Nieuw Europa versus Nieuwe Orde De tweespalt tussen Mussert en Hitler over het nieuwe fascistische Europa

Masterscriptie Europese Studies Studiepad Geschiedenis van de Europese Eenheid Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Auteur: Ramses Andreas Oomen Studentnummer: 10088849 E-mail: [email protected]

Begeleider: dr. M.J.M. Rensen Tweede lezer: dr. R.J. de Bruin Datum van voltooiing: 01-07-2015

2

Inhoudsopgave

Inleiding…………………………………………………………………………………... 6

Hoofdstuk 1. Het fascisme als derde weg……………………………………………….. 12 Erfenissen uit het fin de siècle: Europa in crisis………………………………….. 12 Tussen het verouderde liberalisme en het opkomende marxisme………………... 14 ‘Het Germaansche zwaard en de Romeinsche dolk’……………………………... 16 De NSB en het nieuwe Europa………………………………………………….... 18 Mussolini en Hitler als ‘goede Europeanen’?...... 23

Hoofdstuk 2. De ordening van Europa………………………………………………….. 26 Tussen nationalisme en internationalisme: de zoektocht naar een statenbond…… 26 Ideevorming rondom de Germaanse statenbond…………………………………. 27 Germaanse statenbond tegenover Germaans rijk………………………………… 31 Groot-Nederland en het Dietse ideaal…………………………………………….. 33 Hitler en de ‘volksen’ tegen de Dietse staat……………………………………… 38

Hoofdstuk 3. Europese economische eenheid…………………………………………... 41 Het corporatisme als economische derde weg……………………………………. 41 ‘De deur in het Westen’…………………………………………………………... 44 Nazi-Duitsland en Europese economische samenwerking: discrepantie tussen theorie en praktijk...... 47

Hoofdstuk 4. Een raszuiver Europa……………………………………………………... 52 Sociaaldarwinisme en de wereldworsteling der rassen…………………………... 52 Rasverschil binnen Europa: het Noordras en het Germaanse ras als ideaal……… 59 Het Jodenvraagstuk……………………………………………………………….. 63 als het gele gevaar of een broodnodige bondgenoot?...... 68

Conclusie…………………………………………………………………………………. 72 Musserts nieuwe Europa tegenover Hitlers Europese Nieuwe Orde……………... 72 Pan-Europees fascisme in de huidige tijd?...... 77

Bibliografie……………………………………………………………………………….. 80

3

Lijst van figuren

Figuur 1.1 Mussert of Moskou……………………………………………………….. 22 Figuur 2.1 Dietschland in beeld. Tafelberg bij Kaapstad…………………………….. 36 Figuur 2.2 Dietschland in beeld. Herfst in het bosch………………………………… 37 Figuur 3.1 Wehr- und Wirtschaftsunion Europäischer Nationen…………………….. 46 Figuur 4.1 Qualitatieve vermindering der bevolking bij te geringe voorplanting der meerwaardigen……………………………………. ……………………... 54 Figuur 4.2 Ontwikkeling van de wereldbevolking sinds 1800……………………….. 56 Figuur 4.3 Verschuiving van het zwaartepunt van de Europeesche bevolking in millioenen………………………………………………………………….57 Figuur 4.4 Verschil in lach en redevoering tussen het Noord-, Zuid- en Oostras……. 62 Figuur 4.5 Nationaal Joodsch tehuis in Zuid-Amerika………………………………..66 Figuur 4.6 Portugeesch gebied over te dragen aan Nederland……………………….. 67

Lijst van afkortingen

FN Front National FPÖ Freiheitliche Partei Österreichs Nenasu Nederlandsch Nationaal Socialistische Uitgeverij NF Nationaal Front NSB Nationaal-Socialistische Beweging NSDAP Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei PNF Partito Nazionale Fascista PVV Partij voor de Vrijheid SS UKIP United Kingdom Independence Party Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen VNV Vlaamsch Nationaal Verbond ZF Zwart Front

4

De Nieuwe Tijd

Zwarte soldaten zingen ten strijd! Hoort gij de stemmen van den nieuwen tijd? Werkers van Dietschland zingen met ons mee! Ons is de toekomst, W.A. Hou-Zee!

Zwarte soldaten trekken ten strijd Hoort gij het dreunen van den nieuwen tijd? Werkers van Dietschland trekken met ons mee! Ons is de toekomst, W.A. Hou-Zee!

Zwarte soldaten winnen den strijd! Banen de wegen voor den nieuwen tijd! Werkers van Dietschland winnen met ons mee! Ons is de toekomst, W.A. Hou-Zee!1

1 Zoo zingt de NSB. 20 marsch- en strijdliederen. Gelooft in datgene wat ge zingt en ge zult overwinnen, : N.S.B. 1940, pp. 36-37. 5

Inleiding

Het nationaal-socialisme is de natuurlijke erfgenaam van dezen tijd, die overal geleidelijk bezit neemt van de stellingen der vorige generatie. Liberalisme en marxisme, deze beide tegenpolen der 19e eeuw, sterven mèt de thans aan het roer zijnde generatie langzaam weg. De generatie van morgen is fascistisch.2

Anton Mussert zag de toekomst van zijn Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in 1934, drie jaar na de oprichting van de partij, uitermate rooskleurig in. Vertrouwend op de voorspelling van Mussolini dat geheel Europa binnen tien jaar fascistisch zou worden, zag Mussert zijn partij een belangrijke positie innemen binnen dit toekomstige Europa. Het verderfelijke kapitalisme en het gevaarlijke bolsjewisme zouden binnen één Europa onder de invloedssfeer van fascisme geen plek meer hebben. Daar kwam bij dat de Nederlandse nationaalsocialisten als profeten van de ‘Nieuwe Tijd’ een verjongde natie tot stand zouden brengen in het nieuwe fascistische Europa.3 De eerste vraag die hierbij rijst is hoe Mussert dit wilde bereiken. Maar in eerste instantie is het wellicht belangrijker om stil te staan bij de vraag wat fascisme eigenlijk precies is. Fascisme heeft zich door de decennia heen ontpopt als een glibberig begrip waar uiterst moeilijk een eenduidige definitie aan toe te kennen is. Een van de redenen hiervoor is dat de essentie van fascisme moeilijk vast te stellen is. Het fascisme als concept kan refereren aan politieke regimes in Europa tijdens het interbellum, maar kan evenzeer verwijzen naar een ideologie of een groep verwante politieke bewegingen.4 Aan fascisme zijn tevens veel uiteenlopende karaktereigenschappen toe te kennen, wat mede veroorzaakt wordt door het ultranationalistische gedachtegoed dat centraal staat. Het merendeel van de fascistische bewegingen in Europa had als doel om een nationale variant van fascisme binnen de eigen natie te implementeren, wat tot gevolg heeft dat het begrip een enorm veelsoortig karakter heeft. Daarbij komt dat fascisme een complexe geschiedenis kent. Bouwend op idealen uit de verlichting en de romantiek was het fascisme voornamelijk invloedrijk ten tijde van het interbellum, waarna het met het einde van de Tweede Wereldoorlog een nieuwe vorm begon

2 Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 8 (24 februari 1934), p. 4. 3 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935, Amsterdam: Boom 2009, p. 781. 4 Constantin Iordachi, Comparative Studies: New Perspectives, London: Routledge 2010, pp. 1-2. 6 aan te nemen, ook wel gespecificeerd als neofascisme. Fascisme is dus geen tijdloos begrip, wat eenduidig definiëren er niet gemakkelijker op maakt. Ondanks het feit dat er legio politieke begrippen aan fascisme verbonden kunnen worden, zijn er sinds de Tweede Wereldoorlog enorm veel theorieën opgeworpen om het fascisme als algemeen verschijnsel te kunnen verklaren. Een zeer groot corpus aan teksten ligt ten grondslag aan deze zoektocht naar de definitie van ‘generic ’, oftewel een algemene definitie van fascisme. Hierdoor ontstaat al vrij snel de situatie waarin door de bomen het bos niet meer gezien kan worden. waarbij al vrij snel de situatie ontstaat dat door de bomen het bos niet meer gezien kan worden. Er zijn echter een paar auteurs die met hun theorieën boven de rest uitsteken door de invloed die hun onderzoek heeft gehad op de zoektocht naar een eenduidige definitie. Ernst Nolte was met zijn Der Faschismus in seiner Epoche in 1963 een van de eersten buiten het marxistische kamp die het fascisme als een algemene ideologie zag en poogde om een algemene definitie aan fascisme toe te kennen. Aan de hand van onderzoek naar het Italiaanse fascisme, het Duits nationaalsocialisme en de Franse conservatieve partij Action Française concludeert Nolte dat fascisme gedefinieerd kan worden als een afwijzing van de moderniteit, waarbij anti-marxisme en verzet tegen transcendentie, de impuls van de mens om op zoek te gaan naar het universele, centraal staan.5 Een jaar nadat Nolte zijn ideeën over fascisme uit de doeken had gedaan, verscheen een minstens zo invloedrijk werk geschreven door Eugen Weber met de titel Varities of Fascism. Weber geeft weliswaar geen eenduidige definitie, maar stelt dat fascisme geleid wordt door opportunistisch activisme, ingegeven door onvrede met de bestaande politieke machtshebbers, dat uit is op verandering en wisseling van de macht.6 In zijn boek besteedt hij voornamelijk aandacht aan het anti-liberalisme, het idee van een nationale gemeenschap en de gedachte dat het fascisme elementen uit zowel de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum gebruikt. De theorieën van Nolte en Weber hebben voor een enorme vooruitgang in het onderzoek naar fascisme in Europa gezorgd. Onder andere George L. Mosse bouwde voort op de werken van Nolte en Weber, maar was in zijn theorie vernieuwend door de ideeën van fascisme als ‘derde weg’ en ‘de nieuwe fascistische mens’ centraal te stellen. Zeev Sternhell leverde vanaf de jaren zeventig een belangrijke bijdrage aan het debat door het belang van anti-marxistisch en ultranationalistisch gedachtegoed binnen fascistische

5 Stanley G. Payne, A History of Fascism, 1914-1945, Madison: The University of Wisconsin Press 1995, p. 459. 6 Eugen Weber, Varieties of Fascism: Doctrines of Revolution in the Twentieth Century, Princeton: Van Nostrand 1964, p. 28. 7 bewegingen te onderstrepen. Sternhell definieert fascisme als de fusie tussen organisch nationalisme en anti-marxistisch socialisme.7 Roger Griffin, misschien wel de meest invloedrijke auteur op het gebied van fascisme, benadrukt in zijn definitie eveneens het ultranationalistische karakter van fascistische bewegingen. Griffin hecht echter minder waarde aan het anti-marxistische aspect en ziet fascisme als een synthese tussen ultranationalisme en de mythe van wedergeboorte of ‘palingenesis’.8 Hoe fascisme gedefinieerd dient te worden is vandaag de dag nog steeds een belangrijk punt van discussie. Een van de laatste ontwikkelingen die zich in historisch onderzoek heeft voorgedaan, richt zich op het transnationale karakter van fascisme. In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog werd onderzoek naar fascisme gedaan met de hoofdgedachte dat ultra- of hypernationalisme een cruciaal onderdeel is van de ideologie. Hoewel deze gedachte nog steeds wordt omarmd (Sternhell en Griffin gebruiken ultranationalisme nota bene in hun definitie van fascisme), zorgde dit er tevens indirect voor dat fascisme vrijwel uitsluitend vanuit een nationaal oogpunt onderzocht werd. Fascistische bewegingen en regimes werden enkel in de nationale context onder de loep genomen waardoor internationale samenwerking onderbelicht bleef. In de laatste tien à vijftien jaar is hier verandering in gekomen. De aandacht voor fascisme als transnationaal fenomeen is enorm toegenomen, wat te zien is aan het groeiende aantal artikelen en boeken dat op dit gebied wordt gepubliceerd. Hoewel er nog tal van gebieden zijn die verder verkend moeten worden, is het in ieder geval duidelijk dat internationale samenwerking tussen fascistische bewegingen voor ingewikkelde en ongemakkelijke situaties zorgde. Een goed voorbeeld, waar tevens veel onderzoek naar is gedaan, is de samenwerking tussen de leiders van nazi-Duitsland en fascistisch Italië. Hitler en Mussolini hadden een overduidelijke haat-liefde verhouding, waarbij nationalistische idealen dikwijls in de weg stonden van internationale samenwerking.9 Toch moet samenwerking tussen de twee niet onderschat worden. Naast politieke samenwerking op hoog niveau vonden de twee regimes en hun leiders elkaar op meerdere uiteenlopende gebieden, zoals bij de organisatie van arbeid en bij het handhaven van de openbare orde.

7 Zeev Sternhell, ‘Fascism’, in: Constantin Iordachi ed., Comparative Fascist Studies: New Perspectives, London: Routledge 2010, p. 55. 8 Roger Griffin, International Fascism: Theories, Causes and the New Consensus, New York: Oxford University Press 1998, p. 24. 9 Arnd Bauerkämper, ‘Transnational Fascism: Cross-Border Relations between Regimes and Movements in Europe, 1922-1939’, East Central Europe, nr. 2-3 (2010), pp. 214-218. 8

Hoewel samenwerking tussen fascistische bewegingen per geval verschilt, is de verhouding tussen Mussolini en Hitler een leidend voorbeeld. Het pad van internationale samenwerking werd door alle fascistische bewegingen in Europa ingeslagen, maar op deze weg was het onvermijdelijk om een paar hobbels en gaten tegen te komen. Internationale samenwerking was niet eens zozeer een keuze. Fascistische bewegingen beschouwden zichzelf als redder van de eigen natie die zich in een tijd van crisis bevond, maar zagen deze gebeurtenis tevens als een onderdeel van een overkoepelende Europese crisis.10 Daarbij waren fascisten zich er van bewust dat de twee aartsvijanden, het bolsjewisme en het liberale kapitalisme, evenzeer internationaal georganiseerd waren. Zowel Hitler als Mussolini, maar ook leiders van kleinere fascistische bewegingen zoals Mussert en zijn NSB, boden in hun nieuwe fascistische Europa dan ook plek voor een nationale én internationale gedachtegang. De NSB streefde al sinds de beginperiode van haar bestaan naar een combinatie van internationale samenwerking en nationalisme. Emile Verviers, die zich als prominent lid van de NSB onder meer bezig hield met het verwezenlijken van een corporatieve samenleving en daarbij namens de NSB artikelen publiceerde, propageerde dit beleid toen hij over de grondbeginselen van de NSB uitweidde: “Het is een internationaal verschijnsel, dat elke natie in onze dagen bezield wordt door een alles overheerschend gevoel van nationale eenheid. In elke natie is daarom het fascisme: nationaal fascisme, dat is fascisme, zich vormend naar den eigen aard van die natie.”11 Verwant hieraan waren de pan-Europese ideeën waarmee de NSB naar voren trad. Mussert zag zijn partij als een integraal onderdeel van een overkoepelende Europese ideologie, iets waar hij zijn hele leven lang aan vasthield. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog trad hij met zijn Europese idealen op de voorgrond, maar ook toen de bemoeienis van nazi-Duitsland in Nederland groter werd, deinsde Mussert er niet voor terug zijn ideeën kenbaar te maken aan Hitler.12 Zelfs tijdens zijn gevangenschap bleef hij trouw aan dit ideaal.13 Het feit dat andere fascistische bewegingen in Europa zich eveneens inlieten met pan- Europees gedachtegoed was voor Mussert een steun in de rug om zijn ideeën voor een nieuw Europa niet onder stoelen of banken te steken. Desondanks worstelde hij met de vraag hoe nationale belangen en internationale samenwerking het best op elkaar konden worden

10 Philip Morgan, , 1919-1945, London: Routledge 2003, pp. 159-161. 11 Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 2 (13 januari 1934), p. 5. 12 , Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947. 13 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, pp. 162-163. 9 afgestemd.14 De sterke invloed die de nationaalsocialisten uit Duitsland op de NSB hadden, zorgde ervoor dat dit vraagstuk nog moeilijker op te lossen werd gezien het feit dat Musserts nationalistische en pan-Europese idealen dikwijls niet overeen kwamen met Hitlers plannen voor Nederland en Europa. De aanvaringen, maar ook de momenten van samenwerking, tussen Mussert en Hitler die hier een gevolg van waren spelen een centrale rol in dit onderzoek. Aan de hand van primair en secundair bronnenmateriaal en met het transnationale karakter van fascisme als leidraad zal onderzocht worden in hoeverre Musserts pan-Europese idealen, ook wel uitgedragen in de vorm van nieuw Europa of Nieuwe Tijd, voor conflicten zorgden met Hitlers plannen voor Europa, ook wel bekend onder de Europese Nieuwe Orde. Bij dit vergelijkende onderzoek, waarin de ideologie en (transnationale) ideeën van Mussert en Hitler centraal staan, zal gebruik gemaakt worden van onder andere partijbladen, partijprogramma’s, nota’s, toespraken en boekpublicaties van de NSB om het diep gewortelde pan-Europese karakter van de partij duidelijk naar voren te kunnen laten komen. In het eerste hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het idee van fascisme als ‘derde weg’. Ideeën over Europese samenwerking hadden veelal te maken met de zienswijze dat fascisme een middenweg was tussen het Amerikaanse kapitalisme en het Russische bolsjewisme. Deze middenweg, of derde weg, werd hoogst noodzakelijk geacht om de Europese cultuur van de ondergang te kunnen redden. Dit fenomeen zal in het eerste hoofdstuk worden uitgediept om een helder beeld te krijgen van de oorsprong van pan- Europees fascisme. Vervolgens zal de indeling van Europa onder de loep worden genomen in het tweede hoofdstuk. Binnen een volledig fascistisch Europa had Mussert idealen voor onder meer de oprichting van een Bond der Germaanse Volkeren, een Dietse volksstaat en de totstandkoming van Groot-Nederland. Het idee van een herboren Nederland binnen een Germaans samenwerkingsverbond waar onder meer Duitsland, de Scandinavische landen, de Benelux en eventueel het Verenigd Koninkrijk onderdeel van zouden uitmaken, was in Musserts ogen de meeste ideale manier voor Nederland om zich te profileren binnen een fascistische pan-Europese gemeenschap. Hoewel het Germaanse ras en een Germaans samenwerkingsverbond eveneens een gewichtige rol speelden in Hitlers beleid, had hij een beduidend andere Europese indeling voor ogen dan wat Mussert ambieerde. Deze verschillende ordeningen van Europa zullen de kern van dit hoofdstuk vormen.

14 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935, Amsterdam: Boom 2009, pp. 784-785. 10

Economische samenwerking in Europees verband staat centraal in het derde hoofdstuk. Anti-kapitalisme en corporatisme waren sinds de oprichting van de NSB kernpunten van de partij. Daarnaast maakte Mussert in nota’s en brieven aan Hitler kenbaar dat hij economische samenwerking in Germaans en Europees verband als kernpunt van de fascistische ideologie zag. De corporatieve gedachte en de positie van Nederland binnen een Europees economisch samenwerkingsverband zoals Mussert die voor ogen had, zullen in dit hoofdstuk verder uitgediept worden. Daarnaast zullen Hitlers economische richtlijnen voor Europa de revue passeren om overeenstemmingen dan wel tegenstellingen met Mussert te kunnen onderzoeken. Het laatste hoofdstuk omvat het fascistische ideaal van een raszuiver Europa. Mussert en Hitler werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog nauw samen op het gebied van Jodenvervolging en deportatie. Antisemitisme was echter niet zo sterk ingeworteld bij Mussert als bij de nazi’s. De NSB-leider bepleitte begin jaren dertig op zijn beurt dat het ware gevaar niet zozeer afkomstig was van de Joodse gemeenschap, maar vanuit Azië en het ‘gele ras’. Zowel Hitler als Mussert waren het er echter over eens dat raszuiverheid essentieel was voor het voortbestaan van de Europese cultuur, hetgeen uitmondde in enige overeenkomsten. Dit hoofdstuk zal echter vooral de knelpunten belichten tussen Mussert en Hitler op het gebied van raszuiverheid in Europa.

11

1 Het fascisme als derde weg

Erfenissen uit het fin de siècle: Europa in crisis Het idee van een middenweg of ‘derde weg’ maakte een belangrijk onderdeel uit van het ontstaan van fascisme. Toen fascistische bewegingen voet aan de grond kregen in Europa in de jaren dertig bleef dit idee levend, zelfs tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met het verlies tegen de twee ideologieën die bij het idee van de derde weg het meest veracht en gevreesd werden: het liberaal-kapitalisme en het communisme. Het concept van fascisme als een noodzakelijke middenpositie in Europa werd door Mussolini geïntroduceerd om in navolging hiervan geadopteerd te worden door onder andere enkele prominente nazi- officieren en andere kleinere fascistische groeperingen zoals de NSB. De wortels van dit denkbeeld liggen in het laatste decennium van de negentiende eeuw, nog voordat de term fascisme überhaupt bestond. Hoewel anti-marxisme een significant onderdeel was van de fascistische ideologie, was het fascisme niet zozeer een reactie op de groeiende invloed van het marxisme. Tot op zekere hoogte zijn de twee zelfs een kind van dezelfde tijdgeest, het fin de siècle. Een algemene gedachtegang die het fin de siècle deels kenmerkt was uiterst pessimistisch van aard en rebelleerde onder meer tegen het materialisme, de bourgeoisie en de liberale democratie. Zowel fascisme als marxisme speelden hier op in en dienden zichzelf aan als een alternatief voor de middelmatige bourgeoisie die de macht in handen had.15 De Duitse geschiedfilosoof Oswald Spengler was met zijn tweedelige magnum opus Der Untergang des Abendlandes een centraal figuur binnen de trend die zich onder historici en filosofen voordeed om zich uiterst pessimistisch uit te laten over Europa. Volgens Spengler vertoonde het Westen kenmerken van een beschaving in verval.16 Het Westen had gefloreerd in de negentiende eeuw, maar zat in de tijd dat hij zijn werk uitbracht (1918-1922) in een neerwaartse spiraal, aldus Spengler. Europa was de zomerperiode voorbij en bevond zich nu aan de vooravond van de winter waarin de Westerse wereld steeds verder af zou takelen.

15 Zeev Sternhell, ‘Fascist Ideology’, in: Walter Laqueur ed., Fascism: A Reader’s Guide: Analyses, Interpretations, Bibliography, London: Wildwood House 1976, p. 321. 16 Oswald Spengler (source: John Wiley & Sons, Inc.), ‘Oswald Spengler on Cosmopolis and Depopulation’, Population and Development Review, nr. 4 (2002), pp. 787-788. 12

De Franse filosoof Georges Sorel stond tegen het einde van de negentiende eeuw aan de wieg van het crisis denken in Europa, waarin de liberale bourgeoisie het voornamelijk moest ontgelden. Zijn revolutionair syndicalisme nam in tegenstelling tot de liberalen niet het individu als uitgangspunt, maar bepleitte het belang van sociale en politieke collectiviteit. Sorel ageerde fel tegen het rationalistische individualisme en het materialisme van de moderne liberale maatschappij. De verwerping van deze maatschappij ging al snel gepaard met de veroordeling van de democratie, die gezien werd als een centrale component van het liberalisme. Met zijn uitlatingen vond Sorel in heel Europa ideologische medestanders, zoals Paul de Lagarde, Arthur Moeller van den Bruck en Enrico Corradini, die zich alle drie in een later stadium van hun leven zouden inlaten met fascistisch of fascistoïde gedachtegoed. Deze historici, schrijvers en filosofen zagen zich met hun nieuw gevormde ideologie als het laatste redmiddel van de Westerse samenleving die in hun ogen corrupt en ziek was.17 Moeller van den Bruck, een Duits cultuurhistoricus, gebruikte zijn vaderland als concreet voorbeeld voor het zieke Europese continent. In 1922 schreef hij Das Dritte Reich om zijn ideeën over de verloedering van de Duitse maatschappij ten toon te spreiden. Moeller van den Bruck zag het verval van zijn land echter niet als onoverkomelijk. Hiermee liep hij niet geheel in een lijn met bijvoorbeeld Spengler, die betrekkelijk weinig hoop koesterde voor het voortbestaan van de Europese beschaving. Volgens Moeller van den Bruck kon Duitsland de nationale crisis te boven komen en zelfs haar leidende positie in de wereld terugveroveren door het democratische politieke bestel, dat door de Weimarrepubliek geïmplementeerd was, af te schaffen.18 Net als ideologisch geestverwant Sorel attaqueerde Moeller van den Bruck liberalen, democraten en socialisten. De liberale revolutie van 1918, waar Duitsland in zijn visie onherroepelijk aan ten onder zou gaan, was enkel te overwinnen door de komst van een nieuwe revolutie van conservatieve aard, waar een combinatie van nationale en sociale elementen aan ten grondslag zou moeten liggen. Bepaalde aspecten uit Das Dritte Reich dienden een kleine tien jaar later als inspiratiebron voor Hitler. Hoewel sterk betwijfeld kan worden of Moeller van den Bruck een aanhanger van de nazi’s zou zijn geweest, liep hij onder meer met het idee van de Duitse Übermensch, alsmede het ideaal van Het Derde Rijk wel degelijk in de kijker bij Hitler en zijn volgers.

