Jeugd van het nieuwe Europa De bij de eenwording en ineenstorting van het Europees Jeugdverbond, 1940-1945

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Auteur: Ramses Andreas Oomen Studentnummer: 10088849 E-mail: [email protected]

Begeleider: dr. F.D. Knegt Tweede lezer: dr. M.J. Föllmer Datum van voltooiing: 01-07-2016

Afbeelding titelpagina: ansichtkaart ter promotie van de stichtingsbijeenkomst van het Europees Jeugdverbond te Wenen in 1942. Bron: ‘Gruendungstagung des Europaeischen Jugendverbandes Wien 1942’, Themenportal Europäische Geschichte (2012), http://www.europa.clio- online.de/site/lang__de/ItemID__560/mid__11373/40208215/default.aspx (geraadpleegd op 1 juli 2016).

2

Inhoudsopgave

Lijst van afkortingen ...... 5

Lijst van figuren ...... 6

Inleiding ...... 8 Fascisme zonder grenzen? ...... 8 Transnationalisme en de ‘cultural turn’ ...... 13 De Nationaal-Socialistische Beweging en de Nationale Jeugdstorm . . 16 Het Europees Jeugdverbond ...... 18 Operationalisering ...... 20

Hoofdstuk 1. Eerste internationale contacten, 1940-1941 . . . 23 Van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog . . . . 23 Tussen Diets en Groot-Germaans ...... 25 Vakantiekampen in Duitsland ...... 30 Kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam . . . 32

Hoofdstuk 2. Opmaat naar een pan-Europese organisatie, 1941-1942 . . 37 Beginnende multilaterale samenwerking ...... 37 Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen . . . . . 39 Van Geelkerken, Axmann en Quispel in Nederland . . . . 41 Sommerkampfspiele in Breslau ...... 44 Kulturkundgebungen der europäischen Jugend: de cultuurmanifestatie te Weimar 46 Manifestazioni culturali della Gioventù europea: de cultuurmanifestatie te Florence 52

Hoofdstuk 3. Grondlegging van het Europees Jeugdverbond, 1942 . . 56 Conflicterende Europa-idealen ...... 56 Roosevelt en de International Student Assembly . . . . . 60 De stichtingsbijeenkomst te Wenen ...... 64 Europese Jeugdsportkampioenschappen in Milaan . . . . 74

3

Hoofdstuk 4. Groot-Germaanse transformatie, 1943-1944 . . . 80 Van Europees naar Germaans ...... 80 ‘Jeugd wordt weerbaar!’ Germaanse weersportkampen . . . . 86 ‘Oostland roept!’ Germaanse Landdienst ...... 93 ‘Sluim’rend vuur ontwaak!’ Germaanse zonnewendefeesten . . . 98

Hoofdstuk 5. Ondergang van het nieuwe Europa, 1944-1945 . . . 101 Jeugdleidersbijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen . . . 101 Inlijving bij de Germanische Jugend ...... 104 Epiloog: Jeugdstormers tijdens de laatste oorlogsmaanden . . . 108

Conclusie ...... 111 Internationale blikverruiming ...... 111 Relatie tot buitenlandse jeugdbewegingen . . . . . 113 Competentie- en concurrentiestrijd ...... 115 Fascisme en Europees denken ...... 117 Fascisme als transnationaal fenomeen ...... 121

Bronnen- en literatuurlijst ...... 123 Afkortingen ...... 123 Archieven ...... 123 Periodieken ...... 125 Literatuur en overige gedrukte bronnen tot en met 1945 . . . . 128 Literatuur en overige gedrukte bronnen na 1945 . . . . . 129 Audiovisuele bronnen ...... 134

Samenvatting ...... 135

English summary ...... 136

4

Lijst van afkortingen

BDM Bund Deutscher Mädel DeVlag Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft EU Europese Unie FdJ Frente de Juventudes FDR Franklin Delano Roosevelt GIL Gioventù Italiana del Littorio GJ Germanische Jugend HJ Hitlerjugend HJV Hitlerjeugd Vlaanderen ISA International Student Assembly JL Jeunesse Légionnaire JR Jeunesse Rexiste ML Mişcarea Legionară MP NJHC Nederlandse Jeugdherberg Centrale NJS Nationale Jeugdstorm NOC Nederlandsche Oost Compagnie NSB Nationaal-Socialistische Beweging NSDAP Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei NSJV Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen NSSF Nationaal-Socialistisch Studentenfront NSU Nationalsocialistisk Ungdom NSUF Nasjonal Samlings Ungdomsfylking NSVO Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie ONB SF Sección Femenina SS Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen VNV WE-Lagern Wehrertüchtigungslagern

5

Lijst van figuren

Figuur 1 Jeugdleidersbijeenkomst te Garmisch-Partenkirchen . . 42 Figuur 2 Spotprent ‘Kokadorus Roosevelt’ . . . . . 63 Figuur 3 Ondertekening stichtingsakte door Van Geelkerken en Stang . 69 Figuur 4 Affiche Europees jeugdcongres Wenen 1942 . . . 73 Figuur 5 Kameraadschapsmiddag te Milaan . . . . . 77 Figuur 6 Openingsplechtigheid van de sportevenementen te Milaan . . 77 Figuur 7 Affiche weersportkampen I ...... 89 Figuur 8 Affiche weersportkampen II ...... 89 Figuur 9 Affiche Landdienst I ...... 96 Figuur 10 Affiche Landdienst II ...... 96

6

Wees dapper, word Stormer, Stormer en strijder voor Nederland, Voor Germanje’s eer, voor Europa’s weer Sluit je aan, blijf niet staan aan den huizenkant. Wees dapper, word Stormer Alles voor Leider en Vaderland, Stroop de mouwen op, hijsch de vlag in top, Met den Jeugdstorm klim in ’t want! 1

1 ‘ marschlied voor den Nat. Jeugdstorm. Wees dapper, word Stormer! Tekst en muziek van . Bewerking Frans Vink’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 0, 300.

7

Inleiding

Fascisme zonder grenzen? Wat is fascisme? Deze bondige, maar uiterst complexe vraag houdt historici, politicologen en andere onderzoekers sinds de opkomst van het fenomeen in de jaren twintig tot de dag van vandaag bezig. Hoewel een kleine honderd jaar na Mussolini’s machtsovername in 1922 op dit gebied belangrijke progressie is geboekt, wordt men uit het publieke debat van tegenwoordig vaak niet veel wijzer. In augustus 2006 wierp de toenmalige president van de Verenigde Staten George Bush de term ‘’ op als vijand van het Westen.2 Antiglobalisten en anti-Amerikaanse groeperingen stelden daarentegen het beleid van Bush op een lijn met fascisme.3 Martin Bosma, Tweede Kamerlid voor de Partij voor de Vrijheid, suggereert door Hitler als een linkse socialist te kenschetsen dat huidige linkse partijen in het Nederlandse politieke bestel in nationaalsocialistische traditie staan.4 Rob Riemen, essayist en oprichter-directeur van het Nexus Instituut, duidt op zijn beurt juist de partij van Bosma en diens leider Geert Wilders als ‘het prototype van hedendaags fascisme’.5 Tijdens een antivluchtelingendemonstratie in Amsterdam in februari 2016 stond de islamkritische protestbeweging Pegida letterlijk en figuurlijk lijnrecht tegenover een groep van veelal linksgeoriënteerde tegendemonstranten. Aantijgingen over vermeende fascistische karaktertrekken vlogen over en weer; Pegida-aanhangers werden voor nazi’s uitgemaakt (onder meer door Rutger Groot Wassink, fractieleider van GroenLinks in Amsterdam), terwijl de tegendemonstranten met termen als ‘linkse fascisten’, ‘NSB’ers’ en ‘landverraders’ om de oren werden geslagen.6 De lijst met voorbeelden is lang. Los van de vraag of deze uitlatingen en stellingnames al dan niet hout snijden staat voorop dat het debat over de aard van fascisme in toenemende mate wordt vervuild door

2 Roger Griffin, ‘What is not and is. Thoughts on the re-inflation of a concept’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 259-261, aldaar 260-261. 3 Robin te Slaa en Edwin Klijn, De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931- 1935 (Amsterdam 2009), 23-24. 4 Martin Bosma, De schijn-élite van de valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep Wilders en ik (Amsterdam 2010), 245-266. 5 Rob Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010), 59. 6 ‘Pegida-demonstratie verloopt onrustig’, Het Parool, 6 februari 2016, http://www.parool.nl/amsterdam/pegida- demonstratie-verloopt-onrustig~a4239795/ (geraadpleegd op 1 juli 2016). De clash tussen de twee groepen en de scheldpartijen die hiermee gepaard gingen komen goed naar voren in een korte reportage over de (tegen)demonstratie door weblog GeenStijl. ‘GSTV. Warzone Amsterdam!’, https://www.youtube.com/watch?v=LIWcRaASKsg (geraadpleegd op 1 juli 2016).

8 uitspraken die niet of onvoldoende historisch onderbouwd zijn. De term fascisme is in de publieke discussie verworden tot een containerbegrip en een krachtig scheldwoord, waarmee alles wat als politiek verwerpelijk of abject wordt gezien gemakkelijk kan worden weggezet.7 Dergelijke tendensen zijn onwenselijk; zij doen geen recht aan al het wetenschappelijk onderzoek dat decennialang intensief is verricht. Hoe moet fascisme dan wel worden geduid? Een goed beginpunt wordt gevormd door onder de loep te nemen welk beeld aanhangers van het historische fascisme van zichzelf hadden. De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) is een uitstekend voorbeeld. In februari van het jaar 1933, ruim een jaar na de oprichting van de beweging, trad de NSB naar buiten met de publicatie Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer, waarin de ideologische grondslagen en de politieke doctrine van de beweging als volgt uit de doeken werden gedaan.

Of onze beweging “nationaal-socialistisch” of “fascistisch” héét, is in wezen onverschillig. Het gaat niet om de vlag, maar om de lading; niet om den naam, maar om de beginselen. Wij imiteeren niet het Duitsche Nationaal-Socialisme (we zijn b.v. niet anti-semietisch), en we importeeren niet kant en klaar het Italiaansche fascisme (we zweren b.v. geen eed van trouw aan een “”), maar we streven er naar de groote beginselen en de hervormingsgedachten, die beide bewegingen gemeen hebben, - voorzoover deze kunnen leiden tot een krachtigen Nederlandschen staat, - in Nederlandschen, d.w.z. in onzen eigen nationalen geest te verwerkelijken.8

Emile Verviers, gepromoveerd econoom en een prominente NSB’er, lichtte de brochure toe door te stellen dat de ideologie van de NSB deel uitmaakte van een Europese internationale beweging, maar tegelijkertijd bezield werd door een sterk nationalistisch sentiment. Niettegenstaande het transnationale karakter van de fascistische ideologie moest dan ook niet uit het oog worden verloren dat het ging om ‘nationaal fascisme, dat is fascisme, zich vormend naar den eigen aard van die natie’.9 Het beeld van de NSB van fascisme als een internationaal fenomeen dat zich binnen elke natie op een andere manier manifesteert sluit nauw aan op het wetenschappelijke debat omtrent fascisme dat al tijdens het interbellum vorm begon te krijgen, maar in grote mate na de Tweede Wereldoorlog opbloeide. Tijdens de jaren dertig werd het debat gedomineerd door

7 De historicus Robin te Slaa constateert dit evenzeer. Zijn boek Is Wilders een ? is onder meer een reactie op deze tendens. Te Slaa probeert hierin aan te tonen dat vergelijkingen tussen Geert Wilders en fascisme mank gaan als de geschiedenis en ideologische kern van het fenomeen nader worden onderzocht. Ook zijn nieuwste boek, dat enkele weken na voltooiing van deze scriptie uitkomt en dientengevolge niet geraadpleegd kan worden, lijkt hierop een aansluiting te vormen. Zie: Robin te Slaa, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012). Robin te Slaa, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2016). 8 S.A. van Lunteren, Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer (Utrecht 1933), 4. 9 ‘Toelichting op de beginselen der N.S.B.’, Volk en Vaderland, 13 januari 1934, 5.

9 marxistische onderzoekers die zich tevens als eersten waagden aan een algemene theorie over fascisme. Georgi Dimitrov, de eerste communistische leider van Bulgarije, stelde in lijn met andere marxistische vakgenoten dat fascisme de laatste fase van de kapitalistische heerschappij had ingeluid, hetgeen werd onderbouwd door te wijzen op de intensieve samenwerking tussen fascisten en grote bedrijven.10 In zijn theorievorming over fascisme wees Dimitrov er eveneens op dat fascistische bewegingen uit verschillende landen sterke overeenkomsten vertoonden (nazi-Duitsland werd bijvoorbeeld steevast als fascistisch, en dus niet als nationaalsocialistisch, bestempeld), maar tegelijkertijd in elk land verschillende vormen aannamen. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een omslag in het wetenschappelijke debat. Niet-marxistische onderzoekers, die in het wetenschappelijke veld ten opzichte van hun marxistische tegenhangers aanzienlijk meer in de melk te brokkelen hadden gekregen, begonnen de fascistische ideologie in deze periode hoofdzakelijk te duiden als een ‘anti- ideologie’. Fascisten werden als louter reactionair beschouwd; zij zouden zich alleen maar verzetten tegen zaken zonder concrete oplossingen aan te dragen. Een van de gevolgen hiervan was dat historici en andere onderzoekers zich blindstaarden op het ultranationalistische karakter van fascisme, waarmee men internationale contacten en connecties tussen fascisten veelal links liet liggen. Deze gedachtes werden versterkt met de introductie van de term ‘totalitarisme’, die onder meer aan populariteit won door Hannah Arendt.11 Onder invloed van het koudeoorlogsdenken werden communisme en fascisme hierbij onder een noemer gebracht. De culturele aspecten van fascisme werden verwaarloosd om een scherpe scheidslijn te kunnen trekken tussen het Westerse liberalisme en wat werd beschouwd als de totalitaire ideologieën.12 Vanaf de jaren zestig begon een aantal onderzoekers zich evenwel te verzetten tegen deze tunnelvisie met betrekking tot ‘negatieve’ elementen en ultranationalisme. Ernst Nolte definieerde fascisme in zijn alom geprezen werk Der Faschismus in seiner Epoche uitsluitend aan de hand van reactionaire kenmerken (anticommunisme, antiliberalisme, antikapitalisme en antibourgeoisie) maar voegde daar in een later werk ‘positieve’ elementen aan toe zoals het leidersprincipe.13 Walter Laqueur en George L. Mosse stelden in hun boek International

10 Georgi Dimitrov, Against fascism and war. Report before the Seventh World Congress of the Communist International, 1935 (Sofia 1982), 8-9, 14-15. 11 Hannah Arendt, The origins of (New York 1951). 12 Floris Daniël Knegt, A for France and Europe? Bertrand de Jouvenel and Alfred Fabre-Luce between liberalism, fascism and Europeanism (1930-1954) (Florence 2015), 3. 13 Ernst Nolte, Der Faschismus in seiner Epoche. Die Action française, der italienische Faschismus, der Nationalsozialismus (München 1963). Ernst Nolte, Die faschistischen Bewegungen. Die Krise des liberalen

10 fascism, 1920-1945 dat de definiëring van fascisme louter aan de hand van ‘negatieve’ karakteristieken problematisch was. Daaraan voegden zij toe dat een blikverruiming binnen toekomstig onderzoek noodzakelijk was door niet alleen de nadruk te leggen op verschillen tussen fascistische bewegingen maar bovenal te belichten wat hen bond.14 Vergelijkbare geluiden werden ten gehore gebracht door Eugen Weber, Renzo de Felice en Juan J. Linz.15 In de jaren zestig en zeventig laaide een nieuwe discussie op over het al dan niet bestaan van ‘generic fascism’, een algemene (generieke) theorie over fascisme. Nieuwe onderzoeken uit deze periode die zich niet blindstaarden op het traditioneel onderzochte Duitsland en Italië, maar daarentegen kleinere Europese landen en gebieden buiten Europa in ogenschouw namen, waren oorspronkelijk gericht op het realiseren van consensus. In werkelijkheid legden zij het veelzijdige en complexe karakter van fascisme dusdanig bloot, dat het tot aan het eind van de jaren zeventig onder onderzoekers bon ton werd om het begrip fascisme enkel te verbinden met Mussolini’s Italië of in het uiterste geval zelfs volledig te verwerpen.16 Het onderzoeksgebied leek hiermee af te stevenen op een situatie waarin het fenomeen fascisme enkel onderzocht zou kunnen worden aan de hand van een paar ongerelateerde bewegingen. Hiermee zou de bestudering van (internationaal) fascisme zich op een doodlopend spoor hebben bevonden. Tot een einde van de term fascisme zou het echter niet komen. De jaren tachtig en negentig brachten een nieuwe lichting onderzoekers voort, waaronder Roger Griffin, Stanley G. Payne, Michael Mann en Roger Eatwell, die een hernieuwde interesse toonde in ideeën over een generiek fascisme. Zij onderscheidden zich van hun voorgangers die zich hadden gewaagd aan een algemeen model van fascisme door op zoek te gaan naar de ideologische kern van het fenomeen, ook wel aangeduid als het ‘fascist minimum’.17 Payne zette zijn betoog voor ‘generic fascism’ kracht bij door een eenduidige definitie18 van het fenomeen te

System und die Entwicklung der Faschismen (München 1968), 385. Roger Griffin ed., International fascism. Theories, causes and the new consensus (New York 1998), 47-48. 14 Walter Laqueur en George L. Mosse ed., International fascism, 1920-1945 (New York 1966), 4. 15 Eugen Weber, Varieties of fascism. Doctrines of revolution in the twentieth century (Princeton 1964). Renzo de Felice, Interpretations of fascism (Cambridge 1977). Juan J. Linz, ‘Some notes toward a comparative study of fascism in sociological historical perspective’ in: Walter Laqueur ed., Fascism. A reader’s guide. Analyses, interpretations, bibliography (Berkeley 1976), 2-103. 16 Constantin Iordachi, ‘Comparative fascist studies. An introduction’ in: Constantin Iordachi ed., Comparative fascist studies. New perspectives (Londen 2010), 1-50, aldaar 14-15. 17 Roger Eatwell, ‘On defining the ‘fascist minimum’. The centrality of ideology’, Journal of Political Ideologies 1 (1996) afl. 3, 303-319. 18 Payne’s volledige definitie luidt: ‘Fascism is a form of revolutionary ultra- for national rebirth that is based on primarily vitalist philosophy, is structured on extreme elitism, mass mobilization, and the Führerprinzip, positively values violence as end as well as means and tends to normatize war and/or the military virtues.’ Stanley G. Payne, ‘The concept of fascism’ in: Stein Ugelvik Larson e.a. ed., Who were the fascists? Social roots of European fascists (Bergen 1980), 14-25, aldaar 14.

