Een Dorp in De Grote Stad
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Een dorp in de grote stad Een antropologisch onderzoek naar opvattingen over Amsterdams Floradorp Lisa Christiaanse / 10000439 / [email protected] Bachelorscriptie Culturele Antropologie en Niet-Westerse Sociologie Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Begeleider: mw. dr. I.L. Stengs Tweede lezer: dhr. dr. R.J. van Ginkel Aantal woorden: 11.934 17 augustus 2014 Dankwoord In juni 2013 besloot ik om een veldwerkproject te koppelen aan mijn bachelorscriptie in de culturele antropologie. Het werd een bewogen reis met als grootste inspiratiebron mijn eigen familiegeschiedenis die voor een belangrijk deel met de Amsterdamse wijk Floradorp verbonden is. Veel van mijn familieleden, maar ook kennissen en vrienden, hebben in Floradorp gewoond of wonen er nog steeds. In december ben ik mijn onderzoek begonnen met participerende observaties bij het Oudejaarsvuur en in maart hebben de laatste interviews plaatsgevonden. Ik had dit onderzoek nooit kunnen opzetten en uitvoeren zonder de steun en het vertrouwen van mijn begeleidster dr. Irene Stengs. Irene nam mij vrijwel gelijk aan als stagiaire op het Meertens Instituut en hoewel ze op dat moment zelf verbonden was aan het NIAS, was zij altijd telefonisch of per mail te bereiken. Het zelfstandig schrijven van een stuk van deze omvang is een proces dat veel doorzettingsvermogen vereist. Tijdens dat proces heeft Irene mij telkens van uitgebreid en opbouwend commentaar voorzien en daarvoor wil ik haar hartelijk bedanken. Daarnaast wil ik de Huurdersvereniging Floradorp hartelijk danken, in het bijzonder Ger de Jong, Ineke Schouten en Alie Neuhaus, voor al hun tijd en enthousiasme. Zij hebben mij gewezen op krantenberichten, documenten aangeleverd en mij met mensen in contact gebracht die ik anders nooit had leren kennen. Ook wil ik mijn dank uitspreken naar Ingrid van Zelm van stadsdeel Noord voor haar interesse en medewerking aan mijn project. Zij heeft mij onder andere kwantitatieve achtergrondinformatie geboden over de zogeheten buurtcombinatie Volewijck waar Floradorp deel van uitmaakt. Bovenal wil ik alle mensen bedanken die ik in het kader van mijn onderzoek gesproken heb en die mij wilden helpen om dit verhaal te vertellen. Zij hebben mij in hun huizen uitgenodigd en hun gedachten en emoties met mij gedeeld. Ik wil mijn werk graag opdragen aan mijn ouders, Rob en Tjimkje, die mij altijd hebben gestimuleerd om mijn ambities waar te maken. Ik kijk met veel plezier terug op het afgelopen jaar! Alle namen van betrokkenen in deze scriptie zijn fictief. Alle foto’s heb ik zelf gemaakt, mits anders aangegeven. 2 Inleiding ‘Ik vind het fijn dat ik aan de rand [van Floradorp] woon, ook om praktische redenen, maar in de straten hierachter zit je zo dicht op elkaar. (…) Ik denk dat je een andere mentaliteit moet hebben om daar te kunnen wonen. Ik denk dat het daar wel gewoon is om bij elkaar naar binnen te stappen en te zeggen goh ik heb zin in een kop koffie of hoe heet dat hier? Een bakkie doen. Nou nee zeg! Ik houd toch wel van mijn privacy, ook al sta ik open voor de mensen die ik hier tegenkom, maar niet zo dat ze ongevraagd mijn achterdeur binnen mogen stampen.’ (Hester, gepensioneerd en sinds vier jaar woonachtig in Floradorp). In de bovenstaande passage maakt Hester een duidelijk onderscheid tussen zichzelf en de in haar ogen ‘echte’ bewoners van Floradorp die om de haverklap bij elkaar naar binnen lopen, nota bene via de achterdeur. Die mensen vinden het volgens haar leuk om dingen samen te doen, terwijl zij zich juist wil onttrekken aan de sterke sociale controle die er volgens haar in de nauwe straatjes van Floradorp heerst. Haar opmerking over ‘een bakkie doen’ verraadt bovendien dat ze een andere taal spreekt dan de ‘echte’ bewoners. Hester is vier jaar geleden vanuit Amstelveen naar Floradorp verhuisd. Ze vindt de sfeer in de buurt erg prettig en benoemt meerdere keren hoe fijn ze het vindt dat iedereen elkaar hier groet in het voorbijgaan. Hoewel Amstelveen onder de rook van Amsterdam ligt is de mentaliteit er anders stelt ze. Met haar besluit om weer naar Amsterdam te gaan hoopte ze centraler in de stad te gaan wonen, maar al snel bemerkte ze dat er in Noord, en Floradorp in het bijzonder, weer een andere mentaliteit heerst; een dorpse mentaliteit, aldus Hester. Met haar uitspraken raakt Hester de kern van mijn onderzoek dat gaat over lokale identiteitsvorming binnen een grotere lokaliteit, in dit geval Amsterdam. Antropologen hebben lange tijd in hun onderzoekingen over de relatie tussen het lokale en het globale, ‘lokaliteit’ als een gegeven beschouwd, zonder te onderzoeken hoe percepties van lokaliteit en gemeenschap sociaal en historisch gevormd zijn (Gupta en Ferguson 1997: 6). Over de stad Amsterdam