Oproep tot integer handelen

Scriptie: Johan Borgman College Naam Student: Joyce Jacobsz Klas: H08 Leergang: juni 2012

Fragment uit het boek van schrijver Paulo Coelho:

“VERONIKA BESLUIT TE STERVEN”.

“Een machtige tovenaar wilde eens een koninkrijk vernietigen, hij goot een toverdrank in de bron waaruit alle inwoners dronken. Wie dat water dronk zou gek worden. De volgende ochtend had de hele bevolking ervan gedronken en iedereen werd gek, behalve de koning die voor zichzelf en zijn familie een eigen bron had waar de tovenaar niet bij kon. Bezorgd probeerde de koning de bevolking onder controle te krijgen, hij vaardigde een hele serie decreten uit over veiligheid en gezondheid; maar politie en inspectie hadden vergiftigd water gedronken en vonden de Koninklijke besluiten absurd. Ze besloten ze volledig te negeren. Toen de inwoners van dat koninkrijk hoorden van de decreten, concludeerden ze dat hun heerser gek geworden was en nonsens schreef. Joelend trokken ze op naar het kasteel en eisten dat hij af zou treden . Wanhopig verklaarde de koning zich bereid af te treden, maar de koningin hield hem tegen en zei:”We gaan naar hun bron en drinken hun water. Dan worden wij hetzelfde als zij”. En zo gebeurde het: koning en koningin dronken het water van de waanzin en begonnen onmiddellijk nonsens uit te kramen. Hun onderdanen kregen meteen spijt: de koning toonde nu zoveel wijsheid, waarom hem niet verder laten regeren? Het land leefde vredig voort, ofschoon de inwoners zich heel anders gedroegen dan hun buren. En de koning mocht regeren tot aan het einde van zijn dagen”.

2 Inhoudsopgave Pagina

Voorwoord 5

Samenvatting 6

Inleiding 7

Hoofdstuk 1 De begrippen Regulier, Alternatief, 9 Complementair Inleiding 1.1. Filosofie 9 1.2. Geschiedenis 10 1.3. Terminologie 12

Hoofdstuk 2 Evidence Based (EBM), Evidence 13 Based Practice (EBP), Practice Based Evidence (PBE). Inleiding 2.1. Definities 13 2.1.1. Evidence Based Practice (EBP) 13 2.1.2. Evidence Based Medicine (EBM) 13 2.1.3. Practice Based Evidence (PBE) 13 2.1.4. Dubbelblind Gerandomiseerd Onderzoek 13 (RCT Randomised Controlled Trial) 2.2. Kritiek rondom Evidence Based Medicine (EBM) 14 Inleiding 2.2.1. Evidence Based Medicine wordt gelijkgesteld aan “wetenschappelijk 14 bewijs of wetenschappelijk effect.” 2.2.2. Professionele blindheid 14 2.2.3. Kritische aandachtspunten 14 2.2.4. Meten met twee maten 14

Hoofdstuk 3. Regulier, Alternatief, Complementair 16 Tegenover of met elkaar? Inleiding 3.1. Stichting voor Innovatief Onderzoek en Onderwijs naar Complementaire 16 behandelwijzen (IOCOB). 3.2. Vereniging tegen de kwakzalverij 16 3.3. Medisch Contact 16 3.4. ZonMw 17 3.5. Wat hebben deze organisaties met elkaar gemeen? 17 3.6. Waarin verschillen deze organisaties? 17 3.7. Hoe is de routing bij de instellingen en organisaties die zich met de (geestelijke) gezondheidszorg bezig houden geregeld? Wat zijn de uitgangspunten van deze organisaties ten aanzien van de alternatieve- en complementaire geneeskunde? 18 Inleiding 3.7.1. Lentis, Centrum Integrale Psychiatrie 18

3 3.7.2. Universitair Medisch Centrum Utrecht: Stemmenpoli UMC. 19 3.7.3. Zorglijn Acute Stoornissen is onderdeel van Academisch Centrum 20 afdeling Psychiatrie 3.7.4. GGZ Leiden en omstreken 21 3.7.5. CCGT Centrum Cognitieve Gedragstherapie 21 3.8. Hoe ervaren professionals, belangenbehartigers en de cliënten van de 22 (geestelijke) gezondheidszorg zèlf de houding van de (geestelijke) gezondheidszorg ten opzichte van de alternatieve-, complementaire ( geestelijke) gezondheidszorg? Hoe beïnvloedt dit de professional in eigen functioneren en het in behandeling nemen van mensen met een hulpvraag in de (geestelijke) gezondheidszorg? Inleiding 3.8.1. M. is Psychiatrisch Verpleegkundige. 22 3.8.2. E. ex-deelnemer in (afkick traject). 22 3.8.3. M. Cliënte komt al jong in aanraking met de psycholoog, psychiater, 23 psychotherapeut. 3.8.4. H. Cliënte in Wet Werk en Bijstand traject. 23 3.8.5. P. in de WAO terecht gekomen vanwege late diagnose ADHD. 24 3.8.6. ISP Stichting Informatie Steun Punt in de 1e lijn GGZ. 24 3.8.7. Erik Kasteleyn docent Parapsychologie aan het Johan Borgman 25 College. 3.8.8. Mirjam Rentema preventiewerker van Prezens onderdeel van 26 GGZ InGeest. 3.8.9. Petra Gilhuis van Mens in de Praktijk, Psychotherapeut en 26 GZ- psycholoog 3.9. Wat zijn alternatieven? Wat bieden patiënten platforms? 27 Inleiding 3.9.1. Psychose Anders een Geestelijke benadering. 27 3.9.2 Kees Aaldijk Psycholoog en Transpersoonlijke Coach 28

Hoofdstuk 4. Conclusies en Aanbevelingen 29 Inleiding 29 4.1. Conclusies en Aanbevelingen op macroniveau. 29 4.1.1. Conclusies op macroniveau. 29 4.1.2. Aanbevelingen op macroniveau 30 4.2. Conclusies en Aanbevelingen op meso niveau. 31 4.2.1. Conclusies op meso niveau. 31 4.2.2. Aanbevelingen op meso niveau. 32 4.3. Conclusies en Aanbevelingen op microniveau. 32 Nawoord 33 Bijlagen Bijlage 1 Artikel: “Voorzitter antikwakkers snapt weinig van kwakzalverij” 35 Bijlage 2 Artikel Medisch Contact Kwakzalverij Henk Maassen 39 “ Zelfkritiek ontbreekt in alternatief circuit” Bijlage 3 Artikel Medisch Contact over kwakzalverij van Henk Maassen. 43 Bijlage 4 Evidence Based Medicine (EBM) mythe achterhaald? 52 Bijlage 5a. Uit een werkstuk van een scholier op de site van stichting IOCOB 54 Regulier versus alternatieve geneeskunde Bijlage 5b. Standpunt Globaal: “Allochtonen en geestelijke gezondheidszorg- een taboe?” Bijlage 6 Berichtgeving in de media 55

4 Voorwoord

Met dank aan de lessen Parapsychologie van Erik Kasteleyn. In deze lessen werd de mogelijkheid genoemd dat, mensen die als cliënt in de psychiatrie terecht komen Paranormaal begaafd kunnen zijn en de problemen waar deze mensen tegen aan lopen verband kunnen houden met het feit dat zij zich niet ( goed genoeg) kunnen aarden. Het artikel in het vakblad Spiegelbeeld “Paranormaal of Psychisch Gestoord? Wat te doen als er problemen zijn?” van Kees Aaldijk heeft deze interesse nog extra aangewakkerd. In de lessen van Erik Kasteleyn wordt veel aandacht aan Goed en het Kwaad besteed. Dat het Goed en het Kwaad bestaan, staat haaks op de opvatting, die in één van de eerste praktijklessen op het Estercollege, met ons werd gedeeld. Daar werd gesteld: “Wij, paranormaal therapeuten, houden ons alleen bezig met (het Rijk van de ) levenden en er is geen aanleiding om bang te zijn voor bezoek ( uit het Rijk van de doden), van overledenen.” Ook de opmerking: ”Wij behandelen geen mensen met een psychose,” van een docent in de Cliënt Praktijk Lessen op het Johan Borgman College is aanleiding geweest om mij meer in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg te verdiepen. Met deze scriptie beoog ik, vanuit meer inzicht in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg, een brug te slaan tussen de alternatieve -, complementaire zorg, waar de paranormaal therapeut toe wordt gerekend, en de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg.

Deze scriptie is een appèl op hulpverleners om, ongeacht tot welke categorie de hulpverlener wordt gerekend, zich te concentreren op de hulpvraag van de cliënt en de cliënt te blijven zien als MENS. Slechts dan is het mogelijk de cliënt de zorg te leveren die nodig is om weer verder te kunnen als een geHEELd MENS. Want wat is regulier? Wat is alternatief? Wat is complementair? Wie bepaalt dat? Wat is paranormaal? Wat is psychisch gestoord? Wat is normaal?

De mens IS. Een goddelijk wezen.

Een uitnodiging tot integer handelen.

Met dank aan alle goddelijke wezens.

5 Samenvatting

Deze scriptie “Doe effe normaal!” Maar wat is normaal? heeft tot doel een brug te slaan tussen de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg en de alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg.

In hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de begrippen regulier, alternatief en complementair. In deze hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de begrippen, definities, factoren en terminologieën waarmee rekening gehouden moet worden om inzicht te krijgen in het begrip regulier, alternatief en complementair.

In hoofdstuk 3 wordt inzicht gegeven in de manier waarop de politiek, organisaties, instellingen, beroepsorganisaties, beroepsbeoefenaren, individuen met de begrippen regulier, alternatief en complementair omgaan. Er wordt inzicht gegeven hoe de kloof tussen deze begrippen in stand wordt gehouden en/of wordt vergroot. Er wordt ook inzicht gegeven hoe de begrippen regulier, alternatief en complementair nader tot elkaar kunnen komen.

In hoofdstuk 4 staan de conclusies. De aanbevelingen zijn gericht op het verkleinen van de kloof tussen regulier, alternatief en complementair. De aanbevelingen hebben de intentie een brug te slaan, een verbinding te leggen tussen deze begrippen.

Uiteindelijk zal duidelijk worden dat deze begrippen inwisselbaar gebruikt kunnen worden. Dat is mogelijk als de hulpverlener de intentie heeft om “de mens te willen helpen weer heel en één te worden met zichzelf”. De intentie geeft deze begrippen inhoud. De intentie waarmee deze begrippen ingezet worden brengt de mens verder of dichter bij dat doel. Om tot dat besef te komen is een leerproces nodig. Tot dat besef komen IS het leerproces.

6 Inleiding “Doe effe normaal.” Maar wat is normaal?

De titel verwijst naar de ontstane commotie nadat mensen in de Tweede Kamer, mensen in de politiek met een voorbeeldfunctie, elkaar op een bepaalde manier hebben bejegend. In een bepaalde context, op een bepaald niveau wordt verwacht dat mensen zich op een bepaalde manier gedragen. Dat geldt in alle contexten. Werk, onderwijs, gezin, relatie, familie, gezondheidszorg. Verwachtingen die van buitenaf worden opgelegd. Althans zo lijkt het. Van de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg wordt een bepaalde manier van handelen verwacht. Dat wordt verwacht van de hulpverleners, de specialisten, de zorgverzekeraar, de burger. Dat geldt ook voor de alternatieve, complementaire (geestelijke) gezondheidszorg. Deze verwachtingen worden ingekleurd door het referentiekader van de Mens als individu. Wat de mens onvoldoende beseft is dat deze verwachtingen worden verward met zekerheden. Het zijn de mensen zelf die deze verwachtingen creëren, scheppen. Wat nu als deze verwachtingen worden doorkruist? Wat nu als deze “zekerheden” wegvallen? Wat als er geen rolmodellen meer zijn. Dat voelt alsof de grond onder de voeten weggeslagen wordt. Alsof de basis verdwenen is. Met diepe teleurstelling tot gevolg. Het gevoel van falen, tekort doen, als Mens er niet mogen zijn. Dan is het tijd dat de mens zichzelf gaat herdefiniëren, herscheppen, zichzelf werkelijk leert kennen. Daar heeft de mens hulp bij nodig. Integere hulp. Los van waarde oordelen, los van lading, los van voorwaarden, los van criteria. Hulp op basis van insluiten, bouwen, scheppen, creëren, helen.

7 Motivatie Aanleiding voor het onderwerp van mijn scriptie zijn de krantenberichten waarin dodelijke slachtoffers worden gemeld als gevolg van een geweldsdelict. Kenmerken van deze geweldsdelicten zijn: De dader van het delict heeft om psychiatrische hulp gevraagd en die hulp is uitgebleven of heeft te lang op zich laten wachten. De dader heeft psychiatrische hulp gehad en de behandeling is gestopt. De dader heeft psychiatrische hulp en is net met medicatie begonnen.

In de lessen parapsychologie, psychologie en psychiatrie is aandacht besteed aan het feit dat mensen met een: psychose, psychiatrische stoornis of bezetenheid in principe in de reguliere geestelijke) gezondheidszorg bijvoorbeeld de psychiatrie terecht komen en/of soms zelfs in de gevangenis.

Probleemstelling: Het zou kunnen dat de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg volledig gericht is op een rationele opvatting over de werkelijkheid. Het zou kunnen dat de mensen die in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg terecht komen zelf hoog gevoelig en/of paranormaal zijn. Het zou kunnen dat steeds meer mensen die in de (geestelijke) gezondheidszorg terecht komen worstelen met transpersoonlijke problematiek. Dat zou kunnen betekenen dat de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg met een rationele benadering tekort schiet en de mensen daarmee ernstig kan beschadigen.

Doelstelling: Deze scriptie heeft ten doel als brug te dienen tussen de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg en het alternatieve- en/of complementaire circuit, waartoe de paranormaal therapeut ingedeeld wordt. Deze scriptie heeft ten doel de paranormaal therapeut kennis aan te reiken waarmee zij de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg kan uitnodigen de cliënt anders dan alleen vanuit de rationele- en op “Evidence – Based Medicine” (EBM) opvatting te benaderen.

8 Hoofdstuk 1. De begrippen Regulier, Alternatief, Complementair

Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de begrippen Regulier, Alternatief en Complementair in de (geestelijke) gezondheidszorg.

1.1. Filosofie Volgens Wikipedia:

“De reguliere geneeskunde gaat uit van de gedachte dat het lichaam beschouwd kan worden als een materieel object dat natuurwetenschappelijk onderzocht en geanalyseerd kan worden. De resultaten van het onderzoek worden vervolgens benut voor behandeling van ziekten, stoornissen en handicaps. De reguliere geneeskunde kent voor de behandeling van geestelijke en psychische kwalen, naast gesprekstechnieken en lichamelijke oefeningen, medicinale behandelingen die ingrijpen op een relevant geacht onderdeel van het neurologisch systeem. De reguliere geneeskunde gaat ervan uit, dat de ziekte van een persoon bestaat uit een ziek orgaan of een afwijkende functie ergens in het lichaam. Dit ziektemodel wordt soms reductionistisch genoemd, omdat de toestand van de patiënt wordt gereduceerd tot onderdelen en processen, op zoek naar het onderdeel of proces dat hapert. Gezondheid wordt daarbij gezien als de afwezigheid van ziekte. Ziekte wordt gezien als iets, wat bestreden dient te worden. Soms is een reguliere therapie werkzaam, terwijl het werkingsmechanisme (nog) onbekend is.

De reguliere geneeskunde diagnosticeert en behandelt zoveel mogelijk op basis van natuurwetenschappelijke inzichten. Van belang hierbij zijn de atomaire en moleculaire structuur van de materie en de opbouw van organismen in cellen, weefsels en organen. De effectiviteit van de behandelwijzen wordt vastgesteld met methoden van de zogeheten evidence-based medicine. Er zijn nog veel reguliere behandelwijzen waarvan de effectiviteit niet op die manier is vastgesteld.

Patiënten vinden soms dat de reguliere geneeskunde weinig tijd of aandacht heeft voor de patiënt, en dat er niet gekeken wordt naar de gehele persoonlijkheid. Het kan ook gebeuren dat reguliere artsen machteloos staan tegenover een ziekte, en dan alleen pijn of lijden kunnen proberen te verlichten. Alternatieve genezers worden vaak op zulke momenten, terecht of ten onrechte, geraadpleegd. Indien de situatie levensbedreigend is de alternatieve arts verplicht om naar een reguliere arts door te verwijzen. Dat gebeurt echter niet altijd. Alternatieve genezers zijn herhaaldelijk door de rechter en de tuchtrechter op de vingers getikt, in het geval zij de patiënt hadden moeten doorverwijzen, maar dat niet deden. Alternatieve geneeswijzen vertonen onderling grote verschillen omdat een systematiek ontbreekt. De meeste beweren uit te gaan van een holistisch model, waarbij zowel lichaam, geest en ziel een geheel vormen en samen behandeld moeten worden, of terug in balans gebracht moeten worden. Daarbij wordt veelal ervan uitgegaan dat zowel lichaam als geest en ziel bestaande entiteiten zijn. Een basisprincipe van zowel de reguliere als de alternatieve behandelaar is "genees de oorzaak, niet het gevolg". Bij sommige alternatieve geneeswijzen worden de oorzaken van de klacht bijvoorbeeld in het domein van ziel of geest gezocht met een lichamelijke uitingsvorm. Bij andere geneeswijzen wordt de oorzaak gezocht in problemen met de energiehuishouding van het lichaam. De alternatieve genezer heeft veel aandacht voor de patiënt en er wordt vaak meer tijd uitgetrokken om met de hele persoon en diens (levens)visie kennis te maken”.

9 Filosofie Volgens de benadering van het boek “De zin van ziek zijn” van Rüdiger Dahlke en Thorwald Dethlefsen.

De auteurs stellen in dit boek dat ziekte bestrijden een onmogelijk idee is, omdat gezondheid en ziekte twee zijden zijn van dezelfde medaille. Daarmee richten zij zich tot zowel de reguliere sector als de alternatieve, natuurgerichte therapeuten. Voor mensen die zich bezighouden met of geïnteresseerd zijn in de eenheid van lichaam en geest is dit een interessant onderwerp, treffend en respectvol beschreven. “Ziekte zien als symptoom van het niet-heel zijn van het totale bewustzijn is een vruchtbare benadering in de richting van heelwording”.

In het eerste deel gaan de schrijvers in op de achtergronden en filosofie van het ziek zijn en gezond zijn: Het begrip heelheid.

In het tweede deel worden ziektebeelden besproken en de onderliggende psychologische principes. Ze beschrijven de meest voorkomende ziektesymptomen, de mogelijke oorzaken, met welke gevoelens en activiteiten ze corresponderen en wat we eraan kunnen doen.

Het stuk waarin het begrip polariteit wordt uitgelegd geeft inzicht hoe het komt dat de mens zich afgescheiden voelt. Dit gevoel van afgescheiden zijn geeft een gevoel van onbehagen, van disbalans. Om haat te kunnen voelen is het nodig om ook liefde te kunnen voelen. Om verdriet te kunnen voelen is het nodig om ook blijheid te kunnen voelen. Het lijkt of dit afgescheiden delen van de mens zijn, maar in feite is het een pool dat de kop op steekt. Of het een positieve- of negatieve pool is, is maar net hoe de zienswijze van de therapeut is. In feite is het een pool dat IS. Deze polen zijn net als ziekte en gezondheid twee kanten van dezelfde medaille en zijn een kans om bewust te worden van onbewuste processen. Inzicht in de betekenis van deze medaille kan de ingang zijn naar HEEL wording.

In het boek worden voorbeelden van samenhang tussen lichamelijke klachten en psychische problemen beschreven. In dit boek worden nieuwe zienswijzen aangereikt. De therapeut kan zelf de symptomen interpreteren en mogelijk als zinvol aanvaarden. Ons lot is een uitdaging, onze ziekte een weg om onszelf te vinden en innerlijk te groeien. Impliciet aan het idee van heelheid, betekent herstel echter niet persé dat alle symptomen zomaar verdwijnen. Er worden geen symptomen bestreden. Er wordt gekeken naar de bron, de oorzaak van het zich openbaren van symptomen. De weg is heelwording van het totale bewustzijn. Herkenning en erkenning.

1.2. Geschiedenis Het ontstaan van de scheiding tussen reguliere (geestelijke) gezondheidszorg en complementaire-, alternatieve (geestelijke) gezondheidszorg.

Met de invoering in Nederland van de Wet Uitvoering Geneeskunst (WUG) in 1865 ontstond er een scheiding tussen de universitaire geneeskunde en de overige geneeswijzen. De universitaire artsenij kreeg door deze wet wettelijke bescherming. De term alternatieve geneeswijze wordt in Nederland eigenlijk pas sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw op grote schaal gebruikt, nadat de Commissie Muntendam een rapport uitbracht aan de Nederlandse regering met aanbevelingen om een aantal alternatieve behandelingen wetenschappelijk te laten onderzoeken.