11 geven, alhoewel hij benadrukte dat deze enkel tot doel had om de historische uniciteit van het fascisme aan te tonen. Zowel het idee dat fascisme onder een generiek fenomeen kon worden geschaard, als de opvatting dat alle varianten van fascisme verschillend waren werden verworpen door Payne.19 Bouwend op onder meer de gedachtegang van Payne trad Griffin begin jaren negentig als nieuwe speler binnen het onderzoeksveld naar voren als een groot voorstander van het idee van generiek fascisme. In zijn boek The nature of fascism stelde Griffin de weg vrij te maken voor een in zijn ogen broodnodige ‘new consensus’, die aan de hand van zijn definitie20, gebaseerd op de fascistische ideologische kern ofwel het ‘fascist minimum’, gerealiseerd kon worden. Griffins betoog is gecentreerd rondom de stellingname dat het fascisme een politieke ideologie was, waarvan de kern wordt gevormd door de wedergeboorte van populistisch ultranationalisme, die verschillende permutaties kent afhankelijk van de nationale context. Hoewel de impact van Griffins ideeën op het wetenschappelijke debat groot was en hij uit meerdere hoeken bijval kreeg, leek zijn overtuiging dat een nieuwe consensus was bereikt niet erg steekhoudend. Onder anderen Robert Paxton, Laqueur en Mann uitten stevige kritiek op de ideeën van Griffin.21 Anderen zoals Kevin Passmore, Eatwell en Payne schaarden zich slechts ten dele achter de theorie van Griffin door de fundamenten te steunen, maar de definitie als onvolledig of deels onjuist te bestempelen.22 In het debat dat zich vanaf 2000 voltrok bleef de discussie over een generiek fascisme zich op het scherpst van de snede continueren. De twee meest recente handboeken, The Oxford handbook of fascism en Comparative fascist studies geredigeerd door respectievelijk R.J.B. Bosworth en Constantin Iordachi, zijn hiervoor exemplarisch. In zekere zin kunnen de twee werken als elkaars tegenhanger worden beschouwd; waar Bosworth fascistische theorievorming stevig bekritiseert en benadrukt dat de sociale en politieke context centraal dient te staan, besteedt Iordachi een groot gedeelte van zijn boek aan ideeën over ‘generic fascism’ met een sterke nadruk op theorieën.23 Bosworth uit zijn irritatie over onderzoekers die menen de geschiedenis van ‘het fascisme’ te kunnen onderzoeken, omdat zij het fenomeen

19 Stanley G. Payne, Fascism. Comparison and definition (Madison 1980), 195. 20 Griffins volledige definitie luidt: ‘Fascism is a genus of political ideology whose mythic core in its various permutations is a palingenetic form of populist ultra-nationalism.’ Roger Griffin, The nature of fascism (Londen 1991), 26. 21 Robert O. Paxton, The anatomy of fascism (Londen 2004), 219. Walter Laqueur, Fascism. Past, present, future (New York 1996), 9. Michael Mann, Fascists (New York 2004), 12. 22 Kevin Passmore, Fascism. A very short introduction (Oxford 2002), 25. Eatwell, ‘On defining the ‘fascist minimum’’, 303-319. Stanley G. Payne, A history of fascism, 1914-1945 (Madison 1995), 5. 23 R.J.B. Bosworth, ‘Introduction’ in: R.J.B. Bosworth ed., The Oxford handbook of fascism (Oxford 2010), 1-7, aldaar 5-6. Iordachi, ‘Comparative fascist studies’, 2-3.

12 hiermee onterecht zouden afdoen als iets wat in een paar regels benoemd kan worden.24 Hierop opende Griffin in een recensie de tegenaanval door te stellen dat Bosworths handboek een raamwerk ontbeert waarin de contouren van het fascisme worden geschetst. Griffin draait vervolgens niet om de hete brij heen over wat de gevolgen daarvan zouden zijn. De aanstelling van Bosworth als ‘the Duce of OUP’s ambitious project [The Oxford handbook of fascism, RO] is like asking a vegan restaurateur to head a team of cooks preparing a medieval banquet where spits rotate slowly, laden with basted pigs and lambs’.25 De ironie wil dat Griffin met deze kritiek de door hem zo stevig gepropageerde ‘new consensus’ zelf lijkt te ondermijnen.

Transnationalisme en de ‘cultural turn’ Hoewel de discussie over een generiek fascisme bij lange na nog niet lijkt te zijn uitgedoofd, doen er zich tegelijkertijd nieuwe ontwikkelingen binnen het onderzoeksgebied voor. De ‘cultural turn’ heeft zich doen gelden als een gewichtige trend, in de eerste plaats binnen het gehele vakgebied geschiedenis van de internationale betrekkingen als reactie op de traditioneel sterke nadruk op diplomatieke geschiedenis, ook wel getypeerd als ‘what one clerk said to another clerk’.26 Binnen het onderzoeksgebied fascisme was het Mosse die al in de jaren zeventig de ‘cultural turn’ introduceerde, maar het zou nog meer dan twee decennia duren voordat andere onderzoekers zich hierbij aan begonnen te sluiten.27 Op een aantal punten valt de invloed van de ‘cultural turn’ binnen het onderzoeksgebied fascisme op te merken. Aandacht voor de positie van de vrouw binnen de fascistische ideologie en fascistische bewegingen kent vooral sinds de eeuwwisseling een grote toename. Onderzoeken van Victoria de Grazia, Kathleen Richmond, Kevin Passmore, Anna Maria Sigmund, Julie V. Gottlieb en Zonneke Matthée staan aan de basis hiervan.28 Daarenboven is er een toenemende belangstelling te bemerken voor niet-westerse fascistische

24 Bosworth, ‘Introduction’, 5. 25 Roger Griffin, ‘The Oxford handbook of fascism (book review)’, The English Historical Review 124 (2009) afl. 511, 1535-1539, aldaar 1536. 26 David Reynolds, ‘International history, the cultural turn and the diplomatic twitch’, Cultural and Social History 3 (2006) afl. 1, 75-91, aldaar 76. 27 Stanley G. Payne, ‘George L. Mosse and Walter Laqueur on the history of fascism’, Journal of Contemporary History 50 (2015) afl. 4, 750-767, aldaar 758. 28 Victoria de Grazia, How fascism ruled women. Italy, 1922-1945 (Berkeley 1992). Kathleen Richmond, Women and Spanish fascism. The women’s section of the Falange, 1934-1959 (Londen 2003). Kevin Passmore, Women, gender and , 1919-1945 (Manchester 2003). Anna Maria Sigmund, Women of the Third Reich (Richmond Hill 2000). Julie V. Gottlieb, Feminine fascism. Women in Britain’s fascist movement, 1923-1945 (Londen 2000). Zonneke Matthée, Voor volk en vaderland. Vrouwen in de NSB 1931-1948 (Amsterdam 2007). Zonneke Matthée, Verzwegen levens. Vrouwen uit een fout gezin (Schoorl 2013).

13 bewegingen en regimes, hetgeen een uiting is van de trend om geschiedenis vanuit een mondiaal perspectief te schrijven. Hoewel de eerste werken over fascisme in Argentinië, Brazilië, Chili, Japan en Zuid-Afrika alsook Centraal- en Oost-Europa reeds stammen uit de jaren zeventig, worden de niet-westerse gebieden vooral recentelijk steeds actiever betrokken bij het creëren van nieuwe inzichten. Volgens Constantin Iordachi zijn fascistische bewegingen en regimes uit Oost-Europa in het verleden niet goed op waarde geschat, doordat ze onder invloed van het koudeoorlogsdenken voortdurend langs de westerse meetlat werden gelegd. De gevolgen, hoofdzakelijk een discutabele nadruk op wat Oost-Europese fascisten zouden ‘missen’ ten opzichte van hun West-Europese tegenhangers, zouden met de hernieuwde aandacht voor niet-westerse gebieden in de toekomst voorkomen moeten worden, aldus Iordachi.29 Naast aandacht voor Oost-Europa als terra incognita pleit Iordachi evenzeer voor de bewerkstelliging van nieuwe methodologische fundamenten waar comparatief onderzoek naar fascisme op zou moeten rusten. In lijn met andere onderzoekers draagt hij hiervoor transnationalisme aan, een nieuw perspectief dat binnen het onderzoeksgebied fascisme (evenals daarbuiten) vooral de laatste tien à vijftien jaar opgeld heeft gedaan.30 De betekenis van het begrip transnationaal komt niet altijd even helder naar voren, daar historici niet zelden verzuimen er een duidelijke definitie aan toe te kennen. Waar definities wel aan de oppervlakte treden zijn bovendien verschillen te vinden. Ten eerste kan transnationale geschiedenis gecontrasteerd worden met internationale geschiedenis, waarbij de eerste vorm van geschiedschrijving zich richt op onconventionele grensoverschrijdingen en agency, terwijl de tweede meer de nadruk legt op statische nationale entiteiten en structures.31 Ten tweede kan transnationale geschiedenis afgezet worden tegen vergelijkende geschiedenis. Transnationalisme onderscheidt zich hierbij door fenomenen die boven nationale grenzen uitstijgen te onderwerpen aan een vergelijking in tegenstelling tot de traditionele focus op

29 Constantin Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe. Toward a new transnational research agenda’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 161-213, aldaar 161, 164. Constantin Iordachi, ‘Debate. Fascism in East Central and Southeastern Europe. Mainstream fascism or ‘mutant’ phenomenon?’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 331-333. 30 Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe’, 195. Vooral de laatste jaren wordt transnationaal fascisme steeds frequenter onder de aandacht gebracht. Op de Freie Universität Berlin vond tussen 19 en 21 juni 2014 een conferentie geheel in het teken van transnationaal fascisme plaats: Alessandro Salvador, ‘Fascism without borders. Transnational connections and co-operation between movements and regimes in Europe from 1918 to 1945’, Fascism 3 (2014) afl. 2, 153-161. Het tweede nummer uit 2013 van het tijdschrift Fascism. Journal of Comparative Fascist Studies is een ‘special issue’ over transnationaal fascisme: Fascism 2 (2013) afl. 2, http://booksandjournals.brillonline.com/content/journals/22116257/2/2 (geraadpleegd op 1 juli 2016). 31 Patricia Clavin, ‘Defining transnationalism’, Contemporary European History 14 (2005) afl. 4, 421-439, aldaar 422-423.

14 vergelijkingen tussen naties.32 Ten derde ligt histoire croisée in het verlengde van transnationale geschiedschrijving. Deze nieuw opgeworpen onderzoeksmethode van Michael Werner en Bénédicte Zimmermann beroept zich op het belang van zelfreflectie bij de onderzoeker, waarbij vooraf vastgestelde entiteiten zoals nationale grenzen zoveel mogelijk los dienen te worden gelaten.33 De transnationale benadering van fascisme richt zich in grote mate op het spanningsveld tussen nationalisme en internationalisme. Onderzoekers die fascisme vanuit een transnationale hoek benaderen erkennen dat ultranationalisme aan de kern raakt van het fenomeen, maar gaan er evenzeer vanuit dat fascisten zichzelf als onderdeel zagen van een overkoepelende transnationale beweging. Volgens de Duitse historicus Arnd Bauerkämper creëerde deze schijnbaar paradoxale combinatie van ultranationalisme en transnationalisme een situatie waarin intensieve samenwerking tussen fascisten constant gepaard ging met botsingen, veroorzaakt door tegenstrijdige nationalistische belangen. Fascistisch ultranationalisme en transnationalisme sluiten elkaar dan ook niet uit, maar bestaan naast elkaar en vullen elkaar aan.34 Bauerkämper stelt dat dit duidelijk wordt wanneer de relaties tussen de kleinere fascistische bewegingen in Europa en de grote broers in nazi-Duitsland en fascistisch Italië voor het voetlicht worden gebracht. Een beweging als de NSB keek voortdurend ter inspiratie naar de nationaalsocialistische en fascistische vakbroeders in Duitsland en Italië, maar was tegelijkertijd selectief in het overnemen van elementen om niet over te komen als een regelrechte kopie, alsmede om de eigen nationale belangen na te kunnen blijven streven. Met Bauerkämpers ideeën als leidraad heeft onderzoek dat het concept van transnationaal fascisme omarmt sinds 2010 een enorme opmars gemaakt. Fascistische en fascistoïde bewegingen uit onder meer Letland, Rusland, Kroatië, Japan, de Elzas, Spanje, Oostenrijk en Groot-Brittannië worden hierin als casestudy’s aangegrepen om de transnationaliteit van het fenomeen aan te tonen.35 Naast deze ruime aandacht voor kleinere

32 Gerd-Rainer Horn en Padraic Kenney, Transnational moments of change. Europe 1945, 1968, 1989 (Lanham 2004), x-xi. 33 Michael Werner en Bénédicte Zimmermann, ‘Beyond comparison. Histoire croisée and the challenge of reflexivity’, History and Theory 45 (2006) afl. 1, 30-50. Peter van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis. Hoe histoire croisée de natiestaat bedwingt’, Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) afl. 1, 96-109, aldaar 103-106. 34 Arnd Bauerkämper, ‘Transnational fascism. Cross-border relations between regimes and movements in Europe, 1922-1939’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 214-246, aldaar 214-216. Arnd Bauerkämper, ‘Ambiguities of transnationalism. Fascism in Europe between pan-Europeanism and ultra-nationalism, 1919-39’, German Historical Institute London Bulletin 29 (2007) afl. 2, 43-67, aldaar 43-45. 35 Jordan Kuck, ‘Renewed Latvia. A case study of the transnational fascism model’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 183-204. Susanne Hohler, ‘Russian fascism in exile. A historical and phenomenological perspective on transnational fascism’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 121-140. Rory Yeomans, ‘The adventures of an Ustasha Youth

15 fascistische bewegingen en hun transnationale connecties wordt transnationaal fascisme evenzeer gekenschetst door het centraal stellen van ‘non-state actors’. Waar traditioneel de politieke leiding de kern van het onderzoek vormt, richten onderzoekers zich steeds vaker op de internationale interacties van fascistische intellectuelen, schrijvers, journalisten, jeugdbewegingen en vrouwenorganisaties.36 De transnationale perspectiefverschuiving binnen het onderzoeksgebied fascisme toont zodoende aan dat het fenomeen complexer en veelzijdiger is dan voorheen door onderzoekers werd aangenomen.

