NIEUWSBRIEF UNIVERSITEITSGESCHIEDENIS .

LETTRE D'INFORMATION SUR L'HISTOIRE DES UNIVERSITÉS

Werkgroep Universiteitsgeschiedenis

Studium• generale Contactgroep Universiteitsgeschiedenis Groupe de contact pour l'histoire des universités

Halfjaarlijks bulletin Deux fois par an 7de jaargang 2001 I 1 7e année Colofon

Redactie: Ad Tervoort en Marc Nelissen Franck Smit, Brigitte Van Tiggelen Tekstverwerking: Els Scheers Kopij richten aan de redactieadressen in Nederland of België.

Werkgroep Universiteitsgeschiedenis

Redactieadres: Ad Tervoort, Vrije Universiteit, afd. VEB, De Boelelaan 1107, 1081 HV Amsterdam, tel: +31(0)20.444.56.43, fax: +31(0)20.444.56.55, e-mail: al. tervoort@dienst . vu. nI/al . tervoort@let . vu. nl; Secretariaat Werkgroep: Franck R.H. Smit, Universiteitsmuseum Groningen, Zwanestraat 33, NL-9712 CK Groningen, tel: +31(0)50.363.55.63, fax: +31(0)50.363.49.96, e-mail: [email protected]

Het lidmaatschap geeft recht op de Nieuwsbrief, korting op publicaties van de Werkgroep en voor­ rechten bij de overige activiteiten van de Werkgroep. Contributie binnenland: flAO (€ 18,15); stu­ denten fl .20 (€ 9,07) . Betalingen van Nederlandse leden dienen te geschieden op gironummer 6845444 ten name van de Stichting Batavia Academica. Betalingen vanuit het buitenland mogen geen kosten voor de Werkgroep met zich meebrengen. Nederl,mdse leden die ook wensen te worden uitgenodigd voor de vergaderingen van het Belgische Studium generale, dienen dit kenbaar te maken aan het Belgische secretariaat.

Studium generale Contactgroep Universiteitsgeschiedenis Groupe de contact pour l'histoire des universités

Redactieadreslsecretariaat Contactgroep - Rédactionlsecrétariat du Groupe: Marc Nelissen, Universiteitsarchief K.U., Mgr. Ladeuzeplein 21, B-3000 Leuven, tel: + 32(0) 16.32.46.32, fax: + 32(0) 16.32.47.09, marc. nelissen@bib. kuleuven. ac . be

Het lidmaatschap geeft recht op de Nieuwsbrief en uitnodigingen voor de vergaderingen. Contributie: tI 450 BEF of 11 € Betalingen op rekeningnummer 001-2569819-74 van de ASLK, ten name van Stu- dium generale. Contactgroep Universiteitsgeschiedenis. Voor betalingen vanuit het buitenland (met SWIFT code CGAKBEBB) bedraagt het lidmaatschap 900 BEF of 22 € (wegens bankkosten). Les mem bres recevront la Lettre d 'information et seront invités aux réunions. Cotisation 450 FB ou 11 €, à virer au compte CGER 001-2569819-74 de Studium generale. Groupe de contact pour l'histoire des universités. Pour les payements de l'extérieur (avec code SWIFT CGAKBEBB) la cotisation s'élève à 900 FB ou 22 € (à cause de frais bancaires) .

ISSN 1383-794X

De Nieuwsbriefkan ook in elektronische vorm geraadpleegd worden via het W orld Wide Web: http : //www .kuleuven.ac .be/ archief/ugindex.htm W oord vooraf I Avant-propos

De publicatie van de Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis was even gestokt na het vertrek van Marc Wingens, die zoals in het W oord Vooraf van vorig nummer werd aangekondigd, bij uitgeverij SUN in Nijmegen de functie van uitgever/redacteur heeft opgenomen. Ad Tervoort nam intussen de plaats van Wingens in de Historische Commissie VU over. Tevens neemt hij de functie van rcdacteur van de nieuwsbrief over (het secretariaat van de Nederlandse Wcrkgroep Universiteitsgeschiedenis blijft voorlopig in handen van Franck Smit in Groningen). Dr. Ad Tervoort promoveerde in oktober 2000 aan het Europees Universitair Instituut in Firenze, op een proefschrift over Noordnederlandse studenten aan Italiaanse universiteiten en hun rol in de Nederlandse maatschappij (1426-1575) (zie voorstelling van zijn onderzoek in de Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis, 6.2, 2000, 14-16). Door zijn tewerkstelling aan de VU is hij zonder twijfel goed geplaatst om de redactie in continu!teit met voorgaande jaren verder te voeren. Overigens kan de redactie al jaren rekenen op de spontane toezending van informatie, kleinere bijdragen, bibliografie en boekbesprekingen. We verheugen ons daar zeer over, want het bewijst dat beide verenigingen die de nieuwsbrief uitgeven wel degelijk een reden van bestaan hebben. De leden van de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis en van Studium generale worden bedankt voor deze voortdurende medewerking, en tegelijk ook uitgenodigd om die in de toekomst te continueren. Informatie over universiteits- en wetenschaps­ geschiedenis in de Nederlanden en daarbuiten, 1s welkom bij een van de redactieadressen die u op de binnenflap vindt. (Ad Tervoort -Marc Nelissen) +++ 2

Verenigingsnieuws I Communications des associations

STICHTING BATAVIA ACADEMICA Werkgroep Universiteitsgeschiedenis

Bestuursvergadering te Amsterdam, donderdag 7 juni 2001, 19.00-21.30 uur.

Aanwezig: J.A.H.G.M. Bots, W.Th.M. Frijhoff (notulist), H. de Ridder­ Symoens, F.R.H. Smit, A.L. Tervoort, M.F.M. Wingens

Besluitenlijst

Samenstelling Stichtingsbestuur. W egens aftreden van M.F .M. Wingens (redacteur Nieuwsbrie~ per heden, en volledige terugkeer naar Belgie van mw. H. de Ridder-Symoens (vz.) per 1-10- 2001, alsmede vanwege de wenselijkheid om nieuwe bestuursleden bij het werk van de Stichting te betrekken, wordt met algemene stemmen met ingang van heden besloten tot de volgende bestuurssamenstelling: Prof. dr. J.A.H.G.M. Bots (KUN), voorzitter Mw. prof. dr. H. de Ridder-Symoens (Universiteit Gent), vice-voorzitter Dr. J. Brabers (KUN/KDC), secretaris · Prof. dr. W.Th.M. Frijhoff (VUA), penningmeester Dr. A.L. Tervoort (VUA), redacteur Nieuwsbrief Dr. F.R.H. Smit (RUG), lid Dr. P.J. Knegtmans (UvA), lid Afgesproken wordt dat na een nader te bepalen periode van inwerking Bots het voorzitterschap zal overdragen aan Brabers; over het secretariaat zal het bestuur dan een nadere beslissing nemen. Wingens krijgt unaniem lof voor zijn vele inspanningen voor de Werkgroep en zijn voortreffelijke werk aan de Nieuwsbrief.

Financien Hoogte bijdragen !eden Werkgroep. Vanwege de sluitende begroting, de gezonde staat van de financien van de Stichting en de overgang naar de euro wordt de hoogte van de bijdrage van de leden van de W erkgroep voor het komende burgerlijk jaar naar beneden afgerond en vastgesteld op Euro 18,- (Hfl. 39,67). Extra uitgaven. Besloten wordt een deel van de reserve aan te wenden voor een in samenwerking (matching) met het Fasti-project (Gent) te produceren cumulatieve bibliografie van 25 Jaar Nederlandse en Belgische Verenigingsnieuws I Communications des associations 3 universiteitsgeschiedenis, onder redactie van H. de Ridder-Symoens, op basis van de eerder door haar samengestelde overzichten. De bibliografie moet in 2003 gereedkomen en zal dan in gedrukte vorm gratis aan de leden van de werkgroep worden verstrekt. Zij zal tevens raadpleegbaar blijven op internet.

Boekproject Het bestuur besluit unaniem zich in te spannen voor de realisatie van een wetenschappelijk verantwoord maar voor een breder intellectueel publiek aantrekkelijk boek over de geschiedenis van het hoger onderwijs in Nederland, van het begin tot heden. Het boek zou bij het twintigjarig bestaan van de Werkgroep in 2003 gereed moeten zijn. NB. Het initiatief tot oprichting van de Werkgroep is bij circulaire van 18 januari 1983 door H. Bots, R. Feenstra en W. Frijhoff genomen; de oprichtingsvergadering van de W erkgroep vond op 3 oktober 1983 te Utrecht plaats; de oprichtingsakte van de Stichting is gepasseerd op 7 juli 1983. Het boek zou een beperkte omvang moeten hebben (gesproken worclt van 150 tot maximaal 200 bladzijden) en client uit te gaan van de bestaande literatuur. Een thematische opzet verdient de voorkeur, waarbij er telkens naar wordt gestreefd de geografische ruimte zoveel mogelijk te dekken. Naast een thematisch deel zal het boek een klein repertorium van alle instellingen van hoger onderwijs uit de Nederlandse geschiedenis tot op heden bevatten, met een korte, systematische beschrijving (vgl. het Historical Compendium of European Universities van de CRE dat voor Nederland al een reeks beschrijvingen bevat, verzorgd door W. FrijhofQ, en een paar literatuurverwijzingen. Het aantal auteurs moet beperkt blijven, ten hoogste een voor elk thema. Een eindredacteur die de tekst bewerkt en stroomlijnt is wenselijk. Voor de financiering van de uitgave zal in eerste instantie contact worden gezocht met het Rectorenconvent. Voor het geval dit initiatief in concurrentie mocht treden met andere, zal worden gepoogd die auteurs er op de een of andere manier bij te betrekken om de aantrekkelijkheid van dit boek te verhogen. 4-

Mededelingen I Communications

Philosophy and the Liberal Arts in the Early Modern Period

IDC Publishers kondigt een groot microficheproject aan dat betrekking heeft op filosofische en andere artes-teksten in de vroegmoderne periode. Dit project streeft ernaar een breed scala aan zeldzame werken op het gebied van de kunsten, educatie, filosofie en de wetenschappen toegankelijk te maken als een, nog nooit eerder verschenen, collectie. De werken, zoals geselecteerd door Prof. Joseph S. Freedman van de Alabama State University in Montomery, Alabama, zullen worden onderverdeeld in 7 hoofdcategorieen en bijna 50 subcategorieen. De werken zullen worden gefilmd in een groot aantal bibliotheken in verschillende landen en zullen worden uitgegeven in jaarlijkse afleveringen. Het eerste deel verschijnt in november 2001. Voor een uitvoerige projectbeschrijving wordt verwezen naar de website. Deze website biedt tevens de rnogelijkheid vrijblijvend belangstelling voor het project, of voor bepaalde categorieen van de publicatie, kenbaar te maken. IDC houdt u vervolgens op de hoogte van de voortgang van het project. http://www.idc.nl/contact/philosophy.html

SIWE Trefpttnt voor indttstrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen

Recent werd de Stichting Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed (SIWE vzw) door de heer Bert Anciaux, Minister van Cultuur, erkend in het kader van het decreet op de volkscultuur. Dit houdt in dat SIWE de werking als contactforum voor verenigingen in het werkveld van het industrieel en wetenschappelijk patrimonium in Vlaanderen en Brussel verder zal uitbouwen. Reeds tijdens het eerste werkjaar startte SIWE met forumvergaderingen waarbij erfgoedverenigingen, instellingen, heemkundige kringen en ook prive­ verzamelaars een overzicht brachten van de problematiek die het beheer van industrieel en wetenschappelijk patrimonium stelde. Hierbij kwamen zeer uiteenlopende werkterreinen aan bod waaronder industriele machines, stoomrnachines, voertuigen zoals auto's of spoorwegmaterieel, laboratoriumuitrustingen, drukkerijmachines, klokkengieterijen, enz. Het ligt Mededelingen I Communications------5 in onze bedoeling deze werking voort te zetten om alzo voorstellen naar het beleid toe te kunnen formuleren. Anderzijds werd vier jaar geleden gestart met het Platform voor Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed Vlaanderen (PIWEV), dat in de eerste plaats als samenwerkingsverband naar buiten getreden is bij de organisatie van activiteiten, zoals de colloquia te Bocholt, Brugge-Alveringem en Gent. Tegelijkertijd zorgt de multidisciplinaire inbreng voor een extra meerwaarde. De werking van PIWEV zal ook in de nabije toekomst verder uitgebreid worden. Ook op internationaal vlak zorgt SIWE voor de nodige contacten. Het sedert een tiental jaren inactieve TICCIH- werd in samenwerking met onze Franstalige zustervereniging PIWB (Patromoine Industriel Wallonie­ Bruxelles) opnieuw opgestart. TICCIH (The International Committee for the Conservation ofIndustrial Heritage) is een internationale organisatie op mondiaal vlak. Geregeld worden internationale thematische congressen georganiseerd. Op deze wijze vertegenwoordigt SIWE ook op internationaal vlak Vlaanderen. Om de functie als contactforum verder gestalte te geven, heeft SIWE deeltijds een trefpuntcoordinator in dienst genomen. Tegelijkertijd wordt er gesleuteld aan een internetsite, worden onze tentoonstellingsruimten in een nieuw kleedje gestoken en wordt gewerkt aan de voorbereiding van een documentatiecentrum. Een eerste stap naar de valorisatie van de SIWE­ verzameling zal gezet worden, een colloquium en een aantal activiteiten worden voorbereid. Hierover zal u tijdig meer vernemen.

Verenigingen of belangstellenden die bijkomende informatie wensen kunnen schrijven naar: SIWE vzw, Stapelhuisstraat 15, B-3000 Leuven, telefoon (iedere vrijdag) +32(0)16.58.43.42 (tevens faxnummer). E-mail: info®siwe .be Internetsite: www. siwe. be (Andre Cresens)

Interessante websiteslpagina 's

• De wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, "FASTI, Nieuwe Werkinstrumenten voor Universiteitsgeschiedenis", heeft sinds kort een eigen website. De URL is: http: I /www. flwi. rug. ac. be/fasti 6 Mededelingen I Communications

Alle suggesties en bijdragen voor de uitbouw van deze website zijn van harte welkom bij: Anuschka De Coster, Universiteit Gent, Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis, Blandijnberg 2, B-9000 Gent, tel. +32(0)9.264.40.40, fax + 32(0)9.264.41.82, e-mail: Anuschka. DeCoster®rug. ac. be

~ Website van de Gesellschaft fur U niversitats- und Wissenschaftsgeschichte te Bern (http: I lwww. guw. unibe. ch)

• History of Education and Childhood (http: I lwww. so sci. kun. nllpedlwhpl histeduc/index.html)

• WWW Virtual Library for the History of Science, Technology & Medicine (http:l/www.asap.unimelb.edu.aulhstmlhstm_alphabetical.htm)

• Naast de Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis bestaat er op het Internet ook een meer intemationaal gericht, elektronisch nieuwskanaal. Wie dat wil kan participeren aan de elektronische distributielijst STUDIU1vL Via dit meer internationaal gericht medium worden berichten rondgestuurd die door de deelnemers aan de lijst naar het lijstadres gestuurd worden. Wie een idee wil over de inhoud van deze berichten, kan een kijkje nemen op de elektronische archieven van de lijst: http:l/listserv.cc.kuleuven.ac.be/ archiveslstudium.html W el is STUDIUM een geredigeerde lijst: berichten kunnen enkel door de lijstbeheerder geplaatst worden, zodat de lezers gevrijwaard blijven van overbodige elektronische reclame of nietszeggende berichten (een service die door de deelnemers steeds erg geapprecieerd werd). Dat wil niet zeggen dat de leden geen berichten kunnen insturen: de meeste mededelingen worden door part1c1panten naar het lijstadres (studium®listserv. cc. kul.euven. ac. be) gestuurd, van daar via electronica naar de lijstbeheerder doorgestuurd en verder naar de lijst ter distributie. Wie dee! wil nemen kan dat door eenvoudig zijn verlangen via e-mail kenbaar te maken aan Marc Nelissen (marc. nelissen®bib .kul.euven. ac. be), onder vermelding van het e-mail adres en de naam waarmee hij op de lijst wenst ingeschreven te worden. 7

Bijdragen I Contributions

Stand van zaken van de projecten geschiedschrijving van de Nederlandse Universiteiten,januari 2001

Marc Wingens

Algemeen Universitaire geschiedschrijving bestaat in Nederland al eeuwen. Vanaf de zestiende eeuw hielden rectores magnifici en andere hoogleraren tijdens de viering van een dies of lustrum feestredes waarin een overzicht geboden werd van de geschiedenis van de eigen instelling. Tot aan het begin van de negentiende eeuw stond echter niet het schetsen van een objectief beeld voorop, maar werd de betreffende universiteit zo positief mogelijk gepresenteerd door selectieve omgang met de historische werkelijkheid en het aandikken van successen. De professionalisering van de geschiedwetenschap in de negentiende eeuw bracht ook wat de universiteitsgeschiedenis betreft wei wat verbetering. In de plaats van feestredes verschenen er dikke boekwerken ter gelegenheid van jubilea (het oudste en bekendste voorbeeld is: M. Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche hoogeschool van hare oprichting in den jare 1575 tot het jaar 1825, 2 din. (Leiden 1829-1832)). Deze boeken baden een institutionele geschiedenis, wat wil zeggen dat de stichting van de universiteit en haar faculteiten werd geschetst en dat de ontwikkeling ervan werd beschreven aan de hand van de elkaar opvolgende hoogleraren. Over het maatschappelijke draagvlak van de instelling vernemen we echter niets. Bovendien bleef de toon feestelijk, met veronachtzaming van minder fraaie episodes. Vreemd genoeg is aan deze wijze van geschiedenis schrijven in Nederland 150 jaar lang niets wezenlijks veranderd. Feitelijk kwam er pas verandering in de jaren negentig van de 20e eeuw, met de instelling van diverse historische commissies en de betrokkenheid daarbij van de Nederlandse Werkgroep Universiteitsgeschiedenis. Sindsdien hebben deze commissies en de hieraan verbonden historici veelal een structurele positie gekregen binnen de universitaire organisatie. Waar kwam bij diverse universiteiten die belangstelling voor, en investering in, de eigen geschiedenis opeens vandaan? De colleges van bestuur van deze universiteiten realiseerden zich dat hun instellingen gedurende de laatste decennia steeds meer op elkaar waren gaan lijken. Daarom gingen zij op zoek 8 ------Bijdragen I Contributions naar manieren om zich van elkaar te onderscheiden; de universiteiten wilden zich op een unieke manier kunnen profileren. Zij werden hiettoe genoodzaakt omdat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de belangrijkste financier van de Nederlandse universiteiten, hen begin jaren negentig noopte om, vanuit een onderlinge concurrentiepositie, zelf de economische markt op te gaan. Het eigen verleden bood een mogelijkheid tot profilering. En juist bij de oudste universiteiten is dat verleden het meest omvangrijk en divers. Geen wonder dus dat met name deze universiteiten hiervan profijt wilden trekken. De Universiteit van Amsterdam nam in 1992 het voortouw; zij stelde een historische commissie in met het oog op het 125-jarig bestaan in 2002. Nadat Leiden in 1995 besloot om een hoogleraar universiteitsgeschiedenis aan te stellen die verantwoordelijk zou zijn voor de universitaire geschiedschrijving vanwege het 425-jarig bestaan in 2000, ontvouwden binnen enkele maanden drie andere universiteiten elk hun eigen geschiedschrijvingsplannen: die van Utrecht en Groningen en de Katholieke Universiteit Nijmegen. Het betreft universiteiten die zich alle vijf 'klassieke' universiteit noemen, wat wil zeggen dat zij zijn opgericht v66r de naoorlogse massificatie van het wetenschappelijke onderwijs en dat zij alle van oudsher een breed scala aan opleidingen bieden. Aan het rijtje ontbreekt een universiteit: de Vrije Universiteit te Amsterdam. Uiteraard kon deze niet lang achterblijven. Zij reageerde daarom in 1997 met een in veel opzichten ambitieuzer en strakker uitgewerkt plan. Inmiddels is Utrecht de koploper, na de beste elementen uit de diverse projectbeschrijvingen elders in het land te hebben overgenomen. En hiermee is de kous zonder twijfel niet af. De niet-'klassieke' universiteiten hebben zich niet, of slechts in beperkte mate, door deze ontwikkeling Iaten aansteken. De technische universiteiten in Delft, Eindhoven en Twente, alsmede de agrarische universiteit te Wageningen, hebben in het geheel niet gereageerd met eigen projecten. De kleinere en jongere universiteiten in Rotterdam, Tilburg en Maastricht hebben weliswaar belangstelling voor hun eigen verleden, maar tonen niet de neiging om op gelijke voet met de 'klassieke' universiteiten mee te doen. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft een historische commissie die al jaren 'slapende' is; op de activiteiten van de universiteiten in Tilburg en Maastricht zal aan het einde van het projectenoverzicht worden ingegaan. De universiteiten die aandacht aan hun geschiedenis besteden, hebben daarbij het voordeel dat binnen de geschiedwetenschap de universiteitsgeschiedenis de laatste decennia sterk is geprofessionaliseerd. Universiteitsgeschiedenis heeft zich ontwikkeld tot een aparte sociaal­ historische discipline met een hoge organisatiegraad van de beoefenaars. In Bijdragen I Contributions------9

Nederland zijn de universiteitshistorici georganiseerd in de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis die een eigen tijdschrift uitgeeft: de Nieuwsbrief universiteitsgeschiedenis. Deze organisatie is, net als soortgelijke buitenlandse organisaties, aangesloten bij de Commission Internationale pour l'Histoire des U niversites, waaraan het jaarboek History of universities is gekoppeld. Door middel van hun organen en op nationale en internationale congressen houden de universiteitshistorici die bij deze organisaties zijn aangesloten, elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen op hun vakgebied, dus ook van de historische initiatieven van de diverse universiteiten waarbij zij betrokken zijn. Hierdoor is de beroepsgroep van universiteitshistorici, nationaal en internationaal, in staat om een hoogwaardige standaard voor de geschiedschrijving te handhaven. De betrokkenheid van de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis bij de diverse projecten geschiedschrijving komt onder andere tot uiting in de organisatie van enkele studiedagen per jaar, vaak in samenwerking met een van de historische commissies, waarop thema's en methodologische problemen van de universitaire geschiedschrijving aan de orde komen. Een van die problemen is het gevaar dat de publicaties die verschijnen te zeer een public relations-functie moeten vervullen voor de betreffende universiteiten. Het is niet goed als een universiteit zich een zelfbeeld schept dat niet in de realiteit wortelt, want op die manier raakt zij het zicht kwijt op wat de buitenwereld van haar vindt. Juist door te onderzoeken hoe de relatie van een universiteit met de samenleving zich heeft ontwikkeld, kan zij haar actuele plaats bepalen en beleid voor de toekomst ontwikkelen. Hetzelfde geldt overigens voor de positie van een universiteit ten opzichte van haar zusteruniversttelten. Diepgravende en kritische geschiedschrijving heeft waarschijnlijk een sterkere profilerende waarde dan oppervlakkige, omdat de eigen identiteit er veel uitgesprokener uit naar voren komt. De publicaties die de afgelopen jaren onder auspicien van de diverse commissies zijn verschenen, laten zien dat de colleges van bestuur zich hebben laten overtuigen van het belang van gedegen geschiedschrijving met aandacht voor het maatschappelijk draagvlak van de eigen instelling boven het bedrijven van gratuite pr.

