er veiliger door (42%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 31).

6.3 Sierplein

Projectomschrijving Ondernemers op en rond het Sierplein hebben veel te maken gehad met overvalcriminaliteit. De daders van deze misdrijven bleken veelal woonachtig te zijn rond het plein. Daarnaast is sprake van zakkenrollerij, straatroof, en uiteenlopende andere vormen van criminaliteit en overlast. Sinds 2005 is er

41

cameratoezicht. Afgaande op de meest recente uitkijkopdracht (2013) focussen de huidige vier camera’s zich op het aanpakken van jeugdoverlast en berovingen en worden ze gebruikt om extra toezicht te houden tijdens de markt.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een positief beeld zien voor het grotere gebied waarin dit plein gelegen is (indexcijfer 65 in 2011 en 63 per april 2013). Bewoners en bezoekers worden minder vaak slachtoffer van een of meer vormen van criminaliteit. In 2011 gaf acht procent aan slachtoffer te zijn geweest. Dat is in 2013 nog drie procent. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, een dreigende sfeer (groepjes jongeren) en woninginbraak.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 worden 39 incidenten geregistreerd. Incidenten die in 2012 op het Sierplein plaatsvinden zijn met name zakkenrollerij (14), inbraak (5) en fietsdiefstal (4). In 2013 komt daarnaast diefstal uit of vanaf auto’s vaker voor (8). • Zakkenrollerij/berovingen tegengaan is een van de prioriteiten van het cameraproject en hiermee nog steeds actueel. Jongerenoverlast komt minder in de registraties voor (vijf keer in 2012).

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Tussen april 2011 en augustus 2012 werden vooral jongerenoverlast (49) en fietsen/brommen op de stoep (30) waargenomen. Daarnaast werden camera’s dertig keer ingezet voor preventieve actie (waaronder overval- preventie). • Tussen februari en augustus 2013 worden op het Sierplein 36 incidenten waargenomen. Daarvan is de meerderheid drank- en drugsgebruik (10). Verder zijn verkeersoverlast (8) en overlast (7) vaker waargenomen incidenten. De prioriteiten jeugdoverlast (3) en berovingen (0) worden minder vaak of niet waargenomen. • 39 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie door- gemeld.

Op basis van de registratiegegevens blijkt ten slotte dat twee van de vier camera’s weinig worden gebruikt.

42

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 4 Prioriteiten Tegengaan jeugdoverlast en berovingen, extra toezicht tijdens markt. Objectieve veiligheid • 39 incidenten in 2012 (-) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Afname jeugdoverlast (-) Beelden en opvolging • 36 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Zakkenrollerij meest waargenomen, geen prioriteit (-) • 39 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het bredere gebied rondom het Sierplein tussen 2011 en 2013 een positieve trend zien (indexcijfer 107 in 2011 en 86 per april 2013). • Die positieve trend wordt niet ondersteund door de enquêtegegevens. In 2011 voelde negen procent van de bezoekers en bewoners zich onveilig op en rond het Sierplein. Dat percentage is in 2013 gestegen naar 21 procent. • Zeventig procent van de ondervraagden is voorstander van camera- toezicht, een derde geeft aan zich er veiliger door te voelen.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 26). Het verschil is (net) significant.

6.4 Dobbebuurt en Burgemeestersbuurt

Projectomschrijving Een inbraak in een bruidswinkel in juli 2012 heeft ertoe geleid dat bekend is geworden dat er meerdere inbraken in het gebied Dobbebuurt en Burge- meestersbuurt hebben plaatsgevonden, dat bewoners en ondernemers hier niet altijd aangifte van doen, dat bewoners en ondernemers zich onveilig voelen in deze buurt en dat sprake is van veel jeugdoverlast en -criminaliteit. Het cameratoezicht is complementair aan een serie andere maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn het inrichten van een Safety Spot bij de pinautomaat en het toepassen van DNA-spray. De uitkijkopdracht voor 2013 vermeldt als

43

enige prioriteit het tegengaan van jeugdoverlast. Het cameraproject met vier camera’s is in 2013 gestart.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat voor dit gebied een stabiel beeld zien (indexcijfer 83 in 2011 en 88 per april 2013). In 2013 geeft dertien procent van de ondervraagde bewoners en bezoekers aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geworden van een of meer vormen van criminaliteit in het gebied. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, een dreigende sfeer en straatroof.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 zijn 832 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in 2012 zijn te vinden in de categorieën inbraak (233), diefstal uit/vanaf auto’s (162) en vernielingen (100). • In de eerste negen maanden van 2013 komt daarnaast fietsdiefstal vaak voor. De prioriteit jongerenoverlast komt minder in de registraties voor (43 keer).

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Tussen februari en eind augustus 2013 worden 78 incidenten waar- genomen. Het gaat daarbij met name om verkeersincidenten (37), overlast (15) en jongerenoverlast (5). Daarmee komt een van de prioriteiten van het project naar voren, zij het dat jongerenoverlast nog steeds relatief weinig wordt waargenomen. • 39 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie.

Een van de vier camera’s wordt nauwelijks gebruikt. Het betreft de camera op de hoek van de Burgemeester de Vlugtlaan en de Burgemeester Fockstraat (bij de bruidswinkel).

Afweging Type gebied Woongebied Aantal camera’s 4 Prioriteiten Tegengaan jeugdoverlast Objectieve veiligheid • 832 incidenten in 2012, groot gebied (-) • Afname incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (-) • Jongerenoverlast gelijk (+/-) Beelden en opvolging • 78 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Vekeersincidenten en overlast meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 39 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+)

44

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor dit gebied een negatieve ontwikkeling zien (indexcijfer 91 in 2011 en 113 per april 2013). • Ook in de enquête geeft 21 procent van de bewoners en bezoekers aan zich wel eens onveilig te voelen. • Slechts een deel van de mensen is voorstander van cameratoezicht (33%) en eveneens een derde geeft aan zich er veiliger door te voelen.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn aanmerkelijk pessimistischer over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving dan de respondenten in alle cameragebieden samen (score 2). Er zijn ongeveer evenveel respondenten die positief over de invloed van cameratoezicht denken als respondenten die er negatief over denken.

6.5 Overtoomse Veld

Projectomschrijving In 2008 is het gebied Overtoomse Veld aangewezen als flexibel camera- gebied. Het gebied wordt vooral gekenmerkt door hoge criminaliteitscijfers en aanhoudende jongerenoverlast. De drie scholen in de nabije omgeving van het Overtoomse Veld zorgen voor een concentratie van jeugd in de omgeving. Ook wonen er relatief veel jongeren in de buurt. Na de inzet van straatcoaches en intensieve inzet van politie is gekozen voor de toepassing van camera- toezicht. Afgaande op de meest recente uitkijkopdracht richten de vier flexibele camera’s zich nog steeds op het tegengaan van jongerenoverlast.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een positieve trend zien voor Overtoomse Veld (indexcijfer 79 in 2011 en 71 per april 2013). Het slachtofferschap van een of meer vormen van criminaliteit in de laatste twaalf maanden is in 2013 gedaald ten opzichte van 2011. Toen rapporteerde twaalf procent slachtoffer te zijn geworden. In 2013 is dat zeven procent. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, een dreigende sfeer (groepjes jongeren) en andere vormen van overlast.

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 worden 1087 incidenten geregistreerd. Daarbij gaat het om het bredere aangewezen gebied. De belangrijkste incidentcategorieën zijn in 2012 jongerenoverlast (261), inbraak (186) en fietsdiefstal (144).

45

• Die top 3 ziet er in de eerste negen maanden van 2013 hetzelfde uit. Jongerenoverlast (prioriteit) komt minder voor en het aantal inbraken neemt toe.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Tussen april 2011 en augustus 2012 was jongerenoverlast (157), volgens de prioriteit, het meest waargenomen incidenttype. Verder werden camera’s gebruikt voor het vaststellen van defecten in de openbare ruimte (40) en bij preventieve acties (21). • Na de migratie naar de CCTR worden minder incidenten waargenomen (59 in 8 maanden). Het gaat dan met name om verkeersincidenten en overlast in algemene zin. • 27 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie door- gemeld.

Afweging Type gebied Woongebied Aantal camera’s 4 Prioriteiten Toezicht jeugd Objectieve veiligheid • 1.087 incidenten in 2012, groot gebied (-) • Aantal incidenten blijft gelijk in 2013 t.o.v. 2012 (+/-) • Afname jongerenoverlast (-) Beelden en opvolging • 59 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Verkeersincidenten en overlast meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 27 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (-)

Voor de volledigheid presenteren we hier ook de bevindingen ten aanzien van de subjectieve veiligheid.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex voor Overtoomse Veld laat een positieve trend zien (indexcijfer 112 in 2011 en 105 per april 2013). Het subjectieve veiligheidsniveau is begin 2013 met een score van 105 op de index nog steeds relatief laag. • Het percentage bewoners en bezoekers dat zich onveilig voelt, is ongeveer gelijk gebleven. In 2011 voelde veertien procent zich onveilig en in 2013 was dat zestien procent. Mensen voelen zich dus door de jaren heen even (on)veilig. • Veel mensen geven aan voorstander van cameratoezicht te zijn (83%) en relatief veel ondervraagden geven aan zich er veiliger door te voelen (42%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn duidelijk positiever over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving dan gemiddeld (score 49).

46

7 EXTRA ARGUMENTEN: SUBJECTIEVE VEILIGHEID

In dit hoofdstuk worden de cameraprojecten besproken waarbij op grond van de eerste stap in de afweging geen duidelijk beeld naar voren komt over de noodzaak van het cameratoezicht. Een van de volgende situaties doet zich voor: • een gebied is wel onveilig (veel delicten, ongunstige ontwikkeling), maar het cameratoezicht wordt weinig gebruikt (weinig waarnemingen, weinig doormelding); • een gebied is niet onveilig (weinig delicten, gunstige ontwikkeling), maar het cameratoezicht wordt wel actief gebruikt (veel waarnemingen, veel doormelding); • een gebied is niet goed als veilig of onveilig te kwalificeren en het gebruik van de camerabeelden is evenmin goed te kwalificeren.

Daarom wordt de veiligheidsbeleving van bezoekers en bewoners ook nadrukkelijk in de afweging betrokken. De volgende cameraprojecten vallen in deze categorie: • Ganzenpoort (paragraaf 7.1); • Diamantbuurt (paragraaf 7.2); • Osdorpplein (paragraaf 7.3); • Belgiëplein (paragraaf 7.4).

7.1 Ganzenpoort

Projectomschrijving De aanleiding voor cameratoezicht was een toename van overlastproblemen in en rondom het winkelcentrum. De overlast werd voornamelijk veroorzaakt door dealers, verslaafden en rondhangende personen. Er is cameratoezicht sinds 2005. In 2013 gaat het om tien camera’s.

De prioriteiten van het project zijn in 2013 overlast van jeugd, bedelaars en hangmannen, het alcoholverbod en overtredingen (snorders/parkeren) en misdrijven (straatroof).

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een positief beeld zien (indexcijfer 81 in 2011 en 67 per april 2013). Volgens de politiecijfers gebeurt er relatief weinig in het gebied. Het gerapporteerd slachtofferschap neemt af van tien procent in 2011 naar twee procent in 2013.