De Nationaal-Socialistische Beweging en de Nationale Jeugdstorm De NSB en haar leider (door de strenge inachtneming van het Führerprinzip ook wel aangeduid met de titel Leider) worden door Bauerkämper terecht aangehaald als excellente onderwerpen voor onderzoek naar transnationaal fascisme.37 Het eerder aangehaalde programmapunt uit Brochure nr. 3 is een mooi voorbeeld van de aanhoudende ideologische tweespalt waar de NSB mee te kampen had. Als leider van de beweging ontkwam ook Mussert hier niet aan. Pierre Henri Ritter, die reeds in 1934 een boek publiceerde over Mussert, beschreef de denkbeelden van de Leider als volgt: ‘Nederlandsch denken houdt, volgens Mussert, Europeesch denken in zich bevat. Maar een Europeesch denken dat niet de vervloeiing der naties achter de lijmpotten der conferenties, maar den opbouw der naties tot doelstelling heeft.’38 Samenwerking tussen fascisten uit geheel Europa stond dus aan de basis van Musserts denken, zolang elke natie zich onafhankelijk zou kunnen ontwikkelen zonder annexatiepogingen van buitenaf te hoeven duchten.

leader in the Adriatic. Transnational fascism and the travel polemics of Dragutin Gjurić’, Journal of Tourism History 6 (2014) afl. 2-3, 158-173. Daniel Hedinger, ‘Universal fascism and its global legacy. Italy’s and Japan entangled history in the early 1930s’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 141-160. Samuel Huston Goodfellow, ‘Fascism as a transnational movement. The case of inter-war Alsace’, Contemporary European History 22 (2013) afl. 1, 87- 106. Óscar Rodríguez Barreira, ‘The many heads of the hydra. Local parafascism in Spain and Europe, 1936-50’, Journal of Contemporary History 49 (2014) afl. 4, 702-726. Julie Thorpe, ‘Austrofascism. Revisiting the ‘authoritarian state’ 40 years on’, Journal of Contemporary History 45 (2010) afl. 2, 315-343. Salvatore Garau, ‘The internationalisation of in the face of German national socialism, and its impact on the British Union of Fascists’, Politics, Religion & Ideology 15 (2014) afl. 1, 45-63. 36 Alberto Spektorowski, ‘Fascism and post-national Europe. Drieu La Rochelle and Alain de Benoist’, Theory, Culture & Society 1 (2016) afl. 33, 115-138. Knegt, A new order for France and Europe?. Elizabeth Harvey, ‘International networks and cross-border cooperation. National socialist women and the vision of a ‘New Order’ in Europe’, Politics, Religion & Ideology 13 (2012) afl. 2, 141-158. Alessio Ponzio, Shaping the new man. Youth training regimes in Fascist Italy and (Madison 2015). Mikkel Kirkebæk, Beredt for Danmark. Nationalsocialistisk Ungdom 1932-1945 (Kopenhagen 2004). Dorien Styven, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! De verduitsing van de Hitlerjeugd Vlaanderen’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (1930/1960) 23 (2011), 161-210. Katharina Schmebs, ‘Fascist youth organizations and propaganda in a transnational perspective. Balilla and Gioventù italiana del Littorio all’estero in Argentina (1922-1955)’, Amnis (2013) afl. 12. 37 Bauerkämper, ‘Transnational Fascism’, 233, 235-236. 38 Pierre Henri Ritter, Over Mussert (Baarn 1934), 48.

16

In de meest recente secundaire literatuur over de NSB zijn internationale en transnationale perspectieven steevast terug te vinden. In een onderzoek naar de relatie tussen enerzijds de NSB, de Belgische Rexisten en de Franse Parti Populaire Français en anderzijds nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog betoogt Robert Grunert dat al deze vier partijen een supranationale Europese organisatie van fascistische snit voor ogen hadden, maar hier tegelijkertijd verschillende invullingen aan gaven waardoor breuken ontstonden in de onderlinge relaties.39 Dietrich Orlow behandelt in meerdere publicaties uitvoerig de internationale contacten tussen de NSB en nazi-Duitsland tijdens de jaren dertig. Hij stelt dat de NSB middels internationale samenwerking tot een Europese Volksgemeinschaft, door Mussert veelal aangeduid als het ‘nieuwe Europa’, wilde komen, maar naarmate de jaren dertig vorderden steeds gedesillusioneerder raakte door het agressieve beleid van de nazi’s, waaronder de moord op de Oostenrijkse dictator Engelbert Dollfuss en de .40 De ambigue verstandhouding tussen enerzijds de NSB en Mussert en anderzijds hooggeplaatste nazi’s en gewichtige organisaties binnen nazi-Duitsland raakt evenzeer de kern bij recente publicaties van Jennifer L. Foray en Emerson Vermaat. Waar Foray deze dubbelzinnige verhoudingen naar voren laat komen aan de hand van de imperialistische idealen van de NSB, maakt Vermaat zijn casus hard door de ongemakkelijke relatie tussen Mussert en de Schutzstaffel (SS) bloot te leggen.41 Tot slot rest nog het titanenwerk (een kleine duizend pagina’s) over de beginjaren van de NSB van Robin te Slaa en Edwin Klijn, waarin transnationale connecties geregeld aan de oppervlakte treden.42 Hoewel bovenstaande werken de essentiële basis vormen voor gedegen onderzoek naar het transnationale karakter van de NSB, richt het merendeel zich evenwel op de politieke leiding en andere invloedrijke NSB’ers. Zodoende rijst de vraag of de dubbelzinnige betrekkingen tussen fascistische bewegingen tevens uitwerkingen hadden op bijvoorbeeld nevenbewegingen zoals het Nationaal-Socialistisch Studentenfront (NSSF), de Nationaal- Socialistische Vrouwenorganisatie (NSVO) en de Nationale Jeugdstorm (NJS). Voor de Jeugdstorm, die (officieus) dienst deed als de jeugdbeweging van de NSB, lijkt dit het geval te

39 Robert Grunert, Der Europagedanke westeuropäischer faschistischer Bewegungen 1940-1945 (Paderborn 2012), 9-23. 40 Dietrich Orlow, The lure of fascism in Western Europe. German Nazis, Dutch and French fascists, 1933-1939 (New York 2009), 62, 87, 121-122, 147. Dietrich Orlow, ‘A difficult relationship of unequal relatives. The Dutch NSB and Nazi Germany, 1933-1940’, European History Quarterly 29 (1999) afl. 3, 349-380, aldaar 366. Dietrich Orlow, ‘Fascists among themselves. Some observations on West European politics in the 1930s’, European Review 11 (2003) afl. 3, 245-266. 41 Jennifer L. Foray, ‘An old empire in a new order. The global designs of the Dutch , 1931-1942’, European History Quarterly 43 (2013) afl. 1, 27-52. Jennifer L. Foray, Visions of empire in the Nazi-occupied (Cambridge 2012). Emerson Vermaat, Anton Mussert en zijn conflict met de SS (Soesterberg 2011). 42 Zie onder meer: Te Slaa en Klijn, De NSB, 483, 591-593, 784.

17 zijn. Zo opent het zakboek van de NJS uit 1943 met ‘het werk van den Jeugdstorm en van de groote idealen, die niet alleen de jeugd van Nederland, maar de jeugd van geheel Europa bezielen’. In een later segment wordt vervolgd door te wijzen op het belang van verbondenheid tussen de Noord- en West-Europese jeugd, ‘welke kameraadschap straks een der sterkste pijlers zal zijn van het nieuwe Europa’.43 De vraag is hoe de NJS Europese samenwerking voor zich zag en hoe succesvol deze samenwerking met andere fascistische jeugdbewegingen geschiedde. Historisch onderzoek naar de Nationale Jeugdstorm is schaars; slechts twee artikelen van David Barnouw en Piet de Rooy weiden uit over de opkomst en ontwikkeling van de jeugdbeweging.44 Naast deze publicaties bestaat het veld van secundair bronnenmateriaal uitsluitend uit een handjevol ongepubliceerde doctoraalscripties.45 Deze historische onderzoeken richten zich hoofdzakelijk op de ontwikkeling van de NJS binnen de Nederlandse grenzen zonder lang stil te staan bij de transnationale connecties en interacties die de jeugdbeweging onderhield. Slechts sporadisch schemert het internationale karakter van de NJS door. Zo komt bij Barnouw de invloed van de Hitlerjugend (HJ) en de Bund Deutscher Mädel (BDM) op de Jeugdstorm aan bod. Bart Engelen en Renée Kwak schenken in hun doctoraalscripties aandacht aan respectievelijk de plaats van de Jeugdstorm in de plannen van nazi-Duitsland voor een Nieuwe Europese Orde en ‘de paradox van de vaderlandsliefde’, waarmee Kwak stelt dat Nederlands nationalisme voor een deel van de Jeugdstormers niet viel te rijmen met de nazi-ideologie.46 Enkele voorzichtige pogingen om het internationale en transnationale karakter van de Jeugdstorm naar voren te laten treden zijn dus reeds ondernomen, maar van volledige exploratie van het onderwerp is geenszins sprake.

Het Europees Jeugdverbond Het gebrek aan aandacht voor het internationalisme van de Jeugdstorm is niet terecht. Tijdens

43 Frits Barkhuis en Jan Schuurman, Jeugdstorm zakboek (Utrecht 1943), 2, 36. 44 David Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, Fibula 31 (1990) afl. 3, 4-10. Piet de Rooy, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel.’ De jeugdbewegingstraditie in de Nationale Jeugdstorm’, Acco (1988), 94-108. 45 Renée Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm. De noodlottige belangenstrijd om de jeugd 1934-1945’, doctoraalscriptie FHKW Rotterdam 1988. Bart Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland.” De radicalisering van de Nationale Jeugdstorm, 1934-1945’, doctoraalscriptie vaderlandse geschiedenis Rijksuniversiteit Leiden 1988. Margriet Kat en Lisbeth van Hoek, ‘Op marsch met de NSB. Een onderzoek naar de tijdschriften De Stormmeeuw en De Stormvlag van de Nationale Jeugdstorm’, doctoraalscriptie geschiedenis Vrije Universiteit Amsterdam 1986. Hans Malschaert, ‘Opvoeding, sport en fascisme’, doctoraalscriptie wijsgerige en historische pedagogiek Rijksuniversiteit Utrecht 1985. Maria Driessen, ‘Slechts onderdeel, hoewel onmisbaar. Meisjes en vrouwen bij de Nationale Jeugdstorm en de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie in Nederland 1934-1945’, doctoraalscriptie geschiedenis Koninklijke Universiteit Nijmegen 1983. 46 Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 8-9. Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 21-29. Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 133-135.

18 de Tweede Wereldoorlog kenmerkte de NJS zich als een beweging met een evidente grensoverschrijdende blik. Om het transnationale en Europese wezen van de Jeugdstorm te kunnen staven is het Europees Jeugdverbond bij uitstek een geschikt onderwerp om aan onderzoek te onderwerpen. Deze jeugdassociatie werd in 1942 te Wenen officieel opgericht op initiatief van de Hitlerjugend en de Italiaanse jeugdbeweging Gioventù Italiana del Littorio (GIL) tijdens een congres waarin delegaties van veertien verschillende fascistische jeugdbewegingen participeerden. De Jeugdstorm was hier een van. In het kader van het Europees Jeugdverbond werden velerlei internationale evenementen georganiseerd, waaronder sportwedstrijden, cultuurmanifestaties, weerbaarheidstrainingen en agrarische opleidingen. Tijdens dergelijke bijeenkomsten kwamen Jeugdstormers veelvuldig in contact met jeugdbewegingen uit geheel Europa, waaruit zowel nieuwe samenwerkingsverbanden als onderlinge vetes voortkwamen. Evenals bij de Jeugdstorm is onderzoek naar het Europees Jeugdverbond niet in overvloed aanwezig. De belangrijkste boeken en artikelen zijn bovendien Duitstalig. In zijn vuistdikke werk Totale Erziehung für den totalen Krieg over de geschiedenis van de Hitlerjugend doet Michael Buddrus relatief kort, maar op zeer gedegen wijze verslag van de opmaat naar, de stichting en de nasleep van het Europees Jeugdverbond. Buddrus’ nadruk ligt op de leidende figuren binnen de HJ, die blijkens zijn onderzoek alles in het werk stelden om de Duitse en Europese jeugd klaar te stomen voor de oorlog.47 Harald Oelrich is een auteur die zich interesseert voor sportgeschiedenis, waarmee zijn analyse van het Europees Jeugdverbond in “Sportgeltung – Weltgeltung” zich overwegend richt op de wisselwerking tussen sport en politiek.48 Een welkome aanvulling op het meer breed opgezette onderzoek van Buddrus en Oelrich zijn artikelen van de hand van Toni Morant i Ariño en Christoph Kühberger, die meer de diepte in gaan door in te inzoomen op respectievelijk deelname van de Spaanse falangistische jeugdbeweging en conflicterende visies op Europa onder de verschillende Duitse organisaties en hun leiders.49 Tot slot wordt het enige noemenswaardige Engelstalige onderzoek naar het jeugdverbond geleverd door Alessio Ponzio. In een van de

47 Michael Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg. Hitlerjugend und nationalsozialistische Jugendpolitik (München 2003), 787-802. 48 Harald Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”. Sport im Spannungsfeld der deutsch-italienischen Außenpolitik von 1918 bis 1945 (Munster 2003), 534-566. 49 Toni Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes” und die Frauen- und Jugendorganisationen der Falange (Wien, September 1942)’, Themenportal Europäische Geschichte (2012), 1-9. Christoph Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte.” Zur Konzeption und Legitimation einer europäischen Zusammenarbeit auf der Gründungsfeierlichkeit des “Europäischen Jugendverbandes” 1942’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 11-28.

19 hoofdstukken van Shaping the new man neemt hij de jeugdassociatie onder de loep aan de hand van de dubbelzinnige relatie tussen de HJ en de GIL.50 Ofschoon de secundaire literatuur een helder licht werpt op de opkomst en ondergang van het Europees Jeugdverbond, delen alle genoemde werken de beperking de gang van zaken hoofdzakelijk vanuit Duits perspectief te beschrijven. Ponzio betrekt weliswaar de Italiaanse jeugdbeweging bij zijn onderzoek, maar ook zijn Duitse invalshoek is onmiskenbaar aanwezig. Morant i Ariño benadert het jeugdverbond als enige vanuit Spaans perspectief, maar zijn artikel is tamelijk summier en dientengevolge weinig toereikend. Verreweg de meeste aandacht gaat in de reeds bestaande literatuur dan ook uit naar de Duitse en Italiaanse organisatoren, terwijl kleinere jeugdbewegingen zoals de NJS slechts in een enkele opsomming de revue passeren. Andersom is in de literatuur over de Jeugdstorm de aandacht voor het Europees Jeugdverbond evenzeer gering. Barnouw en De Rooy noemen de jeugdassociatie in het geheel niet; Kwak en Engelen behandelen het onderwerp tussen neus en lippen door.51 Over Jeugdstormdeelname aan het Europees Jeugdverbond is zodoende nog zo goed als niets bekend.

Operationalisering Dit onderzoek beoogt een onderzoeksleemte op te vullen door ervaringen van zowel leiders als reguliere leden van de Nationale Jeugdstorm binnen het Europees Jeugdverbond te bestuderen. Bij de uitvoering hiervan neem ik ten eerste de stelling in dat fascisme een internationaal fenomeen was dat zich vormde aan de hand van de nationale context waaruit het ontsprongen was. Hiermee wordt grotendeels aangesloten bij de ideeën over een generiek fascisme die door onder meer Griffin, Payne, Eatwell en Passmore (en tot op zekere hoogte zelfs Dimitrov) zijn verkondigd. Ondanks hun onderlinge verschillen van inzicht worden deze onderzoekers in een adem genoemd, omdat zij allen wijzen op de combinatie van internationalisme en nationale context als de hoeksteen van het fenomeen fascisme. Ten tweede wordt door mij de stelling ingenomen dat fascisme zich op transnationale wijze manifesteerde. In lijn met Bauerkämper en Iordachi wordt het idee omarmd dat fascisten intensief samenwerkten op internationaal vlak, maar tegelijkertijd voortdurend met elkaar op ramkoers lagen door tegenstrijdige nationale belangen. Niet alleen gold dit voor de politieke leiding van fascistische bewegingen, maar evenzeer voor niet-statelijke actoren zoals

50 Ponzio, Shaping the new man, 178-198. 51 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 181-183. Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 26.