De Nederlandse projecten universitaire geschiedenis Hieronder volgt een overzicht van de projecten universitaire geschiedenis, waarbij steeds wordt aangeven hoe de verschillende activiteiten in de universitaire organisatie zijn ingebed en waaruit zij bestaan. In het overzicht zullen vergelijkingen worden getrokken tussen de verschillende projecten. De formele aanleiding voor de start van de projecten is vrijwel steeds een jubileum, maar de historische belangstelling beperkt zich nooit tot een gedenkboek. 10 Bijdragen I Contributions

Universiteit van Amsterdam (UvA; gesticht 1632/1877} De historische commissie van de Universiteit van Amsterdam, met als voorzitter prof.dr. Hans Blom, is de oudste commissie in de rij. Zij werd in 1992 ingesteld met het oog op het schrijven van een integrale geschiedenis die in het jubileumjaar 2002 (125 jaar UvA) klaar moet zijn; hierin wordt tevens de geschiedenis van het Athenaeum Illustre (1632-1877), de voorganger van de UvA, behandeld. De commissie signaleerde als voornaamste leemtes: de geschiedenis van het Athenaeum; de expansie van onderzoek en onderwijs sinds de jaren zestig van de zoe eeuw; en de UvA tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om deze laatste lacune te vullen, werd de historicus dr. Peter Jan Knegtmans aangetrokken. Deze heeft inmiddels een boek over dit thema gepubliceerd en is sinds 1998 als vast aangestelde universitaire historicus (ondergebracht bij de opleiding Geschiedenis) bezig met de integrale geschiedenis van de UvA. Knegtmans is als secretaris van de commissie tevens belast met de coordinatie van de verschillende historische activiteiten. De UvA-commissie staat open voor initiatieven van derden en stimuleert en begeleidt onderzoek naar diverse deelaspecten, waaronder een promotieonderzoek naar de studenten aan het Athenaeum Illustre, uitgevoerd door drs. Dirk van Miert, waarbij o.a. wordt gepoogd om tot een reconstructie te komen van de matriculatielijst. Zij organiseert bovendien symposia over universiteitshistorische onderwerpen. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: E.O.G. Haitsma Mulier, C.L. Heesakkers, P.J. Knegtmans e.a. (red.), Athenaeum Illustre. Elf studies over de Amsterdamse Doorluchtige School 1632/1877 (Amsterdam 1997); P .J. Knegtmans, Een kwetsbaar centrum van de geest. De universiteit van Amsterdam tussen 1935 en 1950 (Amsterdam 1998); Annet Mooij, De polsslag van de stad. 350 jaar academische geneeskunde in Amsterdam (Amsterdam/Antwerpen 1999); P.J. Knegtmans (red.), Tot nut en eer van de stad. Wetenschappelijk onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam 2000).

Universiteit Leiden (UL; gesticht in 1575} In Leiden werd in 1995 een hoogleraar universiteitsgeschiedenis benoemd die zich in het bijzonder client bezig te houden met de geschiedenis van de eigen universiteit. Zijn opdracht was het schrijven van een historisch overzicht, dat in het jubileumjaar 2000 (425 jaar UL) zou moeten verschijnen. Het College van Bestuur kende de functie toe aan de conservator van het universiteitsmuseum, dr. Willem Otterspeer, waarmee de taak van de universitaire geschiedschrijving Bijdragen I Contributions------· 11 institutioneel bij het museum werd ondergebracht. De benoeming van een hoogleraar en de koppeling van deze functie aan het universiteitsmuseum, zorgde voor een structurele positie van de geschiedschrijving binnen de universitaire instelling. Otterspeer presenteerde een ambitieuze lijst met lacunes in de geschiedschrijving, met de nadruk op het Ancien Regime, waarvan de voornaamste zijn: de universiteit als bedrijf; de studenten als sociale populatie; en het onderwijs, alledrie voor de periode 1575-1815. Voor het onderzoek naar deze thema's werden promovendi aangesteld. Onderzoek en publicaties waren aanvankelijk alle geconcentreerd op het jubileumjaar 2000. Inmiddels blijken diverse deelprojecten, waaronder de drie beoogde dissertaties, over het jubileumjaar te zijn uitgetild. De activiteiten van Otterspeer c.s. beperken zich tot geschiedschrijving; andere activiteiten, zoals de organisatie van symposia, worden niet ondernomen. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: Willem Otterspeer, Groepsportret met dame, dl. 1: Het bolwerk van de vrijheid, 1515-1672 (Amsterdam 2000). H.J. de Jonge en W. Otterspeer, Altijd een vonk of twee. De Universiteit Leiden van 1975 tot 2000 (Leiden 2000).

Rijksuniversiteit Groningen (RUG; gesticht in 1614} In Groningen bestaat sinds 1995 een historische commtsste onder voorzitterschap van de Groningse wetenschapshistoricus prof.dr. Klaas van Berkel. De commissie is opgericht met het oog op het jubileumjaar 2014 (400 jaar RUG). Evenals in Leiden is er sprake van een institutionele band met het universiteitsmuseum: de Groningse conservator, drs. Franck Smit, fungeert tevens als secretaris van de commissie en coordinator van de diverse activiteiten. De eerste daad van de commissie was de publicatie van een onderzoeksgids met daarin een overzicht van lacunes (zie hieronder), waarvan de drie belangrijkste zijn: de RUG tijdens de Tweede Wereldoorlog; de 'tweede Gouden Eeuw' op wetenschapsgebied in de jaren 1880-1920; en de RUG in relatie tot de eigen regio. Naar het eerste thema is inmiddels vooronderzoek gedaan door dr. Barbara Henkes. De Groningse commissie streeft naar de publicatie van studies over deelaspecten uit het lacuneoverzicht tijdens universitaire lustra en naar de samenstelling van een bibliografie over de RUG. Er worden geregeld symposia georganiseerd naar aanleiding van de eigen geschiedschrijving. Tenslotte tracht de commissie initiatieven van derden op het vlak van de RUG-geschiedenis te stimuleren en te begeleiden. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: 12 ------Bijdragen I Contributions

J. Kingma en F.R.H. Smit, Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen (Groningen 1996); Klaas van Berkel en F.R.H. Smit (red.), Een universiteit in de twintigste eeuw. Opstellen over de Rijksuniversiteit Groningen 1914-1999 (Groningen 1999).

Universiteit Utrecht (UU; gesticht in 1636) Ook de Utrechtse historische commissie, voorgezeten door prof.dr. Wijnand Mijnhardt, bestaat sinds 1995. Aanvankelijk was de commissie in het !even geroepen als beheerder van een bescheiden maar structureel publicatiefonds, naar aanleiding van een verzoek om ondersteuning door de universiteit van een boek over de UU tijdens de Tweede Wereldoorlog (zie hieronder). In 1998 werd de ambitie, aangewakkerd door de activiteiten van andere commissies en de plannen van de zojuist opgerichte historische commissie van de Vrije Universiteit (zie verderop), aanmerkelijk verhoogd. Ook Utrecht mikt nu op de publicatie van een 'integrale geschiedenis' in een ver in het verschiet liggend jubileumjaar (2011: 375 jaar UU) en benoemde onlangs de aan het eigen Instituut voor Geschiedenis verbonden historicus dr. Leen Dorsman, tevens secretaris van de commissie en coordinator van de verschillende activiteiten, tot bijzonder hoogleraar universiteitsgeschiedenis. Met de aanstelling van een hoogleraar is ook in Utrecht de eigen geschiedschrijving structured in de universitaire institutie ingebed. Tevens werd het plan opgevat om snel tot een korte, publieksvriendelijke overzichtsgeschiedenis van de instelling te komen, waarvoor de opdracht werd verstrekt aan drs. Herve Jamin. Als voornaamste thema voor toekomstig onderzoek koos de commissie de relatie universiteit en samenleving; tot voornaamste Utrechtse lacunes bestempelde zij de 19°- en zo•-eeuwse geschiedenis van de humaniora en de natuurwetenschappen, waarvoor twee Utrechtse historici elk voor een periode van twee jaar worden vrijgesteld. Ook de Utrechtse commissie streeft naar het geregeld laten verschijnen van publicaties over deelaspecten, liefst gekoppeld aan een lustrum, en stelt zich open voor initiatieven van derden, die door haar kunnen worden begeleid. Hierbij wordt vooral gedacht aan de geschiedschrijving van faculteiten en vakgebieden. Samen met de Universiteitsbibliotheek werkt de commissie aan de samenstelling van een bibliografie. Zij maakt zich tevens sterk voor de ontsluiting van archieven en collecties en organiseert geregeld symposia op het terrein van de universiteitsgeschiedenis; in de toekomst zullen hier bovendien tentoonstellingen aan worden toegevoegd. Bijzonder is tenslotte dat naast de commissie een adviesraad bestaat met vertegenwoordigers uit de archiefwereld, Bijdragen I Contributions 13 het plaatselijke universiteitsmuseum, het college van bestuur en andere historische commissies. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: S. van Walsum, Ook al voelt men zich gewond. De Utrechtse universiteit tijdens de Duitse bezetting 1940-1945 (Utrecht 1995). L.J. Dorsman (red.), Beroep op de wetenschap. Utrechtse geleerden tussen universiteit en samenleving 1850-1940 (Utrecht 1999).

Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN; gesticht in 1923) T0en de Nijmeegse historische commissie, voorgezeten door de universiteitshistoricus prof.dr. Hans Bots, in 1995 werd ingesteld, was men slechts drie jaar verwijderd van de viering van het 75-jarig bestaan van de universiteit in 1998. De voor het jubileumjaar beoogde projecten zijn dan ook in korte tijd tot stand gebracht. De eerste daad van de commissie was het organiseren van een studiedag over de geschiedschrijving van universiteiten, waarvoor de leden van andere commissies en die van de W erkgroep U niversiteitsgeschiedenis werden uitgenodigd. De Nijmeegse commissie was vooral betrokken bij projecten die tot publicaties moesten leiden over (ondei:delen van) de geschiedenis van de KUN. Het aantal in 1998 gerealiseerde publicaties is indrukwekkend (zie hieronder). De integrale geschiedenis van de KUN in twee delen kan wat betreft de 20e-eeuwse universrta1re geschiedschrijving als modelstudie gelden voor de projecten elders in het land (zie mijn bespreking in: Bijdragen en mededelingen betref!ende de geschiedenis der Nederlanden 115 (2000) 176-178). Sinds de viering van het jubileum is de commissie 'slapende', wat wil zeggen dat de !eden niet meer samenkomen of projecten initieren. Dit wil echter niet zeggen dat er in Nijmegen een einde is gekomen aan activiteiten op het terrein van de eigen historie. In 1998 is onder andere begonnen met de geschiedschrijving van de medische faculteit en die van sociale wetenschappen; een dergelijk project ten aanzien van de theologische faculteit was al eerder gestart. Deze projecten vinden plaats binnen het kader van het aan de universiteit verbonden Katholiek Documentatie Centrum (KDC), dat niet aileen een documenterende, maar ook een onderzoeksfunctie heeft ten aanzien van de katholieke zuil in Nederland, waarvan de KUN een exponent is. Het KDC was eerder a! in de historische commissie vertegenwoordigd, terwijl dr. Jan Brabers, een van de twee auteurs van de integrale geschiedenis en tevens secretaris van de commissie, voor de duur van het project bij het KDC werd aangesteld. Brabers, die geregeld als de universiteitshistoricus van de KUN naar 14 Bijdragen I Contributions buiten treedt, werkt tegenwoordig bij het KDC aan de geschiedenis van de medische faculteit. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: J. Brabers, 0. Schreuder, Proeven van eigen cultuur. Vijfenzeventig jaar katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1998, I, 1923-1960, II, 1960-1998 (Nijmegen 1998); Rob Wolf, De trek naar het zuiden. Gebouwen van de Katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1998 (Nijmegen 1998); Marjet Derks en Saskia Verheesen-Stegeman, Wetenschap als roeping. Christine Mohrmann (1903-1988), classica (Nijmegen 1998). Het betreft de eerste vrouwelijke hoogleraar van de KUN; A.J.M. Dobbelaer, Hora est. Bibliografie der proefschriften Katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1998 (Nijmegen 1998); Hennie Corman (red.), Nijmeegse gezichten. Vijfenzeventig jaar Katholieke Universiteit (Nijmegen 1998). Hierin 25 hoogleraarportretten.

Vrije Universiteit Amsterdam (VU; gesticht in 1880) De historische commissie van de VU werd in 1997 opgericht. De commissie profiteerde van het feit dat twee van haar leden, waaronder voorzitter prof.dr. Hilde de Ridder-Symoens, in het bestuur zitten van de Stichting Batavia Academica, waarvan de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis uitgaat. Zij wist bovendien een ander bestuurslid, dr. Marc Wingens, aan te trekken als coordinator van de verschillende historische projecten. Dr. Marc Wingens werd in april2001 opgevolgd door dr. Ad Tervoort. Vergelijking met de activiteiten van zustercommissies leidde, in combinatie met de specifieke situatie van de VU en de financiele mogelijkheden, tot een ambitieus plan, gericht op het jubileumjaar 2005 (125 jaar VU). Ook aan de VU wilde men een integrale geschiedenis, gereed in 2005, naast een rijk ge'illustreerd historisch overzicht voor een breed publiek, en signaleerde men lacunes (de VU tijdens de Tweede Wereldoorlog, de internationale contacten van de VU, de studentencultuur en de recrutering van politici onder VU-hoogleraren) die moesten worden ingevuld. Voor de publicatie van studies over historische leemtes werd een Historische Reeks VU gestart, waarin inmiddels drie delen zijn verschenen. Naast thematische deeltjes, zoals de VU tijdens de Tweede Wereldoorlog, zullen er diverse faculteitsgeschiedenissen in verschijnen. Historische commissies op faculteitsniveau, waarin de historicus-coordinator namens de universiteitscommissie participeert, begeleiden deze laatste projecten. De commissie adviseert het College van Bestuur over archief- en collectievorming en over de (historische) profilering van de VU. Bijdragen I Contributions------15

Anders dan de historici die bij de meeste zustercomm1Ss1es een coordinerende rol vervullen, is de historicus-coordinator van de VU niet in de eerste plaats aangetrokken om zelf een integrale geschiedenis te schrijven. Zoals zijn benaming al aangeeft, is hij er vooral voor de coordinatie (maar ook voor de initiering en begeleiding) van aile mogelijke historische activiteiten. Om zich een beeld te kunnen vormen van wat er op historisch terrein binnen de universiteit gaande is (of zou moeten zijn), heeft hij een netwerk van contactpersonen opgezet binnen het centrale bestuur, de faculteiten en de diensten. Zijn activiteiten omvatten niet aileen projecten die tot publicaties moeten leiden, maar tevens archief- en collectievorming van de VU, met name die van de faculteiten. Op dit terrein wordt de historicus-coordinator ondersteund door een documentaliste, die archieven en collecties ordent en inventariseert, archiefvormende instanties binnen de VU adviseert en gegevensbestanden aanlegt (waaronder een VU-bibliografie). De historicus­ coordinator bereidt verder een boek voor met feiten en cijfers over de VU, organiseert symposia en interviewt personen die aan de VU een bijzondere plaats hebben ingenomen, waaronder emeriti hoogleraren. Hoewel de VU net als de KUN over een documentatiecentrum beschikt (het Histo~isch Documentatie Centrum), dat ook in de historische commissie is vertegenwoordigd, zijn de historicus-coordinator en de documentalist beiden ondergebracht bij de dienst Voorlichting en Externe Betrekkingen. De voornaamste publicaties tot dusverre zijn: Jan de Bruijn, Helpende handen. VUplan 1937 en Vrouwen VU-Hulp in de jaren 1932-1997 (Zoetermeer 1999); Marc Wingens (red.), Vooralsnog zonder titel. VU-studenten in het jaar 2000 (Zoetermeer 2000); Jaap Willems (red.), Levend onderzoek aan de Vrije Universiteit (Zoetermeer 2000). Het betreft de Faculteit der Biologic.

Katholieke Universiteit Brabant (KUB; gesticht in 1927/1986} Hoewel de KUB niet tot de 'klassieke' universiteiten behoort, geen historische commissie kent en slechts een bescheiden initiatief op het vlak van de eigen geschiedschrijving heeft ontplooid, wordt zij hier toch vermeld, omdat aansluiting is gezocht bij de Werkgroep Universiteitsgeschiedenis. Het College van Bestuur van de KUB heeft de socioloog prof.dr. K.F.E. Veraghtert de opdracht gegeven om 25 jaar recente geschiedenis in kaart te brengen ten behoeve van het jubileum in 2002 (75 jaar KUB). 16 ------Bijdragen I Contributions

Universiteit Maastricht (UM; gesticht in 1976) De historische activiteiten van de UM wijken af van de eerder beschreven historische projecten. Toch worden zij hier behandeld, aangezien de UM zich in deze nadrukkelijk spiegelt aan de overige projecten en hierbij ook aansluiting zoekt. De UM bestaat in 2001 pas 25 jaar. Toch heeft deze universiteit al vroeg oog gekregen voor haar eigen geschiedschrijving en wil zij van meet af aan goede voorwaarden scheppen voor het zorgvuldig omspringen met haar cultureel­ wetenschappelijke erfgoed. Sinds 1997 heeft de UM daarom een Werkgroep Museale Functies metals coordinator dr. Annemieke Klijn. Anders dan de naam doet vermoeden, houdt deze werkgroep zich ook bezig met geschiedschrijving en archivering en de organisatie van symposia. Het accent ligt echter op wat het visitekaartje van de UM is: haar in 1999 geopende Museale ruimte. De tentoonstellingen die hier worden georganiseerd, hebben meestal (nog) niets te maken met de geschiedenis van de UM, maar betreffen de historische gebouwen en collecties die de universiteit sinds haar oprichting in eigendom gekregen heeft. De UM slaagt er goed in de suggestie van oud en eerbiedwaardig te wekken met behulp van een geleend verleden. De voornaamste publicatie tot dusverre is: Annemieke Klijn, Onze man uit Maastricht. Sjeng Tans 191211993. Een biografie (Nijmegen 2001) Het betreft de stichter van de UM.

Samenvattend Samenvattend kan worden gesteld dat van de dertien Nederlandse universiteiten de zes oudste en grootste universiteiten met het breedste opleidingaanbod (de zogenaamde 'klassieke universiteiten') zichzelf sinds de jaren negentig van de vorige eeuw profileren door middel van hun geschiedenis (UvA, UL, RUG, UU, KUN, VU). Met dat doel zijn historische commissies opgericht die een min of meer structurele plaats binnen de organisatie zijn gaan innemen (UvA, RUG, UU, VU). Aan deze commissies zijn in de meeste gevallen historici verbonden die als universitaire geschiedschrijver optreden maar daarnaast tevens belast zijn met het coordineren van andere historische projecten (UvA, UU, KUN, VU); een van de historici werkt zonder begeleidingscommissie (UL). Deze historici zijn binnen de universitaire organisatie ondergebracht bij de opleiding Geschiedenis (UvA, UU), musea (UL, RUG), een documentatiecentrum (KUN) en een pr-afdeling (VU). De klassieke universiteiten hebben niet voor elkaar willen onderdoen, vandaar dat er in de loop der jaren een van elkaar overnemen te signaleren valt van organisatiestructuren, typen historische projecten en inhoudelijke thema's. Wat die laatste betreft: maar liefst vier van de zes universiteiten hebben, of krijgen op de k01te termijn, een geschiedenis van hun functioneren tijdens de Tweede Bijdragen I Contributions 17

Wereldoorlog (RUG, UvA, UU, VU). Een tweede belangrijk thema is de geschiedenis van de exacte wetenschappen omstreeks 1900 (RUG, UU, maar ook UvA: zie de laatste titel in de korte bibliografie onder het tekstdeel dat deze universiteit behandelt). Aanvankelijk niet in de plannen genoemd, maar in de praktijk na verloop van tijd steeds prominenter, blijken de faculteitsgeschiedenissen (UU, KUN, VU). Bovendien willen inmiddels diverse universiteiten een uitgebreide eigen bibliografie (RUG, UU, VU). Tenslotte kan worden opgemerkt dat de aanvankelijk beperkte taakstelling (geschiedschrijving) zich in de loop van de tijd, naar het voorbeeld van zusteruniversiteiten, maar ongetwijfeld tevens ingegeven door de eigen universitaire praktijk, aanzienlijk heeft uitgebreid. Historische commissies houden zich tegenwoordig ook bezig met bet op orde brengen van archieven en collecties (UU, VU) en het organiseren van symposia (UvA, RUG, UvA, VU) die er op gericht zijn om zustercommissies en collega-universiteitsbistorici bij de eigen activiteiten te betrekken. Veel van die studiedagen worden georganiseerd in samenwerking met de W erkgroep Universiteitsgeschiedenis, terwijl over de projecten wordt bericht in het orgaan van de werkgroep, de Nieuwsbrief universiteitsgeschiedenis. (Marc Wingens}

Conclusions conference CIHU Transformation and Continuity in the History of Universities Oslo, Friday 11 August, 2000

Het wereldcongres historische wetenschappen van Oslo ligt reeds een jaar achter ons. Het leek de redactie van de Nieuwsbrief toch nog nuttig om bet programma van het colloquium van de Commissie Universiteitsgeschiedenis dat tijdens dit cor1gres plaats had en de conclusies van Willem Frijhoff aan mee te del en.

Zoals elk wereldcongres was ook dat van Oslo, massaal en van wisselende kwaliteit. De meeste congresgangers schrijven zicb overigens in voor deelname aan de gespecialiseerde colloquia die in de scboot van de ICHS worden gehouden. De opkomst voor de Universiteitsgescbiedenisdagen was van goed tot zeer goed. De vrouwen en de universiteiten tijdens bet nazisme trokken zeker het meeste volk. W egens de cohesie en het niveau van de lezingen van groep 6 over 18 ------Bijdragen I Contributions vrouwen en univers1te1ten zijn er plannen om die lezingen in boekvorm te publiceren. Lezers die ge!nteresseerd zijn in bepaalde onderwerpen of personen kunnen informatie vragen bij het secretariaat.

In Oslo werd ook de Algemene vergadering van de Internationale Commissie voor Universiteitsgeschiedenis gehouden. In een volgende nieuwsbrief zal uitgebreid ingegaan worden op de nieuwe koers die men ten aanzien van het lidmaatschap wil voeren. Belangrijk nu om te weten is dat Ad Tervoort is benoemd als tweede vertegenwoordiger voor Nederland en dat hij zal instaan voor de uitbouw van een website en de daarmee samengaande elektronische nieuwsbrief van de CIHU zal verzorgen.