17 Zeev Sternhell, ‘Fascist Ideology’, in: Walter Laqueur ed., Fascism: A Reader’s Guide: Analyses, Interpretations, Bibliography, London: Wildwood House 1976, pp. 321-323. 18 Gerhard Krebs, ‘Moeller Van Den Bruck: Inventor of the “Third Reich”’, The American Political Science Review, nr. 6 (1941), pp. 1085-1089. 13

Het beeld van Europa in crisis dat historici en filosofen zoals Spengler, Sorel en Moeller van den Bruck voor ogen hadden, werd versterkt door de gedachte dat men in een soort lege tussenfase leefde. De huidige tijd bevond zich tussen “that which was and that which is to be” zoals de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset het omschreef.19 Met de revolutionaire ontwikkelingen op het gebied van wetenschap, economie en technologie was Europa de kluts kwijt en onzeker over de invulling van haar toekomst. Deze algemene tendens die zich aan het begin van de twintigste eeuw voordeed, gaf de opkomst van het fascisme extra ondergrond en vond dan ook gretig aftrek bij de toekomstige fascistische leiders.

Tussen het verouderde liberalisme en het opkomende marxisme De incubatieperiode van het fascisme stond in het teken van een Europese culturele crisis. Fascisten gebruikten de ideeën van denkers als Sorel en Moeller van den Bruck om hun ideologie op de kaart te zetten. Hun antiliberale en antisocialistische ideeën werden hierbij overgenomen en uitgediept om een beeld van fascisme als de redder van de Europese cultuur te creëren. Fascistisch leiders erkenden en omarmden het nationalistische karakter van hun ideologie, maar zagen hierin ook een universeel element. Verschillende nationalistische bewegingen, hoe verschillend ook van aard, waren één in hun strijd tegen het liberalisme, dat in verval was, en tegen de opkomst van het marxisme.20 Democratie werd gezien als een idee dat onlosmakelijk verbonden was met het liberale gedachtegoed en werd zodoende mede schuldig gesteld aan de slechte staat waar Europa zich in bevond. Het democratische idee werd dikwijls beschreven als een ‘laks’ concept, omdat de democratische politicus simpelweg afwacht tot hij ziet welke opinie zich onder de meerderheid van de bevolking vormt.21 Vervolgens integreert hij deze visie van de meerderheid in zijn politieke programma voor eigen gewin. Er werd dan ook aangenomen dat politici in een liberale democratie niet meer hun best deden om de bevolking voor zich te winnen met standpunten waar ze echt in geloofden. Auteurs met een fascistische inslag gaven niet alleen maar af op hun tegenstanders, in dit geval de liberaal-democraten, maar boden ook antwoorden. In hun ogen lag het probleem in het feit dat de democratie vergiftigd was met liberale idealen. Het idee dat de massa haar eigen leiders kon kiezen in een parlementaire democratie was verwerpelijk om de hierboven genoemde reden dat politici zich niet

19 Ruth Ben-Ghiat, ‘ and the Aesthetics of the ‘Third Way’’, Journal of Contemporary History, nr. 2 (1996), p. 295. 20 Claud Sutton, ‘The Third Alternative’, in: Roger Griffin ed., International Fascism: Theories, Causes and the New Consensus, New York: Oxford University Press 1998, p. 258. 21 Ibidem, pp. 259-260. 14 inspanden voor het volk in een dergelijk systeem. De oplossing lag in de aanstelling van een krachtig leider die het volk symboliseerde. Communicatie tussen het volk en haar leider vond in deze vorm van democratie, waarin één politieke partij de macht in handen heeft, plaats door middel van festivals, ceremonies en andere vormen van .22 De leider gebruikte deze middelen om zijn visie, die gelijk was aan de wil van het gehele volk, ten toon te spreiden. Naast de pluralistische democratie werd ook het falende kapitalisme door fascistische denkers toegedicht aan de macht van de liberalen in Europa. De strijd tegen het liberalisme ging dan ook gepaard met het ideaal om het kapitalisme als leidend economisch systeem in Europa omver te werpen. Het idee dat Europa zich in een culturele crisis bevond, speelde hierbij een sleutelrol. De Europese crisis die zich in eerste instantie op cultureel gebied manifesteerde, werd uitgebreid naar het politieke en economische vlak. De grote depressie in de jaren dertig vormde hierbij het toonbeeld van het failliete kapitalistische systeem. Fascisten zagen de vervanging van het kapitalisme als essentieel, maar waren tevens fel gekant tegen het marxistische model. In overeenstemming met nationalistische idealen werd een tussenliggend economisch model, een derde weg, voor ogen gehouden waar kapitaal de natie zou dienen in plaats van andersom.23 De staat had de touwtjes in handen, maar liet de economische sector en privébezit waar het kon ongemoeid. Ook Hitler bepleitte een economische derde weg. Het nachtmerriescenario dat hij schetste, behelsde een Europa waar de macht in handen lag van de beurs en enkele anonieme bedrijven.24 Privébezit zou met de verdergaande ontwikkeling van kapitalisme op den duur verdwijnen. Daarnaast zouden de gezondheid van arbeiders, een veilige werkomgeving en goede arbeidsomstandigheden in het algemeen niet gewaarborgd worden in een kapitalistische samenleving. Het enorme belang dat Hitler hechtte aan een economische derde weg valt op te maken als hij internationaal kapitaal ter sprake brengt in : “De ontwikkeling van Duitsland stond mij toen allang zeer scherp omlijnd voor de geest, en daardoor wist ik zeer goed, dat de zwaarste strijd niet meer tegen de vijandelijke volkeren, maar tegen het internationale grootkapitaal geleverd zou moeten worden.”25

22 George L. Mosse, International Fascism: New Thoughts and New Approaches, London: Sage Publications 1979, p. 2. 23 Zeev Sternhell, ‘Fascist Ideology’, in: Walter Laqueur ed., Fascism: A Reader’s Guide: Analyses, Interpretations, Bibliography, London: Wildwood House 1976, pp. 357-358. 24 Luciano Pellicani, ‘Fascism, capitalism, modernity’, European Journal of Political Theory, nr. 4 (2012), pp. 397-398. 25 , ‘Mein Kampf (Nederlandstalige bewerking)’, https://archive.org/details/MeinKampf- NederlandstaligeBewerking, geraadpleegd op 8 april 2015, p. 260. 15

Het idee van fascisme als derde weg laat zien dat het fenomeen niet enkel gedefinieerd kan worden aan de hand van waar het tegen is. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog waren voornamelijk uit het marxistische kamp, maar ook sporadisch uit liberale en christelijke hoek, geluiden te horen van historici die stelden dat aan fascisme, dat enkel destructie en ellende had achtergelaten in Europa, geen positieve kenmerken of zelfs utopische idealen toe te kennen waren.26 Fascisme was anti-liberaal, anti-marxistisch, anti-kapitalistisch, anti- materialistisch, enzovoort. Dat naar een derde weg werd gezocht binnen het fascisme, ontkracht deze theorieën. Fascisten zochten wel degelijk naar oplossingen voor de gevaren die zij zagen in het liberalisme en marxisme. De derde weg had echter wel een meervoudig gebruik. Zo werd voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog voornamelijk gesproken over een middenweg tussen het liberalisme en het marxisme. Met de inmenging van de Verenigde Staten in de oorlog werd vaker gesproken over een middenpositie tussen de twee grootmachten, de V.S. (dikwijls in combinatie met het Verenigd Koninkrijk) en de Sovjet- Unie. De derde weg kon tevens een economische inslag hebben, doelend op de implementatie van het corporatisme tegenover het kapitalisme en de planeconomie. Fascisten vulden daarnaast de derde weg dikwijls op hun eigen manier in. In de beginperiode van fascisme in Italië liet Mussolini bijvoorbeeld raciale aspecten veelal buiten beschouwing (alhoewel hier later verandering in kwam), terwijl Hitler sterk de nadruk legde op de in zijn ogen Joodse gestalte van het kapitalisme en het marxisme.27

‘Het Germaansche zwaard en de Romeinsche dolk’ De NSB beschouwde haar fascistische ideologie als een internationaal fenomeen. In het licht hiervan was het Mussert niet ongewoon om voor het opdoen van inspiratie over de grenzen van Nederland heen te kijken. Naar de ideologisch verwante partijen van Mussolini en Hitler werd met de grootste fascinatie gekeken, gezien de macht die zij respectievelijk in Italië en Duitsland naar zich toe hadden weten te trekken. Daarnaast konden fascisten uit Italië en Duitsland op de steun van de NSB rekenen door de internationale strijd die door hen werd gepredikt tegen de gemeenschappelijke internationale vijanden van het fascisme: bolsjewisme, liberalisme, democratie en het Jodendom.28 De NSB adopteerde hierbij het idee van een derde weg in al zijn volledigheid, mede door de hunkering naar een positie van macht

26 Roger Griffin, International Fascism: Theories, Causes and the New Consensus, New York: Oxford University Press 1998, pp. 5-6. 27 Adolf Hitler, ‘Mein Kampf (Nederlandstalige bewerking)’, https://archive.org/details/MeinKampf- NederlandstaligeBewerking, geraadpleegd op 8 april 2015, pp. 75, 179. 28 Dietrich Orlow, The Lure of Fascism in : German Nazis, Dutch and French Fascists, 1933- 1939, New York: Palgrave Macmillan 2009, pp. 12, 17-18. 16 binnen Nederland zoals de nazi’s in Duitsland en de fascisten in Italië hadden weten te verwerven. Daarnaast voorspelde Mussert dat met het fascisme als derde weg en internationale Europese samenwerking een nieuw Europa zou herrijzen. De bondgenoten voor dit nieuwe Europa lagen voor de hand: “Het Germaansche zwaard van Adolf Hitler en de Romeinsche dolk van banen daartoe den weg.”29 Met de voorspellingen van filosofen als Spengler in het achterhoofd voelde Mussolini zich verwant met het idee van fascisme als de redding van Europa. De Europese ziekte die spirituele en politieke achteruitgang tot gevolg had, kon alleen met de derde weg als tegengif worden genezen. Fascisme werd gezien als een op feiten gebaseerde ideologie, in tegenstelling tot het liberalisme en socialisme die slechts onbewezen theorieën opwierpen.30 De middenweg werd hierin gevormd tussen het liberalisme, dat verstrikt was in abstracties uit het verleden, en het socialisme, dat mensonterende en onrealistische utopische idealen voor ogen had. Het doorslaggevende van fascisme was daarbij dat het er voor zorgde dat het beste uit de geschiedenis kon worden gehaald om dit vervolgens om te zetten in iets nieuws. Mussolini zag deze derde weg als onderdeel van een universele fascistische beweging, die zich binnen tien jaar over geheel Europa zou verspreiden. Samen met , een trouw aanhanger en actief lid van de Italiaanse fascistische partij Partito Nazionale Fascista (PNF), liet Mussolini dit transnationale karakter van fascisme doorschemeren: “Today I hold that Fascism as an idea, a doctrine, a realization, is universal; it is Italian in its particular institutions, but it is universal in the spirit, nor could it be otherwise.”31 Sterke gevoelens met betrekking tot de universaliteit van fascisme waren bij Hitler en de nazi’s beduidend minder aanwezig dan bij de zusterpartij in Italië. Aansporingen tot de vorming van een Europees fascistisch bolwerk en aanprijzing van fascisme als derde weg waren veelal propaganda bedoeld om ervoor te zorgen dat fascistische groeperingen uit andere landen zich achter nazi-Duitsland zouden scharen.32 Om deze reden trad Hitler wel naar buiten als voorstander van een verenigd Europees front, onder meer bedoeld als verdediging tegen de Verenigde Staten, die in zijn optiek doordrenkt waren van Joodse invloeden. In werkelijkheid was het echter nooit zijn intentie om ook maar enige macht uit

29 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 18. 30 Ruth Ben-Ghiat, ‘Italian Fascism and the Aesthetics of the ‘Third Way’’, Journal of Contemporary History, nr. 2 (1996), p. 296, 297. 31 Benito Mussolini, , Ardita Publishers: 1935, appendix (2). 32 Roger Griffin, ‘Europe for the Europeans: Fascist Myths of the New Order, 1922-1992’, gepubliceerd als Occasional Paper (No. 1) door Humanities Research Centre. http://home.alphalink.com.au/~radnat/theories- right/theory1.html, geraadpleegd op 13 april 2015, p. 22. 17 handen te geven door bijvoorbeeld buitenlandse fascistische bewegingen op hetzelfde niveau als de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) beleid te laten voeren. Ondanks het feit dat Hitler in de praktijk geen pan-Europees ideaal nastreefde, maakten enkele van zijn officieren en trouwe volgers zich wel hard voor het universele karakter van fascisme. , een van de vroegste volgers van Hitler, toonde grote interesse in samenwerking tussen fascistische partijen om zich te wapenen tegen democratie en marxisme.33 In 1925, slechts een paar jaar nadat de NSDAP het levenslicht had gezien, schreef niemand minder dan , de minister van propaganda in nazi-Duitsland, een voorstel dat een plan bevatte voor de totstandkoming van een Verenigde Staten van Europa, waar onder meer een uniform meetsysteem en een gemeenschappelijke valuta deel van uitmaakten.34 Ook in de jaren dertig en tijdens de Tweede Wereldoorlog etaleerden vooraanstaande nazi-ideologen zoals , en Robert Ley ideeën met betrekking tot de regeneratie van Europa. Als onderdeel van nazi-Duitsland zagen zij zichzelf als de scheppers van harmonie op een continent dat in chaos gestort was. Deze harmonie kon enkel gewaarborgd blijven met de vorming van pan-Europese verbonden.

De NSB en het nieuwe Europa “Oorlog tusschen Europeesche volkeren is broederoorlog.”35 Mussert geloofde dat het fascisme als enige ideologie deze Europese ‘broederoorlog’ kon voorkomen doordat het de Europese naties nader tot elkaar zou brengen en daarmee vrede zou scheppen. Pierre Henry Ritter, een van de eerste auteurs die een boek uitbracht over de persoon Mussert en zijn politieke idealen, beschreef zijn denkbeelden als volgt: “Nederlandsch denken houdt, volgens Mussert, Europeesch denken in zich bevat. Maar een Europeesch denken dat niet de vervloeiïng der naties achter de lijmpotten der conferenties, maar den opbouw der naties tot doelstelling heeft.”36 Samenwerking op Europees niveau stond voor Mussert dus centraal. Europa zou echter alleen sterker worden als de verschillende natiestaten zich zouden kunnen ontwikkelen. Het fascisme bood als enige plek voor een sterke natie binnen een Europees samenwerkingsverband. In navolging en onder invloed van Mussolini en Hitler bepleitte

33 Dietrich Orlow, The Lure of Fascism in Western Europe: German Nazis, Dutch and French Fascists, 1933- 1939, New York: Palgrave Macmillan 2009, pp. 19-20. 34 Roger Griffin, ‘Europe for the Europeans: Fascist Myths of the New Order, 1922-1992’, gepubliceerd als Occasional Paper (No. 1) door Humanities Research Centre. http://home.alphalink.com.au/~radnat/theories- right/theory1.html, geraadpleegd op 13 april 2015, pp. 22-23. 35 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, p. 160. 36 P.H. Ritter Jr., Over Mussert, Baarn: Hollandia 1934, p. 48. 18

Mussert dan ook de noodzaak voor het inslaan van een derde, uiteraard fascistische, weg. Net als fascistische medestanders uit andere naties zag Mussert de ondergang van Nederland als onderdeel van een veel grotere Europese crisis. De Europese cultuur kon enkel tot bloei worden gebracht met een verenigd fascistisch Europa.37 Deze denkbeelden uitte Mussert al in de beginjaren van zijn nationaalsocialistische loopbaan en zouden gedurende zijn verdere leven altijd een rol blijven spelen in zijn politieke opvattingen. Ook met de bezetting van Nederland door nazi-Duitsland stelde de NSB-aanvoerder dat Nederland en de Europese naties bij de stichting van een fascistisch Europa meerdere vijanden en gevaren kenden die overwonnen en geneutraliseerd dienden te worden, alhoewel deze overwinning door Mussert slechts als een eerste stap in de goede richting werd beschouwd.

Het winnen van den oorlog tegen het verbond van het Aziatische communisme en het Amerikaansche kapitalisme, zal gevolgd moeten worden door het winnen van den vrede binnen Europa door de ordening der Europeesche volkeren, de samenwerking, het elkander respecteeren en waardeeren, zoodat de verdediging van Europa wordt beleefd als een algemeen belang en een algemeene plicht.38

Het winnen van de Tweede Wereldoorlog was niet genoeg om een welvarend Europa te kunnen waarborgen. Het voortbestaan van Europa hing volledig af van de welwillendheid van de Europese naties om als een verenigd blok naar buiten te treden en onderling met elkaar samen te werken. Het belang dat Mussert aan Europese samenwerking hechtte was dus aanzienlijk groot, iets wat goed geïllustreerd wordt in het vervolg van zijn speech: “Zou deze vrede niet kunnen worden gewonnen, dan zullen de honderdduizenden, die in deze jaren hun jong leven in den strijd laten, Europa niet redden, doch slechts uitstel van executie geven.”39 Zonder samenwerking was Europa gedoemd om de ondergang te vinden. Volgens Mussert dienden Europese naties zich dan ook bewust te worden van de noodzakelijkheid van onderlinge solidariteit. Dit solidaire Europa stond aan de basis van zijn toekomstidealen. Om de noodzaak van een Europees fascistisch samenwerkingsverbond aan te kaarten, verdeelde Mussert in zijn nota’s aan Hitler de wereld in meerdere machtsblokken. Het stond voor Mussert buiten kijf dat Europa enkel als een fascistisch geheel kon optreden tegen de machtsblokken die toentertijd in de wereld aanwezig waren. Het idee van de derde weg

37 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935, Amsterdam: Boom 2009, p. 785. 38 Anton Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa: Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942, Antwerpen: Volk en Staat 1942, p. 2. 39 Ibidem. 19 schemert hier ook enigszins in door. Mussert begint met Noord-Amerika, “het continent waar de leiding en de macht onbedreigd worden uitgeoefend door het Angelsaksisch ras, wanneer men de aldaar toenemende Joodsche machtsconcentratie een oogenblik buiten beschouwing laat.”40 Hij vervolgt met Australië, dat tevens Angelsaksisch was, maar verder vrij weinig van doen had met het Europese continent. Azië, dat nog deels onder invloed van Europa was, bestond uit drie grote blokken.

In het Noorden het blok van de Unie der Sovjet Republieken met 200 millioen zielen. In het Oosten het blok Japan-China met 500 millioen. In het Zuiden Britsch-Indië met 300 millioen. Als overgang (step-stones) van Azie naar Australie ligt over een lengte van 5000 K. M. Insulinde (Nederlandsch-Oost Indië) met 60 millioen zielen.41

Opmerkelijk aan deze nota is de nadruk die Mussert legt op het gevaar van het - Chinese blok. De dreiging die werd ervaren kwam voornamelijk uit de hoek van Japan, dat naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde grote delen van Oost-Azië onder controle had gekregen. De reden voor de opkomst van het Japanse rijk was volgens Mussert het kapitalistische systeem in Europa, waarbij Europese naties onnodig met elkaar concurreerden. Daarnaast lag ook het verlies van Rusland in de Russisch-Japanse Oorlog in 1905, alsmede de verdrijving van Duitsland uit Oost-Azië na de Eerste Wereldoorlog ten grondslag aan de Japanse macht in het gebied. Mussert greep deze Japanse machtsuitbreiding in Azië aan, omdat hij een direct verband zag met de ondergang van het zuivere blanke ras, wat in zijn ogen onherroepelijk zou leiden tot de ondergang van Europa. Oost-Azië was slechts het begin, want “zou Nederlandsch-Indië onder de heerschappij van Japan komen, dan gaat na korten of langeren tijd ook Australië onherroepelijk voor het blanke ras verloren.”42 De Europese landen zouden vervolgens als dominostenen vallen voor de Aziaten. Met deze indeling voegde de NSB Japan, als belichaming van het Aziatische of ‘gele’ ras, als derde component (naast het kapitalistische Amerika en de communistische Sovjet- Unie) toe aan het idee van de derde weg. De partijlijn die werd aangehouden behelsde een verenigd fascistisch Europa tegen de Verenigde Staten en Azië, dat bestond uit de Sovjet- Unie én Japan. Dit idee kwam niet alleen voort uit nota’s die Mussert aan Hitler schreef gedurende de Tweede Wereldoorlog. Reeds in 1934 werd het idee van Europese eenwording

40 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 17. 41 Ibidem, pp. 17-18. 42 Ibidem, p. 18. 20 tegen de dreiging uit Azië uitgedragen, onder andere in Volk en Vaderland, het weekblad van de NSB:

Een Europa, dat zich zelf verscheurt in onderlingen oorlog, zou binnen korten tijd een prooi der Aziaten zijn. Alleen het fascisme zal in staat zijn Europa op internationaal gebied tot een politieke eenheid (b.v. als fascistischen Statenbond) samen te binden. Slechts indien Europa als eenheid aan de wereldworsteling met Aziatische volkeren kan deelnemen, zijn de staatkundige vrijheid en de cultuur van Europa van den ondergang te redden. Alleen door een Europeesch fascisme zullen wij het hoofd kunnen bieden aan de slavernij, waarmede de Aziaten (Russen en Japanners) ons bedreigen.43

De angst voor Japan werd voornamelijk met raciale motieven verdedigd. De groei die veel ‘gekleurde volkeren’ doormaakten, werd gezien als een ramp voor Europa. Het was aan de hand van deze angstbeelden dat Mussert pleitte voor een Verenigde Staten van Europa, naar het model van de Verenigde Staten van Amerika, maar van fascistische snit. Hij voorzag een Europese revolutie, “die tot grootere samenbinding der Europeesche volkeren moet leiden.”44 In dit nieuwe Europa was het van belang dat iedereen een thuis vond in zijn eigen natie, wat er op neer kwam dat landen diegenen die niet tot het volk behoorden moesten dwingen om te repatriëren. Europese samenwerking diende het doel van dit ‘volksche’ Europa dat raszuiverheid als prioriteit had. Het tweede gevaar vanuit Azië was minstens zo groot als Japan en de ‘gele volkeren’. Bij de oprichting van de NSB werd in het partijprogramma aangedrongen op Europese samenwerking om twee dingen te voorkomen, “n.l. den ondergang van de Europeesche cultuur en de verovering van het geheele Europa door het Communisme.”45 In de eerste jaren na de oprichting van de NSB vreesde Mussert voor de communistische belegering van Europa die tevens gepaard zou gaan met communistische overheersing als Europa zich niet verenigde onder de ideeën van het fascisme. De voornaamste dreiging die volgens de NSB uitging van het communisme was gericht op het bestaansrecht van het volk.46 Doordat het communisme haar pijlers enkel richtte op de klassenstrijd tussen het proletariaat en de bourgeoisie, schonk het geen aandacht aan het behoud van de verschillende Europese volkeren. Het communisme zou het bestaan van volkeren ontkennen en enkel plaats bieden aan individuen. Europa zou

43 Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 6 (10 februari 1934), p. 3. 44 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 18. 45 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, p. 160. 46 Volk en Vaderland, jaargang 4, nr. 34 (28 augustus 1936), p. 2. 21 een vermenging van volkeren over de hele wereld worden; een nachtmerriescenario voor de NSB. Een concreet voorbeeld van de waarde die werd gehecht aan de verdediging tegen het communisme waren de Tweede Kamerverkiezingen van 1937, waarin de NSB de stem van het Nederlandse volk poogde te winnen met de verkiezingsleus ‘Mussert of Moskou’.47

Figuur 1.148

Communisme en kapitalisme werden door de NSB dikwijls in verband met elkaar gebracht of als gevolg van elkaar gezien om de verraderlijkheid van beide aan te tonen. Het marxisme, dat onherroepelijk zou leiden tot communisme, werd gezien als het logische gevolg van het verval van het failliete kapitalisme indien het fascisme niet bijtijds zou interveniëren. Het gevolg was een “botsing tusschen de Joodsch-kapitalistisch-bolsjewistische en de nationaal-socialistisch-fascistische wereld”.49 Kapitalisme en bolsjewisme werden

