Drijflagen van blauwalgen inhe t Brielse Meer

1. Inleiding Bij debestrijdin g van eutrofiëring van oppervlaktewater tot dusver isee n belangrijk aspect verwaarloosd. Ondanks de vele onzekerheden die er zijn omtrent de effecten van maatregelen voor de langere termijn wordt ernauwelijk s onderzoek gedaan naard ebestrijdin g vand e symptomen, dus maatregelen die direct effect hebben. Het Brielse Meer voldoet bijvoorbeeld wel aan de in het IMPWate r 1980-1984 gestelde normen, desondanks vormt de mate van eutrofiëring van het water plaatselijk vooral in de haventjes, problemen.

M.L.MEIJER Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden te thans DBW/RIZA te Lelystad

H. VAN DER HONING Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden te Dordrecht Afh. I - Brielse Meermet meetpunten voor doorzicht, chlorofyïgehalte, fosfaat-en stikstofconcentratie.

TABEL I- Afmetingen van de verschillende delen van het meer. Gem. diepte M a> .dit pte Lengte Breedte Reeds jaren veroorzaakt de bloei van de m m 10 m m blauwalg Microcystis aeruginosa in de zomer Brielse Meer S,5 15 11 200-850 en denazome r overlast voor de recreanten. Voedingskatiaal 3 4.5 8.5 55 Deze alg vormt drijflagen, die zich kunnen 2..S 3 9 50-150 ophopen inhaventjes , opstrande n en in dode hoeken van het meer. Na enige tijd gaatd e Meer waarmee de Microcystisbloei kan Het totale wateroppervlak bedraagt 5,5.106m 2 laag rotten, wordt grijsbruin van kleur en worden doorbroken. Gelet op de onzeker­ inclusief 1,18.106 m2 van de Bernisse. verspreidt een zodanige stank dat recreëren heden die erzij n omtrent het effect van Het volume van het meer istotaa l 27.106m 3 in de betreffende gebieden onaangenaam defosfatering van ingelaten oppervlaktewater waarin begrepen 4.106 m3 van de Bernisse. wordt. Een andere ongunstige eigenschap in het Brielse Meeren de daaraan verbonden De afmetingen van de verschillende delen van van deze blauwalg ishe t vermogen om, kosten isdi t onderzoek in eerste instantie het meer zijn opgenomen in tabel I. afhankelijk van de fysiologische conditie, gericht op de bestrijding van de overlast voor Ca. 15% van het Brielse Meer isdiepe r dan stoffen teverspreide n die toxisch zijn voor de recreanten. 10m . De gemiddelde verblijftijd van het water onder andere kleinvee en huisdieren Ook uitonderzoe k naar het effect van in het meer isca . 100 dagen, in het Voedings­ [Kappers, 1973]. defosfatering in Rijnland blijkt dat meer kanaal end e Bernisse aanzienlijk korter,i n Het Brielse Meer is reeds vele malen object aandacht moet worden besteed aan de be­ het westelijke deel en waarschijnlijk in de van onderzoek geweest. Er zijn balansstudies strijding van drijflagen van blauwalgen haventjes daarentegen plaatselijk veel langer. uitgevoerd [Klomp, 1972]e n [Van Straten en [Van der Does en Klapwijk, 1985]." Tot 1974 was Rijkswaterstaat water­ Lyklema, 1975], defosfatering van het Het ontstaansmechanisme van drijflagen van kwaliteitsbeheerder, van 1974 tot 1981 het inlaatwater isonderzoch t [Klomp en blauwalgen is uitvoerig behandeld. Ook is er waterschap De Brielse Dijkring en met ingang Speksnijder, I974|, ook de rol van fosfaat in een enquête gehouden onder de Nederlandse van 1981 het zuiveringsschap Hollandse het sediment isbestudeer d [Hieltjes en waterkwaliteitsbeheerders. De resultaten Eilanden en Waarden. Lyklema, 1981] .Doo r Kappers [1984] isva n van deze enquête naar de problemen vand e Het kwantiteitsbeheer isi n 1982 door de 1972 tot 1980 onderzoek verricht naar de blauwalgen zullen kort worden besproken. minister van Verkeer en Waterstaat populatiedynamica van Microcystis Tevens zijn inhe t Brielse Meer enige overgedragen aan het waterschap De Brielse aeruginosa in het Brielse Meer. experimenten uitgevoerd gericht op de Dijkring. Hetkwantitatie f beheer van het In deze publikatie zal worden beschreven preventie van ophopingen van drijflagen. Brielse Meer was