47

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden 89 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in 2012 zijn zakkenrollerij/straatroof (21), mishandeling (15) en ruzie (13). • In 2013 komen dezelfde incidenttypen veel voor, aangevuld met een toename van het aantal inbraken. In de eerste negen maanden van het jaar gaat het om 59 incidenten.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Vóór de migratie werden 88 incidenten waargenomen (voornamelijk drankoverlast en verkeersincidenten). In de eerste acht maanden na de migratie zijn dat 151 incidenten in dezelfde categorieën. Daarnaast komt overlast vaker voor. De incidenttypen sluiten aan bij de vastgestelde prioriteiten in de uitkijkopdracht. • De doormelding van waargenomen incidenten aan de politie is 32 procent, in lijn met het stedelijk gemiddelde.

Vier camera’s worden weinig gebruikt. Dat zijn de camera’s op de Bijlmerdreef, Elsrijkdreef, Harriet Freezerstraat (west) en Geldershoofd (perceel 80).

Subjectieve veiligheid • De veiligheidsindex laat zien dat mensen zich minder veilig voelen (indexcijfer 84 in 2011 en 101 per april 2013). • De enquête laat een tegenovergesteld beeld zien. In 2011 voelde 33 procent zich onveilig, in 2013 is dat 16 procent.1 • Een meerderheid van de burgers is voorstander van cameratoezicht (79%) en voelt zich er veiliger door (44%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien en wordt hier meegenomen in de afweging: • Ondervraagden in dit gebied zijn ongeveer even positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving als gemiddeld (score 25: iets hoger, maar het verschil is niet significant).2

1 Een mogelijke verklaring voor afwijkende scores is dat de gebiedsafbakening van de gebieden waarin is geënquêteerd verschilt tussen de veiligheidsindex en de in het kader van dit onderzoek uitgevoerde enquête.

2 Zie voor een overzicht van de scores ten opzichte van het gemiddelde tabel B4.12 in bijlage 4 van dit rapport.

48

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 10 Prioriteiten De overlast van jeugd, bedelaars en hangmannen tegengaan, het handhaven van het geldende alcoholverbod en tegengaan van overtredingen (snorders/parkeren) en misdrijven (straatroof). Objectieve veiligheid • 89 incidenten in 2012 (-) • Afname incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (-) • Afname alcoholoverlast, jeugdoverlast gelijk gebleven (+/-) Beelden en opvolging • 151 waargenomen incidenten (+) • (drank)overlast waargenomen (+) • 32 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+) Subjectieve veiligheid Bijdrage van cameratoezicht aan veiligheidsbeleving van burgers is positief, op eenzelfde niveau als voor alle cameragebieden samen.

Voor het project Ganzenpoort is er op basis van een analyse van de subjectieve veiligheid een aanvullend argument om het cameraproject te continueren.

7.2 Project Diamantbuurt

Projectbeschrijving In de Diamantbuurt is in 2007 voor de eerste keer cameratoezicht toegepast. Dit is in 2009 weer opgeheven. Alhoewel jongerenoverlast in de buurt al jaren een probleem is, zijn sinds die tijd de mate en zwaarte van overlast en criminaliteit sterk toegenomen. De problemen zijn met fysiek toezicht moeilijk onder controle te krijgen. Dit heeft tot het besluit geleid om opnieuw cameratoezicht toe te passen in de Diamantbuurt.

In oktober 2011 zijn vijf camera’s in gebruik genomen. Deze camera’s richten zich volgens de meest recente uitkijkopdracht (2013) op overlast van jeugd en andere personen, op vernieling en vandalisme en op scooteroverlast.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat voor de Diamantbuurt een positief beeld zien (indexcijfer 60 in 2011 en 49 per april 2013). Er is sinds 2011 een verbetering van de veiligheidssituatie zichtbaar. In de enquête in 2013 geeft dertien procent van de ondervraagden aan in de laatste twaalf maanden slachtoffer te zijn geworden van een of meer vormen van criminaliteit. In 2011 en 2012 was dat respectievelijk 30 en 28 procent.

49

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 zijn 160 incidenten geregistreerd. Jongerenoverlast (32), fietsdief- stal (25) en vernielingen (24) zijn de meest voorkomende incidenten in 2012. • Er zijn in de eerste negen maanden van 2013 meer incidenten dan in 2012. Ruzies, diefstal uit auto’s en jongerenoverlast nemen toe.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Van januari t/m oktober 2012 (10 maanden) worden 29 incidenten geregistreerd. In de periode van begin januari tot eind augustus 2013 (acht maanden) werden 62 incidenten geregistreerd. Het gaat met name om overlastfeiten. • 42 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie.

Vier van de vijf camera’s worden weinig gebruikt. De camera die met name actief wordt gebruikt, is gepositioneerd aan de Van Woustraat/Carillonstraat.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheid ontwikkelt zich negatief (indexcijfer 65 in 2011 en 76 per april 2013). • In de enquête in 2013 geeft zestien procent van de ondervraagden (bewoners en bezoekers) aan zich wel eens onveilig te voelen. In 2011 voelde 43 procent van de bewoners zich wel eens onveilig, in 2012 was dat 41 procent. In 2011 en 2012 voelden respectievelijk 20 en 36 procent van de bezoekers zich onveilig in het gebied. • Een aanzienlijk deel van de mensen is voor cameratoezicht (72%). Een relatief groot deel geeft aan zich veiliger te voelen door camera’s (44%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien en wordt hier meegenomen in de afweging: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 28).

50

Afweging Type gebied Woongebied Aantal camera’s 5 Prioriteiten Tegengaan van overlast van jeugd en andere personen, vernieling en vandalisme en scooteroverlast. Objectieve veiligheid • 160 incidenten in 2012 (-) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename jongerenoverlast (+) Beelden en opvolging • 62 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Verkeersincidenten, algemene overlast meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 42 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+) Subjectieve veiligheid Bovengemiddelde bijdrage aan veiligheidsbeleving burgers.

Voor het project Diamantbuurt is er op basis van een analyse van de subjectieve veiligheid een aanvullend argument om het cameraproject te continueren. Daarbij is aandacht vereist voor het cameragebruik (juiste cameraposities en uitkijktijden). Er worden weinig incidenten waargenomen.

7.3 Project Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein

Projectomschrijving In 2009 stond het gebied Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein in de top 4 van gebieden met de meeste overvallen binnen de regio Amsterdam- Amstelland. Dit heeft, in combinatie met een ramkraak en een overval op een juwelier, in 2012 geleid tot de toepassing van cameratoezicht. Er hangen momenteel tien camera’s in het gebied Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein (inclusief Osdorper Ban). Deze camera’s richten zich vooral op de aanpak van overvallen, het toezicht teneinde berovingen te voorkomen, het toezicht op hangjeugd en het toezicht tijdens de markt.

Het cameraproject is pas recent gestart en er is aan het begin geen nulmeting gehouden.

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex voor dit gebied laat een verbetering zien ten opzichte van 2011 (indexcijfer 80 in 2011 en 69 per april 2013). In 2013 geeft acht procent van de ondervraagde bewoners en bezoekers aan in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geworden van een of meer vormen van criminaliteit in het gebied. Bewoners en bezoekers geven aan met name slachtoffer te zijn geworden van verbale agressie, straatroof en een dreigende sfeer. Een deel van hen was daarnaast getuige van overvalcriminaliteit.

51

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden 1144 incidenten geregistreerd. De belangrijkste categorieën zijn in 2012 diefstal uit/vanaf auto’s (226), inbraak (182) en zakkenrollerij (147). • In de eerste negen maanden van 2013 zijn dit nog steeds belangrijke categorieën. Daarnaast komt fietsdiefstal vaker voor. Zakkenrollerij komt volgens de politie met name tijdens marktdagen voor. Daarnaast valt in 2013 een toename van de jongerenoverlast op.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In de periode tussen januari en eind augustus 2013 worden in dit gebied 235 incidenten waargenomen. Daarvan betreft een groot deel verkeers- incidenten (135). Verder worden met name overlast (35) en drank- en drugsgebruik (8) waargenomen. Daarmee is het aantal waargenomen prioritaire delicten beperkt. • 25 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie.

Drie camera’s worden weinig gebruikt. Dat zijn de camera’s op de Osdorper Ban, de Nicolaas Anslijnstraat en het Dijkgraafplein.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex voor dit gebied laat een negatieve trend zien tussen 2011 en 2013 (indexcijfer 89 in 2011 en 96 per april 2013). • In 2013 geeft 24 procent van de ondervraagde bewoners en bezoekers aan zich wel eens onveilig te voelen in het gebied. Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar. • De meerderheid van de mensen is voor cameratoezicht (92%) en relatief veel mensen voelen zich er veiliger door (46%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien en wordt hier meegenomen in de afweging: • Ondervraagden in dit gebied zijn duidelijk bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 49).

52

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 10 Prioriteiten De aanpak van overvallen, het toezicht teneinde berovingen te voorkomen, het toezicht op hangjeugd en het toezicht tijdens markt verbeteren. Objectieve veiligheid • 1144 incidenten in 2012 (+) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename jongerenoverlast, prioriteit (+) Beelden en opvolging • 235 waargenomen incidenten in negen maanden (-) • Verkeersincidenten en overlast meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 25 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (-) Subjectieve veiligheid Bovengemiddelde bijdrage aan veiligheidsbeleving burgers.

Voor het project Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein is er op basis van een analyse van de subjectieve veiligheid een aanvullend argument om het cameraproject te continueren. Daarbij is aandacht vereist voor het cameragebruik (juiste cameraposities en uitkijktijden).

7.4 Belgiëplein

Projectomschrijving In 2001 is het project Belgiëplein gestart en zijn elf camera’s op het plein geplaatst. In 2013 hangen er nog drie camera’s. De prioriteiten van het project zijn jeugdoverlast en (preventief optreden tegen) berovingen. De jongeren- overlast bestaat uit hinderlijk hangen, jeugdcriminaliteit, intimidatie en vecht- partijen.

Objectieve veiligheid Op grond van de objectieve veiligheidsindex staat het Belgiëplein en omgeving er over de periode 2011 tot april 2013 goed voor (indexcijfer 57 in 2011 en 56 per april 2013). De situatie blijft over de jaren stabiel. Het gerapporteerd slachtofferschap laat een daling zien. In 2011 gaf 26 procent nog aan dat zij de afgelopen twaalf maanden slachtoffer werden van een of meer vormen van criminaliteit. In 2013 is dat nog acht procent. De meest voorkomende delicten waar mensen rapporteren slachtoffer van te zijn, zijn fietsdiefstal en een dreigende sfeer (groepjes jongeren).

De afweging over de objectieve veiligheidssituatie wordt gemaakt op grond van een analyse van politiecijfers. Daaruit blijkt het volgende: • In 2012 werden 58 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in de politieregistraties waren in 2012 jongerenoverlast (16), vernielingen (13) en fietsdiefstal (8).

53

• In de eerste negen maanden van 2013 is een iets ander beeld te zien. Jongerenoverlast (23), inbraak (9) en zakkenrollerij/straatroof (7) zijn de meest voorkomende incidenten. Dit type incidenten laat zien dat de prioriteiten van het cameraproject (jongerenoverlast en roofpreventie) nog steeds actueel zijn.