Program of the International Commission for the History of Universities Colloquium: Oslo, 10-11 August 2000 Transformation and Continuity in the History of Universities

Thursday 10 August 9- 12. Plenary Session, Old Celebration Hall Welcome, Professor Hilde de Ridder-Symoens, President of the CIHU Welcome, Professor dr. med. Kaare Narum, Rector of the University of Oslo Professor Serge Lusignan, University of Montreal, Canada: "Between the Pope and the King: the Evolution of the Personal Status of University Members in Medieval F ranee". Professor Robert Anderson, University of Edinburgh, Great Britain: "Before and After Humboldt: an Alternative Tradition?" Professor Sverker Sorlin, Umea University, Sweden: "Why University History is a Contemporary Concern: On Analyzing the Role of Universities for Nations and Regions" General discussion

Thursday 10 August 14- 17. Parallel groups, Helga Eng's House Group 1 Teaching and teachers in medieval universities (1 lh hours) Group 4. Transitions and new university formations 1750-1850 (3 hours) Group 6. Women at the universities (3 hours) Group 10. Transformations after World War II (3 hours) Bijdragen I Contributions 19

Friday 11 August 9-12. Parallel groups, Helga Eng's House Group 2. University, state and church from medieval to early modern times (1 16 hours) Group 3. New challenges in the 17th and 18th centuries (3 hours) Group 5. Transitions in the research university, 1850-1930 (3 hours) Group 7. University teachers in the 20th century (3 hours) Group 8. University models and university developments in the 20th century (3 hours) Group 9. Universities, fascism, and anti-Semitism (116 hours)

Friday 11 August 14-17. Plenary session Syntheses from group sessions by group leaders Concluding discussion

GROUP PROGRAMS Group 1: Teaching and teachers in medieval universities (Thursday 10 August 14-17, 1 16 hours) Group leader: Professor Jacques Verger, Universite de Paris Miinster-Swendsen, Mia, University of Copenhagen: The Making ofthe Masters - The Creation ofScholastic Identity in the Formative Period ofthe University of Paris (c. 1200-1260} Livesey, Steven J., Professor, University of Oklahoma: 'Lombardus electronicus': Careers in the Arts and Theology Faculties before 1500. Commentators on Peter Lombard's Sentences and their University and Extra-University Lives Woods, Marjorie Curry, Associate Professor, University of Texas at Austin: Transformation and Continuity in the Teaching ofRhetoric in Late Medieval Universities: The Case ofthe Poe tria nova Burigana, Riccardo, PhD, Director, Centro di Documentazione del movimento Ecomenico Italiano, Livorno, Italy: Teaching or inquisition? The disputation in the University of the Reformation {1502-1560} Roy, Lyse, Universite de Quebec aMontreal: La carriere universitaire au 16 siecle. Les cas de Caen et de Dole

Group 2. University, state and church from medieval to early modern times (Friday 11 August 9-12, 116 hours) Group leader: Professor Hilde de Ridder­ Symoens, Gent University Latouille, Jean-Jacques, Universite Lumiere, Lyon: L'Universite de Valence en Dauphine- 'd'un projet pedagogique aune intention politique' 20 ------Bijdragen I Contributions

Morrissey, Thomas E., State University of New York: Padua in crisis and transition around 1400 Davies, Jonathan, USA: Studio, Stato, and State: The University of Florence and the Medici from Party Bosses to Grand Dukes

Group 3. New challenges in the 17th and 18th centuries (Friday 11 August 9-12, 3 hours) Group leader: Professor Helga Robinson-Hammerstein, Trinity College, Dublin Lilley, Mark James, Trinity College, Dublin: Change and Continuity in Contention: The Reform of Scotland's Universities in the Sixteenth and Seventeenth Centuries Wiesenfeldt, Gerhard, Max-Planck.Institut, Berlin: The Virtues of New Philosophies. Or: How the Leiden Philosophical Faculty Survived the Crisis of 1676 Fink-Jensen, Morten, Research Fellow, University of Copenhagen: The University of Copenhagen and the Challenge of New Scientific Ideas in the Early 17th Century Boran, Elisabethanne, Trinity College, Dublin: The Hartlib circle and the reform ofthe seventeenth century university Negruzzo, Simona, Dott.ssa, Dipartimento Storico Geografico, Universita degli studi di Pavia: Le 'studium' des Habsbourg. L 'Universite de Pavie entre Charles Vet joseph II Brown, Michael, Trinity College, Dublin: Educating the Children of the Enlightenment: Didactic methods of morality in eighteenth century Scottish Universities Finlay, Christopher J., Trinity College, Dublin: 'The Enlightenment' and Universities in 18th Century Europe

Group 4. Transitions and new university formations 1750~1850 (Thursday 10 August 14-17, 3 hours) Group leader: Professor Matti Klinge, University of Helsinki Tishkin, Grigory, Professor, Academy of Culture, St. Petersburg: Transformations in St. Petersburg University's history in the XVI!Ith century: politics and education Uvarov, Pavel, Professor, Academy of Sciences of Russia, Moscow: The Beginning of the Russian Universities of the 18.-19. centuries: Difficulties and adaptive capacities ofthe idea ofthe University in the unfavorable ground Bijdragen I Contributions------21

Howard, Thomas Albert, PhD, Ass. Professor, Gordon College, USA: The Theological 'Fakultdt' and the founding ofthe University ofBerlin Held, Dirk t.D., PhD, Connecticut College, USA: Hellenism, Nationalism, and the Ideology ofResearch in Humboldt's University Powell, Mary Jo, PhD, Austin,Texas: How can you tell Tradition from Change: The Case ofjohn Henry Newman's Oriel Reforms Withrington, Donald J., Reader, University of Aberdeen: Constructing a new university tradition: the curious emergence of 'democratic intellectualism' as the distinctive mark ofthe Scottish Universities in the 19th century Hofstetter, Michael J., Ass. Professor, Southwest State University, USA: The Romantic Idea ofthe University: Germany and England, 1770-1850 Lupo, Maurizio, Istitutio di Storia Economica del Mezzogiorno, Napoli: Public and Private in University History. Italian Mezzogiomo between the 18th and 19th century: a case study

Group 5. Transitions in the research university, 1850-1930 (Friday 11 August 9- 12, 3 hours) Group leader: Professor Roger Geiger, Pennsylvania State University College of Education Michel, John L, Minnesota, USA: Reception of the Research Ideal by Physicists at the University of Chicago Friedman, Robert Marc, Professor, University of Oslo: 'The Devil of Publicity' and ihe Emergence ofResearch Universities" Wisselgren, Per, PhD Student, Umea university, Sweden: Private funding, disciplinary formation, and the transformation of universities -a Swedish fin-de­ siecle case Antzoulatou, Eleni and Elena Maniati, University of Athens, Greece: The Sciences in Higher Education in Greece during the 19th century and the rhetoric of modernization Varriale, Roberta, Istituto di Storia Economica del Mezzogiorno, Napoli: The School of Law of the University of Naples between 1881 to 1923: a dynamic study through the analysis ofnewly-discovered documents

Group 6. Women at the universities (Thursday 10 August 14-17, 3 hours) Group leader: Professor Anne-Lise Seip, University of Oslo Rothblatt, Sheldon, Professor, University of California, Berkeley: The Founding of Women's Colleges in Britain and the US in the Second Half of the 19th Century 22 ------Bijdragen I Contributions

Pedersen, Joyce Senders, Lecturer, Odense university, Denmark: Inventing Tradition/Containing Change: The Women's Colleges in Late Nineteenth and Early Twentieth Century Cambridge Ronne, Marta, PhD Student, Uppsala university, Sweden: Intellectual Outsiders. Women's university novels published 1900-1940 and their historical background Hammar, Inger, Fil. dr., Lunds university, Sweden: Gender trouble in universities in late nineteenth century Sweden MacLachlan, Anne J., PhD, University of California, Berkeley: The Inclusion of Women in American Higher Education - Institutional Adaptation and Resistance

Group 7. University teachers in the the twentieth century (Friday 11 August 9- 12, 3 hours) Group leader: Professor Sivert Langholm, University of Oslo Tyssens, Jeffrey, Professor, Vrije Universiteit Brussel: French University Teachers and their Trade Unions, 1945-1972. Interest Aggregation and Ideological Confrontation in a Period ofEducational Expansion Raemdonck, Liesje, Drs., Vrije Universiteit Brussel: In Quest of the Arts Professor, 1920-1950: Methodological Reflections on the Prosopographical Study ofthe Belgian University Staff Schandevyl, Eva, Drs., Vrije Universiteit Brussel: Tensions between Scientific Ethos and Political Engagement: Belgian University Teachers and the Lysenko Case Hansen, Else, PhD, National Archives of Denmark, Copenhagen: University Traditions in Denmark and Sweden, 1950 - 1990 - continuities and discontinuities Potts, Anthony, La Trobe University, Australia: Becoming a Teacher Educator During the Golden Age ofHigher Education

Group 8. University models and university developments in the 20th century (Friday 11 August 9c12, 3 hours) Group leader: Professor Sheldon Rothblatt, University of California at Berkeley Rupp, Jan C.C., University of Amsterdam: American Models Transforming European Universities. The Fulbright Program in the Netherlands, 1950-1990 Auger, Jean-Francais, Universite du Quebec a Montreal: La recherche universitaire au service des industries: !'evolution des rapports avec les entreprises a La Faculty of Applied Science and Engineering de l'Universite de Toronto, 1900-1980 Bijdragen I Contributions------23

Sarault, Julie, U niversite du Quebec a Montreal: L 'institutionnalisation du modele de l'enseignement superieur francais au Canada francais: L 'exemple de la Faculte des sciences de l'Universite de Montreal, 1920-1945 Gagnon, Robert, Professor, Universite du Quebec a Montreal: La Seconde Guerre mondiale et !'emergence de !a recherche au Quebec Tamburri, Pascual, Dr., Universitad Publica de Navarra, Spain, and Dr. Daniele Bucci, Universita degli Studi della Tuscia, Italy: Medieval tradition and Italian innovations: background and evolution ofthe Spanish Colleges since 1939 Rich, Paul, Professor, Stanford University, and PhD student Guillermo De Los Reya, University of Pennsylvania: Tbe History of the Residential Dilemma in Universities: Of Greeks, Dorms, and Colleges

Group 9. Universities, fascism and anti-Semitism (Friday 11 August 9-12, 11h hours) Group leader. Professor Notker Hammerstein, University of Frankfurt(?) Ericksen, Robert P., Professor, Olympic College, USA: Denazification at Gottingen: Negotiating the Transition from a National Socialist to a Democratic University Hesche!, Susannah, Professor, Dartmouth College, New Hampshire, USA: Tbe Theological Faculty at the University of Jena as a 'Stronghold of National Socialism' Haber, Samuel, Professor emeritus, University of California, Berkeley: The Composite Legitimation of American Universities and the Exclusion of Jews from their Faculties, 1920-1945

Group 10. Transformations after World War II (Thursday 10 August 14-17, 3 hours) Group leader: Research fellow Fredrik Thue, University of Oslo Helsvig, Kim, Research Fellow, University of Oslo: Educational Politics and Pedagogics in Postwar Norway Kalleberg, Ragnvald, Professor, University of Oslo: Academic Scholars and the Role of the Intellectual. A Historical-Comparative Perspective on German, American and Scandinavian Universities Kolbe, Laura, docent, Helsingfors university: From memory to history: 1968 and women students in revolt (based on interviews) Johnson, Alan, Senior Lecturer, Edge Hill University College, England: 'The Bible of the Free Speech Movement': Hal Draper's The Mind of Clark Kerr and the critique ofthe 'multiversity' revisited 24 ------·---- Bijdragen I Contributions

Balsvik, Randi R.; Professor, University of Troms0, Norway: University and State in Africa 1960-199 5. U?hy so much disruption in African Universities? Bangash, Taqui, Professor, University of Peshawar, Pakistan: Third World Universities in the Postwar Era Douglass, John A., PhD, Research Fellow, University of California, Berkeley: From Multi- to Meta-University: Organizational and Political Change at the University of California in the 20th Century and Beyond

Conclusions conference CJHU, Oslo, Friday 11 August, 2000 Willem Frijhoff (Free University, Amsterdam)

Ladies and gentlemen, dear colleagues,

I have the last word among the speakers, but this will, of course, be very far from the last word on the issue. That very last word is up to you, after this conference. Please bear this well in mind. There is no need, nor is there time enough to summarise all the papers. The simple quotation of the titles of all the lectures and contributions would exhaust my time. My reflexion will therefore remain short. In fact, it is not much more than an afterthought, but one that must be made, in view of the papers presented and the discussions held during these two days. It will be at the same time a short metarejlexion on the theme as such, and on our ways of dealing with it. I will not solve problems, but only show you some key aspects of our common work. The title of our conference was: transformation and continuity in the history of universities. And since this was the title, it was also the theme. The problem for all of us is, of course, how to operationalise such general notions that do not refer to concrete matters, but are analytical notions of a second or even of a third level. In fact, they ask the historian to label his empirical research with much precision from the very beginning, not only before starting his archival work, but already at the level of the research design. Transformations do not descend from heaven - neither in the reality of life nor in historical research. In the humanities and the social sciences there exists no research that miraculously discovers totally unthought of correlations between parameters. Transformation and continuity pertain to the input of the research design: they form part of an actual or a historical image that we want to give of the university, or, still better, of the relationship between the university and its environment. When this environment changes profoundly - as when the Bijdragen I Contributions------25 nation state takes over the role of Christianity, Church, and Empire; as when gender relations change in society; as when democracy pervades social aspirations; as when rising nations challenge the equilibrium of the old world -, it will be no surprise that universities are transformed also. In this sense, the history of the university is necessarily synonymous with conflict and crisis; repeated crises, growing stronger and stronger as the involvement of the university in the world goes on. The opposite - i.e. a mere continuity of higher education, its institutions and its learning, in spite of profound transformations in society - really would be much more astonishing, and at the same time more provoking for a scholar. It may well be that such contrasts can teach us much more about the assets of higher education itself, than the apparent or the factual conformities of the university with social life. In order to clarify what I mean, let me take an example. Let's say that I want to show what happened after the introduction of new sciences into the university, or the matriculation of students from the lower classes, or the access of women to higher education, or the influx of ethnical or religious minorities, or the influence of state intervention. I will start my research, find data and bring them together in a certain relationship. The outcome, however, will never be a random result: the questions I ask determine the data I use, the way I use them and the configuration that will emerge. Transformation will then not be a surprise, but a confirmation of the educated guess with which I started my research. Both notions, transformation and educated guess, refer to something different from empirical research: they refer to the story we want to tell about the universities. Basically, that story lives its own life. The university plays its part in it, but mostly in a far from dominant way. The story tells what we may call the metarealities of our society: that society either wants to be fundamentally stable, or, on the contrary, craves profoundly dynamic institutions. Correspondingly, it needs either a stable or a dynamic image of the past, including of its own universities. In other words, before concluding that transformation is a historical fact, we should interrogate our intellectual and emotional understanding of society and its past, relativise our images and results, and confront them with other, opposing or competing images, proposed either within present-day society or by the past itself. A simple example, taken from my own research in the early modern period, may suffice to illustrate the problem. A very old stereotype refers to the scientific conservatism of the early modern universities. Professors would have taught only outdated matters, the university would have closed itself for innovation, and the academic world would have been a profoundly conservative 26 ------Bijdragen I Contributions society, happily confined to its ivory tower and unable to grasp new ideas. This stereotype has lived a very long life, until well into the 20th century, and it still is not dead. However, new approaches tend to show the fragility of that image: professors did not always teach what was publicly announced on the ordo lectionum (and sometimes not at all); outside the university structure, but inside academic networks (the Republic of Letters and the learned academies) they led their own active life, very often much more open to new knowledge and in close contact with practicians, virtuosi or engineers; and the function of early modern universities was different from that of our own ones, implying that knowledge did not have the same status, role or meaning in universities and other institutions, and that universities did not function in the same way in the overall society. By and by, the image of a strong and even barren continuity is therefore changed by present research into a more dynamic one, involving not only the university itself but also its environment. But does that mean that this new image is more 'real', more in conformity with historical reality? Before jumping to that conclusion, we should interrogate ourselves as scholars, and realise: 1. that the old stereotype goes back to the early modern period itself: it was fostered both by the universities themselves, interested in stability, by the rulers, interested in a reliable public service, and by the competitors of the university, interested in its decay; · 2. that it was perpetuated in pursuit of new interests: the need to legitimise or to justify curriculum changes or even a new university model; 3. that the definition of the problem in our historical understanding involves other, or more parameters than in former times, and that therefore apparently conflicting images are not necessarily incompatible; 4. that present-day revisionism is at least in part due to the wish to resituate universities in the mainstream of dynamic forces in our society, and to justify the overarching role of higher education as a major pillar of the social edifice and as a main tool of cultural transfer; 5. that science can no longer be thought of, in our times, as stable and unchanging, but as forcibly dynamic, and that we can no longer content ourselves with the outdated image of a conservative university in a rapidly changing landscape of early modern or modern nations.

That does not mean that the new image would be less true than the old one, or vice versa, but simply that a thorough historical analysis has to reflect upon its own place in society, on the role it plays in general history, and on its concrete relationship with images from the past. Bijdragen I Contributions ----· 27

Of course, it is by no means difficult to find elements of transformation and continuity in university history. In fact, common sense tells us that the whole history of the university consists in either continuity or transformation. In that sense, the problematics of this conference are somewhat tautological. Transformation really is a continuous feature of the universities, inasmuch as universities maintain the fiction of being autonomous institutions, corporate identities with their own life, but are in fact very largely interdependent with their environment: not only with respect to the input of students, knowledge and money, but also with respect to their role, function and status in the social environment, either state-directed, religious or private. In order to get a better grip on the problematics, a more focussed approach could certainly consist in exploring strong historical contrasts or in looking for apparent contradictions: to explore transformative forces under apparently continuous streams, or signs of dynamism in visibly stable situations. It may therefore not suffice to simply detect changes or evolutions in the historical source material. Indeed, transformations will only become meaningful when related to stability or continuity. Historical notions like transformation and continuity are in fact Siamese twins: it is impossible to show transformation without having a clear understanding of what continuity entails, and vice versa. In other words, the problem is how to make this distinction meaningful. How can we construct the relation between continuity and transformation as an historical object? If you want to retain only one phrase from this last reflection, please retain this one. Continuity and transformation are not self-evident, but are analytical notions that need to be defined in historical terms, changing over time. Put into such words, the problem appears immediately as what it scientifically is: continuity and transformation are tightly bound together as elements of a single discourse. They form part of a historical nan·ative that is draped over the history of universities in order to give it meaning. Transformation and continuity are analytical notions with which we try to grasp, to analyse and to master a perceived relation between the university and its environment, the society at large, or some of its aspects. Almost from the very beginning universities have indeed been critical of their own functioning (or particular aspects of it), or of their environment: the Church, the King, the state, the students themselves, financing entities, the market, etc. This critical engagement is in itself proof of the awareness that universities have always shown their involvement in these global problematics. The historian must not satisfy him/herself with a simple documentation of such criticisms, as if they were mere complaints of laudatores temporis acti, or a simple desire for change. He has to judge them as elements of a major picture in 28 ------Bijdragen I Contributions which a balance between stability and dynamics is sought by the people of former times or of the present. Such a picture is a narrative that the university tells about itself or the society about the university. It involves not only facts, but above all a self-consciousness of the university - and of the society too, of course -, their self-definition, the struggle for conformity between ideals and the constraints of actual life, and a proper, but changing awareness of their past. Let me take another example. European universities are at this very moment busy with the implementation of the so-called Declaration of Bologna. Through this Declaration, the European ministers of Education have decided to impose the bachelor-master system as a general curricular model for all the European universities, in order to unify teaching and curricula, and promote internationalisation. The interesting point for the historian of universities is perhaps not so much the way back from national university systems it understands, but the legitimisation given to this measure by some of the politicians. In my country, and probably in others, the new model is legitimised by conformity with so-called Anglo-Saxon standards, meaning in fact those of the major American universities, the Ivy League. But these universities themselves have borrowed that model from Europe, a long time ago, and in Europe itself, the old bachelor-master structure has taken lots of different forms during the centuries. In fact, it still exists in lots of places, be it sometimes under different names. What a long-term historian of universities should do, in the light of the problematics of this conference, is to interrogate this centuries-long play with continuity and transformation. The element of continuity is then the curricular bachelor-master structure. The transformational aspects lie not only in the changes that the curriculum has undergone over time, but also, and perhaps still more, in the narrative held about it by civil and political authorities, and by university staff itself: they tell a tale that aims at rejecting it, or on the contrary, at legitimising it to promote higher interests. It is my conviction that these very interests, often shadowy or hidden - the hidden transcripts, to quote a famous book -, form the background of any narrative about transformation and continuity in university history. Narrative does not forcibly mean fiction. University history is non-fiction, even if it may use fiction as a source. And university fiction itself can be quite a funny eye-opener - remember The Masters, or the novels of David Lodge, to quote only the most popular present-day writer. But sometimes university history may well be close to faction, that mixture of facts and fiction that contemporary novelists cherish so much. Narratives on university models and their embedding in society, or their impact on society, told by politicians, economists, newspaper journalists, or essay sociologists of present-day life, are Bijdragen I Contributions------29 almost certainly major forms of faction, to be scrutinised very carefully by any historian of universities who as a critical and independent scholar does not want to fall into the trap of an interested science. What I want to say, is that from the very beginning of our research we should always try to be aware of the language that we speak, of the narrative that we tell or want to tell, and which or whose interests are involved. Far from letting us be paralysed by the problems of all forms of research, we must evaluate lucidly what, on every level of our work (empirical research, hypotheses and methods, analysis, theory and metatheory), is really old or new, and how the two interact. Let me finish this concluding statement by presenting you a perhaps somewhat provocative case that has lately been in the centre of my own reflection. An important part of the recent historiography of universities has been devoted to what we may call unceremoniously the debunking of old convictions, or the demythologisation of the old university history. The European Rector's Conference project that has produced the new History of the University in Europe under the direction of, among others, our president Hilde de Ridder-Symoens, and to which I have contributed myself, has painstakingly separated false continuities from true facts. Actually, it has rejected the whole university histoty prior to the second millennium as false or uninteresting. What really has happened, is that our narrative on universities has been fixed around new continuities: basically a functional continuity. Henceforth, universities are not any longer determined as such by their own narratives, but by objective, functional criteria. We have decided to recognise as fully-fledged universities only those institutions where public learning is dispensed, and public credits for scholarship (i.e. degrees) are given. In our eyes, this seemed and still seems to be a completely rational choice. Yet, in other periods other choices have been made, and we may prophesise that our own definition, which is already very difficult to maintain in the present, will suffer still more. Apparently, many of our definitions derive from the self-consciousness of present-day universities. Yet, one of the nearly forgotten domains of university history is the self-definition that historical scholarship has given of the institutions of the past. It may teach us what universities thought about their own identity, role and function in society. One of the main sources for such an approach is a very interesting genre that still survives in handbooks like The World of Learning; I mean the old catalogues and inventories of universities. The university catalogue genre flourished roughly from humanism to the eighteenth century, and again after the nineteenth, but then on a more official, 30 ------Bijdragen I Contributions less private basis. It corresponded to a period of expansion and diversification of the higher education system. The most interesting catalogue for my purpose is that of the Dutch professor Johan Middendorp, Academiarum orbis Christiani libri duo, the first edition of which was published in his university town Cologne in 1572, with an imperial privilege; other editions with a dedication to the archbishop followed until the fourth, in 1611. Apparently, the big volumes pleased the authorities and the community of scholars. The interesting point of this catalogue is that we have here a mixture of plain facts and plain narrative. Middendorp is quite clear about the definition of a university, which is in his eyes a public school, recognised by the pope or the emperor, and authorised to award degrees. That is an old, and at the same time modern definition that makes it possible to draw up a list of universities, almost identical with the list of our recent handbook. However, in his narrative, the formal definition of a university is not more than a special function of a higher interest, that is the public transmission of learning, as a guarantee of truth (hence his philippic against the protestants with their private initiatives for higher education outside the official mainstream). Therefore, very much like the present-day narratives that speak of a transfer of university models from Germany to other countries of Europe (the Humboldtian model), or from the USA to Europe and other continents, a huge part of Middendorp's book is concerned with forms of translatio studii, or perhaps better, translatio scientiae. In fact, almost half of Middendorp's book is devoted to a description of the scientific institutions of the mother of all forms of science, Rome during the Antiquity, from where the university system was transferred to Paris by Charlemagne. But Rome itself was not more than a stop on a longer route, going from Memphis and Heliopolis in Egypt, to the higher schools of Babylon, Beyrouth and Jerusalem, hence to Athens in Greece and from there to Rome. Although Middendorp constructed a rational list of universities, his narrative was much broader. Based on the self-understanding of the academic community, it involved another conviction: that of the continuity of learning from the oldest times to the present, and of the ability of the university system to transform itself institutionally, given the basic continuity in the self­ consciousness of the scholarly community involved. In fact, one of his followers, Flockenius, a university professor in theology, asserted in 1650 in his inaugural lecture that the very first academy had been founded by Adam itself, in his house, for his sons, and that higher education was therefore as old as humanity. Yet, since one of his sons killed another, the quality of this theological learning must be questioned .... Bijdragen I Contributions 31

We may laugh about such excessive reasoning. Yet, there is a lesson to learn for us: history is narrative, and narrative may be very close to mythology indeed. Sometimes, old mythologies are too easily replaced by new ones. In fact, - and I hope that you want to understand me well - I would like to make a little plea for a new university mythology, but this time a conscious one, in order to master the mythological monster. Let us try not to be victims of the celebratory mythology of the university institutions, nor of the pompous mythology of modern science, and not even of the self-evident assertions of the social sciences, and certainly not of the short-term reasoning of university policy. Let us, as critical and independent historians, lucidly scrutinise not only the facts but also the narrative, which puts them in a meaningful order - including our own presuppositions and the interests of our group in the telling of the past. It is a myth to think that any university history whatsoever can be totally objective. Let us, at least, be conscious of the problems involved. That is what we, in our position as historians, owe to scholarship. (Willem Frijholf, Free University, Amsterdam} 32