tot dusver voornamelijk welke beheersmaatregelen sinds 1972 zijn gericht ophe t bereiken van een laag zout­ getroffen teneinde debelastin g van het 2. Het Brielse Meer gehalte inverban d met de wateronttrekking ten behoeve van de land- en tuinbouw. Brielse Meer met nutriënten te verminderen. Het Brielse Meer, schematisch weergegeven Deze maatregelen hebben nog niet geleid tot in afb. 1.i sontstaa n in 1950 na de aanlegva n de gewenste verandering in de algensamcn- de Brielse Gatdam.To t 1981von d de aanvoer 3. Balansen stelling inhe t meer. van water voornamelijk plaats via het In de periode van 1974 tot 1982 zijn voor het Daar het meer een belangrijke recreatieve Voedingskanaal. Daarna isechte r ookd e Brielse Meer belangrijke saneringsmaat­ functie vervult, is onderzocht of er aanvoer van water via de Bernisse vanuit het regelen uitgevoerd. De afvalwaterlozingen saneringsmaatregelen zijn voor het Brielse van belang. van Oostvoorne en Bricllc zijn verplaatst naar H,0(19) 1986.nr .5 91

het Beerkanaal en een aantal polderwater- gehalte vertoont een dalende tendens na de lozingen isopgeheven . Verder is het mogelijk getroffen saneringsmaatregelen, in het geworden water met een lager nutriënten­ chlorofylgehalte en het doorzicht isdez e gehalte in te laten vanuit het Spui. Sinds 1982 * * Chlorofyl (10 yg 1 ) trend niet aantoonbaar. De algensamen- 10 o o Totaal-N (ICM mgl"') resteren als belastingposten de inlaat uit de 0 0 Totaal-P (10-2 mgl ') stelling is niet gewijzigd. In het voorjaar

Oude Maas en het Spui en de neerslag. 1 • wordt de algenpopulatie voornamelijk Als onttrekkingsposten kunnen worden • bepaald door centrale diatomeeën, later door genoemd enige industrieën, polders en de groenalgen. In de nazomer wordt de algen- uitlaat nabij Oostvoorne. De onttrekkings­ 6 populatie beheerst door blauwalgen. Van juli posten zijn sinds 1972 gelijk gebleven. tot september vormt Microcystis aeruginosa Vanaf 1972 zijn frequent balansen opgesteld i de dominante alg [Kappers, 1984 en voor het Brielse Meer. Bij de berekening van Van der Honingen Meijer, 1985]. de balansen van 1972 tot en met 1976 en 2 • -«--o Het chlorofylgehalte in het meer is niet 1980-1982 zijn de waterbalansen vereffend extreem hoog. De problemen doen zich dan met de chloridebalans [Van de Kamer en ook niet in hoofdzaak in het meer voor maar 1972 1975 1978 1961 lfëi Van der Meulen, 1984]. De balansen van in de haventjes waar de gevormde drijflagen 1972 tot en met 1976 zijn het nauwkeurigst. zich ophopen tot een stinkende grijsbruine In tabel II zijn de resultaten gegeven van de massa. Afb. 3 geeft een indruk van een balansstudies van 1972-1983." Ath. 2 - Gegevens voor de waterkwaliteit in het Brielse dergelijke laag. Sinds 1972 isd e fosfaatbelasting afgenomen Meer in de période 1972-1984. 2 ] 2 1 van 18,5 gPrrr jr tot6gPm" jr . 5. Drijflagen van blauwalgen Hieruit blijkt dat de fosfaatbelasting met een dalen de nutriëntengehalten en stijgt het In Nederland wordt in vele wateren factor drie is gedaald. chlorofylgehalte. In het Voedingskanaal en periodiek of permanent een blauwalgenbloei waarschijnlijk in de Bernisse treedt een geconstateerd. In veel gevallen leidt dit in de 4. Waterkwaliteit aanzienlijke reductie op inhe t fosfaatgehalte. (na)zomer tot de vorming van drijflagen Over de periode 1972-1984 zijn van drie Hieruit blijkt dat het meer niet volledig waarbij de soorten Microcystis aeruginosa, meetpunten in het Brielse Meer de analyse­ gemengd is, hetgeen ook reeds uit het Aphaniz.omenon flos-aquae en Anabaena resultaten van maandelijks fysisch-chemisch verschil in verblijftijd isa f te leiden. spiroïdes een belangrijke rol spelen. onderzoek besproken [Meijer. 