Scheepsbouw Te Amsterdam in Vroeger Eeuwen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen SCHEEPSBOUW TE AMSTERDAM IN VROEGER EEUWEN door F.G.M. Douwes Overdruk van een artikel in Ons Amsterdam Jg.13 (1961) 1 Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen et is een lust voor het oog op de kaart-schilderij lieten doen, het met hun koopwaren belaadden en er op uit trok- van Cornelis Antonisz. (omslag) het dorpse ge- ken naar de noordelijke wateren. Door het gezamenlijk inbrengen H doe te aanschouwen der bedrijvige arbeidslui, van “parten” was het risico gedeeld en kon men aan uitbreiding hun ambacht uitoefenend in de open lucht. De werkbenodigdhe- denken. Talrijke Amsterdammers kregen zodoende “scheepspar- den liggen alom verspreid langs grachten, straten en sloppen en ten” met burgers uit andere, voornamelijk Hanzesteden als Dant- een gemoedelijke eerlijkheid ver- zig. Daar was men echter niet zo toont de gehele openbare weg. Dit gebrand op de verkoop van eigen openluchtbedrijf was reeds eeu- schepen, want dat gaf voet aan wen lang een dwingende noodza- concurrentie en daarom werden kelijkheid door het gebrek aan de eerst verboden uitgevaardigd voor benodigde werkgelegenheid. De buitenlanders schepen te leveren. beschikbare, zo beperkte levens- Later, in 1434, werd bepaald dat ruimten werden volgestouwd met een nieuw gebouwd schip ten woongelegenheden en voor aparte minste één jaar voor eigen land bedrijfsruimten was zo goed als moest hebben gevaren onder ei- geen onderdak te vinden, zodat de gen schippers, alvorens het naar werkplaats de straat op moest. En het buitenland mocht worden ver- deze toestanden werden met de ja- kocht. Deze bepaling werd tot in ren ernstiger, zodat rampen onver- 1453 gehandhaafd. mijdelijk waren en inderdaad in Het is begrijpelijk, dat bij ons te verschillende vormen ook plaats lande de dringende noodzaak ont- hadden. Wat was de aanleiding tot stond zelf schepen te bouwen. Dit al dat drukke gedoe? te meer, omdat tal van kleine en Ons voormalige vissersdorpje grote schepen na opgedane scha- breidde zich steeds uit en nam voortdurend toe in betekenis, door de reeds alhier hersteld werden, ‘t zij, tegen de buitendijk, bij eb de opkomende bloei van handel en scheepvaart. De Oostzeehandel, op een droge zandplaat, ‘t zij binnen de stad, b.v. aan de Westhoek ontstaan na ±1250, eiste schepen en deze moesten komen van re- van het Spui, waar de samenloop der grachten een kom vormde. ders. Daarom is het zeer waarschijnlijk geweest, dat in die en latere Deze herstelplaatsen waren ook noodzakelijk, omdat in 1413 te perioden een aantal personen of samen een schip bouwden of dat Amsterdam een zeerechtbepaling werd uitgevaardigd, waarin het 2 Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen verplicht werd gesteld om beschadigde schepen alhier te repareren of te vernieuwen. Langzamerhand kreeg Amsterdam een uitmuntende naam op scheepsbouwgebied, zodat een afzonderlijke buurt voor ‘t uitoe- fenen van dit bedrijf noodzakelijk werd. Binnen de oude grach- ten en binnen de palen van ‘t IJ werd het bouwen en herstellen van schepen verboden bij keur van 1430: “nyemant en sal scepe maken noch scip noch touwe teeren, noch scip peken binnen der Ouder grafte binnen den poerthuyzen, noch binnen der palinghe van der stede”. Aanleiding daartoe waren het grote aantal branden in de van houten huizen gebouwde stad, de laatste nog in 1422, waarbij één derde der bebouwde ruimte binnen de veste verloren ging. Maar nog erger was het in 1452 toen op St.-Urbaansdag – 25 mei – vanuit de buurt der Oude Kerk een brand zich verspreidde over het Damrak, dat vol schepen lag, deze aanstak en de Wind- molenzijde aantastte tot in het N.W. der stad, die voor twee derde in de as werd gelegd. Nu moest de brandgevaarlijke scheepsbouw toch wel ten strengste geweerd worden en werd een vaste vestiging en bewoning voor scheepsbouw buiten de ± 1480 ommuurde stad verplicht. Toen vestigde men de z.g. “breeuwwerven” op de meest geschikte plaatsen : de verzandingen en ondiepten aan de N.O.- en aan de N.W.-kant der stad, de z.g. “Waalen” en brak de tweede periode in de Amsterdamse Scheepsbouw aan. Op de kaart van Corn. Antonisz. kan men de Walen zeer goed onderscheiden. De Oudezijds Waal werd ± 1500 aangelegd en we kunnen hem in drie delen onderscheiden, n.l. de Grote Waal, de ligplaats van allerlei meest grote schepen, de middelste of Timmerwaal, waar de sche- Gedeelte van de uit 1536 daterende pentekening van Cornelis Anthonisz. met de Lastage op de voorgrond (Atlas Splitgerber, SAA) 3 Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen pen op zijde gebracht gebreeuwd en hersteld werden en de Dok- of goede vaklui aangetrokken met extra voorwaarden o.a. door het Hokwaal voor ‘s Lands oorlogsschepen, die op de stadstimmer- verstrekken van vrij bier. Bij een keur van 10 november 1512 werd werf gemaakt, vertimmerd of opgelegd werden voor rekening van dit aldus nader geregeld: “soe heeft men verclaert ende verclaert de overheid. De Nieuwezijds Waal was in