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • Tussen april 2011 en augustus 2012 (voor de migratie naar de CCTR) waren de belangrijkste categorieën incidenten preventieve acties overvalpreventie (275)3, jongerenoverlast (217) en parkeeroverlast (135). • Na de migratie, tussen januari en augustus 2013, werden in totaal 60 incidenten waargenomen op en rond het Belgiëplein. De belangrijkste categorieën zijn verkeer (14), overlast (12) en drank- en drugsgebruik (9). De prioriteiten jongerenoverlast en overvalcriminaliteit worden respectie- velijk slechts vier en een keer waargenomen. • 35 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie gemeld.

Twee van de drie camera’s worden intensiever gebruikt dan de andere. De camera aan het Sint Gilleshof wordt nauwelijks gebruikt.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het Belgiëplein tussen 2011 en 2013 een positieve trend zien (indexcijfer 72 in 2011 en 62 per april 2013). • Ook op grond van de straatenquêtes blijkt dat mensen zich veiliger zijn gaan voelen. In 2011 voelde 32 procent zich nog onveilig op en rond het plein, in 2013 is dat dertien procent. • De meerderheid van de geïnterviewden is voorstander van cameratoezicht (79%), een gemiddeld deel van de burgers voelt zich er veiliger door (36%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien en wordt hier meegenomen in de afweging: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 29).

3 Dit betreft een surveillanceactiviteit en niet per se incidenten. In de CCTR worden uitsluitend incidenten geregistreerd.

54

Afweging Type gebied Winkelgebied Aantal camera’s 3 Prioriteiten Tegengaan jeugdoverlast en preventief optreden tegen berovingen. Objectieve veiligheid • 58 incidenten in 2012 (-) • Toename incidenten in 2013 t.o.v. 2012 (+) • Toename jongerenoverlast (+) Beelden en opvolging • 60 waargenomen incidenten in acht maanden (-) • Algemene overlast en drank- en drugsgebruik meest waargenomen, geen prioriteiten (-) • 35 procent van de waargenomen incidenten wordt doorgemeld aan de politie (+) Subjectieve veiligheid Bovengemiddelde bijdrage aan veiligheidsbeleving burgers.

Voor het project Belgiëplein is er op basis van een analyse van de subjectieve veiligheid een aanvullend argument om het cameraproject te continueren. Daarbij is aandacht vereist voor het cameragebruik (juiste cameraposities en uitkijktijden).

55

56

8 PROJECTEN WAAROVER NOG GEEN CONCLUSIE GETROKKEN KAN WORDEN

In dit hoofdstuk worden de cameraprojecten besproken waarvoor een afweging op grond van het beslisinstrument niet mogelijk is. Dat heeft verschillende oorzaken, die per project genoemd worden. De volgende vier cameraprojecten vallen in deze categorie: • Pont Buiksloterweg (paragraaf 8.1) • Holendrecht (paragraaf 8.2) • De Pijp (paragraaf 8.3) • Indische Buurt (paragraaf 8.4)

8.1 Pont Buiksloterweg

Projectomschrijving De camera’s rond de Buiksloterweg zijn opgehangen om ervoor te zorgen dat bezoekers en bewoners van stadsdeel Noord het stadsdeel veilig kunnen verlaten en betreden. Openbaar vervoer van en naar het stadsdeel vindt grotendeels plaats via een pont. In de buurt van de aanmeerplaats van de pont in het stadsdeel hangen momenteel drie camera’s. Doordat er zich toeristische trekpleisters in het stadsdeel bevinden, maken veel personen gebruik van de pont. Wekelijks zijn dit er ongeveer 112.000.1 Deze drukte zou veel incidenten met zich meebrengen. Het cameraproject richt zich vooral op straatroof, mishandeling en openbare geweldpleging, diefstal van fietsen en brom- of snorfietsen, inbraak in auto’s en zakkenrollerij.

Objectieve veiligheid • De objectieve veiligheidindex laat voor het gebied rond de pont een stabiele situatie zien tussen 2011 en 2013 (indexcijfer 88 in 2011 en 86 per april 2013). • In 2012 worden 55 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in de politieregistraties zijn in 2012 fietsdiefstal (17), mis- handeling (10) en zakkenrollerij (8). Deze categorieën incidenten komen overeen met de voor het cameraproject vastgestelde prioriteiten. • Het beeld van de eerste negen maanden van 2013 is dat het aantal incidenten toeneemt. Het zijn er 56. De meest voorkomende incidentcategorieën blijven grotendeels hetzelfde. Diefstal en zakkenrollerij nemen toe, mishandeling neemt af. • Het gerapporteerd slachtofferschap rondom de pont in 2013 is zeven procent. Burgers rapporteren vooral dat zij te maken hebben met jongeren- overlast, verbale agressie en diefstal.

1 Plan Van Aanpak (2012).

57

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het gebied rond de pont Buik- sloterweg een positieve trend zien over de jaren 2011-2013 (indexcijfer 99 in 2011 en 95 per april 2013). • De enquêtegegevens van dit onderzoek laten zien dat ongeveer 14 procent van de bezoekers van de pont zich wel eens onveilig voelt. Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar. • Een grote meerderheid van de ondervraagden (82%) is voor cameratoezicht en bijna de helft voelt zich er veiliger door.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 28).2

Het cameraproject zit nog in de opstartfase. Daarom wordt hier een beeld geschetst van de huidige veiligheidssituatie, bij wijze van een nulmeting. In een volgende evaluatie kan de situatie vergeleken worden met de situatie bij aanvang van het project.

8.2 Holendrecht

Projectomschrijving Tussen juli en september 2008 zijn er diverse (vuur)wapengerelateerde incidenten geweest in Holendrecht. Naast deze incidenten was er structureel sprake van bedreigingen, inbraken (woning en boxen) en verschillende vormen van overlast. Een belangrijke oorzaak van de problemen was de drugscriminaliteit in de buurt en de aanwezigheid van overlastgevende jeugd. Sinds 2010 wordt er cameratoezicht gehouden. Er zijn in 2013 zes camera’s. In 2013 zijn de prioriteiten van het project het tegengaan van jeugdoverlast, overtredingen van het geldende alcoholverbod en misdrijven en overtredingen in het algemeen.

Objectieve veiligheid • De objectieve veiligheidsindex laat een verslechtering van de veiligheids- situatie zien (indexcijfer 45 in 2011 en 53 per april 2013). • Politiecijfers laten een onveranderd beeld zien. In 2012 worden 260 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in 2012 zijn diefstal uit auto’s (46), mishandeling (43) en jeugdoverlast (43). • In de eerste negen maanden van 2013 komen vergelijkbare incidenten voor. Dat komt voor een deel overeen met de prioriteiten van het cameraproject.

2 Zie voor een overzicht van de scores ten opzichte van het gemiddelde tabel B4.12 in bijlage 4 van dit rapport.

58

• Het gerapporteerd slachtofferschap is gedaald van zeventien procent in 2011 naar zes procent in 2013.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat zien dat mensen zich veiliger zijn gaan voelen (indexcijfer 107 in 2011 en 93 per april 2013). • De enquête laat dit ook zien: in 2011 voelde de helft zich nog onveilig, in 2013 een kwart van de ondervraagden. • Veel burgers zijn voorstander van cameratoezicht (77%), een beperkt deel voelt zich er veiliger door (36%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn bovengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 30).

Bij Holendrecht vindt een herstructurering van het plein plaats; de camera’s werden dan ook verplaatst. Er worden in 2013 in totaal 17 incidenten waargenomen, dat is onder andere te wijten aan schade aan het camerasysteem, waardoor het lange tijd niet operationeel was. Het cameraproject is in de onderzochte periode beperkt operationeel is geweest en vervolgens opnieuw opgebouwd. Daarom is het op basis van deze argumenten niet mogelijk om conclusies te trekken. Dat kan pas als het nieuwe systeem minstens een half jaar operationeel is.

8.3 De Pijp

Projectomschrijving Het cameragebied De Pijp kent een onderverdeling in drie deelgebieden; de Van Woustraat/Ceintuurbaan, Marie Heinekenplein en Ruysdaelkade. Per 1 juni 2013 heeft de burgemeester besloten ook camera’s te plaatsen op het nabijgelegen Henrick de Keijserplein. We gaan in de volgende paragrafen in op de vier deelprojecten en de (veiligheids)ontwikkelingen in drie deelgebieden. Het gebruik van de camera’s komt in een aparte paragraaf aan bod, want wordt geregistreerd voor het cameraproject als geheel.

8.3.1 De Pijp – Henrick de Keijserplein

Op het Henrick de Keijserplein is veel overlast. Het gaat daarbij volgens het stadsdeel om klein vandalisme (fietsbanden en -bellen, vuilnis gooien, beplanting vernielen, beschadigen van speelgoed op plein), maar ook ernstig vandalisme (waaronder auto’s met flinke schades), intimidatie (met name richting vrouwen) en ernstige criminaliteit (mishandeling). Er waren ook enkele overvallen, waarbij vuurwapens zijn gebruikt. De veiligheidssituatie in dit gebied is in deze evaluatie nog niet nader onder- zocht. Er zal later een aanvullende analyse gemaakt worden. Het camera-

59

project was in de onderzoeksperiode slechts enkele maanden operationeel, waardoor nog geen afweging over het project te maken is.

8.3.2 De Pijp – Van Woustraat/Ceintuurbaan

Prioriteiten Er zijn in dit gebied drie camera’s operationeel. Deze camera’s hangen er voornamelijk voor het voorkomen van overvallen, het tegengaan van overlast van jeugd en andere personen, het tegengaan van vernieling en vandalisme, ter handhaving van het alcoholverbod en voor misdrijven en overtredingen in het algemeen.

Objectieve veiligheid • De veiligheidssituatie is op basis van de veiligheidsindex de laatste jaren gelijk gebleven (indexcijfer 75 in 2011 en 74 per april 2013). • In 2012 worden 261 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten in 2012 zijn diefstal en inbraak. Overlastfeiten, ook een prioriteit, komen minder voor. • Op basis van een analyse van politiecijfers is er een toename van het aantal incidenten te zien over 2013. • Tien procent van de in 2013 ondervraagde bewoners en bezoekers geeft aan slachtoffer te zijn geworden van een vorm van criminaliteit.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheid is op basis van de verslechterd (indexcijfer 65 in 2011 en 74 in april 2013). • Elf procent van de ondervraagde bewoners en bezoekers geeft aan zich onveilig te voelen in het gebied. Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar. • De meerderheid van de geïnterviewden is voorstander van cameratoezicht (68%), weinig burgers voelen zich er veiliger door (30%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn benedengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 12).

8.3.3 De Pijp – Marie Heinekenplein

Prioriteiten Er zijn zeven camera’s operationeel in dit gebied. De camera’s hangen er voornamelijk voor het voorkomen van overvallen, het tegengaan van overlast van jeugd en andere personen, het tegengaan van vernieling en vandalisme, handhaving van het alcoholverbod, handhaving van het straatartiestenverbod en voor misdrijven en overtredingen in het algemeen.