1983, 1984] In afb, 2 is het jaarlijkse gemiddelde van Deze blauwalgen zijn in staat zich door de en [Van der Honing en Meijer, 1985]. chlorofyl, totaalfosfaat, totaalstikstof en het waterkolom te verplaatsen naar een zo Fosfaat- en stikstofgehalten vertonen zowel doorzicht over de periode 1972-1984 van de gunstig mogelijke lichtintensiteit. in dezome r alsd ewinte r een gradiënt over de drie meetpunten in het Brielse Meer Het regulerend vermogen wordt vooral lengte van het meer. Van oost naar west weergegeven. Het totaalfosfaat- en stikstof- bepaald door de aanwezigheid van gasvacuolen, die het soortelijk gewicht van de TABEL II - Balansen van fosfaat fP) en stikstof (Nt over enigejaren. algen verlagen en de concentratie aan Jaar 1972 1976 1980 1982 1983 koolhydraten in de cellen die het soortelijk waterbelasting m3 m~2 jr~1 29 17.5 20 16 16 gewicht verhogen. De volgende totaal P i»rm~ 2jr_1 IS.5 14.5 1 1,5 7.5 5.6 mechanismen spelen hierbij een rol. 2 totaal N grm" jr~' 197 117 109 86 81 —Doo r fotosynthese wordt in het licht de procentuele bijdrage P-belast ngper bron: osmotische waarde in de cellen verhoogd, polderwater % 28 47 43 7 0 waardoor de turgordruk stijgt en de inlaalwater % 59 45 56 92 99 afvalwater % 12 7 0 0 0 gasvacuolen die het drijfvermogen vergroten knappen zodat de algen overdag dalen [Reynolds e.a„ 1981]. Afb. „Î- Drijflaag van blauwalgen: eenstinkende i>rijsbruinc massa. —Doo r fotosynthese worden koolhydraten gevormd die het soortelijk gewicht van de * --•"i „w algen zodanigdoe n stijgen dat dealge n dalen. ";,;•', :: _jk «. HL' Beide mechanismen doen een dag-nacht- wL *"*" *« f^„»C" ritme in de verticale beweging van de algen veronderstellen. SBefc " Ï *» Uit veldwaarnemingen in het Brielse Meer. / X-' de Kagerplassen en het Braassemermeer blijkt echter dat gedurende de gehele dag , ;, drijflagen aanwezig kunnen zijn. Het op­ drijven van dealge n isallee n mogelijk bij niet I '*', te harde wind. Onder bepaalde omstandig­ heden kan de alg zijn regulerend vermogen verliezen of krijgt de alggee n tijd om zich aan de veranderde (licht)situatie aan te passen. •Pt %>. Reynolds en Walsby [ 1975] suggereren dat dit voornamelijk voorkomt wanneer de fotosynthese wordt beperkt bijvoorbeeld door geringe C02 - diffusie of door een slechte conditie van de algen. ' In Nederland wordt nog nauwelijks veld- 92

onderzoek gedaan naar het ontstaan en de zandwinputten worden bij relatief hoge Daar thans de lozingen van chloriderijk bestrijding van drijflagen door blauwalgen. fosfaatgehalten voornamelijk grocnalgen polderwater zijn beëindigd zou minder water omdat de drijflagen moeilijk representatief gevonden. Uit gegevensva n de situatie in het ingelaten kunnen worden waardoor de zijn te bemonsteren en het moeilijk voor­ begin van deze eeuw blijkt dat in ondiepe belasting met fosfaat zou worden gehalveerd. spelbaar iswaa r en wanneer drijflagen zullen Rijnlandse meren in die tijd een Microcystis- Aan het Brielse Meer zal echter water ontstaan. dominantie aanwezig was, ondanks het feit worden onttrokken voor de verziltings- dat met het ingelaten water geen Microcystis bestrijding in het beheersgebied van het Door het zuiveringsschap Hollandse werd aangevoerd [Lauterborn, 1918; hoogheemraadschap van Delfland waardoor Eilanden en Waarden isi n 1984 een Van der en Peelen, 1975]. de belasting van het meer, indien geen schriftelijke enquête georganiseerd onder de aanvullende maatregelen worden genomen, Nederlandse waterkwaliteitsbeheerders met 6. Beheersmaatregelen Brielse Meer hoog zal blijven. betrekking tot wateren waarin Microcystis Bij de aanpak van de bestrijding van - Inlaten van water uit het Spui inplaat sva n aeruginosa dominant ise n drijflagen vormt. eutrofiëringsproblemen wordt veelal de . Het fosfaatgehalte inhe t Spui De resultaten zijn uitgebreid beschreven prioriteit gegeven aan beperking van de isgemiddel d ongeveer 0,4 mg PI"1, in de door Van der Honingen Meijer [1985], nutriëntenbelasting vooral gericht op fosfaat. Oude Maas isdi t ongeveer 0,5 mg PI"1. In tabel III zijn de resultaten van de enquête Hierbij wordt verondersteld dat