tweeën verdeeld, n.l. de mits desen, dat deghene, die nuwe scepen tymmeren, vrij excyse Nieuwe Waal in het Noorden en de Rommelhaven in het Zuiden. hoer bier drincken zullen moghen, mitter conditie, dat men vrij De Walen dreigden steeds te ver- excyse hebben zal van elcke voet, zanden en daarom moesten zij soeveel die kiellanck is, een tonne geregeld uitgediept worden om er Aemsterdammer byer ende nyet de schepen te kunnen ontvangen. meer,” enz. Omdat er ongeregeld- Tussen de Haarlemmerdijk en de heden en frauden gepleegd wer- mond van de Karthuizer Wetering den en de accijnsopbrengst der vestigden buitendijks de scheeps- stad ernstig werd geschaad, werd timmerlieden Gerryt Jansz. en Jan de vrijheid in 1539 enigszins be- Symons nog twee scheepswerven. perkt. Aanvankelijk waren al deze wer- Lastage ven z.g. breeuwwerven, die wer- Zo groeide langzamerhand ten den beheerd door een meester- Oosten van de Gelderse Kaai, breeuwer, omdat hoofdzakelijk het tussen IJ en Amstel, in een bui- herstellen, breeuwen en reinigen tendijkse voorstad een belangrijk van schepen werd uitgeoefend. scheepsbouwcentrum met pak- Maar daarin kwam verandering. huizen, lijnbanen, scheepstim- Vele Amsterdammers lieten eerst merwerven, houtzagerijen, teer- De Oost-Indische Compagnie had haar scheepswerf van 1608 tot 1660 op Rapenburg kokerijen, ankersmederijen, enz. nog hun schepen bouwen in an- Ets door Reinier Zeeman, ±1623-±2667 (Atlas SAA) dere plaatsen, zelfs in het buiten- met langs de waterkant tal van land, aangezien men daar vaak alleen schepen toeliet, die aldaar door balken gestutte rompen van schepen en massa’s balken onge- gebouwd waren. Maar toen in het begin der 16e eeuw de handel zaagd hout. in de Noordelijke wateren zo toenam, moest de scheepsbouw wel Dit nieuwe gebied, de Lastage geheten, begon meer en meer het uitgebreid worden en werd het particuliere initiatief zeer aange- middelpunt te worden der nu zich steeds meer uitbreidende scheeps- moedigd door het scheppen van goede gelegenheden. Ook werden bouw, vooral ook toen na 1516 aan de Oostzijde een gracht werd 4 Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen gegraven, de Nieuwe Gracht, de tegenwoordige Oude Schans. Van Marken, Uilenburg en Rapenburg deze gracht werd spoedig een druk gebruik gemaakt om schepen Aan de Oostzijde der stad waren in de loop der tijden buitendijkse te timmeren, te breeuwen en te kalefateren. Bovendien trok men eilanden ontstaan1. Twee dier eilanden, door een brede en diepe de Boomensloot door om een verbinding te hebben met de Singel- gracht gescheiden, strekten zich naast elkander noordwaarts uit gracht en hier werden lijnbanen en werven aangelegd. Zo strekte en een derde lag dwars achter die beiden tegen het IJ. Het waren zich van de Nieuwe Gracht tot de Marken of Valkenburg, Uilenburg St. Antonispoort uit de 200 m lan- en Rapenburg. Na de stadsuitbrei- ge lijnbaan van Burchman Wou- ding van 1593 werden door het tersz. Benoorden de Boomsloot stadsbestuur “seckere bequaeme waren een viertal lijnbanen van erven” aangekocht om aldaar 300 m lengte, waarvan de Zuide- schepen en schuiten te timmeren lijkste aan Cornelis Boom behoor- of te vertimmeren en werden de de, welke baan echter in 1554 werd eilanden ingericht tot plaats voor opgeheven. De baan langs het IJ scheepswerven. Een lange, rechte behoorde aan Olfert in de Fuyck, straat liep over de gehele lengte de andere aan Jan Dammers en de van het eiland en aan weerszijden gebr. van Campen, terwijl Pieter maakte men de toegangen tot de Bicker er ook een werf had. Hon- werven en de huisjes der werklie- derden arbeiders werkten daar op De Oost-Indische Compagnie had haar scheepswerf van 1608 tot 1660 op Rapenburg den. De Lastage werd ontruimd en de werven en banen en maakten (Ets door Reinier Zeeman, ±1623-±2667. Atlas SAA) ‘t was voortaan alleen toegestaan “kogghen, hulcken, crayers en evers”, allen schepen die “buyten in de Nieuwe Waal in het Westen en in de beide timmergrachten duynen” voeren. langs Uilenburg en Marken schepen te timmeren, alsmede ze te Tot de eerste uitleg van Amsterdam in 1585 waren deze werven breeuwen, overhalen, verlengen of vertimmeren. De eilanden Mar- buiten de stadsmuur gelegen, doch daarna werd de Lastage om- ken en Uilenburg werden nu goeddeels met particuliere werven muurd en omgracht en zodoende binnen de stad getrokken. De ja- bezet en op Rapenburg aan de IJ-oever vestigde zich de pas opge- renlange twisten met het stadsbestuur waren uit, de werven werden richte Compagnie van Verre. Spoedig nam deze als Oost-Indische of verplaatst of opgeruimd, de Burchmansbaan in 1597 en na de Compagnie met de “Peperwerf” een groot deel van Rapenburg in uitleg van 1593 begon de vierde periode in de scheepsbouw op Ui- 1 Voortschrijdend inzicht ziet het buitendijkse land als aaneengesloten, waarin de lenburg, enzovoort. eilanden Rapenburg, enz. door het graven van grachten ontstonden [red.] 5 Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen De Witte Haan en op Marken Het Grote Jacht en de Werf van B.