10 Een klein deel van de reguliere artsen in Nederland studeert verder in alternatieve richtingen zoals homeopathie, chiropraxie, manuele therapie, antroposofie, osteopathie of acupunctuur. De alternatieve artsenverenigingen in Nederland vertegenwoordigen circa 1500 alternatieve artsen. Het werkelijke aantal ligt echter rond de 1000 (bijvoorbeeld door artsen die zowel homeopathie als acupunctuur bieden). Het aantal beoefenaars van de alternatieve geneeswijzen die geen artsenopleiding hebben is in Nederland groter, omdat het geen beschermde beroepsgroep is: iedereen kan zich zonder opleiding therapeut noemen. Wel wordt van alternatieve behandelaars door de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) enige zorgvuldigheid verlangd.

“De Nederlandse Wet op de Uitoefening der Geneeskunst (WUG) van Thorbecke (1865), waarin een artsexamen werd geïntroduceerd in de gezondheidszorg, zorgde voor een splitsing tussen 'reguliere' en de 'alternatieve' geneeskunst. Deze WUG maakte het uitoefenen van geneeskunst door onbevoegden strafbaar.

De Nederlandse overheid gedoogde en gedoogt echter de groep alternatieve genezers.

Sinds de jaren 50 van de twintigste eeuw zijn er diverse commissies geweest die probeerden regels omtrent de uitoefening van de geneeskunst door deze 'niet-gekwalificeerden' vast te leggen. Uiteindelijk kwam in 1973 de Staatscommissie Medische Beroepsuitoefening ('Commissie de Vreeze') met het voorstel van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet BIG. Deze wet werd uiteindelijk pas in 1999 van kracht.

De Wet BIG komt er op neer, dat 'alternatieve genezers' hun beroep mogen uitoefenen zonder daartoe een formele bevoegdheid te hebben verkregen, waarbij bepaalde medische handelingen uitsluitend voorbehouden zijn aan artsen en overige in de wet genoemde beroepen. Voor Nederland zijn de "voorbehouden handelingen": heelkundige handelingen, verloskundige handelingen, endoscopieën, catheterisaties, injecties, puncties, narcose, het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling, cardioversie, defibrillatie, elektroconvulsieve therapie, steenvergruizing en kunstmatige fertilisatie.

Alternatieve therapeuten kunnen in Nederland en België niet worden ingeschreven in het BIG-register, respectievelijk het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Zij kunnen lid worden van een beroepsorganisatie en bij elke beroepsvereniging is de verplichting lid te zijn een organisatie die een klachtenregeling en/of tuchtrecht kan verzorgen. De overheid laat de beroepsverenigingen van alternatieve geneeswijzen vrij in het bepalen van hun opleidings- en kwaliteitseisen.

In de twintigste eeuw ziet men een verschuiving van de interesse naar magnetiseurs, hypnotiseurs en gebedsgenezers. Op dit moment is homeopathie de meest toegepaste alternatieve methode, in het bijzonder door de homeopathische zelfzorgmedicijnen.

11 1.3. Terminologie

Alternatieve geneeswijze Volgens wikipedia:

Onder alternatieve geneeswijzen vallen alle therapieën, geneesmiddelen en diagnostische handelingen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is, en die meestal niet aan medische faculteiten of officieel erkende paramedische opleidingen worden gedoceerd. Deze geneeswijzen worden ook door niet- artsen uitgeoefend. Naast genezing of behandeling van een ziekte kunnen ze ook persoonlijke groei en relaxatie tot doel hebben. De meest toegepaste geneeswijzen zijn: homeopathie, acupunctuur, paranormale geneeswijzen, natuurgeneeskunde en antroposofische geneeskunde. Zij worden toegepast op respectievelijk 50, 11, 9, 5 en 2 procent van de gebruikers van alternatieve geneeswijzen (15,7 % van de bevolking volgens opgave uit eigen kring). Verder worden onder immigranten allochtone geneeswijzen toegepast.

Betekenissen ‘De term alternatieve geneeswijzen heeft een aantal synoniemen. De meest voorkomende zijn alternatieve geneeskunde, alternatieve behandelingen, complementaire geneeswijzen, additieve geneeswijzen of niet-conventionele geneeswijzen. De Engelse term Complementary and (CAM) wordt ook gebruikt. De term is in Nederland gangbaar geworden toen in 1981 prof. dr. P. Muntendam het rapport “Alternatieve Geneeswijzen in Nederland” presenteerde. In de politiek en in de medische wetenschap worden deze behandelingen meestal formeel aangeduid met de term "niet-conventionele geneeswijzen".

Definities Gehanteerd volgens de Stichting voor Innovatief Onderzoek en Onderwijs van Complementaire Behandelvormen ( stichting IOCOB):

Iedereen kent alternatieve geneeskunde als term. Stichting IOCOB gebruikt de term complementaire behandelwijzen of complementaire behandelingen. Dit zijn therapieën die aanvullend op de reguliere geneeskunde kunnen worden ingezet. De term alternatieve geneeskunde is polariserend, aangezien deze term suggereert dat de reguliere geneeskunde wordt vervangen door iets anders, door een alternatief. De term geneeskunde geeft aan dat een patiënt genezen wordt. Hiervoor moet bewijs overlegd worden, en zolang dat bewijs niet volledig en ondubbelzinnig aanwezig is, is het beter de neutrale term behandelwijzen te gebruiken. De Engelse term voor complementaire behandelwijzen is CAM: 'Complementary and Alternative Medicine'.

De definitie van de Cochrane groep is: “CAM is a broad domain of healing resources that encompasses all health systems, modalities, and practices and their accompanying theories and beliefs, other than those intrinsic to the politically dominant health system of a particular society or culture in a given historical period”

Stichting IOCOB stelt voor de term Complementaire Behandelvormen of Behandelwijzen (CB) te hanteren als neutrale omschrijving van wat in de volksmond alternatieve geneeskunde heet. Ook de termen additieve geneeskunde, holistische geneeskunde en integrale geneeskunde zouden beter vervangen kunnen worden door de neutrale term complementaire behandelvormen of behandelwijzen.

12 Hoofdstuk 2. Evidence Based Medicine (EBM), Evidence Based, Practice (EBP), Practice Based Evidence (PBE).

Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de begrippen, Evidence Based Practice ( EBP), Evidence Based Medicine (EBM), Practice Based Evidence (PBE) en Dubbelblind gerandomiseerd onderzoek (RCT, Randomised controlled trial), aangezien deze begrippen het onderscheid maken tussen regulier, alternatief en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg.

2.1. Definities Definities volgens de Wikipedia gegevens:

2.1.1. Evidence Based Practice (EBP) Het uitvoeren van een handeling door een beroepsbeoefenaar op zo'n wijze dat de uitvoering is gebaseerd op de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid. Binnen de geneeskundige en paramedische beroepen is EBP een belangrijke stroming die vaak wordt aangeduid als Evidence Based Medicine (EBM). Evidence Based Practice (EBP) is het proces waarin zorgprofessionals klinische besluiten nemen mét individuele patiënten en deze onderbouwen met de beste, hen beschikbare kennis uit onderzoeksresultaten, klinische ervaring en voorkeur van de patiënt."

2.1.2. Evidence Based Medicine (EBM) "Evidence Based Medicine is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten. De praktijk van evidence-based medicine impliceert het integreren van individuele klinische expertise met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol." (Offringa et al., 2008: 22)

2.1.3. Practice Based Evidence (PBE) Als reactie op een dominante EBP stroming in de medische wetenschap is onder meer vanuit de psychiatrie het begrip 'practice-based evidence' (PBE) opgekomen. Binnen PBE, waarbij de ervaring van de beroepsbeoefenaar een belangrijke rol speelt, zijn de context van het beroepsmatig handelen en de professionele autonomie van de beroepsbeoefenaar uitgangspunt van handelen. Beslis- en denkfouten, maar ook het probleem van de professionele 'self- serving bias' (vooroordelen) vormen een valkuil bij de toepassing van dit begrip in de beroepsuitoefening

2.1.4. Dubbelblind Gerandomiseerd Onderzoek ( RCT Randomised Controlled Trial) In twee gelijkwaardige groepen patiënten, van statistisch voldoende omvang, wordt het effect van de behandeling gemeten. De ene groep wordt behandeld met de te onderzoeken methode, de andere groep met een al bewezen methode of met een placebo. Als een effect gevonden wordt, wordt een artikel na keuring door vakgenoten gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Het effect geldt eerst dan als aangetoond, als andere onderzoekers het effect kunnen reproduceren en daarover eveneens hebben gepubliceerd.

13 2.2. Kritiek rondom Evidence Based Medicine (EBM) Inleiding Evidence Based Medicine is een term waarvan steeds duidelijker wordt dat het een geschikt middel is om structuur en helderheid te verschaffen als het om meetbare feitelijkheden gaat. Zodra het om zaken gaan die zich daar minder goed voor lenen, is het belangrijk ons ervan bewust te zijn dat er ruimte blijft voor voorzichtigheid en nuancering.

2.2.1. Evidence Based Medicine wordt gelijkgesteld aan “wetenschappelijk bewijs of wetenschappelijk effect”. Met EBP beogen beroepsbeoefenaren een rationalisatie van hun handelen, maar de term dient niet te worden verward met ‘wetenschappelijk bewijs’ of ‘wetenschappelijk effect’. Over wat als ‘wetenschappelijk bewijs’ mag gelden, bestaat vaak weinig consensus, in het bijzonder in de menswetenschappen vanwege de methodologische problemen die onderzoek vaak met zich meebrengt. Het meten van ‘effect’ is in de regel erg lastig door het grote aantal mogelijke derde variabelen (‘confounding variables’) die het menselijk handelen beïnvloeden. Daarom probeert evidence-based practice de rationalisatie van het handelen van de beroepsbeoefenaar met gebruikmaking van zoveel mogelijk bronnen te funderen.

2.2.2. Professionele blindheid De organisatie waarvoor een beroepsbeoefenaar werkt en de daarbij behorende paradigma's beïnvloeden de visie van de hulpverlener op complexe maatschappelijke problemen. Een organisatiecultuur wordt aan nieuwe medewerkers soms doorgegeven als zijnde 'de waarheid' en 'de werkelijkheid'. Wanneer een bepaalde visie dermate overheersend is, of wanneer er binnen een organisatie sterk op productie wordt gestuurd bestaat het risico van het ontstaan van 'foutenculturen' in de organisatie. Voorbeelden zijn de zichzelf bevestigende redenering, het ‘zie je wel’-effect, ‘magisch denken’ in oorzaak-gevolg relaties, en het selectief zoeken naar steun voor je eigen opvatting (tunnelvisie). Evidence-based practice kan beroepsbeoefenaars helpen scherp te blijven kijken naar een specifieke situatie om te voorkomen dat ze zich te veel laten leiden door allerlei cultuur bepaalde 'ruis'.

2.2.3. Kritische aandachtspunten Binnen de methodologie wordt de stelling "absence of evidence is not evidence for absence" gezien als één van de voornaamste argumenten om EBP te bekritiseren. De afwezigheid van bewijs is geen bewijs voor de niet-werkzaamheid van een methode, bijvoorbeeld omdat de methode nog te jong is om zichzelf wetenschappelijk te hebben kunnen bewijzen. De kritiek richting EBP houdt in dat binnen EBP alleen die behandelingen en interventies genoemd worden die dit bewijs al wel hebben geleverd, waardoor nieuwe, mogelijk beter of tevens werkzame methoden niet toegepast worden door hulpverleners simpelweg omdat ze niet genoemd worden in de EBP-handboeken.

2.2.4. Meten met twee maten Twee monniken, twee gelijke kappen zou de verwachting zijn. In de reguliere geneeskunde zou de effectiviteit van de behandelwijzen worden vastgesteld met methoden van de zogeheten Evidence Based Medicine (EBM). Er zijn nog veel reguliere behandelwijzen waarvan de effectiviteit niet op die manier is vastgesteld.

In de alternatieve geneeskunde wijzen alternatieve genezers er vaak op, dat het model waarmee zij werken niet binnen de medische wetenschap past: er zijn voor hen geen 100

14 patiënten te vinden die hetzelfde hebben, en dus met dezelfde behandeling geholpen kunnen worden. De gebruikelijke dubbelblinde gerandomiseerde onderzoeksmethode past daarom niet goed in het mensbeeld van de alternatieve geneeswijze, waar elk individu zijn eigenheid heeft en dus anders behandeld zou moeten worden. Dit leidt vaak tot een patstelling in de discussie tussen alternatieve en reguliere geneeskunde. In Bijlage 4 “Evidence Based Medicine (EBM) mythe achterhaald?” maakt Prof. Dr. Yvo Smulders, hoogleraar interne geneeskunde aan de VU, maakt korte metten met de Evidence Based Medicine mythe.

15 Hoofdstuk 3. Regulier, Alternatief, Complementair Tegenover - of met elkaar? Inleiding In dit hoofdstuk wordt een aantal organisaties genoemd die de samenwerking tussen de reguliere-, alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg helpen ontmoedigen en/of te beletten. De voorstanders van de of, of, of….. benadering. Èn organisaties die over het algemeen ten doel hebben deze samenwerking juist te bevorderen. De voorstanders van de en, en , en…. benadering. In de bijlagen worden de werkwijzen van deze organisaties verduidelijkt.

3.1. Stichting voor Innovatief Onderzoek en Onderwijs naar Complementaire Behandelwijzen (IOCOB). Een voorbeeld van een dergelijke organisatie is de stichting voor Innovatief Onderzoek en Onderwijs naar Complementaire Behandelwijzen ( IOCOB). Doel van stichting IOCOB  het vinden van nieuwe inspiratiebronnen voor de geneeskunde,  het ontwikkelen van innovatief onderzoek en kosteneffectiviteitonderzoek,  het opzetten en faciliteren van onderwijs voor artsen en studenten geneeskunde of biomedische wetenschappen,  het verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen, media en geïnteresseerden,  het ontwikkelen van criteria voor patiënten om te komen tot een gewogen therapiekeuze,  het inventariseren en evalueren van nieuwe, experimentele behandelingen. Complementaire behandelwijzen staan momenteel hevig in de belangstelling. Langzaam ontwaakt binnen de geneeskunde het besef dat binnen deze stromingen nieuwe inspiratiebronnen te vinden zijn. Stichting IOCOB wil:  deze bronnen voor de gehele geneeskunde en de individuele patiënt ontsluiten,  een objectief portaal zijn van alle informatie op het gebied van complementaire behandelvormen; voor consument, gezondheidswerkers en beleidmakers,  nieuw innovatief onderzoek stimuleren en uitvoeren. In een artikel op hun website www.iocob.nl legt stichting IOCOB uit met welke intentie de term “kwakzalverij” door de Vereniging tegen de kwakzalverij wordt gebruikt. Dit artikel staat in de Bijlage nr. 1.

3.2. Vereniging tegen de kwakzalverij De vereniging heeft tot doel: bestrijding van kwakzalverij en evaluatie van alternatieve behandelmethoden. Bijlagen 1, 2 en 3 geven een indruk over de werkwijze van de Vereniging tegen de kwakzalverij.

3.3. Medisch Contact Medisch Contact wordt regelmatig verweten de Vereniging tegen kwakzalverij en andere critici van alternatieve- en complementaire geneeskunde een groot podium te gunnen. Daarmee wekt Medisch Contact de schijn tegen alternatieve- en complementaire geneeskunde te zijn. In Bijlage nr. 2 en bijlage nr. 3 is een aantal artikelen en reacties te vinden uit het tijdschrift Medisch Contact.

16

3.4. ZonMw (Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen)

“Missie ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek èn stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren.

Visie In de visie van ZonMw zijn er twee dingen nodig om de zorg en gezondheid te verbeteren: kennis en het daadwerkelijk gebruiken van die kennis. ZonMw stimuleert met allerlei subsidieprogramma’s de totale innovatiecyclus. Van fundamenteel onderzoek tot implementatie van nieuwe behandelingen, preventieve interventies of verbeteringen in de structuur van de gezondheidszorg. Bij de selectie van subsidievoorstellen zoekt ZonMw altijd de vernieuwing in combinatie met kwaliteit. Alleen zo doen we recht aan de complexiteit van de uitdagingen in de huidige samenleving en krijgen cliënten betaalbare zorg van hoog niveau. ZonMw gaat voor het beste resultaat”.

3.5. Wat hebben deze organisaties met elkaar gemeen?  Hun missie: “Bewaking van de kwaliteit van de gezondheidszorg. De voorwaarden creëren opdat de burgers de optimale medische zorg krijgen.  De autonomie (zelfstandigheid) van patiënten versterken door de burger te voorzien van informatie. Met deze informatie kan de individuele patiënt een goed gefundeerde keuze maken voor de therapie die het meest betrouwbaar is en het meest aanspreekt”.

3.6. Waarin verschillen deze organisaties? De intentie, de bedoeling waarmee deze organisaties hun werk doen en uitdragen. De ene organisatie heeft de intentie verdeeldheid, tweespalt, chaos en verwarring te veroorzaken. Dat doen zij ten koste van de ander. Dat doen zij ten koste van de burger. Deze organisaties zijn niet uit op samenwerking. Deze organisaties zijn erop uit de verschillen uit te vergroten, de kloof te vergroten, de minpunten benadrukken, ervan uitgaan wat er mis is, gaan “ten strijde”, “wie niet voor mij is, is tegen mij.” Werkwijze op basis van uitsluiten. Deze organisaties gaan uit van het conflictmodel. De werkwijze heeft meer weg van “politiek” bedrijven. Onder het mom de “burger te beschermen” zijn deze organisaties bezig met ego, macht en status spelletjes.

De andere organisatie heeft de intentie orde, structuur, samenhang, harmonie, eenheid in verscheidenheid, en heelheid te creëren. Deze organisaties zijn uit op samenwerking. Zij benadrukken de overeenkomsten. Zij benadrukken wat er goed gaat en onderzoeken wat de verbeterpunten zijn. Zij kijken waar winst uit te behalen valt, onderzoeken wat het beste is voor de burger, creëren meer keuzemogelijkheden. Een werkwijze gebaseerd op insluiten.

17 3.7. Hoe is de routing bij de instellingen en organisaties die zich met de (geestelijke) gezondheidszorg bezig houden geregeld? Wat zijn de uitgangspunten van deze organisaties ten aanzien van de alternatieve- en complementaire geneeskunde? Inleiding In dit hoofdstuk zijn de organisaties, instellingen onderzocht die zich bezig houden met psychoses, psychiatrische stoornissen en de cliënten die last hebben van “stemmen in hun hoofd.” Cliënten die “stemmen in hoofd” horen is een apart specialisme bij de Stemmenpoli bij het UMC in Utrecht.

3.7.1. Lentis, Centrum Integrale Psychiatrie Lentis is in Nederland de eerste GGZ instelling die (naast het gebruikelijke reguliere aanbod) een Centrum Integrale Psychiatrie heeft opgericht. Dit centrum bestaat uit vier onderdelen: patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, informatieverstrekking en opleiding. Lentis werkt volgens het CAG protocol. Om Complementaire, Alternatieve Geneeswijzen (CAG) op verantwoorde wijze toe te passen binnen de reguliere gezondheidszorg, met respect voor de individuele behoefte van de zeer diverse patiënten die in onze multiculturele samenleving een beroep doen op de gezondheidszorg. Tevens wil Lentis de patiënt zo beschermen tegen kwakzalverij, misbruik en valse hoop.

In het CAG protocol wordt gewerkt met een beslisboom. Uit dit schema blijkt dat een behandeling met CAG pas van start mag gaan wanneer zorgvuldig getoetst is of reguliere behandelingen volgens de multidisciplinaire richtlijnen van de GGZ zijn toegepast of geadviseerd en wanneer er geen sprake is van gevaar (deel 1).

Wat zijn door Lentis toegestane CAG behandelingen? Binnen het CIP worden alleen reguliere en complementaire geneeswijzen toegepast die bewezen effectief zijn met positieve resultaten in (reviews van) meerdere goed uitgevoerde studies. Voorbeelden zijn: o sint-janskruid voor depressies (Linde e.a. 2008), o valeriaan bij inslaapstoornissen (Mischoulon 2008), o relaxatie bij angst (Eppley e.a. 1989), o mindfulness-based stressreductie (Grossman et al, 2004), o mindfulness-based terugvalpreventie bij depressie (Teasdale e.a. 2000), o massage bij stress, angst en depressie (Moyer e.a. 2004), o sporten bij depressie, angst en slaapstoornissen (Craft & Landers 1998), o hartcoherentie bij angst, stressgerelateerde en depressieve klachten (Karavidas 2008; McCraty et al., 2001), o enkelvoudige vitamines als additie bij depressie (zoals foliumzuur; Taylor e.a., 2008) en supplementen (zoals SAMe bij depressie; Delle Chiaie e.a. 2002), o melatonine bij slaapstoornissen (Zhdanova & Friedman 2008), o inositol bij depressie, paniek en dwangstoornis (Belmaker & Levine, 2008).