47 Jan Meyers, Mussert, een politiek leven, Amsterdam: De Arbeiderspers 1984, p. 95. Zie bijlage 1.1. 48 NSB, ‘Mussert of Moskou’, http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD01:49629, geraadpleegd op 25 juni 2015. 49 Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10, De strijd tusschen Nat.-Socialisme en Fascisme eenerzijds en Kapitalisme en Bolsjewisme anderzijds, Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10 (Vorming) 1941, p. 3. 22 gezien als kinderen van dezelfde moeder, het humanisme. Ook het humanisme werd verafschuwd door het goddeloze karakter en het anti-volkse sentiment dat het fenomeen zou omvatten, maar voornamelijk “omdat het den mensch heeft gezet op den troon van God”.50 Bolsjewisme en kapitalisme mondden volgens deze visie tevens uit in hetzelfde resultaat, een repressieve dictatuur met alle economische en politieke macht in handen van een kleine elite, waar de Joodse gemeenschap deel van uitmaakte. De oplossing lag volgens de NSB in Europese samenwerking: “Er moet een nationaal-socialistisch-fascistisch West- en Midden Europa komen dat een stevigen dam vormt tegen het communisme, anders worden wij onder den voet gelopen door het bolsjewisme. Het gaat om de Europeesche cultuur.”51 De afkeer van het kapitalisme ging gepaard met grote aversie tegen Amerika. Vrijwel alles waar de Verenigde Staten voor stonden, was in de ogen van de NSB verwerpelijk: democratie, liberalisme, kapitalisme en materialisme. Binnen de NSB was men ervan overtuigd dat net als in de Sovjet-Unie ook het Amerikaanse continent geïnfiltreerd was door de Joden, nog meer dan in de rest van de wereld. “De hoofdstad van het Joodsche volk is New York; de sterkste burcht is de Vereenigde Staten.”52 Hoewel de haat tegenover de V.S. absoluut niet onderschat moet worden, was er hier en daar ook ruimte voor begrip. Als afstammelingen van het Europese continent werd het Amerikaanse volk soms gezien als slachtoffer van de beleidsvoering en de corrupte idealen van haar eigen regering. “Het zijn toch ten deele menschen van ons bloed, die door rijkdom verblind, geen cultuur meer dienend, het avondland ontrouw geworden zijn en zich als afvallige zonen thans tegen hun moeders in Europa verheffen.”53

Mussolini en Hitler als ‘goede Europeanen’? De ideologische inspiratie die Mussert opdeed door naar de denkbeelden van Mussolini en Hitler te kijken was groot, zeker in de eerste jaren na op de oprichting van de NSB. Hoewel de partij altijd voor ogen had gehad om een nationale draai aan het fascisme in Nederland te geven, dienden de Italianen en Duitsers als voorbeeld op meerdere gebieden, onder meer bij het idee van de derde weg en de gemeenschappelijke vijanden die hierbij gevonden werden. Wat betreft Europese samenwerking keek Mussert tevens in de richting van Mussolini en

50 Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10, De strijd tusschen Nat.-Socialisme en Fascisme eenerzijds en Kapitalisme en Bolsjewisme anderzijds, Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10 (Vorming) 1941, p. 2. 51 Ibidem, pp. 10-11. 52 Volk en Vaderland, jaargang 6, nr. 50 (16 december 1938), p. 1. 53 Anton Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa: Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942, Antwerpen: Volk en Staat 1942, p. 16. 23

Hitler. Al in 1934 betitelde hij Mussolini “niet de eerste fascist, maar de eerste Europeeër van den nieuweren tijd.”54 Binnen tien jaar zouden alle Europese naties standbeelden oprichten ter ere van Mussolini, die van fascisme een pan-Europees fenomeen had gemaakt. Tot aan zijn dood bleef Mussert hem zien als een goed Italiaan én Europeaan.55 De situatie met Hitler lag een stuk ingewikkelder. Jan Meyers, net als Ritter biograaf van Mussert (maar in een veel latere periode), beschreef de NSB-leider als een “Hitler- gelovige, maar als de meeste gelovigen heeft hij ook twijfel gekend.”56 Deze twijfel werd vooral goed zichtbaar tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog toen Mussert duidelijk gefrustreerd was geworden met het beleid van Hitler ten opzichte van Nederland en Europa. De NSB had pacificatie van Europa ter bevordering van de Europese samenwerking voor ogen. Daarnaast diende er alles aan te worden gedaan om de Europese cultuur te behouden en moesten volkeren de kans krijgen om de eigen natie sterker te maken. Onder leiding van Hitler werkten de Duitsers dit tegen. Polen, Oekraïne en het eigen Nederland werden door Mussert als voorbeelden aangehaald om aan te tonen dat Duitsland geen politiek van vriendschap, maar van uitbuiting voerde.57 Het was voor de nationaalsocialistische leider dan ook niet te verkroppen dat Nederlands oosterburen, die het centrum van Europa vormden, nationale macht boven Europese samenwerking hadden verkozen. Musserts omgang met de nationaalsocialisten uit Duitsland was altijd al tamelijk stroef verlopen. Voornamelijk de periode van de Duitse bezetting in Nederland ging gepaard met botsingen tussen Mussert en de Schutzstaffel (SS), de paramilitaire organisatie binnen de NSDAP die onder leiding stond van . Opmerkelijk is dat Mussert vrijwel uitsluitend wrok koesterde tegenover Himmler en Hanns Rauter, de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De NSB-leider was er van overtuigd dat Hitler wel degelijk samenwerking wilde met Nederland en in Europees verband, maar geloofde dat hem dit onmogelijk werd gemaakt door zijn directe omgeving. Hoewel Mussert meerdere malen zijn teleurstelling had uitgesproken over enkele besluiten van de Führer, bleef hij zich door de jaren heen vastklampen aan het idee dat Hitler aan zijn zijde stond, zelfs in het conflict tussen de NSB en de SS.58 De realiteit was echter

54 P.H. Ritter Jr., Over Mussert, Baarn: Hollandia 1934, p. 49. 55 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, p. 162. 56 Jan Meyers, Mussert, een politiek leven, Amsterdam: De Arbeiderspers 1984, p. 231. 57 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, p. 163. 58 Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS, Soesterberg: Aspekt 2011, pp. 225-226. 24 geheel anders. De nationalistische idealen van de NSB werden door Hitler als volledig verwerpelijk beschouwd, ook al liet hij dit niet altijd even duidelijk merken aan Mussert. Over het fascisme als derde weg waren de twee leiders het deels eens. Tegen de communistische Sovjet-Unie en het liberale Amerika werd door beiden fel geageerd. De democratie beschouwden ze allebei evenzeer als een ongewenst systeem. Toevoeging van Japan aan het idee van de derde weg was echter een heikel punt. Een fascistische eenheid gekeerd tegen de oprukkende macht van Japan was een ideaal dat niet werd gedeeld door Hitler. Het feit dat de Führer zijn vriendschap met China verruild had voor een bondgenootschap met Japan viel daarentegen niet in goede aarde bij de Mussert.59 Een alliantie met Japan werd gezien als een regelrechte bedreiging voor de Europese cultuur. De positie ten opzichte van de Joden was tevens een punt van discussie. De stellingname van Mussert en de NSB met betrekking tot antisemitisme was niet altijd even duidelijk. Binnen de NSB was hier discussie over, maar ook Mussert maakte door binnenlandse aangelegenheden en onder invloed van Hitler een ommezwaai. Met de teleurstellende resultaten van de verkiezingen in 1937 begon de partij zich helder antisemitisch uit te spreken, waarmee indirect de voorkeur voor het Duitse nationaalsocialisme boven het Italiaanse fascisme kenbaar werd gemaakt.60 Naarmate de pressie van Hitler groter werd op Nederland en de NSB, keerde de partij en Mussert zich tevens steeds meer tegen de Joodse gemeenschap. Het ideaal van de derde weg werd hierdoor eveneens beïnvloed, wat te zien is aan eerdergenoemde opvattingen over de machtsovername van Joden in de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en delen van Europa.

59 Dietrich Orlow, ‘A Difficult Relationship of Unequal Relatives: The Dutch NSB and , 1933- 1940’, European History Quarterly, nr. 3 (1999), p. 372. 60 Jennifer L. Foray, Visions of Empire in the Nazi-Occupied , Cambridge: Cambridge University Press 2012, pp. 24-25. 25

2 De ordening van Europa

Tussen nationalisme en internationalisme: de zoektocht naar een statenbond Conflicten tussen fascistische leiders en hun bewegingen waren gezien hun nationalistische belangen onvermijdelijk. Zoals in het vorige hoofdstuk te zien is, hoefde dit echter niet in de weg te staan van samenwerking op Europees niveau. De grondgedachte hiervoor was gevormd door Mussolini en zijn ideologische rechterhand Giovanni Gentile in 1932, toen zij met de publicatie van The Doctrine of Fascism het fascisme presenteerden als een universeel fenomeen.61 Om dit universele of transnationale fascisme aan de man te brengen, werden onder meer internationale congressen georganiseerd, waarbij het congres van Montreux in 1934 een van de bekendste is. Deze bijeenkomst stond in het teken van het leidende Italiaanse model van fascisme dat diende om de zusterpartijen in het buitenland te inspireren en te coördineren. Het idee van een universeel fascisme werd, mede door dit soort congressen, openlijk omarmd door fascistische partijen vanuit heel Europa. Ondanks de grote eensgezindheid waren er echter ook punten van discussie. Vooral racisme en antisemitisme waren tijdens het congres van Montreux controversiële onderwerpen. Deze twee werden nog voornamelijk toegedicht aan het in Italiaanse kringen gehekelde nationaalsocialisme van Hitler, terwijl het leeuwendeel van de aanwezigen onder aanvoering van Mussolini afstand nam van raciaal gemotiveerde denkbeelden.62 De universele geest was dus wel aanwezig, maar in de vorming hiervan waren struikelblokken te vinden, zoals het punt van antisemitisme aangaf. Het feit dat de NSB niet vertegenwoordigd was op het congres is een teken van de verdeeldheid die heerste onder sommige kleinere partijen. Mussert en zijn mede-NSB’ers leken de boot af te hebben gehouden zodat het niet leek alsof de partij te eenzijdig gericht was op Mussolini of Hitler. De NSB was in de beginperiode van haar bestaan zoekende naar een standvastige ideologie. Aan de ene kant werd er veelvuldig naar inspiratie gezocht bij de Italiaanse fascisten en de Duitse nationaalsocialisten. Aan de andere kant was de NSB op zoek naar

61 Benito Mussolini, The Doctrine of Fascism, Ardita Publishers: Rome 1935, appendix (2). (Tevens eerder gepubliceerd in 1932). 62 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935, Amsterdam: Boom 2009, pp. 591-593. 26 typisch Nederlandse elementen om een nationalistische draai aan de fascistische leer te geven. Een belangrijk onderdeel van deze zoektocht behelsde de vraag hoe Europa ingedeeld diende te worden en wat Nederland binnen dit nieuwe Europa zou kunnen betekenen. In eerste instantie was Musserts doel de stichting van een ‘Vereenigde Staten van Europa’, maar indien de tijd hiervoor nog niet rijp was, “dan een paar Europeesche Statenbonden.”63 Over de vorm en invulling van deze statenbonden werd hevig gespeculeerd. Er werd door de NSB veelal gesproken over een algemene fascistische of Europese statenbond, maar ideeën over een West-Europese of Centraal-Europese statenbond werden eveneens tot uiting gebracht.64 Het doel van deze statenbonden was over het algemeen hetzelfde: een dijk vormen tegen het rode gevaar uit het Oosten. Hoe deze statenbonden precies opgebouwd dienden te worden, had de partij in de beginperiode van haar bestaan nog niet helemaal helder voor ogen. Naarmate het fascisme steeds meer invloed kreeg in Europa kwamen ideeën hierover echter steeds meer tot ontwikkeling. Mussert gebruikte deze vroege versies van statenbonden dan ook voor de latere vorming van zijn eigen indeling van Europa. Beïnvloed door Hitler en zijn idealistische beeld van het Germaanse ras resulteerde dit uiteindelijk in de aspiratie naar coöperatie tussen de Germaanse volkeren. De familiariteit tussen deze volkeren onderbouwde Mussert met de gedeelde geschiedenis die deze in zijn optiek hadden. Het belang van samenwerking werd toegeschreven aan de machtsblokkenstructuur uit de huidige tijd.65 Het idee van een ‘Bond der Germaansche volkeren’ was geboren.

Ideevorming rondom de Germaanse statenbond Plannen voor de vorming van een Germaanse statenbond kwamen vrijwel volledig uit de koker van Mussert, die een dergelijk samenwerkingsverbond voor het eerst in 1940 uit de doeken deed met de publicatie van Nederland en de Germaansche statenbond. Later in dat jaar wijdde hij hier eveneens over uit in een uitgebreide nota gericht aan Hitler. Mussert geloofde dat een solidair Europa zou moeten rusten op nationale beginselen, die in zijn optiek onder meer inhielden dat staatsgrenzen samenvielen met volksgrenzen, waarbij het volk werd afgebakend met linguïstische en culturele grenzen. Het was met deze visie dat de inval van

63 Anton Mussert (bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005, p. 161. 64 Zie hiervoor meerdere edities van Volk en Vaderland uit de eerste twee jaargangen (1933 en 1934): Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 10 (11 maart 1933), p. 3. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 6 (10 februari 1934), p.3. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 21 (26 mei 1934), p. 4. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 42 (20 oktober 1934), p. 7. 65 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, pp. 16-18. 27

Duitsland in Sudetenland, de anschluss van Oostenrijk en de volksverhuizing van Zuid- Tirolers gerechtvaardigd werd, aangezien deze acties in de ogen van Mussert niets anders inhielden dan de inlijving van Duitse burgers in het Duitse rijk.66 Naast een volksordening diende Europa ook een rassenordening te ondergaan waaruit het idee van een bond der Germaanse volkeren voortvloeide. Als onderdeel van hetzelfde ras dienden de Germanen op de eerste plaats met elkaar samenwerking aan te gaan. Voorafgaand aan de publicatie van Nederland en de Germaansche statenbond, alsmede de nota’s die Mussert aan Hitler stuurde, was de hunkering naar een statenbond al meerdere malen geuit in Volk en Vaderland. Al in 1934 werd de vorming van een West- Europese statenbond door Mussert en andere NSB’ers bepleit met de redenatie dat Europa anders ten prooi zou vallen aan het gevaar uit Amerika en Azië.67 Verdediging van de Europese cultuur lag in het verlengde hiervan, wat afgaande op hoofdstuk 1 geen verrassing meer hoeft te zijn. De West-Europese statenbond kan ook wel gezien worden als een vroege versie van de Germaanse statenbond. Vanaf 1941 is er in Volk en Vaderland een verandering op te merken in de manier waarop samenwerking in de vorm van een statenbond wordt uitgelegd. Er wordt door Mussert in dat jaar gesproken over een Germaanse of Europese statenbond, alhoewel de essentie nog steeds dezelfde is: de vorming van een Europees schild tegen vijanden van buitenaf, voornamelijk vanuit het Aziatische en het Amerikaanse continent. Een belangrijk element dat hieraan wordt toegevoegd, is het bevorderen van de welvaart door economische samenwerking tussen de Germaanse staten.68 Vooral in 1942 piekt de aandacht voor een bond der Germaanse volkeren in het weekblad van de NSB. Een jaar later is de belangstelling voor het onderwerp echter vrijwel volledig weggeëbd. De artikelen in Volk en Vaderland laten voornamelijk zien dat een Germaanse statenbond opgeld deed onder de leden van de NSB in de periode van grofweg 1934 tot 1942. Uitwerking en verfijning van dit idee waren echter minder aan de orde. De blauwdrukken van de statenbond werden door Mussert elders getekend, met name in Nederland en de Germaansche statenbond en in zijn nota’s aan Hitler. Het idee was dat ieder lid van de Germaanse statenbond inspraak zou hebben in het gevoerde beleid met ruimte voor discussie over uitwerking en details, die voornamelijk economisch en militair van aard waren.69

66 Anton Mussert, Nederland en de Germaansche statenbond, Leiden: Nenasu 1940, pp. 4-5. 67 Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 6 (10 februari 1934), p.3. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 21 (26 mei 1934), p. 4. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 42 (20 oktober 1934), p. 7. Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 27 (7 juli 1934), p. 3. 68 Volk en Vaderland, jaargang 10, nr. 34 (21 augustus 1942), p. 2. 69 Anton Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa: Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942, Antwerpen: Volk en Staat 1942, p. 6. 28

Mussert had echter niet de illusie dat de NSB een machtspositie gelijk aan die van de NSDAP zou kunnen verwerven. Met Duitsland als grootste en machtigste Germaanse staat was hij er dan ook voorstander van om Hitler en de NSDAP een leidende rol toe te kennen binnen de statenbond. Mussert pleitte evenzeer voor een Zuid-Europese tegenhanger, een ‘Bond van Romaansche volkeren’, die vanzelfsprekend onder leiding zou komen te staan van Mussolini’s Italië.70 Overigens beperkte Mussert zich tot een uitwerking van de Germaanse statenbond, omdat hij stelde dat zijn kennis niet ver genoeg reikte om zich een oordeel te vormen over Oost- en Zuid-Europa. Ruimte voor meningsverschillen en debat was binnen de statenbond dus een vereiste, aldus Mussert. Er waren echter drie ‘grondwaarheden’ die niet ter discussie stonden en waarop de bond der Germaanse volkeren diende te rusten.

1. Er is een door het ras bepaalde Germaansche volkerengemeenschap. 2. Op het vasteland van Europa heeft men o.m. de volgende volkeren, die tot het Germaansche ras behooren: het Duitsche, het Nederlandsche, het Zweedsche, het Noorsche, het Deensche. 3. Het is voor de toekomst absoluut noodzakelijk, dat deze volkeren zich van hun rasgemeenschap bewust zijn en leeren met elkander in de Germaansche levensruimte te leven, in plaats van tegen elkander.71

Deze drie kernpunten onderbouwde Mussert door naar de gedeelde taalhistorie en de gedeelde geschiedenis van de Germaanse volkeren te wijzen. De familiariteit van het Nederlands en het Duits, samen met de gehele Germaanse talenfamilie, was een van de redenen die aangedragen werd om aan te tonen dat de Germaanse volkeren historisch gezien op elkaar waren aangewezen. Daarnaast vonden het Nederlandse en Duitse volk beiden hun wortels in diverse Germaanse stammen uit de middeleeuwen.72 Gedeelde geschiedenis speelde voor Mussert dan ook een essentiële rol bij de vorming van een Germaanse statenbond. Het Duits diende zelfs een lingua franca voor de Germaanse regio te worden, maar uiteraard zonder dat het gebruik van de Nederlandse taal hier onder te lijden had. Mussert stelde eveneens dat het aantal leden van deze regio niet meteen volledig vaststond. In navolging van de hierboven genoemde

70 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 19. 71 Anton Mussert, Nederland en de Germaansche statenbond, Leiden: Nenasu 1940, pp. 6-7. 72 Ibidem, pp. 7-10. 29 landen was ook voor Zwitserland en Engeland een plek gereserveerd. Zelfs Zuid-Afrika moest in Musserts ogen de kans krijgen om zich bij de Germaanse statenbond aan te sluiten door het bloedverwantschap tussen de Afrikaanse boeren en het Nederlandse volk.73 De opvallende afwezige in het rijtje van Mussert is België. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat Mussert, door zijn aspiraties om Vlaanderen te incorporeren in een nieuwe Groot-Nederlandse staat, België en met name Vlaanderen als onderdeel van Nederland beschouwde, waardoor de Belgen automatisch onderdeel zouden uitmaken van de statenbond.74 Op deze Groot- Nederlandse gedachte wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan. Met de publicatie van Nederland en de Germaansche statenbond in 1940 introduceerde Mussert officieel het idee van een samenwerkingsverbond tussen de Germaanse volkeren. In datzelfde jaar bouwde hij zoals eerder gezegd ook elders voort op dit onderwerp, onder meer in zijn nota’s aan Hitler en in Volk en Vaderland. De nota betreffende de bond der Germaanse volkeren kwam grotendeels overeen met Nederland en de Germaansche statenbond, maar diepte het idee verder uit. Aan de drie eerdergenoemde ‘grondwaarheden’ werd een viertal gemeenschappelijke fundamenten toegevoegd die voor het succes van de bond noodzakelijk werden geacht.

De grondslag van den Bond zij:

a. De bloedsverbondenheid (Blutsverbundenheit) b. De gemeenschappelijke wereldbeschouwing (het nationaal-socialisme) c. De gemeenschappelijke weermacht d. De gemeenschappelijke economie (lebensraumwirtschaft).75

Voor Mussert stond het nochtans buiten kijf dat Nederland aan al deze eisen voldeed.76 Dat het Nederlandse volk een bloedsverbondenheid kende met de oude Germaanse stammen en het Germaanse ras was voor hem zonneklaar. Een klein gedeelte van de bevolking had een partner van Joodse of Indische afkomst (wat diegene geen ware Germaan meer zou maken), maar in Musserts optiek konden deze ‘rasvermengingen’ gemakkelijk worden ingedamd omdat deze slechts op kleine schaal plaatsvonden. Hij erkende dat in 1939 slechts vier procent

73 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 115. 74 Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS, Soesterberg: Aspekt 2011, pp. 30-34. Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935, Amsterdam: Boom 2009, pp. 492-493, 700-705, 740-742. 75 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 20. 76 Ibidem, pp. 24-30. 30 van de Nederlandse bevolking zich verwant voelde met het nationaalsocialisme. Zijn overtuiging was echter dat de NSB in Nederland een even grote opmars zou maken als de NSDAP in Duitsland in de jaren dertig. Het Nederlandse leger had zich in Nederlands-Indië bewezen als een krachtige eenheid, bestaande uit dappere en sterke soldaten. Dat het leger tijdens de Duitse belegering geen schijn van kans maakte, werd toegeschreven aan het gebrek aan motivatie om zich te verweren tegen een Germaans broedervolk. De Nederlandse strijdkrachten deden in Musserts ogen dan ook niet onder voor hun Duitse confraters en waren klaar om zich bij een overkoepelend Germaans leger te voegen.77 Economische samenwerking zou tot slot een logisch gevolg zijn van samenwerking op eerder genoemde gebieden, aldus Mussert.

Germaanse statenbond tegenover Germaans rijk Mussert was enorm optimistisch over de te vormen statenbond der Germaanse volkeren. Dat hij inzag dat de verhoudingen niet gelijk zouden komen te liggen, getuigt van enige realiteitszin. Toch valt er een behoorlijke mate van naïviteit bij de NSB-aanvoerder te bespeuren toen hij zijn plannen voor de statenbond vormde. De Hitler-gelovige in Mussert kwam hierbij opnieuw naar boven drijven, aangezien hij er heilig van overtuigd was dat de Führer Nederland als serieus lid van de Germaanse statenbond zou behandelen. Hoewel ook Hitler het belang van de verbondenheid tussen de Germaanse volkeren naar voren schoof, sprak hij over een Germaans rijk in plaats van een Germaanse statenbond. Het verschil lijkt klein, maar in de praktijk betekende dit dat Duitsland de absolute macht in handen had. Musserts oproep tot de vorming van een federaal Germaans bondgenootschap, waarin elke natie zijn stem kon laten horen, werd gedeeld door de fascistische leiders uit onder meer Vlaanderen, Noorwegen en Denemarken. Ondanks dit wijdverbreide animo keerde Hitler hen de rug toe, al gaf hij bij ontmoetingen met Mussert een vertekend beeld van zijn intenties. De Germaanse broedervolkeren, waar Nederland deel van uitmaakte, konden in Hitlers optiek niet zelfstandig blijven.78 Samen met Scandinavië en Vlaanderen diende het Nederlandse volk op den duur op te gaan in een Groot-Germaans rijk. De nazi’s hadden nooit de intentie gehad om binnen dit rijk de macht uit handen te geven. Hitlers idee voor pan-Europese samenwerking, waar de Germaanse statenbond ook onder te scharen valt, was dan ook niets

77 Anton Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa: Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942, Antwerpen: Volk en Staat 1942, p. 6. 78 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976, p. 155. 31 meer dan een wassen neus. Oproepen tot dergelijke samenwerkingsverbanden waren veelal propaganda bedoeld om de bevolking uit bezette gebieden onder de duim te houden.79 Een onafhankelijk Nederland binnen een Germaanse statenbond was een illusie. Hitler refereerde net als Mussert aan de oude Germaanse stammen om de Germaanse bloedverbondenheid ondergrond te geven. Hij gebruikte deze Germaanse wortels echter uitsluitend om het belang van zijn Duitse rijk te propageren. Net zoals de Germaanse stammen zich ooit samen hadden gevoegd tot een grotere eenheid, dienden de Germaanse naties zich te mengen in een Germaans rijk onder leiding van Duitsland. In een besloten conversatie met een Deense SS-majoor uit 1942 stelde de Führer dat hij begreep hoe lastig het voor de Nederlanders was om zich ondergeschikt te stellen aan een groter geheel, maar stelde hier tegenover dat het een onvermijdelijk en bovendien noodzakelijk proces betrof.80 De onvermijdelijkheid zat in de gedeelde geschiedenis van de Germaanse naties. De noodzakelijkheid lag in het communistische gevaar vanuit het Oosten. Op de eerste plaats zag Hitler zichzelf als de redder van Europa: “If Germany hadn’t had the good fortune to let me take power in 1933, Europe to-day would no longer exist.”81 Het belang van een Germaans rijk werd echter ook niet ongemoeid gelaten: “Confronted with the innumerable populations of the East, we cannot exist except on condition that all Germanics are united.”82 Germaanse eenheid was dus van levensbelang, maar diende wel zodanig te worden ingevuld dat de kleinere Germaanse naties zoals Nederland geen zelfbeschikkingsrecht meer hadden. Zoals eerder betoogd bleef Mussert tot aan zijn dood in 1946 geloven dat Hitler het beste voor had met de NSB en Nederland. Deels valt dit toe te dichten aan de naïviteit van de NSB-leider. Op 30 juli 1940 had Mussert een private conversatie met Himmler, waarin de SS- leider hem mededeelde dat binnen het Germaanse rijk nationaliteiten en staatsgrenzen zouden vervagen.83 Himmler toonde hiermee zijn ware aard, maar Mussert liet de realiteit niet goed tot zich doordringen. Hij was er van overtuigd dat met zijn idee van de statenbond de annexatie van Nederland kon worden voorkomen. Deze manier van denken lag in lijn met Musserts visie op de Duitse bezetting. In een rede uit 1944 stelde de NSB-aanvoerder dat de deze niet als een poging moest worden gezien “om het Nederlandsche volk te overweldigen

79 Roger Griffin, ‘Europe for the Europeans: Fascist Myths of the New Order, 1922-1992’, gepubliceerd als Occasional Paper (No. 1) door Humanities Research Centre. http://home.alphalink.com.au/~radnat/theories- right/theory1.html, geraadpleegd op 13 april 2015, p. 22. 80 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geintroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s Table Talk 1941-1944: His Private Conversations, London: Weidenfeld and Nicolson 1953, pp. 327- 328. 81 Ibidem. 82 Ibidem. 83 Jan Meyers, Mussert, een politiek leven, Amsterdam: De Arbeiderspers 1984, pp. 187-188. 32 en te kleineeren”, maar als een “politieke en militaire noodzakelijkheid” voor de verdediging tegen het communisme en het kapitalisme.84 Mussert had het volste vertrouwen dat Hitler het beste voor had met het Nederlandse volk. De slinkse wijze waarop Hitler zijn annexatieplannen probeerde door te drukken, dient in deze echter ook genoemd te worden. In april 1942 stelde Hitler in een vertrouwelijk gesprek met enkele van zijn intimi dat voorzichtigheid geboden was bij de incorporatie van de kleinere Germaanse naties binnen het Germaanse rijk: “Obviously, in discussing these problems one must remain very careful, when confronted by Dutch and Norwegians.”85 Hitler was zich er duidelijk van bewust dat Mussert de annexatie van Nederland binnen het Germaanse rijk nooit zou accepteren. Hij liet Mussert dan ook in de waan dat Nederland op den duur onafhankelijk zou kunnen opereren binnen een Germaanse statenbond. De leider van de NSB werd door de Führer bewust in het ongewisse laten bij bijeenkomsten of correspondentie tussen de twee. Hitler liet veelal in het midden welke positie hij innam. Hij maakte daarbij vage beloftes en zocht een uitweg in bijvoorbeeld de oorlog door te stellen dat dit soort zaken pas konden worden vastgesteld als de oorlog ten einde was.86 In werkelijkheid bedreef Hitler met liefde een annexatiepolitiek ten opzichte van Nederland. Binnen de besloten kring van de NSDAP werd de NSB uitermate ongeschikt bevonden om leiding te geven aan Nederland. De partij zou onder meer niet fascistisch genoeg zijn en eveneens niet in harmonie staan met haar Germaanse broeders. Dat Nederland diende te worden opgeslokt binnen het Germaanse rijk was volgens Hitler en de partijleiding van de NSDAP dan ook de enige optie. Hoewel de vier grondslagen – bloedsverbondenheid, gemeenschappelijke wereldbeschouwing, gemeenschappelijke weermacht en gemeenschappelijke economie – min of meer werden gedeeld door de Führer, was de Germaanse statenbond zoals Mussert die voor ogen had niet realiseerbaar met de pressie die de nazi’s uitoefenden.