20 schrijvers, activisten, journalisten en intellectuelen alsook nevenbewegingen zoals studenten-, vrouwen- en jeugdorganisaties. Met het oog op deze stellingnames en het feit dat een wezenlijk gedeelte van deze inleiding gewijd is aan theorieën dient te worden benadrukt dat het een historisch, en dus geen politicologisch, onderzoek betreft. Politicologen en historici hebben in het verleden niet zelden hun neus opgehaald voor elkaars werkwijze; binnen politicologie ligt traditioneel de nadruk op theoretische debatten, terwijl de geschiedwetenschap zich liever inlaat met empirisch onderzoek. In reactie hierop pleitte Duco Hellema ervoor om af te stappen van zowel de ‘theoretische orthodoxie’ bij politicologen als de opvatting onder historici dat ‘de feiten voor zich spreken’. Onderzoek binnen het vakgebied (geschiedenis van de) internationale betrekkingen zou zich idealiter op het snijvlak van de sociale wetenschappen en de geschiedwetenschap moeten ontwikkelen.52 Ik onderschrijf Hellema’s pleidooi. A priori kennis van theorieën over fascisme is onontbeerlijk voor een afdoend onderzoek. Nochtans worden deze theoretische modellen uitsluitend aangewend als hulpmiddel om historische gebeurtenissen in hun unieke karakter te kunnen verklaren. Met deze uitgangspunten in het achterhoofd wordt de probleemstelling van dit onderzoek als volgt gevormd: wat voor samenwerkingsverbanden en conflicten vloeiden er voort uit participatie van de Nationale Jeugdstorm in de opmaat naar, de stichting en de nasleep van het Europees Jeugdverbond gedurende de periode 1940-1945? Als aanvangspunt wordt voor 1940 gekozen omdat de Jeugdstorm zich in de vooroorlogse jaren kenmerkte als een beweging die gebukt ging onder interne strubbelingen, actief werd tegengewerkt door de Nederlandse overheid en zich steevast presenteerde als een apolitieke organisatie.53 Het gevolg was dat het leggen van internationale contacten tamelijk moeizaam verliep, hetgeen evenmin werd bevorderd door de meerdere ontbindingen die de beweging meemaakte. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en daarmee de bezetting van Nederland gaf de relatie met andere fascistische jeugdbewegingen een enorme boost. 1945 is een voor de hand liggend eindpunt. Het verlies van de oorlog betekende tevens het einde van zowel het Europees Jeugdverbond als de Jeugdstorm. Dit onderzoek valt in vijf chronologisch opgebouwde hoofdstukken uiteen. Het eerste hoofdstuk is niet concreet toegespitst op het Europees Jeugdverbond, maar is vooral inleidend

52 Duco Hellema, ‘Inleiding. Internationale betrekkingen in historisch perspectief’ in: Jacco Pekelder e.a. ed., De wereld volgens Nederland. Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief (Amsterdam 2015), 11- 22, aldaar 12-13, 21-22. 53 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 55-82.

21 van aard. De transitie van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog en de strijd tussen het Dietse en Groot-Germaanse kamp worden ter introductie van de NJS aangehaald, alvorens Duitse vakantiekampen en kadercursussen voor het voetlicht zullen worden gebracht als de essentiële wegbereiders van internationale samenwerking. In hoofdstuk twee staan de eerste multilaterale sportevenementen en cultuurmanifestaties centraal die de opmaat vormden naar een pan-Europese organisatie. Als hoofdonderwerp behelst hoofdstuk drie de daadwerkelijke grondlegging van het Europees Jeugdverbond en alle gewichtige gebeurtenissen die hier omheen plaatsvonden. Hoofdstuk vier richt zich op de nasleep van het jeugdverbond, dat niet lang na de oprichtingsbijeenkomst in de jaren 1943 en 1944 aan een Groot-Germaanse transformatie onderhevig was. Tot slot behandelt het vijfde hoofdstuk de laatste stuiptrekkingen van het Europees Jeugdverbond, die het einde markeerden van de jeugdassociatie en het fascistische ideaal van een nieuw Europa.

22

1 Eerste internationale contacten, 1940-1941

Van het interbellum naar de Tweede Wereldoorlog Op 27 september 1934 zag de Nationale Jeugdstorm onder aanvoering van Cornelis van Geelkerken, de plaatsvervangend leider van de NSB die als hoogste baas van de Jeugdstorm werd aangeduid met de titel hoofdstormer, het levenslicht.54 De oprichting van de jeugdbeweging ging gepaard met grootse idealen. In lijn met de kernpunten van de NSB (en fascistische bewegingen in het algemeen) werd in het beginsel uitgeweid over het Nederlandse volk als een organisch geheel, dat zou moeten worden ondergebracht in een hechte volksgemeenschap. Om deze volksgemeenschap te kunnen verwezenlijken had de jeugdbeweging het doel om de gehele Nederlandse jeugd voor zich te winnen door een apolitiek en nationalistisch beleid uit te dragen. Aanhoudende aantijgingen over de vermeende ideologische verwantschap met de NSB en nazi-Duitsland werden derhalve stellig weggewoven. De Jeugdstorm wilde voor de dag komen als een open organisatie die niet louter gefixeerd was op NSB-kinderen. Daarenboven stelde de NJS reeds in 1935 dat men ‘noch uiterlijk, noch innerlijk een nabootsing van de Hitlerjeugd [wil] zijn. De N.J.S. beweegt zich niet op politiek terrein.’55 Met deze instelling bood het doen en laten van de Jeugdstorm in haar beginjaren geen plaats voor transnationale interactie en Europees denken. Alle ambitieuze doelstellingen ten spijt ging de Jeugdstorm een turbulente jaren dertig vol wanordelijkheden en tegenspoed tegemoet. De NJS kwam meermaals in aanraking met politie en justitie, hetgeen een uniformverbod in 1935, een verbod voor ambtenaren om lid te worden van de jeugdbeweging in 1939 alsook de twee ontbindingen die de beweging meemaakte in 1936 en 1940 tot gevolg had.56 Krampachtig werd gepoogd om het imago van

54 Over de exacte oprichtingsdatum is onduidelijkheid. In januari 1934 had Van Geelkerken al van Mussert vernomen dat er een nationaalsocialistische jeugdbeweging in het leven moest worden geroepen. In februari berichtte Van Geelkerken over een aanstaande jeugdbeweging, waardoor er al enkele kleine groepjes ontstonden zonder een overkoepelende landelijke organisatie. Op 1 mei gaf Mussert Van Geelkerken officieel de opdracht om een nationale jeugdbeweging op te richten. Begin 1943 bepaalde Van Geelkerken dat de Jeugdstorm zelf 27 september 1934 diende aan te houden, omdat op die dag de eerste inschrijfformulieren waren ingevuld. Deze dag kreeg de naam ‘de dag van den Ouden Jeugdstorm’. Zie: Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 36-39. ‘Bevel van den Hoofdstormer nr. 3/43, 3.2.1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1154. 55 ‘Wat anderen van ons zeggen!’, De Stormmeeuw 1 (1935) afl. 25, 3. 56 Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 5-7. De Rooy, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel’’, 97-98.

23

NSB-jeugd en Hitlerjugendimitator weg te poetsen, maar veelal zonder succes. Met Van Geelkerken als hoofdstormer en andere NSB-leden die hoge functies binnen de Jeugdstorm bekleedden was het vermeende apolitieke karakter van de jeugdbeweging allesbehalve geloofwaardig. Als hier de interne strubbelingen tussen leden van de politieke leiding van de Jeugdstorm bij worden opgeteld is het niet verwonderlijk dat het ledenaantal op het hoogtepunt in 1935 niet hoger uitkwam dan 2500.57 Meerdere ontbindingen, actieve tegenwerking door de overheid en onderlinge geschillen maakten dat de politieke leiding haar handen vol had aan de vorming en ontwikkeling van de Jeugdstorm in Nederland. Als officieuze moederbeweging onderhield de NSB tijdens het interbellum actief internationale contacten met voornamelijk fascistisch Italië en nazi-Duitsland, waarvan de fundering werd gevormd door gemeenschappelijke idealen zoals verwerping van de democratie, implementatie van het corporatisme als leidend economisch model en een actief propagandabeleid.58 Gelijksoortige internationale contacten waren tijdens de jaren dertig nog niet weggelegd voor de Jeugdstorm, hoewel een enkele voorzichtige poging wel werd ondernomen. In 1938 nam Wim Heubel, hopman van de afdeling Hilversum, zelfstandig het initiatief om met een Jeugdstormdelegatie de Hitlerjugend in Westfalen een bezoek te brengen. Het betrof een zomerkamp waarin de Jeugdstormers lering zouden kunnen trekken uit de activiteiten en ideeën van de HJ.59 Tot een ontmoeting tussen de twee fascistische jeugdbewegingen zou het evenwel niet komen. Toen Van Geelkerken lucht kreeg van Heubels plannen verbood hij hem het bezoek plaats te laten vinden onder de vlag van de Jeugdstorm, waarschijnlijk omdat de hoofdstormer nog altijd uit alle macht probeerde zijn jeugdbeweging te presenteren als een apolitieke organisatie.60 De voortdurende druk van de overheid op de Jeugdstorm om zich te distantiëren van de NSB en de nationaalsocialistische ideologie hing als een molensteen om de nek van hoofdstormer Van Geelkerken en Leider Mussert, hetgeen uiteindelijk leidde tot de ontbinding van de beweging op 24 februari 1940. Waar het interbellum de jeugdbeweging niet erg gunstig gezind was geweest, bleek de bezetting van Nederland daarentegen een vruchtbare voedingsbodem voor de ontwikkeling van de Jeugdstorm, zowel binnen Nederland als in internationaal opzicht. Op 23 oktober 1940 werd met toestemming vanuit nazi-

57 ‘De eerste velddag’, De Stormmeeuw 1 (1935) afl. 16, 4. Of dit ledenaantal klopt is moeilijk na te gaan. Maarten van Doorn stelt dat de Jeugdstorm er uit propagandistisch oogpunt een handje van had om het ledenaantal aan te dikken. Zie: Maarten van Doorn, ‘De Nationale Jeugdstorm in Holland’, Holland. Regionaal- historisch Tijdschrift, 10 (1978), 41-56. 58 Orlow, The lure of fascism in Western Europe, 60. 59 ‘Bezoek aan de Hitler Jeugd in Westphalen’, De Stormmeeuw 4 (1938) afl. 9, 16. 60 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 14.

24

Duitsland door Mussert en Van Geelkerken de Jeugdstorm heropgericht.61 Als enige toegestane jeugdbeweging kreeg de Jeugdstorm hiermee het voorrecht de gehele Nederlandse jeugd te organiseren. Bovenal hoefde men de schijn van een apolitieke beweging niet langer op te houden; met steun van de nazistische bezetter kon de nationaalsocialistische leer openlijk worden omarmd. Met dit monopolie op de jeugd steeg het ledenaantal van de jeugdbeweging in rap tempo tot aan circa 12000 op het hoogtepunt in januari 1942 (hoewel men binnen de Jeugdstorm naar eigen zegge uitkwam op 18000).62 De Jeugdstorm begon actieve bilaterale betrekkingen te onderhouden met de Hitlerjugend en participeerde daarenboven in multilaterale jeugdorganisaties en jeugdevenementen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de NJS dan ook het idee deel uit te maken van een transnationale beweging, hetgeen werd uitgedragen door onder meer te wijzen op de ideologische verwantschap met de Hitlerjugend alsook het ideaal van het ‘nieuwe Europa’ waarin fascisten uit alle Europese naties met elkaar samenwerkten. Tegelijkertijd werd de Jeugdstorm aan de lopende band geconfronteerd met de expansionistische drang van de nazi’s, waardoor conflicten met de Hitlerjugend en de SS onvermijdelijk waren. De periode 1940-1945 stond voor de Jeugdstorm derhalve in het teken van zowel internationale en Europese samenwerking als ideologische rivaliteit met verschillende Duitse instanties.

Tussen Diets en Groot-Germaans De ambigue verhouding tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend was een weerspiegeling van de ongemakkelijke verstandhouding tussen de NSB en nazi-Duitsland. Musserts oorspronkelijke afkeer van antisemitisme, de vervolging van de kerken en de Groot- Germaanse gedachte waren zowel tijdens het interbellum als de Tweede Wereldoorlog reden voor conflicten met Hitler en de SS.63 Hoewel het voor Mussert vechten tegen de bierkaai was en hij zelden echte successen boekte, weigerde de Leider af te wijken van zijn Dietse idealen, waarbij Nederland en Vlaanderen zich zouden verenigen in een Groot-Nederland, en bleef hij zich inzetten voor het behoud van de Nederlandse koloniën.64 De botsingen met de Duitse bezetter maakten dat het eveneens begon te gisten binnen

61 ‘Afschrift stichtingsacte van de Stichting “NATIONALE JEUGDSTORM” 23 October 1940’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1130. 62 ‘Proces-verbaal relaterende het verhoor van getuigen contra: Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 27IV, deeldossier BR.v.C 101/50, 19. Barnouw, ‘Wie de jeugd heeft’, 9. 63 Vermaat, Anton Mussert, 149-180. 64 Foray, ‘An old empire in a new order’, 45-46.

25 de NSB-gelederen, hetgeen resulteerde in een tweekampenstrijd tussen enerzijds Dietsgezinde aanhangers van Mussert en anderzijds ‘volkse’ nazigezinden die een op raciale motieven gestoeld Groot-Germaans rijk voor ogen hadden. Van Geelkerken was tot de germanisering en radicalisering van de Jeugdstorm in 1944 een groot voorvechter van het Dietse ideaal.65 Lijnrecht tegenover hem en Mussert stond Meinoud Marinus Rost van Tonningen, sinds 1936 lid van de NSB met een prominente carrière bij de Volkenbond te Wenen achter de rug, die het boegbeeld werd van het ‘volkse’ kamp. Rost van Tonningen had tijdens zijn tijd in Oostenrijk goede contacten opgebouwd met niemand minder dan , de Reichsführer-SS (leider van de SS). Hij beschouwde zichzelf als Himmlers vertrouweling in Nederland, wat ongetwijfeld bijdroeg aan het beeld dat van hem geschetst werd als de belichaming van de SS-ideologie in Nederland.66 Hoewel Rost van Tonningen een prominent NSB’er was die zich met hart en ziel inzette voor de beweging, joeg hij Mussert menigmaal tegen zich in het harnas door onder meer te stellen dat de Dietse cultuur Germaans van aard was en dat Nederlanders van origine West-Duitsers zouden zijn.67 Zo stonden niet alleen de verhoudingen tussen Mussert en nazi-Duitsland op scherp, maar rommelde het ook geregeld binnen de NSB zelf. Op vrijwel alle terreinen waar de NSB haar invloed deed gelden ontstond een competentiestrijd tussen het Dietse en het volkse kamp, zo ook als het ging om de rol van de jeugd. Het feit dat Van Geelkerken met de Jeugdstorm politiek geen kleur durfde te bekennen werd onder de volksen slecht ontvangen. De politieke punten die bovendien wel doorsijpelden hadden een overwegend Diets karakter, waardoor de ontwikkeling van de NJS met nog grotere argwaan werd aanschouwd. De druppel die voor de volksen uiteindelijk de emmer deed overlopen was het besluit dat in 1939 door Van Geelkerken werd genomen om het NSB- lidmaatschap en het NJS-lidmaatschap onverenigbaar te maken.68 De hoofdstormer had zich hiertoe genoodzaakt gezien omdat de Jeugdstorm in september 1938 verboden was geworden voor ambtenaren. Door lidmaatschap van de NSB en NJS onverenigbaar te maken hoopte hij dat het verbod werd teruggedraaid. Bovendien was het een poging om meer aantrekkingskracht uit te oefenen op jeugd uit gezinnen die geen lid waren van de NSB.

65 Bart van der Boom, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert (Utrecht 1990), 68-85. 66 Frits Boterman, Duitse daders. De jodenvervolging en de nazificatie van Nederland (1940-1945) (Amsterdam 2015), 218. Meinoud Marinus Rost van Tonningen (ingeleid en uitgegeven door David Barnouw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945 (Zutphen 1993), 4. 67 Ronald Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit. De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (Den Haag 1983), 120-121. 68 David Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule. Nationaal-Socialistische onderwijsinstellingen in Nederland; Nederlandse meisjes in Duitse vakantiekampen, zomer 1940 (Den Haag 1981), 68. De Rooy, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel’’, 98.