Besluit men tot behandeling met CAG (deel 2), dan geldt bij een reguliere psychiatrische diagnose dat de behandeling moet worden toegepast op basis van de oorspronkelijke definitie van EBM. Men kan dus kiezen voor een interventie met een lagere vorm van bewijs wanneer de patiënt daar nadrukkelijk om vraagt en er vanuit de professionele expertise geen redenen zijn om te weigeren. Het CIP heeft overigens wel besloten om daar een grens aan te stellen. Alternatieve behandelingen waarvoor nauwelijks of geen bewijsvoering is, worden niet aangeboden binnen

18 het CIP. Wanneer de patiënt daar expliciet om vraagt, zal worden verwezen naar een extern netwerk. De alternatieve behandeling komt dan niet in plaats van een reguliere behandeling, maar wordt tegelijk met reguliere of bewezen complementaire behandelingen toegepast. Bij zo’n externe verwijzing en samenwerking gelden verder de volgende voorwaarden: o De arts/therapeut is aangesloten bij de beroepsvereniging van de therapeutische discipline die hij vertegenwoordigd. o De beroepsvereniging dient een klacht- en tuchtrechtsprocedure formeel te hebben vastgelegd. o De arts/therapeut handelt naar de gedragscode en het professioneel statuut van zijn beroepsvereniging. o De arts/therapeut conformeert zich aan wettelijke eisen met betrekking tot dossiervoering. o De praktijkruimte dient te voldoen aan de eisen op het gebied van privacy en hygiëne zoals onder BIG- geregistreerde therapeuten gebruikelijk. o De arts/therapeut dient een eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben. o Er is regelmatig (minstens maandelijks)laagdrempelig contact tussen betrokken behandelaars van reguliere behandelingen CAG. o Wanneer de reguliere behandeling of bewezen complementaire behandeling binnen het CIP is afgerond, blijft het CIP verantwoordelijk voor minstens 1 vervolgcontact ter(eind) evaluatie. o De arts/therapeut neemt deel aan wetenschappelijke effectevaluatie van zijn behandeling zoals opgezet en uitgevoerd door Lentis en stemt in met publicatie van de resultaten van het onderzoek ongeacht de uitkomst. o Na afronding van de reguliere of de complementaire behandeling blijft het CIP verantwoordelijk voor minstens 1 vervolgcontact ter evaluatie.

3.7.2. Universitair Medisch Centrum Utrecht: Stemmenpoli UMC. Bij de stemmenpoli UMC wordt er veel hersenonderzoek gedaan. Hoe komt het dat mensen stemmen horen? Wat gebeurt er op dat moment in de hersenen? De stemmenpoli UMC heeft vooral een wetenschappelijke benadering van het fenomeen.

Op de site van de stemmenpoli http://www.stemmenpoliumcutrecht.nl/index.php?umc=page&id=169 wordt een verwijzing naar het paranormale gemaakt.

“Stemmen horen bij lichamelijk en geestelijk gezonde mensen Stemmen horen kan dus optreden bij psychiatrische stoornissen, bij neurologische ziekten en bij hardhorendheid. Maar het komt ook voor bij mensen die kerngezond zijn. Gezonde mensen die stemmen horen komen niet zo gauw bij een hulpverlener, omdat ze niet of nauwelijks last hebben van de stemmen. Stemmen bij gezonde mensen zijn vaak positief van inhoud en worden als steunend ervaren. Sommige mensen volgen de raad van hun stemmen op, anderen niet. De stemmen van gezonde mensen kunnen verdwijnen en soms na jaren terug komen. Positieve stemmen kunnen veranderen in negatieve, dit gaat vaak gepaard met een depressie. Gezonde stemmenhoorders kunnen dan alsnog een psychose ontwikkelen. De andere symptomen die bij psychose voor komen: wanen en formele denkstoornis, zijn ook bij gezonde mensen die stemmen horen in lichte mate terug te vinden. Blijkbaar treden deze stemmen en wanen vaak gezamenlijk op. Vrij veel mensen die stemmen horen zien dat als een verhoogde intuïtie, een soort zesde zintuig. Zij zien zichzelf als helderziend, of eigenlijk: helder horend. Er bestaat in Nederland een uitgebreid netwerk van mensen met interesse in paranormale gaven en verschijnselen. Er

19 zijn vele websites, beurzen, opleidingen en verenigingen. Binnen dit circuit is het geen taboe om stemmen te horen, het hoort erbij en wordt begrepen. Het kan heel prettig zijn om eindelijk een groep te vinden die hetzelfde ervaart als jij, en er een positief referentiekader voor biedt. Sommige mensen die stemmen horen gebruiken deze eigenschap voor hun werk als medium of als alternatief genezer. Bijvoorbeeld als iriscopist, magnetiseur, manueel therapeut of esoterisch genezer. Via de stemmen krijgen zij informatie over de klachten van een cliënt, of leggen zij contact met overledenen. Soms komt het voor dat een paranormale genezer steeds meer negatieve stemmen gaat horen en er als het ware door overspoeld raakt. Hij ontwikkelt een psychose. Het omgekeerde komt ook voor: iemand hersteld uit een psychose, leert met zijn stemmen om te gaan en gebruikt ze om anderen te helpen. Hij opent een praktijk voor healing. De twee vormen: stemmen horen bij psychose en bij gezonde mensen kunnen dus in elkaar over gaan. Het fenomeen stemmen horen is dan ook niet verschillend tussen mensen met een psychose en paranormaal begaafden, het is de inhoud van de stemmen en de verklaring die ervoor gevonden wordt, die anders is. En de dosis. Mensen met een psychose horen meestal veel frequenter stemmen, waardoor ze er voortdurend door afgeleid raken en niet in staat zijn zich op andere dingen te concentreren”.

De stemmenpoli van het UMC onderzoekt ook gezonde mensen die stemmen horen.

3.7.3. Zorglijn Acute Stoornissen is onderdeel van Academisch Centrum Amsterdam afdeling Psychiatrie Hier vindt opvang plaats van patiënten met uiteenlopende psychiatrische problemen en patiënten met gecombineerde psychiatrische en somatische problemen.

Op de site http://www.amcpsychiatrie-acuut.nl/onderzoek.htm staat het volgende: Van direct belang voor patiënten is dat er binnen het AMC sprake is van een sterke samenhang tussen wetenschap en klinische zorg. Dit is ook terug te zien in de werkwijze van de Zorglijn Acute stoornissen; er wordt gewerkt volgens zogenaamde "evidence-based zorg". Dit houdt in dat elke vorm van behandeling uitgebreid wetenschappelijk getoetst en effectief bevonden is. Andersom wordt binnen de Zorglijn Acute stoornissen ook onderzoek gedaan naar de waarde van al bestaande en gebruikte behandelmethoden. Verder wordt er op het gebied van onderzoek samengewerkt met de overige 3 zorglijnen (Angststoornissen, Stemmingstoornissen, Psychotische stoornissen bij adolescenten).

Behandelprogramma’s bestaan uit: activiteitenbegeleiding, ergotherapie, psychomotore therapie, en diverse gespreksgroepen en trainingen, psycho educatie en Liberman trainingen.

Psychiatrisch Consultatieve Dienst (PCD) De PCD biedt psychiatrische behandeling aan patiënten met een combinatie van somatische en psychiatrische problemen in het AMC. Consulten op somatische afdelingen in het AMC De PCD biedt psychiatrische medebehandeling aan somatisch zieke patiënten, mensen met tevens psychiatrische problemen op somatische afdelingen van het AMC. Daarnaast vinden psychiatrische beoordelingen plaats van patiënten op de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) van het AMC, op verzoek van de poortarts of een somatisch specialist. De consulten worden verricht door psychiaters, psychiaters in opleiding en een Consultatief Psychiatrisch verpleegkundige (CPV). Daarnaast vindt er ondersteuning en bijscholing plaats voor medewerkers op somatische afdelingen om herkenning en begeleiding van psychiatrische problematiek op een somatische

20 afdeling te verbeteren. Op de polikliniek en deeltijdbehandeling wordt specifieke behandeling geboden aan patiënten met gecombineerde psychiatrische en somatische problemen.

3.7.4. GGZ Leiden en omstreken Op de site http://www.ggzleiden.nl/templates/Content.aspx?PageID=719 staat de werkwijze beschreven.

“Samen met de cliënt Wij voeren behandelingen uit volgens de nieuwste inzichten. Onze zorgprogramma’s helpen ons daarbij. Deze zorgprogramma’s bestaan uit diverse therapiemodules waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze succesvol kunnen zijn. Samen met de cliënt bekijkt de behandelaar welke modules het meest geschikt zijn voor de hulpvraag en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene”.

3.7.5. CCGT Centrum Cognitieve Gedragstherapie Op de site http://www.ccgt.nl/overccgt.htm staat als reden om voor deze organisatie te kiezen: “De laatste 35 jaar wordt Cognitieve Gedragstherapie CGT als één van de best werkende psychotherapieën beschouwd en geschikt voor tal van psychische problemen. Dit wordt evidence based genoemd, wat wil zeggen dat al decennia, door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat CGT aantoonbaar resultaat oplevert bij het oplossen of verminderen van talloze psychische klachten.

21 3.8. Hoe ervaren professionals, belangenbehartigers en de cliënten van de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg zèlf de houding van de (geestelijke) gezondheidszorg ten opzichte van de alternatieve-, complementaire ( geestelijke) gezondheidszorg? Hoe beïnvloedt dit de professional in eigen functioneren en het in behandeling nemen van mensen met een hulpvraag in de (geestelijke) gezondheidszorg?

Inleiding In dit hoofdstuk worden de persoonlijke ervaringen met de (geestelijke) gezondheidszorg beschreven. Professionals in de geestelijke gezondheidszorg, belangenbehartigers van cliënten in de (geestelijke) gezondheidszorg en cliënten zijn geïnterviewd.

3.8.1. M. is Psychiatrisch Verpleegkundige. M. werkt bij de Sociale Werkvoorziening met mensen met een psychiatrische achtergrond. M. heeft jarenlang ervaring in de psychiatrie. M. is een verpleegkundige met “Passie voor de Mens”. Zijn uitgangspunt: Wat heeft de mens nodig? Past de mens niet in het systeem dan zorgen we dat het systeem bij de mens past. Is zich bewust dat er regels en protocollen bestaan. Dat kennis, kunde en vooral liefde voor de mens en levenservaring belangrijk zijn voor de uitoefening van het vak. Na de studie begint het echte werk pas. M. heeft ervaren dat zich “buiten de gebaande paden” begeven niet altijd door de leiding in dank wordt afgenomen. Werd daar zelf ook echt ziek van en moest even een tijdje ertussen uit. Soms kan het niet anders dan dat je mee moet gaan met voorschriften, besluiten die niet in het belang van de cliënt genomen worden. Geld, macht en status zijn dan meestal de factoren die de koers bepalen. M. constateert dat na verloop van tijd het management tot het inzicht komt dat luisteren naar degene die de cliënt één op één begeleidt en zich, zo nu en dan, uit noodzaak tot wat minder orthodoxe werkwijze begeeft, nog zo “gek” niet is. M. heeft een keer meegemaakt dat er een cliënte binnen werd gebracht die duidelijk “bezeten” was. Deze cliënte was van niet Nederlandse afkomst en de ouders besloten de cliënte naar een Winti priester te brengen. Bijna had de GGZ dat tegengehouden en pas na, honderdduizend handtekening en ettelijke verklaringen dat de GGZ niet aansprakelijk gesteld zou worden voor de gevolgen, mocht cliënte mee met haar ouders. Eén of twee weken later kwam een herboren, helder uit haar ogen kijkende jongedame even gedag zeggen en zij vertelde dat het weer hartstikke goed met haar ging. M. heeft ook een keer een cliënt gehad die erg in de war was en af en toe in code taal sprak. De psychiater die erbij was had geconstateerd dat cliënt over UFO, planeten en buitenaardse wezens had gesproken. Dat betekende dus een bepaalde dosis van een bepaald medicijn. “Wel nee joh!”had M. geroepen. “Dat zijn termen uit de biljartsport!” Gelukkig vindt M. het leuk om te biljarten en de cliënt had een biljartpartij beschreven en M. herkende de biljarttermen. Deze Psychiatrische Verpleegkundige heeft meer ervaringen gehad dat er meer is tussen hemel en aarde en staat zeker open voor de “andere” behandelwijze. Feit blijft dat deze verpleegkundige vooralsnog eerst strijd zal moeten voeren voordat de leiding ook die inzichten deelt en zich bereid verklaard “andere behandelwijze” toe te willen passen.

3.8.2. E. ex-deelnemer in (afkick)traject. E. kwam in traject naast het intensieve therapietraject voor alcohol- en cocaïneverslaving bij de Brijder stichting. Naast de therapie ook werken aan sociale activering in een periode “between two jobs” van nog geen jaar Inmiddels de droombaan gevonden met meer

22 verantwoordelijkheid, veel leren, veel reizen en mensen aansturen. Drinkt geen alcohol en gebruikt geen drugs en heeft daar ook absoluut geen behoefte meer aan. Nu werk, privé in een rustig vaarwater zijn gekomen en E. weer helemaal zichzelf heeft hervonden is ook het gebruik van het medicijn……….langzaam afgebouwd en is E. daar helemaal mee gestopt. E. is ervan overtuigd dat op de momenten dat het moeilijk werd juist de (paranormale) behandelingen en de aanrakingen op de diepere lagen, het doorpakken naar de kern, de aanpak van de oorzaak van de problemen, ervoor gezorgd hebben dat hij zich zo goed voelt en zich ook weer snel kan “herpakken.”

3.8.3. M. Cliënte komt al jong in aanraking met de psycholoog, psychiater, psychotherapeut. Cliënte is al op jonge leeftijd met spiritualiteit bezig. Thema’s: Hooggevoeligheid. Dat niet willen zijn maar….. “normaal” willen zijn. Slim. Al jong afgestudeerd en inmiddels in de WAO beland. Heeft een lange weg van psychiatrie, psychotherapie afgelegd. Huisarts is antroposoof. De Borgstichting is een instelling gebaseerd op antroposofische uitgangspunten. Diagnoses die gesteld zijn, zijn bij de cliënte al bij vorige trajecten vastgestelde diagnoses. “Niets nieuws onder de zon” om het zo maar te formuleren. Cliënte laat zich graag “paranormaal” behandelen. Zij heeft daar baat bij. Merkt dat een behandeling op verschillende lagen “iets” met haar doet. Merkt dat ze nu pas een gesprek met iemand kan voeren over (spirituele en aanverwante) zaken die haar bezig houden op haar niveau. Had vaak het gevoel dat de therapeuten wel veel zeiden ( verstandelijk) maar dat er geen gevoel, het ook “doorvoeld en ervaren” bij zat. Cliënte had vaak het gevoel dat ze er helemaal “niets van snapten.” Zij heeft zelf ervoor gezorgd dat ze de behandelingen kreeg die, in haar beleving, goed voor haar waren. Zij moest zelf overal achter heen. Er werd niet echt met haar meegedacht. Een paranormaal therapeut komt niet in het systeem voor. Cliënt heeft het gevoel dat ze nu met paranormale therapie op een “goed spoor” zit.

3.8.4. H. Cliënte in Wet Werk en Bijstand traject. Cliënte is ruim 25 jaar ziek. Werd 9 jaar lang gestalkt. Zij ontwikkelde “straatvrees” vanwege de stalker. Het stalken eindigde doordat de stalker een hersenbloeding kreeg en opgenomen is op een gesloten afdeling. Dat was het moment dat cliënte weer voorzichtig naar buiten durfde. De huisarts heeft al die jaren geweigerd cliënte met haar klachten door te verwijzen. Cliënte heeft als onderdeel van het WWB traject eindelijk een diagnose gesteld gekregen. De gestelde diagnose: een combinatie van chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS) en fibromyalgie. Cliënte is door de reguliere gezondheidszorg in de steek gelaten. Haar klachten zijn niet serieus genomen. Door de ziekte was zij te moe en te ziek om daar iets aan te doen. Cliënte is inmiddels opgeknapt door de “paranormale” behandelingen en de “invoelende” gesprekken die gedurende het traject zijn gevoerd. Zoveel mogelijk weer meedoen en zich begeven onder de mensen. Haar eigen kwaliteiten (her)ontdekken en inzetten. Cliënte is voor 90% pijnvrij en kan al veel meer dan ze ooit had durven dromen. Het gaat nog gedoseerd en cliënte heeft geleerd dat zij heel goed naar haar lichaam en zichzelf moet luisteren. Duidelijke grenzen stellen, aandacht voor aarding. Cliënte heeft een inkomen gelijk aan het bijstandniveau maar heeft nu een ander etiketje opgeplakt gekregen. Helaas heeft de staatssecretaris besloten om ME/CVS niet als ziekte te erkennen in tegenstelling tot de Gezondheidsraad. Er ontbreekt zogezegd “wetenschappelijk” bewijs. Cliënte heeft, vanwege haar ziekte, huishoudelijke hulp gekregen voor 1 ochtend in de week vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Nu heeft een WMO ambtenaar

23 besloten om de hulp weer in te trekken. Cliënte heeft bezwaar gemaakt en er is een procedure gestart. Cliënte heeft bij de WMO commissie voor moeten komen en de WMO ambtenaar stelde “paranormale” therapie gelijk aan kwakzalverij. Waarop cliënte antwoordde: “Ja een huisarts die 25 jaar weigert door te verwijzen. Wie is nu de kwakzalver?” Binnen een bepaalde termijn zou cliënte een uitslag krijgen. Die termijn is intussen vele maanden verstreken en er is nog steeds geen beschikking binnen gekomen. Dus ook geen huishoudelijke hulp.

3.8.5. P. in de WAO terecht gekomen vanwege late diagnose ADHD. P. heeft vele opleidingen gedaan maar niet afgemaakt. P. is heel handig. Een goede klussenman. Heeft altijd gewerkt tot er iets gebeurde waardoor P. helemaal overspannen werd en uiteindelijk in de WAO is beland. P. heeft sinds 2012 het gevoel dat hij LEEFT! Eindelijk de juiste medicijnen. Eindelijk vrijwilligerswerk gevonden waar hij zich nuttig kan maken en er rekening gehouden wordt met zijn “stoornis”. P. is intussen 43 jaar en het heeft heel lang geduurd voordat de juiste diagnose is gesteld. Ook heeft het lang geduurd voordat de juiste medicijnen waren gevonden. Het was ook (jaren) wachten tot de nieuwe medicijnen goedgekeurd waren om te gebruiken. P. heeft zelf hard geknokt om de goede hulpverlener te vinden. Psychiaters waar hij terecht kwam hadden zelf ook hun kwesties. Op zijn dieptepunt kwam er een psychiater op zijn pad die het aandurfde te experimenteren. Hij wist ook dat er een nieuwe medicijn op de markt zou komen. Het experiment was: het inschakelen van een psychomotorische therapeut. Bij deze therapeut heeft hij geleerd met zijn lichaam bezig te zijn. Begrijpen wat er allemaal in dat lichaam gebeurt. Leren rust te krijgen. Leren accepteren en de wetenschap dat het mogelijk is om met die vreemde gewaarwordingen mee om te kunnen gaan. Van “het overkomt me!”, weer controle en daarmee gevoel van veiligheid krijgen. In de paranormale therapie zouden de termen: aarden, gronden, werken aan het 1e chakra, terugkomen in het lichaam, verbinding leggen met de aarde en de kosmos van toepassing kunnen zijn, energie laten stromen, opgehoopte energie afvoeren. En dat was ook zo. Dat was precies de goede beschrijving.

3.8.6. ISP Stichting Informatie Steun Punt in de 1e lijn GGZ. Het ISP is een zelfhulporganisatie die klaar staat voor ieder die vragen heeft of steun nodig heeft op het terrein van psychosociale- en maatschappelijke problemen. De medewerkers van het ISP zijn ervaringsdeskundige vrijwilligers Het ISP helpt mensen die cliënt zijn bij de GGZ bij praktische zaken met als uitgangspunt: kracht van het zelf doen. Het ISP helpt vooral bij acute nood met praktische zaken zoals: regelen van uitkeringen, voorkomen van huisuitzettingen, problemen met deurwaarders regelen, huisvesting. ISP houdt ook inloopspreekuren, brengt huisbezoeken en gaan op verzoek mee met cliënten om bij te staan. De ervaringen van het ISP is dat cliënten bij de reguliere gezondheidszorg volgens protocollen worden geholpen. Het ISP krijgt de indruk dat de mensen beter geholpen zouden kunnen worden dan ze nu geholpen worden. Hulp wordt verleend binnen de financiële kaders, er wordt een behandelplan opgesteld, diagnose wordt gesteld, type en dosis medicijnen aan de hand van de diagnose opgesteld. Diagnose volgens het beroemde DSM-IV-TR ( DSM-V komt eraan). ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorder.) Het ISP ervaart dat mensen door de aandacht, anders dan de aandacht die ze tijdens de behandeling krijgen of nadat de mensen intussen uitbehandeld zijn, soms opknappen. Klaarblijkelijk heeft de extra, belangeloze aandacht een positieve uitwerking op de cliënt.