Groot-Nederland en het Dietse ideaal Musserts idee van een bond der Germaanse volkeren bouwde op de grondgedachte dat elk lid op een autonome manier haar weerklank kon vinden bij de andere leden, met name bij

84 Anton Mussert, Mussert spreekt over: De politieke gang van het Nederlandsche volk. Rede van den leider, te Brunswijk uitgesproken op 19 juli 1944, 1944, p. 21. 85 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geintroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s Table Talk 1941-1944: His Private Conversations, London: Weidenfeld and Nicolson 1953, pp. 402- 403. 86 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976, p. 157. 33

Duitsland dat een leidinggevende functie moest gaan bekleden. Onder Nederlandse autonomie verstond de NSB niet alleen zelfstandigheid binnen de toenmalige Nederlandse grenzen. Al vanaf de oprichting liet de partij blijken dat er werd gestreefd naar een Dietse volksstaat en een Groot-Nederland. De Groot-Nederlandse gedachte omvatte de samenvoeging van Noord- en Zuid-Nederland, oftewel Nederland en Vlaanderen. Aan de herkomst van de term ‘Diets’ werd door de NSB betrekkelijk weinig aandacht besteed, maar deze doelde vooral op het Nederlandse volk dat, hoewel verspreid over meerdere delen van de wereld, verbonden was door de gedeelde geschiedenis, cultuur, taal en ras.87 Vlaanderen werd in dit opzicht dan ook als onderdeel van Nederland beschouwd, maar ook Zuid-Afrika en de Nederlandse bevolking in Indonesië dienden onderdeel uit te maken van een en dezelfde volksgemeenschap. Deze volkeren behoorden in de optiek van de NSB tot de Dietse stam, die als een centraal element werd gezien in een wereld waar onderlinge spanningen tussen naties steeds hoger opliepen. “Onze eenige natuurlijke bondgenoten zijn onze stamverwanten. Het is hun en ons belang die stamverwantschap te gebruiken als grondslag voor onze onderlinge verhouding. Wij eischen onze rechtmatige plaats, en zullen ons daar niet van laten afdringen.”88 Als gekeken wordt naar de eerste jaren na de oprichting van de partij valt op te merken dat de NSB belangstelling toonde voor het Dietse ideaal, hoewel de aandacht voor het onderwerp in deze periode nog gering te noemen is in vergelijking met latere jaren. In het eerste politieke programma van de partij, daterend van 1931, stelde men het volgende: “De verhouding tot de deelen van den Dietschen stam buiten het Rijksverband dient zooveel mogelijk te benaderen de verhouding tusschen de deelen van het Rijk onderling.”89 Het was een nog vrij matte uitspraak, die gezien de tijdsgeest in Nederland niet erg verassend was. Nederland liet zich in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland totaal niet in met irredentisme, voornamelijk omdat aansluiting van Vlaanderen door een overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking onbelangrijk of onrechtvaardig werd geacht. Toch bleek het een punt van belang te zijn voor de NSB getuige de toenemende belangstelling van de partij voor de totstandkoming van het Dietse ideaal. In 1935 begon Volk en Vaderland bijvoorbeeld met het wekelijks plaatsen van een ‘Dietse’ afbeelding. Hierbij moet gedacht worden aan een bos in de herfst of de Tafelberg bij Kaapstad om respectievelijk

87 M.C. van den Toorn, Dietsch en volksch: een verkenning van het taalgebruik der nationaal-socialisten in Nederland, Groningen: Tjeenk Willink 1975, pp. 3-4, 143-148. 88 L. Lindeman, Het nationalisme van de N.S.B.: een documentatie over het tijdvak: einde 1931-zomer 1939, Utrecht: Nenasu 1944, p. 24. 89 NSB, Programma met toelichting benevens de bronnen van het Nederlandsche nationaal-socialisme, 1932, p. 7. 34 de Germaanse liefde voor het bos en ‘den roep der onbekende verten’ naar voren te laten komen.90 Een jaar later werd in Brochure no. V de roep naar een Dietse volksstaat verder uitgediept en onderbouwd. Om de liberale democratie te kunnen afschaffen was een sterke Dietse volksstaat nodig met een hechte volksgemeenschap onder aanvoering van een daadkrachtige leider. Dit verlangen werd zonder om de hete brij heen te draaien uitgesproken: “Het doel der N.S.B. is het verkrijgen van een waarachtige vrije Dietsche Volksgemeenschap.”91 Met de Duitse bezetting in mei 1940 kwam het Dietse of Groot- Nederlandse ideaal in een stroomversnelling. Hoewel Mussert vertrouwen had in het beleid van Hitler, was hij niet gerust op de imperialistische trekjes die de nazi’s in zijn optiek vertoonden. Mussert begon in reactie hierop zijn Dietse doelstellingen dan ook duidelijker uit te dragen.92 Dit deed hij onder meer in Volk en Vaderland, maar ook in directe gesprekken met Himmler en Hitler. Hoewel een overgrote meerderheid van de Nederlanders zich niet kon vinden in de Groot-Nederlandse gedachte en het Dietse stammenbeginsel, vonden deze ideeën wel degelijk weerklank buiten de NSB om. Binnen Nederland hing het Nationaal Front (NF), een beweging die was voortgevloeid uit het eerdere Zwart Front, het idee van Groot-Nederland sterk aan, wat voor de NSB een steun in de rug was. Het NF was net als de NSB een fascistische beweging, maar beide partijen stonden desalniettemin vaker in conflict met elkaar dan dat er overeenstemming werd bereikt. , de leider van het NF, stelde in een publicatie over samenwerking met andere partijen in Nederland dat het Nederlandse volk enkel gered kon worden “indien men daarbij een beroep doet op zijn vaderlandsliefde en op zijn eergevoel.”93 Zijn conclusie is helder: “De N. S. B heeft dezen eenigen weg niet gevonden.”94 Ondanks het permanente conflict waarin het NF en de NSB verwikkeld leken te zijn, kon de NSB voor haar Groot-Nederlandse ideaal rekenen op Meijer en zijn partij. Georg Becker, een vooraanstaand lid van het Zwart en Nationaal Front, betoogde net als Mussert dat Nederland en Vlaanderen taalkundig en cultureel immer een eenheid hadden gevormd. Om deze reden was de Dietse staat “een levensvereischte, een eisch dus van den eersten rang.”95

90 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1983, pp. 116-118. Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 19 (11 mei 1935), p. 5. Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 40 (5 oktober 1935), p. 10. Zie figuur 2.1 en 2.2. 91 Samuel Adrianus van Lunteren, Staatkundige richtlijnen der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Utrecht: Hoofdkwartier NSB 1936, p. 28. 92 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976, p. 186. 93 Arnold Meijer, Samenwerking? Naar de eenheid op reëelen grondslag, ’s-Gravenhage: De Veste 1940, p. 38. 94 Ibidem. 95 Georg Becker, Groot Nederland: idee, geschiedenis, verwerkelijking, ’s-Gravenhage: De Veste 1940, p. 9. 35

Figuur 2.196

Georg Becker en J.C. Kist, Groot-Nederland, Rotterdam: Groot-Nederlansche Actie 1940. 96 Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 19 (11 mei 1935), p. 5.

36

Figuur 2.297

97 Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 40 (5 oktober 1935), p. 10. 37

Het leeuwendeel van het partijprogramma van de NSB was gevormd op basis van de speerpunten van buitenlandse fascistische partijen, voornamelijk de NSDAP en PNF. Groot- Nederland en de Dietse volksstaat vormden hier geen uitzonderingen op, al kwamen deze ideeën voor de verandering uit Belgische hoek. Eind jaren twintig kwamen hier de eerste Groot-Nederlandse bewegingen op, waarvan het Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen (Verdinaso) onder leiding van Joris van Severen en het (VNV) onder aanvoering van Staf de Clercq de bekendsten zijn. Voor het Verdinaso was de stichting van een Dietse volksstaat de hoogste prioriteit. Het VNV was in principe voorstander van de aansluiting van Vlaanderen bij haar noorderburen, maar binnen de partij was discussie over de vraag of de Belgische staat zich niet eerst federaal diende om te vormen voordat men zich aansloot bij Nederland.98 Met hun uitgesproken standpunten wat betreft Groot-Nederland dienden Verdinaso en het VNV als een steunpilaar voor de strijd die Mussert in Nederland voerde voor de Dietse volksstaat.

Hitler en de ‘volksen’ tegen de Dietse staat Daar waar Mussert bijval kreeg voor Groot-Nederland en het Dietse beginsel bij fascistische bewegingen in zowel Nederland als Vlaanderen, stuitte hij tegelijkertijd op hevig verzet van Hitler en nazi-Duitsland. Hier valt wederom een grote mate van naïviteit te bespeuren bij Mussert en zijn aanhang. Toen nazi-Duitsland in 1940 enkele grote militaire overwinningen had geboekt in Europa en tevens Nederland bezet had, was de NSB-leider er van overtuigd dat Hitler Europa opnieuw zou indelen met ‘volkse’ ideeën als leidraad. Onder deze ‘volkse’ gedachte verstond Mussert dat staats- en taalgrenzen met elkaar zouden komen samen te vallen, waarmee zijn Dietse en Groot-Nederlandse idealen gerealiseerd zouden worden. Grondgebied van Dollard tot aan Duinkerken zou komen te vallen onder Nederlands gezag.99 Dit blinde vertrouwen in Hitler bleek wederom een enorme inschattingsfout. In een besloten tafelgesprek dat plaatsvond op 27 juni 1942 stelde de Führer vast dat Mussolini aansluiting van Vlaanderen bij Nederland in het toekomstige Europa als een gewenst idee beschouwde, omdat er in België een te grote interne strijd zou woeden tussen de Vlamingen en de Walen. Hitler reageerde hierop door te stellen dat de fout zat op dit punt. Aansluiting van Vlaanderen bij Nederland strookte niet met de Groot-Germaanse gedachte die de nazileider

98 Bruno de Wever, ‘Groot-Nederland als utopie en mythe’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, nr. 3 (1997), pp. 167-172. 99 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976, pp. 232-233. 38 voor ogen had. Dat Nederland en België geen regering kende was een positief gegeven: “This will enable us to impose whatever we feel is politically expedient and obviously useful.”100 Het Groot-Duitse of Groot-Germaanse (de twee werden als synoniemen gebruikt) ideaal was wat Hitler altijd al voor ogen had gehad en stond haaks op de Groot-Nederlandse gedachte. Beide termen waren eveneens gelijk aan het eerdergenoemde Germaanse rijk, dat haaks stond op de Germaanse statenbond die de NSB voor ogen had. Een Groot-Nederland zou nooit van de grond mogen komen, omdat Nederland en België als Germaanse landen op den duur dienden samen te smelten binnen een Germaanse staat onder leiding van nazi- Duitsland. De culturele en linguïstische argumenten die Mussert aandroeg voor de vorming van Groot-Nederland waren in de ogen van Hitler ondergeschikt aan raciale belangen. Germaanse of Groot-Duitse eenheid prevaleerde dan ook boven de nationale belangen van Mussert. Opmerkelijk is dat Mussert niet alleen in botsing kwam met Hitler. Ook binnen zijn eigen partij laaide de discussie op over welke koers men diende te varen. Met de steeds groter wordende invloed van de nazi’s in zowel Duitsland als Europa werd de ‘volkse’ stroming ook binnen de NSB-gelederen populair. In de NSB-kringen waar deze ‘volkse’ ideeën aftrek vonden, voelde men zich in de eerste plaats verwant met het racistische Duitse nationaalsocialisme in tegenstelling tot het Italiaanse fascisme, dat meer staatsgericht was. In sommige gevallen stonden de ‘volksen’ lijnrecht tegenover mede-NSB’er Mussert, die zich altijd meer verwant had gevoeld met de Italiaanse variant van fascisme. Toch werd de NSB- aanvoerder ook beïnvloed door dit ‘volkse’ kamp binnen zijn partij, maar tegelijkertijd probeerde hij Nederlandse belangen niet onder te laten sneeuwen, waar zijn strijd voor een Dietse volksstaat een goed voorbeeld van is. Hij kreeg op dit gebied met weerstand te maken van sommige van zijn eigen leden. Evert Roskam, die als NSB-lid voornamelijk opkwam voor de belangen van boeren, pleitte net als Mussert voor de oprichting van een Dietse volksstaat, maar gebruikte ferme raciale argumenten om zijn pleidooi te onderbouwen. In de rede die hij in 1935 hield, verdedigde Roskam de Dietse volksstaat met de opvatting dat Nederlanders, Vlamingen en Zuid-Afrikanen tot hetzelfde volk behoorden door de bloedsverbondenheid en rassengelijkheid van deze volkeren.101 Hoewel Mussert alle steun kon gebruiken voor zijn zo gekoesterde Dietse staat, volgde hij deze ‘volkse’ houding van

100 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geintroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s Table Talk 1941-1944: His Private Conversations, London: Weidenfeld and Nicolson 1953, p. 537. 101 E.J. Roskam, ‘De leidersgedachte in den vrijen Dietschen volksstaat. Rede van E.J. Roskam Hzn. gehouden op den 4en algemeenen Landdag der N. S. B. te ’s-Gravenhage, 12 October 1935.’, pp. 12-14. 39

Roskam met argusogen. De NSB-leider begon zich eveneens meer in te laten met raciaal gemotiveerde standpunten, maar vond de racistische houding van Roskam desondanks te extreem. Het feit dat de NSB Roskam in 1935 verzocht om een van zijn redevoeringen te matigen in toon is hier een sprekend voorbeeld van.102 De ‘volkse’ stroming binnen de NSB bleef ook na 1935 doorgroeien met Meinoud Marinus Rost van Tonningen als de meest prominente vertolker van dit ‘volkse’ gedachtegoed. Mussert had in eerste instantie een hoge pet op van Rost van Tonningen wat resulteerde in zijn benoeming tot ‘hoofdopsteller’ van het nieuwe NSB-dagblad Het Nationale Dagblad. Over de Dietse kwestie kwamen de twee NSB’ers echter al snel in aanvaring. Met zijn sterk gekoesterde ‘volkse’ idealen was Rost van Tonningen primair gericht op Hitler en nazi-Duitsland. Zodoende was hij geen groot voorstander van het Dietse volksideaal. In een brief die hij aan Mussert stuurde op 22 oktober 1941 stak hij de loftrompet over het Duitse bezettingsbeleid in Nederland, waarbij ook het expansionistische beleid niet buiten beschouwing werd gelaten: “Het is verheugend, deze ontwikkeling in Groot-Germaanschen zin.”103 Rost van Tonningen prees de Nederlandse soldaten die aan het front gesneuveld waren om vervolgens op te merken dat zij niet voor niets waren gestorven: “Deze mannen vielen voor de Gemeenschap der Germaansche Volken en hun Führer.”104 Samen met J.C. Nachenius plaatste hij stukken in Het Nationale Dagblad over de Dietse volksstaat en de Groot-Germaanse gedachte. De artikelen bevatten niet zelden de conclusie dat de Dietse volksgemeenschap tot het ‘Germaansche stammenland’ behoorde. De Dietse cultuur was Germaans van aard en Nederlanders zouden van origine West-Germanen zijn.105 Deze opvattingen, die aanspoorden tot de uitvoering van de Groot-Germaanse idee van Hitler, zetten de verhoudingen niet alleen op scherp tussen Mussert en Hitler, maar ook binnen de NSB zelf.

102 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, Amsterdam: Boom 2009, p. 742. 103 Meinoud Marinus Rost van Tonningen (ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942, ’s- Gravenhage: Martinus Nijhoff 1967, p. 716. 104 Ibidem. 105 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1983, pp. 120-121. 40

3 Europese economische eenheid

Het corporatisme als economische derde weg Economische welvaart was in de jaren een dertig een veelbesproken punt onder politici en burgers, zo ook binnen de NSB. Het belang dat aan de economie werd gehecht in het partijprogramma van 1932 kan grotendeels verklaard worden door de economische recessie waar niet alleen Nederland, maar het overgrote deel van de wereld mee te kampen had. Deze recessie, later de grote depressie genoemd, ontstond in 1929 toen de economie van de Verenigde Staten door onder meer de beurscrash stagneerde.106 De gevolgen waren wereldwijd voelbaar. Ook Nederland ontkwam niet aan een economische achteruitgang, die grote werkloosheid en lagere koopkracht tot gevolg had. De jaren dertig brachten evenmin economische vooruitgang, maar stonden in Nederland tot 1938 nog vooral in het teken van de grote depressie.107 Deze crisisjaren maakten de economie een actueel en dringend onderwerp voor Mussert en zijn NSB. De NSB-aanvoerder greep met de nationaalsocialisten de grote depressie met beiden handen aan om de teloorgang van het kapitalisme te propageren. Het marxistische economische model werd eveneens ongeschikt bevonden door de nadruk die hierin werd gelegd op de verschillende klassen en hun klassenstrijd. Musserts opvatting was dat het volk enkel als een eenheid voor meer welvaart kon zorgen, wat de klassenstrijd tot een direct gevaar maakte voor een welvarende gemeenschap. In het partijprogramma van de NSB uit 1932 werd gesteld dat Nederland en Europa op economisch gebied een derde weg dienden in te slaan tussen aan de ene kant het failliete Amerikaanse kapitalisme en aan de andere kant de marxistische planeconomie die gedoemd was te mislukken.108 Deze derde weg diende te worden gerealiseerd met de implementatie van het corporatieve stelsel. In brochure no. V, die enkele jaren later in 1936 werd uitgegeven, werden concrete ideeën voor dit corporatistische systeem aangedragen, waarbij centraal stond dat rekening moest worden gehouden met de

106 Joseph Viegen, De grote depressie, 1929-1938. Oorzaken en gevolgen van de massale werkloosheid tijdens de grote economische depressie, volgens waarnemingen, beoordelingen en getuigenissen van tijdgenoten, Maastricht: Viegen 1988, p. iii. 107 Hein Klemann en Sergei Kudryashov, Occupied Economies: An Economic History of Nazi-occupied Europe, 1939-1945, London; New York: Berg 2012, p. 23. 108 NSB, Programma met toelichting benevens de bronnen van het Nederlandsche nationaal-socialisme, 1932, pp. 9-10, 34-43. 41 belangen van zowel werkgevers als werknemers. Werknemers werden onder meer sociale voorzieningen beloofd, waaronder een ziektekostenverzekering en een royaal pensioen. Daar stond tegenover dat werknemers niet mochten staken en verplicht te werk gesteld dienden te worden, wat weer ten gunste van de werkgevers kwam.109 Deze verhouding tussen werkgever en werknemer diende er voor te zorgen dat zowel de kapitaalkrachtigen als de arbeiders niet te veel macht naar zich toe konden trekken. Daarnaast diende de staat en de volksgemeenschap centraal te staan. Binnen het corporatisme dienden werknemers zich niet van elkaar te onderscheiden door middel van klassenverschil en werkgevers was het niet geoorloofd de economie te leiden met enkel zelfverrijking tot doel. Zowel werknemers als werkgevers dienden zich in dienst te stellen van het grotere geheel, de volksgemeenschap en de staat. Zoals bij andere punten al was gebleken, had Mussert ook op dit punt goed gekeken naar zijn ideologische medestanders in Italië en Duitsland. Vooral punten uit het corporatistische model van Italië werden overgenomen, waaronder de gedachte dat werknemers en werkgevers het maximale uit de economie konden halen door het idee van klassenconflict te bestrijden en zichzelf tegelijkertijd in dienst te stellen van het grotere goed, oftewel de volksgemeenschap. De Italiaanse fascisten hadden met het corporatisme een ‘nieuw Europa’ en een ‘nieuwe beschaving’ voor ogen, afgezet tegen het verouderde materialistische individualisme van het liberale kapitalisme. Daarnaast werd het corporatieve stelsel gepresenteerd als een alternatief voor het marxistische economische model.110 De corporatieve staat was door de jaren heen een rode lijn in het partijprogramma van de NSB. Johan Carp, adviseur van Mussert en partijideoloog binnen de NSB, stelde dat enkel de Leider (de Nederlandse equivalent van Führer waar Mussert mee werd betiteld) bevoegd was om beslissingen namens het gehele volk te nemen. Hij kon echter wel advies inwinnen bij raadgevende lichamen, wat het corporatisme tot een ideale staatsvorm maakte. Omdat in deze staatsvorm ‘bedrijfs- en andere corporaties als organen der regeering optreden’ konden zij economisch advies geven aan de Leider.111 Carps pleidooi voor de corporatieve staat werd onder meer ondersteund door het Economisch Front, opgericht door de Raad voor Volkshuishouding van de NSB op 24 augustus 1940, met het doel arbeiders, middenstanders en ondernemers te bundelen in een economisch samenwerkingsverband. In de algemene beginselen van het Economisch Front maakt men zich hard voor het corporatisme: “De

109 Samuel Adrianus van Lunteren, Staatkundige richtlijnen der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Utrecht: Hoofdkwartier NSB 1936, pp. 41-42. 110 Philip Morgan, ‘ and the Economic Order’, in: R.J.B. Bosworth ed., The Oxford Handbook of Fascism, Oxford: Oxford University Press 2010, pp. 154-155. 111 Johan Herman Carp, Beginselen van nationaal-socialisme, Utrecht: Nenasu 1942, pp. 57-58. 42

Nationaal-Socialistische Staat moet door middel van den corporatieven opbouw de volkshuishouding richten op de hoogere doeleinden der volksgemeenschap.”112 Het algemeen reglement van de beweging dat hierop volgde, behelsde de belangrijkste punten waar de corporatieve staat aan moest voldoen. Deze lagen in lijn met eerdere ideeën van de NSB: algemeen belang gaat voor eigen belang, erkenning van het privé-eigendom, bevordering van particulier initiatief, recht op beloning naar prestatie, kapitaal in dienst van de volksgemeenschap en zuiverheid van ras.113 Het uitdragen van een corporatief stelsel als derde weg werd door de NSB niet alleen wenselijk voor Nederland geacht. Geheel Europa diende het corporatisme te omarmen om een goede toekomst voor het continent en haar staten te kunnen verzekeren. De kapitalistische geest was door zijn materialistische aard een ‘doder van het levensgeluk’ en leidde ertoe dat bij de mens alles in het teken stond van de ‘behoeftebevrediging’. Marxisten pretendeerden tegen het kapitalisme te ageren, maar streefden in de ogen van de NSB eveneens materialistische doeleinden na door zich uitsluitend te richten op productievergroting.114 De gevolgen waren volgens de Nederlandse nationaalsocialisten niet te overzien. De kapitalistische geest zou rationalisme in de hand werken, dat gezien werd als de veroorzaker van de daling van geboorte- en sterftecijfers, onzekerheid over de toekomst bij arbeiders en het gebrek aan arbeidslust onder werknemers. Het propaganda-orgaan van de NSB kon hierop enkel concluderen dat “wanneer deze geest de Europeesche volkeren verder moet blijven beheerschen, dan zou dit onvermijdelijk den ondergang van de Europeesche maatschappij ten gevolge moeten hebben.”115 Deze ondergang kon voorkomen worden door een ‘verandering in de levensopvatting van den mensch’, waarbij men in geheel Europa het nationaalsocialistische productiestelsel diende te verwelkomen. De corporatieve gedachte kwam van origine uit de hoek van de Italiaanse fascisten onder leiding van Mussolini, die hierin sterk beïnvloed was door partijideoloog Giovanni Gentile. Naarmate de populariteit van de NSDAP in Duitsland toenam, liet ook Hitler zich in met dit corporatieve stelsel. Al in de jaren twintig kreeg het corporatisme voet aan de grond in Duitsland bij de NSDAP, waar enkele grondprincipes uitkwamen die eerder ook te vinden waren bij het Italiaanse economische model en later eveneens bij de ideologie van de NSB.

