Dokters Djawa 1875-1915
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Genezers op de koloniale markt : inheemse dokters en vroedvrouwen in Nederlandsch Oost-Indië, 1850-1915 Hesselink, E.Q. Publication date 2009 Document Version Final published version Link to publication Citation for published version (APA): Hesselink, E. Q. (2009). Genezers op de koloniale markt : inheemse dokters en vroedvrouwen in Nederlandsch Oost-Indië, 1850-1915. Vossiuspers - Amsterdam University Press. http://nl.aup.nl/books/9789056295639-genezers-op-de-koloniale-markt.html General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:02 Oct 2021 159 6 – De STOVIA, dokters djawa 1875-1915 In dit hoofdstuk zullen we bezien welke effecten de veranderingen in de opleiding van 1875 hebben gehad op de positie van de afgestudeerden op de medische markt. In 1902 werden weer verbeteringen aangebracht in de opleiding, waarbij onder andere de naam van de school en die van de afgestudeerden veranderden: het was niet langer de School ter opleiding van Inlandsche Geneeskundigen maar de School tot opleiding van Inlandsche artsen (STOVIA) en men sprak niet langer van dokter djawa maar van Inlandsch arts. Aangezien pas in 1909 de eerste Inlandsche artsen volgens het nieuwe curriculum afstudeerden, zal in dit hoofdstuk regelmatig de aanduiding dokter djawa worden gebruikt om alle alumni aan te duiden: de meerderheid droeg deze titel en een minderheid die van In- landsch arts. Overigens bleef de titel dokter djawa nog tot ver in de twintigste eeuw in de volkmond gehandhaafd.1 Opleiding In 1875 was de opleiding ingrijpend veranderd: de cursusduur was verlengd van drie naar zeven jaar (twee jaar voorbereidend, algemeen vormend onderwijs en vijf jaar geneeskundig onderwijs); het aantal leerlingen was verhoogd van 50 tot 100 en het Nederlands was ingevoerd als voertaal.2 Nederlands De invoering van Nederlands – ten koste van Maleis – als voertaal veroorzaakte nogal wat hoofdbrekens. Op allerlei mogelijke en onmogelijke manieren werd geprobeerd de leerlingen het Nederlands bij te brengen. Allereerst, in 1878, door de toelatingsleeftijd te verlagen van 14-18 jaar3 naar 12-14 jaar4 met als argument dat jongeren beter in staat zouden zijn om Nederlands te leren. Dit hielp onvoldoende en in 1881 werd de voorbereidende afdeling met een jaar verlengd.5 In 1885 werd het aantal uren Nederlands in de voorbereidende afdeling verhoogd;6 deze maatregel werd al na een jaar bij gebrek aan resultaat – men is wel heel on- geduldig – overboord gezet.7 In plaats daarvan werden de leerlingen verplicht 160 Hoofdstuk 6 ook buiten de schooluren Nederlands te spreken. Ondanks zware straffen bij overtreding kwam hier in de praktijk niet veel van terecht.8 De resultaten waren de eerste jaren na 1875 erbarmelijk: van de leerlingen die tussen 1876 en 1880 werden toegelaten, bereikte slechts 20% de geneeskundige afdeling.9 Het was dus te begrijpen dat men zich in allerlei bochten wrong om verbetering te bewerk- stelligen. In 1879 werd de hoofden van gewestelijk bestuur met nadruk verzocht kandidaten voor te dragen die al Nederlands konden lezen, schrijven en spre- ken.10 Toen bleek dat deze leerlingen met kop en schouders boven de anderen uitstaken, werd in 1889 besloten uitsluitend diegenen toe te laten die de mid- delste klas van de Europesche Lagere School (ELS) of een van de scholen voor Inlandse hoofden hadden doorlopen.11 Tot de ELS werden Inlandse kinderen alleen toegelaten als betalende leerlingen;12 dit onderwijs was daarmee slechts voor een kleine groep weggelegd. Na invoering van deze maatregel liep de in- stroom dan ook terug. Daarom werd in 1891 bedacht dat maximaal acht jongens van zes tot acht jaar die te kennen gaven opgeleid te willen worden tot dokter djawa, gratis naar de ELS mochten. Eerst gold deze bepaling alleen voor de Buitengewesten (met uitzondering van de Molukken), waar de ELS zelden door Inlanders werd bezocht.13 In 1896 werd de proef uitgebreid naar Java en 13: Polikliniek oogheelkunde aan de Hospitaalweg omstreeks 1919 (leerlingen van het hoogste studiejaar en patiënten). De STOVIA, dokters djawa 1875-1915 161 Grafiek 6.1: Aantal patiënten in de poliklinieken van de STOVIA, 1890-192017 Madoera, eerst voor maximaal 30 leerlingen14 en later, in 1900, voor maximaal 80.15 Een jongen die hiervan gebruik maakte, koos dus al op zesjarige leeftijd voor een bepaald beroep. Meer praktijk Om de studenten meer praktijkervaring te geven werden poliklinieken geopend, in 1890 voor heelkunde en oogziekten en een jaar later voor inwendige ziekten.16 Uit grafiek 6.1 blijkt dat de poliklinieken in