24 De mensen ervaren deze aandacht als een bevestiging van hun bestaan, ze worden gezien. Dat betekent niet automatisch dat de GGZ instelling een evaluatie maakt en er gekeken wordt of er een aanpassing in de behandeling of het medicijngebruik mogelijk is. Dat is volgens de ISP “vechten tegen de bierkaai.” Het ISP krijgt niet de indruk dat er door de GGZ instelling wel eens iets anders wordt geprobeerd buiten de reguliere behandelingen om. Doorverwijzingen naar een paranormaal therapeut of een medium is de ISP niet bekend. De ISP is als belangenbehartiging de toegang tot de gevangenis geweigerd waar cliënten verblijven met een psychische achtergrond en verdacht worden van een misdrijf of intussen voor het plegen van een misdrijf zijn veroordeeld. De ISP verwacht dat, gezien de bezuinigingen en de eigen bijdrage die voor de geestelijke gezondheidszorg moet worden betaald, er meer mensen zonder behandeling rond lopen wat een onwenselijke situatie is. De ISP verwacht dat de bezuinigingen de geestelijke gezondheidszorg zal dwingen tot het aanbieden van therapieën die blijvend resultaat kunnen opleveren, wat de samenleving ook weer geld oplevert of therapieën die goedkoper in de uitvoering zijn. Financiële overwegingen zou de geestelijke gezondheidszorg meer de alternatieve- en of complementaire sector in dwingen. De geestelijke gezondheidszorg zal zich ontwikkelen tot een Psychiatrie Academie waar meer aanspraak op innovatie en ondernemersgeest gedaan zal worden om de instelling in stand te houden.

3.8.7. Erik Kasteleyn docent Parapsychologie aan het Johan Borgman College. Erik Kasteleyn is docent aan het Johan Borgman College. Hij doceert Parapsychologie en Theorie Paranormale Geneeswijze. De docent ziet het als zijn taak om de leerlingen van het Johan Borgman College te onderwijzen over het Goed en het Kwaad. In deze lessen worden de leerlingen gestimuleerd om kritisch te zijn en te blijven. In het bijzonder eerst kritisch naar zichzelf. Onder het motto: “Mens ken(t) u zelf!”. Vanuit de filosofie het gezonde verstand in samenwerking met het gevoel te gebruiken en in te zetten bij de behandeling van cliënten. Mensen die in de war zijn, zijn zoekende, zijn op zoek naar de zin van het leven, op zoek naar zichzelf. De kerken lopen leeg. De zin van het leven vinden de mensen niet meer in religie. De mensen zijn ongeduldig, verwachten directe bevrediging, hebben de tijd niet meer om zichzelf te leren kennen, lopen blind en kritiekloos achter de laatste hype aan, zonder zich af te vragen wat en wie ze najagen. De mensen hebben hun onderscheidingsvermogen verloren of zijn dat aan het verliezen. Mensen, bewegingen met minder goede intenties maken onder het mom van “het geluk vinden, gelukkig worden” misbruik van deze onrust, van deze verwarring, van de onwetendheid en angstgevoelens van de mensen. Hun tactiek is er juist op gericht om verdeeldheid, chaos en nog meer verwarring, te zaaien. De mensen raken nog meer van zichzelf vervreemd in plaats van dat zij weer bij zichzelf “thuiskomen.” De mensen raken steeds meer in het hoofd, de ratio, en veel verder van het gevoel vandaan. De mensen verliezen steeds meer vaste grond onder hun voeten. Zij laten zich “omver blazen”. Zij zijn/raken letterlijk en figuurlijk ontworteld. Alertheid is geboden. Mens ontwaakt! Het is belangrijk te volgen welke acties de mensen ondernemen om het geluk, om zichzelf te (her)vinden. Welke stromingen zij aanhangen. Waar de mensen zich in verliezen en/of hebben verloren. Als daar inzicht in is, is het mogelijk de mensen te helpen zich weer te hervinden. Weer te gaan voelen. Het verstand weer samen te laten werken met het gevoel, weer op het “juiste pad” te brengen, weer bezield te worden. De mens vanuit het pad van de Duisternis weer op het pad van Licht te (bege-)leiden.

25 3.8.8. Mirjam Rentema preventiewerker van Prezens onderdeel van GGZ InGeest. Prezens houdt zich voornamelijk bezig met preventieve hulp. Website www.prezens.nl : “Veel mensen krijgen in hun leven te maken met psychische klachten. Prezens probeert hen in een vroeg stadium te helpen om hun klachten te verminderen en ergere klachten te voorkomen. Prezens werkt samen met huisartsen in hun praktijk of in het gezondheidscentrum en met buurthuizen en scholen. Het zorgaanbod van Prezens is afgestemd op de wijken. Laagdrempelige ondersteuning dicht bij huis. Blijkt verwijzing naar specialistische hulp noodzakelijk, dan heeft Prezens het netwerk en de mogelijkheden om deze verwijzing snel en direct te regelen”. Bij Prezens kunnen mensen voor begeleiding en behandeling terecht waar de eigen GGZ bijdrage niet van toepassing is. Dat geldt voor screening (klachtenonderzoek), advies en (preventieve) ondersteuning en begeleiding. Mirjam Rentema heeft een project in Den Haag opgezet. Dat project bestaat uit een netwerk van sleutelfiguren, buurtcentra, vrijwilligersorganisatie, belangenorganisaties, welzijnsorganisaties, de gemeente en gezondheidscentra die ingezet kunnen worden bij problemen die zich bij de mensen voordoen. Dat kan om één lid van het gezin gaan of een heel gezin. Afhankelijk van de hulpvraag kan er snel en adequaat tot actie worden overgegaan en kunnen de problemen opgelost worden. Mirjam Rentema heeft zich gespecialiseerd in thema’s die spelen bij vluchtelingen, migranten, “allochtonen.” Een sleutelfiguur kan ook een imam zijn, een magnetiseur of een medium. Op de site http://www.ggzingeest.nl/zorg/nieuws/eigen-bijdrage-psychiatrie is een ingezonden brief naar van de VUmc / GGZ InGeest te vinden naar aanleiding van het invoeren van de eigen bijdrage voor de geestelijke gezondheidszorg. Deze bijdrage maakt een scheiding tussen lichaam en geest wat haaks staat op de filosofie van de VUmc en GGZ InGeest waar Lichaam en Geest één zijn.

3.8.9. Petra Gilhuis van Mens in de Praktijk, Psychotherapeut en GZ- psycholoog Petra Gilhuis vertelt hoe zij haar werk als psychotherapeut ziet. Het bedrijf heet “Mens in de Praktijk” om aan te geven dat het om de Mens gaat, de Mens staat centraal. Ook zij maakt zich zorgen over de eigen bijdrage in de geestelijke gezondheidszorg. Cliënten worden door de huisarts gestuurd. In twee intakegesprekken moet de psychotherapeut bepalen of de cliënt een 1e lijn- of 2e lijnstraject nodig heeft. Een 1e lijn traject bestaat uit 5 behandelingen. Elke behandeling/consult kost € 20,00 eigen bijdrage. Een 2e lijn traject is onbeperkt en er wordt steeds na een jaar geëvalueerd of het behandel traject verlengd moet worden. Vanaf de 6e behandeling is de eigen bijdrage € 200,00. Bij een 2e lijn traject moet de diagnose volgens de DSM-IV methodiek vastgesteld worden. Dat is verplicht anders wordt de behandeling niet vergoed. Petra Gilhuis probeert het waarom van de klachten te achterhalen. Patronen te ontdekken zodat die patronen weer doorbroken kunnen worden. De gesprekken leiden tot een behandelvoorstel. Petra Gilhuis wenst meer inbreng van de cliënt. Medicatie kan helpen. Het liefst op tijdelijke basis om een lastige periode te overbruggen. Over het algemeen kunnen de cliënten bij Mens in de Praktijk goed geholpen worden. Bij voorkeur zonder medicatie. Slechts bij hoge uitzondering was het nodig cliënten door te verwijzen naar de GGZ. Petra Gilhuis was niet bekend met het fenomeen paranormale geneeswijze, mediumschap, therapieën anders dan in de reguliere geestelijke gezondheidszorg bekend is. Zij heeft goede ervaringen met de Mentalization-Based Treatment. (MBT). Website: http://www.deviersprong.nl/paginas/5-over-de-viersprong.html meer informatie over expertise centrum MBT Nederland.

26 3.9. Wat zijn alternatieven? Wat bieden patiënten platforms? Inleiding In dit hoofdstuk een ( beperkt) overzicht van alternatieve benaderingen van psychoses en andere aandoeningen waarvoor cliënten naar de ( geestelijke) gezondheidszorg, de psychiatrie verwezen worden.

3.9.1. Psychose Anders een Geestelijke benadering. Op deze website http://psychoseanders.wordpress.com/introductie/ delen cliënten die psychotische- en of andere psychiatrische aandoeningen hebben hun persoonlijke ervaringen. Het delen van hun persoonlijke ervaringen komt voort uit onvrede over de benaderingen en behandelingen in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg. De makers van deze site beogen lotgenoten, professionals in de (geestelijke) gezondheidszorg, familie en andere direct betrokkenen van mensen met een psychose en andere belangstellenden te informeren. Het delen van de ervaringen geeft waardevolle informatie hoe om te gaan met een psychotische- en of andere psychiatrische aandoening. Door deze site is het mogelijk lotgenoten in hun kracht te laten komen en weer regie te laten krijgen over hun leven. De mensen in hun omgeving kunnen ook weer de informatie gebruiken om een veilige - , stimulerende- en helende omgeving mede te creëren. De site geeft ook erkenning en herkenning voor mensen met een psychose en of andere psychiatrische aandoening.

Uitgangspunt van Psychose Anders een Geestelijke benadering: De site biedt een alternatieve benadering voor mensen die een psychotische periode door maken. De term periode geeft al aan dat er ook weer een einde aan deze psychotische periode komt. Een psychose wordt gezien als een kans om te helen, een kans om persoonlijk te groeien. Psychose Anders ziet de psychose, de psychotische periode als een kans om de mens bewust te maken dat er thema’s op onbewust niveau opgelost dienen te worden.

“De psychose wordt hier op deze site beschouwd als een betekenisrijk middel voor herstel mits benaderd vanuit een constructief perspectief. Op deze site “psychoseanders.wordpress.com” wordt gebruik gemaakt van een andere terminologie voor de benadering van psychotische verschijnselen. Het uitgangspunt is dat lichaam en geest weliswaar verbonden zijn, maar dat ze beiden ook een volledig andere benadering nodig hebben omdat ze een volledig andere aard hebben. Het lichaam verdient een lichamelijke benadering en de geest een geestelijke benadering. Veel verwarring ontstaat zodra de geest wordt aangesproken als ware het een lichamelijk fenomeen.

Er wordt gestreefd naar het mobiliseren van het zelfherstellend vermogen dat, volgens de maker van de site, eigen is aan de geest indien het onder de juiste, beschermende factoren wordt geactiveerd. Er wordt gewerkt aan het ontwikkelen van meer geestkracht en het herkennen van geestbeperkende invloeden”.

De site geeft ruimte om eigen ervaringen te delen met anderen. Sommige beschreven ervaringen lijken op de beschreven mystieke ervaringen in het boek van William James “Vormen van Religieuze Ervaringen”, onderwezen op het Johan Borgman College bij de lessen Parapsychologie van Erik Kasteleyn. De benadering van een psychose door een ervaringsdeskundige: “Een psychose is in deze visie geen uiting van een ziek systeem, maar van een gezond systeem dat overbelast is geraakt en via de psychotische ervaring handreikingen doet om tot een nieuwe balans te komen”

27 3.9.2 Kees Aaldijk Psycholoog en Transpersoonlijke Coach Kees Aaldijk is psycholoog en werkt volgens de inzichten van de Zweedse esotericus Henry T. Laurency. Kees Aaldijk is paranormaal begaafd en past in zijn behandeling Transpersoonlijke therapie toe. Op de site: http://www.transpersoonlijk.nl/index.htm wordt duidelijk wat transpersoonlijke therapie inhoudt.

“Bij transpersoonlijke therapie en coaching richt Kees Aaldijk zich met name op zingevingproblemen en het werken aan innerlijke blokkades. Problemen die vanuit een cognitieve aanpak niet kunnen worden opgelost kunnen soms betrekkelijk eenvoudig verdwijnen door er op een transpersoonlijk niveau aan te werken”.

Ook past Kees Aaldijk Integrale Psychotherapie toe. Op de site: www.integralepsychotherapie.nl wordt duidelijk wat integrale psychotherapie inhoudt.

“Bij integrale psychotherapie richt Kees Aaldijk zich vooral op psychische (en psychiatrische) stoornissen en problemen die verband houden met paranormale ervaringen. Door deze vanuit een andere invalshoek te benaderen kan soms binnen relatief korte tijd een oplossing worden gevonden voor klachten die vanuit de reguliere zorg onbehandelbaar blijken te zijn”.

De werkwijze van Kees Aaldijk volgens de site: “Mijn werkwijze is ontleend aan westerse psychotherapeutische methoden en aan Boeddhistische en esoterische tradities. Daarin heb ik in de loop der jaren een eigen vorm gevonden. Met behulp van, onder andere, visualisaties en regressies help ik mensen om trauma's en andere onverwerkte ervaringen los te laten. Vervolgens kan dan een nieuw zelfbeeld worden ontwikkeld. Uitgangspunt van de therapie is altijd het herstel van de eigen autonomie en de ontwikkeling van een gezond zelfbewustzijn”.

Kees Aaldijk heeft twee boeken geschreven: “De geheimen van de ziel” Integrale wijsheid over leven, dood en bewustzijn. Dit boek bevat een bijlage voor therapeuten. “Vensters op een transpersoonlijke werkelijkheid.”

De methodiek die in “De geheimen van de ziel” wordt beschreven en door Kees Aaldijk wordt toegepast is een (werkbare) methodiek die mogelijk aansluit bij therapeuten die cliënten anders behandelen dan in de reguliere ( geestelijke) gezondheidszorg wordt gewenst. In de reguliere ( geestelijke) gezondheidszorg is het werken aan problemen, die ontstaan uit zingevingvraagstukken waar een cliënt mee worstelt, nog niet zo vanzelfsprekend. Voor paranormaal therapeuten, therapeuten uit het alternatieve- en complementaire circuit is dit een meer logische invalshoek. In het reguliere wordt alles teruggebracht naar het rationele dus cognitieve therapie. Bij de transpersoonlijke benadering gaat de therapie voorbij het rationele. Kees Aaldijk ondervindt vanuit de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg nog veel weerstand ondanks de goede resultaten. Cliënten die “ongeneeslijk” zouden zijn, dat betekent: levenslange medicatie, zoals cliënten met een bipolaire stoornis of schizofrenie, blijken volgens deze methodiek te kunnen genezen. Cliënten worden pas doorverwezen nadat zij “uitbehandeld” of “vastgelopen” waren bij de GGZ.

28 Hoofdstuk 4. Conclusies en Aanbevelingen Inleiding In dit hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen op macro-, meso- en microniveau. 4.1. Conclusies en Aanbevelingen op macroniveau. 4.1.1. Conclusies op macroniveau. De (geestelijke) gezondheidszorg is op politiek niveau verworden tot een kostenpost. De mensen die zorg nodig hebben zijn een kostenpost. Het begrip marktwerking is ook in de (geestelijke) gezondheidszorg doorgedrongen. Ziekenhuizen, zorginstellingen en de geestelijke gezondheidszorg moeten marktconform werken. De klant is koning. De klant bepaalt. De politiek gaat ervan uit dat, door marktwerking, de klant een product op maat krijgt en daar precies het bedrag voor betaalt dat nodig is.

De (geestelijke) gezondheidszorg is een product waar een prijskaartje aanhangt. Een product dat voldoet aan de kwaliteit/ prijsverhouding. Een product dat concurrerend is, concurrentie heeft. Een product dat in de markt gebracht wordt. Een product dat in de markt gebracht wordt, heeft een goede marketing-, PR- en een lobbystrategie nodig.

Het in standhouden van de begrippen Regulier, Complementair en Alternatief is een instandhouding dat op macroniveau gebeurt. Voor deze instandhouding wordt gebruik gemaakt van de volgende tactieken:  Het insluiting- en uitsluitingmechanisme. Het “andere” afschilderen als ondeugdelijk door de term Evidenced Based Medicine (EBM) op een oneigenlijke manier te gebruiken.  De term Evidenced Based Medicine (EBM) afhankelijk van het doel en de intentie te pas en te onpas, in de strijd gooien.  De term Evidenced Based Medicine (EBM) is een verkoop-, marketing tool geworden. De term wordt gebruikt om klanten, subsidies en opdrachten binnen te halen. De term wordt gebruikt om te misleiden. Daarbij wordt misbruik gemaakt van de onwetendheid, angst en afgunst bij de mensen.  De term gezondheidszorg wordt verward met de term geneeskundige zorg. De term gezondheidszorg wordt gebruikt in situaties dat er gesproken zou moeten worden over geneeskundige zorg en andersom. In de politieke lobby wordt (door de tegenstanders van het alternatieve en complementaire) in de reguliere gezondheidszorg de misvatting in stand gehouden dat in de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg geneeskunde wordt beoefend door mensen die daar niet op, universitair niveau, voor opgeleid zijn. Alternatieve- en complementaire gezondheidszorg wordt ook door universitair geschoolde artsen, psychologen en psychiaters beoefend. Deze universitair geschoolde specialisten zijn in potentie de bruggenbouwers tussen alternatief, complementair en regulier.  De DSM-IV en op korte termijn te verschijnen DSM-V handboek voor psychiatrische stoornissen hebben een goed geoliede marketing-, PR-, en lobbymachine.  Farmaceutische bedrijven hebben een steeds grotere invloed op psychologen en psychiaters. Tweederde van de groep psychiaters en psychologen die bepalen wat in het DSM-V handboek komt te staan heeft banden met een geneesmiddelenfabrikant.  De alternatieve- en complementaire gezondheidszorg hebben geen (goed lopende) marketing-, PR- en lobbystrategie.

29  Door de politiek is geld in de gezondheidszorg een doel geworden in plaats van een middel.  Er wordt steeds minder geld besteed aan onderzoek en een sterke lobby machine bepaalt wat er onderzocht wordt. De lobbymachine is in de reguliere gezondheidszorg beter geregeld wat nadelige gevolgen heeft voor onderzoek in de alternatieve-, en complementaire gezondheidszorg.  De politiek vraagt van de gezondheidszorg ( regulier, alternatief en complementair) een meer zakelijke-, professionele- en resultaatgerichte aanpak. Dat vraagt in ieder geval van de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg het maken van een professionaliseringsslag. Dat betekent, voor de beoefenaars in de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg die die slag niet kunnen maken, dat hun cliënten de gemaakte kosten niet bij hun zorgverzekeraar kunnen declareren.  Aan de beroepsorganisaties worden steeds hogere eisen gesteld om de belangen van de leden beter te kunnen behartigen. Hoe professioneler en resultaat gerichter de beroepsorganisatie zich profileert, des te meer zorgverzekeraars de kosten van de cliënten zullen vergoeden. Hoe professioneler en resultaat gerichter de beroepsorganisatie zich profileert, des te minder concessies zij hoeft te doen om de behandelingen van de cliënten vergoed te krijgen.  Gebrek aan financiële middelen draagt het risico met zich mee dat, in plaats van de specialisten in de (geestelijke) gezondheidszorg, de zorgverzekeraars bepalen voor welke behandeling de cliënt in aanmerking komt

4.1.2. Aanbevelingen op macroniveau  De door de politiek ingestelde eigen bijdrage in de geestelijke gezondheidszorg doet cliënten besluiten te stoppen met de behandeling. Dat kan een kans betekenen voor de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg omdat “snel, effectief en in een goede kwaliteit/prijsverhouding resultaten boeken” noodzaak is geworden. Alternatief en complementair kunnen hun kans grijpen om in een eerder stadium in het behandeltraject aan bod te komen. Daar is een goed lopende marketing-, PR- en lobbystrategie van de beroepsorganisaties voor nodig.  De door de politiek ingestelde eigen bijdrage in de (geestelijke) gezondheidszorg suggereert dat lichamelijke klachten los staan van psychische klachten. Beroepsorganisaties, zowel in de reguliere-, als in de alternatieve - en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg, zouden juist nu de handen ineen moeten slaan om de gevolgen van deze maatregelen te monitoren, omdat de gevolgen van deze maatregel nu al voelbaar is.  In de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg wordt “geneeskundig” en “geneeskunde” gekoppeld aan een opleiding op universitair niveau. De termen “ geneeskundig” en “geneeskunde” in de alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg, geeft het reguliere circuit een middel om de alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg in diskrediet te brengen. Het verdient aanbeveling om de termen “geneeskundig” en “geneeskunde” in de alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg te vervangen door alternatieve- en complementaire behandelwijze en alternatieve- en complementaire geneeswijze. Artsen, psychologen, psychiaters en andere beoefenaren in de alternatieve- en complementaire (geestelijke) gezondheidszorg met een universitaire ( medische) opleiding kunnen deze termen vanzelfsprekend blijven gebruiken. De beroepsorganisaties zouden zich daar beter van bewust moeten worden en daar ook naar handelen.