bestaan uitgesproken ideeën als het gaat om de eigenheid van deze plek en haar bewoners. Het gaat hier om historische, politieke processen waarin ‘Amsterdamse identiteit’ wordt gemaakt en ideeën verankerd raken over wat het betekent om een ‘echte Amsterdammer’ te zijn. Binnen Amsterdam bestaat echter weer een fragmentatie van identiteiten en allerlei opvattingen over wat het betekent om in een van de stadsdelen, in het bijzonder in een specifieke wijk, te wonen. Noord is een voorbeeld van een lokaliteit binnen 3 Amsterdam waarover zeer uiteenlopende en uitgesproken ideeën bestaan. Ontstaan als galgenveld in de veertiende eeuw werden in Amsterdam-Noord, op de plek waar nu het prestigieuze Overhoeks en het EYE Filmmuseum gevestigd zijn, tot 1795 de lijken van geëxecuteerde misdadigers tentoongesteld (Galesloot 2009). In de roman Zo dicht bij Amsterdam (2007) [1996] stelt Jan Donkers dat ‘het Siberië van Amsterdam’ pas de laatste jaren, met de ontwikkeling van die Noordelijke IJ-oever, bij de stad lijkt te gaan horen. In mijn onderzoek heb ik mij gericht op weer een specifieke en zelfs ‘beruchte’ identiteit en lokaliteit binnen Noord, namelijk Floradorp. Floradorp staat zowel binnen als buiten Amsterdam-Noord bekend als een duidelijk afgebakende plek en een gesloten gemeenschap met een eigen identiteit, tradities en dorpscultuur. Zo valt er in het voorwoord van het jubileumboekje 1928-2003: Floradorp 75 jaar jong, geschreven door Linda de Haas, toenmalig Rayonmanagerboven-IJ West, te lezen: ‘Floradorp is een dorp op zich met een eigenzinnig karakter’ (Anoniem 2003: 5). Zelf ben ik opgegroeid in een nieuwbouwwijk vlakbij Floradorp, tegenover de voormalige scheepswerf NDSM. Als kind leerde ik al snel dat er over Floradorp ofwel heel positief of juist heel negatief werd gesproken. Veel van mijn familieleden en een aantal vrienden en kennissen zijn in Floradorp geboren of opgegroeid. Een aantal van hen woont er nog steeds naar alle tevredenheid, een aantal twintigers die ik ken willen er zelf graag een woning, en een ander deel wil er juist nooit terugkeren en het liefst ook helemaal niet met het in hun ogen ‘asociale’ dorp geassocieerd worden. Als aankomend antropoloog begonnen die ingesleten en vaak onuitgesproken manieren waarop mensen zich met elkaar identificeren en op andere momenten van elkaar onderscheiden, mij steeds meer op te vallen. Deze scriptie gaat over die processen van identificatievorming en het politieke proces waarbij mensen elkaar in- en uitsluiten. De onderzoeksvraag die ik hierbij heb geformuleerd, luidt: Hoe wordt in alledaagse processen van in- en uitsluiting tussen (oud)bewoners van Floradorp onderling en in relatie tot andere buurten in Amsterdam-Noord, ‘Floradorpse eigenheid’ gemaakt en beleefd? Deze onderzoeksvraag is geïnspireerd op een aantal belangrijke theoretische inzichten die door mijn onderzoeksaanpak en interpretatie verweven zijn. Allereerst het argument dat Anthony P. Cohen in The Symbolic Construction of Community (1985) maakt, namelijk dat gelijkheid – ideeën over wie tot dezelfde gemeenschap of ‘groep’ behoren – altijd tegelijkertijd en noodzakelijkerwijs ook het maken van verschil impliceert (ibid.: 12). Om te begrijpen hoe percepties van gemeenschap worden gemaakt moet worden onderzocht hoe, wanneer en waarom mensen grenzen trekken tussen zichzelf en anderen (van Ginkel 2007: 38). Akhil Gupta en James Ferguson omschrijven identiteit als ‘a mobile, often unstable 4 relation of difference’ (1997: 13). Naast dit relationele aspect van identiteit in mijn onderzoeksvraag gebruik ik nadrukkelijk de term ‘eigenheid’ in plaats van identiteit. Vaak wordt er over identiteit gesproken alsof mensen identiteiten ‘hebben’ (Brubaker en Cooper 2000). Daardoor wordt de aandacht verlegd naar het ogenschijnlijke resultaat, namelijk ‘identiteit’, en is er minder aandacht voor de processuele, relationele, interactieve en daarmee ook onzekere aspecten van identiteits- en groepsvorming (Brubaker 2002; Gupta en Ferguson 1997: 13). Om los te breken uit het discours over het ‘hebben’ en kunnen kiezen van identiteiten gebruik ik de term eigenheid, dat verwijst naar een constant en onaf proces waarin mensen op zoek zijn naar eigenheid, maar eigenheid ook aan hen wordt toegekend. Ik onderzoek dan ook de processen van place making, wat Maria Kefalas (2003) ook wel met sense of place aanduidt, een term die zij uit de geografische theorie ontleent, namelijk de betekenis die mensen aan plaatsen hechten (ibid.: 5). Mijn onderzoek heb ik opgebouwd rondom twee grote evenementen in Floradorp. Allereerst het jaarlijks terugkerende kerstbomenfik, een ritueel met een lange geschiedenis, dat buiten Amsterdam-Noord beter bekend is als ‘het vuur van Noord’. Het is een belangrijk moment in het jaar waarop grenzen tussen bewoners onderling