60

Objectieve veiligheid • De objectieve veiligheidsindex laat een kleine verbetering van de situatie zien (indexcijfer 94 in 2011 en 84 per april 2013). • In 2012 zijn 202 incidenten geregistreerd. Zakkenrollerij (66), fietsdiefstal (44) en mishandeling (25) zijn de meest voorkomende incidenten in het gebied. • Het aantal incidenten en specifiek het aantal inbraken neemt in 2013 toe. • Twaalf procent van de ondervraagden in de enquête geeft aan in het laatste jaar slachtoffer van criminaliteit te zijn geweest.

Subjectieve veiligheid • Uit de subjectieve veiligheidsindex spreekt een verslechtering van de veiligheidssituatie (indexcijfer 59 in 2011 en 73 per april 2013). • Uit de enquête komt naar voren dat respondenten zich veilig voelen. Zes procent voelt zich wel eens onveilig in het gebied. Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar. • Veel respondenten zijn voorstander van cameratoezicht (81%), maar relatief weinig mensen geven aan zich er veiliger door te voelen (29%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn benedengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 4).

8.3.4 De Pijp – Ruysdaelkade

Prioriteiten Het cameratoezicht op de Ruysdaelkade richt zich met name op het voor- komen van overlast van jeugd en andere personen, vernieling en vandalisme, handhaving van het alcoholverbod, en op misdrijven, overtredingen en over- last in het algemeen.

Objectieve veiligheid • De objectieve veiligheidsindex laat een kleine verbetering van de situatie zien (indexcijfer 94 in 2011 en 84 per april 2013). • In 2012 worden 264 incidenten geregistreerd. De meest voorkomende incidenten zijn diefstal en inbraak. • Het gerapporteerd slachtofferschap in de enquête (2013) ligt op negen procent.

Subjectieve veiligheid • Uit de subjectieve veiligheidsindex spreekt een verslechtering van de veiligheidssituatie (indexcijfer 59 in 2011 en 73 per april 2013). • Uit de enquête komt naar voren dat elf procent zich wel eens onveilig voelt in het gebied. Cijfers over voorgaande jaren zijn niet beschikbaar.

61

• Weinig mensen zijn voorstander cameratoezicht (52%) en weinig mensen voelen zich er veiliger door (26%).

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien: • Ondervraagden in dit gebied zijn benedengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 6).

De helft van de camera’s is actief in de onderzoeksperiode, de rest heeft te kampen met storingen. Van de actieve camera’s worden de camera’s aan de van Woustraat/ Tolstraat en de Ceintuurbaan/Amsteldijk vrijwel niet gebruikt. Omdat dit cameraproject pas recent is gestart en vervolgens met veel storingen te kampen heeft gehad, is het op basis van deze argumenten niet mogelijk om conclusies te trekken. Dat kan pas als het nieuwe systeem minstens een half jaar operationeel is.

8.4 Indische Buurt

Projectomschrijving In de Indische Buurt wordt sinds 2004 cameratoezicht toegepast. Het belangrijkste doel van het cameratoezicht is het tegengaan van overlast en andere problemen die veroorzaakt worden door jongeren. Zij vertonen over- lastgevend gedrag, maar maken zich ook schuldig aan verschillende vormen van criminaliteit.

De prioriteiten van het project zijn het tegengaan van overlast veroorzaakt door jeugd, (jeugd)criminaliteit, inbraken in panden en voertuigen, diefstal van voertuigen, het dealen van drugs en gebruikersoverlast, overtredingen van het alcoholverbod en vernieling en vandalisme. Daarnaast geldt een messen- verbod in het gebied. Ook dit wordt met behulp van de camera’s gehandhaafd.

Er hangen in oktober 2013 negen camera’s in de Indische Buurt. Het project wordt binnenkort (weer) aangevuld met drie camera’s die elders in het gebied werden weggehaald. De camera’s hangen verspreid over de omgeving van het Javaplein en het Makassarplein. Omdat deze gebieden verschillend zijn, bespreken we een deel van de resultaten per deelgebied. In het Plan Van Aanpak wordt de gehele Indische Buurt als flexibel cameratoezichtgebied aangeduid. In het aanwijzingsbesluit komt dit niet tot uitdrukking, de specifieke plaatsen van de camera’s worden genoemd. Het stadsdeel streeft naar negen waargenomen incidenten per dag. Dat werd vóór de migratie naar de CCTR gehaald, stelt het stadsdeel op basis van zowel digitale als handgeschreven registratiegegevens. Na de migratie wordt dit aantal vaak niet gehaald. Uit een door Regioplan uitgevoerde analyse op grond van uitsluitend de digitale gegevens blijkt dat voor en na de migratie incidenten in dezelfde relevante incidentcategorieën worden waargenomen in het gebied.

62

Objectieve veiligheid De objectieve veiligheidsindex laat een positief beeld zien (indexcijfer Javaplein 95 in 2011 en 75 per april 2013, Makassarplein 91 in 2011 en 77 per april 2013). Het gerapporteerd slachtofferschap in de Indische Buurt blijft stabiel. In 2011 gaf 13 procent van de ondervraagde bewoners en bezoekers aan slachtoffer te zijn geworden van een of meer vormen van criminaliteit. Dat is 11 procent in 2013. De belangrijkste incidenttypen waar mensen het slachtoffer van zijn, zijn een dreigende sfeer (groepjes jongeren), verbale agressie en fietsdiefstal.

Uit een analyse van politiecijfers blijkt het volgende: • In 2012 worden in de gehele Indische Buurt 1832 incidenten geregistreerd. In de eerste negen maanden van 2013 zijn dat er 1248. Er is een dalende trend. Wanneer ingezoomd wordt op het gebied waar de camera’s in de onderzoeksperiode operationeel waren, werden in de eerste negen maanden van 2013 vijftig incidenten geregistreerd, over heel 2012 waren het er 100. • De meest voorkomende incidenttypen in 2012 waren fietsdiefstal (320), diefstal uit auto’s (313) en inbraken (293). In 2013 zijn dit dezelfde categorieën, aangevuld door jongerenoverlast (220).

Waarneming en doormelding van incidenten In de afweging worden de volgende punten betrokken: • In 2012 werden 625 incidenten waargenomen en in het digitale systeem Coppweb geregistreerd. De belangrijkste incidenttypes waren in de Indische Buurt verkeersincidenten (163), jongerenoverlast (140) en drugs- en alcoholoverlast (108). • In de periode van april tot 26 augustus 2013 (5 maanden) werden in de CCTR 427 incidenten in het gebied waargenomen. De belangrijkste categorieën zijn dezelfde als voor de migratie en sluiten (grotendeels) aan bij de prioriteiten van het cameraproject. Ook het aantal incidenten (opgehoogd naar de periode van een jaar) is vergelijkbaar. De CCTR geeft aan extra inzet te hebben gepleegd op het gebied. • 42 procent van de waargenomen incidenten wordt aan de politie gemeld. Dat is een relatief hoog opvolgingspercentage.

Naast de digitaal geregistreerde incidenten werd een handgeschreven incidentenregistratie bijgehouden. Het stadsdeel geeft aan dat digitaal gemiddeld ongeveer de helft is geregistreerd en dat daarbij geen onderscheid is gemaakt naar incidenttypen. Er kan daarom vanuit worden gegaan dat de hier gepresenteerde incidenttypen ook op basis van de totale registratie- gegevens de meest voorkomende zijn.

Subjectieve veiligheid • De subjectieve veiligheidsindex laat voor het gebied rond het Javaplein een positieve trend zien (indexcijfer 87 in 2011 en 78 per april 2013). Met

63

betrekking tot het gebied rond het Makassarplein is de situatie eerder als stabiel te kenschetsen (indexcijfer 99 in 2011 en 97 per april 2013). • In de enquête zijn bewoners en bezoekers eveneens naar onveiligheids- gevoelens gevraagd. De resultaten daarvan laten een positief beeld zien. In 2011 voelde nog 35 procent van de ondervraagden zich onveilig in de Indische Buurt. Dat is 17 procent in 2013. • Ongeveer zestig procent van de ondervraagden is voor cameratoezicht, maar slechts 29 procent voelt zich er veiliger door.

De score op een samengestelde indicator voor de subjectieve veiligheid laat het volgende beeld zien en wordt hier meegenomen in de afweging: • Ondervraagden in dit gebied zijn benedengemiddeld positief over de invloed van cameratoezicht op hun veiligheidsbeleving (score 14).

Voor het cameraproject Indische Buurt geldt dat de gebiedsafbakening onduidelijk is. In het Plan van Aanpak Flexibel Cameratoezicht Indische Buurt 2013 wordt de gehele Indische Buurt als een flexibel cameragebied aangeduid. In het plaatsingsbesluit wordt verwezen naar dit Plan Van Aanpak, maar worden specifieke straten genoemd waar de camera’s hangen (Makassarplein, Javaplein, Javaplantsoen, Ambonplein, Javastraat, Sumatraplantsoen en Molukkenstraat). Als we uitgaan van een ruime omschrijving van het cameragebied (en dus van het hele gebied waarin cameratoezicht flexibel toegepast zou kunnen worden), stellen we vast dat het gebied relatief onveilig is (veel incidenten) en dat de camera’s actief gebruikt worden. Dit zijn argumenten om al na de eerste stap in de afweging te besluiten dat er sterke argumenten zijn om het cameratoezicht te continueren. Daarbij zou echter ten onrechte de veiligheidssituatie van het gehele gebied bepalend zijn, terwijl de camera’s slechts in een deel van het gebied operationeel zijn. Als we uitgaan van een beperktere afbakening van het cameragebied (de straten die in het plaatsingsbesluit genoemd worden), stellen we vast dat het gebied relatief veilig is (weinig incidenten), maar dat de camera’s desondanks actief gebruikt worden. In dit geval is er nog geen conclusie en zetten we de tweede stap in de afweging door naar de relatie tussen cameratoezicht en veiligheidsbeleving te kijken. Het cameratoezicht in de Indische Buurt heeft op grond van de enquêtegegevens een minder dan gemiddelde invloed op de veiligheidsbeleving van burgers en dat leidt tot de conclusie dat er sterke argumenten zijn om het cameratoezicht af te bouwen of ten minste aan te passen. De enquête is echter afgenomen de gebieden rondom het Javaplein en rondom het Makassarplein, de belangrijkste cameralocaties. Door verschillende gebiedsafbakeningen te gebruiken, komen we dus tot verschillende conclusies; conclusies op basis van gegevens die niet geheel overeenkomen met de praktijk. Om tot een zorgvuldige afweging met betrekking tot de objectieve veiligheid te komen, is een analyse van gegevens voor het exacte cameragebied noodzakelijk. We adviseren een nieuwe en eenduidige gebiedsafbakening te maken, het cameratoezicht binnen dat gebied voorlopig te continueren en op basis van een nieuwe analyse te besluiten over de blijvende noodzaak van camera’s in dit gebied.