30 4.2. Conclusies en aanbevelingen op mesoniveau. 4.2.1. Conclusies op mesoniveau. Op mesoniveau wordt in diverse samenwerkingsverbanden gewerkt. De basis voor deze samenwerkingsverbanden wordt door verschillende motieven ingegeven.  Financiële motieven. De academische ziekenhuizen koppelen hun behandelmethoden aan hun onderzoekscentra. Onderzoekscentra ingegeven door Evidence Based Medicine (EBM). Aan Evidence Based Medicine (EBM) wordt het etiket “wetenschappelijk bewezen” gekoppeld. Het heeft in ieder geval wetenschappelijk effect gehad. “Wetenschappelijk” bewezen betekent “big business.” Onderzoek genereert weer financiële middelen om meer onderzoek te kunnen doen. “Wetenschappelijk” bewezen straalt vertrouwen uit. Zorgverzekeraars zijn dan eerder geneigd om zaken te doen. Zij zijn dan eerder bereid behandelingen, op grond van de uitkomsten van het onderzoek, te vergoeden. “Wetenschappelijk” bewezen is een Unique Selling Point. Het wordt gebruikt om klanten te verleiden en hun vertrouwen te winnen om zich bij hen te laten behandelen.  Opleiding Deze onderzoekcentra biedt een professionele werkomgeving voor de student om werkervaring op te doen. De Hogeschool voor Geesteswetenschappen Utrecht (HGU) heeft een kenniscentrum waar het doen van onderzoek gestimuleerd wordt. Het vinden van een aan de beroepsorganisatie aangesloten paranormaal therapeut om praktijkervaring op te doen, bleek nog niet zo gemakkelijk. In de samenwerkingsverbanden in de alternatieve gezondheidszorg zijn soms stageklinieken opgenomen. Deze stage klinieken geven studenten in opleiding de gelegenheid om praktijkervaring op te doen.  Financiële motieven door in te zetten op preventie. Er worden steeds meer samenwerkingsverbanden gevormd in de vorm van Gezondheidscentra. In deze gezondheidscentra zijn diverse disciplines te vinden. De huisarts, de diëtiste, de chiropractor, de fysiotherapeut, de psycholoog, de psychotherapeut, maatschappelijk werker, opbouwwerker. Zo zijn er ook steeds meer samenwerkingsverbanden in de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg, ook wel integrale gezondheidszorg genoemd. Vanwege de bezuinigingen in de gezondheidszorg, bij welzijn en de vele ( komende) wetswijzigingen is de noodzaak om de krachten te bundelen groter geworden. Door in te zetten op preventie op diverse gebieden van het zogeheten “sociale domein” (wonen, welzijn en zorg) probeert men de kosten te besparen op de (geestelijke) gezondheidszorg. De cliënt is er ook mee geholpen als hij in een zo vroeg mogelijk stadium, vlak bij huis, op de juiste manier met een passend aanbod, wordt geholpen bij zijn hulpvraag.  De reguliere (geestelijke) gezondheidszorg blijkt voor migranten, “allochtonen”, vluchtelingen en asielzoekers een lastig te nemen drempel te zijn. Vooral de geestelijke gezondheidszorg blijkt taboe te zijn voor deze groep in de Nederlandse samenleving. De psychische problemen zijn bij deze groep zeer divers en van serieuze omvang. Zeker onder de vluchtelingen die huis en haard hebben achtergelaten en veel trauma’s hebben opgelopen. Deze (onbehandelde) psychische klachten vertalen zich weer in lichamelijke klachten. Door laagdrempelige netwerken van bijvoorbeeld sleutelfiguren op lokaal niveau te vormen probeert men deze groep te bereiken en hulp te bieden.

31 4.2.2. Aanbevelingen op mesoniveau  “ Onbekend maakt onbemind.” Op de ledenvergaderingen en/of themabijeenkomsten van de beroepsverenigingen “sleutelfiguren” uit de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg uitnodigen. Deze ledenvergaderingen zijn een mooie gelegenheid om elkaar te leren kennen. Op deze ledenvergaderingen is het mogelijk om kennis, kunde en ervaringen uit te wisselen en knelpunten met elkaar te bespreken. Ook zelf actief kennis, kunde en ervaring brengen.  Delen kennis, kunde en ervaringen. Er blijken veel samenwerkingsverbanden, gezondheidscentra te zijn waar zowel reguliere- als alternatieve- en complementaire zienswijzen en behandelmethoden worden toegepast. Het is voor de cliënt op die manier mogelijk om de meest passende behandeling te krijgen. Op de opleiding zou er meer aandacht aan deze manier van werken besteed kunnen worden. Wellicht door input van de studenten zelf. De studenten hebben en maken zelf ook vaak deel uit van een netwerk wat weer van nut kan zijn voor de opleiding. Het zou het vinden van een stageplaats kunnen vergemakkelijken.  “ Meten is Weten.” Om een vaste plek te veroveren in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg is het belangrijk dat de beroepsvereniging behaalde resultaten op een slimme manier inventariseert, rubriceert en onder de aandacht brengt. Het verdient aanbeveling om de focus op een kleine selectie van “ziekten” te leggen. Ziekten die veel aandacht krijgen en bekend staan als zijnde “niet zo gemakkelijk te genezen, langlopende (dus dure) therapieën”, zoals burn- out, depressie, ADHD, rugklachten zoals hernia en bepaalde psychiatrische stoornissen. Daar is input van de leden van de beroepsvereniging voor nodig. Dat vraagt om een uniforme wijze van vastleggen van ( van te voren) overeengekomen meet resultaten.  De verwachting is dat het aantal cliënten vanuit andere culturen zal toenemen. Op 1 januari 2012 woonden in Amsterdam alleen al 177 verschillende nationaliteiten. (www..nl) Cliënten met een niet-westerse achtergrond staan meer open tegenover behandelmethoden uit de alternatieve- en complementaire gezondheidszorg. Vanuit de eigen cultuur en eigen kennis, kunde en ervaring hoeft de cliënt niet meer overtuigd te worden dat er meer is tussen hemel en aarde. Het verdient aanbeveling dat de opleiding aandacht schenkt aan diversiteit, aan gebruiken bij andere culturen, aan verdieping in andere culturen. Voor de paranormaal therapeuten is dit een grote, interessante cliëntengroep.

4.3. Conclusies en aanbevelingen op microniveau De paranormaal therapeut kan op meso- en macroniveau een bijdrage leveren door te blijven werken aan de eigen kwaliteit. Vakkennis op peil houden, meedoen aan intervisie groepen, meedoen aan de kwaliteitsnormen die de beroepsvereniging oplegt aan de leden. Van een medisch- en maatschappelijk netwerk deel uit maken, is een manier om een vaste plek in de (geestelijke) gezondheidszorg te krijgen. Op die manier blijft de paranormaal therapeut onderdeel van de samenleving en wordt de kans op een tunnelvisie, vervreemding en de spreekwoordelijke blinde vlek, verkleind. Om de cliënt te kunnen helpen is het nodig om te weten wat de ontwikkelingen in de samenleving zijn.  samenwerkingsverbanden aangaan, netwerken uitbreiden,  conferenties van andere beroepsverenigingen bijwonen,  kennis, kunde en ervaringen delen  behandelingen ondergaan bij therapeuten met andere methodieken  excursies naar gezondheidscentra, samenwerkingsverbanden organiseren.

32 Nawoord: Het schrijven van deze scriptie is iets anders gegaan dan aanvankelijk gedacht. In eerste instantie was het idee om inhoudelijk in te gaan op de onderwerpen: psychose, psychiatrische stoornissen en bezetenheid. Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat, eerst het vinden van de rode draad en het verkrijgen van inzicht in het patroon nodig is, om de kloof tussen regulier, alternatief en complementair te kunnen dichten. Net als de therapeut die op zoek gaat naar de oorzaak van de klachten. Klachten kunnen alleen verdwijnen als de oorzaak van de klachten is opgelost. Ook gaat de therapeut op zoek naar de (aangeleerde) patronen. Na het vinden van de patronen volgt het onderzoek naar de mogelijkheden om die patronen te doorbreken.

De aanbevelingen in deze scriptie zijn erop gericht om het probleem te doen oplossen door de oorzaak aan te pakken en de onderliggende patronen te doorbreken. Verder is het een kwestie van willen, durven en doen.

Literatuurbronnen: Bij de totstandkoming van de scriptie zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Boeken van: Paolo Coelho: “Veronika besluit te sterven”. Kees Aaldijk en Marijke Aaldijk: “De geheimen van de ziel. Integrale wijsheid over leven, dood en bewustzijn”. Kees Aaldijk: “Vensters op een transpersoonlijke werkelijkheid.” Roelof Tichelaar: “Ongewenst Bezoek”. Willem Voois: Reader Wetenschapsfilosofie Ron Leifer: “Wegen naar Geluk”. Rüdiger Dahlke en Thorwald Dethlefsen: “De zin van ziek zijn”

Internetsites: www.transpersoonlijk.nl www.ggzleiden.nl www.iocob.nl www.lentis.nl www.ggzlentis.nl www.ggz.nl www.ccgt.nl/overccgt.htm www.roeloftichelaar.nl www.paranormaaladviespunt.nl www.stemmenpoliumcutrecht.nl www.amcpsychiatrie-acuut.nl/onderzoek.htm www.mondiaalcentrumhaarlem.nl www.prezens.nl www.cig-amsterdam.nl www.vbag.nl www.ggzingeest.nl www.psychoseanders.wordpress.com www.hgu.nl www.integralepsychotherapie.nl www.medischcontact.nl www.hetverbond.eu www.lievegoedzorggroep.nl www.kwakzalverij.nl www.hjbc.nl www.deviersprong.nl/paginas/5-over-de-viersprong.html www.zonmw.nl

Veel Wikipedia geraadpleegd. Voor het schrijven van de scriptie ervoor gekozen om de informatie zoveel mogelijk integraal over te nemen. Informatie samenvatten of een eigen interpretatie aan de informatie geven zou wellicht een onjuiste weergave van feiten kunnen veroorzaken.

33

BIJLAGEN

34

Bijlage 1. Artikel van de website www.iocob.nl waarin de stichting IOCOB uitlegt met welke intentie de term “kwakzalverij” door de Vereniging tegen de kwakzalverij wordt gebruikt.

Het artikel: “Voorzitter antikwakkers snapt weinig van kwakzalverij”

Wat is kwakzalverij ? Op deze vraag lijkt het antwoord tamelijk simpel. Toch ontbreekt deze schijnbare eenvoud in kringen van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Daar wordt namelijk gepraktiseerd met een geheel eigen definitie van kwakzalverij welke, afgezien van haar wijdlopigheid, haaks staat op wat daaronder door de Nederlandse bevolking wordt verstaan. Voor de doorsnee Nederlander is kwakzalverij immers een uiterst bedenkelijke activiteit waarbij onder het mom van geneeskunde of therapie ondeugdelijke behandelwijzen worden aangeboden of toegepast welke berusten op onwetendheid dan wel bedrieglijke oogmerken van de kwakzalver. Korter gezegd: een kwakzalver is in het normale spraakgebruik een therapeutische prutser die handelt vanuit grove onnozelheid of kwade trouw. Het woord kwakzalver fungeert dus mede als een (grof) scheldwoord.

De dubbele bodem van de Vereniging tegen de Kwakzalverij- definitie van kwakzalverij Maar deze normale betekenis van het woord kwakzalverij geldt niet in kringen van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Daar heeft men het begrip kwakzalverij zodanig omschreven dat daaruit de verwijzing naar de negatieve eigenschappen der kwakzalver – zoals diens onnozelheid, misleiding, bedrog of oplichting – is verwijderd. Hieraan ligt echter een terminologische list ten grondslag. De Vereniging tegen de Kwakzalverij wilde namelijk via deze eigen definitie de weg vrijmaken om artsen en gekwalificeerde therapeuten die deskundig, te goeder trouw en gewetensvol CAM-behandelvormen inzetten - en die dus als groep niets van doen heeft met echte notoire kwakzalvers – ook als kwakzalvers te kunnen brandmerken. Dat is dan ook de dubbele bodem onder de definitie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij: in schijn is haar actieradius verkleind (de negatieve eigenschappen betreffende de persoon van de kwakzalver zijn verwijderd ) maar in werkelijkheid is haar draaicirkel aanmerkelijk vergroot (niet-kwakzalvers kunnen voortaan ook voor kwakzalvers worden uitgemaakt).

Kwakzalverij krijgt als scheldwoord ten onrechte een groter bereik Het ‘opgeschoonde’ woord kwakzalverij leent zich er dus - anders dan vroeger - uitstekend voor om ook als scheldwoord te gaan dienen in situaties waarin gekwalificeerde CAM- behandelaren volgens het normale spraakgebruik helemaal geen kwakzalvers zijn. De inperking van de begripswaarde van het woord kwakzalverij laat namelijk de uiterst ongunstige gevoelswaarde van dat woord volledig in stand vanwege de bij wijze van reflex onverminderd optredende associaties met de negatieve kwaliteiten van de persoon van de kwakzalver. De Vereniging tegen de Kwakzalverij heeft hier dus met de ene hand meer teruggenomen dan zij met de andere hand niet eens heeft weggegeven. Het woord kwakzalverij kan aldus onbekommerd worden ingezet om integere CAM-artsen als (vermeende) kwakzalvers op te jagen, te treiteren en uit te schelden aan welke abjecte bezigheid de Vereniging tegen de Kwakzalverij zich al jaren lang met zichtbaar plezier overgeeft.

35

De Hoge Raad sanctioneert het gebruik van kwakzalverij als scheldwoord De Hoge Raad der Nederlanden heeft in het proces-Sickesz (*1) deze misleidende definitie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij niettemin gevolgd, hetgeen nogal vreemd is. Het woord kwakzalverij blijft daardoor geschikt om in gevallen, waarvoor dat niet is bedoeld, als grof scheldwoord te worden ingezet. Ter vergelijking met deze nogal opzienbarende beslissing van de Hoge Raad: er zullen maar weinigen zijn die het aanvaardbaar vinden dat iemand in het openbaar voor dief mag worden uitgescholden mits er maar – zelfs in zeer bedekte termen of op fluistertoon - wordt bijgezegd dat de dief niets gestolen heeft. En wie zou het leuk vinden om in een krant of tijdschrift van overspel te worden beticht als daaraan - in de hele kleine lettertjes uiteraard - wordt toegevoegd dat de overspeler niet met enig andere vrouw dan de zijne heeft geslapen? Uiteraard ging bij de Vereniging tegen de Kwakzalverij de vlag dan ook uit toen bleek dat de Hoge Raad deze terminologische list niet heeft doorzien en dit meebracht dat aan het woord kwakzalverij op basis van zijn aanpaste inhoud, aldus een veel ruimer bereik als scheldwoord ten deel viel dan voorheen. Uiteraard maakt de Vereniging tegen de Kwakzalverij van deze haar in de schoot geworpen mogelijkheid nog dagelijks een zeer gretig gebruik. In plaats van te stoppen met het bezigen van het scheldwoord kwakzalverij en zich voortaan te noemen ‘vereniging tegen onbewezen geneeskunde’ kiest de Vereniging tegen de Kwakzalverij welbewust voor de blijvende aanbidding van deze schofferende term en daarmee dus voor de teloorgang van de intercollegiale beschaving. Maar als de beschaving wankelt, wankelt de wereld.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij- definitie in de praktijk Het behoeft geen betoog dat de op geneeskundig terrein optredende notoire prutsers – zoals warhoofden, ongeletterden, oplichters en andere bedrogplegers - zowel in de volksmond als volgens de definitie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (echte) kwakzalvers zijn. Maar hoe wordt met deze definitie door de Vereniging tegen de Kwakzalverij omgegaan bij CAM- artsen en gekwalificeerde therapeuten die de regels van het geneeskundevak wel degelijk beheersen en daarbij gewetensvol – al dan niet ter aanvulling – andere dan reguliere behandelvormen inzetten welke volgens hen bewezen effectief en veilig zijn dan wel tot de in CAM-sector beproefde ervarings-geneeskunde behoren? Daartoe moet te rade worden gegaan bij het volgende element in de definitie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij waarvan de tekst – en gecorrigeerd voor de daarin voorkomende taalfout – als volgt luidt: ‘Kwakzalverij is elk beroepsmatig handelen (..) in relatie tot de gezondheidstoestand van de mens (..) dat niet is gefundeerd op toetsbare logische dan wel empirische houdbare hypothesen en theorieën’.

Vereniging tegen de Kwakzalverij valt door de mand als kwaliteitsbeoordelaar van geneeswijzen Wat volgens de Vereniging tegen de Kwakzalverij kwakzalverij is en wat niet, moet dus worden getoetst aan het hiervoor geciteerde kenmerk. Deze toetsing past de Vereniging tegen de Kwakzalverij echter vrijwel nooit toe. In praktijk bedient de Vereniging tegen de Kwakzalverij zich namelijk gemakshalve van een geheel ander instrument, namelijk het bewijscriterium. Dat criterium houdt in dat volgens de Vereniging tegen de Kwakzalverij van kwakzalverij sprake is ingeval voor de desbetreffende CAM-behandelvorm niet het wetenschappelijke bewijs voor haar effectiviteit en veiligheid is geleverd, ofwel niet ‘evidence based medicine’ (EBM) is. Daargelaten het feit dat een scala van complementaire behandelvormen wel degelijk EBM is, beseft de Vereniging tegen de Kwakzalverij - nog steeds - niet dat op basis van haar eigen bewijscriterium alsdan ook het merendeel van de reguliere behandelwijzen als kwakzalverij moet worden beschouwd omdat daarvoor – hetgeen omnium consensu is - het wetenschappelijke EBM-bewijs ontbreekt.

36 Niettemin beschouwt de Vereniging tegen de Kwakzalverij de beproefde reguliere ervaringsgeneeskunde – hoewel niet EBM - niet als kwakzalverij terwijl zij dito CAM- ervaringsgeneeskunde daarentegen wel als kwakzalverij aanmerkt. Daarmee valt de Vereniging tegen de Kwakzalverij met haar wetenschappelijke pretenties als kwaliteitsbeoordelaar van het pallet aan geneeswijzen uiteraard volledig door de mand. Inzake de effectiviteit en veiligheid van het merendeel der reguliere behandelvormen verlangt de Vereniging tegen de Kwakzalverij immers geen wetenschappelijk bewijs terwijl die eis wel wordt gesteld aan de (vooralsnog) onbewezen complementaire behandelvormen. Deze tegenstrijdigheid is in wetenschappelijk opzicht uiteraard een doodzonde. Maar niet volgens de Vereniging tegen de Kwakzalverij die er nog merkwaardiger obsessies op na houdt.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij eist bewijs inzake CAM maar is tegen wetenschappelijk onderzoek naar dat bewijs Ingeval voor een bepaalde CAM- behandelvorm wel bewijs wordt aangedragen, trompetteert de Vereniging tegen de Kwakzalverij reeds bij voorbaat dat het onderzoek niet deugt en dat het gemeten effect in werkelijkheid niet bestaat dan wel louter op placebo berust. Sterker nog: de Vereniging tegen de Kwakzalverij werpt zich zelfs al jaren op als een principieel tegenstandster van het wetenschappelijk onderzoek naar complementaire behandelvormen en hekelt om die reden het verlenen van overheidssubsidies aan een instelling als ZonMw. Dat verzet onthult de diep gewortelde fobie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij tegen het aan het licht komen van de wetenschappelijke waarheid over CAM. In werkelijkheid is de Vereniging tegen de Kwakzalverij dus een volstrekt incompetente beoordelaar van geneeswijzen en een niet serieus te nemen gezelschap dat zijn ideologische kreten betreffende kwakzalverij maar blijft doorpompen via het strikt gesloten circuit der eigen gelederen.

Het in te nemen principiële CAM-standpunt in komende rechtsgedingen Nu vaststaat dat van een behandelaar die een reguliere en in zijn beroepsgroep aanvaarde - maar onbewezen - behandelvorm toepast door de Vereniging tegen de Kwakzalverij generlei actie wordt geëist om zich te vrijwaren van het etiket van kwakzalver, heeft vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid, en mede ter voorkoming van discriminatie, principieel hetzelfde te gelden voor de vergelijkbare CAM-behandelaar die een therapie toepast welke in zijn eigen beroepsgroep als effectief, zinvol en veilig is geaccordeerd. In toekomstige rechtsgedingen tegen de Vereniging tegen de Kwakzalverij zal dit principiële standpunt door de eisende CAM-behandelaar die van kwakzalverij is beschuldigd, indringend onder de aandacht van de rechter moeten worden gebracht. Nieuw is ook dat de de huidige voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij onlangs op Artsennet een kreupele omschrijving van kwakzalverij heeft gepresenteerd waaruit blijkt dat zijzelf niet eens weet wat kwakzalverij nu eigenlijk is. Bezien wij die nieuwe omschrijving daarom nader.