Onderzoeksprojecten I Projets de recherches

A.J.P. Maas Het dagelijks !even in de Tweede Gouden Eeuw en de Amsterdamse fysica

Na een malaise van vele decennia diende zich in het laatste kwart van de negentiende eeuw plots een bloeiperiode aan in de Nederlandse natuurwetenschap, die is bestempeld als de 'Tweede Gouden Eeuw'. De visie op deze opmerkelijke omslag wordt in de historiografie vooral bepaald door studies die de Nederlandse natuurwetenschap van 'bovenaf' bekijken, dat wil zeggen vanuit nationaal perspectief (met als belangrijke auteurs K. van Berkel en B. Willink). Een dissertatie-onderzoek naar de natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam tussen 1877 en 1940 - waarvan het manuscript onlangs is afgerond- biedt een blik in 'het dagelijks leven' van de tweede Gouden Eeuw. Deze kijk 'van onderaf' !evert nieuwe inzichten op over deze episode uit de Nederlandse wetenschapsgeschiedenis. In 1876 werd na een jarenlange discussie de Wet op het hoger onderwijs door het Nederlandse parlement aangenomen. Een van de bepalingen was dat Amsterdam toestemming kreeg om haar 'Athenaeum Illustre'- een school voor hoger onderwijs die in de realiteit van de late negentiende eeuw weinig meer had te zoeken - om te zetten in een volwaardige universiteit. Een voorwaarde die eraan was verbonden, was dat de gemeente zelf opdraaide voor het bestuur en de kosten. De Universiteit van Amsterdam werd een gemeentelijke universiteit, in tegenstelling tot de 'nationale' universiteiten van Groningen, Utrecht en Leiden. Met de nieuwbakken universiteit, die in 1877 haar poorten opende, werd een leerstoel natuurkunde in het leven geroepen. De hoogleraar die hiervoor werd aangesteld was J.D. van der Waals, de man die met zijn proefschrift (1873) internationaal furore had gemaakt. Aan hem was de taak voorbehouden om de Amsterdamse natuurkunde op de kaart te zetten. Vanwege het bijzondere karakter van de hoofdstedelijke universiteit en omdat de Amsterdamse universitaire fysica 'vanaf nul' moest worden opgebouwd, lijkt deze niet erg representatief te zijn voor de Nederlandse natuurwetenschap in de Tweede Gouden Eeuw. Bij nader inzien blijken de verschillen met de andere universiteiten mee te vallen. Het Amsterdamse gemeente- en universiteitsbestuur bestond uit dezelfde liberale bovenlaag van de samenleving als de landsregering en verraadde een vergelijkbare kijk op het functioneren van de universiteit. En ook aan de 'klassieke' universiteiten beschikte de natuurkunde anno 1877 nauwelijks over (moderne) materiele voorzieningen. Grosso modo kon de Amsterdamse natuurkunde de vergelijking Onderzoeksprojecten I Projets de recherche 33 met de fysica aan de andere universiteiten wel doorstaan. Wat de Amsterdamse natuurkunde bovendien een goede casus maakt voor de studie van de Tweede Gouden Eeuw, is dat ze zich met hoogleraren als Vander Waals (Nobelprijs in 1910) en vervolgens P. Zeeman (Nobelprijs in 1902), in het brandpunt ervan bevond. De studie is opgedeeld in drie perioden

1877-1900 Hulpwetenschap Het dagelijks leven van de Amsterdamse natuurkunde blijkt vooral een nieuwe kijk te bieden op het ontstaan van de zogenaamde 'onderzoeksuniversiteit', het universiteitstype waarin naast onderwijs het onderzoek een belangrijke taak werd. In de historiografie wordt de verandering van de negentiende-eeuwse 'vormingsuniversiteit' (waarvan onderwijs de hoofdtaak vormt) in een onderzoeksuniversiteit traditioneel toegeschreven aan dezelfde wet die de Universiteit van Amsterdam in het Ieven riep: de Wet op hoger onderwijs van 1876. Na inwerkingtreding van de wet verschenen in de natuurwetenschappen tal van laboratoria en nieuwe leerstoelen die de nieuwe taak invulling zouden hebben gegeven. De Amsterdamse universiteitsbestuurders blijken tot ongeveer de eeuwwisseling echter geen enkel oog te hebben gehad voor de onderzoekstaak van de Amsterdamse natuurkunde. Zij beschouwden haar voornamelijk als een hulpvak voor de talrijke geneeskundestudenten die hun studie begonnen met een propedeuse aan de natuurwetenschappelijke faculteit. 'Beoefening der natuurwetenschappen is onmisbaar; zonder haar is evenmin om de vorming van goede geneeskundigen te den ken', heette het in 1879 to en de gemeenteraad discussieerde over de bouw van een fysisch laboratorium. Het laboratorium dat in 1882 daadwerkelijk tot stand kwam -en proza'isch Natuurkundig Laboratorium ging heten - was dan ook een onderwijslaboratorium waarin een groot auditorium centraal stand. In de correspondenties tussen de curatoren en B & W met Vander Waals, lange tijd de enige hoogleraar, toonden de bestuurders zich aileen gevoelig voor de belangen van het onderwijs. Als Van der Waals iets wilde klaarspelen sprak hij ook altijd over de behoeften van het onderwijs. Overigens werd de visie van de universiteitsbestuurders in zekere zin gerechtvaardigd door de studentenpopulatie. Het overgrootte deel van Van der Waals' publiek bestond uit geneeskundestudenten (zo'n tachtig in het begin tot zo'n 120 rond de eeuwwisseling). Eigen studenten waren er nauwelijks. In de beginjaren gaf Van der Waals doctorale colleges voor vier man, de totale hoeveelheid gevorderde studenten in de wis- en natuurkunde en de scheikunde. Op het eind van de eeuw bedroeg deze groep maximaal twaalf personen. Van der Waals had, zeker zolang hij er aileen voorstond, zijn handen meer dan vol 34 Onderzoeksprojecten I Projets de recherche aan het onderwijs. Zijn onderzoek kan haast worden beschouwd als een prive­ aangelegenheid. De bevinding dat de Amsterdamse bestuurders geen oog hadden voor het fysisch onderzoek stemt overeen met recente studies waarin de interpretatie onder vuur wordt genomen dat met een pennenstreek in de wet van 1876 de onderzoeksuniversiteit in het leven werd geroepen. Bij nader inzien kan de uitbreiding van de exacte disciplines na 1876 in verband worden gebracht met de behoeften van het onderwijs. De laboratoria die tot de eeuwwisseling werden gebouwd kunnen bijvoorbeeld worden gezien als onderwijslaboratoria. W aar er toch onderzoeksfaciliteiten verschenen, kan dat worden toegeschreven aan de initiatieven en activiteiten van de betrokken hoogleraren zelf (die een behoorlijke autonomie hadden over hun laboratoria). Het enige gespecialiseerde onderzoekslaboratorium dat in deze periode tot stand kwam was het cryogene laboratorium van Kamerlingh Onnes. Dit laboratorium is echter geenszins representatief voor de Nederlandse natuurwetenschap, maar een uitzondering. Een onderzoek naar hoe Onnes zijn onderzoeksfaciliteiten tot stand heeft gekregen zou zeer de moeite waard zijn.

1900-1923 Wasdom Vanaf het begin van de twintigste eeuw kreeg Vander Waals ondersteuning van twee buitengewoon hoogleraren: R. Sissingh en P. Zeeman. De eerste ging de zwaarste onderwijslast op zich nemen, en onder meer hierdoor kon de tweede zich ontwikkelen tot de eerste onderzoeker pur sang in de Amsterdamse natuurkunde. De experimentator Zeeman - die in 1896 als assistent in Leiden zijn beroemde en naar hem genoemd ontdekking had gedaan (Zeemaneffect) - begon onderzoeksapparatuur bijeen te sparen en zette zijn studenten systematisch in bij zijn magneto-optische onderzoeksprogramma. Zeeman gaf het onderzoek vaste voet in de Amsterdamse natuurkunde, wat culmineerde in de totstandkoming van het optische onderzoekslaboratorium Physica in 1923, het symbolische eindpunt van deze periode. In tegenstelling tot het Natuurkundig Laboratorium stonden in dit laboratorium de onderzoeksruimten centraal en niet de (kleine) collegezaal. Die was weggestopt op de eerste verdieping. Studenten hadden voor hun kandidaats geen toegang tot Physica. De 'humboldtiaanse Januskop' van onderwijs en onderzoek kreeg zo in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw gestalte. Dat het onderzoek geinstitutionaliseerd kon raken hing ook samen met een veranderende perceptie bij de bestuurders. Het begon geleidelijk door te dringen dat de Amsterdamse universiteit met Zeeman en Van der Waals twee hoogleraren bezat die een grote reputatie genoten in de internationale wetenschappelijke Onderzoeksprojecten I Pro jets de recherche 35 wereld. De twee sleepten talloze onderscheidingen en erebenoemingen binnen en met name Zeeman kreeg diverse lucratieve aanbiedingen van andere universiteiten. De universiteitsbestuurders begonnen het onderzoek - dat kennelijk bijdroeg aan het prestige van de universiteit - als een belangwekkend onderdeel te zien van de universitaire natuurkunde. Het is niet duidelijk of - en in hoeverre - de veranderende perceptie van de bestuurders ook een weerspiegeling was van een veranderende kijk van de samenleving in het algemeen op wetenschap en de wetenschapper. In 1908 ging Van der Waals met emeritaat. Hij liet zich opvolgen door zijn zoon J.D. van der Waals jr. die een ordinariaat in de theoretische natuurkunde kreeg. Ph. Kohnstamm werd tegelijkertijd buitengewoon hoogleraar in de thermodynamica om de zogenaamde 'Hollandse school' te conserveren, de thermodynamische traditie die Vander Waals in het leven had geroepen. Zeeman werd gewoon hoogleraar, Sissingh was dat al een jaar eerder geworden. De personele en materiele middelen namen al met al fors toe in deze periode (terwijl het aantal studenten niet dramatisch steeg tot eind jaren 1910) en ook dit lijkt een trend in de gehele Nederlandse natuurwetenschap te weerspiegelen.

1923-1940 Consolidatie De keuze voor Van der Waals' opvolgers was geen onverdeeld succes. Van der Waals jr. bleek niet de benodigde gedrevenheid te bezitten om als onderzoeker belangrijke resultaten te boeken en bewoog zich liever in filosofische en literaire kringen. Na 1920 leek hij de ontwikkelingen in zijn vak helemaal niet meer te volgen, wat de doodsteek betekende voor de Amsterdamse theoretische natuurkunde tot na de Tweede Wereldoorlog. Ook Kohnstamm liet zich gaandeweg afleiden door andere bezigheden, maar hij nam daar de consequentie van en nam in 1928 ontslag als hoogleraar natuurkunde. Zijn opvolger werd de dynamische A.M.J.F Michels, die mede dankzij fondsen uit het bedrijfsleven een installatie voor hoge-drukmetingen opbouwde, die zijn weerga niet kende. In 1935 zag hij zijn inspanningen bekroond met de ingebruikname van een eigen laboratorium voor hoge-drukmetingen, dat de naam Van der Waals­ laboratorium zou gaan dragen. Ongeveer tegelijkertijd met Kohnstamms terugtreden stierf Sissingh. Zijn opvolger werd J. Clay. Clay riep in het Natuurkundig Laboratorium, waarover hij het directoraat kreeg, een school in het leven voor onderzoek naar kosmische straling. Zo eindigde de Amsterdamse natuurkunde de jaren dertig met drie laboratoria, met alle hun eigen lijn van onderzoek. In tegenstelling tot een tanende maatschappelijke waardering voor wetenschap waarvan in de literatuur melding wordt gemaakt, lijkt de reputatie 36 Onderzoeksprojecten I Projets de recherche van de wetenschap en de wetenschapper in het interbellum groter dan ooit. Van de bestuurders kreeg de natuurkunde meer geld dan ooit tevoren en het publiek was al helemaal gezwicht voor de romantiek van de wetenschapper in zijn laboratorium. Breed werd in de pers melding gemaakt van de opening van Physica, de opvolging van Sissingh, de expedities die Clay ondernam in het kader van zijn onderzoek, het emeritaat van Zeeman in 1935 en de slepende opvolgingsstrijd die daarop losbarstte (het zou vijf jaar duren voordat met C.J. Gorter een opvolger voor Zeeman was benoemd). Ook de studentenaantallen weerspiegelden de populariteit van de natuurkunde. In een tijd dat de universiteit nog lang niet de massa-universiteit was van na de oorlog, trok de natuurkunde een hoeveelheid studenten waar de afdelingen natuurkunde nu jaloers op zouden zijn (in 1938 waren er meer dan 150 natuurkundestudenten). Met deze waardering voor 'de wetenschap' en de toegenomen faciliteiten was het niet vreemd dat de hoogleraren al hun aandacht op het onderzoek richtten. Geholpen door tal van studenten/promovendi die konden worden ingezet, werd er in de laboratoria meer onderzoek verricht dan ooit. Deze orientatie op onderzoek maakte wel dat het onderwijs in het gedrang kwam. Vooral voor het geven van colleges aan geneeskundestudenten en beginnende natuurweten­ schappers hadden de hoogleraren maar weinig animo. Het onderwijs werd het stiefkindje van de Amsterdamse natuurkunde. Het opmerkelijke is echter dat ook de wetenschappelijke resultaten er niet beter op werden. De paradox die door de hele studie loopt is dat naarmate de omstandigheden voor onderzoek (in materiele voorzieningen en tijd) voor de hoogleraren verbeterden, er steeds minder belangwekkende prestaties werden geleverd. Waar Van der Waals sr. naast zijn zware baan als hoogleraar als vrijetijdsbesteding baanbrekende studies deed, slaagden de professionele onderzoekers in Physica, het Natuurkundige Laboratorium en het Van der Waalslaboratorium met alle inzet van middelen en hulpkrachten er maar sporadisch in om aansprekende resultaten te halen in hun stroom van publikaties. De oorzaak moet in de eerste plaats worden gezocht in persoonlijke factoren. Michels en Clay waren nu eenmaal geen Van der Waals en Zeeman verloor naarmate hij ouder werd zijn elan. Deze studie is dan ook niet bedoeld om hedendaagse, bezuinigingsgerichte beleidsmakers op 'foute' ideeen te brengen. Maar ze relativeert wel de determinerende rol die de literatuur vaak toekent aan de omstandigheden om wetenschappelijke prestaties of het gebrek daaraan te verklaren. Gegevens dissertatie: A.J.P. Maas, Atomisme en individualisme. De Natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam tussen 1877 en 1940. 37

Nieuwe publicaties I Publications recentes

Jiirg Schmutz, ]uristen fur das Reich. Die deutschen Rechtsstudenten an der Universitat Bologna 1265-1425, Veroffentlichungen der Gesellschaft fur Universitats- und Wissenschaftgeschichte, 2 din. (Schwabe & Co. Ag. Verlag, Basel2000) 800 p., ge!ll., ISBN 3-7965-1437-5, DM 98,-.

De rol die buitenlandse studenten en professoren hebben gespeeld aan de Italiaanse studia staat wederom volop in de belangstelling (zie ook de bijdragen van Anuschka De Coster en Ad Tervoort in Nieuwsbrief 2000, aflevering 2). In dit Iicht moet ook de publicatie van de dissertatie van Jiirg Schmutz gezien worden, die de studie en carrieres van 'Duitse' studenten in de rechten aan de Universiteit van Bologna heeft bestudeerd tussen 1265 en 1425. Dit bock is voor de Nederlanden van belang omdat studenten uit de 'Rijksnederlanden' - onderhorig aan de Natio Germanica -- deel uitmaken van zijn 3601 (!) koppen tellende studentenpopulatie, waarvan biografische gegevens zijn weergegeven in band twee. Het is een indrukwekkend boek geworden, veel meer dan een 'Auswertung von Knod'. De auteur heeft bergen werk verzet, die duidelijk zichtbaar zijn in de grote hoeveelheid aanvullingen die hij heeft gevonden op de traditionele bronnen (Acta en de libri secrett) in de memoriali (notariele protocollen, waarin transacties van boven de twintig solidi moesten worden opgetekend) en andere aanvullende bronnen. Deze verrijken het beeld dat wij van de Duitse studenten in Bologna hebben - aileen al door het kwantitatieve aspect, met name voor de periode 1265-1325- zeer. Dat geldt in het bijzonder voor het gedeelte over de boeken, door studenten aangeschaft en verkocht. Zijn grondige bestudering van de memoriali heeft een massa interessante gegevens naar boven gebracht. Het geeft een goede indruk van de boekhandel en welke rol de studenten daarin speelden. Duidelijk komt naar voren dat het verre van goedkoop was om boeken aan te schaffen. Toch zijn er wel een aantal punten van kritiek naar voren te brengen. De grondigheid waarmee de auteur de bronnensituatie alsook de algemene geschiedenis en werking van het Bolognese studium behandelt, staat niet in verhouding tot de uitwerking van zijn prosopografische gegevens. Eigenlijk is dit geen verwijt aan de auteur. Hier wreekt zich het feit dat hij zo'n grote populatie bestudee.rt afkomstig uit een zeer groot gebied dat gekenmerkt wordt door een grote verscheidenheid; dit bovendien voor een periode dat de bronnen verhoudingsgewijs schaars en verspreid zijn. (Zo ontbreken in het stuk over geleerde raadslieden aan vorstelijke en landsheerlijke hoven - Schmutz telde er 48 in totaal - voor de Noordelijke Nederlanden alleen 5 raadheren: 4 in Gelre, 1 38 Nieuwe publicaties I Publications n\centes in Holland) Hij is dan ook echt op zoek naar de zeer grote lijn. Met name het hoofdstuk over de geografische herkomst is in vee! te grote lijnen geschetst. Nadere aandacht voor een aantal regio's zou hier een heel ander, genuanceerder beeld naar voren gebracht kunnen hebben. lets dergelijks geldt voor het stuk over de sociale achtergrond van de studenten. Voor het gedeelte dat hij heeft weten te identificeren (21.2%) geldt inderdaad dat zij in meerderheid afkomstig zijn uit de adel. De auteur schetst een beeld dat van Bologna een zeer adellijk bolwerk maakt. Dat is gerechtvaardigd in vergelijking met veel andere studia. Toch kan men zich afvragen of het niet iets teveel wordt aangezet. Het aandeel dat niet ge1dentificeerd kon worden zal veelal gezocht moeten worden onder die milieus die in zijn beschouwing nu relatief buiten schot blijven. Zo zal het aandeel van studenten uit de hogere burgerij en het patriciaat toch veel hoger gelegen hebben dan men op basis van Schmutz' verhandeling zal vermoeden. Deze studenten zijn echter voor deze vroege periode nu eenmaal moeilijk te vatten (onder andere vanwege het ontbreken van familienamen). Het sterk gestructureerde 'Duitse' perspectief van typen en dergelijke geeft het geheel een weinig flexibel karakter. Zijn behandeling van het ondenverp heeft een nogal statisch en schematisch karakter. Tussen 1265 en 1425 is er nogal wat gebeurd, met name in de ontwikkeling van de rechtsgang in de verschillende instellingen van Kerk en Staat, en hoewel deze aan bod komen is het over het geheel ietwat mager. Een veel scherpere focus op de ontwikkeling over tijd zou ook hier een aantal verschijnselen naar voren hebben kunnen halen die nu onderbelicht blijven. Wellicht hadden een of twee case studies voor een nauwer omschreven geografisch gebied voor veel van deze punten van kritiek een oplossing kunnen brengen. Over de conclusies, met name waar het gaat om de rol van Bologna in processen van sociale mobiliteit en carriereperspectief alsmede haar betekenis ten opzichte van andere universiteiten, is het laatste woord dan ook zeker nog niet gesproken. Dit doet echter niets af aan het feit dat Schmutz een prestatie van formaat heeft geleverd. Zonder twijfel is dit het meest grondige algemene werk met betrekking tot het bezoek van 'Duitse' studenten aan Bologna en aileen al de schat aan persoonsgegevens biedt een goede basis voor nader onderzoek, dat wellicht op kleinere schaal zou moeten plaatsvinden. (Ad Tervoort) Nieuwe publicaties I Publications n\centes ------39

J.A.H. Bots e.a. (red.), Het Gelderse Athene. Bijdragen tot de geschiedenis van de Gelderse universiteit in Harderwijk {1648-1811} (Hilversum, Verloren, 2000). 251 p., gei:l., ISBN 90-6550-092-8, HFL. 46,28.

De bundel is het rneer wetenschappelijke uitvloeisel van een tweedaags congres over de geschiedenis van de universiteit te Harderwijk. Eerder verscheen een boek dat meer gericht was op een iets groter publiek (L. Mulder en W. Frijhoff, Een onderschatte uni·versiteit. 350 jaar Gelderse Academie in Harderwijk (Harderwijk 1998)). Hoewel de afzonderlijke bijdragen onderling nogal verschillen in ornvang en kwaliteit en er enkele dubbele passages voorkomen, is de bundel als geheel zeer geslaagd te noemen. Hi) pretendeert niet het definitieve boek over Harderwijk te zijn, maar vele verschillende aspecten worden in detail behandeld en deze moderne universiteitsgeschiedenis is veel meer dan een pure instellingsgeschiedenis. Dat wordt onmiddellijk duidelijk in de overtuigende bijdrage van Frijhoff, die de instelling in haar verscheidene aspecten in breder nationaal perspectief plaatst. De relatie stad-universiteit kornt in een volgende bijdrage van Duinkerken eveneens aan bod, al is die wel wat rnager te noemen. Verdere relati~s met 'buiten' worden ook in het artikel over de universiteit in de patriottentijd van Evers en Jansen behandeld. Steeds kornt duidelijk naar voren met welke problemen de Gelderse academic te maken had. Een van deze problemen, de naijver tussen de verschillende kwartieren in Gelre, komt nader aan de orde in het stuk over de relatie tussen Nijmegen en de universiteit in Harderwijk door Van Meerkerk. Het (moeilijke) functioneren van de academic komt dus in de verschillende bijdragen ruim aan bod. Ook de bijdrage van Bots over de professoren en het benoemingsbeleid van de Gelderse curatoren geeft hiervan een goed beeld. In de bijdragen van Krop, Van Lieburg en Van Sluis komt het onderwijs in de artes en de theologie nader aan de orde, onder rneer aan de hand van het gedachtegoed van een aantal hoogleraren. Ook de universiteitsbibliotheek wordt door Lankhorst voor het voetlicht gebracht. Het is daarom ietwat jammer dat aan het onderwijs binnen de faculteiten der rechten en medicijnen geen afzonderlijke bijdragen zijn besteed die het beeld van de universiteit verder zouden kunnen completeren. Het professorencorps is met een aparte bijdrage en mime aandacht in de andere stukken volop onder de aandacht gebracht. Hoewel de studenten in de meeste bijdragen de revue passeren (met name in de artikelen van Frijhoff en Van Lieburg), was het misschien goed geweest een iets uitgebreider overzicht apart aan de studenten te wijden. 40 Nieuwe publicaties I Publications n\centes

Een drietal zeer nuttige appendices is toegevoegd. Allereerst is er een alfabetische lijst van hoogleraren door Frijhoff en Mak. Door dezelfde contribuenten is een thematische bibliografie met betrekking tot de Harderwijkse universiteit opgesteld. In de inleiding staat abusievelijk dat er een lijst van publicaties van de hoogleraren die van 1600 tot 1818 in Harderwijk werkzaam zijn geweest is opgesteld. Dat is niet het geval. Het betreft publicaties met betrekking tot en over de hoogleraren. Tot slot is ook nog een verslag over het financiele wel en wee van de universiteit door Peeneman. Een fraaie, verzorgde bundel derhalve, die een goed beeld geeft van verschillende aspecten van een universiteit die in het verleden vaak een slechte pers heeft gekregen. De auteurs slagen er goed in dit beeld te nuanceren en bij te stellen waar nodig. (Ad Tervoort)

Harro Maat, Science Cultivating Practice. A History ofAgricultural Science in the Netherlands and its Colonies (Proefschrift Wageningen, 2001). 302 p. ISBN 90- 5808-3594.

