Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 1

Vrienden van de Vesting - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected]

Woord van de voorzitter

Ons 40 jarig jubileum. Dankzij de hoge opkomst van prominenten, vrienden van de vesting, collega-verenigingen uit het cultuur/historisch spectrum kijken we tevreden terug op een meer dan geslaagde en gezellige bijeenkomt. Het weer droeg haar steentje bij . Dank zij u allen kunnen wij er voor u en de stad zijn! Dank voor uw aanwezigheid en de vele blijken van waardering in velerlei vorm.

Cultuurbeleid De gemeente Maastricht wil het kunst- en cultuurbeleid van de stad herijken. In de startnotitie 'Cultuur, een rol van betekenis' wordt uitgewerkt welke kant wij op willen. Maastricht heeft samen met de 8 andere Nederlandse cultuursteden een brief geschreven aan de minister, waarin deze gewenste koers wordt uitgelegd. Enkele highlights • meer wisselwerking tussen het traditionele culturele aanbod en nieuwe cultuuruitingen, • meer samenwerking binnen de culturele ketens, • meer inhoudelijke oriëntatie op en verbinding met de sociaal-maatschappelijke, geografische en historische omgeving, • versterking relatie tussen cultuur en onderwijs • meer cultureel ondernemerschap, • meer verbinding met de (eu)regio. • grotere toegankelijkheid van erfgoedcollectie We zijn benieuwd wat dat voor onze stichting gaat betekenen, we krijgen immers nog steeds geen subsidie en betalen voor de Helpoort huur.. Ik vrees dat het beleid van de stad is samen te vatten in : We waarderen jullie inbreng en alles wat je doet aan educatie ten zeerste, maar we honoreren dat niet middels subsidie, wordt nog meer cultureel ondernemer……… opbrengst voor ons en het risico voor jullie

Stichting Kanunnik Salden Nieuwenhof en Stichting Maastricht Vestingstad. De Stichting Kanunnik Salden Nieuwenhof gaat ons voor 3 jaar ondersteunen met subsidie om aan groepen 8 van het basisonderwijs in Maastricht een onderwijspakket gratis aan te bieden, waarvoor ze in het verleden de beurs moesten trekken. Scholen buiten Maastricht zullen we de kostprijs in rekening moeten brengen.

De Helpoort Helaas deelt de gemeente onze mening niet dat een glazen overdekking van het pleintje bij de Helpoort bij zou kunnen dragen aan de toegankelijkheid en uitbreiding van de Helpoortexpositie. In onze ogen een gemiste kans!

Het Noorderpark

a. De lage Fronten Na de bouwvak is men met de restauratie begonnen van de noordzijde van de lage fronten(fase 1.) Voorafgaand heeft er cultuurhistorisch onderzoek en onderzoek naar waardering van de natuurwaarden plaatsgevonden.

Fase 1. De muur aan de noordzijde wordt gerestaureerd Nauwgezet volgen we de ontwikkelingen. Immers in 2015 hebben Stichting Menno van Coehoorn en Stichting Maastricht Vestingstad samen een visie op de Nieuwe Bossche Fronten aangeboden aan de gemeente Maastricht. Daarin staat naast beschrijving van het tot stand komen en de sloop ook wat wij vinden dat zou moeten gebeuren naar de toekomst toe. De gemeente en ontwerpers maken dankbaar gebruik hiervan. Het schoonmaken van de muren is een enorm karwei. Op sommige plaatsen worden na het verwijderen van storende wortelgroei afdakjes geplaatst om ervoor te zorgen dat zeldzame muurplanten kunnen overleven. Voor SMV is het belangrijk dat de muren zo goed mogelijk gerestaureerd worden en dat daar waar dat niet met oude materalen kan gebeuren dit zichtbaar wordt. Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 2

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: [email protected]

Rechts van de planken ziet u een muur die we in vestingtermen een beer noemen. Het is een gemetselde dam in een vestinggracht ter bemoeilijking van de overgang aan de bovenzijde in de vorm van een ezelsrug (spits toelopend ter bemoeilijking van de overgang) en al dan niet voorzien van een monnik , een opstaande hindernis van metselwerk of natuursteen. In de Nieuwe Bossche fronten is dat niet het geval. De beer zorgde voor een scheiding respectievelijk regulering van de waterstand in een gracht, eventueel d.m.v. een sluis. Het water mocht niet te hoog zijn want dan kon men boten gebruiken en niet te laag want dan je, er als vijand, dooreen kon lopen .

