‘Ik verheug mij toch, dat ik mocht meemaken, wat menige vrouw heelemaal niet leert kennen’ ‘Foute’ vrouwen. Een casestudy naar de motieven van de verpleegsters van de Nederlandse Ambulance voor het oostfront, 1941-1944 Sietske van der Veen 10002201
[email protected] /
[email protected] +31628681544 Masterscriptie Geschiedenis 17 januari 2017: tweede versie dhr. dr. Clé Lesger (begeleider) mw. dr. Gemma Blok (tweede lezer) Voor Berend Klaas van der Veen ‘Aan een Roode kruis-zuster...’ Toen ik tot ’t Leven wederkeerde na lange worsteling met den Dood, die ook mijn lichaam koud begeerde, nadat men mij mijn borst doorschoot, Keek ik in twee lieve oogen, Warm van toewijding en troost en oneindig mededoogen – toen heb ik ’n zucht geloosd. O, kleine Zuster, wat wij jou danken, Wij, de slachtoffers van het front, dat kunnen woorden niet verklanken, Want jij alléén maakt ons gezond. Wat vele dokters niet vermogen met al hun kunde en verstand, dat volbreng jij, met je lieve oogen, je kalme stem, je zachte hand.1 1 J. van Zijst, ‘Aan een Roode kruis-zuster...’, Volk en Vaderland, 23 oktober 1942. Inhoudsopgave Inleiding 1 Hoofdvraag en relevantie van de casestudy 2 Problematisering van het bronmateriaal en opzet van de casestudy 3 1. Een theoretisch en historiografisch raamwerk 6 Kinder, Küche, Kirche. Over genderrollen en gescheiden sferen 7 Vrouwenarbeid en opwaartse sociale mobiliteit. Werkende vrouwen en hun ‘scope for action’ 8 De nazificering van het verpleegstersambt. Zusters gerekruteerd voor de oorlog 10 Verpleegsters als daders. Ziekenverpleging en het ‘Lebensunwertes Leben’ 11 Verpleegster zijn voor het Rode Kruis.