Hoofdstuk 2 - Vertrouwen in Een Onzekere Toekomst Bespreekbaarheid En De Uitbouw Van Het Zorgstelsel (1960-1970)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Het onafhankelijkheidssyndroom: Een cultuurgeschiedenis van het naoorlogse Nederlandse zorgstelsel van Klaveren, C.J. Publication date 2015 Document Version Final published version Link to publication Citation for published version (APA): van Klaveren, C. J. (2015). Het onafhankelijkheidssyndroom: Een cultuurgeschiedenis van het naoorlogse Nederlandse zorgstelsel. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:29 Sep 2021 Hoofdstuk 2 - Vertrouwen in een onzekere toekomst Bespreekbaarheid en de uitbouw van het zorgstelsel (1960-1970) Inleiding: de grens der menselijke vrijheid Het moet in de winter van 1965 geweest zijn dat de Amersfoortse huisarts W.J. van der Hooft een bezoek bracht aan een van zijn patiënten, een bejaarde alleenstaande man. De patiënt was een dwangmatig verzamelaar, en leefde te midden van minstens dertig jaargangen aan oude kranten. Zijn hele huis was sterk vervuild; de oude kranten lagen in stapels om hem heen, aangevuld met allerlei andere vodden en prullaria. Om zich warm te houden had de man een gaskomfoor in de woonkamer geplaatst, dat zich gevaarlijk dicht bij enkele krantenstapels bevond. Het was niet voor het eerst dat Van der Hooft in aanraking kwam met een ‘asociaal levend mens’, zoals hij zijn patiënt typeerde. Hoewel hij de hele situatie uiterst ongewenst en ronduit gevaarlijk vond, wist hij niet wat hem als huisarts te doen stond. Hij besloot zijn probleem voor te leggen aan zijn collega’s, en deed dat in een artikel in het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde, onder de titel ‘De grens der menselijke vrijheid’. Daar beschreef hij zijn dilemma: De heer A. wil vrij zijn en precies doen waar hij zelf zin in heeft, hij voelt zich gelukkig te midden van de grootste rommel. Wij vinden dat hij moet leven als de doorsnee landgenoot en vooral geen gevaar mag zijn voor zijn medemensen. Hebben we het recht om deze man te dwingen? Moet een moderne samenleving zoiets laten voortbestaan?181 Het artikel verleidde redactielid C.J. Goudsmit, deskundige op het terrein van gezondheidsrecht, tot een redactioneel commentaar. Hij concludeerde dat een gedwongen opname alleen in het belang van het individu zelf in Nederland onaanvaardbaar was, en vervolgde: ‘Want niets is gevaarlijker dan een bij enige overheid berustende bevoegdheid tot het ontnemen van de vrijheid zonder dat van inbreuken tegen de maatschappelijke veiligheid, van zeer ernstig gevaar voor anderen of van geestelijke stoornis is gebleken.’182 Ook de redactie Medisch Contact schonk aandacht aan het onderwerp en nam een korte samenvatting van Van der Hoofts artikel en Goudsmits reactie op in haar eigen blad.183 Het was in 1966 gebruikelijk geworden dat artsen dit soort medisch ethische dilemma’s aan hun collega’s voorlegden. Tien jaar eerder zou een dergelijk artikel nog vrijwel ondenkbaar zijn. Het was toen nog hoogst ongebruikelijk om medisch ethische dilemma’s überhaupt aan collega’s voor te leggen, laat staan in 181 W. J. van der Hooft, ‘De grens der menselijke vrijheid’ TvSG 44:3 (1966) 66-67. 182 C.J. Goudsmit, ‘De grens der menselijke vrijheid’ TvSG 44:3 (1966) 65. 183 ‘Grens der menselijke vrijheid’ MC 21: 8 (1966) 180-181. Het artikel leverde één ingezonden brief op, waarin de auteur stelt dat patiënten in geen geval tegen hun zin in behandeld mogen worden. J.A.P.M. Kuijpers, ‘Gevaren aan de WAO’ MC 21:10 (1966) 241. 64 een openbaar tijdschrift. Tot 1960 kwam openlijke twijfel over medisch-ethische onderwerpen vrijwel niet voor in de medische bladen.184 In de verschillende bijdragen over de dwangmatige verzamelaar waren de auteurs zeer terughoudend om de man van zijn individuele keuzevrijheid te beroven, ook als die zijn eigen gezondheid in gevaar bracht. Ook daarin maakten zij andere keuzes dan tot voor kort gangbaar was. Gesteld dat een dergelijke discussie in de jaren vijftig zou hebben plaatsgevonden, dan zou niet keuzevrijheid, maar de verantwoordelijkheid van arts en patiënt jegens de samenleving het uitgangspunt zijn geweest. In 1955 adviseerde de Utrechtse hoogleraar psychiatrie Rümke nog onomwonden dat (demente) bejaarden weliswaar zo lang mogelijk thuis moesten blijven wonen, maar dat verwaarlozing of brandgevaar zeker dwingende indicaties vormden voor opname.185 Vrijheid ging