PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] bron Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18]. Standaard Boekhandel, Brussel 1928 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_vla011192801_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. VII [Nummer 1/2] Inhoud I. - Bijdragen ALBERT K.: Evolutie en Revolutie 102 BERGHEN R.: De dood van Ferd. 225 Christly BRUNCLAIR V.J.: In memoriam Paul 139 Van Ostayen - Pelgrims in Avondland 294 - Pantalonnade 329 - Heil de Natte Vingerling 330 - Dorpsdans 330 BURSSENS G.: Ver verschiet 22 - Inkeer 23 - Laatste Zonsonderdgang 164 - De Mieren 292 - De Stroom 293 CELEN Dr V.: Achtiendeeuwsche 307 Gruwelspelen DAMBRE Dr O.: Psychologie van den 79 tachtiger - Otta Karrer 82 - Waardeering van Woordkunst 262 ELIAS Dr H.J.: Geschiedenis van 96 Zwitserland FRANCKEN F.: P. v. Ostayen voor en 165 na den oorlog GRAULS A.W.: Paul van Ostayen 173 GUIETTE Dr Rob.: De Roman-kunst 349 HALLEN Dr van der: Tony Bergmann 30 HOLDER Jan van: Zomernacht 29 INDESTEGE Dr L.: Het dramatisch en 209 biographisch werk van H. Roland-Holst Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] - De werken der laatste jaren 331 JOOSTENS P.: P. v. Ostayen herdacht 168 LEONARD Ed.: Bouwkunst 104 LIGETI P.: Het nieuw Pantheon 3 MARSMAN H.: De criticus Paul van 174 Oostayen MOENS W.: De dichter P. v. Ostayen en 175 de Studenten der Gentse Universiteit MULS J.: Jacob Smits 92 - Paul van Ostayen en de Stad 129 OSTAYEN P. van: Vier Proza's 42 - Het Dorp 47 - Nagelaten Gedichten 182 - Self-Defense 188 - Diergaarde voor Kinderen van nu 289 Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] VIII PEETERMANS Dr E.: Herinnering aan 170 Paul van Ostayen PERRON E. du: Beeld uit het Verleden 303 - Ander Beeld 303 - Wandeling zonder Maan 304 - Twintigste Eeuw 304 - Oproep 305 - De Bezitting 305 - De Dorpsschoone 306 - Platen aan den Wand 306 POTTELBERGH Prof. Dr R.: Het 254 Homerische Epos en de Hoogere Critiek RIDDER A. de: P. v. Ostayen als 179 Kunstkenner RUTTEN M.J.H.: Sello 317 - Woord en Wederwoord 317 - Blauwe Tuin 318 SCHAMELHOUT Dr G.: De oplossing 59 van het Vraagstuk der Nationaliteiten in de Sovjetunie TIMMERMANS F.: De Mageren 24 VLEESCHAUWER Prof. Dr H.J. de: Van 86 het Vlaamsch Thomisme - De laatste Kant-biografie 274 VOORT J. van de: De energetiese Basis 237 der algemeene Estetieka WAELE Dr E. de: K. Van Poucke en het 319 Klassicisme in de Zuid-Nederl. Beeldhouwkunst WEY J.J. van der: Het Friesche 108 Cultuurfeest WIJNGAERT F. van den: De Lift 48 ZIELENS Lode: Zangeres 345 Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] II. Besproken werken Amter E.: Docus uit de acht zaligheden 367 Aristarkos: Het voornemen der eeuwen 125 en de gemeente der verborgenheid Aster von: Geschichte der Englische 284 Philosophic Augustinus: Das Religiöse Leben 119 Auweleer Ward: De Ferde 126 Avermaete R.: Moderne kunstrekkingen 280 Bergmann: Der Geist der 19n 360 Jahrhunderts Boll-Bezold: Sternglaube und Sternen 113 deutung Bossche L. van den: Le Souffle qui 124 manque Boutroux E.: Des vérités éternelles 288 Brauer Dr Th.: Deutsche Sozialpolitik 284 und Deutsche Kultur Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] 1 Riekel: Die philosophie der Renaissance 286 Roelants M.: Komen en gaan 120 Brochet H.: De Meester bouwt u een huis 365 Brulez L.: Hollandische Philosophie 359 Buonatti: Le Modernisme catholique 115 Burckhard: Die Kultur der Renaissance 285 in Italien Caeymaex J.: Vertoeven 122 Colin H.: De la matière à la vie 111 Cresson A.: Les courants de la pensée 117 philisophique française Dambre Dr O.: De dichter Justus de 119 Harduyn Decoens A.: In 's Konings dienst 124 Delius von: Hegel 286 Eeckels C.: De gelukzalige Anna van den 283 H. Bartholomeus - St. Franciscus wereldvaart 366 Genechten B. van: Vlaanderens 366 ontwikkeling na den oorlog Goblot: Logique des Jugements de valeur 115 Granpré-Molière M.J.: De moderne 107 bouwkunst en hare beloften Grosemans H.: De azurenkust 126 Handel-Mazzetti E. von: Johann Christian 121 Günther Hasse Prof.: Schopenhauer 287 Havelaar J.: De nieuwe Mensen 364 Henskens J.: Voor de Mensen 111 Hullebroeck E.: Zuid-Afrika 125 Jacobs J.: Het Westvlaamsch van de 125 oudste Tijden tot Heden Jansen J.L.: Het smeekgebed in het 283 verlossingswerk Kalff Jr Dr G.: Frederik van Eeden. 79 Psychologie van den Tachtiger Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] Karrer Otto: Gott in Uns. Die Mystik der 82 Neuzeit - Die grosze Glut 118 Kern O.: Die Religion der Grieken 361 Kiroul P.: Sprookjes 282 Krauss E.: Tirol 124 Lemaire-Dens E.: Rahy's gebeden en 121 gezangen Lips M.: Le style indirect 362 Martin W.: Histoire de la Suisse. Essai 96 sur la formation d'une confédération d'Etats Mathys Acket J.: Jacques Perk 123 Melis J.: Rythmen en Melodieën 280 Misch G.: Der Weg in die Philisophie 112 Nieawenhuis W.: Hemelsche banden 280 Pieron: Psychologie expérimentale 286 Prims Fl.: De reis van den Sint-Carolus 124 Reininger S.: Kant 114 - Locke, Berkeley, Hume 287 Retera W.: P. Kramer architekt 187 Riehl Dr H.: Der Stephansdom in Wien 105 Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] 2 Roland-Holst R.N.: Over vrije en 117 gebonden vormen in de plastische kunst 't Sas H.: Rijmelarij 122 - Keurbundel uit 500 novellen 283 Schoenmaker Prof. Ir R.L.: Utiliteitsbouw 107 Simons J.: De strooptocht van kapelaan 366 Hermans Sorge S.: R.J. Sorge. Unser Weg 120 Staatsmann Prof. K.: Das Bürgerhaus im 104 Elzas Stracke S.J. Dr D.A.: Over Nederlandsche 127 letterkunde en mystiek Supervielle J.: Le voleur d'enfants 365 Taut B.: Der neue Wohnbau 105 Timmermans F: Palieterkalender 126 Theresia: Kinderen van Eenzaamheid 111 Thomas St.: Somme théologique 116 Vermeulen E.: Mietje Mandemaker's en 124 Cie Vorländer K.: I. Kant 274 - Die Französische Philosophie 360 Walzel O.: Gehalt und Gestalt 262 X.: L'ame russe 114 Zweig S: Helena's Heimkehr 283 Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] 3 Het nieuw Pantheon IK heb mij voorgesteld door de historie tot het begrip te komen van dezen onzen tijd en ik wil de historie leeren begrijpen langs den weg om der kunstgeschiedenis. Het werd zoo vaak reeds gezegd, dat de kunst is de meest-pregnante uitdrukking van den tijd. Laat ons die verklaring eens ernstig opnemen en trachten wij door de kunstgeschiedenis tot conclusies te geraken nopens het verloop der opeenvolgende tijdvakken. Vertrekpunt was: de bezorgdheid van een architekt die, zoo wat twintig jaar geleden, tot de vaststelling kwam dat elke tijd een eigen architektuur bezat en dat slechts de 19e eeuw er geen had en verplicht was hare vormen aan oude stijlen te ontleenen. Hoe komt dat? Een