De Hoge Fronten In de hoge fronten zijn enkele werkzaamheden gepland. Een ervan is een nooduitgang in de Hoge Fronten. We zijn benieuwd wanneer ze worden uitgevoerd.

Tentoonstelling: 100 jaar Tapijn, van kazerne naar studiehuis

Van 6 november t/m 4 december 2016 in gebouw M op het voormalige kazerneterrein. Het is goed te zien hoe Universiteit Maastricht, Gemeente Maastricht , Centre Céramique, Stichting Menno van Coehoorn, Stichting Maastricht Vestingstad, Stichting Regiment Limburgse Jagers en vml. Section Head Community Relations & Internal Information JFC HQ Brunssum samenwerken en elkaar ondersteunen bij de totstandkoming van de tentoonstelling. In een aantal hoofdstukken leiden we de bezoeker door de geschiedenis van het Tapijncomplex en laten u een doorkijk zien naar de toekomst. Op zaterdag 12 november om 14.00 uur start in gebouw M op de voormalige Tapijnkazerne een inleiding/rondleiding door Jos Notermans voor de “Vrienden van de Vesting Maastricht. Nadere details zullen in de maand oktober worden bekendgemaakt.. Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 3

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail:[email protected]

BRESSEN IN DE VESTING MAASTRICHT

VÓÓR DE ONTMANTELING VAN 1867

Romeinse Tijd

Zonder twijfel moeten we de eerste historische ‘vestingwerken’ van onze stad zoeken in de vicus, de nederzetting Maastricht, die rond het begin van onze jaartelling tot stand kwam aan weerszijden van de plek waar de Romeinen een brug over de Maas bouwden. Zij vormde een belangrijke schakel in hun legerweg van ongeveer 450 kilometer lengte, die Keulen verbond met Bavai (Beuken) en die spoedig werd doorgetrokken naar Boulogne (Boonen) aan het Kanaal. Het is ondenkbaar dat er in Maastricht geen (aarden) verdedigingswerken aan weerszijden van die brug hebben bestaan, zoals wellicht ook rond het ‘bestuurscentrum’ van de vicus. Rond 270 is ook de vicus Maastricht onder de voet gelopen bij invallen van Germaanse stammen, maar na enige decennia is de nederzetting uit haar as herrezen. In het jaar 333 resulteerde dat in de bouw van een nieuwe brug met stenen pijlers en een houten bovenbouw naast twee in steen uitgevoerde bruggenhoofden (‘castra’, ‘castella’). Het bruggenhoofd aan de westzijde, slechts ongeveer honderd meter breed en tweehonderd meter lang, heeft maar liefst zeven eeuwen bestaan (‘en staat onder de grond nog’). Dat aan de oostzijde is ten offer gevallen aan de Maas, die vanaf de Romeinse Tijd tot ver in de Middeleeuwen haar loop immers negentig meter naar het oosten heeft verplaatst. Het verdwijnen van het Wyckse bruggenhoofd kunnen we beschouwen als de eerste echte bres in de verdediging van de dubbelnederzetting Maastricht-. Een bewijs voor het bestaan van het bruggenhoofd is wellicht geleverd, toen, bij het uitbaggeren van de vaargeul in 1963, waarbij de meest oostelijke pijler van de (derde?) Romeinse (of middeleeuwse?) brug was geraakt -hetgeen een menigte bekapte stenen had opgeleverd- bij een duikcampagne op de rivierbodem een reeks in verband liggende stenen werd aangetroffen. De fundering van het Wyckse bruggenhoofd?

