De Gulden Passer. Jaargang 40

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Gulden Passer. Jaargang 40 De Gulden Passer. Jaargang 40 bron De Gulden Passer. Jaargang 40. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen 1962 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gul005196201_01/colofon.php © 2015 dbnl i.s.m. *1 [De Gulden Passer 1962] FRANK VAN DEN WIJNGAERT op de opening van de tentoonstelling Orlowski te Hasselt. Links op de afbeelding zijn echtgenote en zoon. Dit is de laatste foto van de ere-conservator van het Stedelijk Prentenkabinet: drie dagen later ging hij heen.... De Gulden Passer. Jaargang 40 1 In memoriam Frank van den Wijngaert (1901-1962) Op 9 juni 1962, de zaterdag vóór Pinksteren, greep te Tongeren de opening plaats van een tentoonstelling gewijd aan de Duitse grafische kunstenaar, Hans Orlowski. De inleider was Frank van den Wijngaert, die, vol levenslust en opgewekt zoals steeds, op zijn gewone sprankelende en toch bevattelijke wijze, sprekend voor de vuist weg, zijn oude vriend voorstelde aan het Limburgse publiek. Drie dagen later, op 12 juni 1962, in de morgenuren, zou plots, zonder enige waarschuwing het hart begeven: in zijn slaap is van den Wijngaert heengegaan, rustig en vreedzaam zoals hij had geleefd. De begrafenis, gepland als een intieme plechtigheid, zag niettemin een massale toeloop: Franks talloze vrienden wilden hem nog een laatste groet en een laatste hulde brengen.... Er wordt in een ‘In Memoriam’ verwacht dat enkel de goede zijden worden belicht en de minder gunstige karaktertrekken verdoezeld of met de sluier der naastenliefde bedekt gelaten. Dit laatste is voor Frank van den Wijngaert overbodig. Hij had ongetwijfeld zijn zwakheden, zoals wij allen, maar als hij er bezat, dan waren ze zo miniem dat ze onbemerkt bleven. Gedurende al de jaren dat we het genoegen hadden met hem samen te werken, hebben we zijn goedhartigheid, zijn welwillendheid, zijn vriendelijkheid nooit in gebreke gevonden. Hij was een goed man en een trouwe vriend. Met hem is tevens een prominente figuur uit de Antwerpse kultuurwereld verdwenen: een gevoelig dichter en esteet, een bevoegd kunstcriticus, een gedegen kunsthistoricus, een voortreffelijke conservator. Collega G. Schmook heeft enkele maanden geleden, ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van van den Wijngaert, op de hem De Gulden Passer. Jaargang 40 2 eigen originele en literaire wijze, zijn vriend ten voeten uit getekend en hem gesitueerd in zijn Antwerps milieu1., hierbij vooral de figuur van de dichter en esteet belichtend. Voor dit facet van van den Wijngaert's persoonlijkheid verwijzen we dan ook naar deze briljante evokatie, al zullen we in deze regels de literaire productie eveneens met enkele vluchtige toetsen pogen aan te geven: het wezen van een mens vormt een in elkaar vervlochten geheel, dat zich niet zomaar laat uiteenrafelen in geïsoleerde fragmenten. Frank van den Wijngaert werd geboren te Kontich op 29 januari 1901. Na de eerste wereldoorlog trad hij in dienst van de stad Antwerpen. Administratie en kantoorwerk spraken maar weinig tot zijn verbeelding en gemoed, doch gewetensvol vervulde hij zijn taak - om na de bureeluren te ontvluchten in een geestelijk en kultureel meer geladen leven. Reeds in 1917, amper 16 jaar oud, had hij met enkele verzen gedebuteerd in ‘Vlaamsch leven’. Na de oorlog, opgenomen in de kring van ‘Lumière’, zou hij in dicht en proza zijn pacifistische humanitaire gevoelens en zijn estetische beleven vertolken in talloze tijdschriftartikels en in een reeks verzenbundels, romans en novellen: De derde nacht (1920), Belijdenis (1921), De Schuld (1922), Boksmatch (1926), De Lift (1928), Kaleidoscoop (1929), Fik Demers' overwinning in Parijs-Brussel (1931). De run naar de eeuwige finaal zou in 1934 deze literaire activiteit besluiten. Inmiddels