verklaring die voor de hand ligt is deze, dat de architektonische armoede haar oorzaak vond in de schilderkunstige weelde der 19e eeuw die met den triomf van het impressionisme een ontwikkeling beleefde die, wij mogen het wel zeggen, alles te boven ging wat tot dan toe in de schilderkunst werd voortgebracht. Zoo gaat men denken dat wellicht de energie die een bepaald tijdvak op kunstgebied aan den dag legt zich ofwel in de architektuur ofwel in de schilderkunst veropenbaart maar nooit tegelijk in beide kunsten. Indien wij opklimmen tot de middeleeuwen, een op architektonisch gebied bijzonder bedrijvigen en vruchtbaren tijd, dan vinden wij bedoelde opvatting verwezenlijkt, want op een tijd dat elk dorp zijn naamloos meesterwerk schiep van nationale architektuur, vinden wij een stilstand in de schilder- en beeldhouwkunst die zich onafhankelijk pas op veel lateren tijd zullen ontwikkelen. Nog niet zoo lang geleden, tijdens het naturalisme, trok men, omstreeks het jaar 1400, een scherpe lijn tusschen Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18] 4 de vroegere kunst en deze van den aanvang der renaissance met dien verstande dat, wat voorafging, niet ‘natuurlijk’ mocht worden genoemd. Wij drukken deze bemerking thans anders uit, maar het staat vast dat er in de vroeg-middeleeuwsche kunst eene afwijking van de natuur te constateeren valt. Ik zou haast durven zeggen dat in dit tijdvak de architektuur domineert. Zij domineert eerst en vooral door quantiteit, maar ook door het feit, dat zij de andere kunsten aan zich ondergeschikt maakt, zoodat zij nog enkel om de architektuur schijnen te bestaan. Zij domineert waar zij de twee andere kunsten geketend houdt en in dienstbaarheid, zoodat ze hare vrije ontwikkeling belemmert door ze steeds geschikter te maken voor den dienst der bouwkunst, dat is het muurvlak. Denk maar even aan de afwezigheid van perspektief. Indien wij daarentegen de ontwikkeling nagaan vanaf de barok tot op onze dagen, dan komen wij tot de vaststelling dat in dien tijd veeleer de schilderkunst domineert. Indien wij ons enkel op ons geheugen verlaten, dan schieten ons voor dien tijd meer schilders te binnen dan architekten. Wij kunnen erbij opmerken dat er, vanaf de barok tot op onze dagen, opvattingen in de architektuur gangbaar zijn geworden die bepaald schilderachtig kunnen worden genoemd. Wölflin geeft daar diepzinnige beschouwingen over ten beste in zijn ‘Kunstgeschichtliche Grundbegriffe’. Wij zien dat de barok-architektuur in de eerste plaats berekend is op het oog. Het spel van licht en duister over een barokke gevel is heel anders dan voorgaands. Het is er om zichzelf. Het doel is niet meer de vormen te verklaren of te onderlijnen. Wij zouden een massa vormen kunnen aanhalen die architektonisch zinloos zijn: bundels van pijlers, onderbroken architraven zonder eenige wezenlijke bestaansreden, die alleen kunnen worden verklaard door het feit dat hunne schaduw-effekten aangenaam aandoen, dat het aspect mooi is. Voor de tusschenperiode der Renaissance zou een zin voor evenwicht ons kunnen doen denken, dat alsdan de beeldhouwkunst domineert. Die opvatting is echter niet zoo gewaagd en daarbij niet nieuw. Ik beroep mij weer op Wölflin en vestig de aandacht op het feit dat de schilderkunst der Renaissance, zelfs in hare mooiste voorbeelden, niet schilderachtig is.