de loop der jaren steeds meer pa- tiënten aantrokken. Het zal overigens voor de ongeveer 95 studenten die de genees- kundige afdeling rond 1910 bevolkten, een hele klus zijn geweest om de ruim 7000 patiënten te behandelen. De directie besefte wel dat hiervoor eigenlijk perso- neelsuitbreiding noodzakelijk was. Gezien het grote tekort aan Inlandse genees- kundigen zag zij ervan af een verzoek om meer assistent-leraren in te dienen.18 Daarnaast werd besloten dat arme Inlanders of Chinezen ‘in het belang van het onderricht der kweekelingen, eenigen tijd in observatie’ konden worden gehou- den; zij werden gratis verpleegd in de 4e klas van het Militair Hospitaal te Weltevre- den.19 In het begin ging het om twee bedden, in 1899 werd dit uitgebreid tot tien.20 Een verzoek om dit aantal te verhogen tot 15 werd in 1902 afgewezen.21 Om ervoor te zorgen dat de leerlingen toch voldoende praktijkervaring konden opdoen, werd toen afgesproken dat zij twee maal per week in het Stadsverband konden meelo- pen.22 In 1907 werd het aantal gratis bedden toch verhoogd (tot 40).23 Meer verbeteringen Rond 1900 veranderde het koloniale beleid van de Nederlandse regering. Officieel zette deze zogenoemde ethische politiek in met de troonrede van 1901, waarin de regering voor het eerst aangaf, zich verantwoordelijk te voelen voor het welzijn en de welvaart van de Inlandse bevolking. Onderdeel van deze nieuwe politiek was een voorzichtige vorm van gezondheidszorg voor de Inlanders, waardoor een 162 Hoofdstuk 6 groeiende behoefte aan (Inlandse) artsen ontstond. Er werd opnieuw geïnvesteerd in de opleiding van dokters djawa.24 De voorbereidende afdeling werd weer verlengd naar drie jaar25 en de geneeskundige naar zes; het extra jaar was onder meer nodig voor de nieuwe (examen)vakken verloskunde en gerechtelijke geneeskunde.26 Een verplicht toelatingsexamen werd ingevoerd, dat op alle ELS-instellingen in de archi- pel kon worden afgelegd.27 De school, voortaan STOVIA geheten, kreeg een eigen directeur en plaatsvervangend directeur, die beiden tevens leraar waren. Het maxi- mum aantal leerlingen werd verdubbeld van 100 naar 200.28 En er kwam een nieuw schoolgebouw dankzij een royale gift van drie rijke Deliplanters, vrienden van de minister van Koloniën J.T. Cremer, eveneens een voormalige Deliplanter.29 De invoering van het vak verloskunde had heel wat voeten in de aarde. In een eerdere discussie, in 1890, werd als bezwaar genoemd dat mannelijke hulp aan het kraambed niet op prijs werd gesteld door Inlandse kraamvrouwen.30 Dit argument lijkt nu geen rol te hebben gespeeld: of men tilde daar niet langer aan, of de autoriteiten hadden inmiddels andere denkbeelden. Door het nieuwe schoolgebouw kwam ruimte beschikbaar in het Militair Hospitaal; deze werd bestemd voor een verloskundige kliniek, waarin vooral Ambonese soldatenvrou- wen werden opgenomen.31 Aan de school werd een vroedvrouw verbonden die met de oudste studenten bevallingen ondersteunde, hetzij van soldatenvrouwen in het Militair Hospitaal, hetzij in de kampongs. De gratis geneeskundige bege- leiding beperkte zich niet tot de bevalling; ook tijdens de negen dagen daarna bezochten de studenten de kraamvrouw.32 Bovendien ontvingen de kraamvrou- 14: Het nieuwe schoolgebouw. De STOVIA, dokters djawa 1875-1915 163 wen elk een premie van ƒ 7,50 als vergoeding voor het feit dat zij bereid waren geweest zich bij hun bevalling te laten assisteren door de leerlingen.33 De keuze om tot en met de negende dag kraamzorg te geven hing waarschijnlijk samen met het feit dat dan de navel was geheeld, waarmee het grootste gevaar voor besmetting was geweken. Misschien speelde ook een rol dat men wist dat Inlandse kraamvrouwen gewend waren aan de doekoen baji, die nog veertig dagen na de bevalling haar diensten verleende. Verloskunde was het enige vak waarbij de leerlingen in de kampong kwamen. Door de invoering van dit vak werd de bevoegdheid van de afgestudeerden verbreed, hetgeen was af te lezen aan hun nieuwe titel ‘Inlandsch arts’. Dokters djawa die vroeger hun opleiding hadden genoten, konden alsnog hun bevoegdheid in de verloskunde halen. Zij moesten hiertoe het verloskundig deel van het eindexamen afleggen, waarna zij de titel Inlandsch arts kregen.34 15 (boven) en 16 (rechts): De directeur H.F. Roll met een klas leerlingen. Van de- ze foto is een levensgrote maquette gemaakt die nu in het als museum dienst doende schoolgebouw te bezichtigen is. Vermoede- lijk is juist deze foto geko- zen om te worden uitge- beeld omdat Roll met name onder de leerlingen die later deel uitmaakten van de nationalistische beweging, zeer populair was.