in de jaren vijftig niet samen met onverantwoordelijk gedrag.186 Ook Van der Hoofts notie dat een ‘moderne samenleving’ weleens andere antwoorden op dit soort vraagstukken zou kunnen geven dan in eerdere tijden het geval was, zou in de jaren vijftig menige wenkbrauw hebben doen rijzen, zeker onder artsen. De juiste ethische opvattingen kon men putten uit eigen geloofsovertuiging, of waren anders na te slaan in het handzame blauwe boekje Medische Ethiek dat de NMG in 1936 uitbracht.187 Hoe valt te begrijpen dat artsen in enkele jaren tijd met deze traditie braken en openlijk met elkaar discussieerden over het belang van keuzevrijheid van patiënten in een moderne samenleving? De veranderde omgang met medische ethiek was typerend voor een cultuurverandering in de Nederlandse samenleving die grote gevolgen zou hebben voor de opbouw van de verzorgingsstaat. Die cultuurverandering lag niet alleen in het feit dat voorheen stilgehouden onderwerpen nu besproken werden, maar vooral in het belang dat aan die ‘bespreekbaarheid’ gehecht werd. Open discussie moest de dominante groepsnormen en de stilzwijgende verdeeldheid in de Nederlandse samenleving doorbreken. Dat zou burgers de vrijheid geven zichzelf los van knellende groepsverbanden of tradities te ontplooien, en bood perspectief op vormen van sociale zekerheid die tot voor kort onbespreekbaar waren, zoals een volksverzekering tegen alle ziektekosten. In de jaren zestig zou het stelsel van sociale zekerheid in wetten worden vastgelegd en leek ook een volksverzekering tot de mogelijkheden te behoren. Nog altijd werd gezocht naar een balans tussen rechten en verantwoordelijkheden, maar de notie van sociale rechten had duidelijk aan invloed gewonnen. Aan de andere kant van de balans onderging ook de lading van ‘eigen verantwoordelijkheid’ een gedaanteverandering. Waar in de jaren vijftig eigen verantwoordelijkheid nog groepsgewijs beleefd werd en de nadruk lag op maatschappelijk plichtsbesef en autonomie, werd die eigen verantwoordelijkheid in de jaren zestig tot een 184 Ter illustratie: Medisch Contact, in de loop van de jaren zestig hét discussieforum onder artsen, telde in 1960 slechts 2 en in 1961 3 pagina’s die gewijd waren aan medische ethiek; in 1969 waren dat er 42, plus nog eens ruim 40 pagina’s specifiek over abortus provocatus. Gegevens ontleend aan G.C. Heringa, ‘Gelukwensen en overpeinzingen bij de afsluiting van de 25ste jaargang van Medisch Contact’ MC 26:1 (1971) 5-9. 185 H.C. Rümke, ‘Psychiatrische aspecten der geriatrie’ MC 10:17 (1955) 280-287:281-282. 186 Vgl. Adrianne Dercksen en Loes Verplanke, Geschiedenis van de onmaatschappelijkheidsbestrijding in Nederland, 1914-1970 (Amsterdam: Boom 1987). 187 M. Colebrander (red.), Medische Ethiek (Amsterdam: NMG 1936). Medische Ethiek kreeg in 1941 een ongewijzigde herdruk. Het voorwoord vermeldde: ‘voor een herziening werd de tijd nog niet rijp geacht’. Het duurde vervolgens tot 1959 voordat een gewijzigde derde druk verscheen. 65 zaak van het individu, met een klemtoon op keuzevrijheid en zelfontplooiing. Het recht van de verwarde man op goede verzorging moest afgewogen worden tegen diens vrijheid om die verzorging te weigeren. Burgers waren pas werkelijk verantwoordelijk voor hun keuzes als ze vrij waren om eigen keuzes te maken. Die vrijheid was bovendien nodig om taboes bespreekbaar te maken en zo bij te dragen aan een betere samenleving, een betere wereld. In dit hoofdstuk volg ik artsen door de ‘kokende en gistende’ jaren zestig, toen zij zich geconfronteerd zagen met een samenleving ‘die bruist van veranderingen op alle gebied’.188 Ik laat zien hoe aanvankelijk omzichtige onderlinge gesprekken tussen artsen over medisch ethische onderwerpen in de tweede helft van de jaren zestig uitmondden in stevige discussies voor een breed publiek. Vervolgens beschrijf ik hoe artsen hun klassieke nobele plichten jegens de samenleving verruilden voor nieuwe vormen van engagement en zo andere verantwoordelijkheden voor zichzelf zagen weggelegd dan voorheen. Daarna volg ik met de artsen de politieke ontwikkelingen in de organisatie van het zorgstelsel. In de bestaande geschiedschrijving over de ontwikkeling van de naoorlogse verzorgingsstaat in de periode 1945- 1970 vertolkt het standaardwerk Zorg en de staat van de Amsterdamse socioloog Abram de Swaan de nog altijd dominante zienswijze: de jaren zestig vormden het hoogtepunt in de vorming van de zeer omvangrijke