De Parelduiker. Jaargang 7
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De parelduiker. Jaargang 7 bron De parelduiker. Jaargang 7. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2002 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_par009200201_01/colofon.php © 2014 dbnl i.s.m. 2 [2002/2] Ronald Bos Een oproep van de meester Gisela Dischner over haar geheime liefde met Paul Celan+ ‘Als ik aan Celan denk, denk ik aan hem als nog geen vijftig. Het is voor mij erg vreemd me voor te stellen dat ik hem al twaalf jaar overleefd heb. Ik ben de jongste, ik kan dat eigenlijk helemaal niet denken.’ Dit zegt Gisela Dischner (62), hoogleraar germanistiek in Hannover, als ik in het najaar van 2001 met haar praat over de dichter Paul Celan, met wie zij een tot nu toe geheim gehouden relatie heeft gehad. Een jaar daarvoor heb ik haar leren kennen door de in eigen beheer uitgegeven brieven die zij van augustus 1965 tot begin 1970, een paar maanden voor zijn dood, van Celan ontving. Voor alles wat met Celan samenhangt, interesseer ik me sinds ik begin jaren negentig zijn gedichten leerde kennen. In die tijd bezocht ik, voor een artikel in Het Oog in 't Zeil, zijn geboorteplaats in de Bukowina, op zoek naar het ‘land waarin mensen en boeken wonen’ (Celan). Paul Celan (1920-1970) werd uit joodse ouders geboren in Czernowitz, een Habsburgse stad die nu in de Oekraïne ligt, net over de Roemeense grens. Hij begon als scholier gedichten te schrijven, toen de oorlog zijn leven verwoestte. Terwijl hij in een werkkamp in Roemenië zat, werden zijn ouders door de Duitsers in Transnistrië vermoord. Na de oorlog verliet Celan zijn geboortestreek, en kwam via Boekarest en Wenen in Parijs terecht. Daar bleef hij en hij gaf les, schreef gedichten en vertaalde poëzie, onder meer van zijn favoriete Russische dichter, Osip Mandelstam. In Nederland zijn de afgelopen tien jaar vier dichtbundels van Celan in vertaling verschenen: De niemandsroos [Die Niemandsrose], Ademkeer [Atemwende], Roes en memorie [Mohn und Gedächtnis] en Van drempel naar drempel [Von Schwelle zur Schwelle]. In 2003 zal het verzameld werk van Celan in vertaling van Ton Naaijkens uitkomen. Tijdens mijn research voor een filmdocumentaire over Celan kwam ik in een monografie (van Wolfgang Emmerich) de brievenuitgave van Gisela Dischner tegen en ik maakte een afspraak met haar. Als zij praat over Paul Celan, is te zien hoeveel het haar nog raakt. Celans gedichten hebben aanleiding gegeven tot veel wetenschappelijke en filosofische bespiegelingen, maar voor prof. Gisela Dischner gaat het hier over een verloren geliefde. + Ronald Bos (1948) is publicist en filmmaker. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Hans Lodeizen. De parelduiker. Jaargang 7 3 Deuren van onbegrip De belangstelling voor Paul Celan lijkt nu, ruim dertig jaar na zijn zelfmoord, groter te zijn dan ooit. De waardering voor zijn poëzie is alleen maar gegroeid en het aantal publicaties óver Celan is nauwelijks te overzien. Paul Celan wordt beschouwd als een van de grootste dichters van de vorige eeuw, wiens werk als ‘hermetisch’ te boek staat. ‘De duisterheid van Celan is geen minachting voor de lezer, geen gebrek aan zeggingskracht, geen luie overgave aan de stroom van het onderbewuste: het is echt een weerspiegeling van de duisterheid van zijn lot en dat van zijn generatie, en rondom de lezer wordt het duister steeds dieper, klemmend als een ijzige ijzeren bankschroef, van de rauwe helderheid van “Todesfuge” van kort na de oorlog tot de grimmige uitzichtloze chaos van zijn laatste dichtwerken,’ aldus de Italiaanse schrijver en lotgenoot Primo Levi (1919-1987) in zijn essay ‘Over duister schrijven’. Celan zelf beschouwde zijn werk niet als hermetisch, wilde in ieder geval geen moeilijk dichter zijn. En met de biografische gegevens over Celan erbij zijn veel van de ‘hermetische’ gedichten te ontsluiten. De biografie van John Felstiner doet dat bijvoorbeeld met Celans joodse achtergrond en oorlogservaringen als uitgangspunt. De laatste jaren duiken er steeds weer briefwisselingen met Paul Celan op, nu zoon Eric toestemming voor publicatie ervan geeft. Zo verschenen recent de briefwisseling met zijn jeugdvriend Erich Eichhorn en die met Hanne en Hermann Lenz, die Celan bij zijn bezoeken in Duitsland opvingen. De belangrijkste brievenuitgave is echter de tweedelige Correspondance van Celan met zijn Franse echtgenote, Gisèle Celan-Lestrange (1927-1991). Tot het moment dat die uitkwam, was de verhouding tussen Celan en zijn vrouw alleen indirect zichtbaar in de aan haar opgedragen bundel Von Schwelle zur Schwelle (1955) en de door hen samen uitgegeven en tentoongestelde gedichten en gravures. Verder was het privé-leven van Paul Celan een gesloten boek. Maar dan toch, bijna tien jaar na de dood van Gisèle Lestrange, is er de briefwisseling, die begint in december 1951 met een liefdesbrief die ook al een wereldbeeld inhoudt dat voor Paul Celan later fataal zou worden: ‘Maia, mijn liefste, ik wilde dat ik wist te zeggen hoezeer ik wens dat alles blijft, voor ons blijft, altijd voor ons blijft. Zie je, ik heb de indruk als ik naar je toe kom, de wereld te verlaten, deuren achter me dicht te horen slaan, deuren en nog eens deuren, want ze zijn talrijk, de deuren van deze wereld gemaakt van onbegrip, van valse helderheid, van door het slijk halen.’ Het is een selectie van ruim zeshonderd brieven en briefjes uit een correspondentie die eindigt in maart 1970, als Paul Celan zijn vrouw Gisèle een felicitatie, een gedicht en een bos rode tulpen voor haar verjaardag stuurt. Het werd zijn laatste post voor haar. In het tweede deel van de Correspondance, met commentaren en illustraties, staat een Chronologie met alle tot nu toe bekende en een aantal nieuwe gegevens over het leven van Paul Celan, die zich laat lezen als een feitelijk raamwerk voor een biografie. Paul Celan leerde Gisèle Lestrange in november 1951 in Parijs kennen. Zij was De parelduiker. Jaargang 7 4 beeldend kunstenares, afkomstig uit een katholiek middenklassegezin. Over haar leven met Paul Celan kreeg Gisèle Lestrange ernstige conflicten met haar moeder en zusters, omdat hij ‘een jood’ was en ‘statenloos... duitssprekend’. Maar zij zette haar zin door en ze trouwden in december 1952. Op 7 oktober 1953 werd hun zoon François geboren, en een dag later stierf hij. Een paar dagen voor de geboorte en dus ook de dood van zijn zoon schreef Celan een gedicht dat hij later de titel ‘Grabschrift für François’ geeft. Het zal zijn enige gepubliceerde gedicht met exacte datering blijven. Uit de brieven die Paul Celan en Gisèle Lestrange in de jaren daarna wisselen, blijkt dat hun liefde door deze tragische gebeurtenis niet minder is geworden, maar wel breekbaar. In mei 1964 maakten Paul Celan en Gisèle Lestrange nog samen een reis naar Duitsland en Nederland. In Amsterdam liepen ze over het Waterlooplein en zagen ze dat het geboortehuis van Spinoza was afgebroken. Later schreef hij het gedicht ‘Pau, später’, waarin hij deze herinnering aanhaalt: ‘In je ooghoeken, [...] na het Waterlooplein [...] zing ik je in: dat Baruch, de nooit huilende rond om je de hoekige, onbegrepen, ziende traan op maat moge slijpen.’ In het voorjaar van 1965 ging het echter mis - het is dan trouwens ook de tijd dat Paul Celan Gisela Dischner leert kennen en met haar geheime ontmoetingen heeft. Paul Celan en Gisèle Lestrange hadden wekenlang zulke conflicten dat ze besloten elkaar een tijd niet te zien en hij gaat op reis naar Italië. Na terugkomst volgde een periode van diepe depressie. Gisèle Lestrange wist hem ervan te overtuigen dat het nodig was hulp te zoeken en Paul Celan liet zich een paar weken opnemen in een psychiatrische kliniek. Hij las er onder anderen Camus en Kafka, schreef gedichten en gaf de manuscripten aan Gisèle. Nachthemel boven Parijs De belangrijkste vrouw in het leven van Paul Celan, en daarin is hij zeker niet uniek, was zijn moeder. Een van zijn eerste - bewaard gebleven - gedichten schreef hij als zeventienjarige op moederdag 1938 en het eindigt met de woorden: ‘...du bist Ruhe, Mutter, Schimmer aus dem Grund’. Het lijkt bijna nooit eenvoudig een gedicht van Celan te interpreteren en zo is het ook met deze slotregel. ‘Schimmer’ betekent in het Nederlands schemer of schemering, het is een zacht licht. Zijn moeder betekent voor hem rust, een zacht licht - naast het harde licht van zijn vader. Het is met de interpretaties van Celan soms ook eenvoudiger dan het lijkt. Voor zijn vader had hij zich innerlijk afgesloten: hij wees ‘het kleinburgerlijk zionisme van de oude’ af en verachtte zijn ‘smerige makelaarsactiviteiten’, aldus een medeleerling van Celan (in de biografie van Israel Chalfen). Hij vereerde zijn moeder, volgens vrienden en vriendinnen aanbad hij haar zelfs. Dat de verhouding met zijn moeder repercussies had voor Celans liefdesleven, zal duidelijk zijn. Zijn sterke moederbinding stond de bevrijding van Eros in de weg. Seksualiteit was niet mogelijk, met alle gevolgen van dien. Zijn eerste grote liefde in Czernowitz was actrice Ruth Lackner, en tegen haar zei hij: ‘Ik zou je De parelduiker. Jaargang 7 5 broer willen zijn, ik heb altijd al een zus willen hebben.’ En in een van zijn vroege gedichten, ‘Legende’, schrijft hij over haar: ‘Es ist meine Schwester, es ist meine Geliebte.’ Paul Celan leed in die tijd aan een ernstige vorm van jaloezie, die - voorzover bekend - geen enkele praktische aanleiding had. Ruth was weliswaar al getrouwd geweest, maar was nu hem toegewijd. Toch deed iedere glimlach in de richting van een ander hem lijden. Hij deed zelfs een paar zelfmoordpogingen en wilde dat eigenlijk met haar samen. Op een ochtend stond Paul voor haar deur met een bloedende linkerhand en zei: ‘Ich wollte diese Nacht sterben.’ De deportaties in Czernowitz, waarbij ook zijn ouders waren weggevoerd, hielden in juli 1942 op, en Celan werd met andere dienstplichtige joden naar een werkkamp in Tabaresti (Roemenië) gestuurd.