Vroege Middeleeuwen

Na het vertrek van de Romeinen rond het jaar 410 is het Maastrichtse bruggenhoofd weldra het centrum geworden van een christelijke gemeenschap, die rond het jaar 450 (en niet eerder!) zó groot was geworden, dat de bisschop van de volksstam der Tongeren er zijn residentie kon vestigen. Zijn opvolgers hadden er vervolgens eeuwen lang hun zetel, hun cathedra, in een van de voorgangers onder de huidige Onze Lieve Vrouwebasiliek. Daaromheen groeide een levendige stadskern, ‘Maastricht Eén’, en dat bleef zo nadat de bisschoppen van de Tongeren ergens in de achtste eeuw hun zetel naar Luik hadden overgebracht. De inwoners van Maastricht konden natuurlijk blijven profiteren van de Maasbrug, die inmiddels schakel was geworden in een steeds belangrijker wordende handelsroute tussen Vlaanderen en het Duitse Rijk en zich vandaar allengs steeds verder naar het oosten uitstrekte, uiteindelijk tot in Rusland en China toe. Tot aan de bouw van de stalen spoorbruggen in de jaren 1850 heeft de Maas beneden Maastricht bijna anderhalf millennium lang geen brug meer gekend tot aan de zee! Het is niet moeilijk zich te realiseren, hoe belangrijk de Maasbrug voor de ontwikkeling van de stad is geweest. (Vlak) na het jaar 1000 is de muur van het oorspronkelijke Romeinse bruggenhoofd afgebroken. Het centrum van de handelsstad Maastricht had zich inmiddels naar het noorden verplaatst, waar op de Kersenmarkt een nieuw (eveneens ommuurd?) bestuurscentrum tot stand was gekomen. De bouw, door bisschop Monulphus rond 570, van een ‘magnum templum’, een groot gebouw of kerk, op de plek waar men het graf van de legendarische eerste bisschop van de Tongeren te Maastricht vermoedde, luidde het ontstaan in van een tweede stadskern. Rond de Grafkerk, haar abdij en haar ‘economiegebouwen’ kwamen belangrijke complexen tot stand, zoals het Gasthuis van Sint Servaas en de Palts (onder ons Theater aan het Vrijthof), een koninklijke residentie die minstens een eeuw lang heeft gefungeerd als regeringscentrum van de heersers van het Auteursrechten: Titus Panhuysen Middenrijk, de creatie van de kleinzonen van Karel de Grote. Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 4

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: [email protected] Ook dit ‘Maastricht Twee’ was ommuurd, zoals recent door professor Theuws kon worden aangetoond, toen gegevens van oude opgravingen aan nieuw onderzoek werden onderworpen. ‘Maastricht Twee’ stond tot 1204 onder rechtstreeks bestuur van de Koningen van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, de latere Duitse keizers. De twee ommuurde, zelfstandige ‘Maastrichten’ werden dus bestuurd door de prinsbisschop van Luik respectievelijk de Roomskoning (vanaf 1204 de hertog van Brabant). Rechtstreeks daaruit is de beroemde Tweeherigheid van de stad ontstaan. Toen beide heren in 1284 besloten hun soevereiniteit niet langer territoriaal maar naar ‘soort burgers’ te verdelen, kon de stad met haar ‘bisschopsmannen’ en haar ‘hertogsmannen’ vrijwel probleemloos naar een eenheid groeien. Dit deed ze aan de hand van de Alde Caerte, een prima ‘Grondwet’ die het tot 1794 heeft uitgehouden. Wanneer de muur om ‘Maastricht Twee’ is neergehaald, kan misschien nog bekend worden bij een verdere duiding van de opgravingen ter plekke. Zeker is, dat, toen de Franse priester Jocundus rond 1080 zijn Legende van Sint Servaas te boek stelde, de muur niet meer bestond.