26

In reactie op deze lidmaatschapskwestie besloot de gefrustreerde Rost van Tonningen samen met , een prominente vertegenwoordiger van het volkse kamp die vanaf september 1940 leiding zou geven aan de Nederlandse SS, een nieuwe jeugdbeweging onder de naam Mussertgarde op te richten die dienst zou moeten doen als de volkse tegenhanger van de Dietse en te weinig politiek georiënteerde Jeugdstorm. Vanuit deze nieuw opgerichte Mussertgarde werd frontaal de aanval geopend op de leiding van de Jeugdstorm die door onverstandige beslissingen geen goede koers zou varen. Zo werd de NJS onder meer getypeerd als ‘een vereeniging met een kwade politieke reuk, welke behalve haar inderdaad goede liederen, niets strijdvaardigs heeft’.69 In tegenstelling tot deze ‘kwade reuk’ zou binnen de Mussertgarde een onmiskenbare nationaalsocialistische wind gaan waaien: ‘Het doel van de organisatie zal zijn het winnen van de Nederlandsche jeugd voor het Nationaal-socialisme en het opvoeden van haar leden tot nationaal-socialistische Nederlanders.’70 Ongeveer een half jaar nadat de Mussertgarde in het leven was geroepen werd de Jeugdstorm begin 1940 voor de tweede keer ontbonden. Het gat dat hiermee ontstond werd door de volksen met beide handen aangegrepen om vat te krijgen op een nieuw gevormde jeugdorganisatie genaamd Blauwvoet, die vooral aantrekkingskracht genoot onder ex- Jeugdstormers die de Mussertgarde als te militaristisch ervoeren. Blauwvoet was net als de Mussertgarde niettemin een op Groot-Germaanse leest geschoeide jeugdbeweging. Al bij de oprichting van de jeugdbeweging werd dit duidelijk gemaakt door de leidster van de Haagse afdeling Lien van Eck die erop wees dat ‘met ervaring vanuit Duitschland een nieuwe organisatie [wordt] gebouwd’.71 Met de inmenging van Rost van Tonningen stonden de Groot-Germaanse intenties van Blauwvoet al helemaal buiten kijf. In een brief aan Mussert prees Rost van Tonningen de oprichting van Blauwvoet door Van Eck, waarbij hij tegelijkertijd geen goed woord over had voor de Jeugdstorm onder leiding van Van Geelkerken. Exemplarisch voor de competitie tussen het Dietse en het volkse kamp was het voorstel dat Rost van Tonningen aan Mussert deed.

Zou het nu niet mogelijk zijn om de zaak zoo te regelen, dat de heeren van Geelkerken en zijn medewerkers eerst eens bewezen dat zij tot iets in staat zijn en dat men Den Haag onder een autonome leiding stelt en zich vrijelijk als Blauwvoet laat

69 ‘Jeugdbeweging en Nationaal-socialisme’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1350, 3. 70 Ibidem. 71 ‘Verslag Lien van Eck 30 juli 1940 Den Haag’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 627.

27

ontwikkelen. Dan zal het zonder twijfel blijken, welke organisatie de beste is en aan wie de leiding toekomt.72

Tot een overname van Blauwvoet als de grootste fascistische jeugdbeweging zou het evenwel niet komen. De van origine Haagse jeugdbeweging zou onder een nieuwe naam (Nationaal- Socialistische Jeugd) weliswaar afdelingen in heel Nederland krijgen, maar moest het desondanks op den duur afleggen tegen de Jeugdstorm. Het nazigezinde karakter van het volkse kamp ten spijt verkoos Arthur Seyss-Inquart, die als Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete grotendeels de scepter zwaaide in bezet Nederland, de Jeugdstorm boven Blauwvoet en de Mussertgarde.73 De toenemende macht van Mussert en Van Geelkerken zorgde ervoor dat leden van Blauwvoet in grote mate werden opgeslokt door de Jeugdstorm. De Mussertgarde ging over in de door Feldmeijer geleide Nederlandse SS, ‘het Grootgermaanse koekoeksjong in het nest van de NSB’, van waaruit de SS-ideologie van de volksen gepropageerd kon blijven worden.74 Met de aanvang van de oorlog werden internationale interacties tevens bepalend voor de strijd om de jeugd tussen de Dietsgezinden en de volksen. Voor Van Geelkerken was een hechte band tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend van onmiskenbaar belang. Omdat het Dietse ideaal niet uit het oog mocht worden verloren, flirtte de Jeugdstorm echter eveneens met Vlaamse jeugdbewegingen zoals Jongdinaso, de aanverwante jeugdbeweging van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) onder leiding van , en de in 1941 opgerichte Vlaamse eenheidsjeugdbeweging Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Daarenboven werden met de Nederlandse tak van het Verdinaso en Jongdinaso actieve betrekkingen onderhouden. Op 9 november 1940 ging Verdinaso Nederland op in de NSB, waarna werd besloten om samen nauwe samenwerking met het Verdinaso in België aan te gaan door onder meer permanente vertegenwoordigers uit te wisselen. Door Ernst Voorhoeve, de leider van Verdinaso Nederland, werd de fusie alsook de samenwerking met Verdinaso België getypeerd als een ‘bepalend element’ in de ‘noodzakelijke Noord-West-Europeesche en Europeesche samenwerking’.75 Jongdinaso

72 ‘M.M. Rost van Tonningen aan A.A. Mussert, Leiden 24 juni 1940’ in: Meinoud Marinus Rost van Tonningen (ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942 (Den Haag 1967), 365-366. 73 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 18. Rost van Tonningen e.a., Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1, 129. 74 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 6 juli ’42 – mei ’43 (Den Haag 1975), 407. 75 ‘Document I-3-D-I, rede van Ernst Voorhoeve Utrecht 31 October 1940’, NIOD, Amsterdam, Archief 168a Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) en Verbond der Nederlanders, inv. nr. 140.

28

Nederland en de Jeugdstorm bundelden eveneens de krachten, hoewel samenwerking vrijwel uitsluitend tot uiting kwam bij plechtige aangelegenheden zoals de herdenking van de moord op Van Severen.76 In 1941 werden alle Vlaamse jeugdbewegingen onder bevel van de nazistische bezetter ondergebracht in de NSJV als overkoepelende eenheidsjeugdbeweging. Contact tussen de Jeugdstorm en Jongdinaso België maakte dientengevolge plaats voor toenadering tot de NSJV. Van de eerste cultuurweek van de NSJV werd in De Stormmeeuw, het tweewekelijkse en later maandelijkse orgaan van de Jeugdstorm, uitvoerig verslag gedaan. Uitspraken van Edgar Lehembre, leider van de NSJV met een diepgaande Dietse passie, werden hierin breed uitgemeten. De aanwezige jeugd werd onder andere opgeroepen ‘’t levende contact [te] krijgen met heel onze Dietsche cultuur’ en in de nabije toekomst moest van start worden gegaan met het ‘scheppen van den nieuwen Dietsche mensch’. Vanuit de Jeugdstorm werd lovend op de cultuurweek en de woorden van Lehembre gereageerd: ‘Het Dietsche Volk ziet weer een toekomst, waarin het zich als een volwaardig lid der Germaansche gemeenschap kan ontplooien als in de schoonste oogenblikken van zijn roemrijk verleden.’77 Het in een adem noemen van het Dietse volk en de Germaanse gemeenschap geeft goed aan hoe de Jeugdstorm constant laveerde tussen haar eigen Dietse idealen enerzijds en loyaliteit aan nazi-Duitsland met diens op raciale denkbeelden gestoelde leer anderzijds. De toenadering van de Jeugdstorm tot Vlaamse jeugdbewegingen in de strijd voor Groot-Nederlandse en Dietse idealen was Rost van Tonningen en zijn volkse confraters een doorn in het oog. Zij lieten Dietsgezinde jeugdbewegingen het liefst links liggen om de aandacht volledig te kunnen vestigen op dat wat in hun ogen van belang was: nazificatie van de Jeugdstorm met het model van de Hitlerjugend als leidraad. Met de heroprichting van de NJS en de ondergang van Blauwvoet en de Mussertgarde was de eerste slag om de jeugd in Nederland door de volksen verloren. De Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland maakte echter mogelijk dat zij hun radicaliseringspraktijken door konden zetten met behulp van nieuwe internationale contacten, hoofdzakelijk met nazi-Duitsland. Enkele vakantiekampen en kadercursussen die tijdens de zomer van 1940 in Duitsland werden georganiseerd waren daar een eerste uitvloeisel van.

76 ‘Overdracht van de Jongdinaso-wimpel aan Hoofdstormer Van Geelkerken’, Het Nationale Dagblad, 17 mei 1941, 3. 77 ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 6, 165-166.

29

Vakantiekampen in Duitsland De keuze van de Duitse bezetter om zich ten nadele van Blauwvoet en de Mussertgarde achter de Jeugdstorm te scharen kwam pas rond september 1940, een paar maanden na de capitulatie van Nederland, volledig tot uiting. Dientengevolge hadden Blauwvoet en haar volkse leiders de zomermaanden van 1940 tot hun beschikking om enkele tientallen van hun leden, vrijwel uitsluitend ex-Jeugdstormers die zich na september wederom zouden voegen bij de NJS, voor ideologische vorming onder te brengen in Duitse vakantiekampen en scholen bij de Hitlerjugend. Zij werden daarbij vergezeld door jongeren van de NJS, de NSVO en de Nederlandse padvinderij, daar Van Geelkerken in deze periode nog niet de macht had hier een stokje voor te steken.78 De organisatie van de bezoeken aan de Hitlerjugend lag grotendeels in handen van Wim Heubel, die zoals eerder aangestipt reeds in 1938 had getracht een bezoek te brengen aan de HJ in Westfalen, en zijn zus Florrie Heubel, die in december 1940 in het huwelijk zou treden met Rost van Tonningen.79 Beide Heubels waren net als Rost van Tonningen en Feldmeijer grote voorvechters van de SS-ideologie en het Groot-Germaanse ideaal. Zij hadden zich derhalve uitsluitend voor de vakantiekampen en scholen in Duitsland ingezet in de hoop dat de aanwezige Nederlandse jeugd genazificeerd zou worden. De gezamenlijke kampen tussen Nederlandse en Duitse jongeren, waar jongens en meisjes van elkaar gescheiden waren, vonden in augustus en september 1940 op meerdere locaties in Duitsland plaats, waaronder Thüringen, Mecklenburg, Stolberg, Gräfenthal, Jena, Camburg en Gehren.80 Van 4 tot en met 28 augustus gingen ongeveer 200 meisjes van de Jeugdstorm en Blauwvoet naar jeugdkampen in Thüringen en Mecklenburg die onder leiding stonden van de Bund Deutscher Mädel (BDM), de meisjestak van de Hitlerjugend. De kampen hadden een dubbele lading; sport, zang en ontspanning gaven de meisjes een vakantiegevoel, maar politieke beïnvloeding was nooit ver weg. In de meeste gevallen konden de Nederlandse en Duitse meisjes het op politiek gebied goed met elkaar vinden. Kameraadschap was onder de meisjes een veel gebezigd woord om de verbintenis tussen de NJS en de BDM aan te duiden, hetgeen tot uiting kwam in een gedeelde interesse voor de nazistische rassentheorie, het ‘nieuwe Duitsland’ en de rol van de nationaalsocialistische vrouw.81 Zo beschreef Toet Boersma, een van de meisjes die naar Mecklenburg ging, de

78 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 93. 79 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 95. 80 Voornamelijk Thüringen en Mecklenburg waren populaire bestemmingen. Van Stolberg, Gräfenthal, Jena, Camburg en Gehren zijn enkele verslagen bewaard gebleven, maar lang niet zoveel als van Thüringen en Mecklenburg. Zie verslagen van Jeugdstormers uit het NIOD-archief van Rost van Tonningen. NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nrs. 1086-1087, 1089-1092. 81 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 74-78.

30 bespreking van rassentheorieën als ‘geweldig interessant, vooral omdat de meesten van ons er nog zo goed als niets van weten, luisteren we met grote aandacht.’82 Voor Liesel Hocke, die een vakantiekamp in Thüringen had bezocht, was het zo’n ‘unvergeßliche Zeit’ geweest dat ze zich meteen wilde aanmelden voor de Arbeitsdienst in Duitsland.83 Er waren evenwel ook spanningen te bemerken die exemplarisch waren voor de strijd die Mussert zich dikwijls genoodzaakt zag te voeren tegen zijn nazistische oosterburen. Zo werden de Jeugdstormsters naar goed BDM-gebruik geacht de traditionele NSB-begroeting ‘Hou-Zee’ te verruilen voor ‘Heil Hitler’. Sommige meisjes geraakten hierdoor in een innerlijke tweestrijd, die in een enkel geval werd beslecht door trouw te blijven aan de zaken die men gewoon was binnen de Jeugdstorm en de NSB. Na lang wikken en wegen besloten zij tegen de wensen van de BDM in uitsluitend ‘Hou-Zee’ als begroeting te praktiseren. Ook vanuit de BDM werd getwijfeld aan de ideologische verbondenheid tussen de Nederlandse en Duitse nationaalsocialistes. De meisjesafdeling van de HJ had niet het gevoel dat het Groot- Germaanse ideaal erg leefde bij de aanwezige Jeugdstormsters.84 In Mecklenburg bevond zich tevens een door de Hitlerjugend geleid vakantiekamp voor jongens waar enkele Jeugdstormers voor waren uitgenodigd. Evenals bij het meisjeskamp verliep het contact tussen Jeugdstormers en HJ’ers niet altijd even soepel. Een Jeugdstomer met de achternaam Gerritsen stelde dat hij heel goed kon inzien waarom iedere Duitser in het kamp een vurig nationaalsocialist was door de centrale positie die in de ideologie werd toegekend aan de jeugd en de arbeiders, maar dat hij zich desondanks niet op zijn gemak voelde door de anti-Nederlandse houding van enkele Duitse jongens. Na de hele dag te hebben gereisd om een bezoek te brengen aan een Gebietsführerschule ervoer Gerritsen dat zijn reiscompanen van de Hitlerjugend hem ‘met een gemeen lachje’ toebeten dat hij en de rest van de Nederlanders wel vermoeid zouden zijn. Een ander Hitlerjugendlid waarschuwde dat er niet te veel contact moest worden gezocht met de Jeugdstormers, want ‘Feind bleibt Feind!’85 Naast dit soort kleine pesterijen vielen de ideologische grondslagen van het nazisme evenmin in goede aarde bij de Jeugdstormers. Toen de gouwleider van Mecklenburg in een toespraak refereerde aan het belang van een Germaanse unie stelde Gerritsen in reactie hierop

82 ‘14 Dagen in Mecklenburg’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1091, IV. 83 ‘Brief einder Niederländerin an die Führerin des Obergaues Thüringen’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1089. 84 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 78, 108. 85 ‘Dagboek, bijgehouden tijdens mijn tocht door Duitschland’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 82595, 82598.

31 dat hij niet geloofde dat ‘een en ander eigenlijk wel doordringt tot de hier verzamelde jeugd en jeugdleiders uit Holland (voor het meerendeel N.J.S.ers)’.86 Enkele dagen later bood Henk Vollmüller, een adjudant van Wim Heubel, de aanwezige Jeugdstormers aan om zich aan te sluiten bij de SS. De meerderheid, waaronder Gerritsen, wees het aanbod direct af, omdat zij niets voelden voor de Groot-Germaanse ideologie en zich daarenboven irriteerden aan de voortdurende kleinering van Nederland, dat door Hitlerjugenddocenten steevast betiteld werd als ‘das Ländchen’.87 De Groot-Germaanse gedachte deed dus slechts mondjesmaat opgeld onder de Jeugdstormers in de vakantiekampen van Mecklenburg en Thüringen, tot frustratie van de Heubels.

Kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam De vakantiekampen in Thüringen en Mecklenburg waren ondanks de continue politieke beïnvloeding vanuit de Hitlerjugend en de BDM nog tamelijk speels van aard geweest. Een stuk serieuzer ging het er aan toe bij de 1. Lehrgang für niederländische Jugendführer vom 3. – 13. August 1940 die plaatshad op de Reichsjugendführerschule in Potsdam, waarbij rond de 50 Jeugdstormleiders en leidsters aanwezig waren. Naast sport en zang stond het programma van deze tiendaagse kadercursus bol van de propagandistische films, scholing en toespraken, waarin de Groot-Germaanse ideologie nadrukkelijk naar voren werd geschoven.88 Florrie en Wim Heubel hadden van Potsdam dan ook verreweg de meeste verwachtingen. De Hitlerjugend bood de aanwezige Jeugdstormers niet bepaald een lichtzinnig programma. Met toespraken van Hauptbannführer Theo Stadler en Gebietsführer Günter Kaufmann stond de tweede dag meteen al in het teken van Groot-Germaanse beïnvloeding. Refererend aan het magnum opus van Oswald Spengler stelde Stadler: ‘Onze jeugd van heden en van de toekomst heeft het lot van het Germaansche Europa in handen. Wie dit niet ziet zal der Untergang des Abendslandes beslist zien voltrekken.’89 Stadler verkondigde hiermee een populaire gedachte onder fascisten dat het Europese continent zich aan de rand van de afgrond bevond en alleen kon worden gered door fascistische, en in dit geval specifiek nazistische, heerschappij.90 De toon van Kaufmanns vertoog was minstens zo straf als die van Stadler. De

86 ‘Dagboek, bijgehouden tijdens mijn tocht door Duitschland’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 82594. 87 Ibidem, 82596. 88 ‘Dienstplan für Sonnabend, den 3. August 1940 (1. Tag)’ tot en met ‘Dienstplan für Dienstag, den 13. August 1940 (10. Tag)’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1084, 82600-82612. 89 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 1. 90 Spenglers ideeën over Europa als een beschaving in verval waren een inspiratiebron voor niemand minder dan Mussolini die geloofde dat Europa en de wereld onderworpen werden aan een beschavingscrisis van waaruit een

32

Nederlandse afscheiding van Duitsland tijdens de Tachtigjarige Oorlog beschouwde hij als een desastreuze vergissing, maar ook Engeland en Frankrijk troffen blaam door hun voortdurende pogingen om op een schisma aan te sturen tussen Nederland en Duitsland. Kaufmann wond vervolgens geen doekjes om hetgeen er diende te gebeuren met Nederland in de toekomst.

Nederland behoort geografisch gezien tot de eenheid van Duitschland … door het Nationaal Socialisma [sic] (met als voorbereiding Bismarck met zijn bekroning in ) zullen Nederland en Duitschland elkaar weer in bloedverbondenheid leren terugvinden. Hierbij moeten de kleine verschillen opzij gezet worden en moet uitsluitend het bloed, de “Gesinnung” en het hart spreken.91

Kaufmann stelde verder dat de versmelting van Nederland met het Duitse rijk geen onderdrukking betekende, maar vergeleken moest worden met de Italiaanse eenwording van de Lombardische republiek en de vrije Italiaanse steden. Het ‘Nieuwe Europa’ dat in het verlengde van deze Germaanse samenwerking zou liggen zou een ‘Grosz Deutsch Raum’ worden.92 Ook na de eerste twee dagen werden Groot-Germaanse gedachten nog in grote mate op de aanwezige Jeugdstormleiders en leidsters afgevuurd. Andere thema’s die veelvuldig aan bod kwamen waren rassenkunde en de doelstellingen van de Hitlerjugend. De houding van de aanwezige Jeugdstormers ten opzichte van de besproken thema’s was over het algemeen positief, hoewel niet alles voor zoete koek werd geslikt. Uit verslagen van NJS’ers treedt zowel een uitgesproken enthousiasme als een kritische houding en onbegrip aan de oppervlakte jegens het voorgestelde Groot-Germaanse rijk en een nieuw Europa dat gevormd moest worden aan de hand van rassentheorieën. De avond die op de toespraken van Stadler en Kaufmann volgde werd door de Hitlerjugend aangewend om de Jeugdstormers in alle vrijheid hun moeilijkheden kenbaar te laten maken. Een van de Jeugdstormers was niet bijster positief over deze bijeenkomst.

Toch was de avond niet vruchtbaar, omdat bij de meesten verschillende noodzakelijke begrippen ontbreken als: Rasverbondenheid, Germanentum, Deutsche Raum, Grosz

nieuwe beschaving zou ontstaan die de teloorgang van Engeland en Frankrijk alsook de opkomst van Duitsland, Japan, Rusland en Italië tot gevolg zou hebben. Ook enkele invloedrijke nazi-ideologen zoals , en spreidden aan de hand van Spengler enkele doemscenario’s met betrekking tot Europa tentoon, waarbij de nazi’s harmonie en orde zouden brengen op een continent dat gestort was in chaos. Zie: Roger Griffin, ‘Europe for the Europeans. Fascist myths of the European New Order 1922-1992’ in: Matthew Feldman ed., A fascist century. Essays by Roger Griffin (Basingstoke 2008), 132-180, aldaar 139-140, 153. 91 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 2-3. 92 Ibidem.

33

Deutsche Reich, Grosz Germanisches Reich. Noodzakelijk is deze begrippen eerste enigermate bij te brengen, daar verder de lezingen van geen of zeer weinig nut zijn.93

Naast de ingewikkelde rassenterminologie maakten enkele Jeugdstomers ook hun moeite kenbaar met het oog op religie. Toen dr. Wolfried Vernunft in zijn toespraak stelde dat het Nederlandse calvinisme en het Duitse lutheranisme de twee naties door de decennia heen alleen maar verder uit elkaar hadden gedreven en dientengevolge geen plek meer moesten innemen in het nieuwe Europa, maakten deze Jeugdstormers kenbaar dat dit voor hen een moeilijk punt was. Vernunft probeerde hen gerust te stellen door op te merken dat Hitler door het Duitse volk niet werd gezien als een god, maar wel als de persoon ‘die aan het Duitsche volk het geloof in Duitschland en het geloof in de waarde van het leven heeft teruggegeven’.94 Zijn verdere visie op de plaats van religie in een Groot-Germaans rijk wordt vervolgens niet verhelderd, maar vanuit de Jeugdstormers werd nogmaals duidelijk gemaakt dat zij de aanvallen van de Hitlerjugend op religie en de kerk als problematisch ervoeren. Enig onbegrip en kritische punten daargelaten beleefde de NJS de kadercursus in Potsdam overwegend positief. In een artikel in Het Nationale Dagblad, een blad dat werd uitgegeven door de NSB, blikte een van de aanwezige Jeugdstormers met veel plezier terug op de scholing die men had genoten in Potsdam. Geheel in lijn met de uitlatingen van de Hitlerjugend stelde deze Jeugdstomer dat hij gelooft dat Duitsland altijd goedwillig zal zijn met betrekking tot Nederland, zolang ook de Nederlanders van goede wil blijven: ‘Germania sammelt ihre Kinder. Het ligt aan de kinderen, wat voor plaats ze in het Groot-Germaansche geheel zullen innemen.’95 Ook het standpunt van de HJ met betrekking tot religie werd niet als problematisch ervaren. Dat de kerk zich geen machtspositie mag aanmatigen stond voor deze Jeugdstormer buiten kijf, aangezien een nieuwe religie ‘zal moeten groeien uit de diepte van de volksziel zelf’.96 Ook Wim en Florrie Heubel, Rost van Tonningen en Juul op ten Noort, die als mede- oprichter van de NSVO tot doel had om meisjesleden richting de SS-ideologie te laten radicaliseren, waren razend enthousiast over de kadercursussen in Potsdam. Wim Heubel nam na afloop een vijftiental Jeugdstormers onder zijn hoede, de zogeheten ‘groep Heubel’, die in Potsdam gewonnen was voor de Groot-Germaanse zaak.97 Deze Jeugdstormers werden door

93 ‘Verslag Führerschule Potsdam door M.K.’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 1085, 4. 94 Ibidem, 6. 95 ‘Indrukken van de Reichsjugendführerschule te Potsdam’, Het Nationale Dagblad, 28 augustus 1940, 2. 96 Ibidem. 97 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 95.

34 de volksen aangemerkt als de meest veelbelovende leden die de NJS in de toekomst aan de hand van Groot-Germaanse beginselen zouden moeten leiden. Als adjudant van Wim Heubel wierp Vollmüller zichzelf in de strijd om de groep Heubel een diepgaandere opleiding bij de Hitlerjugend te bezorgen, in de hoop dat zij de verplichting zouden voelen de Nederlandse jeugd ‘hetzelfde ideaal en doel te geven welke de Duitsche jeugd bezielt’.98 Ook bij Vollmüller weerklonk de Groot-Germaanse gedachte door zijn stellingname dat er geen verschil moest worden aangemerkt tussen de Nederlandse bevolking en die van het Derde Rijk. De plannen van Vollmüller voor de groep Heubel werden evenwel niet door iedereen binnen de NSB geapprecieerd. Mussert en Van Geelkerken waren geschrokken door de volhardende pogingen van de volksen om de Jeugdstorm op de Reichsjugendfüherschule te nazificeren. Toen een paar weken na de kadercurssusen in Potsdam enkele honderden Jeugdstormers naar de vakantiekampen in Thüringen en Mecklenburg vertrokken, verweet Mussert Wim en Florrie Heubel in een brief ‘dat ze de kinderen naar Duitschland gesleept hadden’.99 Om de Jeugdstorm in nationale NSB-zin te ontwikkelen hadden Mussert en Van Geelkerken dan ook het gevoel dat een afwachtende en coöperatieve houding niet meer gewenst was. Nadat Seyss-Inquart op 23 september het Dietse kamp de controle over de Jeugdstorm had gegeven, namen de Leider en de hoofdstormer direct maatregelen. In het vervolg zouden zij beslissen welke Jeugdstormers naar welke kampen en scholen zouden gaan. Daarnaast werden de volksen zo goed als maar kon buitenspel gezet. Het doen en laten van Rost van Tonningen werd nauwlettend in de gaten gehouden, Juul op ten Noort werd ontheven uit haar functies en tot genoegen van Mussert hadden Wim en Florrie Heubel zichzelf aan de kant gezet door respectievelijk een SS-opleiding in München te volgen en met Rost van Tonningen in het huwelijk te treden (Florrie Rost van Tonningen-Heubel mocht als gehuwde vrouw namelijk geen belangrijke positie meer bekleden).100 In de periode na september 1940 zouden er voor Jeugdstormers nog steeds kadercursussen op de Reichsjugendführerschule te Potsdam en Gebietsführerschulen verspreid over Duitsland worden georganiseerd; weliswaar niet langer onder leiding van het volkse kamp maar onder streng toeziend oog van hoofdstormer Van Geelkerken. Daar een eigen kaderschool met opgeleide Jeugdstormleiders in Nederland nog ontbrak, vertrokken in

98 ‘Verslag dd. 24 september 1940’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 636. 99 ‘Notitie van M.M. Rost van Tonningen’ in: Rost van Tonningen e.a., Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1, 397. 100 Barnouw, Van NIVO tot Reichsschule, 88.

35 maart en april 1941 een jongens- en een meisjesgroep van ieder 50 leden naar Gebietsführerschulen in Geldern (voor de meisjes) en Mühlheim an der Ruhr (voor de jongens). Het aanknopen van ‘kameraadschappelijke banden’ met de HJ en de BDM stond voor Van Geelkerken nog steeds centraal, maar de Groot-Germaanse gedachte mocht niet ten koste van het Dietse ideaal op de voorgrond treden. De spanningen die hiermee gemoeid gingen werden naar buiten gebracht als ‘gezonde Duitsch-Nederlandsche rivaliteit [die] het nut van de opleiding verhoogt’.101 Het geeft goed weer hoe Van Geelkerken continu aan het balanceren was tussen het opkomen voor de eigen Nederlandse belangen en het tonen van loyaliteit aan zijn nazistische metgezellen. In maart en mei 1941 vetrokken nieuwe groepen Jeugdstormers eveneens richting Potsdam. Uit het reisverslag van een anonieme NJS’er blijkt dat er in tegenstelling tot eerdere kadercursussen inderdaad meer ruimte werd geboden voor de Nederlandse geschiedenis en cultuur, alhoewel over een toekomstig Dietsland met geen woord gerept werd door de Hitlerjugend.102 In dit verslag komt evenwel eveneens naar voren dat nazistische beïnvloeding onmogelijk te voorkomen was door Van Geelkerken. Naast (en waarschijnlijk door) Groot- Germaanse scholing ontwikkelden steeds meer opgeleide Jeugdstormers een romantisch beeld van de oorlog die nazi-Duitsland voerde, waardoor aansluiting bij de Waffen-SS of de voor velen een aantrekkelijke optie werd. De anonieme Jeugdstormer van het reisverslag voelde zich hier weliswaar niet toe aangetrokken, maar liet zijn waardering voor de kadercursus niettemin blijken door deze te beschrijven als ‘zeer interessant, prettig en leerzaam’.103 De afsluiting van zijn journaal met zowel ‘Hou-Zee’ als ‘Heil Hitler’ geeft de dubbele loyaliteit die veel Jeugdstormers ervoeren goed weer. Velen die met hem een kadercursus in Potsdam of een vakantiekamp elders in Duitsland hadden meegemaakt kwamen in de knel tussen Nederlands nationalisme en de Duitse Groot-Germaanse idee. De dubbelzinnige betrekkingen met de Hitlerjugend die hier een gevolg van waren speelden tevens de rest van de Tweede Wereldoorlog een gewichtige rol in het ideaal van de Jeugdstorm van een nieuw Europa.

101 ‘De Jeugdstorm op de Führerschule’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 3, 70. 102 ‘Journaal! Onze reis naar Potsdam’, NIOD, Amsterdam, Archief 244 Europese dagboeken en egodocumenten, inv. nr. 987, 4. 103 Ibidem, 18-19.

36

2 Opmaat naar een pan-Europese organisatie, 1941-1942

Beginnende multilaterale samenwerking In het vorige hoofdstuk is betoogd dat de eerste internationale contacten die de Jeugdstorm in de jaren 1940-1941 had gelegd hoofdzakelijk bilateraal van aard alsook primair gericht op de Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel waren. Zij werden vormgegeven door vakantiekampen en kadercursussen in Duitsland, die overigens ook na 1941 georganiseerd bleven worden met regelmatige aanwezigheid van Jeugdstormdelegaties.104 Nochtans begon de NJS in deze periode haar blikveld te verruimen. Ofschoon de bilaterale betrekkingen met de HJ en de BDM gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog een hoge prioriteit hadden, nam de Jeugdstorm in 1941 voor het eerst deel aan multilaterale bijeenkomsten, die weliswaar onder leiding stonden van de Hitlerjugend, maar waar eveneens relaties met fascistische jeugdbewegingen uit alle hoeken van Europa werden gevormd en waar de fundamenten voor het ideaal van een nieuw Europa tot een geheel werden gesmeed. Cultuurmanifestaties, winter- en zomerspelen brachten deze jeugdbewegingen samen ter voorbereiding op de vorming van een politieke pan-Europese jeugdorganisatie van fascistische snit. In samenhang met de NSB en Mussert, die het idee van een nieuw Europa actief propageerden105, nam de Jeugdstorm gaarne deel aan deze eerste multilaterale jeugdevenementen. Toch werden de uitkomsten hiervan niet altijd als louter positief ervaren; enthousiasme voor Europese samenwerking maakte geregeld plaats voor onzekerheid met betrekking tot de intenties van de Hitlerjugend, die als organisator haar invloed onmiskenbaar deed gelden. De dubbelzinnige betrekkingen tussen de NSB en nazi-Duitsland alsook tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend waren geen unieke fenomenen. Overal in Europa waar

104 Naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde en de Hitlerjugend steeds meer grip op de Jeugdstorm kreeg, werden vakantiekampen en kadercursussen steeds frequenter georganiseerd op meerdere plekken in Duitsland. In Potsdam werden in ieder geval tot eind 1943 gezamenlijke kampen tussen de HJ en de Jeugdstorm georganiseerd. ‘Brief van Quispel aan Van Geelkerken betreffende de kaderschool in Potsdam, 17.8.1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. ‘De Stormmeeuw’, Het Nationale Dagblad, 9 oktober 1942, 4. ‘Duitsche sportgroet’, Het Nationale Dagblad, 2 december 1943, 2. 105 Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog begon Mussert aan de hand van publicaties, toespraken en nota’s zijn ideeën over het ‘nieuwe Europa’ veelvuldig uit de doeken te doen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Anton Mussert, Die Aufgabe der Niederlande im neuen Europa (z.p. 1940). Anton Mussert, Über den niederländischen Staat in dem neuen Europa. Von dem Leider der NSB gehaltene Rede (Utrecht 1942). Anton Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa. Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942 (Antwerpen 1942). Zie ook: Grunert, Der Europagedanke, 87-97.