had hij zich in nieuwe richtingen bewogen. Als esteet had hij zijn literaire werken ook naar de vorm willen hullen in een nieuw en verfijnd kleed. Zijn kennismaking met de andere jonge naoorlogse literaire en artistieke beeldenstormers leidde tot een vruchtbare samenwerking: Joris Minne (De Derde nacht, 1920; Belijdenis, 1921; De Schuld, 1922) en Henri Van Straten (Boksmatch, 1926), later Hans Orlowski (Kaleidoscoop, 1929) en Antoon Herckenrath (De run naar de eeuwige finaal, 1934) luisterden zijn werk op met hun houtsneden. Door hun contact en door de eigen innerlijke estetische drang 1. G. Schmook, ‘Frank van den Wijngaert. Hulde aan een gezamenlijk oeuvre’, in: Noordgouw, cultureel tijdschrift van de provincie Antwerpen, I, 1961, blz. 1-5. De Gulden Passer. Jaargang 40 3 voelde van den Wijngaert zich onweerstaanbaar aangetrokken tot de wondere wit-zwartwereld van de grafische kunst: reeds in 1927 brengt hij zijn belangwekkende overzicht De moderne Vlaamsche houtsnijkunst. In dezelfde jaren werpt hij zich op als adept van Henry Van de Velde en geeft in Nederlandse vertaling diens Formules van een moderne Esthetiek (1928) en De drievoudige smaad aan de schoonheid (1931). Een andere zwart-witkunst betovert hem tijdelijk: de film. Hij geeft voordrachten en lezingen, schrijft beschouwingen en kommentaren, neemt de leiding van een kleine schare enthoesiasten, maar de clubs die worden gesticht - ‘De Cirkel’ (1928) en ‘De Antwerpsche Kinemaklub’ (1931) - stranden op de onverschilligheid van het groot publiek. Deze interesse zal enkele jaren later nog een neerslag vinden in de brochure De Film (1938). Maar inmiddels had van den Wijngaert met herwonnen liefde zich terug gekeerd tot de grafische kunst: respectievelijk in 1935 en 1937 wijdde hij aan zijn vrienden, de houtsnijders Joris Minne en Hans Orlowski, een biografische-estetische studie. In die jaren 1936-1937 plaatst zich tevens een groot keerpunt in zijn leven. De administratie had hem nimmer bekoord, en toen de kans zich aanbood om van Stadswerken over te gaan naar het pas opgerichte Stedelijk Prentenkabinet, greep hij deze met beide handen aan: in mei 1936 vatte hij zijn dienst aan in het Prentenkabinet, om reeds met ingang van 1 januari 1937 te worden bevorderd tot adjunct-conservator. De belangstelling voor verskunst, roman en film ebde weg: de grafische kunst en de studie van de grafische kunst werden van een hobby-voor-na-de-bureel-uren een integrerend element van zijn leven. De nieuwe stromingen en de tijdgenoten-kunstenaars bleven zijn belangstelling gaande maken en inspireerden hem tot een aantal belangwekkende studies en essays, maar het dagelijkse contact met de schatkamers van het Prentenkabinet en het Museum Plantin-Moretus zou hem eveneens naar het verleden voeren, naar de tijd toen de Vlaamse meesters de Europese grafiek overheersten. Een lange reeks gedegen en gestoffeerde verhandelingen zagen het licht over Rubens en Van Dyck, en over de graveursscholen rond Plantin De Gulden Passer. Jaargang 40 4 en Rubens; belangrijke, vitale bijdragen tot de Vlaamse glanstijd van de 16e-17e eeuw, die de specialisten nog elke dag ter hand dienen te nemen. Van den Wijngaert kreeg, van midden 1940 af, de feitelijke leiding van het Prentenkabinet in handen, in afwachting dat hij met ingang van 1 januari 1945 werd benoemd tot conservator van de instelling. Functie die hij heeft waargenomen tot het ogenblik, in september 1959, waarop hij, om gezondheidsredenen, zijn oppensioenstelling bekwam. Van 1 januari 1945 tot januari 1950 was hij tevens waarnemend conservator van het Museum Plantin-Moretus. Deze aanstelling was in feite eveneens de consecratie van een reeds bestaande toestand: terwijl, tijdens de oorlogsjaren, conservator H. Bouchery als een cerberus de Antwerpse kunstschatten, opgeborgen in het kasteel van