112 W.O.A. Koster en Henri Johan von Brucken-Fock, Het bedrijfsleven in dienst der volksgemeenschap, Amsterdam: Amsterdamsche Keurkamer 1940, p. 36. 113 Stichting Economisch Front, ‘Algemeen reglement’, http://resources21.kb.nl/gvn/EVDO02/pdf/EVDO02_NIOD05_1121.pdf, geraadpleegd op 3 juni 2015, p. 1. 114 Hoofdkwartier N.S.B. afd. X (Vorming), Wat denkt het Nederlandsch nationaal-socialisme over kapitalisme en nationaal-socialistisch productiestelsel?, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B., pp. 3, 6. 115 Ibidem, p. 7. 43

Hitler en de nazi’s accepteerden het idee van privébezit en streefden naar een maatschappij waar geen klassenstrijd, maar samenwerking tussen de verschillende klassen plaatsvond. Daarnaast werden het klassieke kapitalisme en het marxistische socialisme verworpen met de notie dat deze economische systemen de natie en Europa geen sociale harmonie konden brengen.116 Hitler omarmde het corporatisme dan ook in de eerste plaats vanwege zijn afkeer van de liberale democratie en het marxisme. In de praktijk werden de voornaamste leerstellingen van het kapitalisme (zoals privébezit) echter wel degelijk overgenomen door de nazi’s, maar was alles wat met kapitalisme te maken had in theorie nog steeds uit den boze. De doelstellingen die Mussert en Hitler hadden met het corporatieve stelsel kwamen min of meer overeen, op één belangrijk punt na. Mussert had tot doel om Nederland en Europa zelfvoorzienend en economisch onafhankelijk te maken van het ‘grootkapitaal’. Hoewel ook Hitler dezelfde doelstelling voor ogen had, was het corporatisme binnen nazi- Duitsland voornamelijk geïmplementeerd met het oog op oorlogsvoering. De economie werd als een centraal element gezien, zowel in de aanloop naar als tijdens de oorlog, dat de kracht van het hele volk achter zich nodig had. In de praktijk betekende dit dat Hitler economisch liberalisme verwierp om zo werkgevers en werknemers te kunnen dwingen Duitsland in een militaristische supermacht te veranderen.117 Daarnaast was volgens Hitler (en de meeste nationalistische Duitsers) de slechte economische staat waarin Duitsland zich in de jaren dertig bevond veroorzaakt door de liberale kapitalistische staten die als overwinnaars uit de Eerste Wereldoorlog waren gekomen. Ook dit was een belangrijk historisch gegeven waar de corporatistische gedachte in Duitsland mee werd aangewakkerd, maar wat vrijwel niet leefde in Nederland bij de NSB door de Nederlandse neutraliteit gedurende de Eerste Wereldoorlog. Het idee van corporatisme als economische derde weg voor Nederland, Duitsland en geheel Europa leefde echter bij zowel Mussert als Hitler.

‘De deur in het Westen’ “Kapitalisme en bolsjewisme monden uit in een tyrannie van enkelen over millioenen slaven.”118 Dit nachtmerriescenario waar Mussert constant op hamerde, was de drijfveer van

116 Nükhet Kardam, ‘A Comparative Analysis of Corporatism in Nazi Germany and Fascist Italy’, University of British Columbia 1980, https://circle.ubc.ca/bitstream/handle/2429/21987/UBC_1980_A8%20K27.pdf?sequence=1, geraadpleegd op 4 juni 2015, pp. 61-62. 117 R.J. Overy, War and Economy in the Third Reich, Oxford: Clarendon Press 1994, pp. 1-2. 118 Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10, De strijd tusschen Nat.-Socialisme en Fascisme eenerzijds en Kapitalisme en Bolsjewisme anderzijds, Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10 (Vorming) 1941, p. 3. 44 de NSB om op zowel Germaans als Europees niveau economische samenwerking aan te gaan. Europa moest op economisch gebied haar eigen broek kunnen ophouden, een streven dat enkel kon worden bereikt indien de Europese naties zich onder fascistische vlag zouden verenigen. In de nota’s die Mussert aan Hitler stuurde tussen 1940 en 1945 maakte de NSB- leider helder hoe concrete samenwerking er uit zou moeten komen te zien. In een van zijn eerste nota’s aan Hitler, daterend van 1940, opperde Mussert het idee dat elk Europees volk een economische bijdrage aan de Europese gemeenschap diende te leveren vanuit de economische sector die traditioneel gezien het sterkst was in dat land. Voor Nederland waren dit de landbouw, visserij, veredelingsindustrie en de zout- en kolenmijnen. Mussert bewierookte eveneens de koloniale geschiedenis van Nederland om duidelijk te maken dat Nederland een krachtige economische impuls aan Europa kon geven. Door middel van het “opbouwen en handhaven van overzeesche verbindingen” kon Nederland het beste haar steentje bijdrage aan het Europese economische samenwerkingsverband.119 Hoe dit in de praktijk zou moeten uitpakken, wordt door Mussert niet uit de doeken gedaan. Naast economische samenwerking op Europees niveau richtte Mussert zich in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog primair op Germaanse samenwerking. Als koloniale macht deed Nederland dienst als ‘de deur in het Westen’ waaruit contacten met de gehele wereld konden worden gelegd.120 In latere nota’s die de Leider aan de Führer verzond, verschoof deze Germaanse blik echter richting een sterkere Europese oriëntatie. De nota van 1944, getiteld Kern Europa, was primair gericht op militaire en economische samenwerking tussen Europese naties. Deze Wehr- und Wirtschaftsunion Europäischer Nationen behelsde lang niet alle Europese naties, maar was met delen van Italië, Frankrijk en een groot deel van Oost-Europa zeker niet langer beperkt tot een Germaans samenwerkingsverbond.121 Mussert had met deze Wirtschaftsunion tot doel om een gezamenlijke douane op te richten aan de grenzen van Europa, waarbinnen de Europese volkeren vrij met elkaar zouden kunnen handelen en een gezamenlijke tolunie zouden moeten oprichten. Europese koloniën, waaronder Indonesië en een aantal Afrikaanse landen, werden voor een welvarende economie eveneens belangrijk geacht. Met haar jarenlange ervaring in het gebied wist Nederland als

119 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, pp. 29-30. 120 Ibidem, p. 30. 121 Zie figuur 3.1. 45 geen ander hoe het economische welvaart uit de Indonesische kolonie kon halen. Het Afrikaanse continent werd daarnaast rijp voor ontginning bevonden.122

Figuur 3.1123

122 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, pp. 136-137. 123 Ibidem, p. 103.

46

Net als bij andere vormen van samenwerking het geval was, werd Duitsland ook op economisch gebied als het trekpaard van Europa beschouwd. Dit punt werd vooral uitgedragen door partijgenoot , die in vergelijking met Mussert een stuk meer kennis had over economische zaken en beleid. Van Genechten, die zich als universitair docent economie en prominent lid van de NSB voornamelijk bezig hield met economische en historische publicaties in het nationaalsocialistische tijdschrift Nieuw Nederland, hekelde de economische boycot die Nederland voor de Tweede Wereldoorlog tegenover Duitsland had ingesteld: “Tengevolge van hun gebrek aan begrip voor den nieuwen tijd hebben de democratische leidende kringen in Nederland niet met het Duitsche volk willen samenwerken aan den opbouw van een zelfstandig economisch Europa.”124 Geheel in harmonie met de partijlijn van de NSB zag hij met het fascisme een nieuw Nederland en een nieuw Europa ontstaan, ook op economisch gebied. De Nederlandse producten uit onder andere de zuivel- en tuinbouwindustrie dienden volgens Van Genechten bij voorkeur naar Duitsland geëxporteerd te worden, in plaats van naar Engeland en de Verenigde Staten die met hun kapitalistische geest veel minder betaalden voor de Nederlandse exportproducten. Daarnaast was hij ervan overtuigd dat de Nederlandse boeren door nazi-Duitsland geprezen werden om hun vakbekwaamheid.125 Van Genechten stelde voorop dat Nederlandse isolatie geen wenselijke optie meer was. Nederland diende op economisch gebied samen te werken met Duitsland, de partner waar het de meeste steun van ontving en waar het de meeste welvaart door verkreeg. Waar Mussert sprak over ‘de deur in het Westen’ stelde Van Genechten eveneens dat “wij de Westersche voorpoort van de Germanen moeten zijn en dat een versterking van het Rijk in het midden van Europa geen vloek maar een zegen voor Nederland was.”126 Duitsland diende als centrale macht het voortouw te nemen op economisch gebied en Nederland moest met de rest van Europa niet huiverig zijn om hiervan te profiteren.

Nazi-Duitsland en Europese economische samenwerking: discrepantie tussen theorie en praktijk ‘De deur in het Westen’ werd door Mussert niet alleen aangehaald om Germaanse en Europese samenwerking te bevorderen. Het werd tegelijkertijd als een waarschuwing gebruikt tegenover Hitler om aan te geven dat Nederland nooit afstand zou doen van haar nationale

124 Robert van Genechten, Een jong Nederland in een jong Europa, Rotterdam: Nenasu 1941, p. 13. 125 Robert van Genechten, Een beroep op het gezond verstand, Leiden: Nenasu 1941, pp. 16-17. 126 Robert van Genechten, Een jong Nederland in een jong Europa, Rotterdam: Nenasu 1941, p. 16. 47 symbolen en haar cultuur: “deze deur mag niet half gesloten worden of op een kier gezet.”127 Het ontnemen van de Nederlandse vlag zou tot Nederlandse opstandigheid leiden wat de Europese economie niet ten goede zou komen. Het lijkt erop dat Mussert, ondanks zijn vrijwel onuitputtelijke geloof in Hitler, wel degelijk vreesde voor een economische machtspolitiek van nazi-Duitsland. Later zou blijken dat deze vrees niet ongegrond was, hoewel Hitler de NSB voorhield dat ook nazi-Duitsland streefde naar een Europees economisch front. Autarkie was voor zowel Mussolini als Hitler een cruciaal punt, dat moest worden bereikt om Europa te kunnen behoeden voor het grootkapitaal uit het Westen en het rode gevaar uit het Oosten. Zonder economische zelfvoorziening zou Europa altijd afhankelijk blijven van de rest van de wereld, wat in de ogen van Hitler dodelijk was voor de Europese staten. In plaats daarvan pleitte de Führer dan ook voor economische zelfstandigheid ten opzichte van het buitenland; in eerste instantie voor Duitsland, maar eveneens voor Europa.128 Net als Mussert stelde Hitler dat elke Europese natie zijn steentje moest bijdragen aan de Europese economie om zo gezamenlijk voor een welvarend Europa te zorgen. De ontwikkeling van de Duitse en Europese economie werd door Hitler uitgedragen in de vorm van een nieuw plan, dat schuil ging onder de titel ‘Nieuwe Economische Orde’. Deze nieuwe orde werd grotendeels overzien door Walther Funk, die in nazi-Duitsland tussen 1937 en 1945 als rijksminister van Economische Zaken fungeerde. Funk beschouwde gelijkwaardige economische samenwerking tussen Europese naties als essentieel voor de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog. Samen met Italië diende Duitsland de Europese economie te herstellen, waarbij economische samenwerking met de overige Europese naties van groot belang was, ook voor de Duitse economie.129 Funk stelde binnen de economische orde een viertal punten centraal die de Europese economie na de oorlog in een nieuw fascistisch Europa zouden doen opbloeien.130 Ten eerste zouden de Europese naties als goede exportkanalen dienen voor de Duitse economie, wat zowel de Duitse als de overige Europese naties ten goede zou komen. Daarnaast dienden er stabiele wisselkoersen te komen voor de handel tussen Europese naties. Funks derde punt behelsde de gelijkwaardige verdeling van grondstoffen en arbeid. Tot slot benadrukt hij het belang van economische

127 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 30. 128 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geintroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s Table Talk 1941-1944: His Private Conversations, London: Weidenfeld and Nicolson 1953, p. 73. 129 Margaret Carlyle, Hitler’s Europe: Documents on International Affairs 1939-1946, London: Oxford University Press 1954, pp. 29-30. 130 Ibidem, p. 35. 48 solidariteit onder de Europese naties, dat moest worden aangewakkerd door de invoering van een gemeenschappelijke munteenheid alsook eerlijke handelsvoering en productverdeling. Uit private gesprekken en redevoeringen die Hitler en Funk afzonderlijk van elkaar hielden, kan worden opgemerkt dat beiden groot voorstander waren van gelijkwaardige Europese samenwerking op economisch gebied. Er tekent zich in deze echter een groot verschil af tussen wat men zei en wat men deed. In de praktijk was het gevoerde beleid van de nazi’s in alle bezette gebieden, inclusief Nederland, gericht op uitbuiting en manipulatie met als doel de Duitse oorlogsmotor draaiende te houden. Een goed voorbeeld is de kolenproductie, tijdens de Tweede Wereldoorlog nog een economische sector van groot belang, waar Hitler grotendeels controle over nam ten nadele van de door Duitsland bezette gebieden. Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog was door de nazileider een vierjarenplan in werking gesteld, dat tussen 1936 en 1940 Duitse autarkie in de hand moest werken. Aan het hoofd van het vierjarenplan stond Hermann Göring, vooraanstaand lid van de NSDAP en een van Hitlers kopstukken, die ten gunste van de Duitse oorlogseconomie in de bezette gebieden vaste prijzen afdwong voor essentiële producten zoals kolen.131 Zo schuwden de Duitse machtshebbers niet om de wisselkoers tussen Duitsland en de bezette gebieden in het eigen voordeel te manipuleren zodat producten goedkoop konden worden geïmporteerd. Daarnaast werden door middel van buitenlandse overnames en gelijkstellingen van prijzen kolen op geraffineerde wijze van de bezette gebieden naar Duitsland overgeheveld. Als onderdeel van de bezette gebieden was ook Nederland onderworpen aan de maatregelen die Göring met het vierjarenplan had ingevoerd. Zo maakte Duitsland aanspraak op een groot deel van de Nederlandse kolen, terwijl Nederland in het verleden altijd net genoeg had geproduceerd voor eigen gebruik. Het gevolg was dat de industriële productie sterk daalde en het consumentengebruik van kolen noodgedwongen afnam.132 Nederland was niet alleen populair om haar kolenindustrie, maar werd door Duitsland ook gretig gebruikt voor diverse andere grondstoffen. Göring was zich er echter van bewust dat Nederland niet simpelweg naar behoeven leeggeroofd kon worden, aangezien de Duitsers niets hadden aan een sterk stagnerende Nederlandse economie. Volledige uitbuiting zoals in Centraal- en Oost- Europa aan de orde van de dag was, vond dan ook een stuk minder plaats in de bezette gebieden in West- en Noord-Europa.

131 R.J. Overy, War and Economy in the Third Reich, Oxford: Clarendon Press 1994, pp. 339-340. 132 Hein Klemann en Sergei Kudryashov, Occupied Economies: An Economic History of Nazi-occupied Europe, 1939-1945, London; New York: Berg 2012, p. 56. 49

Om hevige economische stagnatie te voorkomen, hanteerde nazi-Duitsland een beleid van Auftragsverlagerung en Verflechtung, waarbij de nazi’s tot doel hadden de Nederlandse economie zo stevig mogelijk uit te melken zonder dat deze totaal ten gronde zou worden gericht.133 Het idee van Auftragsverlagerung ontstond met de Duitse inval in de Sovjet-Unie, die indirect en onbedoeld tot gevolg had dat Duitse bedrijven overbelast raakten door de enorme oorlogsproductie waar zij plots mee opgezadeld werden. Als reactie hierop diende een deel van de productie naar onder andere Nederland verplaatst te worden. Dit had twee grote voordelen voor de nazi’s. Ten eerste kregen de overbelaste Duitse bedrijven meer ademruimte zonder dat de totale productie afnam. Ten tweede zorgde verplaatsing van productie naar Nederland ervoor dat de Nederlandse koe niet direct hoefde te worden afgeslacht, maar juist langzaamaan kon worden uitgemolken. Het beleid van Auftragsverlagerung bleek dan ook een ideale manier voor nazi-Duitsland om Nederland economisch onder de duim te kunnen houden. Economische Verflechtung werd als een manier gezien om ook na de Tweede Wereldoorlog controle te kunnen houden over de economieën in de bezette gebieden van West-Europa (Nederland, België en Frankrijk). Een van de manieren die hiervoor gebruikt werd, was door het kopen van aandelen van grote Nederlandse bedrijven. Verflechtung hield echter ook in dat Nederland gedwongen werd leningen aan Duitsland te verstrekken die pas na de oorlog zouden worden terugbetaald.134 Het gevolg hiervan was dat Nederland direct te maken kreeg met de schulden van nazi-Duitsland. Of de uitbuitingspolitiek van Hitler voor botsingen met Mussert zorgde is niet met zekerheid te zeggen. Mussert betoogde dat hij vijf jaar lang gestreden had tegen ‘de Duitsche stromingen van annexionisme en uitbuiting’, maar stelde zoals eerder gezegd niet Hitler zelf, maar Hitlers omgeving hiervoor verantwoordelijk. Daarbij moet worden opgemerkt dat exploitatie van de Nederlandse economie niet altijd de boventoon voerde. Arthur Seyss- Inquart, die als vooraanstaand NSDAP-politicus de functie van Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden bekleedde, ging niet zelden tegen de wensen van Göring en zijn vierjarenplan in, wat gunstig uitpakte voor de Nederlandse economie.135 Daarnaast ging het de Nederlandse industrie in de eerste twee jaren van de Duitse bezetting enorm voor de wind. 1940 en 1941 waren de eerste goede economische jaren sinds het begin van de grote

133 Hein Klemann en Sergei Kudryashov, Occupied Economies: An Economic History of Nazi-occupied Europe, 1939-1945, London; New York: Berg 2012, pp. 57, 82-87. 134 Ibidem, pp. 83, 189. 135 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976, p. 79. 50 depressie, waarin onder meer de werkloosheidscijfers enorm daalden.136 Voorzichtigheid is hierbij echter geboden. Historici zijn het er grotendeels over eens dat de bezette gebieden, waaronder Nederland, wel degelijk economisch te lijden hebben gehad onder nazi-Duitsland. Zo ging het met de Nederlandse industrie na 1941 weer bergafwaarts door een systematische uitbuitingspolitiek van Duitse zijde. Het paradoxale van Mussert is dat hij aan de ene kant op zijn hoede was voor Duitse inmenging, maar zich tegelijkertijd volmondig uitsprak vóór Europese economische samenwerking met Duitsland als centrale macht. De naïviteit van de NSB-leider was dan ook op dit gebied duidelijk aanwezig.

136 Hein Klemann, ‘Did the German Occupation (1940-1945) Ruin Dutch Industry?’, Contemporary European History, nr. 4 (2008), pp. 480-481. 51

4 Een raszuiver Europa

Sociaaldarwinisme en de wereldworsteling der rassen Het verslaan van de liberaaldemocraten, kapitalisten en communisten, de totstandkoming van een Dietse volksstaat binnen een Germaanse statenbond en Europese samenwerking op economisch en militair niveau konden volgens de NSB niet succesvol verlopen zonder de vorming van een raszuiver volk. Musserts visie omvatte een wereld die verscheurd werd door een strijd tussen de verschillende rassen, een ‘wereldworsteling der rassen’. In deze wereldworsteling dienden Nederlanders zich als superieur Germaans ras in Europees verband te weren onder meer tegen het door democratie en kapitalisme doordrenkte ‘Joodse ras’ alsook het ‘gele ras’, waarmee voornamelijk op Japan werd gedoeld.137 Het voortbestaan van de Nederlandse en Europese cultuur waren afhankelijk van deze strijd. Met raszuiverheid zo hoog in het vaandel speelde het sociaaldarwinisme binnen de NSB een centrale rol bij de totstandkoming van een Europees samenwerkingsverbond. Mussert hanteerde sociaaldarwinistisch gedachtegoed in navolging van Hitler en de nazi’s, die Charles Darwins evolutietheorie misbruikten voor hun eigen politieke doeleinden. Nationaalsocialisten uit zowel Nederland als Duitsland namen Darwins theorieën over survival of the fittest en de struggle for life zeer selectief over om er vervolgens hun eigen draai aan te geven. Beide begrippen werden door de NSB gebruikt om te verkondigen dat een ras of volk dat niet de allesoverheersende wil had om te overleven, uitgeroeid diende te worden.138 Een van de voornaamste redenen voor het zwakker worden van het Nederlandse en Germaanse volk was rasvermenging met Joden, maar daarnaast ook met niet niet-blanke rassen zoals het ‘gele’ en ‘zwarte’ ras alsook de Indiërs. De gedachte die hier achter schuil ging was dat bij vermenging van twee verschillende rassen de kans op een gunstige genenpool vrijwel nihil was. Zuiverheid van ras werd dan ook van essentieel belang geacht voor de Germaanse volksgezondheid, omdat een mens alleen een geharmoniseerde genenpool kon

137 Volk en Vaderland, jaargang 6, nr. 52 (30 december 1938), p. 2. Volk en Vaderland, jaargang 7, nr. 25 (23 juni 1939), p. 1. 138 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, Amsterdam: Boom 2009, p. 785. 52 verkrijgen als zijn ouders van hetzelfde ras waren.139 Het was in het belang van de volksgezondheid, en daarmee tevens in het belang van de Germaanse positie in de wereldworsteling der rassen, dat rassenvermenging sterk werd veroordeeld en actief tegen werd gegaan. Nationaalsocialistische artsen in Nederland hadden een belangrijk aandeel in het vertolken van de rassenleer van de NSB. Omdat voor de NSB erfelijkheid een centrale component was binnen de gezondheidszorg, werd het nationaalsocialisme ook wel gezien als toegepaste biologie.140 Dr. Henri van der Hoeven was zo een NSB-arts, die onder aanvoering van Musserts rassenleer en Hitlers raciale beleid het nationaalsocialistische gedachtegoed in de praktijk diende te brengen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Van der Hoeven zag net als de NSB-leider een nieuwe tijd voor zich, waarin een sterke en gezonde jeugd een vereiste was voor de totstandkoming van een nieuw Europa. In lijn met de NSB vervolgt Van der Hoeven dat voor dit nieuwe Europa sterilisatie van de ‘zwakkeren’ in de samenleving noodzakelijk was.