De wartaal van Catherine de Jong over kwakzalverij De Vereniging tegen de Kwakzalverij beschouwt alle complementaire behandelvormen van oudsher als pure kwakzalverij wegens gebrek aan wetenschappelijk bewijs. CAM is volgens de Vereniging tegen de Kwakzalverij daarom onwerkzaam en nutteloos. Complementaire geneeskunde en kwakzalverij zijn voor de Vereniging tegen de Kwakzalverij derhalve synoniemen. Dit blijkt ook uit de recente omschrijving van Catherine de Jong op Artsennet waaraan zij echter – en dat is nieuw - de volgende in vet gedrukte passage toevoegt : ‘Complementaire behandelvormen zijn diensten/en of producten die medisch niet zinvol zijn omdat er geen bewijs van werkzaamheid of bewijs van onwerkzaamheid is’.

37 Afgezien van Catherine’s kletskoek dat een complementaire behandelvorm ‘medisch niet zinvol’ (sic) is omdat (?) haar werkzaamheid niet is bewezen - dat geldt immers ook voor het overgrote deel der reguliere behandelmethoden – betoogt zij dat van kwakzalverij bovendien sprake is bij complementaire behandelvormen waarvoor het bewijs van onwerkzaamheid ontbreekt. Ongetwijfeld refereert De Jong bij deze toevoeging aan het VSM-arrest inzake SRL-gelei (*2) waarbij het gerechtshof Amsterdam de Vereniging tegen de Kwakzalverij verbood om rond te bazuinen dat deze gelei onwerkzaam en nutteloos was omdat - ondanks het feit dat de fabrikant VSM de gepretendeerde werking niet kon bewijzen - de Vereniging tegen de Kwakzalverij het tegendeel, namelijk de onwerkzaamheid en nutteloosheid van het product, ook niet kon bewijzen.

Waar De Jong het te leveren bewijs inzake de onwerkzaamheid - dat in dat arrest uitsluitend betrekking had op een in de handel gebracht therapeutisch product - in haar omschrijving ten onrechte naar analogie ook op complementaire diensten van toepassing acht, slaat zij vervolgens de plank volledig mis. Op basis van de bestaande definitie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij kon immers tot kwakzalverij worden geconcludeerd ingeval voor de werkzaamheid van een complementaire behandelvorm als zodanig geen bewijs bestond. In haar eigen omschrijving demonstreert De Jong echter niet te snappen waar zij als kwakzalverij bestrijdster nu eigenlijk mee bezig is.

Haar omschrijving omvat namelijk twee mogelijkheden van kwakzalverij. De eerste mogelijkheid (de gebruikelijke benadering) doelt op kwakzalverij die zich voordoet ingeval de behandelaar niet kan bewijzen dat zijn verrichte CAM-dienst werkzaam is of – en dat is volgens de omschrijving de tweede mogelijkheid – is er kwakzalverij aanwezig ingeval het bewijs ontbreekt dat de in geding zijnde CAM-dienst onwerkzaam is. Deze door De Jong geschetste tweede mogelijkheid behelst echter onzin omdat, ingeval niet bewezen kan worden dat desbetreffende CAM-dienst onwerkzaam is, volgens het VSM-arrest nu juist geen sprake is van kwakzalverij. De Jong’s omschrijving bevat dus wartaal en stort daarmee als een kaartenhuis in elkaar.

Vanwege deze afgang valt het te hopen dat voorzitter De Jong zich in de media voortaan wat bescheidener opstelt bij het lanceren van de echo-geluiden van haar voorganger en haar eigen – naar nu is aangetoond – kreupele visie op wat kwakzalverij is en waarmee zij andersdenkende collegae onbekommerd de maat meent te kunnen nemen. “ Noten (*1) Arrest Hoge Raad 15 mei 2009, rolnummer 07/11133. (*2) Arrest Gerechtshof Amsterdam 14 december 1995, rolnummer 408/95 KG.

38 Bijlage 2 2240 | Medisch Contact | 28 oktober 2010 | 65 nr. 43 Kwakzalverij Henk Maassen: Zelfkritiek ontbreekt in alternatief circuit ‘Het lijkt onschuldige nonsens, maar risico’s zijn soms groot’

Arts Edzard Ernst en natuurkundige Simon Singh over alternatieve therapieën die onwerkzaam, riskant en wetenschappelijk ongefundeerd zijn. “Alternatieve behandelaars schatten de kunst van de geneeskunde zo hoog in, dat ze denken de wetenschap niet nodig te hebben.”

Het zijn mannen met een missie, de Britse veel gelauwerde wetenschapsjournalist Simon Singh en de Duitse geneeskundige Edzard Ernst. De hartstochtelijke bestrijders van kwakzalverij en geneeskundig bedrog waren kortgeleden een paar dagen in Nederland op uitnodiging van de Vereniging tegen de Kwakzalverij om de Nederlandse vertaling van hun boek Trick or Treatment? Alternative Medicine on Trial onder de aandacht te brengen. Simon Singh (1964), gepromoveerd op de deeltjesfysica, stelt er een eer in om de bizarre verklaringen voor de beweerde werkzaamheid van alternatieve geneeswijzen als pseudowetenschappelijk jargon te kijk te zetten.Uitdrukkingen als ‘de elektromagnetische stroomkring van de cliënt’ of ‘defragmentatie van het lichaam’ en allerlei andere te onpas gebruikte begrippen en theorieën ontleend aan de quantumfysica klinken de niet-specialist waarschijnlijk indrukwekkend in de oren, maar hebben volgens hem wetenschappelijk geen enkele betekenis.De Duitser Edzard Ernst (1948) is sinds 1993 hoogleraar complementaire geneeskunde aan de Universiteit van Exeter in Groot-Brittannië, maar zijn dagen als zodanig zijn geteld. Dat heeft misschien wel iets te maken met de man aan wie hij het boek heeft opgedragen: prins Charles. ‘Hij verdient het’, zegt Ernst geprikkeld.‘De prins is al decennia een hartstochtelijk promotor van alternatieve geneeskunde.’In zekere zin is de leerstoel die Ernst bezet te danken aan de bemoeienissen van diezelfde prins. In de jaren tachtig belegde hij een conferentie over alternatieve geneeskunde waarin werd besloten tot meer onderzoek. De rijke bouwmagnaat Sir Maurice Laing fourneerde 1,5 miljoen pond om de leerstoel te bekostigen. Ernst: ‘Maurice, die helaas is overleden en een goede vriend van me was, had een open mind. Hij onderkende dat ik een kritisch wetenschapper ben. De prins heeft echter nooit enige interesse getoond in de uitkomsten van mijn onderzoek.’ Over acht maanden houdt de geldstroom op en houden zijn leerstoel en vakgroep daarom op te bestaan. Edzard Ernst gaat vervroegd met pensioen. Door interventies van de prins? ‘Ik kan het niet hardmaken, maar het zou heel goed kunnen.’ In het prachtige, monumentale hotel aan een Amsterdamse gracht waar beide heren logeren,vertelt Simon Singh hoe ook hij de afgelopen twee jaar te maken kreeg met een machtige lobby. Hij werd juridisch achtervolgd door de Britse chiropractors (zie ook het artikel op blz. 2253). Die klaagden hem aan wegens smaad, nadat hij in een column in dagblad The Guardian had geschreven dat ze zonder enige vorm van wetenschappelijk bewijs patiënten bleven behandelen. In april van dit jaar trokken ze de beschuldiging in. De hele procesvoering heeft Singh naar eigen zeggen 50 duizend pond gekost. Hij kritiseert de Britse wetgeving die reputatieverlies kennelijk belangrijker acht dan het recht op vrije meningsuiting en wetenschappelijk dispuut. ‘Maar hopelijk gaat dat binnenkort verbeteren, want er is een wetswijziging aangekondigd.’ Dat is goed, want de Britse smaadwetten hebben ook internationaal effect. Singh: ‘Ik weet bijvoorbeeld dat BMJ bepaalde publicaties heeft aangehouden, uit angst voor rechtszaken.’ Ernst kan dit beamen, en wel op grond van eigen ervaring: ‘De laatste twee jaren, dus sinds het begin van de zaak tegen Simon, is ongeveer de helft van de artikelen die ik wilde publiceren in wetenschappelijke tijdschriften eerst gezien door advocaten. Ik zal je een

39 typerend verhaal vertellen: ik schreef een stuk over homeopaten die hun eigen ethische code schenden. Ik zond het in naar het Journal of Medical Ethics. Ze accepteerden het voor publicatie. Het was al bij de drukker toen de advocaat de alarmbel luidde. De hoofdredacteur liet daarop weten dat ze het stuk niet zouden publiceren. Reden:“We zijn een kleine uitgever, en ze zouden ons kapot kunnen maken als ze ons zouden aanklagen.” Gelukkig heb ik een ander bladgevonden.’ Het heeft Ernst en Singh er niet van weerhouden de effectiviteit van ‘de vier grote takken van de alternatieve geneeskunde’ – acupunctuur, homeopathie, chiropractische therapie en kruidengeneeskunde– onvervaard te presenteren. De resultaten zijn bedroevend. Acupunctuur, waarnaar de groep van Ernst veel onderzoek heeft gedaan, werkt soms wat pijnverlichtend – vooral bij osteoartritis van de knie – en heeft een licht effect op misselijkheid, maar is verder volkomen nutteloos. Homeopathie is ‘een bedrieglijke bedrijfstak, die patiënten niet meer dan een illusie heeft te bieden’. Chiropractors kunnen inderdaad concurreren met fysiotherapeuten bij de behandeling van sommige rugklachten, maar al hun andere beweringen zijn ongeloofwaardig en bovendien zeer riskant. En de kruidengeneeskunde ten slotte heeft, aldus Ernst, ‘zonder twijfel een paar interessante remedies te bieden, maar die worden in aantal ruimschoots overtroffen door kruidengeneesmiddelen waarvan de werkzaamheid onbewezen of zelfs gevaarlijk is’. In de meest optimistische schatting heeft ongeveer 5 procent van alle alternatieve behandelingen een zekere, aantoonbare werkzaamheid.‘Dat is heel weinig’, zegt Ernst. Maar Ernst, die met nadruk zegt niet tegen alternatieve geneeskunde te zijn, voegt daar op plagerige toon aan toe: ‘Voor sceptici is het misschien toch nuttig dat te weten.’ Met name hypnotherapie, massagetherapie, meditatie of relaxatietherapieën hebben soms enige, zij het meestal kortdurende, effectiviteit. Die hangt samen met het optreden van een relaxatierespons, aldus Ernst. ‘De hartslag gaat omlaag, sympathische activiteit neemt af en daardoor voelen patiënten zich soms beter. Maar ze worden niet beter. Interessant is overigens dat evidence- based medicine geen vragen stelt over plausibiliteit. Ik bedoel: niet begrijpen hoe een therapie werkt is in de geneeskunde nooit een belemmering geweest om te aanvaarden dat zij wel degelijk effect heeft.’ Als betrekkelijke nieuwkomer in de geneeskunde wil natuurkundige Singh daar nog graag iets aan toevoegen. ‘Ik was verbaasd dat de reguliere geneeskunde pas zo recent evidence-based is gaan werken.’ Retorisch: ‘Wat hebben dokters de afgelopen honderd jaar eigenlijk gedaan? Ik dacht dat die wetenschappelijke houding al veel langer bestond.’Onderzoek kan ophouden Ernst heeft becijferd dat er sinds het begin van de 21e eeuw 4000 studies zijn gedaan naar de werking en effectiviteit van alternatieve geneeswijzen. De vraag dringt zich op of het dan nog wel zin heeft om daar nog meer studies aan toe te voegen, in de wetenschap dat het succespercentage zo laag is. Ernst: ‘In de farmaceutische industrie gaat het niet veel anders. Ook daar testen ze talloze potentieel werkzame chemische stoffen, en is de kans dat ze een werkzaam medicijn vinden uiterst laag. Maar inderdaad, wat homeopathie betreft kan het onderzoek wel ophouden. Overheden en andere instanties zouden er geen geld meer aan moeten uitgeven Daar zal nooit iets uitkomen.’ Ernst kent de alternatieve geneeskunde ‘van binnenuit’. Nog tijdens zijn studie geneeskunde in München bekwaamde hij zich in de acupunctuur en na voltooiing van zijn studie werkte hij in 1978 in een homeopathisch ziekenhuis in Duitsland. ‘Alternatieve geneeskunde had voor mij niets exotisch. Maar ik vond het verklarend mechanisme voor homeopathie ook toen al biologisch volkomen onplausibel. Dat patiënten beter werden, fascineerde me echter zeer.’ Destijds was moeilijk te bepalen of dit aan de homeopathie lag, aan het placebo-effect, het dieetadvies van de artsen, het natuurlijke genezende vermogen van het lichaam of aan iets heel anders, aldus Ernst. Maar toen hij zich een meer kritisch wetenschappelijke houding had eigen gemaakt, raakte hij naar eigen zeggen ‘hoe langer hoe meer ontgoocheld’. Sommige beoefenaren van alternatieve geneeskunde aanvaarden tegenwoordig wetenschappelijk onderzoek als een goede zaak, weet Ernst, ‘hoewel het

40 meestal fungeert als een vijgenblad voor alternatieve praktijken die gewoon doorgaan, terwijl onderzoek ondubbelzinnig heeft laten zien dat ze niet werken’. Er is een groot gebrek aan interne kritiek, vindt ook Singh. ‘Van acupuncturisten hoor je nooit dat ze de traditionele Chinese ideeën afwijzen, terwijl ze onderhand moeten weten dat die onzinnig zijn. Dat komt omdat ze bang zijn dat ze dan de acupunctuur in het algemeen beschamen.’‘Veel alternatieve behandelaars’, zegt Ernst,‘schatten de kunst van de geneeskunde zo hoog in, dat ze denken de wetenschap niet nodig te hebben. Dat noem ik bedrog. Ze beroepen zich nogal eens op hun holistische kijk op de patiënt. Maar ze hebben dat begrip juist uitgehold; de meesten werken niet eens holistisch. Neem de iriscopist: die kijkt in je oog en zegt: u moet iets aan uw lever laten doen.’ In een Engels waaruit het Duits nog steeds niet weg is, roept Ernst: ‘Bloody hell, hoe kan hij dat nou weten?’ Placebo-effect De uitvlucht ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ gaat volgens beide heren niet op. Zo wordt vaak beweerd dat de effectiviteit van alternatieve geneeswijzen zou berusten op pure en dus onschuldige placebowerking. Ernst wijst dat af: ‘Behalve dat je moet liegen als je willens en wetens een placebo geeft, hetgeen de medische ethiek verbiedt, zijn placebo-effecten ook nog eens notoir onbetrouwbaar: de patiënt die vandaag goed reageert, hoeft dat morgen niet te doen. Je hebt ook helemaal geen placebo nodig voor een placebo-effect, zeg ik als oud-clinicus.Heeft een patiënt migraine, en geef ik hem een – onwerkzaam – homeopathisch middel,dan heeft hij misschien baat bij mijn houding, mijn toewijding en de tijd die ik aan hem besteed. Maar dan kan ik hem toch beter een werkend middel geven plus die houding: dan heeft hij voordelen van het specifieke en van het placebo-effect!’ Sommige alternatieve geneeswijzen zijn bovendien ronduit gevaarlijk. Zo ondervindt de helft van alle patiënten na een chiropractische behandeling tijdelijk nadelige effecten, zoals gevoelloosheid, stijfheid, duizeligheid en hoofdpijn. Die nadelen zijn weliswaar draaglijk,maar hun frequentie is hoog. Ernstiger is dat patiënten ook te maken kunnen krijgen met ontwrichtingen en botfracturen. Deze risico’s zijn groter en gevaarlijker naarmate patiënten ouder zijn. Ernst heeft tot op heden ongeveer zevenhonderd gevallen van ernstige complicaties opgespoord. Zo zijn er volgens hem honderden gevallen bekend van mensen die een beroerte hebben gekregen nadat een chiropractor hun nek had gemanipuleerd, dat wil zeggen: de hals had gestrekt en extreem of plotseling had verdraaid. Volgens Ernst kan dat resulteren in een vertebrale disruptie; de binnenvoering van de slagader scheurt. Er kan zich dan een bloedstolsel vormen rond het beschadigde gebied, dat langzamerhand dat gedeelte van de slagader kan verstoppen. Het stolsel kan op den duur ook losraken, en een verderop gelegen gedeelte van de slagader verstoppen. Verder kan bloed bekneld raken tussen de binnenste en buitenste weefsellagen van de slagader, wat een zwelling zal veroorzaken. En ten slotte kan de slagader door de kwetsuur verkrampen. Het resultaat is hoe dan ook dat de bloedtoevoer naar sommige hersendelen volledig wordt afgesneden. Als patiënten per se een alternatieve behandeling voor hun rugklachten verkiezen, kunnen ze beter naar de osteopaat dan naar de chiropractor gaan, adviseren Ernst en Singh. ‘Een osteopaat gaat zachter te werk’, aldus Ernst. Maar ook deze lieden zijn niet ongevaarlijk. Ernst: ‘Ze beweren bijvoorbeeld dat ze de kwaliteit van je darmflora kunnen onderzoeken door hun handen op je buik te leggen. Dat lijkt misschien onschuldige nonsens, maar het tegendeel is waar. Als een patiënt echt ziek is, zal de osteopaat daar niets van merken.’ Ook veel kruiden gaan niet vrijuit, volgens beide critici. Singh: ‘Sint-Janskruid kan de werking van sommige medicijnen, zoals aidsremmers en kankermedicatie, belemmeren door ze ofwel af te breken ofwel hun afgifte te blokkeren.’ De uiteindelijke balans van de alternatieve geneeskunde is dus zeer negatief: mensen worden veel vaker bekocht dan behandeld. Maar artsen kunnen desondanks wel iets leren van het feit dat al die praktijken maar blijven voortbestaan. Singh en Ernst onderscheiden drie typen: de onwetende arts, die alternatieve geneeskunde aanraadt zonder te beseffen dat die niet werkt. De luie arts, die alternatieve geneeskunde adviseert om patiënten met anders onbehandelbare

41 kwalen te paaien. En, misschien de belangrijkste categorie, de onachtzame arts, die patiënten onbedoeld zo frustreert dat ze zelf op zoek gaan naar alternatieve therapeuten. Ernst: ‘Uit studies over de hele wereld blijkt dat gebruikers van alternatieve geneeskunde althans gedeeltelijk gemotiveerd zijn door hun teleurstelling in de reguliere geneeskunde. Ze zoeken iemand met tijd, empathie en begrip. Dat trio raakt kennelijk zoek in de moderne geneeskunde. Simon en ik zeggen daarom: delegeer die kwaliteiten niet naar de alternatieve geneeskundigen. Daarmee schieten we onszelf als artsen in de voet.’

42 Bijlage 3 In het tijdschrift Medisch Contact van 28 oktober 2010 (zie bijlage nr. 2) stond een groot interview over kwakzalverij van Henk Maassen. Hij interviewde Arts Edzard Ernst en natuurkundige Simon Singh over alternatieve therapieën die onwerkzaam, riskant en wetenschappelijk ongefundeerd zijn. “Alternatieve behandelaars schatten de kunst van de geneeskunde zo hoog in, dat ze denken de wetenschap niet nodig te hebben.”

Titel: ‘Het lijkt onschuldige nonsens, maar risico’s zijn soms groot’ Zelfkritiek ontbreekt in alternatief circuit

Dit artikel heeft een aantal uitgebreide reacties opgeleverd. Reactie op het interview van Henk Maassen met Ernst en Singh "Critici van homeopathie doen wetenschap geweld aan”

Ernst en Singh belijden hun geloof. Niet alleen in het artikel van Henk Maassen in het Medisch Contact, ook in hun wetenschappelijke publicaties komt motiverend taalgebruik onevenredig veel voor. Alsmede toespelingen, hier ten opzichte van de prins van Wales, in wetenschappelijke publicaties ten opzichte van de homeopathie. Een voorbeeld. In Current Oncology (1) evalueert E. Ernst vijf randomized clinical trials (RCTs) betreffende homeopathische behandeling van bijwerkingen van reguliere kankertherapie. In een lange inleiding toont E. Ernst een vooringenomen standpunt dat overwegend afwijzend is ten aanzien van homeopathie, culminerend in " is back with a vengeance (wraak)". In de inleiding voert hij tevens aan dat homeopathie niet kan werken. Deze vooringenomenheid wordt niet gecompenseerd door kwaliteit; dat blijkt in het vervolg van het artikel. In zijn analyse blijkt dat drie van de vijf beschreven homeopatische behandelingen significant effectief zijn, de vierde is effectief maar niet significant en de vijfde heeft geen effect. Er worden geen bijwerkingen beschreven. En vervolgens, in de bespreking, claimt Ernst dat de homeopatische behandelingen dan wel effectief waren, maar dat dat implausibel is en dat homeopathie dus niet werkt. Mening heerst over feiten. Dit patroon herhaalt Ernst in meerdere artikelen waar hij publicaties aangaande homeopathische therapie evalueert. E. Ernst heeft nauw samengewerkt met M. Egger, een fervent tegenstander van de homeopathie. De publicatie van de Shang en Egger in The Lancet (2) bevat dezelfde cirkelredenering.