Lavaux-Sainte-Anne hoedde, waakte van den Wijngaert te Antwerpen zelf met niet minder zorg over het Plantijnse huis. In bewogen omstandigheden heeft hij gedurende deze jaren de verantwoordelijkheid gedragen over de twee zo belangrijke kulturele instellingen. En hij heeft er van gemaakt wat er toen van te maken was. In de oorlogsjaren vormde het Prentenkabinet, dank zij de tentoonstellingen die er elkaar onophoudelijk opvolgden, een der weinige kulturele oasen in een sombere en doodse metropool. Toen na de bevrijding de vliegende bommen begonnen neer te komen op de Scheldestad, bleef van den Wijngaert op zijn post en streed met de inzet van zijn ganse persoon voor het behoud van de aan zijn zorgen toevertrouwde schatten. Men leze in zijn Glorie en nood van het Plantijnsche huis de bladzijden gewijd aan die dramatische ogenblikken toen op 2 januari 1945 een V2 de Vrijdagmarkt in een puinhoop herschiep en het Plantijnse huis zwaar beschadigde. Na de ramp droeg hij, samen met de bevoegde stadsdiensten, de verantwoordelijkheid voor de eerste restauratiewerken. De indiensttreding in januari 1950 van een nieuwe conservator en adjunct-conservator van het Museum Plantin-Moretus, ontsloeg hem van deze zorg, maar vrijwel onmiddellijk hierop werd hem een nieuwe taak toevertrouwd: de leiding van het zo pas in het stadspatrimonium overgegane Museum Smidt Van Gelder. Met De Gulden Passer. Jaargang 40 5 toewijding en liefde heeft hij zich ook van deze moeilijke en delicate opdracht gekweten, en, samen met ridder Smidt Van Gelder, de opstelling verzorgd, de inventaris opgesteld, een gids voor het publiek geschreven. En onder al die wetenschappelijke en administratieve activiteiten door, vond hij nog tijd en gelegenheid om ten allen kante voordrachten en lezingen te houden, tentoonstellingen te organiseren (denken we o.m. aan de grote Van Dyck-tentoonstelling van 1949, een der voornaamste internationale kunstmanifestaties van het jaar!) of in te leiden; een actieve rol te spelen in talrijke Antwerpse kulturele verenigingen (hij was o.m.
Recommended publications
  • Download Full Article in PDF Format
    Serpents buveurs d’eau, serpents œnophiles et serpents sanguinaires : les serpents et leurs boissons dans les sources antiques Jean TRINQUIER* ENS Ulm, AOROC-UMR 8546 CNRS-ENS. [email protected] Trinquier J. 2012. Serpents buveurs d’eau, serpents œnophiles et serpents sanguinaires : les serpents et leurs boissons dans les sources antiques. Anthropozoologica 47.1 : 177-221. Les serpents ont-ils soif ? Que boivent-ils ? À ces deux questions, les sources antiques ap- portent des réponses contrastées, qui tantôt valent pour tous les ophidiens, tantôt seule- ment pour certaines espèces. D’un côté, les serpents passaient pour des animaux froids, et on concluait logiquement qu’ils n’avaient pas besoin de beaucoup boire, une déduction confirmée par l’observation de spécimens captifs ; telle était notamment la position d’Aris- tote. D’un autre côté, les serpents venimeux, en particulier les Vipéridés, étaient volontiers MOTS CLÉS mis en rapport avec le chaud et le sec, en raison tant de leur virulence estivale que des effets physiologie composition assoiffants de leur venin ; ils étaient plus facilement que d’autres décrits comme assoiffés, crase ou amateurs de vin, le vin étant lui aussi considéré comme chaud et sec. Un autre serpent toxicologie assoiffé est le python des confins indiens et éthiopiens, censé attaquer les éléphants pour épistémologie légendes les vider de leur sang à la façon d’une sangsue. À travers ces différents cas, la contribution vin étudie la façon dont s’est élaborée dans l’Antiquité, à partir d’un stock disparate de données sang serpents géants légendaires, de représentations mythiques et d’observations attentives, une réflexion sur la vampire crase des différentes espèces d’ophidiens.