Door de medische kennis en zorg worden soms erfgezonde kinderen voor den staat gered, in een groter aantal gevallen worden erfzieke kinderen aan den staat ter verdere verzorging opgedrongen. Het is dan ook de plicht van den medicus, mede zijn invloed aan te wenden om te zorgen, dat al die erfzieke kinderen, die door zijn kennis en zorg in het leven blijven, zich niet door voortplanting verder vermeerderen. Zoowel de medici als de patiënten moeten inzien, dat hier een grens getrokken moet worden. De medicus maakt den patiënt duidelijk, dat hem het leven gered is, doch dat hij zijn erfgoed niet mag laten voortbestaan; de patiënt moet als dank voor zijn genezing vrijwillig afstand doen van het verwekken van kinderen.141

Van der Hoeven maakt binnen een volk onderscheiding tussen ‘meerwaardigen’ en ‘minderwaardigen’.142 Deze laatste groep, die volgens haar vijftig (!) procent van de Europese bevolking uitmaakte, moest de mogelijkheid om nakomelingen te verwekken afgenomen worden. Tot de minderwaardigen konden meerdere groepen gerekend worden: gehandicapten, homoseksuelen, Joden, maar ook bijvoorbeeld arbeidsongeschikten. Van der Hoeven was daarbij niet alleen een leidend voorbeeld door haar publicaties op het gebied van steriliteit; als een van de weinige vrouwelijke NSB-artsen voerde zij onder leiding van Eduard Meyer, die

139 Stephen Snelders, ‘Op weg naar een ‘Germaansche’ volksgezondheid. Nationaal-socialisme, erfelijkheidsleer en eugenetica in Nederland 1940-1945’, GEWINA, nr. 2 (2012), pp. 62, 71. 140 Ibidem, p. 62. 141 Henri van der Hoeven, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944, p. 18. 142 Zie figuur 4.1. 53 met de taak was belast om alle gemengd-gehuwde Joden te steriliseren, meerdere sterilisaties uit bij Joodse vrouwen.143

Figuur 4.1144

Het ontnemen van de mogelijkheid om kinderen te krijgen binnen bepaalde groepen was voor de NSB een eerste stap in de richting van een raszuiver Europa. Tegenover sterilisatie van de ‘minderwaardigen’ stond dat de ‘meerwaardigen’ jong dienden te huwen en veel kinderen dienden te verwekken. De NSB stelde vast dat de niet-blanke volkeren uit Afrika, Zuid-Amerika en Azië sterker aan het groeien waren dan de blanke volkeren in Europa en Noord-Amerika. Mussert uitte dan ook de vrees dat het blanke ras op den duur zou

143 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7 mei’43-juni’44: eerste helft, ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1976, p. 295. 144 Henri van der Hoeven, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944, p. 19. 54 worden uitgeroeid door de niet-blanken: “Het is de superioriteit van de Europeesche volkeren, die desniettegenstaande het mogelijk maakte, dat Europa eens de wereld veroverde en zich nu nog staande houdt”, aldus Mussert, maar hij vervolgt daarop onmiddellijk: “Wanneer Europa zich niet spoedig bezint, is het verloren.”145 Van der Hoeven ondersteunde deze gedachte van Mussert over de ontwikkeling van de wereldbevolking, waaraan zij toevoegde dat tevens binnen Europa het Germaanse volk in aantal afnam. Zij verdeelde Europa hierbij in drie groepen: de Germanen in het noorden, de Romanen in het zuiden en de Slaven in het oosten. Vervolgens stelt Van der Hoeven vast dat waar de Romanen en Germanen voorheen een meerderheid in Europa hadden, zij nu door de Slavische bevolkingsgroei een minderheid dreigden te worden.146 De NSB beschouwde dit als een regelrechte bedreiging voor het voortbestaan van Europa, aangezien de Romanen en Germanen de volkeren waren geweest die Europa historisch gezien hun cultuur hadden gegeven. Het werd door de partij dan ook van levensbelang geacht dat de ‘meerwaardigen’ veel nakomelingen ter wereld brachten. Over de plek van sociaaldarwinisme binnen de ideologie van de nazi’s zijn meerdere discussies gaande onder historici. Zo is er geen consensus over de vraag of sociaaldarwinisme, als erfenis van het darwinisme, een directe voorloper was van het fascisme en nazisme.147 Daarnaast wordt door sommige historici, zoals George Mosse, Peter Bowler, Michael Ruse en Daniel Gasman, betwist of het idee van menselijke evolutie überhaupt wel onderdeel uitmaakt van de nazi-ideologie.148 Wat in ieder geval wel met tamelijke grote zekerheid vastgesteld kan worden, is dat de nazi’s selectief elementen uit de darwinistische leer gebruikten om die vervolgens op eigen wijze te interpreteren en te implementeren. Rasvermenging leidde volgens Hitler onherroepelijk tot lichamelijke en geestelijke achteruitgang bij het nageslacht, wat op den duur tot een zwak volk zou leiden dat zich in de wereldworsteling van rassen niet kon verdedigen. Om zijn rassenleer kracht bij te zetten gebruikte de Führer meerdere termen uit de leer van Darwin, waaronder hogere evolutie (Höherentwicklung), struggle for life (Lebenskampf) en selectie (Auslese).149

145 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, pp. 17-18. 146 Henri van der Hoeven, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944, pp. 5-14. Zie figuur 4.2 en 4.3. 147 Cor Hermans, De dwaaltocht van het sociaal-darwinisme: vroege sociale interpretaties van Charles Darwins theorie van natuurlijke selectie, 1859-1918, Amsterdam: Nieuwezijds 2003, pp. 29-30. 148 Richard Weikart, ‘The Role of Darwinism in Nazi Racial Thought’, German Studies Review, nr. 3 (2013), pp. 537-538. 149 Ibidem, p. 541. 55

Figuur 4.2150

150 Henri van der Hoeven, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944, p. 8.

56

Figuur 4.3151

Hitler had net als Mussert een nieuw Europa voor ogen, waarbij de toekomst van Duitsland en het Arische ras in Oost-Europa lag. Zoals hierboven gesteld, wordt het gebruik van menselijke evolutie binnen de nazileer door sommige historici betwist, maar afgaande op Hitlers gebruik van darwinistische terminologie lijkt het er sterk op dat de Führer het idee van evolutie wel degelijk toepaste op mensen om zijn ideeën voor een nieuw Europa te vormen.

151 Henri van der Hoeven, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944, p. 13. 57

Daarnaast werd de struggle for life als ideologisch middel gebruikt om de bezetting van gebieden in Oost-Europa als Lebensraum te rechtvaardigen.152 Naast darwinistische termen rustte de nazi-ideologie eveneens op het concept van Rasse und Raum (ras en ruimte) en Blut und Boden (bloed en bodem), waarmee ideeën van Germaanse superioriteit, antisemitisme, eugenetica en aansporing tot bevolkingsgroei werden gecombineerd.153 Net als bij de NSB resulteerde dit in een verdeling tussen mensen met een ‘sterke’ en een ‘zwakke’ genenpool. Mensen met een ‘sterke’ genenpool waren van het Arische ras en dienden zoveel mogelijk nakomelingen ter wereld te brengen. Daar stond tegenover dat de groepen die als zwakker werden beschouwd, gedwongen gesteriliseerd of omgebracht werden. Oost-Europa was daarbij als levensruimte van uiterst belang voor het Arische ras om overeind te kunnen blijven in de struggle for existence (Existenzkampf of Daseinkampf) die in de ogen van de nazi’s onvermijdelijk was. Net als binnen de NSB, vormden artsen een belangrijke doelgroep voor Hitler en zijn NSDAP. Ten tijde van de Weimarrepubliek werd meer dan vijftig procent van de Duitse artsen, psychologen en psychiaters lid van de SS of de NSDAP, terwijl velen van hen Joodse collega’s of leermeesters kenden. Naast het feit dat Hitler dus sterk afhankelijk was van artsen voor politieke steun, gebruikte de nazileider hen ook om zijn sociaaldarwinistische opvattingen in de praktijk te brengen, zoals de NSB dat ook in Nederland deed. Artsen die te werk gingen onder het symbool van de swastika kregen een vrijbrief om hun medische eed, waarin wordt gezworen om patiënten geen schade toe te brengen, links te laten liggen. Het gevolg was dat vooral Joden werden onderworpen aan grootschalige medische experimenten, gedwongen sterilisatie en euthanasie, wat in een rap tempo leidde tot de vorming van concentratiekampen.154 Het toonbeeld van deze sociaaldarwinistische medische sector was Josef Mengele, een Duits arts en antropoloog die in zijn onderzoek naar de onsterfelijke mens (Übermensch) gevangenen in Auschwitz blootstelde aan extreme experimenten, vaak met de dood tot gevolg. Mengele werd als een van de eerste artsen door Hitler ingelicht over de Endlösing der Judenfrage, toen de genocide van de Joden door de Führer nog niet als officieel beleid was uitgedragen. Beïnvloed door de sociaaldarwinistische denkbeelden van Hitler was Mengele ervan overtuigd dat Europa en de wereld gered zouden worden door het uitroeien

152 Anton Weiss-Wendt en Rory Yeomans, ‘Introduction: and Historiographical Debates on Racial Science’, in: Anton Weiss-Wendt en Rory Yeomans ed., Racial Science in Hitler’s New Europe, 1938- 1945, Lincoln: University of Nebraska Press 2013, pp. 8-9. 153 Ibidem, pp. 7-8. 154 Omar S. Haque e.a., ‘Why did so many German doctors join the early?’, International Journal of Law and Psychiatry, nr. 5-6 (2012), pp. 473, 477. 58 van de zwakkere mens die het leven op aarde niet waardig was. Met de experimenten die hij ten uitvoer bracht, trachtte hij onder meer vruchtbaarheid bij Duitse vrouwen te verbeteren alsook kenmerken van het Arische superras, waaronder blauwe ogen, blond haar en een sterk lichaam, te perfectioneren.155 Bij een van deze experimenten, uitgevoerd in de zoektocht naar de perfecte Arische ogen, spoot Mengele gekleurde substanties in de ogen van gevangen in Auschwitz in de hoop dat hij hiermee het oogpigment van kleur kon doen veranderen. Vanzelfsprekend veranderde het oogpigment niet, maar wat deze experimenten dikwijls wel tot gevolg hadden was blindheid en pijnlijke infecties.156 Mengeles experimenten lagen volledig in lijn met de raciale denkbeelden van Hitler en waren daarbij zo wreed van aard dat de nazi-arts te boek kwam te staan als de ‘engel des doods’. Het was de invloed vanuit sociaaldarwinistische hoek die Hitler dreef tot de genocide op de Joden. Zijn evolutionaire denkbeelden met betrekking tot de uitbreiding van het Duitse volk en de versterking van het Arische ras hadden eveneens gerealiseerd kunnen worden met ‘slechts’ de sterilisatie en deportatie van de Joodse bevolking, zonder het uitmoorden van deze bevolkingsgroep. De darwinistische leer dreef de Führer echter tot de gedachte dat het recht op leven enkel ten deel viel aan het zuiverste en sterkste ras.157 Het verschil tussen Mussert en Hitler lag dan ook niet zozeer in ideologische opvattingen, maar meer in de uitvoering hiervan. Naast het oplossen van het Jodenvraagstuk maakte men zich binnen de NSB evengoed hard voor zaken als een sterke volksgemeenschap, aansluiting van Vlaanderen bij Nederland en verdediging tegen de Aziatische volkeren, terwijl de Endlösing der Judenfrage voor Hitler hét grote probleem van de huidige tijd was binnen Europa. Waar de voortvloeisels van het sociaaldarwinisme in Nederland dan ook relatief beperkt bleven, zorgden deze in nazi-Duitsland voor grootschalige menselijke experimenten, sterilisaties en genocide.

Rasverschil binnen Europa: het Noordras en het Germaanse ras als ideaal “Ras is ons niet gegeven, maar opgegeven. Het is een ideaal, onze taak!”158 Met deze woorden introduceerde Jan Coenraad Nachenius in 1941 een van zijn eerste publicaties over raszuiverheid. Als fervent aanhanger van het racistische nationaalsocialisme van de nazi’s viel

155 Gerald Posner en John Ware, Mengele: The Complete Story, London: Macdonald Queen Anne Press 1986, pp. 15-17, 31. 156 Ibidem, p. 34. 157 Richard Weikart, Hitler’s Ethic: The Nazi Pursuit of Evolutionary Progress, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2011, pp. 194-195. 158 Jan Coenraad Nachenius, Het rasvraagstuk, Amsterdam: Storm 1941, p. 5. 59 hij met onder andere Rost van Tonningen binnen de NSB onder de ‘volkse’ vleugel, die niet zelden in aanvaring kwam met Mussert, die in zijn eerste jaren als NSB-leider meer ‘staats’ was, doelende op het staatsgerichte fascisme van Mussolini.159 Met de steeds groter wordende macht van de NSDAP in Duitsland verschoven Musserts opvattingen echter steeds meer richting het ‘volkse’ kamp, wat tot gevolg had dat Hitlers völkische rassenleer (waar volks een verbastering van is) grotendeels overgenomen werd door Mussert en de NSB. De Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog deed dit proces alleen nog maar versnellen. Met bovengenoemde uitspraak betoogde Nachenius dat raszuiverheid absoluut geen vanzelfsprekendheid was, maar dat er actief stappen ondernomen dienden te worden om dit levensbelangrijke ideaal te verwezenlijken. Een van deze middelen was een geplande bevolkingspolitiek waar, zoals in de vorige paragraaf betoogd is, sterilisatie en pronatalisme centraal in stonden. Het ideaal zelf werd door Nachenius in een van zijn latere publicaties omschreven als de ‘Germaansche Noordrasmensch’.160 Net als bij Van der Hoeven werd Europa hierbij in drie overkoepelende gebieden ingedeeld, die op basis van hun geschiedenis een eenheid vormden: het Noordras, het Oostras en het Zuidras (ook wel Westras of Mediterrane ras genoemd). Nederland was in de eerste plaats onderdeel van de Germaanse stammen, maar was voor Europese samenwerking aangewezen op het overstijgende Noordras, waar vrijwel het gehele Germaanse volk deel van uitmaakte. Voor de verbondenheid van het Noordras wordt door de NSB teruggegrepen naar het mesolithicum, oftewel de middensteentijd, waarin tegen het einde van de ijstijd de eerste volkeren zich hadden gevestigd in Noord-Europa.161 Daarbij werden invallen van de Romeinen en de diffusie van het christendom uit Zuid-Europa niet beschouwd als vormgevende elementen voor de Noord-Europese beschaving. De middeleeuwen was geen periode van belang, want “vóór de kerstening was in die landen [Noord-Europa, R.O.] reeds een hooge cultuur.”162 Nachenius’ visie op de ontwikkeling van het Noordras sluit nauw aan op de officiële partijlijn van de NSB. In zijn optiek onderscheidde het Noordras zich in de middensteentijd voor het eerst van het Oost- en Zuidras doordat het de overgang maakte van jager-verzamelaars naar boeren. Daarnaast differentieerde het Noordras zich van haar Ooster- en Zuiderburen door haar sierkunst, huisbouw, religie, taal en vorm van recht.163 Ook in de

159 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1983, pp. 101-113. 160 Jan Coenraad Nachenius, De erfgezondheidsleer, ’s-Gravenhage: Hamer 1943, p. 4. 161 Hoofdkwartier N.S.B. afd. X (Vorming), Wat denkt het Nederlandsch nationaal-socialisme over het volk en ons voorgeslacht?, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B. 1940, p. 6. 162 Ibidem. 163 Jan Coenraad Nachenius, Een en ander over ras, ’s-Gravenhage: De Delta 1941, p. 15. 60 tijd van de Tweede Wereldoorlog waren verschillen tussen het Noord-, Zuid- en Oostras zo wijdverbreid aanwezig dat rasvermenging te veel innerlijke en uiterlijke tegenstrijdigheden zou opleveren. Als voorbeeld geeft Nachenius de verschillende lach en de verschillende manier van redevoeren. De verschillen waren zo essentieel, dat een kruising tussen rassen tot een ‘stijl-disharmonie’ zou leiden, waarbij “de geest zich niet even onbelemmerd en direct kan uiten als bij [een] zuiver ras.”164 Hoewel men binnen de NSB eensgezind leek op het punt van raszuiverheid en het belang van het Noordras, zijn er toch enige verschillen op te merken tussen Mussert en Nachenius. Mussert spreekt in al zijn publicaties en redevoeringen over een solidair Europa rustend op Germaanse samenwerking, in tegenstelling tot Nachenius die weliswaar Germaans en Noordras naast elkaar gebruikt, maar het Noordras de boventoon laat voeren. Het verschil tussen het Germaanse ras en het Noordras wordt uit publicaties van de NSB en haar leden niet duidelijk en het lijkt er in eerste instantie op dat de twee termen als synoniemen worden gebruikt. Het verschil tussen ‘staats’ en ‘volks’ treedt echter ook in deze weer aan de oppervlakte, ondanks het feit dat Mussert en Nachenius nagenoeg hetzelfde bedoelen met het Germaanse ras en het Noordras. Voor Mussert zag het nieuwe Europa er als volgt uit: “Alle Duitschers in één Rijk, alle Italianen in één Rijk, alle Franschen in één Rijk, alle Nederlanders in één Rijk, zooveel mogelijk met uitleiding of zoo noodig uitstooting van degenen, die niet tot het volk behooren.”165 De natie speelde voor Mussert in het nieuwe Europa een centrale rol, terwijl bij Nachenius het Noordras nationale grenzen oversteeg. Als onderdeel van de ‘volkse’ beweging binnen de NSB stond Nachenius dichter bij het rassenbeleid van Hitler dan Mussert. Waar Nachenius sprak over Noordras, gebruikte Hitler het ‘Nordische’ of Arische ras als synoniemen om te refereren aan het sterkste ras binnen Europa. Net als Nachenius haalden de nazi’s de ijstijden aan als beginperiode van het Nordische ras, waarmee volgens Hitler en zijn ideologische medestanders eveneens de superioriteit van hun ras te verklaren was. Zo werd er gesteld dat het slechte klimaat in de periodes van de ijstijden ervoor had gezorgd dat het Nordische ras enorm op de proef was gesteld, wat resulteerde in een ras waarbij alle zwakkeren stierven en alleen de meest sterke

164 Jan Coenraad Nachenius, Het rasvraagstuk, Amsterdam: Storm 1941, pp. 15-18. Zie figuur 4.4. 165 Anton Mussert, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947, p. 18. 61 mensen overleefden.166 Om deze reden was het Nordische ras superieur aan rassen die zich in meer gunstige klimaten hadden ontwikkeld. Deze superioriteit betekende volgens Hitler echter niet dat het Nordische ras al volmaakt was: door middel van eugenetica en raciaal beleid diende het Nordische ras nog volmaakter en sterker te worden dan het al was.

Figuur 4.4167 Gestelde verschillen in lach en manier van redevoeren door Nachenius. Met linksboven een lach van het Noordras, rechtsboven een lach van het Oostras, linksonder een redenaar van het Noordras en rechtsonder een redenaar van het Zuidras. De lach van het Noordas is minder uitbundig, “maar het kan zich ten slotte toch openstellen, het kan zich wel geven.” Het Oostras lacht niet vrijuit, “maar het lacht als het ware naar binnen.” De redenaar van het Noordras dringt zich niet op en houdt afstand van het publiek, terwijl de redenaar van het Zuidras zich wel opdringt en een toneelvoorstelling van de redevoering maakt, aldus Nachenius.

166 Richard Weikart, ‘The Role of Darwinism in Nazi Racial Thought’, German Studies Review, nr. 3 (2013), pp. 551-552. 167 Jan Coenraad Nachenius, Het rasvraagstuk, Amsterdam: Storm 1941, pp. 16-17.

62

Hoewel Mussert en Hitler beiden een raszuiver Europa voor ogen hadden, waren de voortvloeisels uit hun denkbeelden zodanig verschillend dat een botsing tussen de twee onvermijdelijk was. Het conflict dat ontstond leek enigszins op het probleem rond de vorming van een Germaanse statenbond. Mussert wilde binnen een Germaans samenwerkingsverbond ruim baan voor de ontwikkeling van de afzonderlijke leden. Hitler had een Germaans rijk voor ogen, waarin staatsgrenzen zouden komen te vervagen en waar Nederland op den duur zou samensmelten met Duitsland. Hetzelfde probleem speelde bij de ideevorming over een raszuiver Europa. Mussert streed voor de versterking van het Germaanse ras met een nieuw Europa voor ogen, waarin alle Nederlanders zich in Nederland en alle Duitsers zich in Duitsland zouden vestigen. Deze nationale component was bij Hitler grotendeels afwezig. De Führer streed weliswaar eveneens voor de versterking van het Germaanse of Nordische ras, maar liet hierbij ras boven nationaliteit prevaleren, wat er kort gezegd op neer kwam dat een verschil tussen het Nederlandse en Duitse volk niet aanwezig werd geacht. Er valt dan ook wederom op te merken dat Mussert zich krampachtig vasthield aan een Nederlandse vorm van fascisme, maar hierin stevig bemoeilijkt werd door de annexionistische idealen van Hitler. Vanzelfsprekend hielp het Mussert niet dat NSB-leden zoals Nachenius in hun talrijke publicaties indirect steun betuigden aan het nazistische expansiebeleid.

Het Jodenvraagstuk Antisemitische denkbeelden van Mussert en de NSB zijn door dit onderzoek heen regelmatig naar voren gekomen. De Leider stelde onder meer dat de twee grootste vijanden van het nationaalsocialisme, het kapitalistische Amerika en de communistische Sovjet-Unie, gefinancierd en politiek gecontroleerd werden door het ‘internationale Jodendom’. Toch moeten er kanttekeningen worden geplaatst bij de antisemitische houding van Mussert. De NSB-leider bediende zich in de eerste jaren na de oprichting van zijn partij geenszins van antisemitisch gedachtegoed, in tegenstelling tot Hitler wiens denkbeelden al voor de oprichting van de NSDAP gecentreerd waren rondom de Endlösing der Judenfrage.168 In de beginjaren van de jaren dertig stond het Joden dan ook vrij om zich aan te sluiten bij de NSB, ook al kwam dit in de praktijk niet veel voor. Begin jaren dertig uitte Mussert geen negatieve gevoelens jegens de Joodse bevolking in Nederland en Europa, maar sprong hij daarentegen regelmatig in de bres voor Joodse leden van de NSB. Volk en Vaderland publiceerde meerdere stukken waarin Mussert en andere

168 Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS, Soesterberg: Aspekt 2011, p. 149. 63

NSB’ers het opnamen voor hun Joodse confraters door zich af te keren van het openlijke antisemitische beleid van Hitler.

Niettemin wordt met voorbedachten rade door onze tegenstanders soms openlijk, doch meestal in het geniep, verkondigd, dat ook wij N.S.B.’ers jodenhaters zijn. Gij weet als N.S.B.’ers, dat dit niet zoo is, dat onze zin voor rechtvaardigheid – één van de pijlers, waarop de toekomstige nationaal- socialistische staat zal moeten rusten – dit niet toelaat, omdat er een geheele categorie van Nederlandsche Joden aanwezig is, die Nederlandsch voelt, denkt en in wezen Nederlandsch is; de categorie waartoe Gij behoort.169

Mussert brak zonder om de hete brei heen te draaien een lans voor de positie van Joden in Nederland en Europa. Hij stelde echter wel dat Joden die zich aansloten bij de marxistische beweging verraders van het eigen ras waren, waarmee hij een oproep deed aan alle Nederlandse Joden.