Naast beoordeling van bestaande publicaties verrichtte en superviseerde Ernst ook nieuw onderzoek. Onbegrijpelijk is dat hij daarin homeopatische geneesmiddelen gebruikte voor verkeerde indicaties. Bijvoorbeeld Arnica bij chirurgische behandeling van het carpaal tunnel syndroom (3). Arnica is typisch een middel voor letsel door stompe voorwerpen; het scalpel is daar geen voorbeeld van. Hij beroept zich meerdere malen op zijn opleiding in de homeopathie; je vraagt je af hoe hij deze missers kan maken in de onderzoeksopzet.

Uit bovenstaande blijkt dat Ernst de wetenschap in de steek laat in zijn benadering van de homeopathie. Wat motiveert hem hiertoe? Met name de twee meest gangbare argumenten. Het eerste: "De werkzaamheid van homeopathie is nooit bewezen".

Dat er wel degelijk evidence is voor de werkzaamheid van homeopathie blijkt uit de meta- analyses aangaande homeopathie. Van alle uitgevoerde meta-analyses was er maar een negatief over de werkzaamheid van homeopathie. Deze review, van Shang en Egger in The

43 Lancet (2), voldoet in veel opzichten niet aan de eisen die eraan gesteld mogen worden. Essentiële gegevens werden niet vrijgegeven en uiteindelijk bleek de aangekondigde vergelijking tussen ruim honderd homeopathische en reguliere RCT’s gebaseerd te zijn op slechts acht onderzoeken die niet eens een match vormden. Een typisch voorbeeld van ‘cherry picking’, waarbij je zondanig selecteert dat je gewenste resultaat er uit komt. Dit is indringend aangetoond al vóór publicatie (!) in The Lancet, in het rapport van het Programm zur Evaluation der Komplementärmedizin PEK (4), en nadien door Lüdtke en Rutten (5). De redactie van The Lancet heeft haar doorgaans strenge normen voor publicatie niet nageleefd. In dat opzicht had The Lancet beter gekozen voor het zuster-onderzoek van Shang en Egger, namelijk PEK/ Health Technology Assessment (7) (beiden in opdracht van de Zwitserse regering). Dit was kwalitatief onberispelijk. De einduitkomst was positief hier over de effectiviteit van homeopathie.

Het tweede argument wat Ernst frequent aanhaalt is: "Homeopathie kan niet werken want er zit geen atoom of molecuul in". Ernst bevindt zich hiermee wetenschappelijk gezien in de negentiende eeuw waarin men veronderstelde, op basis van de vindingen van Avogadro, dat het atoom het kleinste bouwsteentje van de materie zou zijn. Echter, in 1906 is het eerste bouwsteentje van dit 'kleinste bouwsteentje' ontdekt, het elektron. Als homeopathie niet zou kunnen werken omdat er 'niets'/geen atoom in zit, dan zouden we veel van onze dagelijkse wereld missen: elektrische stroom, röntgenstraling, CT- en MRI-scan, radiotherapie, GSM-, radio- en TV-straling. Wederom doet Ernst de wetenschap geweld aan in zijn poging homeopathie als niet-plausibel te schetsen. Hij is niet de enige.

De discussie dat homeopathie niet effectief zou zijn en zelfs niet zou kunnen bestaan leidt de aandacht af van de realiteit. In laboratoriumonderzoek op celcultures, plantenkiemen, geïsoleerde organen en proefdieren komt het effect van homeopatische hoge potenties (verdunningen voorbij het getal van Avogadro) onomstotelijk naar voren (6). Homeopathie als therapie is bewezen effectief volgens de kwalitatief goede onderzoeken; hoe hoger de onderzoekskwaliteit des te effectiever blijkt homeopathie te werken (7). Dit is omgekeerd in de reguliere geneeskunde. En een van de conclusies die getrokken kan worden uit de review van Egger en Shang is dat de kwaliteit van de homeopathische onderzoeken gemiddeld hoger is dan de reguliere onderzoeken en dat er minder publication bias is (2). Andere onderzoeken tonen dat homeopathie in de eerstelijnsgeneeskunde kosteneffectief is en een grote patiënttevredenheid heeft met weinig bijwerkingen (4,7). De effectiviteit blijkt dagelijks in de praktijk van homeopatisch werkende artsen; bij velerlei klachten en ziekten, tot en met dyslexie, auto-immuunziekten, Gilles de la Tourette, astma, migraine, autisme is homeopathie van grote waarde.

Ernst en vele anderen menen dat homeopathie niet kan werken omdat het werkingsmechanisme niet verklaard is. Dit is een onwetenschappelijke houding. Als ergens aantoonbare werking niet verklaard is begint de wetenschap. Toen Newton de appel zag vallen ging hij het fenomeen onderzoeken en ontdekte de zwaartekrachtwetten. Ernst daarentegen zou zich afgewend hebben. A. Kramer, arts voor homeopathie, Utrecht

1- E. Ernst. Homeopathy for Cancer? Current Oncology-Volume 14, Number 4128 2 - Shang A, Huwiler-Muntener K, Nartey L, Juni P, Dorig S, Sterne JA, Pewsner D, Egger M (2005). Are the clinical effects of homoeopathy placebo effects? Lancet, 366:726–32. 3 - C Stevinson, V S Devaraj, A Fountain-Barber, S Hawkins and E Ernst. J R Soc Med 2003;96:60-65 Homeopathic Arnica for prevention of pain and bruising: randomized placebo-

44 controlled trial in hand surgery. 4 - Programm zur Evaluation der Komplemantärmedizin. Im Rahmen des Programm Evaluation Komplementärmedizin (PEK) des Schweizer Bundesamtes für Gesundheit. www.bag.admin.ch/kv/forschung/f/2005/Schlussbericht_PEK.pdf 5 - Lüdtke R, Rutten ALB. The conclusions on the effectiveness of homeopathy highly depend on the set of analyzed trials, Journal of Clinical Epidemiology 2008;61. Doi:10.1016/j.jclinepi.2008.06.015 6 - Bellavite P. en Signorini A.. The Emerging Science of Homeopathy, Complexity, Biodynamics, and Nanopharmacology. North Atlantic Books. 7 - Dr. G. Bornhöft, Dr. S. Maxion-Bergemann, Dr. U. Wolf, Prof. Dr. P. F. Matthiessen (Projektleitung). Health Technology Assessment, Bericht Homöopathie. Im Rahmen des Programm Evaluation Komplementärmedizin (PEK) des Schweizer Bundesamtes für Gesundheit. Januar 2005

Reactie van F.C. Kusse, AMSTERDAM - 18-11-2010 22:4 " Dat Medisch Contact opnieuw zo veel ruimte geeft aan critici van complementaire en alternatieve geneeskunde (CAM) laat zien, dat de redactie zelf ook behoort tot de tegenstanders van alles wat niet regulier is en op de universiteit gedoceerd wordt. Het boek “trick or treatment” van Ernst en Singh staat vol met termen van afkeuring voor CAM op grond van “wetenschappelijk bewijs”. Bij systemic reviews van homeopathie en acupunctuur zou geen effect zichtbaar zijn. Het sterkste bewijs vindt Ernst nog wel, dat hij zelf geen patiënten kon genezen met homeopathie. Is geneeskunst misschien toch een gave? Zij zijn ruim onthaald door de vereniging tegen de kwakzalverij, die aan deze twee de beste pleitbezorgers hebben. De prins van Wales heeft bij het instellen van de leerstoel complementaire geneeskunde in Exeter helaas de duivel in huis gehaald. Ernst heeft zich ontpopt als een gedreven quackbuster en heeft nu in zijn natuurkundige vriendje Singh een intelligente medestrijder gevonden. Waarom hebben zij toch zo’n hekel aan alles wat alternatief is? Is Ernst gefrustreerd over zijn onsuccesvolle optreden als dokter, waar anderen wel succes boekten? Is Singh getraumatiseerd door de overdreven belangstelling voor het imponderabele in India, waar homeopathie universitair gedoceerd wordt en als een van de drie afstudeerrichtingen geldt? In elk geval willen zij niet kijken naar de andere kant van de medaille: hoe komt het dat vele (gedocumenteerde)patiënten met hopeloze kwalen tenslotte door alternatieve methodes genezen konden worden? En dat homeopathie een bruikbare methode voor de algemene praktijk is gebleken (bijvoorbeeld in India)? En hebben zij er ook nooit aan gedacht, dat een samengestelde therapie niet onderzocht kan worden met op enkelvoudige effecten gerichte methodes, zoals (Randomised Controlled Trials (RCT’s)? Ernst heeft zich vooral bezig gehouden met systemic reviews, waarbij hij een fijne kam hanteerde. Wat niet met name genoemd wordt, al zit het impliciet in de kop van het artikel, maar waar ze wel gelijk in zouden hebben: er is veel te weinig onderzoek gedaan naar de praktijk van CAM, op de juiste manier, die recht doet aan de manier van werken. Helaas vinden zij, dat onderzoek naar CAM weggegooid geld is. Wat een bewustzijnsvernauwing! Elke methode, die gepraktiseerd wordt, dient onderzocht te worden! Ook uit het ongerijmde vinden onverwachte doorbraken plaats in de wetenschap.

BR de Klyn, arts Stichting CAM research"

45 Op de site: http://medischcontact.artsennet.nl/Nieuws-26/Tijdschriftartikel/86337/Zelfkritiek- ontbreekt-in-alternatief-circuit.htm zijn nog meer reacties op dit artikel te lezen.

Artikel uit Medisch Contact Geschreven door bestuursleden van de Vereniging tegen Kwakzalverij.

ZonMw’s scheve schaats Publicatie Nr. 02 - 13 januari 2012 Jaargang 2012 Rubriek Artikelen Auteur Frits van Dam, , Rien Vermeulen Pagina's 86-89 Roep om meer onderzoek naar ‘complementaire’ zorg verbijstert. ZonMw signaleert een toename van complementaire behandelingen en wil daarom de wetenschappelijke onderbouwing daarvan verstevigen. Een zinloos streven, waarmee de organisatie de klok dertig jaar terug probeert te zetten.

In juni 2011 publiceerde ZonMw een Signalement met de titel ‘Effectiviteit van complementaire zorginterventies’.1 In deze notitie wordt gepleit voor ‘versterking van de evidence-base van complementaire interventies in de gezondheidszorg’. In een bijlage staat de eindevaluatie ‘Onderzoek complementaire behandelwijzen’ (2009), waarin verslag wordt gedaan van een eerdere poging van ZonMw om onderzoek naar alternatieve behandelwijzen te stimuleren.2 De kern van dat project was een tweeweekse cursus in het opzetten van wetenschappelijk onderzoek door het EMGO van de VU, waaraan vijftien alternatieve artsen deelnamen. Het evaluatierapport laat maar één conclusie toe: de onderzoeksopleiding mislukte jammerlijk.3

Alsof ZonMw hiervan niets heeft geleerd, probeert zij wederom het onderzoek naar de effectiviteit van alternatieve geneeskunde te stimuleren en dat in een tijd waarin er te weinig geld is voor door ZonMw goedgekeurde onderzoeksprojecten.

Wij kunnen hier niet het gehele Signalement bespreken. Wij beperken ons tot de paragraaf ‘wetenschappelijke stand van zaken’, een toelichting op dit Signalement in de Mediator van augustus 2011 en de aanbevelingen van het Signalement aan de minister van VWS.4

Stand van zaken In het Signalement wordt vastgesteld dat het wetenschappelijke bewijs (voor complementaire zorginterventies) ‘voorzichtig begint te groeien, maar over de hele lijn nog volstrekt onvoldoende is’.

Het wetenschappelijke bewijs is dus ‘volstrekt onvoldoende’, over de hele lijn zelfs, maar het groeit wel. Wat moeten wij ons hierbij voorstellen? Wij weten op grond van degelijk onderzoek dat homeopathie niet werkt en dat chiropractie en acupunctuur niet veilig en niet werkzaam zijn.5 6 ZonMw negeert deze onderzoeksresultaten, wat opmerkelijk is voor een organisatie die wetenschappelijk onderzoek bevordert.

De bespreking vervolgt met de opmerking dat ‘het neurowetenschappelijk onderzoek een duidelijke wetenschappelijke basis geeft voor veel door individuele burgers toegepaste mind- bodytechnieken als meditatie, mindfulnesstrainingen en tai-chi’. De onderbouwing daarvan

46 bestaat uit een nog lopend onderzoek van wiskundige Henk Barendregt die ‘een deel van zijn Spinoza-premie besteedt aan wetenschappelijke toetsing van een theorie over bewustzijn, gebaseerd op eigen meditatieve ervaringen’. (Alle zinnen tussen aanhalingstekens zijn citaten uit het ZonMw-document.)

ZonMw negeert de resultaten van degelijk onderzoek

Nadat het belang van de neurowetenschappen is benadrukt, volgt een verwijzing naar een interview in De Volkskrant waarin staat dat ‘telomeren verlengd kunnen worden met lifestyle- interventies, zoals een combinatie van gezond eten, lichaamsbeweging en meditatie. Dat opent de weg naar preventie van ouderdomsziekten en langer leven’. (Wie dit een vreemde gedachtegang vindt in een rapport over alternatieve behandelwijzen moet bedenken dat de hoogleraren uit het ZonMw-bestuur er geen enkele moeite mee hadden, aldus Wendy Reijmerink, eindredacteur van het Signalement.)

Acupunctuur aan de teen De paragraaf over de wetenschappelijke stand van zaken eindigt met de aankondiging dat het Erasmus MC plannen heeft om een afdeling Integrative medicine op te zetten. Wij hebben ernstige bezwaren tegen het gebruik van de termen ‘complementair’ en ‘integrative’ alsof het synoniem zijn. Dat is niet het geval: integrative medicine behelst de samenwerking tussen medici, psychologen en sociale wetenschappers bij de behandeling van patiënten.7 8 Recentelijk pleitte psychiater Huyse voor integrative medicine en enkele decennia geleden werd dit al gedaan door internist Querido die het begrip ‘integrale geneeskunde’ introduceerde, waarmee hij bedoelde dat iedere arts niet alleen belangstelling moet hebben voor de lichamelijke aspecten van patiënten, ook voor werkomstandigheden, gezinssituatie en persoonlijkheidsstructuur. Complementaire geneeskunde is in feite een eufemisme voor alternatieve behandelwijzen. De afdeling voor Integrative medicine van het Erasmus MC zal een afdeling voor complementaire geneeskunde worden – zeker als hoogleraar Hunink een belangrijke rol krijgt. Onlangs begeleidde zij een proefschrift waarin zou zijn aangetoond dat een kind in stuitligging in goede positie draait na acupunctuur aan een teen (van de moeder wel te verstaan). Volgens Hunink kwam dit door prikkeling van spinale zenuwen die van de teen naar de baarmoeder lopen. In de negentiende eeuw werden dergelijke zenuwbanen wel in verband gebracht met hysterie. Ook toen al werd dit pseudoneurofysiologie genoemd.

In de Mediator licht kinderarts Vlieger, een van de auteurs van het Signalement, het onderzoek naar de effectiviteit van complementaire interventies toe. Zij meent dat kwakzalverbestrijders ‘vaak volstrekt zwart-wit denken’. Zij noemt het onwetenschappelijk om een alternatieve aanpak bij voorbaat uit te sluiten.

Als schoolwerkstuk zou dit Signalement volstrekt onvoldoende zijn

Vlieger heeft gelijk, wij denken zwart-wit en vaker zwart dan wit, zeker als het over alternatieve interventies gaat. Wij vinden het bij voorbaat onwaarschijnlijk dat acupunctuur, homeopathie en chiropractie werken. Inmiddels is overigens door een stroom onderzoeksresultaten een gunstige werking van allerlei toegepaste alternatieve interventies nog onwaarschijnlijker geworden. Vlieger verwijt ons desondanks onwetenschappelijk gedrag. Wat wij onwetenschappelijk vinden is een notitie over alternatieve geneeskunde met een paragraaf ‘wetenschappelijke stand van zaken’ zonder een overzicht van het onderzoek

47 dat al is verricht en zonder een interpretatie van de onderzoeksresultaten. Het Signalement gaat ook volledig voorbij aan het effectiviteitonderzoek dat VWS in de jaren ’80 en ’90 heeft gesubsidieerd, een resultaat van het rapport van de commissie Alternatieve Geneeswijzen van Muntendam. Een evaluatie van dat steeds doodlopende onderzoek leidde in 1996 tot het besluit van VWS om geen geld meer beschikbaar te stellen voor effectiviteitonderzoek. ZonMw tracht nu de klok dertig jaar terug te zetten. Als onderbouwing daarvan moeten wij het doen met een verwijzing naar een meditatie van een wiskundige en een interview in een krant. Vlieger vindt ook kosteneffectiviteitonderzoek van complementaire interventies van belang. Maar, voor tot dergelijk onderzoek kan worden overgegaan moet eerst de effectiviteit zijn aangetoond. Wij kennen geen alternatieve behandelingen waarvan de kosteneffectiviteit kan worden berekend, we troffen die ook niet in het Signalement aan.

Jomanda ZonMw-bestuurslid Bloem, hoogleraar neurologie in Nijmegen, legt in de Mediator uit dat onderzoek naar complementaire behandelwijzen belangrijk is omdat artsen kunnen leren van de complementaire genezers die beter zijn in het mobiliseren van placebo-effecten. Hij zegt ‘altijd benieuwd te zijn hoe hij ervoor kan zorgen dat het beter gaat met zijn patiënten’. Dat vinden wij heel mooi van deze neuroloog, maar beseft hij wel dat hij dan ook bij Jomanda in de leer moet?

Het Signalement bevat een aantal aanbevelingen voor de minister van VWS. ‘Sta open voor voortschrijdende inzichten en veranderde paradigma’s over gezondheid en ziekte, preventie en curatie, en sluit daarmee aan bij de maatschappelijke vraag en respons van de zorgmarkt om verschillende mensvisies en wereldbeelden te integreren met het oog op een gezamenlijk doel, te weten het bevorderen van de gezondheid.’ De minister zal dit niet eenvoudig vinden, denken wij.

‘Geef een gerichte stimulans aan deugdelijke systematische kennisontwikkeling op het gebied complementaire interventies.’ Waarschijnlijk wordt hier opnieuw om geld gevraagd. Het VWS-beleid op dit punt is duidelijk: alle aanvragen voor subsidie van onderzoek naar alternatieve geneeswijzen worden sinds het effectiviteitonderzoek uit 1996 steevast afgewezen.

‘Stimuleer gecoördineerde kennisoverdracht aan publiek en professionals.’ We krijgen ook een omschrijving van wat publiek is, weer een voorbeeld van het niveau van het Signalement: burgers, patiënten, ouders, verzorgers en anderen.

‘Faciliteer de registratie van effecten en eventuele bijwerkingen van complementaire interventies.’ Hoe zou de minister haar ambtenaren hiertoe opdracht moeten geven?

Middelbare school Wij denken niet dat de minister opnieuw onderzoek naar het effect van alternatieve behandelwijzen mogelijk zal maken. Zij vindt dit geen taak voor haar ministerie, zo verklaarde ze onlangs tegenover een delegatie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. We vragen ons wel af hoe het mogelijk is dat ZonMw zo’n slecht Signalement durft te publiceren. Kennelijk heeft het ZonMw-bestuur – bestaande uit zes hoogleraren – de directie niet tot de orde geroepen, terwijl de goede naam van ZonMw hierdoor in gevaar is gebracht. Als werkstuk op een middelbare school zou dit Signalement immers ‘over de hele lijn volstrekt onvoldoende’ zijn en zelfs zonder uitzicht op ‘voorzichtige groei’. Rien Vermeulen, Frits van Dam, Cees Renckens,

48 bestuursleden van de Vereniging tegen de Kwakzalverij Correspondentieadres: [email protected]; c.c.: [email protected]. Geen belangenverstrengeling gemeld.

Reactie van ZonMw ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.