    [Show full text]
  • California Virtual Book Fair 2021
    Bernard Quaritch Ltd 50 items for the 2021 Virtual California Book Fair BERNARD QUARITCH LTD 36 Bedford Row, London, WC1R 4JH tel.: +44 (0)20 7297 4888 fax: +44 (0)20 7297 4866 email: [email protected] web: www.quaritch.com Front cover image from item 20. LALIEU, Paul and Nicolas Joseph BEAUTOUR. P[hiloso]phia particularis Inside cover background from item 8. [CANONS REGULAR OF THE LATERAN]. Regula et constitutiones Canonicorum Regularium Last page images from item 13. [CUSTOMARY LAW]. Rechten, ende costumen van Antwerpen. and item 29. MARKHAM, Cavalarice, or the English Horseman Bankers: Barclays Bank PLC 1 Churchill Place London E14 5HP Sort code: 20-65-90 Account number: 10511722 Swift code: BUKBGB22 Sterling account: IBAN: GB71 BUKB 2065 9010 5117 22 Euro account: IBAN: GB03 BUKB 2065 9045 4470 11 U.S. Dollar account: IBAN: GB19 BUKB 2065 9063 9924 44 VAT number: GB 322 4543 31 ALDROVANDI'S QUADRUPEDS IN FIRST EDITION 1. ALDROVANDI, Ulisse. De quadrupedibus solidipedibus volume integrum … cum indice copiosissimo. Bologna, Vittoria Benacci for Girolamo Tamburini, 1616. [with:] Quadrupedum omnium bisulcorum historia … ucm indice copiosissimo. Bologna, Sebastiano Bonomi for Girolamo Tamburini, 1621. [and:] De quadrupedibus digitatis viviparis libri tres, et de quadrupedibus digitatis oviparis libri duo … cum indice memorabiliumetvariarumlinguarumcopiosissimo. Bologna,NicolaoTebaldiniforMarcoAntonioBernia,1637. 3 vols, folio, pp. 1: [8], 495, [1 (blank)], [30], [2 (colophon, blank)], 2: [11], [1 (blank)], 1040, [12], 3: [8], 492, ‘495-718’ [i.e. 716], [16];eachtitlecopper-engravedbyGiovanniBattistaCoriolano,withwoodcutdevicestocolophons,over200largewoodcutillustrations (12, 77, and 130 respectively), woodcut initials and ornaments; a few leaves lightly foxed and occasional minor stains, a little worming to early leaves vol.
    [Show full text]
  • Bulletin De La Sabix, 39 | 2005 Géodésie, Topographie Et Cartographie 2
    Bulletin de la Sabix Société des amis de la Bibliothèque et de l'Histoire de l'École polytechnique 39 | 2005 André-Louis Cholesky (1875-1918) Géodésie, topographie et cartographie C. Brezinski Édition électronique URL : http://journals.openedition.org/sabix/525 DOI : 10.4000/sabix.525 ISSN : 2114-2130 Éditeur Société des amis de la bibliothèque et de l’histoire de l’École polytechnique (SABIX) Édition imprimée Date de publication : 1 décembre 2005 Pagination : 32 - 66 ISBN : ISSN N° 2114-2130 ISSN : 0989-30-59 Référence électronique C. Brezinski, « Géodésie, topographie et cartographie », Bulletin de la Sabix [En ligne], 39 | 2005, mis en ligne le 07 décembre 2010, consulté le 21 décembre 2020. URL : http://journals.openedition.org/ sabix/525 ; DOI : https://doi.org/10.4000/sabix.525 Ce document a été généré automatiquement le 21 décembre 2020. © SABIX Géodésie, topographie et cartographie 1 Géodésie, topographie et cartographie C. Brezinski 1 La géodésie s’occupe de la détermination mathématique de la forme de la Terre. Les observations géodésiques conduisent à des données numériques : forme et dimensions de la Terre, coordonnées géographiques des points, altitudes, déviations de la verticale, longueurs d’arcs de méridiens et de parallèles, etc. 2 La topographie est la sœur de la géodésie. Elle s’intéresse aux mêmes quantités, mais à une plus petite échelle, et elle rentre dans des détails de plus en plus fins pour établir des cartes à différentes échelles et suivre pas à pas les courbes de niveau. La topométrie constitue la partie mathématique de la topographie. 3 La cartographie proprement dite est l’art d’élaborer, de dessiner les cartes, avec souvent un souci artistique.