bij Met deze maatregel zou een reductie in de samengevat. Hieruit blijkt dat de drijflagen voldoende lage gehalten aan fosfaat het belasting kunnen worden bereikt vanca .20% . van Microcystis vooral problemen chlorofylgehalte zo ver daalt dat blauwalgen - Defosfatering van het ingelaten water. veroorzaken in de boezemwateren van plaatsmaken voor andere algensoorten. In 1972-1973 is ijzersulfaat (FeS04) Rijnland, het IJsselmeeren het Brielse Meer. Andere maatregelen ter bestrijding van de gedoseerd aan het inlaatwater van de Oude Met de mogelijkheden van de directe eutrofiëringsproblemen zijn onder andere, Maas. In die tijd was defosfatering als bestrijding van drijflagen isno g nauwelijks de verkorting van de verblijftijd, het weren saneringsmaatregel niet zinvol, omdat nog ervaring opgedaan. Dominante bloei en van drijflagen uit havens en andere dode andere belastingbronnen aanwezig waren. drijflagen van Microcystis kunnen reeds hoeken, verwijdering van blauwalgen door In het Voedingskanaal werd een afname van voorkomen in wateren met een zomer- verwijdering van sediment en bestrijding van het totaalfosfaatgehalte gevonden van 70%, gemiddelde totaalfosfaatgehalte van de symptomen door verwijdering vand e over­ maar deze afname was verwaarloosbaar ten 1 0,10 mgP I" . De Microcystisbloeien ontstaan last veroorzakende drijflagen. Zoals uit tabel II opzichte van de afvalwaterlozing van vooral in wateren dieper dan 3,5 m, maar blijkt isthan s de enige belastingpost van het en de talloze polderwaterlozingen.Gezie n de komen ook voor in wateren met een diepte Brielse Meer het ingelaten water, de overige resultaten van 1972-1973 en ervaringen in van 2 m [Van Liere en Mur, 1980].Veela l is bronnen zijn inmiddels gesaneerd. Een verdere andere wateren, zoals Grote Rug en Andelse bij dergelijke ondiepe wateren reeds een verlaging van de belasting kan slechts met de Maas, lijkt het zeker mogelijk dat door Microcystis-dominantie aanwezig in het volgende aanpak worden bereikt. middel van defosfatering het fosfaatgehalte aangevoerde water. Niet in alle diepe —Verlagin g van het inlaatdebiet in het inlaatwater gereduceerd wordt tot wateren met een aanzienlijke verblijftijd en Tot 1983 werd ten behoeve van het bereiken 0.10 mg PI"1, [Hoekstra en Maiwald, 1984, hoge nutriëntengehalten vormt Microcystis van een laag chloridegehalte jaarlijks Van der Vlugte.a. 1982]. aeruginosa de dominante algensoort. 3 ca. 85 miljoen m water ingelaten waarvan - Verblijftijdverkorting. In de grindplassen langs de Maas en in enige 3 50 miljoen m direct weer werd geloosd. Een andere mogelijkheid om de algengroei te

TABEL III - Wuterkwtiliteitsrr, erken van i vttteren met Microc fstisdominantie. Dit pte Doorzicht Chlorof. o-P C-P P-bel. Verblijftijd Opp. in m in m in /ig/l-' in mg h' in mg •M int. Aanw. w k b Naam water Type in dagen in lia \ max z w 7 / w z w Drijflaag g m2 • jr' Microc. Jaar Regge Twentekanaal kanaal < 30 3 11.6 33 0.13 0.21 0.30 0.32 ja ja 1983 0.5 0.23 0.30 0,45 0.43 ja Delf De Schie kanaa! 4-10 3.2 0.6 0.75 25 0.5 0.5 0.6 0.8 ja 1983 Delf De Zweth kanaal 5-14 1.4 0.5 0.60 60 0.7 0.5 0.9 0.9 ja ja 1983 Schie Kralingse Plas meer 30 100 2 4 0.5 0.7 99 0,19 0.08 0.37 0.18 ja ja 1983 Rijn! Braassem meer 65 461 3.5 25 0.96 1.34 70 0.30 0.52 0,45 0.61 ja 13 ja 1983 Rijn! Kaag meer 20 323 2.8 23 0.74 1.09 77 0.48 0.64 0.67 0.78 ja 37 ja 1983 Rijnl Westeinder meer 137 890 2.9 3 0.71 0,66 50 0.18 0.17 0,29 0,33 ja 4.5 ja 1983 Rijnl Nieuwe Meer meer 123 135 5 30 1.53 1.57 33 0,34 0,40 0,41 0.45 ja 23 ja 1983 ZHEW Brielse Meer meer 100 4.5 15 1.00 1.