Vereniging tegen de Kwakzalverij verkiest persoonlijke aanval boven debat. Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de reactie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK). Een publiek debat over de almaar schaarser wordende financiële middelen en de onderzoeksvoorstellen van ZonMw, juichen wij toe. Om tot een zinvolle gedachtewisseling te komen is een respectvolle opstelling tegenover mensen die misschien net iets anders denken, essentieel. Dergelijk respect voor de afwegingen van ZonMw is soms moeilijk te vinden in de reactie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij ( VtdK). Allereerst nog even de bedoeling van het Signalement. Een Signalement van ZonMw schetst een situatie waarvoor het opstellen van een kennisagenda gewenst is. Een Signalement is geen wetenschappelijke verhandeling. Aanleiding voor een Signalement over complementaire interventies was het wijd verspreide gebruik ervan. ZonMw neemt zulke maatschappelijke ontwikkelingen serieus en probeert daar vervolgens een kennisagenda voor te ontwikkelen. De Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) zou dit moeten toejuichen omdat alleen de wetenschappelijke methode inzichtelijk kan maken of een interventie tot de reguliere zorg kan worden gerekend. Uitkomst kan dus heel goed zijn dat een dergelijke behandelmethode niet effectief is of zelfs onveilig, en dus niet (meer) moet worden toegepast. De Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) kiest echter niet voor wetenschappelijk debat, maar voor de persoonlijke aanval. Zo ridiculiseert zij de opmerking in ons Signalement over de verlenging van de telomeren. Zij verzuimt echter te vermelden dat dit een citaat is van Nobelprijswinnares en moleculair bioloog Elizabeth Blackburn. Door de brede benadering die we in het Signalement kozen, willen we voorkomen dat bij ‘complementaire zorginterventies’ alleen wordt gedacht aan alternatieve geneeswijzen. Ons begrip gaat veel verder, zoals uit het Signalement blijkt. Een treffend voorbeeld is het onderzoek van hoogleraar psychiatrie Anne Speckens naar nieuwe toepassingen binnen de psychotherapie. Tot voor kort was dit ‘alternatief’, maar dankzij gedegen wetenschappelijk onderzoek, o.a. mogelijk gemaakt door ZonMw (waar we trots op zijn) is het werkzaam én doelmatig gebleken. Daarmee kan de methode instromen in de reguliere geneeskunde. Het Signalement heeft een bijlage met een artikel hierover uit het gezaghebbende Archives of General Psychiatry, maar hier gaat de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) geheel aan voorbij. Het wordt tijd dat we een open en wetenschappelijke discussie over dit onderwerp kunnen voeren. De Verenigde Staten zijn wat dat betreft een goed voorbeeld. De websites van het National Cancer Institute en topziekenhuizen, zoals het Memorial Sloan-Kettering Cancer Center bieden veel informatie over (onderzoek naar) complementaire behandelwijzen. Tot slot: Rien Vermeulen, Frits van Dam en Cees Renckens verbazen zich erover dat het bestuur van ZonMw de directie niet tot de orde heeft geroepen. Ik kan hen geruststellen: ook deze reactie heeft de volledige steun van mijn bestuur. Henk J. Smid, directeur van ZonMw

Literatuur 1. Effectiviteit van complementaire zorginterventies. Signalement . Juni 2011. ZonMw. 2. Eindevaluatie. Onderzoek complementaire behandelwijzen. April 2009. ZonMw. 3. Dam FSAM van, Koene RAP.Verspild subsidiegeld. Medisch Contact 2009; 31-32:1330-3.

49 4. Pleidooi voor nuchtere kennis. Mediator 4, augustus 2011. 5. Singh S, Ernst E. Trick or treatment. The undeniable facts about alternative medicine. Norton, New York, 2008. 6. Barker Bausell R. Are Positive Alternative Medical Trials Credible? Evidence from Four High-Impact Medical Journals. Evaluation & the Health Professions 2009; 32 (4): 349-69. 7. Von Rosenstiel IA, Bongers KM, Schats W, Scholtens ML. Regulier-plus zoekt de consensus. Medisch Contact 2010; 18: 822-5. 8. Vermeulen M. Regulier-plus zoekt de consensus. Medisch Contact 2010; 22: 1022.

Op de site van medisch contact: http://medischcontact.artsennet.nl/Nieuws- 26/Tijdschriftartikel/108619/ZonMws-scheve-schaats.htm zijn nog meer reacties op het artikel te lezen.

Artikel uit Medisch Contact: ‘Geef Integrale Psychiatrie geen accreditatie’ Publicatie 03 februari 2012 Jaargang 2012 Auteur Henk Maassen Het congres Integrale Psychiatrie, georganiseerd door GGZ Lentis in Groningen, mag geen accreditatie krijgen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Dat vindt de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK). In een brief aan het bestuur van de NVvP betoogt Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK- voorzitter) Catherine de Jong dat ‘Lentis het spoor enigszins bijster is’. Met name een paar sprekers op het lustrumcongres, dat op 20 april zal plaatsvinden, worden door De Jong op de korrel genomen. Zo heeft de arts Andrew Weil een lange geschiedenis in de alternatieve geneeskunde, en ziet hij er geen been in zijn eigen ideeën als ‘psychotisch’ te kwalificeren. Hij is, aldus de Jong, verder een ‘berucht vitaminepusher en propageert op zijn website een “anti-inflammatory” dieet ter bestrijding van “ontstekingsziekten” als Alzheimer en Parkinson’. Een andere spreker is de bioloog Rupert Sheldrake, die gelooft in boodschappen uit het hiernamaals en paranormaal begaafde dieren. De congressen Integrale Psychiatrie in 2010 en 2008 werden wel geaccrediteerd, zo bevestigt een woordvoerder van de NVvP. Of dat ook zal gebeuren met het aanstaande congres kan ze nog niet zeggen. In ieder geval komt de brief van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) aan de orde in de eerstvolgende bestuursvergadering op 8 februari. www.centrumintegralepsychiatrie.nl Henk Maassen

Lentis weerlegt kritiek van Vereniging tegen de Kwakzalverij

Begin februari 2012 uitte de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) kritiek op Lentis vanwege de organisatie van het vijfde Congres Integrale Psychiatrie, met name op de keuze van twee hoofdsprekers: Prof. Dr. Andrew Weil en Dr. Rupert Sheldrake (medischcontact.artsennet.nl).

Lentis waardeert en onderschrijft de doelstelling van deze vereniging, die met haar activiteiten meehelpt te voorkomen dat wetenschappelijk ongefundeerde, slechte en of gevaarlijke behandelingen de geneeskunde binnenkomen. Lentis vindt het belangrijk om dit doel na te streven met een open en kritische houding. Om door middel van goed wetenschappelijk

50 onderzoek een onderscheid te maken tussen nieuwe innoverende visies/behandelingen en gevaarlijke/onzorgvuldige. Haar motto daarbij is: “Onderzoek alles en behoud het goede” (Hoenders, Appelo, Van den Brink, ea, 2010). Dit motto geldt ook bij de programmering van de congressen integrale psychiatrie, waarvan op 20 april de vijfde editie zal plaatsvinden.

Lentis heeft echter de indruk, dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) net als veel andere gedreven mensen en organisaties, in haar enthousiasme om excessen te voorkomen, wel eens doorschiet. Dat lijkt ook nu het geval, daar Prof Dr Andrew Weil en Dr Rupert Sheldrake gewoon binnen de kaders van goed onderzoek opereren. Lentis is het dan ook niet eens met de kritiek.

Zo is Andrew Weil opgeleid aan Harvard Medical School en is hij hoogleraar geneeskunde en hoogleraar openbare gezondheid en is hij gelauwerd door de Bravewell Coorperation als 1 van de 6 pioniers van Integrative Medicine bravewell.org.

En Rupert Sheldrake is een eigenzinnige wetenschapper die de controverse niet schuwt en met behoorlijk verregaande ideeën komt, maar wel steeds gebaseerd op goed onderzoek, zie o.a. guardian.co.uk/books/2012.

Net als in 2006, toen de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) ook kritiek uitte op het Congres Integrale Psychiatrie, nodigt Lentis de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) opnieuw van harte uit met hen in discussie te gaan. Ze zullen dan tijdens een lunchsymposium op 20 april graag met de Vereniging tegen de Kwakzalverij ( VtdK) van gedachten wisselen over genoemde zaken. Lentis hoopt dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) de uitnodiging deze keer wel aanneemt.

Organisatie Congres Integrale Psychiatrie, Lentis

51 Bijlage 4 Evidence Based Medicine (EBM) mythe achterhaald? Prof. Dr. Yvo Smulders, hoogleraar interne geneeskunde aan de VU, maakt korte metten met de Evidence Based Medicine mythe. Artikel van de site van stichting IOCOB www.IOCOB.nl: “Het evidencebeest getemd In een belangwekkend filmpje van 12 minuten, geplaatst op de website van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG), maakt Prof. Dr Yvo Smulders, hoogleraar interne geneeskunde aan de VU, in een voordracht korte metten met het evidencebeest. Smulders begint met de volgende conclusies: 1. Epidemiologische ‘evidence’wordt ernstig overgewaardeerd; 2. Er zijn andere, even belangrijke, bronnen van bewijs als epidemiologie; 3. …. En dat is maar goed ook. De vraag die hij de zaal vervolgens voorlegt is: Moet epidemiologisch bewijs de norm zijn? Zijn antwoord is helder: Nee, want epidemiologisch bewijs is: - Veelal afwezig; - Vaak ‘onjuist’; - Zelden direct vertaalbaar naar de patiënt; - Niet doorslaggevend voor de goede zorg.

Veelal afwezig bewijs Wanneer veel gebruikte therapieën - en zijn betoog slaat op reguliere behandelvormen - onder de loep worden genomen blijkt dat ongeveer 50% van die therapieën niet onderzocht is, en er slechts voor 13% duidelijk bewijs is dat een therapie effectief is. In de domeinen van diagnostiek, supportive care en prognostiek wordt al helemaal geen epidemiologisch onderzoek gedaan en daar is helemaal geen bewijs voor, zo zegt Yvo Smulders in het filmpje. Hij illustreert deze cijfers met de Amerikaanse cardiovasculaire richtlijnen. Omdat dat veld wemelt van epidemiologisch onderzoek zouden deze richtlijnen dus met goed epidemiologisch bewijs onderbouwd moeten zijn. Echter ongeveer slechts 11% van de aanbevelingen is onderbouwd met het sterkste wetenschappelijk bewijs (level A). In de klasse 1 aanbevelingen, waar de werkgroep ten volle achter staat , is maar 19% van de aanbevelingen op het niveau van level A.[1

Wetenschappelijk bewijs vaak onjuist Wanneer er wetenschappelijk bewijs van een bepaalde therapie aanwezig is, dan is dit bewijs vaak vertekend. Dit wordt bias genoemd. Yvo Smulders maakt onderscheid in methodologische bias en ‘belangen-gerelateerde’/psychologische bias. Vooral de laatste vorm van bias laat duidelijk zien dat uitkomsten uit studies zeer uiteen kunnen lopen. Als voorbeeld haalt hij de studies naar antidepressiva (SSRI’s) bij kinderen aan, waaruit duidelijk wordt dat door de industrie gesponsorde onderzoeken veel vaker positief zijn dan niet gesponsorde studies. En als ook gekeken wordt naar de - vaak vele - studies die niet gepubliceerd zijn, dan blijkt dat het overgrote deel van de onderzoeken per saldo negatief uitpakt. En indien deze mogelijkheden tot vertekening van de resultaten worden meegewogen, dan blijkt ook dat zeer goed opgezette studies die statistisch significant verschil laten zien tussen de behandelgroepen, maar voor 85% echt waar zijn, in plaats van de 95% kans op waarheid, waar alle klinische studies van uitgaan.

EBM is zelden direct vertaalbaar naar de patiëntEvidence based medicine (EBM) is zelden vertaalbaar naar de patiënt. De wetenschappelijk effectief gebleken therapieën zijn

52 alleen van toepassing op de “gemiddelde trial patiënt” (patiënten die aan de onderzoeken hebben deelgenomen) [2] In het beste scenario is ongeveer 40% van de patiënten met een bepaalde klacht te vergelijken met de patiënten uit de positieve studies. In het slechtste scenario is dit percentage maar 0,001%. Dit komt omdat in de studies behoorlijk wat selectie van patiënten heeft plaats gevonden. Dus Smulders stelt dat grosso modo slechts maximaal 10% van de patiënten met die klacht in die positieve studies worden gerepresenteerd.

Schamele balans van Evidence Based Medicine (EBM). Smulders’ conclusie luidt:  1/3 van de therapieën is onderzocht;  1/2 van de therapieën is waar;  Op minder dan 10% van de patiëntenpopulatie zijn de wetenschappelijke resultaten toepasbaar;  De dokter kent hooguit 50% van het bewijs.

Als deze feiten worden meegenomen blijkt dat maar 1 op de 120 patiënten met Evidence Based Medicine behandeld wordt….

Evidence based medicine is niet doorslaggevend voor goede gezondheidszorg Wanneer ziekenhuizen die het heel goed doen, worden vergeleken met ziekenhuizen die het gewoon goed doen, dan blijkt dat in termen van het gebruik van evidence based medicine, het hanteren van richtlijnen en het aanhouden van protocollen, allemaal lood om oud ijzer is. De kwaliteitsverschillen zitten helemaal niet in het EBM-volume maar juist in de hele zachte zaken, zoals de kwaliteitsverbeteringsculptuur, goede organisatie en betrokken mensen.

Medische fouten Het blijkt dat maar 4% van de medische fouten te wijten is aan een tekort in medische kennis. De rest van de medische fouten ontstaat door een tekortschietend vermogen om klinisch te redeneren, miscommunicatie, en desinteresse /gebrek aan commitment. De ernstigste fouten worden gemaakt in het domein van diagnostiek.

David Sackett De godfather van Evidence Based Medicine (EBM), David Sackett, heeft aan Evidence Based Medicine (EBM) nooit de interpretatie gegeven zoals die nu in de maatschappij opgeld doet. Sackett heeft gezegd dat Evidence Based Medicine (EBM) de integratie omvat van eerst genoemde klinische expertise, in combinatie met het best beschikbare externe bewijs (epidemiologie evenals fysiologie). “Zijn kindje Evidence Based Medicine (EBM) wordt nu misbruikt door overheden, door verzekeraars en door ons allemaal” zegt Yvo Smulders als laatste. Hiermee doorboort hij de mythe Evidence Based Medicine (EBM), en haalt hij Evidence Based Medicine (EBM) radicaal van de gouden troon.

Het valt daarom ook te hopen dat minister Schippers van VWS dit opzienbarende filmpje terdege op zich laat inwerken en daarna ook het besef bij haar en haar reguliere adviseurs doordringt dat hun gedachtepatronen over Evidence Based Medicine (EBM) goeddeels uit luchtkastelen bestaan.

Referenties [1]: Tricoci P, Allen JM, Kramer JM, Califf RM, Smith SC Jr. | Scientific evidence underlying the ACC/AHA clinical practice guidelines. | JAMA. | 2009 Feb 25;301(8):831-41. [2]: Rothwell PM. | External validity of randomised controlled trials: "to whom do the results of this trial apply?". | Lancet. | 2005 Jan 1-7;365(9453):82-93.”

53 Bijlage 5a. Uit een werkstuk van een scholier op de site van stichting IOCOB: http://www.iocob.nl/complementaire-behandelwijzen/scholier-over-alternatieve-versus- reguliere-genees.html Regulier versus alternatieve geneeskunde: “In de reguliere geneeskunde wordt vaak gezegd dat de alternatieve geneeskunde niet- werkend is, en als ze wel een succes behalen, wordt dat bestempeld als het placebo-effect. Het placebo-effect is het fenomeen dat klachten kunnen verdwijnen, als de patiënt een nepmedicijn voorgeschreven krijgt, terwijl hij denkt dat het een echt werkend medicijn is. Als de arts dan vertelt dat het ‘medicijn’ ook bijwerkingen heeft, krijgt de patiënt daar vaak prompt ook last van. Dit placebo-effect laat dus zien dat de mens zichzelf weer beter of zieker kan maken, zonder extra toegevoegde medicijnen. Maar het blijkt dat steeds meer genezingen in huisartsenpraktijken ook te danken zijn aan het placebo-effect. De manier waarop de arts de patiënt benadert, heeft ook een heilzame werking. Als een arts goed naar de patiënt luistert, de bloeddruk opmeet, een paar testen doet, en daarna zegt dat hij zich geen zorgen hoeft te maken, dan voelt de patiënt zich vaak al een stuk beter. Bovendien wordt ook in de reguliere geneeskunde gezegd dat 75% van de kwalen zichzelf geneest. Dus als de reguliere geneeskunde de alternatieve geneeskunde verwijten maakt over het placebo-effect, en dat de therapieën niet-werkend zijn, zouden ze de hand in eigen boezem moeten steken, aangezien dat in hun eigen vakgebied net zo goed voorkomt. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet dus. “

Bijlage 5b. Uit de agenda van www.mondiaalcentrumhaarlem.nl Woensdag 30 mei 2012: Standpunt Globaal: Allochtonen en geestelijke gezondheidszorg- een taboe? “ Migranten, vluchtelingen en asielzoekers hebben een groter risico op depressie. Onzekerheid over verblijf, wachttijden en financiële drempels zorgen ervoor dat de problemen steeds ernstiger worden. De keuzes van dit kabinet en de crisis maken het steeds lastiger om goede zorg te bieden. Een debat met een aantal organisaties zoals Stem in de Stad, Prezens, Vluchtelingenwerk en migrantenorganisaties over de steeds nijpender wordende problematiek in ”.

54 Bijlage 6 Berichtgeving in de media Minder angst- en slaapstoornissen na stoppen vergoeding

Sinds slaappillen niet meer worden vergoed, stellen artsen minder vaak een angst- of slaapstoornis vast bij patiënten.

Foto

De vergoeding werd in 2009 afgeschaft en sindsdien is honderden keren minder de diagnose angst- of slaapstoornis gesteld. Dat blijkt uit een onderzoek van Nivel, het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg en de Universiteit Utrecht.

De resultaten staan ook in het wetenschappelijke tijdschrift Annals of Family Medicine. Minder benzodiazepines verstrekt

Ook de verslavende medicijngroep benzodiazepines werd minder vaak voorgeschreven. De kalmerende pillen kunnen op korte termijn werken bij angst- en slaapstoornissen, maar op lange termijn zijn ze verslavend of werken ze niet meer. De benzodiazepines verdwenen zelfs uit de top 10 van meest voorgeschreven geneesmiddelen. 400 minder diagnoses

In 2009, toen de vergoeding verdween, stelden huisartsen 2863 keer de diagnose slaapstoornis. In 2008 waren dat er nog 3254, bijna 400 meer. Ook werden er iets minder nieuwe angststoornissen vastgesteld: 3710 in 2009, 59 minder dan het jaar daarvoor.

Het onderzoek is uitgevoerd met gegevens uit het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). Dit telt 84 huisartspraktijken met 350.000 ingeschreven patiënten.

Reacties zie de site. www.RTLnieuws.nl 6 februari 2012

55 Psychotische piloot overmeesterd

De piloot van Jet Blue wordt afgevoerd uit het vliegtuig Reuters Toegevoegd: woensdag 28 mrt 2012, 00:14

Tijdens een vlucht van New York naar Las Vegas hebben passagiers en bemanningsleden hun eigen piloot overmeesterd. De man was op grote hoogte door nog onbekende oorzaak op tilt geslagen.Een andere piloot van dezelfde luchtvaartmaatschappij, die toevallig als passagier aan boord was, nam plaats in de cockpit en zette samen met de co-piloot het toestel veilig aan de grond in Amarillo in Texas. De luchtvaartmaatschappij Jet Blue heeft het incident bevestigd. In een persverklaring noemt de eigenaar van het toestel de piloot "een ziek bemanningslid".

Knettergek

Volgens passagiers deed de gezagvoerder opeens "knettergek". Hij was door zijn collega uit de cockpit gezet en wilde weer naar binnen. Hij bonsde op de deur en riep dingen als "Irak! Al-Qaida! Terrorisme! We gaan er allemaal aan!"Ongeveer acht passagiers en bemanningsleden wisten hem hardhandig tot bedaren te brengen en in bedwang te houden totdat hij op het vliegveld van Amarillo kon worden overgedragen aan de politie. De FBI onderzoekt de achtergrond van de piloot.

Spits nieuws en entertainment. (21 maart 2012)

Maker Kony geveld door psychose.

We hebben in korte tijd de Amerikaan Jason Russell leren kennen als een rare jongen. Hij heeft furore gemaakt met de internethype KONY 2012 maar werd dagen later naakt masturberend op straat aangetroffen. Inmiddels is er een reden bekend voor zijn rare gedrag. De familie van Russel meldt namelijk dat hij een psychose heeft. Hij moet nog enkele weken in het ziekenhuis verblijven, zeggen zijn naasten. Volgens zijn vrouw werd de psychose veroorzaakt door stress en uitputting, niet door alcohol of drugs. Russell zou moeite hebben gehad met zijn plotselinge wereldwijde bekendheid.

56