Juist wij zijn het, die door mede te werken aan de N. S. B. – dus mede te werken aan de hernieuwing van de Nederlandsche natie – daadwerkelijk toonen, dat het nationaal-socialisme in Nederland niet anti-semitisch behoeft te zijn of te worden, omdat hier in Nederland Joden zijn, die met hun geheele hart het welzijn van de Nederlandsche natie zijn toegedaan, omdat zij daarmede één onverbrekelijk geheel uitmaken en in de toekomst willen blijven uitmaken.170

Ook in een interview met Mussert en in publicaties van andere NSB-leden werd openlijk afstand genomen van het antisemitische politieke beleid van Hitler.171 Het feit dat Joden lid konden worden van de NSB zolang zij nationalist waren, getuigt dat Mussert naarstig op zoek was naar een nationale variant van fascisme. Toch moest de Leider tamelijk snel zwichten voor de antisemitische sentimenten die zowel binnen zijn eigen partij leefden als overwaaiden vanuit nazistische hoek. In Volk en Vaderland werden verbale aanvallen op de Joodse gemeenschap vanaf 1935 steeds frequenter en grimmiger van aard. De drijvende kracht achter deze antisemitische publicaties was wederom het ‘volkse’ kamp binnen de NSB, dat al sinds de oprichting van de partij populariteit genoot, maar in haar eerste bestaansjaren nog niet volledig aan de oppervlakte was getreden.172 Met de toenemende macht van de NSDAP in Duitsland sloten aanhangers van de ‘volkse’ richting zich aan bij Hitlers gedachte dat Joden

169 Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 16 (22 april 1933), p. 1. 170 Ibidem. 171 Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 5 (4 februari 1933), p. 3. Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 15 (15 april 1933), p. 1. Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 20 (20 mei 1933), p. 2. 172 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1983, pp. 103-107. 64 van een onzuiver ras waren, een opvatting die Mussert zeker voor 1935 niet deelde. De machtspositie van Hitler in Duitsland zorgde ervoor dat de ‘volksen’, waaronder Jan de Haas, Rost van Tonningen en Nachenius, vaker naar buiten traden met hun antisemitische opvattingen. Mussert werd na 1935 steeds meer ingesloten door de raciaal gemotiveerden binnen de NSB-gelederen. Steun ontving hij nog wel van enkele partijprominenten zoals Kees van Geelkerken, een van de medeoprichters van de NSB, die zich in eerste instantie totaal niet verwant voelde met het felle antisemitisme van lieden als Rost van Tonningen en Nachenius. Zelfs Van Geelkerken zou Mussert echter op den duur de rug toekeren door zich aan te sluiten bij de ‘volksen’, ook al werd hij binnen deze groep als gematigd beschouwd.173 In navolging van Mussolini, die in 1938 antisemitische maatregelen doorvoerde in Italië en buitenlandse Joden de toegang tot het land weigerde, begon ook Mussert te spreken over een Europees Jodenvraagstuk, dat de Europese landen gezamenlijk dienden op te lossen. De Joden vormden een ongewenste bevolkingsgroep die niet in Europa thuishoorde en om die reden hun heil buiten het Europese continent dienden te zoeken. Mussert was onder invloed van de ‘volksen’ radicaal omgeslagen op het punt waar het de positie van de Joden betrof, wat het meest werd onderstreept toen de Leider in 1938 de NSB ontoegankelijk maakte voor Joden.174 Vanaf 1938 stond de gehele NSB, waaronder het kamp van Mussert, grofweg op een lijn met antisemitische beleid van de nazi’s. Jan de Haas, die zich als redacteur van het veertiendaagse blad De Doodsklok, volksblad bij de opruiming van het Jodendom schaarde onder de ‘volksen’ binnen de NSB, stelde dat de macht binnen Europa in handen van het ‘internationale Jodendom’ lag. Het Jodenvraagstuk was dan ook een Europees probleem, dat enkel door fascistische Europese samenwerking kon worden opgelost.175 De Haas stond hier niet alleen in: Rost van Tonningen beschouwde “iederen jood als ongedierte” en volgens Roskam wilde de ‘Joodsche internationale goudmacht’ het Nederlandse en Europese volk aan zich onderwerpen.176 Ook namens de partij zelf werd na 1938 ferm stelling genomen tegen de Joodse bevolking, zoals blijkt uit een publicatie van de NSB-afdeling in Zeeland: “Alle oorlogen, in Europa gedurende de laatste eeuw gevoerd, zijn teweeggebracht door het

173 Bart van der Boom, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert, Utrecht: Veen 1990, pp. 34-35. 174 Meinoud Marinus Rost van Tonningen (ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942, ’s- Gravenhage: Martinus Nijhoff 1967, pp. 54-55. 175 Jan de Haas, Nuchter bekeken: de joden in Nederland. Herinneringen, feiten, cijfers en uitspraken over de joden, Rotterdam: Nenasu 1940, p. 7. 176 Meinoud Marinus Rost van Tonningen, (ingeleid en uitgegeven door David Barnouw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945, Zutphen: Walburg Pers 1993, p. 340. Evert Jan Roskam, De stem van ons bloed, Leiden: Nenasu 1940, p. 11. 65

Joodsche groot-kapitaal opzettelijk en doelbewust! … De eenige vijand van ons Volk en van de Duitschers, is het internationale Jodendom.”177

Figuur 4.5178

177 Dingen waarover men spreekt en denkt, District Zeeland der N.S.B. 1940, pp. 6-7. 178 Anton Mussert, De Vereenigde Staten van Guyana, het Joodsch nationaal tehuis: plan Mussert, Leiden: Nenasu 1939, p. 12.

66

Figuur 4.6179

Ten slotte leek Mussert eveneens volledig gezwicht te zijn voor de druk om zich te bedienen van antisemitisch gedachtegoed. In een van zijn publicaties uit 1941 over de toekomst van Nederland, waar hij onder meer sprak over een nieuw Europa, stelde de Leider dat de Joodse gemeenschap een antifascistisch en anti-Europees bolwerk vormde.180 Hoewel de toon van zijn uitspraken dus overduidelijk antisemitisch was geworden, is er desondanks een verschil op te merken tussen Mussert en de ‘volksen’. NSB’ers als Rost van Tonningen, Nachenius en De Haas gebruikten doorgaans ferme raciale terminologie om hun antisemitische gevoelens kracht bij te zetten. Het Joodse ras werd als minderwaardig en

179 Anton Mussert, De Vereenigde Staten van Guyana, het Joodsch nationaal tehuis: plan Mussert, Leiden: Nenasu 1939, p. 13. 180 Anton Mussert, Neerlands toekomst, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B. Afdeeling III 1941, p. 15. 67 onzuiver beschouwd, wat het hoogstaande Arische of Nordische ras in gevaar bracht. Met deze uitspraken stonden zij veel dichter bij Hitler dan Mussert, die de Joden voornamelijk als een gevaar zag omdat zij aan het hoofd zouden staan van het kapitalisme en marxisme. De NSB-leider liet zich veel minder in met raciale argumenten, wat onder meer te zien is aan de oplossing die hij opperde voor het Europese Jodenvraagstuk: de Joodse gemeenschap moest een ‘nationaal tehuis’ toegewezen krijgen in Brits Guyana, Frans Guyana en Suriname, omdat voor hen in Europa geen plaats was. Hoewel Mussert als tegenprestatie een deel van Portugees gecontroleerd Zuid-Afrika eiste, was de NSB-leider bereid de Surinaamse kolonie af te staan als nieuw thuisland voor de Joodse bevolking.181 Dit plan stond in schril contrast met het alternatief van de ‘volksen’ die naar het voorbeeld van de nazi’s de uitroeiing van het gehele Joodse volk voor ogen hadden.

Japan als het gele gevaar of een broodnodige bondgenoot? In het eerste hoofdstuk is al vluchtig naar voren gekomen hoe Mussert en de NSB tegenover het ‘gele ras’ stonden, waar in principe alle Oost-Aziatische volkeren onder konden worden geschaard, maar waarmee in de meeste gevallen op Japan werd gedoeld. Sinds 1934 waren in Volk en Vaderland de eerste geluiden te horen die waarschuwden voor het gele ras of het ‘gele gevaar’. Gevreesd werd dat de verschillende volkeren van het blanke ras binnen Europa met elkaar in oorlog zouden komen, waardoor zij zich niet meer konden verdedigen tegen het gele ras dat zou oprukken vanuit Japan.182 Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog sprak ook Mussert zich uit tegen het ‘gele gevaar’ in een voorpagina-artikel van Volk en Vaderland. Toen de Engelse bevolking in de Chinese stad Tientsin werd vastgehouden door Japanse soldaten die de stad hadden belegerd, trok de NSB-leider dit Engelse probleem naar een Europees niveau: “Het zijn deze “moeilijkheden” tusschen Engeland en Japan, die niet alleen deze volkeren aangaan, maar die geheel Europa betreffen, ja, die van het grootste belang zijn voor het blanke ras.”183 Hoewel Mussert zich in termen van ras uitliet, sprak hij zich niet uit over de eventuele superioriteit van het blanke ras ten opzichte van het gele ras. Met de aanvang van de Tweede Wereldoorlog verschoven Musserts zorgen van Europa naar Nederlands-Indië. De inval van het gele ras in Europa verdween op de

181 Anton Mussert, De Vereenigde Staten van Guyana, het Joodsch nationaal tehuis: plan Mussert, Leiden: Nenasu 1939, pp. 11-13. Zie figuur 4.5 en 4.6. 182 Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 21 (26 mei 1934), p. 4. Volk en Vaderland, jaargang 5, nr. 5 (29 januari 1937), p. 3. 183 Volk en Vaderland, jaargang 7, nr. 25 (23 juni 1939), p. 1. 68 achtergrond met de expansionistische politiek die Japan in de Oost-Aziatische regio aan het voeren was. China was Japans voornaamste slachtoffer, maar Mussert vreesde eveneens voor de Japanse verovering van de Nederlandse koloniën in Zuidoost-Azië. In navolging van Christoph Sandberg, die als adviseur voor koloniale aangelegenheden stelde dat met het verlies van Indië de Nederlandse economie zou afglijden naar het magere formaat van Denemarken, bezigde Mussert de leus ‘Indië verloren, rampspoed geboren’ om het belang van de kolonie te onderstrepen.184 Toch had de Leider aanvankelijk ook enig vertrouwen in de Japanse bereidheid om samen te werken met de NSB. In reactie op het samenwerkingspact dat gesloten was tussen Duitsland, Italië en Japan in 1940 stelde Mussert er op te vertrouwen dat Indië niet zomaar onder de voet zou worden gelopen door de Japanse strijdkrachten.185 Hitler had net als Mussert een ongemakkelijke verstandhouding met Japan, al waren de redenen hiervoor anders. Samenwerking met landen die gekoloniseerd waren of op technologisch gebied een langzamere ontwikkeling hadden meegemaakt dan Duitsland was voor de Führer uit den boze. Alliantievormingen met landen als India en Egypte tegen hun Britse overheersers werden dan ook rigoureus verworpen met de opvatting dat deze landen door hun status als kolonie thuis waren aan een minderwaardig ras.186 Samenwerking met Japan was om deze reden eveneens lastig uit te leggen. Het land was weliswaar nooit een kolonie geweest, maar behoorde absoluut niet tot het Arische ras en had in het verleden op technologisch gebied een lange tijd achtergelopen op de Europese mogendheden. In Mein Kampf stelde Hitler dat de sterke economische en culturele ontwikkeling die Japan had doorgemaakt te danken was aan de Arische volkeren in Europa: “Het is niet, zoals velen menen, dat Japan naast zijn cultuur de Europese techniek heeft aangeleerd, nee, de Europese wetenschap en techniek wordt onveranderd toegepast, slechts met enkele Japanse eigenschappen versierd.”187 Als het Arische ras mocht komen uit te sterven, dan zou ook Japan weer vervallen tot een achterwaarts land, zo meende Hitler. De Führer sprak echter ook woorden van lof over de Japanners. Het Japanse ras was weliswaar niet in staat om cultuur te produceren zoals de Ariërs, maar kon cultuur wel overnemen en behouden zoals was gebleken uit de snelle overname en implementatie van technologische kennis afkomstig uit het Europese continent. Hitler meende dat de

184 Jennifer L. Foray, ‘An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931-1942’, European History Quarterly, nr. 1 (2013), p. 34. 185 Anton Mussert, Neerlands toekomst, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B. Afdeeling III 1941, pp. 22-23. 186 Richard Weikart, Hitler’s Ethic: The Nazi Pursuit of Evolutionary Progress, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2011, p. 70. 187 Adolf Hitler, ‘Mein Kampf (Nederlandstalige bewerking)’, https://archive.org/details/MeinKampf- NederlandstaligeBewerking, geraadpleegd op 16 juni 2015, p. 359. 69 ontwikkeling van Japan cruciaal was voor de veiligheid van Europa, omdat de Japanse macht als een extra schild tegen de bolsjewisten dienst deed. De alliantie met Japan werd dan ook gerechtvaardigd om de direct aanwezige vijandige rassen, waaronder het Joodse ras, te kunnen verslaan in de wereldworsteling van rassen.188 Martin Bormann, die jarenlang fungeerde als de persoonlijke secretaris van Hitler, stelde in 1942 eveneens dat men binnen Europa niet moest spreken van het gele gevaar, maar van een Japanse bondgenoot.189 Het was lastig voor Hitler om zich ten opzichte van Japan een houding te geven. Vanuit sociaaldarwinistisch oogpunt was het Japanse volk, als onderdeel van het Aziatische of gele ras, minderwaardig, maar met een nieuwe wereldoorlog in het verschiet kon nazi- Duitsland een alliantie met Japan niet ontberen. Klaagzangen van Mussert over de inval van Japan in Nederlands-Indië werden dan ook door de nazi’s genegeerd, omdat een Duits- Italiaans-Japans bondgenootschap tegen het Joodse bolsjewisme van veel grotere waarde werd geacht. Mussert was op dit punt echter verre van vrijgevig. Waar de Leider zijn standpunt ten opzichte van de Joodse gemeenschap had aangepast aan de racistische nazi’s en Nederlandse mannen actief had opgeroepen zich aan te sluiten bij de Duitse militaire strijdkrachten, bleef hij opkomen voor het behoud van de Nederlandse koloniën, wat voor strubbelingen zorgde met Hitler.190 Zo raakten Mussert en Hitler toch nog in aanvaring met elkaar, ondanks het feit dat er geen directe racistische politiek richting Japan werd bedreven. Hitler liet zijn raciale denkbeelden ten opzichte van Japan varen voor het grotere goed. Toen de NSB zich nog in een vroeg stadium bevond, had Mussert zich racistisch uitgelaten tegenover het ‘gele ras’, maar met de alliantie tussen Duitsland en Japan liet hij deze raciale opvattingen achterwege om enkel nog op te komen voor het behoud van de Nederlandse koloniën. De oorzaak van de botsingen tussen de twee fascistische leiders moet worden gevonden in het beleid van Hitler, dat misschien niet raciaal van aard was tegenover Japan, maar daarom des te meer gericht was op de rassenstrijd in Europa. Het bondgenootschap met Japan was door de Führer bedoeld om de Sovjet-Unie, Amerika en het internationale Jodendom te kunnen verslaan om vervolgens een Germaans Rijk uit de grond te kunnen stampen. Musserts beweegredenen waren daarentegen niet raciaal maar nationalistisch van aard. De NSB-leider probeerde verwoed om

188 Richard Weikart, Hitler’s Ethic: The Nazi Pursuit of Evolutionary Progress, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2011, p. 71. 189 Margaret Carlyle, Hitler’s Europe: Documents on International Affairs 1939-1946, London: Oxford University Press 1954, p. 84. 190 Jennifer L. Foray, ‘An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931-1942’, European History Quarterly, nr. 1 (2013), pp. 45-46. 70

Nederland de status van een wereldmacht te laten behouden binnen het nieuwe fascistisch Europa dat hij voor ogen had. Zoals zo vaak bleek het een ideaal dat nauwelijks te realiseren viel met de constante pressie die van Hitler en de nazi’s uitging richting de NSB.

71

Conclusie

Musserts nieuwe Europa tegenover Hitlers Europese Nieuwe Orde Anton Mussert bevond zich gedurende zijn carrière als NSB-leider en nationaalsocialist in een spagaat. Aan de ene kant schroomde de Leider niet om ideologische speerpunten van Mussolini en Hitler over te nemen binnen zijn eigen NSB, terwijl hij aan de andere kant een nationale vorm van fascisme poogde te realiseren in Nederland. Deze paradox schemert ook door bij de Europese idealen van Mussert. Europese fascistische samenwerking was voor Mussert van essentieel belang, maar daarnaast diende elke natie zich in te laten met nationalistisch gedachtegoed. Het is interessant om te zien dat een ultranationalistische beweging als de NSB zich enorm liet inspireren door buitenlandse fascisten zoals Hitler en Mussolini en daarnaast sterk op Europese samenwerking aandrong. Mussert had grote plannen voor het nieuwe fascistische Europa dat naar zijn hoop met Hitlers overwinning in de Tweede Wereldoorlog zou ontstaan. De Leider zette zich met hart en ziel in voor samenwerking op Europees niveau zonder hierbij de nationale belangen van Nederland uit het oog te verliezen. Deze Europese aspiraties verwoordde hij zijn leven lang: van de eerste publicaties in Volk en Vaderland over een Europese statenbond in 1933 tot aan de nagelaten bekentenissen die hij gedurende zijn gevangenschap na de Tweede Wereldoorlog in 1946 schreef over het belang van Europese samenwerking door de Europese volkeren. Gedurende deze periode veranderden zijn pan-Europese idealen echter dikwijls van vorm door pressie van invloedrijke individuen of aan de hand van grootse gebeurtenissen in de wereld. Het hele idee van Europese samenwerking kwam bij Mussert voort uit de gedachte dat het Europese continent zich in een crisis bevond, die enkel beteugeld kon worden door het fascisme. De vermeende teloorgang van Europa en de Europese cultuur werd toegeschreven aan oude stromingen zoals het liberalisme en kapitalisme, maar ook aan nieuwe ontwikkelingen zoals het marxisme. Europese samenwerking was volgens Mussert van essentieel belang omdat alleen fascisme de ‘derde weg’ tussen deze oude en nieuwe machten kon plaveien om tot de regeneratie van Europa te komen. Deze middenweg werd door Mussert op verschillende manieren uitgedragen, waardoor ook Europese samenwerking op meerdere gebieden werd bepleit. Zo moest er op politiek gebied een tussenweg tussen de

72 liberale democratie en de communistische dictatuur worden gevonden, maar ook op economisch gebied diende er een systeem te worden gevonden dat zich kon handhaven naast het liberale kapitalisme en de marxistische planeconomie. Binnen het te creëren Europese samenwerkingsverband, van fascistische snit, had Mussert een duidelijk afgebakende lagenstructuur voor ogen. Deze leek geenszins op een organisatie als de Europese Unie en liet de natuurlijke grenzen van Europa tevens min of meer buiten beschouwing. Europese samenwerking diende daarentegen te geschieden aan de hand van de verschillende rassen die het Europese continent kende, waar het Germaanse en Romaanse ras de belangrijkste van waren. Met Nederlanders als onderdeel van het Germaanse ras richtte de NSB-leider zich binnen Europa dan ook grotendeels op Germaanse samenwerking, die in de vorm van een Germaanse statenbond tot stand moest komen. Binnen deze statenbond dienden de Germaanse leden op militair, economisch en politiek gebied met elkaar samen te werken. Het was voor Mussert van uiterst belang dat binnen de bond der Germaanse volkeren de soevereiniteit van de Germaanse volkeren gewaarborgd bleef. Zijn ideeën voor Germaanse alsook Europese samenwerking lijken dan ook het meest weg te hebben van federale samenwerkingsverbanden. Dit lijkt te worden bevestigd door Musserts pleidooi voor een Verenigde Staten van Europa, die moest worden opgezet naar het model van de Verenigde Staten van Amerika. Deze idealen lagen in lijn met het beleid van de Leider om Nederlandse belangen voorop te stellen en het Nederlandse rijk door middel van de koloniën in de wereld te kunnen laten functioneren als een macht van formaat. Het was ook om deze reden dat binnen een Europees en Germaans samenwerkingsverbond het Dietse en Groot-Nederlandse ideaal zo sterk naar voren werd geschoven. Door de aansluiting van Vlaanderen en de connectie met overzeese Dietse gebieden, waar Mussert delen van Zuid-Afrika, Guinea en Nederlands-Indië onder schaarde, kon Nederland een speler van formaat blijven binnen het toekomstige nieuwe Europa. Economische samenwerking in Europees en Germaans verband was in Musserts visie onvermijdelijk en noodzakelijk doordat de gevolgen van de grote depressie nog steeds voelbaar waren in Europa en Nederland. Volgens de NSB-aanvoerder had het kapitalisme met de economische crisis bewezen een failliet systeem te zijn, maar ook het economische model van de marxisten deugde volgens de Leider niet door de nadruk die hierin werd gelegd op de klassenstrijd. De economische derde weg voor Nederland en Europa diende gevonden te worden in het corporatisme, dat noch werkgevers bevoordeelde (zoals bij kapitalisme het geval werd geacht) noch werknemers alle touwtjes in handen gaf (zoals bij het marxisme het

73 geval werd geacht). Met het corporatieve stelsel als leidraad had Mussert een Europees economisch samenwerkingsverband voor ogen onder leiding van de Duitse grootmacht, waarbinnen elk lid producten zou afstaan vanuit de economische sector die het sterkst was in dat land. Voor Nederland waren dit de landbouw, de visserij, de veredelingsindustrie en de zout- en kolenmijnen. Mussert zag Nederland daarnaast als ‘de deur in het Westen’ door haar koloniën, die een fascistisch Europa op economisch vlak enorm ten goede zouden kunnen komen. Onder invloed van Hitler en de ‘volksen’ werd raszuiverheid een van de belangrijkste eigenschappen die het toekomstige Europa volgens Mussert moest bevatten. De NSB-leider liet zich steeds meer in met sociaaldarwinistisch gedachtegoed, waardoor rasvermengingen als directe reden werden aangewezen voor het zwakker worden van het Germaanse ras. Eenheid van het Germaanse ras werd dan ook als essentieel beschouwd voor de toekomst van het blanke ras en voor Europa. Na 1938 stelde Mussert dat voor het Joodse ras geen plaats was binnen Europa. Daarnaast waren vermengingen met mensen van het ‘gele’ of ‘zwarte’ ras volstrekt onaanvaardbaar. De Leider pleitte onder meer voor een geplande bevolkingspolitiek, waarin de ‘meerwaardigen’ uit de samenleving aangespoord werden veel nakomelingen ter wereld te brengen om zo het voortbestaan van het Europese continent veilig te kunnen stellen. De ‘minderwaardigen’, waar ook geestelijk en lichamelijk gehandicapten onder vielen, mochten volgens Mussert blij zijn dat ze werden onderhouden, maar dienden afstand te doen van de mogelijkheid om kinderen te krijgen om zodoende te zorgen dat het Germaanse ras niet zwakker zou worden. Uit Musserts uitgebreide plannen voor Europese samenwerking blijkt dat het nieuwe Europa hem nauw aan het hart lag, wat wordt beaamd door zijn biografen Ritter en Meyers. Veel van Musserts ideeën bleven echter op de tekentafel liggen door de meervoudige botsingen die hij had met Hitler en de nazi’s alsook met enkele prominenten binnen zijn eigen NSB. Aanvaringen met Hitler werden voornamelijk veroorzaakt doordat de Europese Nieuwe Orde van de nazileider wezenlijk van aard verschilde met het nieuwe Europa dat Mussert voor ogen had. Binnen Musserts nieuwe Europa nam de natie een centrale plaats in, wat werd uitgedragen door behoud en uitdieping van de nationale culturen aan te moedigen en nationalistische gevoelens aan te wakkeren. De Europese Nieuwe Orde richtte zich in mindere mate op nationalistische gevoelens, maar stelde met de völkische rassenleer in het achterhoofd dat ras nationale grenzen oversteeg. Hitlers voornaamste doel voor Europa was dan ook annexatie van de Germaanse naties binnen een Germaans rijk, terwijl juist het belang van

74 staatssoevereiniteit binnen de Germaanse en Europese samenwerkingsverbanden Mussert nauw aan het hart lag. De tegenstelling tussen Musserts nationalisme en Hitlers raciaal gemotiveerde beleid wordt onder meer duidelijk als wordt gekeken naar de plannen voor de oprichting van een Germaanse statenbond, een Groot-Nederlandse staat en een Dietse volksstaat. De Führer gebruikte de gedeelde geschiedenis van de Germanen en de dreiging van de communisten uit het Oosten om de totstandkoming van een Groot-Germaans Rijk te rechtvaardigen. Binnen dit Germaanse Rijk zouden de Germaanse naties, waar Nederland deel van uitmaakte, op den duur moeten samensmelten met Duitsland. Dit stuitte Mussert tegen de borst, die het idee van een Germaans Rijk volledig verwierp. De totstandkoming van Groot-Nederland en Dietsland kwamen door Hitlers Groot-Germaanse aspiraties evenmin van de grond. Net als de Germaanse statenbond verwierp de Führer deze plannen omdat zij indruisten tegen zijn plannen voor een Nieuwe Orde in Europa. De linguïstische en culturele argumenten die Mussert aandroeg voor deze twee zo gekoesterde idealen werden door Hitler weggewuifd met het argument dat raciale belangen binnen Europa prevaleerden. Het verschil tussen Musserts nationalisme en Hitlers raciale denkbeelden wordt eveneens duidelijk uit de ideevorming rondom een raszuiver Europa. Beiden stonden een raszuiver Europa voor, maar bij Mussert was het einddoel binnen het nieuwe Europa dat alle raszuivere Nederlanders zich in een Nederlands rijk en alle raszuivere Duitsers zich in een Duits rijk zouden vestigen. Deze nationale component was binnen Hitlers raszuivere Europa niet te vinden, omdat hij met zijn Noordras of Arische ras praktisch geen verschil zag tussen Nederlanders en Duitsers. Een terugkerend punt bij Hitler en zijn nazi’s was de grove tegenstelling tussen ideologie en uitgevoerd beleid, wat vooral te zien is bij de Europese economische samenwerking en de houding tegenover Japan. In theorie stond de nazileider een Europese economische gemeenschap voor, waarin alle leden de kans zouden krijgen om op gelijkwaardig niveau samen te werken. Dit plan, uitgevoerd onder de naam van Nieuwe Economische Orde, bleek in de praktijk echter een uitbuitingsbeleid tegenover de bezette gebieden te genereren, waar Nederland zonder meer nadelen van ondervond. Door middel van Auftragsverlagerung en Verflechtung trachtte Hitler de Nederlandse koe zo goed mogelijk uit te melken om de Duitse oorlogsmotor draaiende te kunnen houden. Ook wat betreft Japan is er een verschil tussen theorie en praktijk waarneembaar. In Mein Kampf worden de Japanners tot het minderwaardige ras gerekend door hun onkunde om hoogwaardige cultuur te produceren, wat normaliter voor de nazi’s genoeg reden was om samenwerking uit de weg te gaan. Het feit dat er toch een alliantie werd aangegaan, kan dan ook worden gezien als een