(10 46 0,12 0,16 0.21 0.21 ja neen 198.3 Rijnl Mooie Nel meer 36 87 4.5 16.5 0.52 0,78 84 1,43 1.77 1.58 1.85 ja 54 ja 198.3 Utr Vinkeveense Plas meer 950 IHK) 4.8 50 0.5 1.45 80 0,12 0.35 ja 0.91 Utr Botshol meer 150 100 2.5 5 0,5 1.0 12 0,04 0.05 ja 0.72 neen RIZA Ussclmeer meer 150 18.380 4.5 7 0.5 0,4 IUI 0.14 0.23 0.26 ja neen ZHEW Waalboezcm meer 150 3.7 11 0.3 0.6 71 0,10 0.07 0.25 0.15' ja 3.5 neen 1983 0.7 1.0 32 0,18 0,23 0.25 0.27= Rijnl Bijlen zandwi npui lang 60 25 30 1,07 > 1,78 77 0.65 0,78 0.84 0.85 ja 20 1983 Rijnl Vlietlanden zandwi npui lang 84 18 20 1.32 1,28 37 0.32 0,32 0.40 0.38 1983 Rijnl Oosterduinse Meer zandwi npui oc 30 20 25 > 0,3 > 0,3 41 0.41 0.61 0.58 0.72 1983 Frsl Driesurn ermee r zandwi npui K 8 15 1.40 0.90 15 0,08 0,12 0.16 0.20 neen neen 81-83 ZAG Grote Maars. Plassen zandwinput lang 70 15 30 4.0 7.0 3 > 0,005 0.015 ja ZAG Wijde Blik zandwi npui >365 267 15 30 1.6 2.6 18 0.03 0.11 0,11 0.18 neen neen 1983 ZAG Spiegel Blijkpolderpl. zandwi npui >365 275 25 50 2.5 3.0 14 0.11 0.19 0.15 0.20 neen neen 1983 ZAG Gaasperplas zandwinput ± 650 45 15 25 2.1 7 0.01 0.06 neen neen 1980 ZAG Oudekerkerplas zandwi nput > 365 50 30 40 2.5 6 0.02 0.05 neen neen 1980 ZHEW Put van Ottoland zandwinput -£. 72 8.3 10 0.8 24 0.01 0.02 0,04 0.06 ja neen 1983 Limb Grote Siep zandwinput > 365 ±40 76 1,4 18 0.03 0.18 ja neen 1982 Rijnl Sloterplas zandwi npui 30 35 0,82 1.34 58 1.15 1,1" 1.30 1.48 Limb Het Leuken zandwinput > 365 ± 6 ± 8 1,4 13 0.03 0.12 neen neen 1982 ZHEW Schoonrewoerdse Wie 1 wie! •x. 10 12 1.4 20 0.02 0.02 0.07 0,06 ja neen 1983 ZHEW Kattendijks Wiel wiel lang 4 6 0,6 70 1.5 1.5 1,6 1.6 ja neen 1983 US Alkmaardermeer meer 40 45 0.85 1,00 ja ja 1978 us Amsteïmeer meer 170 4 0.4 115 0.20 0,40 ja ja 1978 us Twiske zandwi npui 2.500 30 10 0.04 0,08 ja 1978 ZHEW Stadsgracht Vianen singel 2 2 ja neen 1 oost z = zomer 2 west w = winter H,0(19) 1986.nr .5 93

beperken isee n snelle periodieke doorspoe­ uo r Meetpunten (zie fig. 1) ling van het Brielse Meer waardoor de ver­ •- - M 1 blijftijd van het water wordt verkort. Momen­ O O 4 • h teel bedraagt de verblijftijd gemiddeld over 120 •—:• 5 p' 1 \ het meer ongeveer 100dagen . Aangezien het Brielse Meer ind e delta van de grote rivieren 100 D / \ isgelegen , ise r geen nutriëntenarm water 0 • •' beschikbaar, zoals bij de doorspoeling van SO D het Veluwerandmeer [Hosper. 1983]. / D ""* ' / Doorspoeling betekent dus een aanzienlijke 60 y \ 0 belastingverhoging. Een aanzienlijke a/\ O '•,, verblijftijdverkorting isvoo rhe t Brielse Meer W //\ slechts haalbaar, indien continu water zou iO "• kunnen worden ingelaten. Als gevolgva n het relatief hoge chloridegehalte in het Spui en 20 f vW »" • chlorofyl - -m ^w' de Oude Maas levert dat bezwaren op. É -J '< '•*• Een tijdelijke beperkte verblijftijdverkorting 0 1 20 1 20 • X juli ligt echter wel binnen de mogelijkheden. september In het kader van de Microcystisproblematiek, Afb. 4 - l'erloop vim hei chlarofylgehalte (ßgl'1) van 3 julitl m 25 september 1985 kan overwogen worden de doorspoeling te realiseren: - in het begin van de zomer, als Microcystis blijkt dat na het doorspoelen het chlorofyl- —d e algen komen verspreid over de hele in ontwikkeling is gehalte in het oostelijk deel van het meer waterkolom binnen, en komen aan de - of in het najaar om te voorkomen dat een daalt en lager blijft dan 50/ugI" 1- oppervlakte in de ondiepere havens; deel van de populatie kan overwinteren. In het westelijk deel van het meer, waar gelet —d e algenbloei ontstaat in de haventjes De algenpopulatie sedimenteert en op het ingelaten volume water een geringer vanuit de overwinterde populatie in het overwintert zeer waarschijnlijk in het diepste effect te verwachten was, stijgt het gehalte sediment, onafhankelijk van de algen in het gedeelte van het meer [Reynolds & Rogers, snel weer tot boven de 50 /ig l"1, met een water buiten de haventjes; 1976]. Het Brielse Meer ishe t diepst in de maximum van 130 figt1. Hoewel hetweerin — een combinatie van bovengenoemde westelijke kom, waar de doorspoeling waar­ 1984 niet steedsgunsti gwa svoo r Microcystis mogelijkheden. schijnlijk het minst effectief is, omdat het is in andere wateren wel een bloei van deze Er isgetrach