37 fascisten met elkaar van doen hadden wisselden coöperatie en botsende belangen elkaar af. De twee bewegingen die de meeste macht naar zich toe hadden weten te trekken, het Italiaanse fascisme onder leiding van Mussolini en het Duitse nationaalsocialisme van Hitler, zijn hiervoor exemplarisch. Vanaf 1922 tot aan 1933 drukte Mussolini onder het mom van een ‘universeel fascisme’106 zijn stempel op buitenlandse fascistische bewegingen, waaronder de NSB, maar na een aantal jaren als pupil van Italië gediend te hebben nam Hitler rond 1935 de rol van fascistische leermeester voor de kleinere bewegingen over.107 Alhoewel het belang van de gesloten alliantie met Italië immer onderkend werd, schroomden de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog niet om met hun overweldigende militaire macht ten koste van hun Italiaanse partner het voortouw te nemen. De competitieve samenwerking die zich tussen de twee grootmachten had gevormd kwam op uiteenlopende manieren tot uitdrukking, onder meer in de betrekkingen tussen de Hitlerjugend en de Italiaanse jeugdbeweging GIL, die in 1937 de Opera Nazionale Balilla (ONB) had opgevolgd als hoofdorganisatie om de jeugd te fascistiseren. Reeds in 1940 was door de leiders van de HJ en GIL overeengekomen dat er een Europese jeugdassociatie tot stand moest komen, waarvan de basis werd gevormd door internationale parades, cultuurmanifestaties, sportwedstrijden en jubilea. Ondanks dat de internationale bijeenkomsten in het teken stonden van fascistische kameraadschap, wendden zowel de GIL als de HJ dit soort evenementen primair uit eigenbelang aan met als doel hun invloed op de kleinere fascistische bewegingen te vergroten. Rond oktober 1940 werd met de opmaat naar een pan-Europese jeugdorganisatie aangevangen toen Mussolini een militaire parade, bestaande uit jongeren van de GIL, in Padua organiseerde, waarvoor een delegatie van de Hitlerjugend alsook jeugdbewegingen uit Spanje, Hongarije, Bulgarije en Roemenië waren uitgenodigd. Met het inzicht dat de Hitlerjugend een stevige grip op de Europese jeugd begon te krijgen poogde de GIL met de militaire parade haar relaties tot de aanwezige jeugdbewegingen te versterken. Tegelijkertijd

106 In , die voor het eerst in 1932 in het Italiaans onder de naam La dottrina del fascismo werd uitgegeven, bracht Mussolini (hoewel in werkelijkheid geschreven door de Italiaanse filosoof ) zijn ideeën over een universeel fascisme voor het eerst middels een publicatie tot uiting: ‘Today I hold that Fascism as an idea, a doctrine, a realization, is universal; it is Italian in its particular institutions, but it is universal in the spirit, nor could it be otherwise. The spirit is universal by reason of its nature. Therefore anyone may foresee a Fascist Europe. Drawing inspiration for her institutions from the doctrine and practice of Fascism; Europe, in other words, giving a Fascist turn to the solution of problems which beset the modern State, the Twentieth Century State which is very different from the States existing before 1789, and the States formed immediately after. Today Fascism fills universal requirements.’ Geciteerd uit: , Fascism. Doctrine and institutions (Rome 1935), appendix (2). 107 Bauerkämper, ‘Transnational fascism’, 218, 225, 230. Bauerkämper, ‘Ambiguities of transnationalism’, 48, 55, 58.

38 spaarde de HJ echter kosten noch moeite om zelf in de kijker te lopen ten nadele van haar Italiaanse confraters. Een veteranengroep HJ’ers met gloednieuwe uniformen moest in Padua duidelijk maken dat nazi-Duitsland de dominante factor zou zijn in het toekomstige Europees Jeugdverbond. Een gelijksoortig machtsgevecht werd een paar weken later in Boekarest gevoerd tijdens het dertienjarig jubileum van de Roemeense fascistische beweging Mişcarea Legionară (ML), beter bekend als de IJzeren Garde. De aanverwante jeugdbeweging van de ML had voor de festiviteiten zowel de HJ als de GIL uitgenodigd, nadat minister Sidorovice als leider van de Roemeense fascistische jeugd eerder de bijeenkomst in Padua had bijgewoond en voor besprekingen met de Hitlerjugend in Berlijn was geweest.108 Hoewel de Duitse en Italiaanse jeugdbewegingen elkaar nog steeds beschouwden als bondgenoten, leek concurrentie geleidelijk aan de overhand te krijgen ten koste van coöperatie. Deze ontwikkeling zette zich door met de komst van internationale sport- en cultuurevenementen in de periode 1941-1942, die de aanloop naar het Europees Jeugdverbond vormden. Door actieve participatie aan deze bijeenkomsten ontkwam ook de Jeugdstorm niet aan dergelijke vriendschappelijke banden die dikwijls onderlinge competitie en venijn voortbrachten.

Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen Bij de militaire parade in Padua en de jubileumviering in Boekarest was de voorkeur uitgegaan naar Oost- en Zuid-Europese jeugdbewegingen, waarmee de Jeugdstorm automatisch buiten beschouwing was gebleven. Aan de eerste grote internationale jeugdbijeenkomsten die hierop volgden nam de NJS daarentegen wel deel, waarna de Nederlandse jeugdbeweging een vast deel uit begon te maken van de totstandkoming van het Europees Jeugdverbond. Tussen 26 februari en 2 maart 1941 vonden de zesde Winterkampfspiele van de Hitlerjugend in Garmisch-Partenkirchen plaats; de eerste noemenswaardige internationale bijeenkomst waar fascistische jeugddelegaties uit Nederland, Denemarken, Finland, Italië, Japan, Joegoslavië, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Hongarije, Bulgarije en Noorwegen op uitnodiging van de HJ bij aanwezig waren. De winterspelen werden georganiseerd onder het mom van vriendschappelijke sportwedstrijden, maar werden in werkelijkheid hoofdzakelijk aangewend om de politieke grondslagen te leggen voor het Europees Jeugdverbond.109 Onder leiding van , voormalig leider van de HJ die sinds 1940 de titels van rijksstadhouder en gouwleider van

108 Ponzio, Shaping the new man, 178-180. ‘Van het jeugdfront!’, De Stormmeeuw 6 (1940) afl. 4, 8. 109 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 536.

39

Wenen droeg, en Reichsjugendführer , die de leidersfunctie van de HJ op 8 augustus 1940 van Von Schirach had overgenomen, werd door de leiders van de aanwezige jeugdbewegingen, waaronder Van Geelkerken, overeengekomen dat de winterspelen in Garmisch-Partenkirchen slechts de eerste in een reeks van ontmoetingen tussen Europese jeugdbewegingen zouden zijn. De bijeenkomst in Garmisch-Partenkirchen was niet zonder slag of stoot geweest. Axmann en Von Schirach, die zich al geruimere tijd hadden ingezet voor een Europese jeugdbijeenkomst, waren bij het organiseren van de winterspelen op grote weerstand gestuit bij en , twee hooggeplaatste nazi’s die de functies van respectievelijk minister van Propaganda en minister van Buitenlandse Zaken bekleedden. Goebbels en Von Ribbentrop waren geenszins gecharmeerd van de pogingen van Axmann en Von Schirach om af te wijken van de Groot-Germaanse en annexionistische lijn die was uitgezet. Samen met de leiding van de SS probeerden zij de totstandkoming van een Europees verbond, waarin naast Germaanse ook de minder hoog geachte ‘Slavische’ en ‘Romaanse’ jeugd vertegenwoordigd was, te verhinderen om de Groot-Germaanse ideologie te kunnen blijven propageren.110 Een tweede knelpunt voor de ministers en de SS lag in het federale karakter van de Europese bijeenkomsten. Gelijkheid en nationale soevereiniteit waren de motto’s die Von Schirach uitdroeg tijdens Europese bijeenkomsten zoals die in Garmisch- Partenkirchen. Dit leidde tot frustratie bij Goebbels en Von Ribbentrop die geenszins van plan waren om de ijzeren greep die nazi-Duitsland op buitenlandse fascistische bewegingen had ook maar enigszins los te laten.111 De eerste Europese jeugdbijeenkomst in Garmisch- Partenkirchen ging dan ook gepaard met een hevige competentiestrijd, die in eerste instantie beslecht werd in het voordeel van Von Schirach en Axmann. Van Geelkerken en zijn Jeugdstorm konden zich uiterst goed vinden in het Europees Jeugdverbond zoals dat door de Hitlerjugend geschetst werd tijdens de winterspelen. Onder meer de toespraak van , de toenmalig plaatsvervanger van Hitler, waarin werd gewezen op de importantie van de verscheidenheid aan Europese volkeren en hun jeugdbewegingen alsook de verbondenheid van de Europese jeugd viel in goede aarde.112 De toezeggingen van Von Schirach aan de kleinere fascistische bewegingen met betrekking tot gelijkwaardige samenwerking en nationale soevereiniteit waren voor Van Geelkerken en het

110 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 787. 111 Michael Gehler, ‘Introduction’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 5-10, aldaar 5. Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte”’, 11-28. 112 ‘Rudolf Hess begroet de Europeesche jeugd. Strijd om de toekomst van Europa en zijn beschaving’, Het Nationale Dagblad, 1 maart 1941, 1.

40

Dietsgezinde kamp binnen de NSB tevens van groot belang. Bij de hoofdstormer vatte de gedachte post dat een Groot-Nederland met een verenigde Nederlandse en Vlaamse jeugd onder dezelfde fascistische paraplu in het verschiet lag. In een interview met Het Nationale Dagblad sprak hij derhalve zijn bewondering uit voor de houding en discipline van de Hitlerjugend, die ten voorbeeld zouden moeten dienen voor de Jeugdstorm. Verwantschap met andere jeugdbewegingen alsook een Europees samenhorigheidsgevoel werden evenzeer kenbaar gemaakt.

Het is geen loos gezegde, als ik u verzeker dat wij allen vol geestdrift zijn over alles wat we hier in Garmisch-Partenkirchen zien en beleven. Voor alles heeft men een prachtig bewijs van de kameraadschap der landen onderling gekregen. De hoofdindruk die ik van de Europeesche samenkomsten heb, is: “Wij verstaan elkaar.” Wij voelen dat wij de jeugd van het nieuwe Europa zijn. Dit bewustzijn, dat wel alle landen met geestdrift bezield [sic], zullen we verder aankweeken.113

Met Von Schirach die het Duitse annexionisme van Goebbels, Von Ribbentrop en de SS op een afstand hield waren de zesde Winterkampfspiele in Garmisch-Partenkirchen een politiek succes voor Van Geelkerken. Deze eerste noemenswaardige internationale bijeenkomst van fascistische jeugdbewegingen, afkomstig uit alle hoeken van Europa, was voor de NSB en de Jeugdstorm veelbelovend.

Van Geelkerken, Axmann en Quispel in Nederland Volgend op Garmisch-Partenkirchen bracht Axmann twee maanden later in mei een bezoek aan Nederland om de banden aan te halen met Van Geelkerken en de Jeugdstorm. Hoewel de uitnodiging van de kant van de hoofdstormer was gekomen, kwam de ontmoeting ook de Hitlerjugend in het geheel niet ongelegen. In dezelfde maand was Axmann met Galeazzo Ciano, de minister van Buitenlandse Zaken van Italië, en Mussolini officieel overeengekomen om een antibolsjewistische Europese jeugdorganisatie, die uiteindelijk zou uitmonden in het Europees Jeugdverbond, in het leven te roepen.114 Van het bezoek aan Nederland maakte Axmann dankbaar gebruik door een charmeoffensief te starten, gericht op een soepel verloop van de totstandkoming van deze Europese organisatie. De eerste stappen hiervoor waren weliswaar reeds gezet in Garmisch-Partenkirchen, maar concrete plannen en vaststaande besluiten waren nog niet genomen. Nu er een overeenkomst met Italië op tafel lag probeerde

113 ‘Vaandeldrager van het nieuwe Europa. Jeugd van verschillende landen tegast bij de Duitsche jeugd’, Het Nationale Dagblad, 7 maart 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321. 114 Artur Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein. Hitlers letzter Reichsjugendführer erinnert sich (Schnellbach 1995), 272-274.

41

Figuur 1.115 ‘Europeesche Jeugdleiders in kameraadschap bijeen te Garmisch- Partenkirchen. Links naast onzen Hoofdstormer de Reichsjugendführer Arthur Axmann. Daarnaast staat de Jeugdleider van Italië, Serena.’

Axmann tevens de andere fascistische jeugdbewegingen van Garmisch-Partenkirchen mee te krijgen in zijn plannen. Mocht Van Geelkerken na Garmisch-Partenkirchen nog niet overtuigd zijn geweest, dan maakte Axmanns bezoek zeker het verschil. De hoofdstormer was enorm gecharmeerd van de bewierokende woorden die de Reichsjugendführer sprak over intensivering van de relatie tussen de Hitlerjugend en de Jeugdstorm.116 Daarnaast maakte de leider van de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend Hermann Lindenburger een goede indruk door te benadrukken dat het de HJ er niet om te doen was ‘een klakkelooze copie van het Duitsche voorbeeld in Nederland te krijgen’.117 In het nieuwe Europa zouden de Duitse en de Nederlandse jeugdbewegingen autonoom en met wederzijds respect handelen. De uitspraken van Lindenburger vonden hun weerklank tijdens een rede van Axmann in het concertgebouw voor de Amsterdamse afdeling van de Jeugdstorm. Als Germaanse jeugd hadden de leden van

115 ‘Foto’s archief’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 5, 103. 116 ‘De jeugd van twee Germaansche volkeren’, Het Nationale Dagblad, 9 mei 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321. 117 ‘De Nederlandse en de Duitsche jeugd’, Dordtsch Dagblad, 28 mei 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321.

42 de Jeugdstorm en de HJ corresponderende idealen, die werden omschreven als ‘nationaal zelfbewustzijn in het kader van de lots- en bloedsverbondenheid’.118 Het idee van een Europese jeugdassociatie alsook het ideaal van een nieuw Europa dat door Lindenburger en Axmann in Nederland werd gepropageerd kon derhalve op grote belangstelling rekenen van Van Geelkerken. Waar de Hitlerjugend zich coöperatief leek op te stellen, ondervond de hoofdstormer voor zijn Europese idealen hinder vanuit zijn eigen jeugdbeweging. De in april benoemde stafleider Casparus Quispel, die met zijn promotie na Van Geelkerken de hoogste vertegenwoordiger van de Jeugdstorm was geworden, voerde actief campagne om Jeugdstormers over te halen zich aan te sluiten bij de Duitse strijdmachten aan het Oostfront of om zich op een andere manier in te zetten voor de oorlog ‘om mede te helpen het Bolsjewisme de nek te breken’.119 Quispel speelde hiermee in op een steeds groter wordende groep binnen de Jeugdstorm die als soldaat wilde deelnemen aan de oorlog, maar hierin werd tegengewerkt door Van Geelkerken en Mussert uit vrees voor Groot-Germaanse beïnvloeding. Toen het Quispel in de zomer van 1941 was gelukt een aantal Jeugdstormleiders om zich heen te verzamelen om te vertrekken naar het Oostfront, werd hen op het laatste moment door Van Geelkerken verboden om te gaan.120 De hoofdstormer hoopte hiermee te voorkomen dat de Hitlerjugend en de SS de Jeugdstorm geleidelijk aan zouden uithollen om de stormers en stormsters vervolgens te gebruiken voor hun eigen hegemoniale idealen. Niet lang na Van Geelkerkens afwijzing volgde een uitnodiging van de Hitlerjugend voor de eerste internationale Reichskulturtagung in Weimar tussen 12 en 17 juni, waaraan de Jeugdstorm besloot deel te nemen. De afgevaardigden werden geleid door Lien van Eck, die na haar eerdere Groot-Germaanse escapades met Rost van Tonningen bij Blauwvoet overgestapt was naar het Dietse kamp, maar ook door Quispel, die als stafleider door Van Geelkerken moeilijk ervan weerhouden kon worden aanwezig te zijn. Na de winterspelen in Garmisch-Partenkirchen was Weimar het eerste Europese evenement waarbij fascistische jeugdleiders uit tien verschillende landen aanwezig waren. De bijeenkomst werd gevolgd door een bezoek aan Berlijn, alwaar Van Eck en Quispel besprekingen over de toekomst van de Europese jeugd voerden met leiders van de HJ en de BDM, alsmede de overige aanwezige

118 ‘De jeugd van Nieuw Europa marcheert!’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 5, 97. 119 ‘Uittreksel van streekorder nr. 74’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1159. 120 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 1e getuige Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 2. Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 146-148.