    [Show full text]
  • Thirty-Fifth Review of the Council's Work : 1 January — 31 December 1987
    General Secretariat of the Council of the European Communities THIRTY-FIFTH REVIEW OF THE COUNCIL'S WORK 1 JANUARY — 31 DECEMBER 1987 General Secretariat of the Council of the European Communities THIRTY-FIFTH REVIEW OF THE COUNCIL'S WORK 1 JANUARY — 31 DECEMBER 1987 This publication is also available in: ES ISBN 92-824-0596-6 DA ISBN 92-824-0597-4 DE ISBN 92-824-0598-2 GR ISBN 92-824-0599-0 FR ISBN 92-824-0601-6 IT ISBN 92-824-0602-4 NL ISBN 92-824-0603-2 FT ISBN 92-824-0604-0 Cataloguing data can be found at the end of this publication Office for Official Publications of the European Communities, 1989 ISBN 92-824-0600-8 Catalogue number: BX-53-88-172-EN-C © ECSC-EEC-EAEC, Brussels · Luxembourg, 1988 Printed in the FR of Germany Contents Introduction 5 CHAPTER I — Work of the institutions 11 A — Council 11 Β — Institutional affairs 13 C — Parliamentary affairs 17 D — Court of Justice 29 E — Economic and Social Committee 29 F — Conventions 30 CHAPTER II — Internal market 31 A — Free movement of goods and approximation of legislation — Customs union — Industrial policy — Iron and steel industry ... 31 Β — Right of establishment and freedom to provide services 41 C — Intellectual property 44 CHAPTER III — Economic and social policy 47 A — Economic, financial and tax questions and export credits 47 Β — Social policy 52 C — Regional policy 58 D — Development of a Community energy policy 61 E — Transport 68 F — Research 76 G — Environment 79 H — Health 85 I — Other matters 89 CHAPTER IV — External relations and relations with the Associated
    [Show full text]
  • Official Journal C33 Volume 43 of the European Communities 5 February 2000
    ISSN 0378-6986 Official Journal C33 Volume 43 of the European Communities 5 February 2000 English edition Information and Notices Notice No Contents Page I Information Commission 2000/C 33/01 Euro exchange rates ................................................................. 1 2000/C 33/02 Prior notification of a concentration (Case COMP/M.1813 Industri Kapital (Nord- kem)/Dyno ASA) (1) ................................................................. 2 2000/C 33/03 Prior notification of a concentration (Case COMP/M.1840 KKR/Bosch Telecom Private Networks) (1) ........................................................................ 3 2000/C 33/04 Prior notification of a concentration (Case COMP/M.1802 Unilever/Amora-Maille) (1)4 2000/C 33/05 Prior notification of a concentration (Case COMP/M.1841 Celestica/IBM) (1) ........ 5 2000/C 33/06 State aids Invitation to submit comments pursuant to Article 88(2) of the EC Treaty, concerning aid C 74/99 (ex NN 65/99) France Development aid to Saint-Pierre- et-Miquelon (Shipbuilding) (1) ........................................................ 6 2000/C 33/07 Authorisation for State aid pursuant to Articles 87 and 88 (ex Articles 92 and 93) of the EC Treaty Cases where the Commission raises no objections (1) .................... 9 II Preparatory Acts ....... EN 1 (1) Text with EEA relevance (Continued overleaf) Notice No Contents (continued) Page III Notices European Parliament 2000/C 33/08 Decision ............................................................................ 12 EN SALES AND SUBSCRIPTION PRICES Annual subscription (including normal postage) Single copies (**) OJ Supplement L + C' (Notices and public L + C' EUR-Lex contracts) Recruitment _ _ paper CD-ROM calendar year 2000 1 32 33 64 More than Price version monthly notices pages pages 64 pages (*) edition (**) CD-ROM CD-ROM (cumulative) daily twice edition weekly _ _ _ _ _ _ Price determined case EUR 840, 144, 30, 492, 204, 6,50 13, by case Special mailing charges are invoiced separately.