t het ontstaan van de drijflagen spuikanaal namelijk aan het begin van deze algen opgetreden. Uit het onderzoek naar de nader te bestuderen. Iedere dag is kom gelegen is. Indien de doorspoeling in de samenstelling van de algenpopulatie nauwkeurig de weersgesteldheid, zomer resulteert in een vermindering van de [Van der Honing en Meijer, 1985] bleek in windrichting, windsterkte en eventueel de bloei van Microcystis, zal tevens de tegenstelling tot voorgaande jaren vanaf half plaats van aanwezige drijflagen genoteerd. sedimentatie van Microcystiscellen en dus de augustus veel Oscillatoria agardhü en Wel bleek dat in sommige haventjes ent voor het volgend jaar kleiner worden. Lyngbya limnetica voor te komen in het drijflagen van blauwalgen ontstaan, terwijl in In 1984 is injul i doorgespoeld in 1985 in westelijk deel van het meer. In het oostelijk het meer ter hoogte van deze havens nog augustus met een geringere hoeveelheid. deel domineerden de centrale diatomeeën. geen drijflagen aanwezig waren. - Afscherming van de haventjes Het optreden van Oscillatoriaagardhü en het Tevens isgetrach t de ingang van enige De drijflagen veroorzaken vooral problemen verdwijnen van Microcystis aeruginosa isi n haventjes tegen het binnendringen van in de havens en in dode hoeken, indien de 1976i n het IJsselmeere ni n 1984i nd e Mooie drijflagen af te schermen met behulp van een ophoping van het algenmateriaal op die Nel [pers. mededeling Hosper en Klapwijk] waterjet, een bellenscherm en een plaatsen kan worden voorkomen zou de geconstateerd. Het doorspoelen zal worden mechanische afscherming. Daar echter overlast reeds kunnen worden beperkt. herhaald teneinde meer inzicht te verkrijgen nauwelijks drijflagen zijn ontstaan kon de Bij de inrichting van recreatiegebieden zou in de mogelijkheden van deze beheers­ effectiviteit van de toegepaste methoden niet dit in een aantal gevallen eenvoudig zijn te maatregel. worden getoetst. realiseren, in reeds ingerichte gebieden isdi t zonder hulpmiddelen nauwelijks mogelijk. 8. Havenproblematiek 9. Conclusie Verdere saneringsmaatregelen van het In het lage deel van Nederland wordt in een 7. Doorspoelexperiment Brielse Meer en andere wateren in het westen aantal wateren met name in haventjes In de periode van 9 tot en met 14 juli 1984 is van het land met aanvoer van nutriëntenrijk periodiek overlast ondervonden door het de in die periode maximaal haalbare water uit de grote rivieren zijn kostbaar in optreden van drijflagen van blauwalgen hoeveelheid van 14 miljoen m3 water verhouding tot de kans op resultaat. onder andere Microcystis aeruginosa. ingelaten. Deze hoeveelheid is ongeveer Het onderzoek naar directe methoden ter Uit een in 1984gehoude n enquête onder de gelijk aan het volume van het meer oostelijk bestrijding van drijflagen zelf dient dan ook Nederlandse waterkwaliteitsbeheerders is van de ingang van het spuikanaal. Uitgaande meer aandacht te krijgen. Naast het gebleken dat ook inwatere n met relatief lage van het propstroommodel isdi t deel dus doorspoelexperiment isdaaro m onderzoek nutriëntengehalten problemen kunnen volledig ververst, met een model voor ideale verricht naar het voorkómen en bestrijden ontstaan als gevolg van een bloei van menging zou dit de helft zijn. Op 6 punten in van de problemen in de haventjes. Hoe de Microcystus aeruginosa. het meer, weergegeven in afb. 1.i s het problemen in de haventjes exact ontstaan is Het voorkomen van deze alg wordt doorzicht, het chlorofylgehaltc en de fosfaat- nog niet bekend, er zijn onder andere de waarschijnlijk grotendeels bepaald door het en stikstofconcentratie gemeten. volgende mogelijkheden: lichtklimaat in het water en de mengdiepte In afb. 4 is het chlorofylgehaltc weergegeven - de algenmassa ontstaat doordat de drijf­ van het water. In het Brielse Meer zijn alle op 5 van de onderzochte punten. Hieruit lagen aangevoerd worden vanuit het meer; saneringsmaatregelen getroffen behalve de 94