Hoge Middeleeuwen

Verdedigingswerken die de brug en de prille stad moesten beschermen, verrezen en verdwenen. De meest spectaculaire verdwijning betreft de afbraak van de stenen pijlers van de tweede Romeinse (of eerste middeleeuwse?) brug, samen met een enorme verdedigingstoren bij de brugoprit aan Wyckse zijde. ‘Boosdoener’ was prinsbisschop Hendrik III van Gelre, toen deze in 1267 oorlog voerde met de hertog van Brabant. De prinsbisschop gebruikte die stenen bij de bouw van zijn uitgestrekte burcht van Montfort. In de Hoge Middeleeuwen bestonden vrijwel alle verdedigingswerken als vanouds uit aarden wallen met daarop palissades en een gracht aan debuitenzijde. Bij opgravingen in de stad zijn restanten van zulke werken regelmatig aangetroffen. Recente opgravingen op het terrein van het voormalige Minderbroedersklooster aan de Sint Pieterstraat toonden aan, dat wij het jaar 1204 als jaar dat Maastricht zich van zijn nieuwe medeheer, de hertog van Brabant, mocht omwallen - respectievelijk daarvoor de opdracht kreeg-, niet meer overeind kunnen houden. Ter plekke werden namelijk de restanten van een decennia oudere stadswal aangetroffen, zodat we voortaan ervan moeten uitgaan, dat de Hohenstaufer Frederik Barbarossa als Koning van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en medeheer van Maastricht rond 1370 vergunning heeft verstrekt c.q. opdracht heeft gegeven voor het opwerpen van een stadswal rond beide stadskernen. Zeker is, dat zijn rechtsopvolger als medeheer van Maastricht, hertog Hendrik van Brabant, in 1229 in zijn zuidelijk van Brussel gelegen residentie Ittere zijn zegel heeft gehecht aan een oorkonde die de bouw van een stenen muur bovenop die aarden wal gebood. Enige decennia later -in 1251 wordt nog aan de muur gewerkt- was daarmee Maastrichts eerste stadsmuur een feit. In Wyck begon de bouw van zo’n stenen muur bovenop de stadswal pas in 1311. Omdat de eerste muur werd gebouwd op de wal die een reeds helemaal volgebouwd stadsareaal omsloot, zagen beide heren en hun ‘ongedeelde magistraat’ zich nog in de dertiende eeuw genoodzaakt een nieuwe, veel ruimere wal op te werpen en daarop, vanaf het jaar 1298, de tweede stenen stadsmuur van Maastricht te bouwen. Deze keer ging het niet zo snel, want we kunnen nog bouwwerkzaamheden aan de enceinte vaststellen tot in de jaren 1460. Eén bron vermeldt, dat de muur in 1380 inmiddels zo hoog was opgemetseld, dat ze voortaan als verdedigingswerk kon dienen. De hele bouwtijd van de tweede stadsmuur lang hebben de Maastrichtenaren zich evenwel redelijk veilig kunnen voelen, omdat de eerste muur als verdedigingsgordel intact bleef. Rond 1410 had de buitentak van de Jeker zich pal voor de Hoogbrugpoort (de latere Helpoort), onder invloed van de stroomkracht van de Noordelijke en de Middentak die daar in de buitentak uitmondden, zó ver naar het zuiden verplaatst, dat er ‘onder de muur’ een aangeland areaal tot stand was gekomen. Het maakte de stenen ‘Hoge Brug’ vóór de Helpoort en passant onnut en overbodig. De Maastrichtenaren besloten toen dat stuk ‘Sint Pieterse grond’ te annexeren en er een zware muur omheen te bouwen. De nieuwe aanwinst noemden zij ‘Het Nieuwe Bolwerck’. Daarmee was in één klap tevens een einde gekomen aan de functie van de Helpoort als verbindingsweg met . Om strategische redenen werd de poort prompt vrijwel dicht gemetseld. Voortaan waren reizigers met bestemming Sint Pieter en verder genoodzaakt ofwel de ‘Bovenste Koolpoort’ (of Onze Lieve Vrouwepoort) -en vandaar via een weg langs Jeker en Maas die was ontstaan door het dempen van een gracht ter plaatse-, ofwel de (Oude) Minderbroederspoort of Binnenste Sint Pieterspoort te gebruiken. Deze veldpoort in de Sint Pieterstraat wordt in de annalen van Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 5