75 discrepantie tussen theorie en praktijk, maar kan evengoed worden aangeduid als een vorm van Realpolitik. Mussert stelde dat hij zich uitsprak tegen de annexionistische praktijken en uitbuitingspolitiek van Hitler, maar liet hier in de praktijk vrij weinig van merken. Naïviteit en een sterk vertrouwen in Hitler kunnen hier redenen voor zijn, maar wat eveneens denkbaar is, is dat de NSB-leider simpelweg de vrijheid niet kreeg van de bezetters om zich uit te spreken tegen deze nazipraktijken. Over Japan en het gele ras botsten de twee wel, omdat het door Mussert zo gekoesterde Nederlands-Indië hierbij direct betrokken was. De tegenstelling tussen Musserts nationalisme en Hitlers raciale beleid maakte ook van dit conflict een centraal onderdeel uit. De Leider liet zich in de eerste jaren na de oprichting van de NSB uiterst racistisch uit tegenover Japan door te stellen dat Europa bedreigd werd door het gele ras, maar liet deze opvatting al snel varen om enkel voor de bevrijding van Nederlands-Indië te pleiten. Het enige wat Mussert voor ogen stond was een Nederlandse grootmacht die zich staande kon houden in het nieuwe Europa. Hitler was weliswaar niet meer gericht tegen Japan, maar gebruikte de alliantie met het land om zijn raciaal gemotiveerde beleid tegenover de Joden en de Slaven gemakkelijker ten uitvoer te kunnen brengen. Daarnaast was een conflict over de bezetting van Nederland-Indië door Japan onvermijdelijk. Naast Musserts aanvaringen met Hitler, had de Leider evengoed te maken met problemen binnen de eigen gelederen. De invloed van de ‘volksen’, met onder meer Rost van Tonningen, Nachenius en De Haas, maakte het er voor Mussert niet makkelijker op de Nederlandse belangen binnen Europese samenwerking te behartigen. Onder leiding van Rost van Tonningen stonden de ‘volksen’ uiterst positief tegenover het Germaanse rijk zoals Hitler dat voor ogen had, waardoor Musserts plannen voor een Germaanse statenbond in het gedrang kwamen. Daarnaast speelde het ‘volkse’ kamp een overtuigende rol in de bepaling van de positie die vanuit de NSB werd ingenomen tegenover de Joden. Mussert was van origine geen antisemiet, maar zag zich onder invloed van Nachenius, Rost van Tonningen en De Haas gedwongen een anti-Joods beleid te voeren. Raciale motieven bleven de Leider echter lange tijd vreemd, wat blijkt uit zijn poging in 1939 om alle Europese Joden een tehuis te geven in Guyana. Onder invloed van de ‘volksen’, die met hun opvattingen het nazi-beleid ten zeerste nastreefden, en onder druk van Hitler zelf was Musserts enige optie samenwerking te verlenen aan het raciale gedachtegoed van de nazi’s, wat resulteerde in een verhard antisemitische beleid. Door de interne strijd binnen de NSB en door de aanvaringen met de ideologische medestanders in Duitsland werd Mussert geforceerd zijn idealen bij te stellen. Onmacht was

76 dan ook waar de NSB-leider mee te kampen had, maar naïviteit speelt evenzeer een hoofdrol in de conflicten met Hitler. Hoewel Mussert wel degelijk kritiek had op de beleidsvoering van Hitler, bleef hij er tot aan zijn dood toe van overtuigd dat de Führer altijd het beste voor had gehad met Nederland en Europa. De Führer werd alleen in zijn werk belemmerd door zijn directe omgeving, bijvoorbeeld door Heinrich Himmler en Hanns Rauter. In werkelijkheid speelde Hitler een uiterst geraffineerd spelletje. De nazileider liet Mussert bewust in het ongewisse over zijn plannen met Nederland en Europa om de NSB niet tegen zich in het harnas te jagen. In tegenstelling tot wat Mussert geloofde, stond Hitler dan ook volledig achter het gevoerde beleid van de nazi’s in Europa. Hoewel de ideologieën van Mussert en Hitler grotendeels overeenkwamen en de twee ook op meerdere gebieden intensief samenwerkten, waren conflicten tussen de twee over het toekomstige Europa wijdverbreid aanwezig. De meeste van deze botsingen zijn te herleiden tot de verschillende manier waarop de nationaalsocialistische leiders naar Europa keken: nationalisme stond binnen Musserts nieuwe Europa centraal, terwijl nationaal-raciale segmenten de boventoon voerden in Hitlers Europese Nieuwe Orde. Nationale identiteit vormde bij zowel Mussert als Hitler de kerngedachte van hun beleid, maar werd door beide op een verschillende manier uitgedragen: voor Mussert stonden cultuur en taal centraal, terwijl ras voor Hitler de basis vormde. Daarnaast was het machtsverschil tussen Nederland en Duitsland aanleiding voor conflict. Hitler gebruikte de Duitse machtspositie om Nederland naar zijn pijpen te laten dansen, wat voor botsingen zorgde met Mussert en zijn NSB. Met de invloedrijke positie van de nazi’s in Europa, gesteund door de nazigezinde ‘volksen’, kon Mussert in de meeste gevallen niets anders doen dan zijn idealen bijstellen.

Pan-Europees fascisme in de huidige tijd? De term fascisme wordt vandaag de dag voornamelijk in verband gebracht met de periode van het interbellum en de Tweede Wereldoorlog, waarin fascistische en nationaalsocialistische bewegingen zoals de NSB hoogtij vierden. Het verlies van Hitlers nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog betekende de val van het fascisme in geheel Europa. Fascistische en extreemrechtse splintergroeperingen begonnen zich na 1950 in Nederland wel weer langzaamaan te vormen, maar waren zo klein en verdeeld dat politiek succes er vrijwel nooit in zat voor deze bewegingen.191 Toch wordt ook in onze huidige tijd niet al te zuinig

191 Zie onder meer: Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950-1990, Amsterdam: Bakker 1991. 77 omgesprongen met het trekken van vergelijkingen tussen individuen of partijen en de fascistische ideologie. Geert Wilders is hier met zijn Partij voor de Vrijheid (PVV) het toonbeeld van. Sinds het eerste electorale succes van de PVV in 2006 is het bon ton onder politici, historici en intellectuelen uit zowel socialistische, als christelijke en conservatieve hoek om Wilders en zijn partij langs de fascistische meetlat te leggen, waarbij scherpe vergelijkingen niet worden geschuwd. In 2010 trok Rob Riemen, essayist en directeur van het Nexus Instituut, een directe vergelijking tussen Wilders en Hitler waarbij hij eveneens de PVV typeerde als ‘het prototype van hedendaags fascisme’.192 Toen hier enige consternatie over ontstond, stelde Ruud Lubbers, oud minister-president van Nederland, in navolging van Riemens uitlatingen dat een vergelijking tussen de PVV en fascisme moest kunnen. Twee jaar later in 2012 werd Henk Bovekerk, toentertijd bachelorstudent Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit van Tilburg, beloond met een tien voor zijn bachelorscriptie, waarin hij concludeerde dat de PVV fascistisch was.193 Zo zijn er legio voorbeelden. Of de PVV daadwerkelijk fascistisch is, valt sterk te betwisten. Robin te Slaa, coauteur van De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935 dat voor dit onderzoek van grote waarde is geweest, maakt in zijn boek Is Wilders een fascist? aan de hand van de ideologische speerpunten van het fascisme glashelder wat zijn visie is: “Wilders is geen fascist.”194 Ook Emerson Vermaat, auteur van Anton Mussert en zijn conflict met de SS dat eveneens meermaals is gebruikt voor dit onderzoek, verwerpt de opvatting dat Wilders’ PVV vergelijkbaar zou zijn met de NSB of de NSDAP volledig.195 Zowel Vermaat als Te Slaa hebben in hun leven uitvoerig onderzoek gedaan naar fascisme alsook nationaalsocialisme en staan mijns inziens hierdoor een stuk sterker in hun betoog dan Riemen en Lubbers. Te Slaa beschrijft de ideologische kernpunten van het fascisme, zoals de ‘derde weg’, het sociaaldarwinisme en anti-liberalisme, om vervolgens de simpele vraag te stellen: zien we deze kenmerken terug bij Wilders en de PVV? Hetzelfde kan worden gedaan aan de hand van fascistische elementen die in dit onderzoek terugkomen, waarmee vergelijkingen tussen Wilders en fascisme volledig mank gaan.

Jaap van Donselaar, ‘Post-war fascism in the Netherlands’, Crime, Law and Social Change, nr. 1 (1993), pp. 87- 100. 192 Rob Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, Amsterdam: Atlas 2010. 193 Voor de scriptie zelf: Henk Bovekerk, ‘Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics’, https://universonline.nl/wp-content/uploads/2012/01/BA-Thesis-Henk-Bovekerk.pdf, geraadpleegd op 22 juni 2015. 194 Robin te Slaa, Is Wilders een fascist?, Amsterdam: Boom 2012, p. 143. 195 Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS, Soesterberg: Aspekt 2011, pp. 230-233. 78

Toch is de PVV wel degelijk interessant voor dit onderzoek, omdat de partij net als de NSB een sterk nationalistisch beleid nastreeft en tegelijkertijd Europese samenwerking zoekt. Zo stelt de PVV in haar verkiezingsprogramma van 2012 patriottisch en tegen het ‘EU- nationalisme’ te zijn, omdat de Europese Unie, ook wel honend ‘EUSSR’ genoemd, wordt gezien als de reïncarnatie van de Sovjet-Unie, die de Nederlandse soevereiniteit in gevaar brengt.196 Hoewel de EU dus als een volstrekt abject samenwerkingsverband wordt beschouwd, tracht Wilders daarentegen op andere manieren Europese samenwerking aan te gaan met ideologische medestanders. In juni 2015 kondigde de PVV-leider samen met Marine le Pen van het Franse Front National (FN) aan dat er een fractie in het Europees Parlement zou worden gevormd met de titel ‘Europa van Naties en Vrijheden’. Samen met andere rechts-populistische partijen, zoals de Oostenrijkse FPÖ, het Belgische Vlaams Belang, de Italiaanse Lega Nord, het Franse Front National, het Britse UKIP en het Hongaarse Jobbik was het Wilders’ doel om middels Europese samenwerking beleid te maken op basis van nationalistische partijpunten.197 Kort gezegd gaat de PVV-leider dus een Europees samenwerkingsverband aan om nationalistische belangen te kunnen verdedigen, net als Mussert die, weliswaar op zijn eigen manier, nastreefde met zijn idee van het nieuwe Europa. Zo schemert er door de enorme hoeveelheid verschillen toch nog een kleine overeenkomst door: net als Mussert poogt Wilders zijn nationalistische denkbeelden ten uitvoer te brengen door middel van Europese samenwerking. Over het vermeende fascistische gehalte van de PVV zegt dit vrijwel niets, maar het is interessant om te zien dat nationalistische bewegingen zich blijkbaar nog steeds genoodzaakt voelen om Europese samenwerking aan te gaan. De vraag voor de toekomst is in hoeverre dit Europese samenwerkingsverbond tussen nationalistische partijen voor onderlinge spanningen en conflicten zal zorgen.

196 Partij voor de Vrijheid, ‘Hún Brussel, óns Nederland’, verkiezingsprogramma 2012-2017, http://pvv.nl/images/stories/verkiezingen2012/VerkiezingsProgramma-PVV-2012-final-web.pdf, geraadpleegd op 22 juni 2015, pp. 7, 26. 197 Zie onder meer: http://www.pvv.nl/index.php/36-fj-related/geert-wilders/8414-groepsvorming-in-europees- parlement-gelukt.html http://www.pvv.nl/index.php/36-fj-related/geert-wilders/8415-geert-wilders-de-bevrijding-is-begonnen.html http://nos.nl/artikel/2041593-wilders-pvv-vormt-fractie-in-europees-parlement.html http://nos.nl/artikel/2041693-wilders-fractie-is-gezicht-van-het-europese-verzet.html, geraadpleegd op 22 juni 2015.

79

Bibliografie

Bauerkämper, Arnd, ‘Transnational Fascism: Cross-Border Relations between Regimes and Movements in Europe, 1922-1939’, East Central Europe, nr. 2-3 (2010), pp. 214-246.

Becker, Georg, Groot Nederland: idee, geschiedenis, verwerkelijking, ’s-Gravenhage: De Veste 1940.

Becker, Georg en Kist, J.C., Groot-Nederland, Rotterdam: Groot-Nederlansche Actie 1940.

Ben-Ghiat, Ruth, ‘Italian Fascism and the Aesthetics of the ‘Third Way’’, Journal of Contemporary History, nr. 2 (1996), pp. 293-316.

Boom, Bart van der, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert, Utrecht: Veen 1990.

Bovekerk, Henk, ‘Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics’, https://universonline.nl/wp-content/uploads/2012/01/BA-Thesis-Henk-Bovekerk.pdf, geraadpleegd op 22 juni 2015.

Carlyle, Margaret, Hitler’s Europe: Documents on International Affairs 1939-1946, London: Oxford University Press 1954.

Carp, Johan Herman, Beginselen van nationaal-socialisme, Utrecht: Nenasu 1942.

Donselaar, Jaap van, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950-1990, Amsterdam: Bakker 1991.

Donselaar, Jaap van, ‘Post-war fascism in the Netherlands’, Crime, Law and Social Change, nr. 1 (1993), pp. 87-100.

Foray, Jennifer L., ‘An Old Empire in a New Order: The Global Designs of the Dutch Nazi Party, 1931-1942’, European History Quarterly, nr. 1 (2013), pp. 27-52.

Foray, Jennifer L., Visions of Empire in the Nazi-Occupied Netherlands, Cambridge: Cambridge University Press 2012.

Genechten, Robert van, Een beroep op het gezond verstand, Leiden: Nenasu 1941.

Genechten, Robert van, Een jong Nederland in een jong Europa, Rotterdam: Nenasu 1941.

Griffin, Roger, ‘Europe for the Europeans: Fascist Myths of the New Order, 1922-1992’, gepubliceerd als Occasional Paper (No. 1) door Humanities Research Centre. http://home.alphalink.com.au/~radnat/theories-right/theory1.html, geraadpleegd op 13 april 2015.

80

Griffin, Roger, International Fascism: Theories, Causes and the New Consensus, New York: Oxford University Press 1998.

Haas, Jan de, Nuchter bekeken: de joden in Nederland. Herinneringen, feiten, cijfers en uitspraken over de joden, Rotterdam: Nenasu 1940.

Haque. Omar S., e.a., ‘Why did so many German doctors join the Nazi Party early?’, International Journal of Law and Psychiatry, nr. 5-6 (2012), pp. 473-479.

Havenaar, R., De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit: De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij 1983.

Hermans, Cor, De dwaaltocht van het sociaal-darwinisme: vroege sociale interpretaties van Charles Darwins theorie van natuurlijke selectie, 1859-1918, Amsterdam: Nieuwezijds 2003.

Hitler, Adolf, (vertaald door Cameron, Norman, en Stevens, R.H., geintroduceerd door Trevor-Roper, H.R.), Hitler’s Table Talk 1941-1944: His Private Conversations, London: Weidenfeld and Nicolson 1953.

Hitler, Adolf, ‘Mein Kampf (Nederlandstalige bewerking)’, https://archive.org/details/MeinKampf-NederlandstaligeBewerking, geraadpleegd op 8 april 2015.

Hoeven, Henri van der, Steriliteit en bevolkingspolitiek, Amsterdam: Hamer 1944.

Hoofdkwartier N.S.B. afd. X (Vorming), Wat denkt het Nederlandsch nationaal-socialisme over het volk en ons voorgeslacht?, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B. 1940.

Hoofdkwartier N.S.B. afd. X (Vorming), Wat denkt het Nederlandsch nationaal-socialisme over kapitalisme en nationaal-socialistisch productiestelsel?, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B.

Iordachi, Constantin, Comparative Fascist Studies: New Perspectives, London: Routledge 2010.

Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7 mei’43- juni’44: eerste helft, ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1976.

Kardam, Nükhet, ‘A Comparative Analysis of Corporatism in Nazi Germany and Fascist Italy’, University of British Columbia 1980, https://circle.ubc.ca/bitstream/handle/2429/21987/UBC_1980_A8%20K27.pdf?sequence=1, geraadpleegd op 4 juni 2015.

Klemann, Hein, ‘Did the German Occupation (1940-1945) Ruin Dutch Industry?’, Contemporary European History, nr. 4 (2008), pp. 457-481.

Klemann, Hein en Kudryashov, Sergei, Occupied Economies: An Economic History of Nazi- occupied Europe, 1939-1945, London; New York: Berg 2012.

81

Koster, W.O.A., en Brucken-Fock, Henri Johan von, Het bedrijfsleven in dienst der volksgemeenschap, Amsterdam: Amsterdamsche Keurkamer 1940.

Krebs, Gerhard, ‘Moeller Van Den Bruck: Inventor of the “Third Reich”’, The American Political Science Review, nr. 6 (1941), pp. 1085-1105.

Laqueur, Walter, Fascism: A Reader’s Guide: Analyses, Interpretations, Bibliography, London: Wildwood House 1976.

Lindeman, L., Het nationalisme van de N.S.B.: een documentatie over het tijdvak: einde 1931-zomer 1939, Utrecht: Nenasu 1944.

Lunteren, Samuel Adrianus van, Staatkundige richtlijnen der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Utrecht: Hoofdkwartier NSB 1936.

Meijer, Arnold, Samenwerking? Naar de eenheid op reëelen grondslag, ’s-Gravenhage: De Veste 1940.

Meyers, Jan, Mussert, een politiek leven, Amsterdam: De Arbeiderspers 1984.

Morgan, Philip, ‘Corporatism and the Economic Order’, in: Bosworth, R.J.B. ed., The Oxford Handbook of Fascism, Oxford: Oxford University Press 2010, pp. 150-166.

Morgan, Philip, Fascism in Europe, 1919-1945, London: Routledge 2003.

Mosse, George L., International Fascism: New Thoughts and New Approaches, London: Sage Publications 1979.

Mussert, Anton, De Vereenigde Staten van Guyana, het Joodsch nationaal tehuis: plan Mussert, Leiden: Nenasu 1939.

Mussert, Anton, Mussert spreekt over: De politieke gang van het Nederlandsche volk. Rede van den leider, te Brunswijk uitgesproken op 19 juli 1944, 1944.

Mussert, Anton, (bezorgd en ingeleid door Groeneveld, Gerard), Nagelaten bekentenissen: verantwoording en celbrieven van de NSB-leider, Nijmegen: Vantilt 2005.

Mussert, Anton, Nederland en de Germaansche statenbond, Leiden: Nenasu 1940.

Mussert, Anton, Neerlands toekomst, Utrecht: Hoofdkwartier N.S.B. Afdeeling III 1941.

Mussert, Anton, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa: Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942, Antwerpen: Volk en Staat 1942.

Mussert, Anton, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler: over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een Bond der Germaansche Volkeren 1940-1944, Den Haag: Martinus Nijhoff 1947.

Mussolini, Benito, The Doctrine of Fascism, Ardita Publishers: Rome 1935.

82

Nachenius, Jan Coenraad, De erfgezondheidsleer, ’s-Gravenhage: Hamer 1943.

Nachenius, Jan Coenraad, Een en ander over ras, ’s-Gravenhage: De Delta 1941.

Nachenius, Jan Coenraad, Het rasvraagstuk, Amsterdam: Storm 1941.

Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10, De strijd tusschen Nat.-Socialisme en Fascisme eenerzijds en Kapitalisme en Bolsjewisme anderzijds, Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Afd. 10 (Vorming) 1941.

NSB, Programma met toelichting benevens de bronnen van het Nederlandsche nationaal- socialisme, 1932.

Orlow, Dietrich, ‘A Difficult Relationship of Unequal Relatives: The Dutch NSB and Nazi Germany, 1933-1940’, European History Quarterly, nr. 3 (1999), pp. 349-380.

Orlow, Dietrich, The Lure of Fascism in Western Europe: German Nazis, Dutch and French Fascists, 1933-1939, New York: Palgrave Macmillan 2009.

Overy, R.J., War and Economy in the Third Reich, Oxford: Clarendon Press 1994.

Partij voor de Vrijheid, ‘Hún Brussel, óns Nederland’, verkiezingsprogramma 2012-2017, http://pvv.nl/images/stories/verkiezingen2012/VerkiezingsProgramma-PVV-2012-final- web.pdf, geraadpleegd op 22 juni 2015.

Payne, Stanley G., A History of Fascism, 1914-1945, Madison: The University of Wisconsin Press 1995.

Pellicani, Luciano, ‘Fascism, capitalism, modernity’, European Journal of Political Theory, nr. 4 (2012), pp. 394-409.

Posner, Gerald en Ware, John, Mengele: The Complete Story, London: Macdonald Queen Anne Press 1986.

Riemen, Rob, De eeuwige terugkeer van het fascisme, Amsterdam: Atlas 2010.

Ritter Jr., P.H., Over Mussert, Baarn: Hollandia 1934.

Roskam, Evert Jan, De leidersgedachte in den vrijen Dietschen volksstaat, 1935.

Roskam, Evert Jan, De stem van ons bloed, Leiden: Nenasu 1940.

Rost van Tonningen, Meinoud Marinus, (ingeleid en uitgegeven door Fraenkel-Verkade, E. in samenwerking met Leeuw, A.J. van der), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942, ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1967.

Rost van Tonningen, Meinoud Marinus, (ingeleid en uitgegeven door Barnouw, David), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945, Zutphen: Walburg Pers 1993.

83

Slaa, Robin te en Klijn, Edwin, De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935, Amsterdam: Boom 2009.

Slaa, Robin te, Is Wilders een fascist?, Amsterdam: Boom 2012.

Snelders, Stephen, ‘Op weg naar een ‘Germaansche’ volksgezondheid. Nationaal-socialisme, erfelijkheidsleer en eugenetica in Nederland 1940-1945’, GEWINA, nr. 2 (2012), pp. 62-74.

Spengler, Oswald, (source: John Wiley & Sons, Inc.), ‘Oswald Spengler on Cosmopolis and Depopulation’, Population and Development Review, nr. 4 (2002), pp. 787-796.

Stichting Economisch Front, ‘Algemeen reglement’, http://resources21.kb.nl/gvn/EVDO02/pdf/EVDO02_NIOD05_1121.pdf, geraadpleegd op 3 juni 2015.

Toorn, M.C. van den, Dietsch en volksch: een verkenning van het taalgebruik der nationaal- socialisten in Nederland, Groningen: Tjeenk Willink 1975.

Veld, N.K.C.A. in ‘t, De SS en Nederland: documenten uit SS-archieven 1935-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1976.

Viegen, Joseph, De grote depressie, 1929-1938. Oorzaken en gevolgen van de massale werkloosheid tijdens de grote economische depressie, volgens waarnemingen, beoordelingen en getuigenissen van tijdgenoten, Maastricht: Viegen 1988.

Vermaat, Emerson, Anton Mussert en zijn conflict met de SS, Soesterberg: Aspekt 2011.

Weber, Eugen, Varieties of Fascism: Doctrines of Revolution in the Twentieth Century, Princeton: Van Nostrand 1964.

Weikart, Richard, Hitler’s Ethic: The Nazi Pursuit of Evolutionary Progress, Basingstoke: Palgrave Macmillan 2011.

Weikart, Richard, ‘The Role of Darwinism in Nazi Racial Thought’, German Studies Review, nr. 3 (2013), pp. 537-556.

Weiss-Wendt, Anton en Yeomans, Rory, ‘Introduction: The Holocaust and Historiographical Debates on Racial Science’, in: Anton Weiss-Wendt en Rory Yeomans ed., Racial Science in Hitler’s New Europe, 1938-1945, Lincoln: University of Nebraska Press 2013, pp. 1-33.

Wever, Bruno de, ‘Groot-Nederland als utopie en mythe’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, nr. 3 (1997), pp. 163-180.

[geen auteur], Dingen waarover men spreekt en denkt, District Zeeland der N.S.B. 1940.

[geen auteur], Zoo zingt de NSB. 20 marsch- en strijdliederen. Gelooft in datgene wat ge zingt en ge zult overwinnen, Utrecht: N.S.B. 1940.

84

Volk en Vaderland

Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 5 (4 februari 1933).

Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 10 (11 maart 1933).

Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 15 (15 april 1933).

Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 16 (22 april 1933).

Volk en Vaderland, jaargang 1, nr. 20 (20 mei 1933).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 2 (13 januari 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 6 (10 februari 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 8 (24 februari 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 21 (26 mei 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 27 (7 juli 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 2, nr. 42 (20 oktober 1934).

Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 19 (11 mei 1935).

Volk en Vaderland, jaargang 3, nr. 40 (5 oktober 1935).

Volk en Vaderland, jaargang 4, nr. 34 (28 augustus 1936).

Volk en Vaderland, jaargang 5, nr. 5 (29 januari 1937).

Volk en Vaderland, jaargang 6, nr. 50 (16 december 1938).

Volk en Vaderland, jaargang 6, nr. 52 (30 december 1938).

Volk en Vaderland, jaargang 7, nr. 25 (23 juni 1939).

Volk en Vaderland, jaargang 10, nr. 34 (21 augustus 1942).

85