kostbare toepassing van defosfatering van Mathematisch-naturwissenschaftliche Klasse Abt. B. zorg te dragen (minder dan 20 per 100 ml het ingelaten water. Er isgezoch t naar 1918(1): 1-87. water volgens de toen door de Inspectie voor alternatieven voor de bestrijding van Liere. !.. van en Mur. L. R. (1980). Occurrence of de Volksgezondheid gestelde voorlopige Oscillatoria agtirdhiiand some relatedspecies, a survey. In: blauwalgen die de problemen veroorzaken. J. Barica and t.. R. Mur (eds). Hypertropic Ecosystems; richtlijn; sindsmedi o 1985 isd e richtlijn < 50 Een experiment waarbij in korte tijd een Developments in Hydrobiology 2, pag. 57-65 Junk Publ. per 100 ml geldig). doorspoeling werd gerealiseerd, geeft The Hague. Er is in de bewuste periode door de Haagse hoopvolle resultaten waarop verder Meijer. M. L. (1983). Eutrofiëring van de westelijke GG en GD geen afwijkend ziektebeeld boezemwateren inzuidelijk Zuid-Holland. Zuiveringsschap onderzoek dient plaats te vinden. Hollandse eilanden en Waarden. Dordrecht. geconstateerd bij de bevolking, terwijl de De toegepaste methoden ter afscherming van Meijer. M. L. ( 1984). Brielse Meer 1972-1976 Water­ bacterie bij patiënten met darmklachten niet de havens tegen de ophoping van drijflagen kwaliteitsmerken, stofbalansen en effect defosfaterings- is aangetroffen. Den Haag neemt overigens konden wegens het vrijwel ontbreken van proef. RWS Deltadienst Hoofdafdeling Milieu en ten aanzien van het voorkomen van Inrichting, DDMI-84.10. deze lagen nog niet worden getoetst op Reynolds. C. S. and Walsbv. A. E. (1975). Water-blooms. Aeromonas hydrophila geen uitzonderings­ effectiviteit. Ook in dit kader moet worden Biol. Rev. 50. pag. 437-481. positie in, nu uit onderzoek van het RIVM is opgemerkt dat voorkomen beter is dan Reynolds. C. S. and Rogers. D. A. (1976). Seasonal gebleken dat de bacterie bijall e oppervlakte- genezen. Bij de inrichting van recreatie­ variations in the verticaldistribution and buoyancy of waterverwerkende bedrijven voorkomt. Microcystis aeruginosa Kutz. Emend. Elenkin in Rostherne gebieden en de situering van haventjes dient Mere, England. Hydrobiologia48. pag. 17-23. Wel zal de Haagse Duinwaterleiding bij de rekening te worden gehouden met boven­ Reynolds, C. S. Jaworsky. G. H. M. Cumiech, H. A. and dagelijkse controle van het drinkwater de geschetste waterkwaliteitsaspecten. I .eedale, G. E.( 1981).On theannual cycleof the blue-green aantallen aeromonassen blijven volgen en— Overleg met de betreffende waterkwaliteits­ algaMicrocystis aeruginosa Kiaz. Emend. Elenkin. Philos. als dat nodig is- in overleg met de Inspectie Trans. R. Soe. I.ond.. Ser. B. 293 (1068). pag. 419-477. beheerder in een vroegtijdig stadium van de Straten. G. van en Lijklema. L. ( 1975). De fosfaat- de benodigde maatregelen nemen. planvorming isderhalv e noodzakelijk. huishouding in hel Brielse Meer. H,0 (8) nr. 24. Onderzoek iswenselij k naar de wijze van pag. 4X6-490. Smaakonderzoek ontstaan van drijflagen van algen en naar de Vingt. J. C. van der en Aldenberg. T. ( 1982). Optreden en beperking van ulgengroei. H,0 (15) nr. 4. pag. 73-79. Door een samenloop van omstandigheden is ontwikkeling van apparatuur om de drijflagen de reactie van de bevolking op de tijdelijke doeltreffend op milieuhygiënisch verant­ • • • chloring gemeten: van 20 maart 1984 tot woorde wijze te verwijderen. Het is verheu­ 14 mei 1985 heeft het Psychologisch gend dat de STORA inmiddels bereid ge­ Laboratorium van de Rijksuniversiteit vonden isee n dergelijk onderzoek financieel Utrecht in Den Haag een smaakonderzoek te steunen en dat medewerking aan het Eindrapport DWL 's-Gravenhage naar het drinkwater uitgevoerd onder onderzoek istoegezeg d door de TH Delft. afnemers. KEMA, DBW/RIZA. het hoogheemraad­ over Aeromonas hydrophila: Negen weken na de start van dat smaak­ schap van Rijnland, de