De rode draad die door dit proefschrift loopt is de ontwikkeling van de landbouwwetenschap in relatie tot de landbouwpraktijk in Nederland en zijn voormalige kolonien. De formele grenzen van het onderzoek worden gevormd door de stichting van de Rijkslandbouwschool (nu Wageningen Universiteit en Research Centre) in 1863 en de formele gelijkstelling van de Landbouwhogeschool met andere universitaire instellingen in 1986. De auteur beperkt zich echter niet tot deze jaren. Ook gaat hij uitgebreid in op de voorgeschiedenis van de stichting en de wijze waarop in de negentiende eeuw overheid, wetenschappers en mensen uit de landbouwpraktijk vanuit een gedeelde bezorgdheid vorm probeerden te geven aan een landbouwwetenschap (hoofdstuk 2). Ook gaat hij in een postscriptum in op de recente ontwikkelingen na 1986. Op verschillende wijzen wordt de problematiek behandeld. Verschillende thema's passeren de revue in de overige hoofdstukken. Met behulp van de hoofdthema's onderzoek en onderwijs alsmede een aantal case studies die daar direct op aansluiten onderbouwt de auteur de centrale conclusie van het proefschrift dat de afstand tussen de landbouwwetenschap aan de ene kant en de praktijk in de loop der jaren groter is geworden. Nieuwe publicaties I Publications recemes 41

Aan de hand van een beschrijving van zowel onderzoek als onderwijs aan de Landbouwhogeschool laat de auteur zien dat de vraag naar wat Landbouwwetenschap nu precies is en op welke wijze die vorm moest krijgen niet werd beslist op principiele gronden, maar dat zij eerder werd bepaald door een langdurig proces van onderhandeling over organisatie van onderzoek en onderwijs. Een van de belangrijkste factoren in deze ontwikkeling was de wens van een toenemend aantal stafleden van de Landbouwhogeschool om haar erkend te laten worden als academische instelling waar puur wetenschappelijk onderzoek een hoofdrol speelt; dit in tegenstelling tot die school die grotere nadruk wilde leggen op integratie van onderzoek met de landbouwpraktijk van alledag. Ook signaleert de auteur welke rol de speciale relatie met de overheid - i.e. het Ministerie van Landbouw - heeft gespeeld in de ontwikkeling van de landbouwwetenschap. Voorts wordt duidelijk dat ook de natuurlijke en materiele omstandigheden - Nederland vergeleken met Nederlands-Indie - bepalend kunnen zijn voor het karakter van de landbouwwetenschap. Dit proefschrift schetst tevens de grenzen van landbouwwetenschap waar het directe invloed op de praktijk betreft. Case studies met betrekking tot de voormalige Nederlandse kolonien in Nederlands-Indie en Suriname toonden aan dat ondanks de goede bedoelingen de wetenschap bijna niet in staat is gebleken een sterk stempel te drukken op de landbouwpraktijk. De specifieke invalshoek en vraagstelling van de auteur maakt dat deze soepel geschreven dissertatie een welkome aanvulling is op de in 1993 verschenen kloeke delen van J. van der Haar en J.A. Faber, De geschiedenis van de Landbouwuniversiteit Wageningen, 3 dln. (Wageningen 1993). Slechts enkele kleine kanttekeningen: voor een eventuele volgende editie verdient het aanbeveling het Engels - dat niet altijd foutloos is - nog eens te laten nakijken. Dat geldt eveneens voor de index, die nogal summier is en waar begrippen alsmede persoons- en plaatsnamen nogal eens ontbreken. Hoewel het strikt genomen grotendeels buiten het onderzoeksterrein valt, wekt de totale afwezigheid van het Landbouwbeleid van de EG/EU wat bevreemding op, temeer daar de auteur met name in de conclusie nader ingaat op recente ontwikkelingen als privatisering en milieuvraagstukken met betrekking tot landbouw(wetenschap). (Ad Tervoort) 42 ------Nieuwe publicaties I Publications recentes

Bruwier, Marie-Cecile, L 'Eg;ypte vue par les Occidentaux dans les collections de l'Universite de -Hainaut. Avant propos par M.-Th. Isaac et R. Plisnier (Mons: Universite de Mons-Hainaut, 2000) 197 pages.

L'exposition commence avec le voyage d'un Montois du XVe siecle, Georges Lhengerand, mayeur de Mons, et se termine par le voyage d'une Montoise du XIXe siecle, Juliette de Robersart. Cinquante ouvrages sont minutieusement commentes. Le but est de montrer les diverses approches de l'Egypte tentees par les Occidentaux, les visions qu'ils nous ont transmises et !'evolution de leur regard atravers leurs ecrits et dessins. Ala Renaissance, savants et erudits europeens se tournent vers l'Egypte, mais les pelerins sont toujours nombreux, la vallee du Nil est en effet avant tout une terre riche en souvenirs bibliques. Des le milieu du XVIIe siecle, les contacts se multiplient entre !'Orient et !'Occident: ambassades, missions commerciales. L'egyptologie est dominee par la personnalite d'Athanase Kircher. Au XVIIIe siecle, l'Egypte est de plus en plus presente dans Ia culture sous de multiples formes. L'extr&me fin du XVIIIe siecle et le debut du XIXe est l'epoque de la fameuse expedition de Bonaparte qui eut l'idee de s'entourer de 167 savants et artistes. Ce sont eux qui au fil du temps ont transforme le desastre d'Aboukir. Enfin, la contribution de Jean-Fran9ois Champollion est egalement mise en valeur au point de vue tant philologique qu'artistique. · (Brigitte Van Tiggelen)

Jan Roegiers & Ignace Vandevivere (red.), Leuven / Louvain-la-Neuve. Kennis maken (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2001) 247 p., ill., ISBN 90 5867 147 X. Jan Roegiers & Ignace Vandevivere (red.), Leuven / Louvain.fa-Neuve. Aller Retour (Leuven: Presses Universitaires de Louvain, 2001) 247 p., ill., ISBN 90 5867 148 8.

Begeleidend boek bij het dubbele tentoonstellingsparcours Leuven I Louvain-la­ Neuve Aller Retour - Kennis Maken - Town and Gown, waarmee de K.U.Leuven en de Universite Catholique de Louvain hun gezamenlijke 575ste ve:rjaardag vieren (zie ook verder in deze Nieuwsbrie~. Het boek verscheen met dezelfde tekst en illustraties in het Nederlands en het Frans. Hierna volgt een overzicht van de inhoud in het Nederlands: Nieuwe publicaties I Publications recentes ------43

Het begin Marc Nelissen, Fundatio. De stichting van de Oude Universiteit Naar binnen I Naar buiten Jan Roegiers, Stad en Universiteit Jean Remy, Louvain-fa .. Neuve, symbiose tussen Universiteit en Stad? Mark Derez & Luc Francis Genicot, Sapientia aedificavit sibi domum. De Universiteitshal Claude Bruneel & Luc Courtois, Het ambt van de rector Jan Roegiers, Leuven en Rome: zes eeuwen Functies: Onderwijs I Onderzoek I Dienst aan de gemeenschap Claude Bruneel & Paul Servais, De evolutie van pedagogie en onderwijs Jan Papy, Erasmus en het humanisme in Leuven Geert Vanpaemel & Brigitte Van Tiggelen, Financiering van wetenschappelijk onderzoek Geert Vanpaemel, Natuurwetenschappen in Leuven Chris Coppens, De Universiteitsbibliotheek Bernard Van den Driessche, De 'musea' van de Leuvense universiteiten Ignace Vandevivere, Het museum van Louvain-la-Neuve: een dialoog tussen universiteit en stad Marc Nelissen & Anne Verbrugge, Met applaudissement van aile de werelt. De Leuvense universiteit en Spoelberch AHedaags I Feest Claude Bruneel, De 'Primus' Lieve Gevers & Louis Vos, Vlaamse en Waalse studentenbeweging in Leuven (1836-2000) Roland Renson & Pascal Delheye, Universiteit, gezondheid en sport Norbert Iterbeke, Fons Sapientiae. De tumultueuze intrede van Fonske in Leuven Charles-Henri Nyns, Die dekselse 'pave sacre' van Louvain-la-Neuve Uitstraling I Eigenheid Tom Verschaffel, Godsdienst, Vaderland, Vrijheid en wetenschap. De historische zelfrepresentatie van de Leuvense Universiteit (1859-1935) Jean-Luc Vellut, Afrika aan de horizon van de Katholieke Universiteit Leuven (l

Rudolf Reszohazy, Brief aan een Franse collega die niet begrijpt hoe men katholiek kanzijn

Veronique Fillieux & Frans;oise Hiraux, avec la collaboration de Cecile Derycke et Frans;oise Mirguet, sous la direction de Paul Servais, La recherche, passions, pratiques, parcours. La communaute scientifique a l'UCL depuis 1834. Catalogue realise al'occasion de l'exposition au Forum des Balles, aLouvain-la-Neuve, du 8 au 21 mars 2001 (Louvain-la-Neuve: Archives de l'Universite catholique de Louvain, 2001) 304 p., ill.

Introduction Jean Dhombres, L 'Universite asa propre recherche

Les horizons Le projet scientifique Claude Troisfontaines, Le projet scientifique comme rapport au monde Frans;oise Hiraux, La recherche, ideal universitaire Xavier Rousseaux, Le projet scientifique comme demande politique, sociale et economique Robert Steichen, Le projet scientifique comme ideal humaniste? De la pensee aLa recherche Veronique Fillieux, Aperru de la recherche scientifique a l'Univeriste de Louvain Les fondements de fa recherche Jean Ladriere, La recherche, chemin de verite?

Les pratiques Les modeles Isabelle Draelants, Coup d 'oeil sur Ia formation de base et La recherche . internationale en Allemagne Philippe De Ville, Une histoire americaine Les lieux Luc Waterkeyn, La vie d'un laboratoire Jean Germain, La reserve precieuse, ressource meconnue Bertrand Bouckaert, A Neale de La rigueur: les manuscrits de Husser! a Louvain-la-Neuve Nieuwe publicaties I Publications recentes ------45

Les techniques; les infrastructures logistiques Michael Singleton, L 'anthropologue et son terrain Genevieve Aubert, Entre microscopie et photographie, l'Universite de Louvain decouvre Ia photomicrographie Les equipes Jean-Marie Gillis, La constitution d'une equipe de recherche au Departement de physiologie La vie du chercheur Xavier Seron, Temoignage Les sejours de recherche Dominique Lambert, Dans les bans lieux au bon moment: les premiers sejours de recherche de Georges Lemaztre La discussion scientifique Jean-Franr;:ois Stoffel, De !'interet historique et philosophique des correspondances scientifiques La communication scientifique Michel Dorban, Que sera it La recherche sans sa communication? Le couple enseignementlrecherche Guy J ucquois, Mariage de raison ou mariage d 'amour? Les collaborations et projets collectifs Claire Demain Le financement Camille Focant, Evolution du financement del' UCL Michel W oitrin, Le financement de la recherche: Un temoignage personnel Les liaisons entre universite- recherche- economie et societe Jean-Jacques Haxhe, La recherche clinique aux Cliniques universitaires de l'UCL: 1950-2000 Paul Olbrechts, La recherche en mouvement, d'une approche historico­ institutionelle a l'autonomisation: la recherche en sciences economiques a l'IRES {1928-2000} Zooms sur l'histoire louvaniste de la recherche Emmanuel T ourpe, Le projet neothomiste Claude Soetens, La Revue d'histoire ecclesiastique, une centenaire qui se porte bien , A la recherche de l 'Orient , Le cyclotron

Franr;:oise Hiraux, Le parcours de !'exposition 46 Nieuwe publicaties I Publications nkentes

Dr. Jaap Willems (red.), Levend onderzoek aan de Vrije Universiteit, Historische Reeks VU 3 (Zoetermeer, Meinema, 2000) 170 p., geil, ISBN 90-211-3811-5.

Dit derde deel in de Historische Reeks VU verscheen ter gelegenheid van het 50-· jarig bestaan van de (ooit subfaculteit) Faculteit der Biologie aan de Vrije Universiteit. In een aantal naar aard en lengte verschillende bijdragen worden de geschiedenis en ontwikkeling van maar tach vooral ook de huidige stand van zaken in de Faculteit belicht. In een tweetal terugblikken, de eerste vooral anekdotisch, de tweede iets meer systematisch, worden persoonlijke herinneringen van een oud-student/stafleden en een oud-hoogleraar gepresenteerd. In een tweede bijdrage geeft redacteur Willems een wat meer feitelijk overzicht van de ontwikkelingen binnen de biologie aan de VU, waarbij ook aan verschillende maatschappelijke aspecten aandacht wordt besteed. Rianne Lindhout zet vervolgens in twaalf portretten van verschillende onderzoekers op basis van interviews een flink aantal onderzoeksspecialismen nog eens op een rijtje. De relatie biologie - maatschappij wordt door Jaap Willems in een volgend stuk nog eens extra aangestipt. Een bijlage met foto's van de hoogleraren van de faculteit sluit deze bundel af. Het is een echt gedenkboekje geworden, waarvan men een aardige indruk krijgt wat voor onderzoek er gedaan wordt binnen de Faculteit. De geschiedenis is hierbij vooral als achtergrond genomen om de huidige situatie en recente ontwikkelingen nader voor het voetlicht te brengen. (Ad Tervoort)

Uni·versitas. Newsletter of the International Centre for the History of Universities and Science, 13, December 2000.

Inhoud: Maurizio Mamiani, Newton and the Baroque' 'The Age that doesn't age'. Paola Bertucci on Roy Porter, Enlightenment. Britain and the Creation ofthe Modem World, London, The Penguin Press, 2000. 'Scientific objects in history'. Giuliano Pancaldi on Lorraine Daston (ed.), Biographies of scientific objects, Chicago and London, The University of Chicago Press, 2000. "Il mondo in ordine". The scientific image of the world (16th-18th centuries) seen through the museums, collections, and laboratories of Bologna (exhibition at Palazzo Poggi) Nieuwe publicaties I Publications n\centes ------47

The Museum of the Ninth Centenary of the University of Bologna.

Universitas wordt uitgegeven door het CIS (International Centre for the History of Universities and Science: Universiteit van Bologna, via Zamboni 38, I-40126 Bologna) en kan op verzoek gratis worden toegestuurd. Ook kan men deze nieuwsbrief als pdf-file downloaden van: http: I /cis. alma. unibo. it/ NewsLetter/Nw122000.pdf

Nieuw Tijdschrift: ]aarboek voor de Geschiedenis van Opvoeding en Onderwijs Uitgegeven door de Belgisch Nederlandse Vereniging voor opvoeding en Onderwijs in samenwerking met Koninklijke Van Gorcum BV.

DeBNVGOO Landelijke verenigingen voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs gaven in de afgelopen decennia een impuls aan het verschijnen van een hele reeks tijdschriften op dit gebied. Ook in de Lage Landen kwam een dergelijke vereniging tot stand: de Belgisch Nederlandse Vereniging voor Opvoeding en Onderijs. Zij bevordert historisch onderzoek op het gebied van opvoeding en onderwijs in beide Ianden. Aan haar activiteiten voegt de Vereniging thans het ]aarboek voor de Geschiedenis van Opvoeding en Onderwijs toe. Daarin verschijnen de lezingen van de BNVGOO-congressen, alsmede andere, voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs belangwekkende artikelen. De vereniging hoopt op deze wijze de onderwijs- en opvoedingsgeschiedenis in de Lage Landen te stimuleren.

Jaarboek 2000 In het eerste ]aarboek van de BNVGOO staat historisch-pedagogisch onderzoek naar sekse centraal. De bijdragen komen voort uit een in 1999 gehouden cor1gres over 'Genderconcepties en pedagogische praktijken'. Met bijdragen van Greddy Huisman over gouvernantes in Nederland (1800-1940), Hans van Crombrugge over de Zweedse pedagoge Ellen Key en de pedagogische traditie, Leendert Groenendijk over 17e-eeuwse opvattingen over vaderschap bij Nederlandse gereformeerden, An Hermans en Ann Verheyen over verschuivende waardering voor kinderopvang in Belgie rond de Eerste Wereldoorlog, Annemieke van Drenth over de meisjesbeschermingsactiviteiten. In twee historiografische bijdragen brengen Mineke van Essen (voor Nederland) en An Hermans (voor 48 Nieuwe publicaties I Publications recentes

Belgie) het historisch-pedagogisch onderzoek naar sekse tussen 1980 en 2000 in kaart (met een uitgebreide bibliografie).

]aarboek 2001 en]aarboek 2002 Het ]aarboek 2001 bevat de lezingen van het Brusselse congres over Decroly, evenals artikelen over andere, voor ontwikkelingen in de Lage Landen belangrijke pedagogische vernieuwers. In het ]aarboek 2002 worden de voordrachten opgenomen van het op 17 en 18 oktober 2001 in Utrecht te houden congres over 'Twee eeuwen onderwijs en de zorg van de Staat'. 49

Lezingen en congressen I Conferences et congres

Verslag Studiedag Vrouwen en Wetenschap II 18 mei 2001

Op vrijdag 18 mei had de tweede studiedag over Vrouwen en Wetenschap, georganiseerd door Studium Generale en de W erkgroep U niversiteits­ geschiedenis, plaats in Gent. De idee voor deze studiedagen ontstond uit de vaststelling dat vandaag nog steeds een enorm contrast bestaat tussen de grote aantallen meisjesstudenten en het zeer geringe aantal vrouwen dat uiteindelijk hoogleraar wordt. Op deze studiedagen wilden we die problematiek in een historische context plaatsen. Een diachronisch overzicht zou immers op steeds weerkerende en dus essentiele elementen kunnen wijzen. De meeste studies richten zich immers vooral op de 19de- en 20ste-eeuwse ontwikkelingen, terwijl het onderzoek naar geleerde vrouwen in het Ancien Regime nog in de kinderschoenen staat. Op deze studiedagen stonden de volgende vragen centraal. Welke kansen hadden vrouwen op hoger onderwijs? Konden ze doordringen tot universitaire instellingen en academies? Welke vrouwen konden dit? Wie waren ze en hoe kregen ze het voor elkaar? Even belangrijk leek de vraag naar het beeld van geleerde vrouwen bij tijdgenoten, mannen en vrouwen, en naar hun opvattingen over de verstandelijke vermogens van vrouwen in het algemeen. De eerste dag vond plaats op 8 december 2000 aan de VU in Amsterdam. Daar besprak ikzelf de legendes over middeleeuwse docentes te Bologna. Inge de Wilde en Nelleke Noordervliet brachten een fictieve briefwisseling tussen Aletta Jacobs en Belle van Zuylen. Mineke Bosch bekeek de actuele problemen waarmee vrouwen nog steeds te maken krijgen bij het doordringen in de academische wereld. 1 Terwijl er op de eerste dag een enorme sprong werd gemaakt van de middeleeuwen naar de late 19de en 20ste eeuw, werd op de tweede dag de hele tussentijdse periode stapsgewijze behandeld, van de Renaissance tot de vroege 20ste eeuw. Na een inleiding van Hilde De Ridder-Symoens die de uitgangsidee voor deze dag schetste, sprak als eerste Toon van Houdt van de K.U.Leuven. Hij stelde ons een herinterpretatie voor van de bekende dialoog van Erasmus tussen de geleerde vrouw Magdalia en de ietwat domme en conservatieve abt Antronius. Erasmus laat Magdalia de idee verdedigen dat vrouwen geschikt