    [Show full text]
  • Formatted Thesis Christina Wagner
    JAMES AND SHAKESPEARE: UNIFICATION THROUGH MAPPING CHRISTINA WAGNER Bachelor of Arts in English Cleveland State University May 2012 Submitted in partial fulfillment of requirements for the degree MASTERS OF ARTS IN ENGLISH at CLEVELAND STATE UNIVERSITY May 2015 We hereby approve this thesis of Christina Wagner Candidate for the Master of Arts in English degree for the Department of ENGLISH and the CLEVELAND STATE UNIVERSITY College of Graduate Studies by _________________________________________________________________________ Thesis Chairperson, Dr. James J. Marino _________________________________________ Department & Date _________________________________________________________________________ Thesis Committee Member, Dr. Rachel K. Carnell _________________________________________ Department & Date _________________________________________________________________________ Thesis Committee Member, Dr. Gary R. Dyer _________________________________________ Department & Date Student’s Date of Defense: May 4, 2015 DEDICATION This thesis is dedicated to all who wander. JAMES AND SHAKESPEARE: UNIFICATION THROUGH MAPPING CHRISTINA WAGNER ABSTRACT The art of exploration became an important aspect of theater in early modern England. Exploration is typically done through the utilization of a map. The map scene in Lear provides a focal point to peer into the political ventures of King James I. As a proponent for peace, James both unified and divided his kingdom of Great Britain and Ireland through the use of cartography as a way to show the aspirations of a king. Lear, in dividing his kingdom between his three daughters, shows Shakespeare’s careful strategic planning of the division of a kingdom and what that means in early modern England. While the map scene in Lear forces us to look more closely at the land that is represented on the map, the scene also forces us to look at how the land is represented on the map.
    [Show full text]
  • Museum Plantin- Moretus
    MUSEUM PLANTIN- MORETUS GROUND FLOOR STAIRCASE WELCOME Welcome to the Plantin-Moretus Museum. This was the home and workplace of Chris- tophe Plantin and the Moretus family. For 300 years books were the heart and soul of this place, and they still are. Who lived here? Who worked here? What exactly did they print? What kind of know- ledge and ideas travelled from the house to the four corners of the world, beyond the frontiers of Europe? Downstairs you will meet Christophe Plan- tin: forefather, businessman, manager, hu- manist* and printer. Upstairs you can have a close look at the beautiful books that were printed in this house, from richly illustra- ted bibles to simple almanacs. Here and there you will see reproduc- tions of books that were printed on the premises. They are for you to pick up and enjoy. We wish you a pleasant visit. * From A to Z Humanism? Folio or quarto? What is a breviary? A number of terms need to be explained. At the back of the visitor guide 7 you will find a glossary. THE SMALL DRAWING ROOM 1 THE GOLDEN COMPASSES A 17th-century traveller describes the hous- es of wealthy Antwerp citizens as ‘...solid and constructed with good materials. They are beauti- ful too because they are built in long and straight lines. The entrance gates are adorned with car- vings and in the gardens there are sculptures.’ The Plantin-Moretus Museum is an exam- ple of such a solid and well-built house belonging to an affluent Antwerp family. It contains more than 30 rooms.