64

9 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

9.1 Cameratoezicht in Amsterdam

Centrale regie Bij de organisatie van het Amsterdamse cameratoezicht is in relatief korte tijd veel veranderd: • Er is een nieuw Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht. Daarin is aandacht voor de organisatie en het feitelijk gebruik van cameratoezicht. • Met het beleidskader is ook sprake van centrale regie op het cameratoezicht. Er wordt gestreefd naar meer eenheid in afwegingen en procedures om meer grip op de toepassing van het instrument te krijgen. Dat vertaalt zich ook naar de evaluatie van het cameratoezicht. • Er is meer aandacht voor concrete doelen van cameraprojecten. Ook is er, in lijn met de Gemeentewet, een sterkere relatie met openbare orde en veiligheid. • De instelling van een centrale uitkijkruimte (CCTR) heeft geleid tot meer aandacht voor eenduidig en professioneel uitkijken. Een eenduidige en betere registratie moet beter zicht geven op feitelijk gebruik, feitelijke benutting en opvolging van beelden. • De veranderingen hebben geleid tot nieuwe rollen voor de organisaties die betrokken zijn bij het cameratoezicht.

De centralisatie van het uitkijken en de beleidsregie is een grote verandering, die op termijn zal zorgen voor een efficiëntere en zeker ook effectievere invulling van de maatregel. De ervaringen in andere steden in binnen- en buitenland met een gecentraliseerde werkwijze zijn erg goed.1 Zoals enkele geïnterviewden aangeven: het cameratoezicht had vanaf het begin zo georganiseerd moeten zijn. Over het algemeen zijn de ervaringen met de nieuwe werkwijze goed.

Overgang Wel is duidelijk dat de overgang naar een nieuwe werkwijze gepaard gaat met kinderziektes en heimwee naar het hiervoor gehanteerde organisatiemodel. De waarneming en registratie van incidenten in de CCTR zijn bij het schrijven van dit rapport grotendeels op orde. Het heeft ongeveer vier maanden tot een half jaar geduurd voordat het gewenste kwaliteitsniveau behaald was. Bij de eindgebruikers (stadsdelen en politieteams) bestaat de indruk dat er minder incidenten worden waargenomen en dat het cameratoezicht verder van hen af is komen te staan. Een cijfermatige analyse per project laat zien dat over het algemeen juist meer incidenten worden waargenomen. Wel komt naar voren dat uitkijkers nog niet dusdanig getraind zijn dat zij complexere vormen van overlast en criminaliteit herkennen (bijvoorbeeld drugsdeals of jongeren- overlast). Verder geldt dat de sturing die stadsdelen en politieteams aan de CCTR kunnen geven via uitkijkopdrachten gaat. Deze uitkijkopdrachten zijn niet altijd specifiek genoeg en soms snel achterhaald. Tussentijdse bijsturing is

1 Voorbeelden zijn onder andere te vinden in Rotterdam en Antwerpen. 65

mogelijk, maar gebeurt nog te weinig. De korte lijnen van vroeger worden gemist. De meeste geïnterviewden geven echter aan dat zij de organisatie- verandering als een overkomelijke hobbel zien naar een betere toepassing van cameratoezicht.

Kader De cameraprojecten die in deze evaluatie aan de orde komen, zijn camera- projecten in het kader van artikel 151c Gemeentewet. Het cameratoezicht onder dat regime is in de eerste plaats gericht op de openbare orde en veiligheid. Volgens de wet en het daaruit volgende Amsterdamse beleidskader zijn nevendoelen van cameratoezicht mogelijk. Wanneer leefbaarheids- problemen (zoals afvalproblematiek) ernstig genoeg zijn, is cameratoezicht toegestaan. Wanneer camera’s of de beelden die zij genereren gebruikt worden bij de opsporing van strafbare feiten is dat als bijvangst te kwalificeren. De afweging die in deze evaluatie per project gemaakt wordt, is echter in de eerste en enige plaats of cameratoezicht blijvend noodzakelijk is om de openbare orde te bewaken. Is dat niet zo, dan is dat een belangrijk argument om een cameraproject af te bouwen. Dat wil niet zeggen dat een andere toepassing van camera’s in de gebieden die het betreft niet denkbaar is. Is het belangrijkste doel de beveiliging van particuliere eigendommen (zoals inbraak en roofpreventie in winkelcentra) dan is particulier cameratoezicht op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens mogelijk. En camera’s die hoofd- zakelijk een opsporingsdoel dienen, passen eerder onder het regime van de Politiewet.

Functies Naast de verschillende doelen van cameratoezicht die de wet voorschrijft, zijn er diverse functies van cameratoezicht te onderscheiden. Deze functies zijn eveneens neergelegd in het beleidskader. Het gaat dan om preventie, proactie, het verhogen van het veiligheidsgevoel en het gebruik van beelden als bewijsmiddel. De preventieve werking die van camera’s uitgaat, is door- gaans voor veel dadergroepen beperkt. Het verhogen van de efficiëntie en effectiviteit van het optreden door politie en handhavers (proactie) is daarmee extra belangrijk. Zodra het cameratoezicht zich vertaalt naar zichtbare acties op straat en in de rechtszaal (bij gebruik van beelden als bewijs) zal het (potentiële) daders afschrikken en geeft het burgers en ondernemers een veiliger gevoel.

Afwegingen Vanuit dat perspectief is de stand van zaken in negentien cameraprojecten uiteengezet. Er worden aan de hand van onderzoeksgegevens argumenten aangereikt voor het al dan niet continueren van de cameraprojecten. We zetten de afwegingen daarbij in paragraaf 9.2 op een rij. In paragraaf 9.3 doen we aanbevelingen om te komen tot een verdere verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van de inzet van cameratoezicht in Amsterdam.

66

9.2 Afwegingen over negentien projecten

Alle negentien cameraprojecten zijn aan de hand van het beslisinstrument beoordeeld. Dat leidt tot het volgende beeld.

Conclusies na toepassing beslisinstrument Cameragebieden met sterke argumenten voor voortzetting van het cameratoezicht (relatief onveilig, actief gebruik van camera’s)

1 Centraal Station (Centrale Stad) • Veel incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 43 procent doorgemeld

2 Uitgaanspleinen (Centrale Stad) • Veel incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 33 procent doorgemeld op het Leidseplein, 22 procent op het Rembrandtplein

3 Wallen-Nieuwendijk (Stadsdeel Centrum) • Veel incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 52 procent doorgemeld

4 Amsterdamse Poort (Stadsdeel Zuidoost) • Veel incidenten (maar een groot gebied), toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 46 procent doorgemeld

5 Delflandplein (Stadsdeel Nieuw-West) • Veel incidenten, afname van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 35 procent doorgemeld

6 Abraham Staalmanplein (Stadsdeel Nieuw-West) • Weinig incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 37 procent doorgemeld

Cameragebieden met sterke argumenten voor het afbouwen van het cameratoezicht (relatief veilig, weinig gebruik van de camera’s)

7 Buikslotermeerplein (Stadsdeel Noord) • Veel incidenten (maar een groot gebied), afname van incidenten, afname van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 26 procent doorgemeld

67

Conclusies na toepassing beslisinstrument Vervolg cameragebieden met sterke argumenten voor het afbouwen van cameratoezicht 8 Gein (Stadsdeel Zuidoost) • Weinig incidenten, toename van incidenten, afname van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 23 procent doorgemeld

9 Sierplein (Stadsdeel Nieuw-West) • Weinig incidenten, toename van incidenten, afname van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 39 procent doorgemeld

10 Dobbe- en Burgemeestersbuurt (Stadsdeel Nieuw-West) • Veel incidenten (maar een groot gebied), afname van incidenten, aantal prioritaire incidenten gelijk • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 25 procent doorgemeld

11 Overtoomse Veld (Stadsdeel Nieuw-West) • Veel incidenten (maar een groot gebied), gelijk aantal incidenten, afname van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 27 procent doorgemeld

Cameragebieden waarbij de eerste stap niet tot een duidelijke conclusie leidt en waar veiligheidsbeleving een aanvullend argument voor voortzetting is

12 Ganzenpoort (Stadsdeel Zuidoost) • Weinig incidenten, afname van incidenten, afname van prioritaire incidenten • Veel waargenomen incidenten, veel waargenomen prioritaire incidenten, 32% doorgemeld

13 Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein (Stadsdeel Nieuw-West) • Veel incidenten, toename incidenten, toename van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 27 procent doorgemeld

14 Diamantbuurt (Stadsdeel Zuid) • Weinig incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 27 procent doorgemeld

15 Belgiëplein (Stadsdeel Nieuw-West) • Weinig incidenten, toename van incidenten, toename van prioritaire incidenten • Weinig waargenomen incidenten, weinig waargenomen prioritaire incidenten, 35 procent doorgemeld

Cameragebieden waarover op dit moment nog geen conclusies te trekken zijn: 16 Pont Buiksloterweg (Stadsdeel Noord) 17 Holendrecht (Stadsdeel Zuidoost) 18 De Pijp (Stadsdeel Zuid) 19 Indische Buurt (Stadsdeel Oost)

68

9.3 Algemene aanbevelingen

Dit evaluatieonderzoek leidt tot de volgende algemene aanbevelingen:

• Extra training van uitkijkers zorgt voor effectiever cameratoezicht. De training die uitkijkers krijgen, heeft nog geen structureel karakter en uit- kijkers worden beperkt beoordeeld op hun uitkijkkwaliteiten. Een vast opleidingsprogramma en een structuur waarin uitkijkers beoordeeld worden op hun kwaliteiten kan het uitkijkproces effectiever maken.

• Toegang tot politiegegevens voor uitkijkers maakt camera’s breder inzetbaar. De uitkijkers hebben geen toegang tot politiegegevens. Een overeenkomst waarin de (beperkte) toegang van uitkijkers tot dergelijke informatie is geregeld, maakt cameratoezicht breder inzetbaar en effectiever om de openbare orde te bewaken.

• De inzet van handhavers en toezichthouders in de opvolging van waar- genomen incidenten waarborgt de aanpak van overlast. Eind 2013 worden waargenomen incidenten uitsluitend doorgegeven aan de politie. Er zijn daarnaast in Amsterdam honderden handhavers en toezicht- houders op straat actief. Een centrale meldkamer die opvolging van beelden door handhavers regelt, zorgt voor een betere benutting van het camera- toezicht.

• Directe actie op straat is in sommige cameragebieden gewenst. Camerabeelden worden sinds de CCTR in mindere mate gebruikt voor de directe aansturing van politiemensen op straat. Een dergelijke werkwijze is met name in drukke (uitgaans)gebieden en gebieden met zeer specifieke problematiek (zoals jongerenoverlast) gewenst. De actiewerkplekken in de CCTR, die onder andere in het leven zijn geroepen voor ondersteuning bij projecten, evenementen en voetbalwedstrijden, kunnen daar (vaker) voor worden gebruikt. Dagelijkse ondersteuning van mensen op straat vanuit de CCTR vindt al plaats, maar op beperkte schaal. Het is in de eerste plaats een taak van de Centrale Meldkamer van de politie, die camerabeelden live doorgezet krijgt vanuit de CCTR en op grond daarvan politiemensen aanstuurt.

• Tussentijdse analyses op grond van verbeterde registratiegegevens maken een betere afweging over projecten mogelijk. In dit onderzoek wordt vanwege onvolledige registraties op dat punt uitsluitend het aantal aan de politie gemelde incidenten meegenomen en niet het aantal op straat opgevolgde incidenten. De registratie van opvolging op straat is aan het eind van de onderzoeksperiode sterk verbeterd. Een tussentijdse analyse op basis van nieuwe gegevens kan uitsluitsel geven over wat er daadwerkelijk aan opvolging op straat gebeurt op grond van camerabeelden.