1 Voor een bespreking van die eerste studiedag zie de vorige Nieuwsbrief Universiteits­ geschiedenis, 2000, 2, pp.l0-13. 50 Lezingen en congressen I Confhences et congres waren te studeren. Uit ander werk van dezelfde Erasmus blijkt dat hij de bestaande huwelijksmoraal toch niet in twijfel trok. Magdalia was een gelukkig getrouwde vrouw die enkel in huiselijke kring en met de toestemming van haar echtgenoot Latijnse werken las. Het hoofddoel van Erasmus leek dus zijn tijdgenoten te overtuigen dat de studie vrouwen geen slechtere huisvrouwen en moeders zou maken. Meer dan boeiend is de aandacht die T oon van Houclt vestigde op de gevolgen die Erasmus zag van de domheid van monniken als abt Antronius. Als domme, conservatieve mannen hun houding niet veranderen, zou het niet verwonderlijk en hun eigen fout zijn dat straks vrouwen geleerder werden dan zij, dat vrouwen de scholen zouden gaan leiden, enz. De geleerde vrouw en de gynaecocratie dus als doembeeld, als afschrikwekkend toekomstbeeld eerder dan als reeel feministisch perspectief. Barbara Bulckaert, verbonden aan de VUBrussel, bracht ons naar de 17de eeuw, naar de persoon van Anna Maria van Schurman, het beste en - door haar uitzonderlijkheid - het slechtste voorbeeld van een geleerde vrouw. Samen met haar broers genoot ze thuisonderwijs van prive-leraars en vooral haar vader leek een grote bijdrage in haar uitgebreide opleiding te hebben geleverd. Interessant was de grote nadruk die Barbara Bulckaert legde op de autodidactie, veruit de enige mogelijkheid voor vrouwen om een hoge graad van kennis te behalen. De rol van haar vader en andere mentoren is ook niet te onderschatten bij de contacten van Van Schurman met de buitenwereld, nieuwe mentoren en correspondenten. Uit de vrij talrijk bewaarde brieven kan men de verschillende netwerken reconstrueren waarmee ze verbonden was. Er waren gemengde netwerken en uitsluitend vrouwelijke netwerken. Die laatste hadden een enorme sociale functie vermits correspondentie een van de weinige middelen was waarmee geleerde vrouwen contact konden houden met de buitenwereld. Vooral haar briefwisseling met Rivet geeft een beeld van Schurman's ideeen over het recht op studeren voor vrouwen. Hier en in haar latere Dissertatio verdedigt ze de idee dat vrouwen dezelfde verstandelijke vermogens hebben als mannen en dezelfde kansen op onderwijs moeten krijgen. Toch zegt ook zij dat vooral vrouwen die geen al te grote huishoudelijke verplichtingen en dus vee! vrije tijd hebben, kunnen studeren. Was dit een terugkrabbelen, zoals het zo vaak ge'interpreteerd is, of enkel een realistische vaststelling? Geert Vanpaemel, verbonden aan de KUNijmegen en aan de K.U.Leuven maakte dan de overgang naar de 18de en 19de eeuw. Hij schetste ons de vrij grote interesse die blijkbaar bij vrouwen in de 18de eeuw voor natuurwetenschappen bestond. Dit blijkt uit hun actieve participatie bij experimenten en hun aanwezigheid bij talrijke openbare lezingen, waarvoor voorkennis nauwelijks vereist was. In de 19de eeuw lijkt de deelname van Lezingen en congressen I Conferences et congres 51 vrouwen aan wetenschap relatief gezien sterk te zijn afgenomen en de weerstand van mannen tegen een dergelijke deelname te zijn verhoogd. Nieuw is dat. Geert Vanpaemel de verklaringen hiervoor niet zozeer zoekt in een grotere opsluiting van vrouwen in de prive-sfeer en een uitsluiting uit de opleidingen. Die verklaringen vindt hij niet afdoende omdat een groot dee! van het onderzoek ook in de 19de eeuw nog in de prive-sfeer gebeurde en omdat de universitaire opleidingen in de natuurwetenschappen nog niet altijd zeer goed uitgebouwd waren. Hij zoekt de verklaringen daarentegen wel in de interne ontwikkelingen en de professionalisering van de natuurwetenschappen zelf. In de 18de eeuw waren natuurwetenschappen nog vrij nieuw en toegankelijk voor iedereen. Waarnemingen van zichtbare natuurverschijnselen konden met eenvoudige experimenten zowat overal worden uitgevoerd. De 19de-eeuwse wetenschap daarentegen, zal doordat ze meer onzichtbare verschijnselen begint te bestuderen steeds moeilijkere experimenten en uitgebouwde laboratoria vereisen. De toelating tot universitaire instellingen wordt dus noodzakelijker om aan wetenschap te doen. Bovendien krijgt de wetenschap een systematischer en positivistischer karakter. De ideale wetenschapper moet zich baseren op de rede. Dit profiel strookte niet meer met het gangbare psychologische profiel van de "intui:tieve, met de natuur verbonden vrouw", maar wel met dat van de "redelijke man", een beeld dat vanaf de late 18de eeuw steeds meer door mannen en vrouwen ge"interioriseerd werd. Na een verkwikkende lunch die ons werd aangeboden door de vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis van de U niversiteit Gent werd in de namiddag de stap gezet naar de late 19de eeuw. Kaat Wils van de K.U.Leuven had het over de visie van artsen op lichaam en geest van de vrouw, dit aan de hand van de studie van een Luiks artsentijdschrift, Le Scalpel. De ontwikkeling van de reproductieve biologie zorgde ervoor dat vrouwen en mannen steeds meer apart bestudeerd werden en dat ziektes ook steeds meer aan een van de twee seksen werden gekoppeld. De biologische constitutie van de vrouw bepaalde volgens de meeste artsen haar psychologie in steeds sterkere mate. Haar biologie bepaalde ook haar sociale missie: het moederschap. Die biologische conditie vormde ook een van de belangrijkste argumenten tegen de toegang van vrouwen tot de opleiding van arts. Haar zwakke gestel maakte haar bijzonder ongeschikt buitenshuis zware beroepen uit te oefenen. Bovendien zouden werkende vrouwen slechtere moeders zijn. In de jaren 1880, toen het recht geneeskunde te studeren aan vrouwen werd toegekend, veranderde het discours toch. Dat vrouwen geneeskunde, en vooral hygiene, zouden studeren, werd gezien als een stimulans voor de verbetering van het ras: de kennis van de biologie en hygiene zou hen toelaten hun kinderen beter te verzorgen en de juiste partnerkeuze te 52 Lezingen en congressen I Conferences et congres maken. Kortom de sociale missie van vrouwen, betere, "professionele" moeders te worden, werd explicieter. Hierop sloot de lezing van Inge de Wilde van de Rijksuniversiteit Groningen zeer mooi aan. Zij vroeg zich af of de Groningse filosoof en psycholoog Gerard Heymans (1857-1930) een seksist of een feminist was geweest. Inge de Wilde leek geneigd in het voordeel van het laatste antwoord te pleiten. In verhouding tot zijn tijdgenoten kende hij weinig gewicht toe aan aangeboren eigenschappen en biologische constitutie bij de ontwikkeling van de psyche. Het karakter werd grotendeels door opvoeding en sociale omgeving bepaald. Na een grootschalige enquete bij artsen concludeerde hij dat er geen absolute verschillen waren tussen de karakters van mannen en vrouwen, wel graduele. Belangrijk is, zeker in zijn tijd, dat hij geen verschil in intelligentie zag tussen de twee seksen en de intellectuele capaciteiten van vrouwen en hun geschiktheid tot studie verdedigde. Hij liet zo ruimte voor de verandering van de maatschappelijke positie van vrouwen. Vrouwen en mannen zouden van elkaar kunnen leren en wederzijdse karaktertrekken overnemen, om zo dichter tot een ideaal mensbeeld te komen. Toch moet dit positieve beeld ook sterk genuanceerd worden. Heymans bleef ook een kind van zijn tijd. Zo vond hij vrouwen toch beter geschikt voor het werk in het gezin en de verzorging. Ook ontkwam hij er in zijn onderzoek niet altijd aan om mannelijke kwaliteiten als norm te hanteren. In onderzoek naar de geschiktheid van vrouwen om te studeren baseerde hij zich op de antwoorden van vooraanstaande professoren ook als die meningen niet strookten met wat hij eerder in "Die Psychologie" had verkondigd. Ook ontkende hij zeker niet dat er wei verschillen waren in de hersenen van vrouwen en mannen, hoewel hij de mogelijkheid tot verandering open hield. Het moet gezegd dat hij wel gepoogd heeft rekening te houden met feministische kritiek op zijn onderzoeksmethoden. Als laatste sprak Marjan Schwegman van de Universiteit van Utrecht over de Italiaanse Cesare Lombroso (1835-1909) en zijn dochters, Paola (1871-1954) en Gina (1872-1944). In zijn studies over deviantie en criminaliteit schetste hij een vrij negatief beeld van vrouwen, die grilliger, wreder en ja ook minder gevoelig dan mannen zouden zijn. Door zijn interesse voor deviantie en "uitzonderlijke gevallen" botste dit beeld voor hem blijkbaar niet met de letterkundige en wetenschappelijke activiteiten van zijn dochters. Belangrijk is de nadruk die Marjan Schwegman legde op de wetenschap als familieonderneming. Bij zijn wetenschappelijk onderzoek werkte Cesare Lombroso samen met zijn dochters, en zij zetten later ook zijn werk voort. Dit is een gegeven dat in het algemeen bij de studie van geleerde vrouwen van belang is: zo komen ook de vrouwen in Lezingen en congressen I Conferences et congres 53 beeld, die anders m de schaduw van "beroemde wetenschappers" zouden gebleven zijn.

In haar slotbeschouwing reeg de schrijfster Monika Triest aile lezingen met een rode draad aaneen.

Tijdens de twee studiedagen troffen mij inderdaad heel wat steeds weerkerende elementen. Onoverkomelijk bijna lijkt de moeilijkheid waarmee vrouwen in de publieke sfeer konden doordringen en vooral de nadruk van de meeste mannelijke tijdgenoten op het feit dat vrouwen in de prive-sfeer thuis hoorden. De nadruk op de verzorgende, huishoudelijke taken van de vrouw werd voor een groot deel bepaald door de kennis van haar biologic en nam dus sterk toe in de loop van de moderne tijden. Het beeld van man en vrouw als twee verschillende wezens, met een andere sociale functie is reeds bij enkele geneeskundigen uit de late Renaissance terug te vinden, maar raakt blijkbaar slechts zeer traag algemeen verspreid en wordt pas in de 19de eeuw door de meeste lagen van de bevolking geinterioriseerd. Waarom in de 19de eeuw? De 19de eeuw, die me als medieviste zo perplex laat, lijkt enorm belangrijk te zijn geweest: ontwikkeling van en nadruk op het moederbeeld, "uitsluiting" van vrouwen uit de wetenschap, een groter ontkennen en verzwijgen van verhalen over legendarische en historische geleerde vrouwen. Anderzijds worden, maar pas aan het einde ervan, vrouwen als volwaardige studentes en docentes tot universiteiten toegelaten. Terug naar die prive-sfeer. De beslotenheid van vrouwen daarin heeft anderzijds ook betekend dat vrouwen met vaders, broers of echtgenoten die hun studie op prijs stelden wei vele kansen kregen. Maar geleerde vrouwen bleven voor de meerderheid van de tijdgenoten hoogst uitzonderlijke wezens, nauwelijks vergelijkbaar met hun seksegenoten. De enkele keren dat ze met hun geleerdheid naar buiten konden komen, lijkt dat vooral in functie gestaan te hebben van de familie-eer, het voortzetten van familietradities enz. Net zoals mannelijke geleerden blijkbaar graag met geleerde vrouwen correspondeerden omdat zij daaruit misschien aanzien verworven, lijken families hun geleerde dochters te hebben gepromoot als een middel tot verhoging van de sociale status van de familie, juist omdat hun geleerdheid zo uitzonderlijk was. Wat ook steeds weer opvalt is dat de moeders in deze geleerde families in de schaduw blijven staan. Wie waren ze en welke rollen hebben ze gespeeld: de moeder van Gina en Paola Lombroso, de moeder van Anna Maria van Schurman, de moeder van Margaret Roper, de moeders van de Bolognese docentes? Geleerde vrouwen 54 Lezingen en congressen I Conferences et congri worden bekend als dochter, echtgenote, zus van ... mannen, maar niet al: moeders van . . . vrouwen. W erd het te risk ant misschien als vrouwer rechtstreeks kennis aan vrouwen zouden doorgeven? In de levensverhalen van geleerde vrouwen vinden we ook steeds de nadru1 op kuisheid terug. Een van de ergste gevolgen van vrouwelijke geleerdheid wa: voor velen het risico op het verlies van hun deugdzaamheid. Geert Vanpaeme wees ons crop hoe hoogst verdacht het was wanneer mannen en vrouwen samer experimenten uitvoerden. In dit kader zou het interessant zijn ook het type var de "geleerde prostituee" te bespreken, wat in deze studiedagen ontbrak. Dez< vrees voor promiscu'iteit, maar ook het voorgaande element, de noodzaak aar stimulansen uit familie en omgeving, blijven tot op vandaag, weliswaar ir mindere mate, toch een rol spelen. Een ander vaak terug te vinden element is de vrees voor androgynie. Var middeleeuwse en moderne geleerde vrouwen wordt vaak de afkeer vermeld di( zij voor "vrouwelijke karweien" voelden en dat ze al vroeg in jongensklerer. gekleed gingen. Kaat Wils vertelde ons dat de vrees dat werkende vrouwen hur "typisch vrouwelijke eigenschappen" zouden verliezen een van de belangrijksti argumenten was om hen het recht op de studie (van geneeskunde) te ontzeggen Mannen en vrouwen moesten dus strak, en blijkbaar naar de 19de eeuw toi steeds meer, de maatschappelijk opgelegde functies volgen. De angst voor sociah chaos bij het doorbreken van de gendercategorieen was blijkbam onoverkomelijk. Toch blijven voor mij de fundamentele vragen naar het waarom van dit alle! onbeantwoord. Waarvoor waren die mannen dan toch zo bang? Hangt di1 samen met erfrecht, economische macht en sociale status? Het was een bijzonder boeiende studiedag die heel wat vragen en commentaren heeft opgeroepen teveel om in de beschikbare discussietijd tE bespreken. Het was vooral interessant en bemoedigend te zien dat zo vele onderzoekers met deze onderwerpen bezig zijn en steeds nieuwe hypotheses en vraagstellingen naar voren schuiven. Ze hebben aangetoond hoeveel mogelijkheden nog open liggen voor het onderzoek naar geleerde vrouwen en voor de genderstudies in het algemeen. Ik wens hier aile deelnemers te bedanken voor de nieuwe ideeen die ik er heb opgedaan. Ik ben ervan overtuigd dat er nog boeiende vervolgdagen georganiseerd zullen kunnen worden. Sprekers en organisatoren zijn zo enthousiast over het verloop en inhoud van de twee studiedagen dat beslist is de acten ervan te publiceren. We houden u op de hoogte. (A nuschka De Coster) Lezingen en congressen I Conferences et congres · 55

'Repertorium Academicum '.FAST! Workshop on the construction oflarge university student databases: a First Assessment

In the beginning of 1999 The Scientific Research Network of the Fund for Scientific Research - Flanders, adorned with the name F ASTI, was founded with the objective to elaborate New Tools for University History. One of the prime objectives of this international group of scholars is to be closely involved in the construction and elaboration of large databanks pertaining to university students and teachers. This is an element of recent university historiography that has greatly enriched our knowledge of particularly the social aspect of studia generalia. In order to debate the usefulness of coming to a more uniform structure for databases on university students, F ASTI organised a workshop, entitled "Repertorium Academicum", which was held at the Vrije Universiteit Amsterdam on 30 and 31 March 2001. Specialists from various European countries, historians working with such databases as well as IT-specialists, were invited to present their work on databases and to debate the issue at hand. The presentations and discussions at the workshop gave rise to a number of interesting discussions with regard to the use of databases by university historians. The presence of both university historians and IT-specialists made sure that the debate did not wonder off into a mere listing of desiderata. Signalling the problems and stating the possibilities and limitations made sure that our feet were kept firmly on the ground. Some of the remarks and ideas that came to the fore during our discussions are presented in this brief synthesis of these two days of presentations and debate. At the start, during and after the workshop there was almost general consensus that it would be useful to further explore the possibility of coming to a more general model. The existence of such a structure would facilitate the ever-growing population of researchers that use a database for research into university populations. Every researcher, with or without computer experience, for whatever research purpose with regard to university students should find it fruitful to use such a database structure. The exemplary value and easy accessibility of such a structure should ensure that future researchers don't have to reinvent the wheel again and again. Apart from the fact that this would be counterproductive in terms of the quest for uniformity, there is the very practical issue that the construction of a well-developed database takes time that a researcher could spend researching in stead of addressing what is ultimately a technical question. 56 Lezingen en congressen I Conferences et congrei

The workshop gave a good insight into what is on offer in terms of databases used by university historians today. One conclusion must be that historians certainly have come to better terms with the use of databases than used to be the case. Historians have developed their skills over the years and many sophisticated databases are in use at present. The problems of searching for uniformity in the structure of database models, however, remain the same. For the moment we shall leave aside problems of a specifically historical nature that arise during this type of research (the interpretative level). They shall have to be dealt with, though, at some later stage. Keenly debated was the question - and problems connected with it - on format and structure of databases used to study student populations. Many of the databases that were shown during the workshop showed significant similarities both in their structure and in the contents of the fields used. This at the very least hinted at the possibility of coming to a more general structure for databases that deal with university students. Globally, three types of databases are used by university historians today. These are the following: 1. Source Oriented Database (SOD). The structure of the source almost completely determines the structure of the database. 2. Project Oriented Database (POD). The database is constructed along the lines of the research questions particular to the project for which it is used. 3. Model Oriented Database (MOD). The model (or parts of it) for the database is preconceived, acknowledging that the collection of prosopographical data is not unique to specific projects; only the manipulation by the historian is.

As will be clear from this short description, all three have their advantages and limitations. Though the perfect database does not exist, there seemed to be almost general consensus about the database structure most suited for prosopographical research into large populations of university students: the Model Oriented Database. The relative flexibility of this type of database structure allows it to be used in various research projects of a different nature and would ensure much wider applicability than the other two types. Different versions of a MOD are currently used - indeed several were presented at the workshop - and they give us a good idea what is possible with them. For one, the database will have to be considered and conceived as a meta­ source rather than reflecting the sources used word-perfectly, although most would agree that the incorporation of this exact source information would be highly desirable. Lezingen en congressen I Conferences et congres 57

The structure of the database itself was discussed with some intensity. The communis opinio seems to be that a large flat file is less desirable. In the discussions the creation of a Person Identification File (PIF) would seem a solid base to depart from. Further files/tables more specific to university visits, etc. could be constructed from that base. This has the further advantage that for specific projects other files designed for specific purposes and questions can be attached to such an existing structure. At this stage specific computer programmes do not yet have to come into the picture. It has to be said though that an easily accessible database programme Oike Microsoft Access, for instance) would be preferable, as the structure used should be easily exchanged with other software. A first 'must' is to get the structures and entities right. One outcome of the workshop was that it might be a good idea to form a smaller working group that will examine the criteria for fields within a PIF and further files - specific to university visits - within the database. This should be done on the basis of databases already in existence, on a solid inventarisation and investigation of the potential sources, taking on board the problems they present and by establishing exactly what sort of information for what fields one wishes to extract from the sources. Issues such as standardisation and possible coding should also be addressed. Such a first basic structure should be made readily available to scholars in the field who can comment on it. This will have the advantage that experienced specialists will try and work with it, test it and find out potential flaws and/or omissions. At this stage experimenting with the development of code books related to limited areas in the database is highly desirable. For the moment F ASTI would like to invite the following scholars to join this working group: - S. Baeryswyl M.A. (Bern) - Drs. Bruno Boute (K.U.Leuven) - Prof. dr. H. De Ridder-Symoens (VU Amsterdam and ) - Prof. dr. R.C. Schwinges (Bern) - Dr. A.L. T ervoort (VU Amsterdam) On the basis of this tested basic structure F ASTI could come to a basic model. It was suggested that certification of such a database is a good way to ensure that databases meet certain criteria set by F ASTI. This will have advantages for the future exchange of information from separate databases as well. At this stage it is probably wise to leave the idea of one giant database behind us and investigate the possibilities of bringing together several such databases in a search network, certified and controlled by F ASTI. This will ensure that researchers who wish to use this network can search by name, place of origin, etc. All this will 58 Lezingen en congressen I Conferences et congres hopefully contribute to a more uniform, yet flexible tool for the study of large university populations. (Ad Tervoort)

De Geschiedenis van Theologie en Godsdienstwetenschap aan het Athenaeum Illustre en Universiteit van Amsterdam Amsterdam, 21-22 juni 2001

Donderdag 21 juni (voorzitter Peter van Rooden) Opening door prof. dr. J.J.M. Franse, rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam en tevens voorzitter van de Commissie Geschiedschrijving UvA Prof. dr. M. Heerma van Voss, De studie van de oud-oosterse godsdiensten Prof. dr. Irene Zwiep, Tussen Godgeleerdheid en Letteren - joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam Dr. Hermann Detering, G.A. van den Bergh van Eysinga en de radicale school Mevr. dr. Jopie Siebert-Hommes, De 'Amsterdamse School'

Vrijdag 22 juni (de ochtendsessie werd voorgezeten door dr. S.J. Noorda, voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam, de middagsessie door Peter Jan Knegtmans) Dr. Willem van Asselt, De ont·wikkeling van de remonstrantse theologie in de zeventiende eeuw als dee! van het internationaal calvinisme Dr. Simon Vuyk, 'Stoffen die zoo teer niet zijn en van meer nuttigheid voor 't gemeen '. De opleiding tot predikant aan het seminarium der remonstranten in de eeuw van de Verlichting (1712-183 5) Dr. Peter Jan Knegtmans, !-let Athenaeum Illustre en de predikantenopleiding der remonstranten in de zeventiende en achttiende eeuw Prof. dr. W. Balke, De Amsterdamse theologen rond 1876, voornamelijk W. Moll Dr. Peter van Rooden, De Amsterdamse gemeentepolitiek, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit

De bijdragen zullen in een bundel worden gepubliceerd. Lezingen en congressen I Conferences et congres 59

Exploring electronic records: sharing problems and solutions across the archival and scientific worlds International Council on Archives, Section of University and Research Institution Archives (ICA/SUV) London, Imperial College, September 4th to 7th 2001

The seminar will consist of overview sessions, papers from expert speakers and discussion workshops where participants will develop collaborative solutions with specialists from other sectors. Throughout the seminar, there will be demonstrations of databases and archival electronic access projects.

4 september 2001 Session 1 - Electronic Records from Creation to Retention - Perspectives from Concerned Constituencies - Issues for discussion. Overview Session: the short papers in this session will raise some of the issues common to the archival, scientific and ICT sectors, and will stimulate debate about shared solutions. Expert/Keynote papers: Megan Sniffin-Marinoff (Head MIT Archives and Special Collections), New Ways of Working: Implications for Intellectual Property Ownership Henry Rzepa (Reader Imperial College Department of Chemistry), Data Immortality: Towards a Semantic Web as an Archive Kevin Ashley (Manager University of London Computer Centre), Issues m Retrieval- What is Real and What is Not Discussion Workshops: What do electronic records mean to our work? Mike Marsh (Records Manager Astrazeneca), Pharmaceutical Sector Approach to e-re cords Russell McCaskie (CSIRO Australia), £-records: Scientists, Administrators and Commercial Requirements Professor Dick Kitney (Bagrit Centre, Imperial College), Demonstration of Electronic Patient Records Database

5 september 2001 Session 2 - Co-Creating: Towards a Policy for Satisfaction of each Profession's Needs Co-operation and Competencies - Towards an Understanding ofEach Others Needs -Developing the competencies to meet them. 60 Lezingen en congressen I Conferences et congre:

University College London, School of Library Archive and Information Studies. All Parties Discussion Forum Visits to Archives: One from the following to be selected at registration: Well come Library Contemporary Medical Archives I Royal Society I Royal Institution I Natural History Museum I Royal Society of Arts I National Gallery

6 september 2001 Session 3 - Access and Legislation Access: The Remote User, Current Projects and Web Issues Speakers from archival access projects will discuss and demonstrate them Jonathon Farley (Conservator Royal Botanical Gardens, Kew), Practical Preservation ofElectronic Media Workshop Discussion Groups Legislation and Electronic Record Keeping, A World View. Rosamund Cummings (Records Manager, University College London) The Management of the Data Protection Act in British. Universities: University College, a Case Study. Magnus Gudmundsson (University of Iceland), European Legislation North America and Southern Hemisphere: to be confirmed Panel Discussion to finalise outcomes and conference statement SUV General Meeting

7 september 2001 Session 4 (optional) - Public Record Office, Kew: policies and government initiatives on electronic records Papers relating to policy on electronic records and government initiatives Tour of the Public Record Office I Lunch I Visit to the Botanic Gardens, Kew. A tour can be arranged, or you may visit independently.

Ms Anne Barrett, College Archivist, Imperial College of Science, Technology and Medicine, Room 455, Sherfield Building, London SW7 2AZ, e-mail a.barrett®ic.ac.uk, more info on http://www.lib.ic.ac.uk/archives/ conference.htm Lezingen en congressen I Conferences et congres 61

}znanzierung von Universitat und Wissenschaft in Vergangenheit und Gegenwart Internationale Tagung im Solbadhotel Sigriswil!Bern, Schweiz 19-23 September 2001

Die Tagung wird unterstiitzt durch: Max und Elsa Beer-Brawand-Fonds, Bern; Gesellschaft fiir Universitats- und Wissenschaftsgeschichte (GUW)

Sektion I: Griindung und Finanzierung von Universitaten und Kollegien in Europa bis 1800 Jacques Verger (Paris), Besoins et ressources financieres des universites et colleges, en Angleterre et en France, des origines a1800 Andrea Romano (Messina), Dall'Universita degli Studenti all'Universita degli Studi: modelli di finanziamento delle Universita ita!iane Dr. Christian Hesse (Bern), Pfrunden, Herrschaften und Gebuhren. Zu Moglichkeiten spdtmittelalterlicher Universitatsfinanzierung im Alten Reich Dr. Michal Svatos (Prag), Die Firzanzierung der Prager Universitdt im 14./15. und 16./17. ]ahrhundert. Ein Vergleich Dr. Helga Robinson-Hammerstein (Dublin), Reformation und Universitdts­ finanzierung in Irland und Schottland Dr. Kurt Miihlberger (Wien), Finanzielle Aspekte der Universitatsreformen Ferdinands I in Wien, 152f..J564 Prof. Dr. Rainer A. Muller (Eichstatt), Zur Finanzierung der Kollegien und Hochschulen der Societas ]esu in den deutschen Ordensprovinzen in der Fruhen Neuzeit Prof. Dr. Dr. h. c. Peter Moraw (Giessen), Zusammenfassung/Kommentar

Sektion II: Universitats- und Wissenschaftsfinanzierung im 19./20. Jahrhundert Prof. Dr. Laetitia Boehm (Munchen), Universitatspolitik als Staatsreform im Zeichen von Finanzkrisen: Die Modernisierung der Ludwig-Maximilians­ Universitat Larzdshut-Munchen im fruhen 19. ]ahrhundert Stefan Kriekhaus M.A. (Berlin), Die Entwicklung der universitaren Grossbetriebe (Berlin, Munchen, Leipzig) vom Kaiserreich bis zur fruhen Bundesrepublik Dr. John Dunbabin (Oxford), Trends in the Financing of British Universities in the 19th and 20th centuries Dr. Carl Hammer (Baltimore), Every Tub on Its Own Bottom. Financing Higher Education in the United States, 1638-2000 Prof. Dr. Ditlev Tamm (Kopenhagen), Urziversitatsfinanzierung in den nordischen Landern 62 ------·-- Lezingen en congressen I Conferences et congres

Prof. Dr. Laurent Tissot (Neuchatel), Les universites suisse et les efforts en matiere de recherche et developpement Dr. Andrej Andreev (Moskau), Die Finanzierung der russischen Universitaten. Vom 18. bis ins erste Drittel des 19. ]ahrhunderts Diskussion Prof. Dr. Bernhard vom Brocke (Kassel), Zusammenfassung/Kommentar

Sektion III: Ausseruniversitare Wissenschafts- unci Forschungsfinanzierung, 17.- 20. Jahrhundert Dr. Marie-Jeanne Tits-Dieuaide (Paris), Sur certains aspects du financement de l'Academie des Sciences et de quelques autres institutions scientifiques royales en France so us l 'Ancien Regime PD Dr. Reinhard Heydenreuter (Miinchen), Die Finanzierung der deutschen Akademien im 18. und 19. ]ahrhundert Prof. Dr. Peter Ch. Witt (Hamburg), Zur Finanzierung wissenschaftlicher Gesellschaften (Kaiser Wilhelm Gesellschaft/Max-Planck Gesellschaft) Dr. Hans-Liudger Dienel (Berlin), Industrielles Interesse an der Gross- und Hochschulforschung. Entwicklung eines forschungspolitischen Arguments im 20. ]ahrhundert Dr. Hans Peter Hertig (Bern), Zwischen Wissenschaft und Politik. Probleme staatlicher Forschungsforderung am Beispiel des Schweizerischen Nationalfonds Prof. Dr. Rudiger vom Bruch, Berlin, Zusammenfassung/Kommentar

Sonntag, 23. September 2001 Sektionen I - III : Zusammenfassung , Kommentare - Diskussionen Prof. Dr. Notker Hammerstein (Frankfurt a.M.), Gesamtzusammenfassung/ Kommentar Schlussdiskussion

Tagungsort unci Unterkunft Solbadhotel Sigriswil, CH-3655 Sigriswil, Tel. +41(0)33.252.25.25; Fax: +41(0)33.252.25.00; e-mail: info®solbadhotel. com

Organisatoren: Prof. Rainer C. Schwinges & Dr. Christian Hesse, Historisches Institut, Universitat Bern, Langgassstrasse 49, CH-3000 Bern 9, Tel. +41(0)31.631.80.91/89, Fax +41(0)31.631.44.10, e-mail: rainer. schwinges®hist. unibe. ch, christian. hesse®hist. unibe. ch Lezingen en congressen I Conferences et congres ------63

Sekretariat Bern: Frau Irene Neiger, Historisches Institut, Universitat Bern, Langgassstrasse 49, CH-3000 Bern 9, Tel. +41(0)31.631.39.45, Fax +41(0)31.631.44.10, e-mail: irene .neiger®hist. unibe. ch (overgenomen van de website van de Gesellschaft fiir Universitats- und Wissenschaftsgeschichte: http://www. guw. unibe. ch onder het kopje "Veranstaltungen"}

The Book ofNature Continuity and Change in European and American Attitudes towards the Natural World Groningen, 22-25 May 2002 Call for Papers

The Book ofNature The metaphor of the 'Book of Nature' is a recurrent theme in the history of Western attitudes towards the natural world. In this tradition, nature is seen as a text - a system of signs - that refers to and provides insights into the wisdom, providence and omnipotence of God the Creator. From the time of St. Augustine, who was the first to use the concept explicitly, to at least the beginning of the twentieth century, the notion of the 'Book of Nature' has promoted a positive attitude towards nature, has culturally legitimated its study and has also indirectly defined what was thought of as culture. Yet beneath the apparent continuity through history of this notion there have been smaller and greater changes. Its popularity has varied through time, its connections to related concepts have changed more than once and its religious implications have not always been the same. To explore this interplay of change and continuity, an international conference will be held in May 2002 at the University of Groningen, the Netherlands.