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: [email protected] de stad voor het eerst genoemd in 1289. Vanaf haar ontstaan was de Minderbroederspoort reeds een geduchte concurrent van haar oostelijke zusje de Helpoort. Doordat die Helpoort door de bouw van Het Nieuwe Bolwerck rond 1415, gevolgd door de annexatie en ommuring van de Nieuwstad veertig jaar later, als stadspoort nutteloos was geworden, kon zij beginnen aan haar lange slaap, die haar in de late jaren 1860 tenslotte het leven heeft gered. Tegen kanongeschut, oorspronkelijk met stenen en daarna met ijzeren kanonskogels, waren de middeleeuwse stadsmuren niet opgewassen. Met name de tweede muur kon weldra versterking goed gebruiken, waarop de magistraat besloot de spaarbogen die de weergang ondersteunden dicht te zetten met (voornamelijk) blokken mergel. Daardoor werd de stadsmuur aanzienlijk dikker. Toen ook dat niet meer voldeed, ging men ertoe over tegen de stadszijde van de muur zand te storten dat vervolgens met schoormuren op zijn plaats werd gehouden. Het mocht allemaal niet baten... Zodoende zagen alle vestingsteden zich vanaf de prille vijftiende eeuw genoodzaakt zogenaamde buitenwerken te gaan bouwen om zo het vijandelijk geschut zo ver mogelijk van de poorten, torens en muren weg te houden. In Maastricht begon die operatie met het bouwen van een tiental aarden geschutplatforms of ravelijnen ‘in het veld’ voor de poorten en torens. Een burgeroorlog van Tachtig Jaar

Op 24 februari van het ‘schone jaar’ 1500 schonk Johanna van Castilië, die gehuwd was met Philips de Schone, in het Vlaamse Gent, het leven aan een zoon, Karel. Hij zou uitgroeien tot verreweg de machtigste man van zijn tijd. Op zesjarige leeftijd werd Karel, aan de hand van grootvader Maximiliaan van Oostenrijk als regent, Heer der Nederlanden (en dus medeheer van Maastricht), op zestienjarige leeftijd koning van Spanje en op negentienjarige leeftijd keizer van het Duitse Rijk. Karel bleef echter zijn leven lang op de eerste plaats Nederlander. Met charme, overreding en soms harde hand verenigde hij de Zeventien Lage Landen aan de Zee (alleen het prinsbisdom Luik uitgezonderd) tenslotte in 1543 in zijn Bourgondische Kring, iets waarin zijn overgrootvader Karel de Stoute in de jaren 1470 net niet was geslaagd. Samen vormden die Nederlanden het meest welvarende gewest van de wereld, maar bepaald niet het gemakkelijkste! Karel moest in al zijn staatjes -ook in Maastricht- via een ‘Blijde Inkomst’ onder andere plechtig komen beloven, dat de opbrengst van de belastingen alleen ten goede zou komen aan de Nederlanden. Bij zijn voortdurende oorlogen met de Franse koning, met de naar het westen oprukkende Osmanen en met de zich verzettende oorspronkelijke bewoners van de nieuwe koloniën in Amerika was dat op den duur natuurlijk niet vol te houden. Knarsetandend moesten de Staten- Generaal van de Zeventien Nederlanden het aanzien. De onvrede nam nog aanmerkelijk toe, toen predikers van ‘de nieuwe, hervormde religie’ vaste voet in (voornamelijk) de Noordelijke Nederlanden begonnen te krijgen en Karel gevolgd door zijn zoon Philips die nieuwlichters bars begonnen te bestrijden. Philips, ook allereerst Heer der Nederlanden, voelde zich helaas zijn leven lang vooral Spanjaard en trad het nieuwe geloof nog onverzoenlijker tegemoet dan zijn vader. Beide zaken leidden in 1568 tot de opstand van Zeven Verenigde Provincies in het noorden tegen het centrale gezag te Brussel, het middelpunt van de Tien Provincies in het zuiden die hun Heer (vaak gedwongen met wapengeweld, zoals de steden Antwerpen, Maastricht en Venlo) trouw gebleven waren. Het openen van de vijandelijkheden in 1568 (vlakbij Maastricht!) noodzaakte Willem van Oranje, de leider van de Opstand, weldra de Maasstad in staat van verdediging te brengen, een werk dat hij opdroeg aan de uit Lotharingen afkomstige Sebastiaan Tapijn. Voor het eerst is er dan sprake van de aanleg van ondergrondse verdedigingswerken namelijk van mijngalerijen. Bovengronds verschenen grote, vijfhoekige ravelijnen voor een aantal veldpoorten en nieuwe geschutplatforms voor enige strategisch gelegen torens. Al het werk van Tapijn kon evenwel in 1579 de spectaculaire verovering van Maastricht door landvoogd Alexander Farnese namens de Heer der Nederlanden -die door dit wapenfeit de hertogstitel van Parma verwierf- niet verhinderen. Maastricht hoorde voorlopig opnieuw tot de Zuidelijke Nederlanden. De verovering zelf had onmiddellijk een uitgebreide reparatie van de vele bressen in de muur en een aantal verwoeste poorten en torens tot gevolg. De Lange Toren, die op de zuidwest hoek van de tweede stadsmuur stond, was zó beschadigd dat aan herstel niet meer te denken viel. Hij werd vervangen door een zware haakse muurhoek. Ravelijnen voor de poorten werden hersteld of ze werden gebouwd, namelijk bij die poorten waar dat vlak voor 1579 niet was gelukt. Ruim vijftig jaar, namelijk tot het jaar 1632, kon Maastricht zich ontwikkelen tot een zuidelijke, puur katholieke stad. Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 6