69

• Actuele plannen van aanpak zorgen voor gerichter cameratoezicht. In het nieuwe beleidskader zijn de eisen aan plannen van aanpak aan- gescherpt. De plannen van oudere projecten voldoen niet aan die vereisten. Aanbevolen wordt om deze plannen opnieuw onder de loep te nemen en in lijn te brengen met de vernieuwde eisen.

• Normen voor proportioneel cameragebruik maken verwachtingen duidelijk. Als de opvolging naar aanleiding van waarnemingen en de doormelding daarvan worden verbeterd en deze acties adequaat kunnen worden geregistreerd, ontstaat een situatie waarin normen kunnen worden ontwikkeld die bij de plannen van aanpak, de tussentijdse bijsturing en de evaluatie van cameraprojecten kunnen worden gebruikt. Op grond van dergelijke normen kan beter worden nagegaan of het cameratoezicht aan vooraf geformuleerde verwachtingen en doelstellingen voldoet. Het is aan te bevelen om na een jaar een nadere analyse uit te voeren om tot normen voor proportioneel gebruik te komen.

70

BIJLAGEN

71

72

BIJLAGE 1

Politiecijfers 2012-20131, gesorteerd naar meest voorkomende incidenttype in 2012

Centrale stad Stationseiland 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 475 427 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 242 226 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 56 37 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 26 21 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 21 35 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 20 10 Ruzie 10 9 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 9 9 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 5 13 Jeugdoverlast 6 1 Totaal 870 788

Rembrandtplein 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 1352 1347 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 246 174 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 142 99 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 92 94 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 76 79 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 63 38 Ruzie 51 54 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 46 32 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 24 29 Jeugdoverlast 6 6 Totaal 2098 1952

Leidseplein 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 1226 1114 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 303 189 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 249 167 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 86 112 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 79 63 Ruzie 61 56 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 57 48 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 48 53 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 28 28 Jeugdoverlast 6 3 Totaal 2143 1833 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in deze gebieden ten opzichte van 2012 verslechtert.

1 De cijfers voor 2013 zijn bijgewerkt tot 8 oktober 2013. Eind 2013 zullen er dus meer incidenten zijn. Telkens wordt aangegeven of een stijging of daling ten opzichte van 2012 te verwachten is. 73

Centrum Wallen-Nieuwendijk 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 1512 1381 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 1137 821 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 311 209 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 254 266 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 237 205 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 196 170 Ruzie 183 130 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 138 154 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 105 62 Jeugdoverlast 21 14 Totaal 4094 3412 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Noord Buikslotermeerplein 2012 2013* Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 126 91 Jeugdoverlast 110 81 Zakkenrollerij I Straatroof 109 62 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 95 44 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 73 46 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 58 42 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 56 46 Ruzie 47 31 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 10 10 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 2 2 Totaal 686 455 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

Pont Buiksloterweg 2012 2013* Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 17 20 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 10 4 Zakkenrollerij I Straatroof 8 20 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 7 5 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 7 1 Ruzie 4 4 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 1 2 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 1 0 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 0 0 Jeugdoverlast 0 0 Totaal 55 56 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

74

Oost Indische Buurt (volgens Plan van Aanpak) 2012 2013* Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 320 235 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 313 172 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 293 174 Jeugdoverlast 224 220 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 205 134 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 162 107 Ruzie 158 106 Zakkenrollerij I Straatroof 87 54 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 50 32 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 20 14 Totaal 1832 1248 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

Indische Buurt (volgens plaatsingsbesluit) 2012 2013* Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 18 9 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 16 2 Vernielingen van/aan auto’s gebouwen, overige objecten 16 6 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 15 12 Ruzie 14 7 Zakkenrollerij I Straatroof 5 4 Jeugdoverlast 5 7 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 4 0 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 4 2 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 3 1 Totaal 100 50 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

Zuidoost Amsterdamse Poort 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 123 109 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 87 96 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 80 46 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 66 47 Ruzie 48 38 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 43 46 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 30 24 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 22 22 Jeugdoverlast 20 20 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 7 8 Totaal 526 456 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

75

Ganzenpoort 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 21 16 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 15 8 Ruzie 13 7 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 12 4 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 8 2 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 6 2 Jeugdoverlast 6 5 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 5 12 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 3 3 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 0 0 Totaal 89 59 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

Gein 2012 2013* Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 5 2 Ruzie 5 4 Jeugdoverlast 4 0 Zakkenrollerij I Straatroof 3 7 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 3 3 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 2 3 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 1 2 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 0 0 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 0 1 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 0 1 Totaal 23 23 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Holendrecht 2012 2013* Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 46 31 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 43 29 Jeugdoverlast 43 32 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 31 33 Zakkenrollerij I Straatroof 25 25 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 23 17 Ruzie 22 22 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 16 18 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 8 9 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 3 2 Totaal 260 218 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

76

Nieuw-West Abraham Staalmanplein 2012 2013* Jeugdoverlast 10 15 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 3 6 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 2 0 Ruzie 2 2 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 1 1 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 1 1 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 1 0 Zakkenrollerij I Straatroof 0 0 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 0 1 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 0 0 Totaal 20 26 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Belgiëplein 2012 2013* Jeugdoverlast 16 23 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 13 3 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 8 4 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 5 4 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 4 9 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 3 5 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 3 1 Zakkenrollerij I Straatroof 2 7 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 2 0 Ruzie 2 3 Totaal 58 59 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Burgemeestersbuurt 2012 2013* Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 233 135 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 162 78 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 100 66 Ruzie 76 37 Zakkenrollerij I Straatroof 72 48 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 69 61 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 54 75 Jeugdoverlast 49 43 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 10 7 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 7 3 Totaal 832 553 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

77

Delflandplein 2012 2013* Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 33 19 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 29 8 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 25 10 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 22 11 Jeugdoverlast 21 10 Ruzie 18 12 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 16 5 Zakkenrollerij I Straatroof 5 2 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 4 10 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 2 1 Totaal 175 88 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

Osdorpplein 2012 2013* Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 226 169 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 182 150 Zakkenrollerij I Straatroof 147 78 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 144 85 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 125 102 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 119 89 Jeugdoverlast 90 169 Ruzie 79 60 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 17 15 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 15 16 Totaal 1144 933 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Overtoomse Veld 2012 2013 Jeugdoverlast 261 138 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 186 161 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 144 99 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 117 87 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 112 62 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 89 80 Ruzie 78 61 Zakkenrollerij I Straatroof 69 81 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 25 18 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 6 8 Totaal 1087 795 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verbetert.

78

Sierplein 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 14 9 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 5 7 Jeugdoverlast 5 1 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 4 6 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 4 1 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 3 8 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 2 3 Ruzie 2 1 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 0 0 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 0 3 Totaal 39 39 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Zuid Van Woustraat - Ceintuurbaan 2012 2013* Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 77 59 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 50 43 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 47 24 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 22 18 Zakkenrollerij I Straatroof 19 26 Ruzie 14 19 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 13 14 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 9 7 Jeugdoverlast 7 4 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 3 1 Totaal 261 215 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Marie Heinekenplein 2012 2013* Zakkenrollerij I Straatroof 66 53 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 44 43 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 25 15 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 20 7 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 19 10 Ruzie 11 15 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 10 20 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 3 14 Jeugdoverlast 3 6 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 1 4 Totaal 202 187 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

79

Ruysdaelkade 2012 2013* Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 70 67 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 49 25 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 37 34 Zakkenrollerij I Straatroof 24 14 Ruzie 24 17 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 22 21 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 18 13 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 5 7 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 3 4 Jeugdoverlast 12 5 Totaal 264 207 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

Diamantbuurt 2012 2013 Jeugdoverlast 32 40 Diefstal van fiets, bromfiets, snorfiets 25 24 Vernielingen van/aan auto's, gebouwen, overige objecten 24 14 Mishandeling I Vechtpartij I Steekpartij 22 23 Ruzie 22 26 Inbraak woning, bedrijf, kantoor (met of zonder braak) 14 12 Diefstal (ook braak) uit/vanaf personenauto 12 19 Zakkenrollerij I Straatroof 4 6 Drank- en drugsgebruik I Verkoop van nepdope 3 1 Vandalisme, baldadigheid I Openlijke geweldpleging goederen, personen 2 1 Totaal 160 166 * Het betreft de situatie tot 8 oktober 2013. De verwachting op basis van deze cijfers is dat de veiligheidssituatie in dit gebied ten opzichte van 2012 verslechtert.

80

BIJLAGE 2

Cameraprojecten en waargenomen incidenten per camera- locatie naar type incident1

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Buikslotermeerplein Waddenweg/Buiksl.pln/Parkeerterrein 2 1 3 67% Buiksl.pln/Waddenweg/Trappenhuis 3 0 3 100% Buiksl.pln/Noord-West 2 1 3 67% Buiksl.pln/parkeerpl. Mediamarkt 4 4 8 50% Buiksl.pln/pln Jumbo/V&D oost-west 1 6 7 14% Buiksl.pln/passage westzijde 10 0 10 100% Buiksl.pln/Laad- en losterrein westzijde 3 2 5 60% Buiksl.pln/parkeerpl. achterz. Jumbo 4 0 4 100% Buiksl.pln/Pinautomaten Rabobank 2 5 7 29% Buiksl.pln/entree bij Het Laagt 5 69 74 7% Buiksl.pln/entr. IJdoornln/laden-lossen 5 6 11 45% Buiksl.pln/Argos tankstation 2 4 6 33% Buiksl.pln/parkeerpl. Mid. winkelgebied 1 0 1 100% Buiksl.pln/pinautomaten ABN-AMRO 6 2 8 75% Buiksl.pln/passagekruising bij WE 3 4 7 43% Buiksl.pln/parkeerpl. Argos tankstation 5 5 10 50% Buiksl.pln/kruising BCC en Frietplaza 5 3 8 63% Buiksl.pln/Albert Heijn/Gall en Gall 6 0 6 100% Buiksl.pln/parkeerpl. Olof Palmepln 3 4 7 43% Buiksl.pln/vaste camera op binnenterrein 1 0 1 100% Buiksl.pln/pln Jumbo/V&D west-oost 2 2 4 50% Totaal 75 118 193 39%

1 Er zijn soms kleine registratieverschillen tussen de totalen in deze tabellen en de cijfers die in de hoofdstukken worden gepresenteerd. Deze kleine registratieverschillen treden op omdat de hier gepresenteerde gegevens per camera uit het systeem zijn gehaald en de in de hoofdstukken gepresenteerde gegevens naar type incident. Sommige incidenten zijn (mogelijk door een bug in het systeem) niet toegewezen aan een specifieke camera of hebben geen incidentcode meegekregen.