    [Show full text]
  • I After Conversion
    i After Conversion © García-Arenal, 2016 | doi 10.1163/9789004324329_001 This is an open access chapter distributed under the terms of the CC-BY-NC-ND License. Mercedes García-Arenal - 978-90-04-32432-9 Downloaded from Brill.com06/07/2019 07:07:11PM via Library of Congress ii Catholic Christendom, 1300–1700 Series Editors Giorgio Caravale, Roma Tre University Ralph Keen, University of Illinois at Chicago J. Christopher Warner, Le Moyne College, Syracuse The titles published in this series are listed at brill.com/cac Mercedes García-Arenal - 978-90-04-32432-9 Downloaded from Brill.com06/07/2019 07:07:11PM via Library of Congress iii After Conversion Iberia and the Emergence of Modernity Edited by Mercedes García-Arenal LEIDEN | BOSTON Mercedes García-Arenal - 978-90-04-32432-9 Downloaded from Brill.com06/07/2019 07:07:11PM via Library of Congress iv This is an open access title distributed under the terms of the CC-BY-NC-ND License, which permits any non-commercial use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author(s) and source are credited. The Library of Congress Cataloging-in-Publication Data is available online at http://catalog.loc.gov LC record available at http://lccn.loc.gov/ Want or need Open Access? Brill Open offers you the choice to make your research freely accessible online in exchange for a publication charge. Review your various options on brill.com/brill-open. Typeface for the Latin, Greek, and Cyrillic scripts: “Brill”. See and download: brill.com/brill-typeface. issn 2468-4279 isbn 978-90-04-32431-2 (hardback) isbn 978-90-04-32432-9 (e-book) Copyright 2016 by the Editor and the Authors.
    [Show full text]
  • Download PDF Van Tekst
    De Gulden Passer. Jaargang 74 bron De Gulden Passer. Jaargang 74. Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen 1996 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gul005199601_01/colofon.php © 2016 dbnl i.s.m. 5 [De Gulden Passer 1996] Woord vooraf Met het overlijden van Christoffel Plantijn op 1 juli 1589 kwam zijn befaamde Gulden Passer te Antwerpen in handen van Jan I Moretus. Deze meest geliefde onder zijn vier schoonzonen begon na het overlijden van Plantijns weduwe, Jeanne Rivière, in 1596 volledig op eigen krachten te werken als drukker-uitgever. Als hardwerkend en talentvol zakenman werd hij de belangrijkste drukker van de Contrareformatie in de Nederlanden en kon hij bij zijn overlijden in 1610 de Officina als een zeer bloeiend bedrijf van internationaal formaat nalaten aan zijn zonen Balthasar I Moretus en Jan II Moretus. Als fijnzinnnig estheet en humanistisch geschoold intellectueel synthetiseerde Balthasar I Moretus een bijzondere zin voor vormperfectie met een brede belangstelling voor cultuur. Met de steun van zijn school- en huisvriend P.P. Rubens kon hij zich het predicaat verwerven van ‘inventor’ van het barokboek, een creatie die naar de vorm internationaal toonaangevend bleef tot in de tweede helft van de 17de eeuw. Met hun productie van vele fraaie en nog belangwekkende specimina gaven zowel Jan I als Balthasar I Moretus ieder naar eigen aard en inzicht de Officina Plantiniana nieuwe impulsen. Daardoor kon het bedrijf tot ver in de 18de eeuw zijn rang behouden onder de grootste firma's van het internationale boekbedrijf. Het is dan ook aan het zakentalent en doorzicht van Jan I Moretus en de bijzondere intellectuele en artistieke oriëntatie van zijn zoon Balthasar I te danken dat de Gulden Passer zich in de eerste helft van de 17de eeuw verder kon consolideren als eersterangsbedrijf op het internationale forum van uitgevers en boekproducenten.
    [Show full text]
  • Carta Latina Inédita De Benito Arias Montano a Gilberto Genebrardo (BNE, Ms
    Ágora. Estudos Clássicos em debate ISSN: 0874-5498 [email protected] Universidade de Aveiro Portugal DÁVILA PÉREZ, ANTONIO Pro hebraicis exemplaribus et lingua: carta latina inédita de Benito Arias Montano a Gilberto Genebrardo (BNE, Ms. 149) Ágora. Estudos Clássicos em debate, núm. 17.1, 2015, pp. 337-412 Universidade de Aveiro Aveiro, Portugal Disponible en: http://www.redalyc.org/articulo.oa?id=321037736011 Cómo citar el artículo Número completo Sistema de Información Científica Más información del artículo Red de Revistas Científicas de América Latina, el Caribe, España y Portugal Página de la revista en redalyc.org Proyecto académico sin fines de lucro, desarrollado bajo la iniciativa de acceso abierto Pro hebraicis exemplaribus et lingua: carta latina inédita de Benito Arias Montano a Gilberto Genebrardo (BNE, Ms. 149) 1 Pro hebraicis exemplaribus et lingua: an unpublished Latin letter from Benito Arias Montano to Gilbert Genebrard (BNE, Ms. 149) ANTONIO DÁVILA PÉREZ2 (Universidad de Cádiz – España) Abstract: This article presents the first critical edition and translation into a modern lan‐ guage of a Latin letter from the Spanish humanist Benito Arias Montano (ca. 1525/1527‐ 1598), director of the Antwerp Polyglot Bible, to the French Hebraist Gilbert Genebrard (1535‐‐1597). The writing is an in‐depth apology of the Hebrew language and the Hebrew original of the Bible. In the introductory study, the author presents the background of this undated document, contextualizes the letter within the whole correspondence of Arias Montano and proposes a dating. The importance of this letter lies in the fact that it is a key piece to reconstruct both the personal controversy between Arias Montano and Wilhelmus Lindanus, regarding the Antwerp Polyglot Bible, and the 16th century debates between supporters and opponents of the Hebrew original of the Holy Scripture.