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: [email protected] Nergens vond de zogenaamde contra-reformatie zo’n goede voedingsbodem als in Maastricht. Aan de vesting werd gestaag gewerkt, zoals de uitbouw van het lage geschutsplatform voor het rondeel Bloemendaal tot het majestueuze Parmabastion in 1598. Dat goede onderhoud heeft er mede voor gezorgd dat Stadhouder Frederik Hendrik zijn Maasveldtocht, die hem tot in hartje Brussel had moeten brengen, in juni 1632 zag stranden in Maastricht. Drie volle maanden duurde het beleg van de vestingstad en drie volle maanden had de Stedendwinger vervolgens nodig om de overwinning te vieren (respectievelijk ‘zijn teleurstelling weg te slikken’) en te overleggen met hoge vertegenwoordigers van de Zuidelijken én met zijn opdrachtgevers, de Staten- Generaal in Den Haag over de vraag of een vervolg van de veldtocht nog zin had c.q. nog mogelijk was. Maastricht werd vast verankerd aan de Noordelijke Nederlanden en dat uitte zich op vele terreinen. Het meest opvallende was de snelle bouw van een zestal zogenaamde hoornwerken, uitgestrekte aarden verdedigingswerken rond Maastricht. Zij vormden de opmaat voor een spectaculaire uitbouw van en verbouwingen aan de Beleg van Parma 1579 vesting in de twee eeuwen die zouden volgen. Bressen in de eerste stadsmuur

Sebastiaan Tapijn speelde tijdens het beleg van Maastricht door landvoogd Alexander Farnese in 1579 en de penibele situatie waarin de verdedigers alras kwamen te verkeren met het idee een georganiseerde terugtocht van garnizoen en burgerij binnen de eerste muur tot stand te brengen. Tijdens het in staat van paraatheid brengen van de stad had hij de magistraat verzocht alle aanbouwsels en obstakels van de muur te laten verwijderen. Het was overigens niet voor het eerst dat het stadsbestuur daar had moeten ingrijpen. Oogluikend had men hier en daar namelijk reeds lang toegestaan dat mensen zich in muurbogen en torens hadden gevestigd. Men vond het gaandeweg zelfs de gewoonste zaak van de wereld dat bijvoorbeeld bovenverdiepingen van torens werden gebruikt als leube, als verenigingslokaal voor Maastrichtse ambachtsgilden, als gevangenis of als kruithuis. In tijd van nood kon dat allemaal toch snel worden verwijderd of afgebroken en kon de eerste stadsmuur haar rol als extra verdedigingslinie hernemen. Daarin kwam in de jaren 1650 abrupt een einde. Het stadsbestuur was al heel lang niet meer content over zijn Stadhuis aan de Grote Staat -de beide gekoppelde woonhuizen ‘In de Lanscroon’ en ‘In de Liebaert’ met een vleugel naar achter- dat al bijna vier eeuwen als bestuurscentrum diende. Ronduit jaloers was men op steden als Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel die er inmiddels majestueuze Stadhuizen op na hielden. Hier wist de vermogende veroveraar van de stad, de Staten-Generaal der Zeven Verenigde Provinciën, wel antwoord op. De Staten-Generaal wilden de belangrijke vestingstad Maastricht, ook wel ‘Bolwerk der Nederlanden’ en ‘Poort tot de Republiek’ genoemd, graag tegemoet komen. Een nieuw ,‘seer magnifiek Stadthuys’ zou namelijk ook afstralen op de veroveraar. ‘Den Haag’ realiseerde zich maar al te goed, dat elke aanval op de Republiek moest beginnen met de verovering van het verre Maastricht met zijn uiterst belangrijke brug. De Staten-Generaal lieten bouwmeester Pieter Post -‘eerste assistent’ van Jacob van Campen, de bouwheer van het nieuwe Stadhuis van Amsterdam- in 1655 in Maastricht poolshoogte gaan nemen. Plattegrond Maastricht met zes nieuwe hoornwerken in 1649 Nieuwsbrief oktober 2016 Pagina 7