Studies in Cultural Change This conference is one in a series sponsored by a research programme entitled 'Studies in Cultural Change'. The first conference is about 'Knowledge, Learning and Culturale Change' (14-17 November 2001); future conferences are on 'Literature and the Arts' (November 2002) and 'Religion/Conversion' (May 2003). Information on this entire programme and the present conference is on website: www .let. rug. nl/gscc. 64 Lezingen en congressen I Conferences et congres

Proposals for papers for the Book of Nature conference should be submitted to the conference secretary at the following e-mail address: m. r. b. wubbol ts®let. rug. nl. Please include your name, affiliation, a title and a short summary (15-20 lines). Deadline: Proposals should reach us before 1 November 2001. We will confirm the selection of proposals as soon as possible after they have been submitted.

The conference The conference will be held at the University of Groningen from Wednesday, 22 May to Saturday, 25 May 2002. The conference will have five general sessions: 1. From Classical Antiquity to the Middle Ages 2. Late Medieval Europe 3. Renaissance and Scientific Revolution 4. The Age of Physico-Theology 5. After Darwin.

Papers and sessions Papers should have a clear connection to the 'Book of Nature' theme. Sessions will normally have three papers. Proposals for thematically coherent sessions are warmly welcomed. Please submit these to the conference secretary, with the names of the participants, including titles and short summanes. Papers not announced as part of a specific session will be grouped as appropriately as possible Speakers (except for the plenary speakers) will each have 30 minutes for presenting their papers (including discussion). The conference languages are English, German and French.

Publication Please note that the texts of the plenary lectures and a selection of other papers will be published by Peeters (Leuven) in the new series Groningen Studies in Cultural Change. Further details will be given during the conference.

Preliminary expression of interest If (a) you wish to attend the Book of Nature conference in 2002, or (b) wish to receive futher information on this conference, or (c) wish to be kept informed Lezingen en congressen I Conferences et congres 65 about the further development of the Cultural Change programme in general, please contact the conference secretary, preferably at the following e-mail address:m.r.b.Wubbolts®let.rug.nl Or by mail/fax: Ms. M.R.B. Wubbolts, ICOG/Agricola, University of Groningen, Faculty of Arts, P.O. Box 716, 9700 AS Groningen, The Netherlands; fax no. + 31(0)50.363.72.53. 66

Musea en tentoonstellingen I Musees et expositions

Leuven I Louvain-la-Neuve Aller Retour- Kennis Maken - Town and Gown

In het raam van de viering '575 jaar universiteit te Leuven' werd door de beide Leuvense universiteiten, K.U.Leuven en UCL, een tentoonstelling opgezet rond het gezamenlijk verleden van deze instellingen. In beide centra werd een wandelparcours uitgezet dat duidelijk maakt hoezeer stad en universiteit, in Leuven en in Louvain-la-Neuve, historisch in elkaar verweven zijn. Deeltentoonstellingen in de twee steden belichten telkens een aspect van de lange geschiedenis van de universiteit in Leuven. Onder de noemer Fundatio wordt in de historische kelders van het stadhuis de stichting van de Oude Universiteit verteld aan de hand van aile belangrijke historische documenten uit die tijd. De ingewikkelde relatie tussen stad en universiteit komt aan bod in Oppidum, eveneens in de kelders van het stadhuis. In de Jubileumzaal van de Universiteitshal worden drie verschillende tentoonstellingen samengebracht. ]ubilaeum behandelt de feesttraditie, maar vooral ook de daarin vervatte zelfrepresentatie van de Leuvense universiteit. Aan de hand van een van de monumentale schilderijen die in 1927, ter gelegenheid van het vijfhonderdjarig jubileum, werden geschonken, worden in Parnassus enkele beroemde Leuvenaars aan de bezoeker voorgesteld. Het schilderij, dat een (historisch fictie~ gezelschap met ondermeer Erasmus, Adrianus VI en Constantin Meunier toont, wordt geconfronteerd met historische stukken: een brief van Erasmus, een medaille van Adrianus VI, de kruik van Fier Margrietje ... De totnogtoe vrij onbekende collectie Afrikaanse kunst die aan de Leuvense universiteit bewaard wordt, is het onderwerp van Africa waarin verder ook nog werd uitgelegd hoe Leuven met Afrika verbonden was. In het Heilig-Geestcollege werd de kunstcollectie van de familie de Spoelberch voor de gelegenheid uitgebreid met een aantal documenten rond deze familie en haar banden met de universiteit. · Maecenas toont dus deze collectie, die onderdeel was van een van de grootste schenkingen die de universiteit ooit ontving. Curriculum, opgesteld in de oude kapel van het Hogenheuvelcollege, behandelt het studieprogramma en het leven aan de Oude Universiteit. Documenten van zeer uiteenlopende aard illustreren in een 'chronologische' orde de verschillende stadia die een student in Leuven doorliep om zijn diploma te behalen. Musea en tentoonstellingen I Musees et expositions 67

Dat de universiteit niet enkel verleden is maar ook actief aan de toekomst bouwt, wordt getoond in Progressio, een opstelling waarin een aantal spin-offs van de K.U.Leuven tonen welke technologieen en producten zij ontwikkelen om de kwaliteit van het Ieven en de mobiliteit te verbeteren. De bibliotheek van de faculteit Godgeleerdheid kreeg eveneens een gepaste tentoonstelling. Roma vertelt het verhaal van de lange en ingewikkelde relatie tussen Leuven en Rome, tussen onderzoek en leergezag. Een relatie die gekenmerkt wordt door vele discussies en even veel verzoeningen, ·door Romeinse steun maar ook door verschillende veroordelingen. In de moderne Pieter de Somer-aula wordt naast het tweede deel van Progressio ook een beperkte opstelling rond de geschiedenis van het bloedonderzoek in Leuven getoond. Circulatio vangt aan bij de middeleeuwse aderlaattechnieken en eindigt bij het hedendaagse toponderzoek van de Leuvense laboratoria. De verschillende faculteiten van de univers1te1t bouwden ook wetenschappelijke verzamelingen op voor onderwijs en onderzoek. De beste stukkken uit negen van deze collecties werden opgesteld in de nissen onder de Grote Aula van het Maria-Theresiacollege. In Collectio kan de bezoeker zowel een bloemlezing uit de Internationale Verzekeringsbibliotheek als de instrumenten uit het laboratorium van psycholoog professor Michotte of enkele preparaten van vissen uit het departement zoologie bekijken. Via het Pauscollege en het college De Valk eindigt het parcours in de Centrale Bibliotheek waar met Gaudeamus de tentoonstelling feestelijk wordt afgesloten. Het thema hier is het studentenleven in de 19de een 20"e eeuw waarbij vooral duidelijk wordt dat feesten, zelfs in ernstige politieke aangelegenheden, een belangrijk onderdeel van hct studentenleven vormt. In Louvain-la-Neuve wordt veel aandacht besteedt aan de urbanistische en architecturale ontwikkeling van de site met ondermeer tentoonstellingen over mgr. Lemaire en Philippe Samyn, de architect van de nieuwe Grande Aula en het Musee du Dialogue. Verder zijn er nog tentoonstellingen rond Erasmus, rond de prim us en de didactische collecties van de universiteit.

Praktisch: De tentoonstelling 'Leuven I Louvain-la-Neuve' loopt nog tot 22 september in Leuven en Louvain-la-Neuve, alle dagen behalve op maandag van 10 tot 18 uur. Tickets (280 BEF; 150 BEF met korting) zijn te verkrijgen in het stadhuis van Leuven. Info: +32.(0)16.32.41.14 - www.allerretour.org (Diederik Lanoye) 68------

Hilde de Ridder-Symoens - Anuschka De Coster

Bibliografisch overzicht universiteitsgeschiedenis der Nederlanden 2000-2001 met aanvullingen Bibliographie de l'histoire des universites aux Pays-Bas et en Belgique 2000-2001 avec additions

Om de inventarisatie van het lopend onderzoek up to date te houden doen we beroep op uw medewerking. Alle bibliografische referenties zijn welkom bij:

H. de Ridder-Symoens U niversiteit Gent Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis Blandijnberg 2, B-9000 Gent Tel. +32.(0)9.264.39.95, Fax +32.(0)9.264.41.82

Email: Hilde. Symoens®rug. ac 0 be en A. De Coster Universiteit Gent Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis Blandijnberg 2, B-9000 Gent Tel. +32.(0)9264.40.40, Fax. +32.(0)9.264.41.82

Email: Anuschka. DeCoster®rug 0 ac. be

ALGEMEEN 1. Berkel, Klaas van, De 'brain drain' en de Europese wetenschap, Spiegel Historiael, 36.2, 2001, 62-67 Betreft vooral jaren zestig. 2. Cadilhon, Frans;ois, Mondot, Jean, & Verger, Jacques, (ed.), Universites et Institutions universitaires europeennes au XVII!e silxle. Entre modernisation et tradition, Bordeaux, Presses Universitaires de Bordeaux, 1999. 3. Lorenz, Sonke, (ed.), Attempto- oder wie stiftet man eine Universitat? Die Universitatsgriindungen der sogenannten zweiten Griindungswelle im Vergleich, Stuttgart, Franz Steiner Verlag, 1999. Tubingen Beitrage zur Universitats-und wissenschaftsgeschichte, 50 4. Mehring, Reinhard, Der Humboldt-Mythos als Reformmodell, Neue Politische Literatur, 45, 2000, 185-192 Bibliografie I Bibliographie 69

5. Ridder-Symoens, Hilde De, 'L'Universite et l'eglise: considerations historiques sur des alliances alternantes', in: Mare nostrum - Mare Balticum. Commentationes in honorem Professoris Matti Klinge, Helsinki, Ab Raud, 2000, 451-472.

ALGEMEEN NEDERLANDEN 6. Beukers, H., 'Professie of Hobby. Geschiedenis van de Geneeskunde in Nederland aan het begin van de 20ste eeuw', Geschiedenis der Geneeskunde, 6, 1999-2000, 4, 222-229. Over de geringe interesse voor de geschiedenis van de geneeskunde in de genoemde periode en over de eerste hoogleraren in dit vak (Amsterdam, A.H. Israels (1867-1883)) 7. Blondeau, Roger A., Wetenschap en Onden.vijs in Vlaanderen na 1830 en in de Vlaamse Beweging, Brugge, Blondeau, 2001. over universiteitsgeschiedenis o.a.: Hoofdstuk I: deels over Adolphe Quetelet II: deels over August Kekule professor te Gent (periode 1850-1880) IV: (1914-1940), Universiteit en Academien, Prof. Charles Nelis 8. Bornstein, W. G. S., Inventaris over het archie/ van de ]oodse Hogere Burgerschool en Gemeentelijke Inhalingscursus voor Ondergedoken Leerlingen (G. I C O.L.) 193 7-1948: archivalia in de vooroorloogse bibliotheek van het Nederlands-Israelitisch Seminarie, Amsterdam, Bornstein, 1999. 9. Essen, Mineke van, 'Van marge naar middelpunt. Twee decennia Nederlands historisch onderzoek naar sekse in opvoeding en onderwijs', ]aarboek voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs, 2000, 6-40. Ook over het universitair onderwijs 10. Hee, Robrecht Van, (ed.), Vesalius en de gezondheidszorg in de 16de eeuw, Gent, Academia Press, 2001. ISBN 90 382 0248 2 Over de ontwikkeling van anatomie, gezondheidszorg, medische literatuur in de 16de eeuw, met de nadruk op de Nederlanden. Bevat o.a. een hoofdstuk over Vesalius en zijn leerlingen: met name over Pieter van Foreest 11. Henkens, Bregt, 'Vertegenwoordiging of voorhoede? De Vereniging van Vlaamse Studenten, 1938-1977', Jeugd en Maatschappij. Bijdragen tot de 70 Bibliografie I Bibliographie

Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, 307-337. 12. Hermans, An, 'Twee vleugels. Een verkenning van de thematisering van sekse in het historisch onderzoek over opvoeding en onderwijs in Belgie', ]aarboek voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs, 2000, 41-88. Ook over het universitair onderwijs 13. Leroy, D. R. en Derese, A., 'De interuniversitaire huisartsenopleiding. Ontwikkeling, organisatie en toekomst', Frans;ois, Luc en De Maeseneer, Jan, (red.), Huisartsgeneeskunde op de drempel van de 21e eeuw, Gent, Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg Universiteit Gent, 2000, 63-83. 14. Leyder, Dirk, 'L'eclosion scolaire. Le developpement du reseau des colleges dans les Pays-Bas espagnols et la principaute de Liege au 17eme siecle', Paedagogica Historica, 36, 2000, 1, 1003-1051. Belangrijk voor de relatie met de universiteit 15. Maklakova E.V., 'Dejatel'nost' universitetov Evropy po formirovaniju kultury mira u studentov', Sbornik tezisov NGPU, 1999, 35. o.a. over Nederlandse Universiteiten in de 20ste eeuw. Titel: L'activite des universitt~s europeennes sur la formation des etudiants en histoire Tijdschrift: Position des theses Franse vertaling door de auteur (eigen transcriptie van Anuschka De Coster) 16. Maklakova E.V., 'Obrasjtsjajas' k prosjlomu: obrazovanjie v srednjie beka', Filosofskie issledovanija, 2, 1999, 66-78. o.a. over Nederlandse Universiteiten in de 17de eeuw. Titel: En referant au passe: !'education dans le bas moyen age (13e-16e siecles) Tijdschrift: La recherche philosophique Franse vertaling door de auteur (eigen transcriptie van Anuschka De Coster) 17. Rooy, Piet De, 'Uit het leven van Professor Sickbock. Wetenschap en ethiek in de 19de eeuw.', SpiegelHistoriael, 36, 2001, 1, 4-9. Het personage van Prof. Sickbock uit de Tom-Poesstrip, als symbool voor de a-morele wetenschapper 18. Scheurwater, G. J. L., Oorzaak en gevolg. Causaliteitsdiscussies in Bibliografie I Bibliographie 71

Nederland in de tweede helft van de 19e eeuw., Delft, Eburon, 1999, Dissertatie Maastricht, 1999. Over het debat over oorzakelijkheid dat in de tweede helft van de 19de eeuw tussen Nederlandse filosofen werd gevoerd, waaronder verschillende professoren. 19. Vos, Louis, 'Traditie als bron van vernieuwing. De katholieke studentenactie in Vlaanderen, 1955-1975', Jeugd en Maatschappij. Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, 133-179.

AMSTERDAM 20. Berger, Schlomo, 'For Which Types of Speech Would a Jew Have Studied Greek Rhetoric in Seventeenth Century Amsterdam?', Studia Rosenthaliana, 34, 2000, 2, 153-167. 21. Deursen, A. Th. van, 'Bitter en Best', In de marge, 2001, 1, 2-9. Over leuze gekozen voor de lustrumviering van de VU in 2000 en over de eerste jaren van het bestaan van de universiteit. 22. Puchinger, George, Jonge jaren, 1921-1945, Aspekt, 2001, ISBN 90 75323 90 5. Jcugdmemoires van George Puchinger (t1999), de eerste directeur van het Historisch Documentaticcentrum voor het Nederlandse Protcstantisme, verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam 23. Thiery, M., 'Theodoor H. van de Velde (1873-1937). Vrouwenarts, seksuoloog en apostel van het huwelijk', Geschiedenis der Geneeskunde, 7, 2000-2001, 3, 164-175. Th vdV studeerde gcneeskunde in Leiden en Amsterdam bij Prof. Treub. Hij behaalde hct doctorsdiploma te Amsterdam in 1899. 24. Velde, Paul van der, Een indische liefde. P.J Veth (1814-1855) en de inburgering van Nederlands-Indie, Amsterdam, Balans, 2000. Veth was van 1841 tot 1843 hoogleraar Oosterse letterkunde aan het Rijksathenaeum van Franeker en vanaf 1843 hoogleraar in de Oosterse talen en bespiegelende wijsbegeerte aan het Athenaeum Illustre van Amsterdam. Volgens de boekbespreking van Gerard Borst in het Historisch Nieuwsblad, 2001, 4, p. 52, was PJ Veth ook hoogleraar aan het Indisch Instituut en aan de universiteit van Leiden, evenals voorzitter 72 Bibliografie I Bibliographie

van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap.

ANTWERPEN 25. Deelstra, Hendrik, 25 jaar Farmaceutische Wetenschappen, 1973-1998, Wilrijk, UIA. Departement Farmaceutische Wetenschappen, 2000.

BREDA 26. Houtzager, H. L., 'Het medisch onderwijs aan de Illustere School te Breda', Geschiedenis der Geneeskunde, 7, 2000-2001, 3, 155-159.

BRUSSEL 27. Boudin, Hugh R., 'Survol rapide du demi-siecle d'existence de la Faculte universitaire de Theologie protestante de Bruxelles (1950-2000) - Een halve eeuw Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel in vogelvlucht (1950-2000)', Analecta Bruxellensia. Revue annuelle de Ia Faculte universitaire de Theologie protestante de Bruxelles - ]aarboek van de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel, 5, 2001, 14-26, 26-38. 28. Jodogne, Pierre, 'La Collection des "Anciens Auteurs belges" de l'Academie royale de Belgique. Bilan et perspectives.', Bulletin de l'Academie Royale de Belgique. Classe des lettres et des sciences morales et politiques, 11, 2000, 1-6, 17-36.

DEVENTER Zie ook nr. 50

DOUAI 29. Dehon, Gilbert, L 'universite de Douai dans fa tourmente (1635-1765). Heurs et malheurs de !a Faculte des Arts, Villeneuve d'Ascq, Presses Universitaires du Septentrion, 1998. Bibliografie I Bibliographie 73

EINDHOVEN 30. Helderman, Jan, 'De nooduniversiteit in bevrijd gebied: de Stichting Tijdelijke Academie te Eindhover', Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis­ Lettre d'Information sur l'Histoire des Universites, 6.2, 2000, 5-8.