    [Show full text]
  • Plantin's Relations with Hendrik Niclaes
    PLANTIN’S RELATIONS WITH HENDRIK NICLAES “ To what extent would our view of Plantin change if we knew all the facts relating to his career? To give a conclusive answer to this question is impossible. Despite the unique contents of his archives and the abundance of information they contain we must fear that a number of his dealings will always remain undocumented. That the proto-typographer of King Philip ii had a hand in clandestine activities is certain. Well over a century ago, it became clear that he did not always bide by the rules imposed by Church and state. Ever since then his relations with ‘heretics’ such as Hendrik Niclaes and Hendrik Jansen Barrefelt (Hiël) have been the subject of both serious study and much speculation.1 In the course of time Plantin has been attributed with an ever greater role within the Family of Love – so much so that some scholars have even regarded him as a leading figure in this sectarian movement.2 The development of these and other far too extreme views was made possible by the all but total lack of reliable sources concerning the nature and range of Plantin’s clandestine activities. The small quantity of authentic information that survives 1 In writing this article I have assumed that the reader is acquainted with the state of research as it is presented in L. Voet, The Golden Compasses. A history and evaluation of the printing and publishing activities of the Officina Plantiniana at Antwerp, 2 vols. (Amsterdam/London/New York 1969-72), hereafter cited as Voet GC, esp.
    [Show full text]
  • Thirty-Fourth Review of the Council's Work : 1 January — 31 December
    General Secretariat of the Council of the European Communities THIRTY-FOURTH REVIEW OF THE COUNCIL'S WORK 1 JANUARY — 31 DECEMBER 1986 [/UH« 1 1.1« General Secretariat of the Council of the European Communities THIRTY-FOURTH REVIEW OF THE COUNCIL'S WORK 1 JANUARY — 31 DECEMBER 1986 This publication is also available in: ES ISBN 92­824­0430­7 DA ISBN 92­824­0431­5 DE ISBN 92­824­0432­3 GR ISBN 92­824­0433­1 FR ISBN 92­824­0435­8 IT ISBN 92­824­0436­6 NL ISBN 92­824­0437­4 PT ISBN 92­824­0438­2 Cataloguing data can be found at the end of this publication Office for Official Publications of the European Communities, 1988 ISBN 92­824­0434­X Catalogue number: BX­48­87­961­EN­C © ECSC­EEC­EAEC, Brussels ■ Luxembourg, 1987 Printed in the FR of Germany Contents Introduction 7 Chapter I — Work of the institutions 13 A — Council 13 Β — Institutional affairs 15 C — Parliamentary affairs 16 D — Court of Justice 28 E — Economic and Social Committee 29 F — Conventions 29 G — Information policy 30 Chapter II — Freedom of movement and common rules 31 A — Free movement of goods — Customs union — Rules of com­ petition — Industrial policy and approximation of legislation — Iron and steel industry 31 Β —Right of establishment and freedom to provide services .... 41 C — Intellectual property 45 Chapter III — Economic and social policy 47 A — Economic, financial and fiscal questions and export credits . 47 Β — Social policy 53 C — Regional policy 58 D — Development of a Community energy policy 60 E — Transport 69 F — Research 76 G — Environment 79 H — Other
    [Show full text]