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: [email protected] Hij adviseerde tot de bouw van een nieuw, statig Stadhuis midden op een plein. Hij raadde ten stelligste af dat Stadhuis op te nemen in een gevelwand, zoals bijvoorbeeld in Den Bosch en Luik. Neen, het hoorde op een vierkant plein, dat tot stand moest komen door de samenvoeging van de Oude Markt, de Zaterdagsmarkt en de Houtmarkt. Die markten waren toen nog van elkaar gescheiden door de eerste stadsmuur met haar twee poorten en door het complex van Lakenhal en Belfort. Toen het stadsbestuur in hetzelfde jaar 1655 eenmaal had ingestemd met de sloop van de muur en de bouwwerken die er deel van uitmaakten of ernaast stonden, ging het snel, zó snel dat van de afbraak van respectievelijk de enorme, twee verdiepingen tellende Grote of Gevangenenpoort aan het einde van de Spilstraat, het muurgedeelte met wat ‘markt-bouwsels’ ertegenaan, de Lakenhal met zijn drie vleugels, het muurgedeelte met opnieuw wat ‘markt-bouwsels’ daartegen en tenslotte de zogenaamde Leugenpoort op de hoek van de Kleine Gracht, niets werd opgetekend in de Raadsverdragen. Wellicht gebeurde dat overigens zoveel te meer in de Stadsrekeningen van de jaren medio 1650, maar die zijn helaas verloren gegaan. Wat resteerde was een enorme bres, die de eerste stadsmuur in één klap als extra verdediging nutteloos maakte. Daarmee was het hek van de dam. Vlak daarna begon het stadsbestuur zelfs wonen in de spaarbogen te propagéren. Ook stemde het in met de afbraak van de oude veldpoorten in de eerste muur, waaraan sinds de jaren 1650 geen onderhoud meer werd gepleegd: de Oude Minderbroederspoort , de Lenculenpoort en de Tweebergenpoort in 1734 en de Looierspoort in 1772. Al eerder, namelijk in 1596 en (ongeveer) in 1642, waren respectievelijk vanwege bouwvalligheid en de reconstructie van de Vissersmaas de Veerlingspoort en de vlak bij elkaar gelegen Maaspoort (op de westelijke oprit van de brug) en Visserspoort aan de slopershamer ten offer gevallen.

Aanslagen op de vesting rond 1850

Het graven van de Zuid-Willemsvaart in de vroege jaren 1820 had een eerste penetratie van de vestingwerken ten noorden van de stad met zich gebracht. Vestingtechnisch kon die ingreep nog goed worden opgevangen, al vergde dat de nodige stuurmanskunst van de schippers. De aanleg van het Kanaal Luik-Maastricht aan het einde van de jaren 1840 bracht een veel grotere ingreep met zich. Allereerst betekende het de penetratie van het kanaal door de buitenwerken van de vesting te Sint Pieter en de afbraak van een groot gedeelte van de oude vestingmuur langs de Maas, met haar vele torens en poorten. Zo viel de Batpoort in 1849 en de Molenpoort in 1850. Later betekende het ook het einde van de Bovenste Koolpoort of Onze Lieve Vrouwepoort in 1868 en de Benedenste Koolpoort of Jodenpoort in ca 1895.

De komst van de spoorwegen met hun lijnen, komend van respectievelijk Aken (1853), Hasselt (1856), Luik (1861) en Venlo (1865), betekende een verdere aantasting van de vesting, met name door de lijn Hasselt-Maastricht met haar Spoorbrug over de Maas, die zich pal noordelijk van de stad een weg moest zoeken door de vestingwerken. Twee jaar later was de trotse Vesting Maastricht geschiedenis geworden.

Toon Jenniskens