81

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Wallen-Nieuwendijk Geldersekade/Binnenbantammerstr 9 33 42 21% Beursplein 56 28 84 67% Dam monument/pinaut. Nes/Krasnapolsky 94 253 347 27% Zeedijk/bocht bij Elleboogstg 8 73 81 10% OZ Achterb.wal/Korte Stormstg/Korte Nzl 32 11 43 74% OZ. Voorb.wal/korte en lange Niezel 69 33 102 68% Nes/Pieter Jacobzstr/Nadorststg 11 8 19 58% OZ. Voorb.wal/OZ. Armstg/The Globe 23 41 64 36% Warmoesstr/Lange Niezel 124 36 160 78% Oudebrugstg/Beursstr/Damrak 33 47 80 41% Zeedijk/Boomstg 32 47 79 41% Molenstg/OZ Achterb.wal/Oudekennisstg 77 9 86 90% OZ Voorb.wal/Oudekennisstg/Oudekerkspln 73 18 91 80% OZ Voorb.wal/Oudekerkspln (smalle kant) 33 7 40 83% Oudekerkspln (smalle kant)/Enge Kerkstg 20 0 20 100% Sint Annenstr/Sint Annendwarsstr 30 2 32 94% Zeedijk/Nwmarkt/Monnickenstr/Taxist.plts 23 113 136 17% Bloedstr/Gordijnenstg 29 17 46 63% OZ. Achterburgwal/Stoofstg 41 3 44 93% OZ Achterburgwal/Barndestg/Casa Rosso 55 4 59 93% OZ. Voorb.wal/Sint Jansstr 65 9 74 88% Kloveniersburgwal/Oude en Nieuwe Hoogstr 16 17 33 48% Warmoesstr/Nieuwebrugstg 14 22 36 39% OZ Achterb.wal/Oude Doelenstr/Oude Hoogstr 27 48 75 36% OZ. Voorb.wal/Oude Doelenstr/Damstr 54 33 87 62% /Kloveniersburgwal 261 91 352 74% Warmoesstr/Sint Jansstr 46 28 74 62% Damrak/Haringpakkersstg 91 14 105 87% Nieuwendk/Mandenmakersstg/Van Hasseltstg 28 7 35 80% Nieuwendk/Haringp.stg/NZ. Armstg (SPIN) 35 6 41 85% Nw.dijk/Korte Nieuwendk/Martelaarsgracht 33 24 57 58% Nieuwendk (korte)/Singel 37 9 46 80% Dam het hele plein 163 42 205 80% Oude Nieuwstr/Korsjesp.stg/Teerketelstg 5 22 27 19% Sint Antoniesbreestr/Nieuwe Hoogstr 16 49 65 25% Damrak/Oudebrugstg 36 48 84 43% Totaal 1.777 1.252 3.051 58%

82

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Leidseplein Kleine Gartman /Taxistandplts 20 29 49 41% Kleine Gartman/Weteringschans/ Paradiso 21 37 58 36% Kl. Gartman/Leidse Kruis/ Zieseniskade 115 75 190 61% Leidse Kruisstr/Korte Leidse dwarsstr 14 12 26 54% Leidse Kruis/Leidse dwarsstr 44 8 52 85% Leidse Kruisstr/Prinsengracht 8 1 9 89% Prinsengracht/Leidsestr 21 10 31 68% Leidsestr/Lange Leidsedwarsstr 33 16 49 67% Leidse pln/korte leidsedwarsstr 20 1 21 95% Leidsepln/terras 111 13 124 90% Leidsepln/stadsschhouwburg 11 5 16 69% Leidsepln/Marnixstr 31 61 92 34% Leidsestr/Kerkstr 14 4 18 78% Leidsestr/Keizersgracht 9 7 16 56% Koningspln 17 11 28 61% Totaal 489 290 779 63%

Rembrandtplein Regulierdwarsstr/Sint Jorisstr 10 29 39 26% Vijzelstr/Regulierdwarsstr 22 42 64 34% Muntpln 38 61 99 38% Korte regulierdwarsstr 153 60 213 72% Rembrandtpln/Reguliersbreestr 70 19 89 79% Amstel/Halve maanstg 17 8 25 68% Amstel/Paardenstr 4 9 13 31% Rembrandtpln/Amstelstr 33 8 41 80% Blauwbrug/Amstelstr 11 9 20 55% Brug Utrechtsestr/Herengracht 12 34 46 26% Thorbeckepln onevenzijde 19 30 49 39% Thorbeckepln evenzijde 13 34 47 28% Thorbeckepln/Rembr.pln/Reguliersdwstr 51 132 183 28% Totaal 453 475 928 49%

Centraal Station Taxistandplts uitgang Stationszijde 17 201 218 8% West. Toegangsbrg zicht op Taxistandplts 17 73 90 19% Martelaarsgracht/PH-kade(plantsoen) 19 27 46 41% Tram platform Oostzijde thv Meetingpoint 30 11 41 73% De Ruijterkade/West. onderdoorgang (IJ) 6 6 12 50% De Ruijterkade/Fietsen Stallingpont 4 9 13 31% De Ruijterkade midden achterzijde CS 0 8 8 0% De Ruijterkade Oostzijde achterkant CS 2 17 19 11% De Ruijterkade/Oostz. Oost. onderdoorg. 0 3 3 0% Oostelijke toegangsbrug (Kampenbrug) 9 6 15 60% Middentoegangsbrug 64 29 93 69% Tramplatform Westz. (Taxistandplts) 25 6 31 81% Totaal 193 396 589 33%

83

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Indische Buurt Makassarpln/Niasstr 11 18 29 38% Makassarpln tegenover coffeeshop Stud 8 17 25 32% Makassarpln midden op het pln 11 3 14 79% Javapln/Molukkenstr/FEBO 17 33 50 34% Javastr/kop bij Javapln 10 9 19 53% Javastr/Sumatrastr 19 27 46 41% Javastr/Celebesstr 49 107 156 31% Moluk.str/Valent.kade/Celebesstr/Hartman 10 9 19 53% Molukkenstr/Insulindeweg 34 33 67 51% Totaal 169 256 425 40%

Gein Wisseloordpad 6 3 9 67% Wisseloord 14 4 18 78% Wisseloordpd/WC 't Gein/metrostat. Gein 10 2 12 83% Wisseloord/apotheek Gein 8 9 17 47% Wisseloordpln 1 1 2 50% Wisseloordpln 4 4 8 50% Willeskopstr 18 1 19 95% Totaal 61 24 85 72%

Holendrecht Holendrechtpln 1 0 1 100% Holendrechtpln 2 1 3 67% Holendrechtpln 1 8 9 11% Holendrechtpln 5 1 6 83% Totaal 9 10 19 47%

Amsterdamse Poort Bijlmerpln/C&A 67 8 75 89% Bijlmerpln/Blokker/Zicht Hoogoorddrf 13 2 15 87% Frankemah.pd/Frissenst.pd/Dolingadrf 8 31 39 21% Bijlmerpln/Bristol/Kent. Fried Chicken 42 10 52 81% Station Bijlmer Arena 13 3 16 81% Arena Boulevard/Pathe bioscoop 26 5 31 84% Bijlmerpln/Coolcat/Kijkshop 14 9 23 61% Bijlmerpln ter hoogte van Flierbosdreef 122 6 128 95% Anton de Kompln/Q park/markt 62 68 130 48% Bijlmerpln/Game media/richt. Abcouderpd 21 7 28 75% Anton de Kompln/Bijlmerpark Theater 22 35 57 39% Hoogoordpln/Bussstation/Fit For Free 5 5 10 50% Hoogoordpln/Busstation/IMAX theater 2 31 33 6% Hoogoordpln/Busstat./stat. Bijlmer Arena 2 4 6 33% Totaal 419 224 643 65%

84

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Ganzenpoort Bijlmerdreef/Annie Romijnpln 15 20 35 43% Bijlmerdreef/Harriet Freczerstr 22 7 29 76% Bijlmerdreef/Harriet Freczerstr 13 8 21 62% Vaste cam op Bijlmerdrf/H. Freezerstr 2 0 2 100% Bijlmerpln/Elsrijkdreef 6 3 9 67% Ganzenhoefpad/Harriet Freezerstr 14 26 40 35% Vaste cam H.Freezerstr westrichting 1 0 1 100% Geldershoofd ter hoogte van perceel 80 6 0 6 100% Geldershoofd bij politiebur. Ganzenhoef 6 16 22 27% Totaal 85 80 165 52%

De Pijp Henrick de Keyserplein 5 2 7 71% van Woustraat/Tolstraat 0 1 1 0% van Woustraat/Ceintuurbaan 12 2 14 86% Ceintuurbaan/Amsteldijk 0 2 2 0% van Woustraat/Stadhouderskade 12 27 39 31% Ruysdaelkade/Albert Cuypstr 12 31 43 28% Ruysdaelkade/1e Jan Steenstraat 11 31 42 26% Ruysdaelkade/Ceintuurbaan 9 19 28 32% Totaal 61 115 176 35%

Abraham Staalmanplein Staalmanpln/Johanna Reynvaanstr 41 4 45 91% Vaste camera Staalmanpln snackbar Nancy 2 0 2 100% Staalmanpln 60 3 63 95% Totaal 103 7 110 94%

Belgiëplein Belgiepln/Kempenln 21 3 24 88% Belgiepln/Hageland 22 6 28 79% Belgiepln/Hageland/Sint Gilleshof 3 5 8 38% Totaal 46 14 60 77%

Delflandplein Delflandpln zuidzijde 29 9 38 76% Delflandpln oostzijde/Voorburgstr 51 14 65 78% Delflandpln noordzijde 32 5 37 86% Delflandpln westzijde 14 1 15 93% Totaal 126 29 155 81%

Sierplein Sierpln/ Johan Huizingaln 18 1 19 95% Vaste camera op de AH oostzijde 3 0 3 100% Sierpln/ van Ollefenstr 10 7 17 59% Sierpln/vaste camera op de westzijde 2 0 2 100% Totaal 33 8 41 81%

85

Project en cameralocaties OOV Verkeer Totaal % OOV Overtoomse Veld Piet Mondriaanpln 8 22 30 27% Jan Toorop/Piet Mondriaanstraat 2 18 20 10% Derkinderenstr/Thorn Prikkerstr 1 0 1 100% Totaal 11 40 51 22%

Osdorpplein Osdorperban 2 0 2 100% Osdorppln/Tussenmeer 20 37 57 35% Osdorppln/Osdorpergracht 6 19 25 24% Osdorppln/Meer en Vaart 19 26 45 42% Osdorppln/Shoperade winkels 22 5 27 81% Osdorppln/Nicolaas Anslijnstr 2 5 7 29% Osdorppln/Van Suchtelen van de Haarestr 7 7 14 50% Tussenmeer/Hoekenes 4 13 17 24% Tussenmeer/Wolbrantskerkweg 5 9 14 36% Tussenmeer/Clauskinderenweg/Avondwinkel 13 11 24 54% Dijkgraafpln 2 3 5 40% Totaal 102 135 237 43%

Dobbe- en burgemeestersbuurt Burg. de Vlugtln/Slotermeerln 11 20 31 35% Burg. de Vlugtln/Total tankstat./School 10 6 16 63% Burg. de Vlugtln/cafe-snackbar Eijpe 17 5 22 77% Burg. de Vlugtln/Burg. Fockstr 2 6 8 25% Totaal 40 37 77 52%

86

BIJLAGE 3

Opvolging van beelden door de politie per project

Project Opvolging politie Amsterdamse Poort 46% Holendrechtplein 43% Diamantbuurt 42% Indische Buurt 42% Sierplein 39% Dobbebuurt en Burgemeestersbuurt 39% Abraham Staalmanplein 37% Delflandplein 35% Belgiëplein 35% Uitgaanspleinen – Leidseplein* 33% Wallen-Nieuwendijk* 33% Ganzenpoort 32% Overtoomse Veld 27% De Pijp 26% Buikslotermeerplein 26% Osdorpplein, Tussenmeer en Dijkgraafplein 25% Gein 23% Uitgaanspleinen – Rembrandtplein* 22% Stationseiland* 18% * In deze cameragebieden wordt in het kader van de taxiaanpak aanvullend een groot deel van de incidenten opgevolgd door medewerkers van stadstoezicht.