Haagse Duinwater­ Geen maatregelen meer nodig onderzoek werd begonnen met de chloring. leiding en het zuiveringsschap Hollandse Uit de oordelen gedurende de eerste negen Eilanden en Waarden. Bij alle oppervlaktewater-verwerkende drinkwaterbedrijven wordt de bacterie weken bleek, dat het merendeel van de Aeromonas hydrophila aangetroffen. In de deelnemers het drinkwater zuiver van smaak vond. Ongeveer 22% van de deelnemers Literatuur regel komt de bacterie echter niet in zulke Does, J. van der en Klapwijk, S. I'. ( 1985) . Effecten van hoeveelheden in het leidingwater voor. dat vond dat het water een bijsmaak had, en 10% fosfaatverwijdering op de waterkwaliteit in Zuid-Oost maatregelen noodzakelijk zijn. Dat staat in vond deze bijsmaak hinderlijk. Rijnland. H20(18) het eindrapport van het onderzoek dat DWL Het effect van het chloren op de smaak was nr. 18,pag . 381-387. duidelijk af te leiden uit de oordelen van de Hieltjes. A. H. M. ( 1980). Eigenschappen engedrag van 's-Gravenhage deed naar deze bacterie. fosfaat in sedimenten. Thesis TH Twente afd. Chemische In overleg met de Inspectie voor de deelnemers. Naarmate de chloordosering Technologie, Enschede. Volksgezondheid heeft DWL Den Haag van toenam, daalde het percentage respondenten Hieltjes. A.H. M. en Lijklema, L.(1981) . Nalevering van 16 mei 1984 tot 25 maart 1985 het water af die het water 'zuiver' achtten tot 40. fosfaat door sedimenten fV): fosfaatbalansmodel voor het pompstation gechloord in verband met te Na beëindiging van de chloring beoordeelden Brielse Meer. H,0 ( 14) nr. 6. pag. 137-140. Hoekstra. A. C. and Maiwald. K. D. (1984). Wuterqualitv hoge voorkomens van de Aeromonas- de deelnemers de waterkwaliteit weer even control of the Andelse Maasbasin, the , by iron bacterie. positief als vóór het chloren. dosing. Wat. Sei.Techrt . Vol. 17.pag . 769-78(1. Het onderzoek van DWL Den Haag richtte Uit het onderzoek kan de conclusie worden Honing, H. van deren Meijer, M. L. (1985). Bestrijding zich in eerste instantie op de herkomst van de getrokken, dat het Haagse drinkwater bij het eulrofïêringsproblemen. Zuiveringsschap Hollandse merendeel van de Haagse burgerij in de Eilanden en Waarden, Dordrecht. bacterie. Enkele recente wijzigingen in de Hosper, S. H. (1983). Herstel van het Veltiwemeer en het bedrijfsvoering (recirculatie van spoelwater smaak valt, mits het niet is gechloord. Drontermeer door aanpak van de fosfaatbelasting en en beëindiging van de transportchloring te doorspoeling met polderwater. H,0 (16) pag. 172-177. Kamer. ,1.P .Ci .va n de en Meulen,J . H.M. van der ( 1984). Bergambacht) leken aanvankelijk in verband • • • Het vereffenen vinteen water-en chloridebalans. H,0 ( 17). te kunnen worden gebracht met de nr. 21. pag. 491-495. aanwezigheid van de bacterie, maar nader Kappers. F. 1.(1984) . On population dynamics of the onderzoek wees uit, dat een niet goed Cvanobacterium Microcystis aeruginosa. Proefschrift U.v . Amsterdam. functionerend nafiltcr bij het pompstation te Klomp. R. ( 1972). Defosfatering van het inlaatwaler; de Scheveningen de oorzaak was. waterkwaliteit van het Brielse Meer. RWS. Deltadienst Nu dat filter is hersteld, isd e zuiverings­ Hoofdafdeling Milieu en Inrichting nota's DDM1 05-72; methode van het bedrijf geheel toereikend 13-72 en 23-72. Klomp. R. en Speksnijder. .1.C . ( 1974). De waterkwaliteit om de bacterie vérgaand te verwijderen. van het Brielse Meer over deperiode juli tlm december Overigens heeft ervoo rd e Haagse bevolking 1972. RWS. Deltadienst Hoofdafdeling Milieu en geen gevaar bestaan voor besmetting: de Inrichting. Middelburg, nota DDMI 74-01. sinds mei 1984 toegepaste desinfectie met Lauterborn (1918). Die geographische und biologische Gliederung des Rheinstroms. TeilIII. Sitzungsberichte chloor bleek een zeer effectief middel te zijn der Heidelberger Akademie der Wissenschaften, om voor voldoende afdodintï van de bacterie