FRANEKER 31. Engels, M. H. M., 'Vroeger eigendom van Erasmus. Boeken in zeventiende-eeuwse veilingcatalogi en in Praedinius' brief van 1554', De Vrije Fries, 80, 2000, 55-80. Betreft boeken in bezit van de Universiteit van Franeker 32. Postma, Ferenc, 'Franekeri akademiai nyomtatvanyok nyomaban. Negyedik erdelyi tanulmanyutam elmenyei (1994)', Konyv es Konyvtdr [KLTE, Debrecenj, 21, 1999, 233-256. aparte uitgave: A Debreceni Kossuth Lajos Tudomanyegyetem Konyvtaranak Ki:izlemenyei, nr. 210, ISBN: 963 472 499 X 'On the track of printed papers from the Franeker University. An account of my fourth study trip to Transylvania/ Romania (1994)'. 33. Postma, Ferenc en Beckova, 'Ein unbekarmter Empfehlungsbrief fiir zwei briiderliche Studenten an die Universitat Franeker (1630)', Acta Comnenia[Praha/Praag], 13, 1999, 159-164. 34. Styrink, A. F., 'Willem de Lille, een veelzijdig man (1750-1810)', Overijsselse Historische Bijdragen, 115, 2000, 41-66. W dL had in F raneker gestudeerd en werd later stadssecretaris en advocaat in Steenwijk. Zie ook nrs. 24, 98

GENT 35. Bockaert, Nele, 'Leon Elaut (1897-1978)', Geschiedenis der Geneeskunde, 6, 1999-2000, 4, 241-245. L. E. was de eerste Vlaamse hoogleraar in urologie. In 1997 publiceerde dezelfde auteur een biografie over L. E.: Bockaert Nele, Leon Elaut (1897-1978), een bevoorrecht getuige van zijn tijd, Gent, Kolv, 1997. 74 Bibliografie I Bibliographie

36. Devolder, Conny, 'Geschiedenis studeren aan de RUG in de jaren '90: studiedrempel en studierendement', Art, Jan en Frans;ois, Luc, (ed.), Docendo Discimus. Liber Amicorum Romain Van Eenoo, Gent, Academia Press, 1999, 2, 933-958, ISBN 90-382-0188-5. 37. Frans;ois, Luc, 'Vallen en steeds weer opstaan. Twintig jaar huisartsengeneeskunde aan de Universiteit Gent', Frans;ois, Luc en De Maeseneer, Jan, (red.), Huisartsgeneeskunde op de drempel van de 21e eeuw, Gent, Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg­ Universiteit Gent, 2000, 19-61. 38. Goossens, N. en Simon-Vander Meersch A.M., 'Bertha De Vrieze, eerste vrouwelijke arts aan het Universitair Ziekenhuis', UZ Gent Magazine, 20, 2000, 1, 31-33. 39. Leusen, I., 125 fysiologie aan de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit te Gent 1817-1942, Gent, Archief RUG, 2000, ISBN 90-75184-44-1. Uit het verleden van de RUG, 41 (Zie de boekbespreking in Nieuwsbrief, 2000, 2, pp. 29-30.) 40. Maes, Herman, 'Deinzenaars en de RUG', Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, 68, 2001, 189-225. 41. Meyere, M. De en Goeman A., 'Van vrijblijvende stagebegeleider naar volwaardige Universitaire Huisartsenopleider', Frans;ois, Luc en De Maeseneer, Jan, (red.), Huisartsgeneeskunde op de drempel van de 21e eeuw, Gent, Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg - Universiteit Gent, 2000, 85-96. 42. Viane, Ronald en Heede, Caroline Van den, 200 jaar Plantentuin Gent, Gent, RUG. Universitaire Plantentuin, 2000. Zie ook nr. 105

GRONINGEN 43. Berkel, Klaas van, 'Een verdrongen debuut', Groniek, 34, 2000/2001, 91- 94. In deze korte persoonlijke beschouwing blikt Klaas van Berkel terug op zijn jaren als beginnend historicus, en op Groniek als aankomend wetenschappelijk tijdschrift - een tijd waarin redacteuren vooral zelf schreven, en waarin politiek en wetenschap nog onlosmakelijk met Bibliografie I Bibliographie ------75

elkaar verbonden waren. De professionele wetenschapper die hij nu is, blijkt bij nader inzicht toch vee! gehad te hebben aan deze 'onwetenschappelijke' periode. 44. Kruit, Piet C. van der en Berkel, Klaas van, (ed.), The Legacy of J.C. Kapteyn. Studies on Kapteyn and the Development of Modern Astronomy, Kluwer, 2000. Jacobus Cornelius Kapteyn (1851-1922) van de Universiteit van Groningen was een van de belangrijkste astronomen van zijn tijd en droeg bij aan de belangrijke internationale rol van de Nederlandse astronomie in de 20ste eeuw

HARDERWIJK 45. Bots, J. A. H., Evers, M., Frijhoff, W. Th. M., Keverling Buisrnan, F., Kuys, J., en Tenten, M. V. T., Het Gelderse Athene. Bijdragen tot de geschiedenis van de Gelderse universiteit in Harderwijk (1648-1811), Hilversurn, Verloren, 2000, ISBN 90-6550-092-8. Werken uitgegeven door Gelre Vereniging tot beoefening van Gelderse Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht, 54 De artikels zijn apart in deze bibliografie opgenornen. Verder bevat het volume de volgende appendices: W.Th.M. Frijhoff en M.D. Mak, Appendix 1: Hoogleraren aan de Illustre School, de Academie en het Rijksathenaeum te Harderwijk 1600- 1818, pp. 200-208 M.D. Mak en W.Th.M. Frijhoff, Appendix 2: Literatuur over de Gelderse Academie te Harderwijk en haar hoogleraren, K.J.W. Peenernan, Appendix 3: De financiele situatie van de Academie van Harderwijk, pp. 230-244 46. Duinkerken, J., 'De plaats van de Gelderse universiteit in de Harderwijkse sarnenleving', in: Het Gelderse Athene. 37-50. 47. Evers, M. en Jansen, E., 'De Gelderse Acadernie in de patriottentijd', in: Het Gelderse Athene. 63-94. 48. Frijhoff, W. Th. M., 'De betekenis van de Harderwijkse Universiteit in nationaal perspectief', in: Het Gelderse Athene. 15-36. 49. Krop, H., 'Tussen wetenschap en levensleer. De beoefening der wijsbegeerte aan de universiteit te Harderwijk', in: Het Gelderse Athene. 133-162. 76 Bibliografie I Bibliographie

50. Lankhorst, 0. S., 'De bibliotheek van de Gelderse Academie te Harderwijk, thans te Deventer', in: Het Gelderse A thene. 95-118. 51. Lieburg, F. A. van, 'Het Gelders Athene in Neerlands Israel. De theologische faculteit van Harderwijk', in: Het Gelderse Athene. 163-176. 52. Meerkerk, E. van, 'Nijmegen en de Harderwijkse Academie, 1648-1679', in: Het Gelderse Athene. 119-132. 53. Sluis, J. van, 'De zinnebeeldige theologie van Bernard Sebastiaan Cremer (1683-1750)', in: Het Gelderse Athene, 177-199.

LEIDEN 54. Ahsmann, Margreet J. A. M., Collegium und Kolleg. Der juridische Unterricht an der Universitat Leiden 1575-1630 unter besonderer Beriicksichtigung der Disputationen., Frankfurt a/M, Klostermann, 2000. Ius Commune. Sonderhefte: Studien zur Rechtsgeschichte, 138 vertaling van Ahsmann, Margreet J.A.M., Collegia en colleges. juridisch onderwijs aan de Leidse Universiteit 1575-1630 in het bijzonder het disputeren, diss. R.U. Leiden (Groningen 1990). Vertaald door Irene Sagel-Grande 55. Berkvens-Stevelinck (Christiane), Magna commoditas. 425 jaar geschiedenis van de Universiteitsbibliotheek Leiden, Leiden, Universiteitsbibliotheek Leiden, 2001, ISBN 90-74310-71-0. 56. floutzager, H. L., 'Het tijdgebonden experiment van Reinier de Graaf in de ontwikkeling van het voortplantingsonderzoek. Een beknopt overzicht', De zeventiende eeuw, 17, 2001, 1, 40-49. R. de G. (1640-1673), prof. Leiden 57. Kuitenbrouwer, Maarten, Tussen orientalisme en wetenschap: het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in historisch verband, 1851-2001,Leiden, 2001. Zie ook nrs. 23, 24, 98

LEUVEN I LOUVAIN-LA-NEUVE 58. Bockstaele, Geert Van, 'De Humanistenvriend, Omaar van Edingen en Geraardsbergen (begin 16de eeuw)', HetLand van Aalst, 52, 2000, 4, 253- Bibliografie I Bibliographie 77

261. o.a. over Hieronymus Ruffault die in 1525 op 25-jarige leeftijd abt van de St-Adriaansabdij van Geraardsbergen was en in Leuven had gestudeerd. Verschillende humanisten lijken een intens contact met de abdij in Geraardsbergen gehad te hebben. 59. Bouckaert, L., 'Universiteit en waardevorming: terugblikken en vooruitzien', OnzeAlmaMater, 55,2001, 2, 155-168. Een terugblik op de activiteiten en de ideeen van de commissie "universiteit en waardevorming", in 1992 opgericht door de Onderwijsraad van de Universiteit van Leuven. 60. Broecke, Steven Vanden, 'Dee, Mercator and Louvain Instrument Making: an Undescribed Astrological Disc by Gerhard Mercator (1551)', Annals ofScience, 58, 2001, 219-240, ill. Enige bekende exempl,aar van dit instrument, bewaard in het Historisches Museum in Bazel. Werd al gesignaleerd in de Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis, 4.2, 1998, 22-25. 61. Bruneel, Claude & Luc Courtois, 'Het ambt van rector', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 55-64 Onder de titel 'La fonction rectorale' in de Franstalige versie 62. Bruneel, Claude & Paul Servais, 'De evolutie van pedagogic en onderwijs', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 77- 87 Onder de titel 'La pedagogic, l'enseignement et son evolution' in de F ranstalige versie 63. Bruneel, Claude, 'De "Primus"', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 153-159 Onder de titel'Le "Primus"' in de Franstalige versie 64. Caluwaerts, Jan, 'Een Noord-Franse familie in de 17de eeuw te Leuven', Vlaamse Starn, 37, 2001, 5, 236. Kort bericht over Stanislas Hiele (Leuven, 1628-1673) in 1645 ge'immatriculeerd aan de universiteit en deurwaarder van diezelfde universiteit, eveneens over echtgenote en kinderen. 65. Ceyssens, Lucien, 'La requete academique de l'Universite de Louvain au Pape Innocent XI (1684) ', Augustiniana, 50, 2000, 1-4, 297-304. 78 Bibliografie I Bibliographie

66. Coppens, Chris, 'De Universiteitsbibliotheek', m: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 120-129 Onder de titel 'La Bibliotheque de l'Universite' in de Franstalige vers1e 67. Derez, Mark, Leuven, Tielt/Leuven, Lannoo/U.P. Leuven, 2001. 68. Derez, Mark & Luc Francis Genicot, 'Sapientia aedificavit sibi domum. De U niversiteitshal', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la­ Newve, 35-54 Onder de titel 'Sapientia aedificavit sibi domum. Les Balles de L'Universite' in de Franstalige versie 69. Driessche, Bernard Van den, 'De 'Musea' van de Leuvense universiteiten', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 130-140 Onder de titel 'Les 'musees' de l'Universite catholique de Louvain' in de Franstalige versie 70. Dumoulin, Michel & Genevieve Ducenne, 'Europeanisme en buitenlandse studenten', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain­ la-Neuve, 225-234 Onder de titel 'L'europeanisme et les etudiants etrangers' in de Franstalige versie 71. Fillieux, Veronique & Frant;:oise Biraux, avec la collaboration de Cecile Derycke et Frant;:oise Mirguet, sous la direction de Paul Servais, La recherche, passions, pratiques, parcours. La communaute scientifique al'UCL depuis 1834. Louvain-la-Neuve: Archives de l'Universite catholique de Louvain, 2001 Boek met beschouwende korte essays en catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in het Forum des Balles te Louvain-la­ Neuve, 8-21 maart 2001. Zie inhoudsopgave in deze nieuwsbrief. 72. Frijhoff, Willem, "Les ventes de la verite. La diffusion des Nouvelles ecclesiastiques d'apres les comptes de l'abbe Mouton, agent janseniste a Utrecht 1790-1803", Bijdragen tot de Geschiedenis, 84.1-3 (2001) 97-107. O.m. over prof. Le Plat. 73. Gevers, Lieve & Louis Vos, 'Vlaamse en Waalse studentenbeweging in Leuven (1836-2000)', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la­ Neuve, 160-173 Bibliografie I Bibliographie 79

Onder de titel 'Le mouvement estudiantin Flamand et Wallon a Louvain (1836-2000)' in de Franstalige versie 74. Iterbeke, Norbert, 'Pons Sapientiae. De tumultueuze intrede van Fonske in Leuven', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 184- 188 Onder de titel 'Pons Sapientiae. L'entree tumultueuse de "Fonske" a Louvain' in de Franstalige versie 75. Lamberts, Ernie!, 'Het profiel van de Katholieke Universiteit Leuven (1834-)', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 235-241 Onder de titel 'Le profil de l'Universite catholique de Louvain' in de F ranstalige versie 76. Nelissen, Marc, 'Fundatio. De stichting van de oude universiteit', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 9-17 Onder de titel 'Fundatio. De stichting van de oude universiteit' in de F ranstalige versie 77. Nelissen, Marc & Anne Verbrugge, 'Met applaudissement van alle de werelt. De Leuvense universiteit en Spoelberch', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 145-152 Onder de titel 'Met applaudissement van alle de werelt. L 'Universite et la fomille de Spoelberch' in de Franstalige versie 78. Nyns, Charles-Henry, 'Die dekselse "pave sacn? van Louvain-la-Neuve', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 189-190 Onder de titel 'Ce sacre "pave sacre"' in de Franstalige versie 79. Papy, Jan, 'Erasmus en het humanisme in Leuven', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 88-96 Onder de titel 'Erasme et l'humanisme a Louvain' in de Franstalige vers1e 80. Remy, Jean, 'Louvain-la-Neuve, symbiose tussen universiteit en stad?', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 29-34 Onder de titel 'Louvain-la-Neuve, symbiose entre Universite et Ville' in de F ranstalige versie 81. Renson, Roland & Pascal Delheye, 'Universiteit, gezondheid en sport', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 174-183 Onder de titel 'Universite, sport et sante' in de Franstalige versie 80 Bibliografie I Bibliographie

82. Reszohazy, Rudolf, 'Brief aan een Franse collega die niet begrijpt hoe iemand katholiek kan zijn', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 242-247 Onder de titel 'Lettre a un collegue franc;:ais qui ne comprend pas comment on peut etre catholique' in de Franstalige versie 83. Roegiers, Jan & Ignace Vandevivere (red.), Leuven I Louvain-la-Neuve. Aller Retour, Leuven, Presses Universitaires de Louvain, 2001, ISBN 90- 5867-148-8. 84. Roegiers, Jan & Ignace Vandevivere (red.), Leuven I Louvain-la-Neuve. Kennis maken, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2001, ISBN 90-5867- 147-X. Gevarieerde reeks korte bijdragen over diverse aspecten van beide instellingen, uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling 'Leuven/Louvain-la-Neuve. Aller Retour- Kennis Maken- Town and Gown', in het kader van de jubileumviering 575 jaar universiteit te Leuven (tweetalige versie met exact dezelfde illustratie en paginering). 85. Roegiers, Jan, 'Leuven en Rome: zes eeuwen', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 65-76 Onder de titel 'Louvain et Rome: six siecles d'histoire' in de Franstalige versie 86. Roegiers, Jan, 'Stad en universiteit', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven I Louvain-la-Neuve, 18-28 Onder de titel'Ville et Universite' in de Franstalige versie 87. Sonck, Jacques, Het gezicht van de K.U.Leuven, bekeken door jacques Sonck, Lier, Antilope Art Books Publisher, 2001, ISBN 90-75463-29-4. Fotoboek met essays van Ludo Bekkers, Mark Eyskens, Paul Goossens en Brigitte Raskin, uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling 'Leuven/Louvain-la-Neuve. Aller Retour - Kennis Maken - Town and Gown', in het kader van de jubileumviering 575 jaar universiteit te Leuven. 88. Stinissen, J., 'De studiebeurs van Bartholomeus Jansen-Eaten', Limburg. Het Oude Land van Loon, 80, 2001, 1, 3-38. In 1691 stichtte Bartholomeus Jansen alias Van Lier een studiebeurs voor het onderhoud van een student, die gedurende 2 jaar in de pedagogie Het Varken filosofie moest studeren en nadien 4 jaar theologie in het Pauscollege. Bibliografie I Bibliographie 81

89. Vandevivere, Ignace, 'Het museum van Louvain-la-Neuve: een dialoog tussen universiteit en stad', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven / Louvain-la-Neuve, 141-144 Onder de titel 'Le Musee de Louvain-la-Neuve: un dialogue entre l'universite et la cite' in de Franstalige versie 90. Vanpaemel, Geert & Brigitte Van Tiggelen, 'Financiering van het wetenschappelijk onderzoek', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven / Louvain-la-Neuve, 97-108 Onder de titel 'Le financement de la recherche' in de Franstalige vers1e 91. Vanpaemel, Geert, 'Natuurwetenschappen in Leuven', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven / Louvain-la-Neuve, 109-119 Onder de titel 'Decouvertes scientifiques et figures de savants a Louvain' in de Franstalige versie 92. Vellut, Jean-Luc, 'Afrika aan de horizon van de Katholieke Universiteit Leuven (19de-20ste eeuw)', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven / Louvain-la-Neuve, 205-224 Onder de titel 'L'Afrique dans les horizons de l'Universite catholique de Louvain' in de Franstalige versie 93. Verschaffel, Tom, 'Godsdienst, Vaderland, Vrijheid en Wetenschap. De historische zelfrepresentatie van de Leuvense Universiteit (1859-1935)', in: Roegiers & Vandevivere, Leuven / Louvain-la-Neuve, 191-204 Onder de titel 'Religion, Patrie, Liberte et Science. L'auto­ representation historique de l'Universite de Louvain (1859-1935)' in de Franstalige versie 94. Walle, Willy Vande & Paul Servais, Orientalia. Etudes orientales et bibliotheques aLeuven et Louvain-la-Neuve, Leuven, Presses Universitaires de Louvain, 2001, ISBN 90-5867-114-3. Symbolae Facultatis Litterarum Lovaniensis. Series B. Vol. 20 95. Walle, Willy Vande & Paul Servais, Orientalia. Oosterse studies en bibliotheken te Leuven en Louvain-la-Neuve, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2001, ISBN 90-5867-113-5. Symbolae Facultatis Litterarum Lovaniensis. Series B. Vol. 20 Catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek van Belgie, 1 februari- 31 maart 2001, in het kader van de jubileumviering 575 jaar universiteit te Leuven. Overzicht van het 82 Bibliografie I Bibliographie

Leuvense onderzoek op het gebied van Oosterse talen en culturen (vooral studie van het boeddhisme en japanologie) en de daarbij opgebouwde bibliotheekcollecties (met een uitzonderlijke Japansc verzameling). Zie aankondiging van de tentoonstelling in Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis, 6.2, 2000, 42.

LILLE 96. Beaurepaire, Pierre-Yves, 'Une ecole pour les sciences'. Le college des Philalethes et la tentation academique des Clites ma<;onniques lilloises ala fin de l'Ancien Regime, in: Les elites dans la France du Nord (XVe-XXe sciecles). Composition, pouvoirs et ethique sociales, spec. nr. Revue du Nord, 81, n° 332, 1999, 723-744.

NIJMEGEN 97. Houtzager, H. L., 'Medisch Onderwijs aan de Kwartierlijke Hogeschool te Nijmegen', Geschiedenis der Geneeskunde, 6, 1999-2000, 5, 310-315. Zie ook nr. 52

UTRECHT 98. Postma, Ferenc, 'Borosnyai Nagy Zsigmond levele Utrechtbol (1736. m;ijus 31)', A Raday Gyiijtemeny Evkonyve [Budapest}, 9, 1999, 361-367. Sigismundus Nagy Borosnyai (1704-1774), student te Utrecht, legt in deze brief van 31 mei 1736 verantwoording af van zijn academische verrichtingen in de Nederlanden, respectievelijk te Leiden, Franeker en Utrecht. Een bibliografie van zijn academische geschriften is aan het artikel toegevoegd (pp. 365-367).

INTERNA TIONAAL 99. Adamska, Anna, 'Krakau 1400. De stichting van een middeleeuwse universiteit', Madoc. Tijdschrift over de middeleeuwen, 15, 2001, 1, 2-9. 100. Courtenay, William J., Parisian Scholars in the Early Fourteenth Century. A Social Portrait, Cambridge, Cambridge University Press, 1999. Bibliografie I Bibliographie 83

Cambridge Studies in Medieval Life and Thought, 4th ser., 41 101. Eredics, Peter, 'Ungarische und siebenblirgerische Studenten als Ubersetzers niederlandischsprachischer Biicher im 17. und 18. J ahrhundert, in: Visser, In Search ofthe Republic ofLetters, 71-82. 102. Iappelli, Filippo e Parente, Ulderico, (ed.), Aile origini dell'universitlt dell 'Aquila. Cultura, universita, collegi gesuitici all'inizio dell'eta moderna in Italia meridionale. Atti del convegno internazionale di studi proinosso dalla Compagnia di Gesu e dall'Universita dell'Aquila nel IV centenario dell'Aquilanum Collegium (1596) [L'Aquila, 8-11 novembre 1995}, Roma, Institutum Historicum S.I., 2000. Bibliotheca Instituti I-Iistorici S.I., 52Het artikel van Mario Fois, I Gesuiti e gli studi superiori, 1550-1650, 57- 91, gaat in het algemeen over de organisatie van het onderwijs aan J ezu!etencolleges. Het biedt enige informatie over de relatie tussen J ezu'ietencolleges in Zuid-- en Centraal Italie en de Zuidelijke Nederlanden. Het bevat enkele verwijzingen naar het werk van professoren uit Leuven en hun bijdragen aan de ontwikkeling van het jezu'ietenonderricht (o.a. Leonardus Lessius) en naar dat van Leuvense professoren die ook enige tijd aan het Collegium Romanum te Rome actief waren, zoals Cornelius a Lapide. Index van persoons- en plaatsnamen aan het einde van het volume. 103. Jankovics, Joszef, ' 'Let's make a Little Holland of Transsylvania'. The Netherlands as seen by Hungarian Students', in Visser, In Search of the Republic ofLetters, 71-82. 104. Ridder-Symoens, Hilde De, 'Les Tournesains aux etudes avant la fondation de l'Universite de Louvain (1425)', Durand, Bernard en Mayali, Laurent, (ed.), Excerptiones iuris: Studies in Honor of Andre Couron, Berkeley, University of California, 2000, 589-606, ISBN 1- 882239-12-1. Studies in Comparative Legal History 105. Schmutz, Jiirg, juristen fur das Reich. Die deutschen Rechtsstudenten an der Universitat Bologna 1265-1425. T.1. Text, T.2. Personenkatalog und Ortsregister, Basel, Schwabe, 2000. Veri:iffentlichungen der Gesellschaft fur U niversitats-und Wissenschaftsgeschichte, 2 106. Simon-Vadermeersch, Anne-Marie, 'Jan Dhondt, rector aan de universiteit van Lumumbashi, 1963-1966', Art, Jan en Fran~ois, Luc, (ed.), Docendo Discimus. Liber Amicorurn Romain Van Eenoo, Gent, 84 Bibliografie I Bibliographie

Academia Press, 1999, 2, 1103-1966, ISBN 90-382-0188-5. Jan Dhondt was eveneens docent geschiedenis aan de Universiteit van Gent 107. Visser, Arnoud (ed.), In Search of the Republic of Letters. Intellectual Relations between Hungary and the Netherlands 1500-1800, Wassenaar, NIAS, 1999. Zie ook nrs. 24, 32, 98 ------85

Ledenlijsten Listes des membres

Lijst !eden Studium generale

Wijzigingen

Dievoet, prof. dr. em. Guido van Nieuw huisadres: Prinses Lydialaan, 36, 3001 Heverlee (Leuven), tel +32(0)16. 40.31.73

Smits,J.M. N~uw huisadres: Place de Bronckart, 13, 4000 Liege

Lijst !eden Werkgroep Universiteitsgeschiedenis

Wijzigingen

Tervoort, dr. A.L. Nieuw dienstadres: Vrije Universiteit Amsterdam, Dienst Voorlichting en Externe Betrekkingen, Historische Commissie, De Boelelaan 1107, 1081 HV Amsterdam, tel. +31(0)20.4-44.56.43, fax +31(0)20.444.56.55, e-mail: al. tervoort®dienst. vu. nl I Faculteit der Letteren, afd. Geschiedenis, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, tel. +31(0)20.4-44.65.25, fax +31(0)20. 444.65.00, e-mail: al. terV:oort®let. vu. nl Nieuw huisadres: J.M.P. de Biestraat 19, 1827 PA Alkmaar, tel. +31(0)72. 564.56.83 EUR Erasmus Universiteit Rotterdam KUB-Tilburg Katholieke Universiteit Brabant (Tilburg) KUN Katholieke Universiteit Nijmegen LUW Landbouw Universiteit Wageningen UM Universiteit Maastricht RUG-Groningen Rijksuniversiteit Groningen UL U niversiteit Leiden TUD Technische Universiteit Delft TUE Technische Universiteit Eindhoven TUT Technische Universiteit Twente (Enschede) uu Universiteit Utrecht UvA U niversiteit van Amsterdam vu Vrije Universiteit (Amsterdam)

FPMs Faculte Polytechnique de Mons FuCam Facultes Universitaires Catholiques de Mons FUNDP Facultes Universitaires Notre-Dame de la Paix () FUSAGx Faculte Universitaire des Sciences Agronomiques de Gembloux FUSL Facultes Universitaires Saint-Louis (Bruxelles) FUTPB Faculte Universitaire de Theologie Protestante de Bruxelles UCL Universite Catholique de Louvain ULB U niversite Libre de Bruxelles ULg U niversite de Liege UMH Universite de Mons-Hainaut

KUB-Brussel Katholieke Universiteit Brussel KULAK Katholieke Universiteit Leuven Afdeling K.U.Leuven Katholieke U niversiteit Leuven LUC Limburgs Universitair Centrum (Diepenbeek) RUCA Universitair Centrum Antwerpen RUG-Gent Universiteit Gent UFSIA Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen UIA U niversitaire Instelling Antwerpen VUB V rije U niversiteit Brussel Inhoud / Table des matières

Woord vooraf / Avant-propos

Verenigingsnieuws / Communications des associations

Mededelingen / Communications

Bijdragen / Contributions

Onderzoeksprojecten / Projets de recherche

Nieuwe publicaties / Publications récentes

Lezingen en congressen / Conférences et congrès

Musea en tentoonstellingen / Musées et expositions

Bibliografisch overzicht universiteitsgeschiedenis der Nederlanden Bibliographie de l'histoire des universités aux Pays-Bas et en Belgique

Ledenlijsten / Listes des membres