87

88

BIJLAGE 4

Enquêteresultaten

Tabel B4.1 Responsverdeling Gebied Bewoners Bezoekers Totaal Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 0 199 199 Uitgaanspleinen - Leidseplein 51 50 101 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 51 50 101 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 100 99 199 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein* 0 178 178 Pont Buiksloterweg 0 206 206 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 103 100 203 Belgiëplein 100 100 200 Delflandplein 100 108 208 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 108 104 212 Osdorpplein e.o. 104 111 215 Overtoomse Veld 100 103 203 Sierplein 100 100 201 Stadsdeel Oost Indische Buurt 98 105 203 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 105 95 200 De Pijp - Ruysdaelkade 100 101 201 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 100 100 200 Diamantbuurt 200 0 200 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 101 103 204 Ganzenhoef 101 101 202 Gein 100 102 202 Holendrecht 105 102 207 Totaal 1927 2317 4244 * Noot: In cameragebied zijn ook 29 ondernemers ondervraagt. Dit brengt het totaal aan respondenten op 4273

89

Tabel B4.2 Percentage dat in de afgelopen twaalf maanden (augustus 2012 - augustus 2013) slachtoffer is geworden Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 7 Uitgaanspleinen - Leidseplein 8 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 15 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 3 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 4 Pont Buiksloterweg 7 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 12 Belgiëplein 8 Delflandplein 26 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 13 Osdorpplein e.o. 8 Overtoomse Veld 7 Sierplein 3 Stadsdeel Oost Indische Buurt 11 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 10 De Pijp - Marie Heinekenplein 12 De Pijp - Ruysdaelkade 10 Diamantbuurt 13 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 5 Ganzenhoef 2 Gein 4 Holendrecht 6 Alle gebieden 9

90

Tabel B4.3 Percentage dat zich soms of vaak onveilig voelt per cameragebied Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 12 Uitgaanspleinen - Leidseplein 20 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 22 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk* 15 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 4 Pont Buiksloterweg 14 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 14 Belgiëplein 13 Delflandplein 33 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 21 Osdorpplein e.o. 24 Overtoomse Veld 16 Sierplein 21 Stadsdeel Oost Indische Buurt 17 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 11 De Pijp - Marie Heinekenplein 6 De Pijp - Ruysdaelkade 11 Diamantbuurt 16 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 25 Ganzenhoef 16 Gein 12 Holendrecht 25 Alle gebieden 20 * Voor het gebied Wallen-Nieuwendijk wordt hier uitsluitend het percentage bewoners weergegeven. In eerdere jaren werden ook alleen bewoners geënquêteerd.

91

Tabel B4.4 Percentage dat weet dat er cameratoezicht is, per gebied Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 54 Uitgaanspleinen - Leidseplein 68 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 57 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 43 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 55 Pont Buiksloterweg 18 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 64 Belgiëplein 63 Delflandplein 46 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 55 Osdorpplein e.o. 58 Overtoomse Veld 32 Sierplein 48 Stadsdeel Oost Indische Buurt 52 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 37 De Pijp - Marie Heinekenplein 42 De Pijp - Ruysdaelkade 62 Diamantbuurt 80 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 68 Ganzenhoef 55 Gein 51 Holendrecht 71 Alle gebieden 53

92

Tabel B4.5 Het percentage van respondenten dat voor cameratoezicht is Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 68 Uitgaanspleinen - Leidseplein 41 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 57 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 77 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 94 Pont Buiksloterweg 82 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 53 Belgiëplein 79 Delflandplein 73 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 33 Osdorpplein e.o. 92 Overtoomse Veld 83 Sierplein 70 Stadsdeel Oost Indische Buurt 59 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 68 De Pijp - Ruysdaelkade 52 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 81 Diamantbuurt 72 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 90 Ganzenhoef 79 Gein 74 Holendrecht 77 Alle gebieden 72

93

Tabel B4.6 Percentage dat het eens is met de stelling: Cameratoezicht is een aantasting van de privacy Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 34 Uitgaanspleinen - Leidseplein 68 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 61 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 32 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 21 Pont Buiksloterweg 35 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 48 Belgiëplein 28 Delflandplein 23 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 37 Osdorpplein e.o. 16 Overtoomse Veld 21 Sierplein 24 Stadsdeel Oost Indische Buurt 29 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 30 De Pijp - Ruysdaelkade 25 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 38 Diamantbuurt 35 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 13 Ganzenhoef 33 Gein 31 Holendrecht 21 Alle gebieden 30

94

Tabel B4.7 Percentage dat het eens is met de stelling: Ik heb liever meer politie dan meer camera’s Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 54 Uitgaanspleinen - Leidseplein 58 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 65 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 66 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 43 Pont Buiksloterweg 45 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 62 Belgiëplein 46 Delflandplein 56 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 48 Osdorpplein e.o. 42 Overtoomse Veld 54 Sierplein 40 Stadsdeel Oost Indische Buurt 26 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 47 De Pijp - Ruysdaelkade 37 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 56 Diamantbuurt 41 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 41 Ganzenhoef 50 Gein 52 Holendrecht 46 Alle gebieden 48

95

Tabel B4.8 Percentage dat het eens is met de stelling: Ik voel me veiliger omdat er camera’s hangen Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 34 Uitgaanspleinen - Leidseplein 32 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 38 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 22 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 36 Pont Buiksloterweg 48 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 36 Belgiëplein 36 Delflandplein 33 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 32 Osdorpplein e.o. 46 Overtoomse Veld 42 Sierplein 32 Stadsdeel Oost Indische Buurt 29 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 30 De Pijp - Ruysdaelkade 26 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 29 Diamantbuurt 44 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 47 Ganzenhoef 44 Gein 42 Holendrecht 36 Alle gebieden 36

96

Tabel B4.10 Percentage dat het eens is met de stelling: Cameratoezicht leidt to minder criminaliteit Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 35 Uitgaanspleinen - Leidseplein 46 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 49 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 50 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 39 Pont Buiksloterweg 46 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 39 Belgiëplein 50 Delflandplein 44 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 37 Osdorpplein e.o. 58 Overtoomse Veld 49 Sierplein 46 Stadsdeel Oost Indische Buurt 38 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 39 De Pijp - Ruysdaelkade 23 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 48 Diamantbuurt 53 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 57 Ganzenhoef 49 Gein 47 Holendrecht 50 Alle gebieden 45

97

Tabel B4.11 Percentage dat het eens is met de stelling: Cameratoezicht zorgt voor een verschuiving van de problemen Gebied Alle respondenten (N=4244) Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 35 Uitgaanspleinen - Leidseplein 63 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 71 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 35 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 39 Pont Buiksloterweg 48 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 45 Belgiëplein 60 Delflandplein 58 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 41 Osdorpplein e.o. 64 Overtoomse Veld 50 Sierplein 44 Stadsdeel Oost Indische Buurt 49 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 48 De Pijp - Marie Heinekenplein 59 De Pijp - Ruysdaelkade 35 Diamantbuurt 61 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 59 Ganzenhoef 58 Gein 58 Holendrecht 61 Alle gebieden 51

98

Tabel B4.12 Samengestelde score (%) op indicator ‘veiliger door cameratoezicht’ Gebied Score Stadsdeel Centrale Stad Stationseiland 16 Uitgaanspleinen - Leidseplein -11 Uitgaanspleinen - Rembrandtplein 4 Stadsdeel Centrum Wallen-Nieuwendijk 6 Stadsdeel Noord Buikslotermeerplein 31 Pont Buiksloterweg 28 Stadsdeel Nieuwwest Abraham Staalmanplein 2 Belgiëplein 29 Delflandplein 24 Dobbe- en Burgemeestersbuurt 2 Osdorpplein e.o. 49 Overtoomse Veld 49 Sierplein 26 Stadsdeel Oost Indische Buurt 14 Stadsdeel Zuid De Pijp - Van Woustr./Ceintuur. 12 De Pijp - Ruysdaelkade 6 De Pijp - Marie Heinekenplein e.o. 4 Diamantbuurt 28 Stadsdeel Zuidoost Amsterdamse Poort 43 Ganzenhoef 25 Gein 31 Holendrecht 30 Alle gebieden 20

99

100

BIJLAGE 5

Veiligheidsindex 2011-2013

Jan – dec 2011 Jan – dec 2012 Mei 2012 – april 2013 Burgwallen Nieuwe Zijde (Stationseiland, Nieuwendijk) Objectief 123 129 128 Subjectief 81 96 90 Burgwallen Oude Zijde (Wallen) Objectief 104 94 97 Subjectief 94 87 93 Grachtengordel-Zuid (Rembrandtplein) Objectief 109 104 107 Subjectief 70 63 73 Weteringschans (Leidseplein) Objectief 103 104 107 Subjectief 63 59 54 Buikslotermeer (Buikslotermeerplein) Objectief 90 92 84 Subjectief 96 100 88 Volewijck (Pont Buiksloterweg) Objectief 88 93 86 Subjectief 99 106 95 Indische Buurt West (Javaplein) Objectief 95 80 75 Subjectief 87 83 78 Indische Buurt Oost (Makassarplein) Objectief 91 75 77 Subjectief 99 96 97 Bijlmer Centrum (Amsterdamse Poort) Objectief 87 83 84 Subjectief 127 103 101 Bijlmer Oost (Ganzenhoef) Objectief 81 68 67 Subjectief 84 100 101 Gein Objectief 59 46 50 Subjectief 102 95 92 Holendrecht Objectief 45 54 53 Subjectief 107 97 93 Sloter- en Riekerpolder (Belgiëplein) Objectief 57 55 56 Subjectief 72 55 62

101

Jan – dec 2011 Jan – dec 2012 Mei 2012 – april 2013 Westlandgracht (Delflandplein) Objectief 88 80 85 Subjectief 90 97 105 Slotervaart (Staalmanplein, Sierplein) Objectief 65 61 63 Subjectief 107 89 86 Overtoomse veld Objectief 79 66 71 Subjectief 112 109 105 Osdorp-Oost (Osdorpplein) Objectief 80 66 69 Subjectief 89 86 96 Slotermeer Zuid-West (Burgemeestersbuurt) Objectief 83 83 88 Subjectief 91 108 113 Diamantbuurt Objectief 60 49 49 Subjectief 65 78 76 Nieuwe Pijp (van Woustraat) Objectief 75 77 74 Subjectief 65 70 74 (Marie Heinekenplein, Ruysdaelkade) Objectief 94 81 84 Subjectief 59 76 73

102

Regioplan Beleidsonderzoek

Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam T 020 531 531 5 F 020 626 519 9 E [email protected] I www.regioplan.nl