43 jeugdleiders.121 Waar Van Eck het Dietse ideaal ferm verdedigde, maakten de besprekingen bij Quispel een steeds gepassioneerder Groot-Germaans gevoel los. Na zijn terugkomst kwam hij meermaals in aanvaring met Van Geelkerken over welke lijn er met de Jeugdstorm uitgezet moest worden, alvorens hij uiteindelijk toestemming verkreeg om naar Duitsland te vertrekken voor een opleiding van een jaar bij de SS. Van Geelkerkens probleem was hiermee tijdelijk opgelost, maar het feit bleef dat de neuzen binnen de Jeugdstorm met betrekking tot het Europese ideaal niet dezelfde kant op stonden. Met het verstrijken van de tijd zou deze ontwikkeling zich alleen maar verder doorzetten.

Sommerkampfspiele in Breslau Met het succes van Garmisch-Partenkirchen werd na het bezoek van Axmann aan Nederland door de Hitlerjugend in augustus besloten om de vijfde Sommerkampfspiele in Breslau evenzeer open te stellen voor buitenlandse jeugdbewegingen. Aanwezig waren dezelfde veertien jeugdbewegingen die zich tijdens de winterspelen hadden geconformeerd aan een toekomstig Europese jeugdassociatie. Evenals bij de winterspelen stonden de zomerspelen naast sport evengoed in het teken van politieke besprekingen, onder meer tussen Axmanns gemachtigde vertegenwoordiger Helmut Möckel en de leiders van de aanwezige jeugdbewegingen.122 Door Von Schirach werd de bijeenkomst in Breslau wederom gepresenteerd als een Europees samenwerkingsverband dat gestoeld was op gelijkheid en wederzijds respect. In zijn openingsspeech beklemtoonde hij zaken als kameraadschap, gemeenschappelijke waarden en de lotsgemeenschap van de Europese jeugd.

Wir, meine Kameraden, wir verstehen uns. Unsere Sprache ist vielleicht verschieden, aber unsere Herzen schlagen im selben Takt. Gemeinsame Ideale verbinden uns. […] Wir sind Brüder und Schwestern im Kampf um die Freiheit des europäischen Geistes gegen den Terror des Bolschewismus und gegen die Macht des Goldes. Für diese Ideale marschieren wir und kämpfen wir. […] Hier in Breslau verstehen wir auch, daß der Streit der eigenen Völker Europas untereinander einmal wesenslos sein wird vor der Gemeinschaft, Einigkeit und Verbundenheit jenes kommenden Europas, das wir in der Jugend heute schon bekennen.123

In het NSB-blad Volk en Vaderland werd de ervaring van de 38 aanwezige stormers en stormsters net als in Garmisch-Partenkirchen als ronduit positief opgetekend. De toespraak van Von Schirach werd omschreven als iets dat in alle harten van de jeugd leefde, waarna de

121 ‘De staf op stap’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 7, 155. 122 ‘Jeugdleidersbesprekingen te Breslau’, Het Nationale Dagblad, 28 augustus 1941, 5. 123 Geciteerd in: Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 4.

44

Hitlerjugend en de Duitse jongeren werden aangeprezen als leermeesters voor de Jeugdstorm en andere fascistische jeugdbewegingen. Ook de eigen prestaties in Breslau werden niet ongemoeid gelaten. De meisjes hadden de Nederlandse eer hoog gehouden door twee eerste prijzen, twee tweede prijzen en een derde prijs in de wacht te slepen.124 Vooral bij het zwemmen behaalden de Jeugdstormers successen; op alle andere onderdelen moesten ze hun meerdere erkennen in voornamelijk de Hitlerjugendjongens en BDM-meisjes. Naast het succes van de sportwedstrijden werden er tevens nieuwe internationale contacten gelegd. Een van de aanwezige Jeugdstormers beschreef in een dagboekverslag de eerste ontmoeting met de Kroaten en Bulgaren, met wie insignes werden uitgewisseld, alsook de NSJV, waarbij volgens hem direct sprake was van een ‘algeheele verbroedering’.125 Door een misverstand werd niet de Vlaamse, maar de Belgische vlag gehesen ter begroeting van de Vlaamse jeugd, hetgeen na protest van zowel de Jeugdstorm als de NSJV door de Duitse gastheer gecorrigeerd werd door de Dietse oranje-blanje-bleu vlag als vervanger te gebruiken. Later in de week tijdens een van de laatste avonden werd met de dertig Vlaamse aanwezigen een kameraadschapsavond georganiseerd, waarop Dietse liederen werden gezongen en het ideaal van een Groot-Nederland werd besproken. Als extra motivatie hadden Lehembre en Van Geelkerken, die zelf niet aanwezig konden zijn door andere verplichtingen, hun vrouwen op de festiviteiten afgestuurd om het Dietse ideaal onder de jongeren nog vuriger te doen opleven.126 De ideeën van gelijkwaardigheid en wederzijds respect die door Von Schirach waren uitgedragen werden door de Jeugdstorm met beide handen aangegrepen om naar de Hitlerjugend toe te trekken zonder het Dietse ideaal, en daarmee versmelting van de Vlaamse en Nederlandse jeugdbewegingen, uit het oog te verliezen. Daarenboven geraakten de Jeugdstormers in contact met vertegenwoordigers uit Finland, Italië en Spanje, waarmee nog niet eerder samenwerkingsverbanden waren onderhouden.127 Bij de positieve uitingen van de Jeugdstorm over Breslau kunnen evenwel kanttekeningen worden geplaatst. Ezio Mizzan, de Italiaanse afgevaardigde tijdens de zomerspelen, weidde in een verslag uit over de verstandhoudingen tussen de GIL en de HJ, waarbij ook de relaties met de andere aanwezige jeugdbewegingen ter sprake kwamen. Volgens hem werd de omgang tussen de Duitse en Italiaanse jeugd gekenmerkt door

124 ‘Jeugd-olympiade. Sportdagen in Breslau’, Volk en Vaderland, 12 september 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321. 125 ‘De Jeugdstorm in Breslau. In het front van de Europeesche jeugd’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 9, 194-195. 126 ‘De Jeugdstorm in Breslau. Het dagboek vervolgd en … besloten’, De Stormmeeuw 7 (1941) afl. 10, 223-224. 127 ‘Europa’s jeugd te Breslau bijeen. Nieuw kameraadschap, waaruit eenmaal het Nieuwe Europa zal opbloeien’, Het Nationale Dagblad, 2 september 1941, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 1321.

45 kameraadschap, voortbouwend op het eerdere besluit dat was genomen door Axmann en Ciano om een antibolsjewistisch front in de vorm van een Europese jeugdassociatie in het leven te roepen. De relatie van de GIL en de HJ tot de kleinere jeugdbewegingen, waaronder de Jeugdstorm, typeerde Mizzan daarentegen als ongemakkelijk.128 In plaats van vertrouwen en vriendschappelijkheid zou er bij de genodigde bewegingen veeleer sprake zijn geweest van angst en twijfel, veroorzaakt door het onvoorspelbare handelen van nazi-Duitsland. De Hitlerjugend trad weliswaar naar voren als confraterbeweging in de strijd tegen het oosterse bolsjewisme en het westerse kapitalisme, maar ontpopte zich tegelijkertijd als onderdeel van een annexionistische grootmacht die een land als Nederland in een ijzeren greep had. De discrepantie tussen het verslag van Mizzan en de berichtgeving vanuit de Jeugdstorm is exemplarisch voor de verhoudingen tussen de NJS en de HJ. Van Geelkerken zette zich met volle overtuiging in voor Europese samenwerking, maar was er tegelijkertijd immer op beducht geen Nederlands-nationalistische speerpunten die door de NSB werden uitgedragen prijs te geven. Op het eerste gezicht leek de hoofdstormer niettemin een goede bondgenoot in de Hitlerjugend te hebben gevonden wat betreft de vorming van een Europese jeugdassociatie. Voortbordurend op Von Schirachs toezeggingen van gelijkwaardigheid en wederzijds respect bracht Axmann begin 1942 opnieuw een bezoek aan Van Geelkerken alsook aan de leiders van de jeugdbewegingen van België, Noorwegen, Slowakije, Denemarken, Bulgarije, Hongarije en Roemenië.129 Van Geelkerken werd op het hart gedrukt dat het toekomstige jeugdverbond louter zou worden opgericht om het Russische bolsjewisme en het westerse kapitalisme te overwinnen. Van knechting van de kleinere jeugdbewegingen zou geenszins sprake zijn, aangezien elke natie onder meer zijn eigen onderwijsbeleid zou kunnen blijven bepalen. Daarnaast stelde Axmann een leidinggevende functie voor Van Geelkerken en de andere jeugdleiders binnen het op te richten Europees Jeugdverbond in het vooruitzicht. Uitwerking van deze punten zou enkele maanden later geschieden op de eerstvolgende internationale bijeenkomsten: de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence.

Kulturkundgebungen der europäischen Jugend: de cultuurmanifestatie te Weimar De bijeenkomsten in Garmisch-Partenkirchen en Breslau alsook de persoonlijke ontmoetingen met Axmann hadden Van Geelkerken overtuigd dat een Europese samenwerkingsconstructie, waarin de Jeugdstorm vrij was om haar eigen koers te varen, een reëel toekomstbeeld vormde. Begin 1942 begon Europese samenwerking dan ook een vast deel uit te maken van het

128 Ponzio, Shaping the new man, 181. 129 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 789-790.

46 politieke beleid dat de Jeugdstorm uitdroeg, hetgeen onder meer zichtbaar werd door de artikelen over het ‘nieuwe Europa’ die opgeld deden in De Stormmeeuw. In het aprilnummer werd de verjaardag van Hitler aangegrepen om het ‘jonge Duitsland’ aan te prijzen, waarbij de hoop werd uitgesproken dat ook het ‘stille Nederland het nieuwe geluid verstaat, en niet alleen verstaat, maar ook den Führer op den zwaren weg naar Nieuw-Europa volgt’.130 Dit artikel zette de toon voor latere nummers waarin ruime aandacht werd geschonken aan de verbintenis met andere fascistische jeugdbewegingen. In het bijzonder werd er belangstelling getoond voor de verbintenis met de NSJV in Vlaanderen. Het Dietse ideaal werd zowel door Van Geelkerken als NSJV-leider Lehembre niet in contradictie beschouwd met de plannen van de Hitlerjugend voor een Europees samenwerkingsverbond, hetgeen door NSJV-stafoverste Leo Poppe in het meinummer van De Stormmeeuw nogmaals met klem werd benadrukt.

Tegen de Dietsche opvoeding onzer jeugd bij den Nederlandschen Jeugdstorm en bij de N.S.J.V. zijn door de Hitler-Jugend-organisatie, waarmede de jeugdformaties uit Noord en Zuid ten innigste samenwerken, nimmer de minste aanmerkingen of bezwaren naar voren gebracht. Het Dietsche grondbeginsel heeft de samenwerking met de Duitsche jeugd niet in de geringste mate in den weg gestaan. Juist de erkenning van de trouw aan elkanders Volk ontneemt deze samenwerking alle achterdocht en elk wantrouwen.131

Ofschoon de Hitlerjugend zich inderdaad goedwillend leek op te stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de Jeugdstorm en de NSJV, is het zeer twijfelachtig of de versmelting van de Nederlandse en Vlaamse jeugdbewegingen als een wenselijk idee werd beschouwd. Op 27 juni 1942, slechts enkele dagen nadat de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence tot een einde waren gekomen, besprak Hitler in een tête-à-tête met de Reichspressechef van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) Otto Dietrich een brief van Léon Degrelle, de leider van de Waalse fascistische beweging Rex, waarin hij zijn ongenoegen uitte over de slechte behandeling van Rexisten door de Vlaamse fascisten. In zijn reactie onderkende Hitler de interne Belgische strijd tussen Vlamingen en Walen, maar aansluiting van Vlaanderen bij Nederland zou hij nooit toelaten omdat dit niet strookte met de Groot- Germaanse gedachte.132 Het is niet aannemelijk dat de Hitlerjugend van deze lijn afweek. Evenwel belette het de Jeugdstorm niet om ook in latere nummers het idee van een nieuw Europa voortdurend te gebruiken om toenadering te zoeken tot de NSJV, de verbondenheid

130 ‘Bij den verjaardag van den Führer’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 4, 97. 131 ‘De jeugd van het Nieuwe Europa’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 5, 137. 132 Adolf Hitler (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geïntroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s table talk 1941-1944 (Londen 1953), 536-537.

47 tussen Nederland en Vlaanderen te propageren en daarmee het Dietse ideaal te verdedigen.133 De houding van Poppe lijkt te getuigen van een zekere mate van naïviteit bij de Nederlandse en Vlaamse jeugdbewegingen, hoewel het niet onwaarschijnlijk is dat dergelijke uitspraken werden gedaan omdat er simpelweg geen alternatief voor handen was. Het bezoek van Axmann had dus een opleving van het idee van een nieuw Europa binnen de Jeugdstorm tot gevolg, maar was bovenal gericht op promotie van de Kulturkundgebungen der europäischen Jugend, een cultuurmanifestatie in Weimar en Florence onder auspiciën van de HJ en de GIL. Met hun roemrijk cultureel verleden was de keuze voor deze twee steden niet geheel toevallig. Naar Axmanns eigen bewoordingen ‘[ging es] von der Stadt Goethes und Schillers in die Stadt von Dante und Michelangelo’, hetgeen ook De Stormmeeuw niet onbesproken liet gaan.134 Begin mei 1942 kreeg Hauptbannführer Lindenburger vanuit de Reichsjugendführung in Duitsland de mededeling dat met deelname van de kleinere jeugdbewegingen aan de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence rekening diende te worden gehouden.135 Bannführer Wilhelm Voss van de Hitlerjugend in Nederland kreeg hiermee de taak op zich om een groep Jeugdstormers en Jeugdstormleiders samen te stellen alsook de reis naar Weimar en Florence te organiseren. Uiteindelijk vertrok een groep van twaalf Jeugdstormers onder leiding van algemeen meisjesleidster Van Eck en opperstamheer Hans-Armin Hasewinkel, hoofd van de afdeling Organisatie, richting Duitsland. Zij gaven tevens leiding aan de groep van negen Jeugdstormers die aansluitend op Weimar de Nederlandse delegatie in Florence vormde.136 Van 18 tot en met 23 juni vond in Weimar het tweede internationale cultuurevenement plaats waaraan jeugddelegaties uit veertien verschillende landen deelnamen, gericht op tentoonstellingen en wedstrijden alsook discussies over educatie, kunst en cultuur. Door de GIL en de HJ werd de bijeenkomst gepresenteerd als een mogelijkheid om van elkaars cultuur te leren, maar bovenal werd van de gelegenheid gebruikt gemaakt om te hameren op de grootsheid van de Duitse en Italiaanse beschavingen, ook wel uitgedragen als Romanitá en

133 Zie onder meer: ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 6, 165-166. ‘Uit de Zuidelijke Nederlanden. Sport & kultuur’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 322-324. 134 Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein, 294. ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 231. ‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 237. 135 ‘Brief van Bannführer Jürgens aan Hauptbannführer Lindenburger betreffende Kulturkundgebung Weimar- Florenz, 6 mei 1942’ en ‘Brief van Bannführer Jürgens aan Hauptbannführer Lindenburger betreffende Kulturkundgebungen der Europäischen Jugend Weimar-Florenz, 7 mei 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407. 136 ‘Brief van Bannführer Voss aan Bannführer Wessely, 26 mei 1942’ en ‘Brief van Bannführer Voss aan het Italiaanse consulaat in Den Haag betreffende de heenreis naar Florence, 17 juni 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407.

48

Deutschtum, als de culturele kern van het aanstaande fascistische Europa.137 De jarenlange hegemonie van de Britten en de Fransen op het Europese continent was op sterven na dood; Duitsland en Italië waren de nieuwe grootmachten in Europa, aldus de GIL en de HJ. De focus lag evenwel niet geheel uitsluitend op Duitse en Italiaanse culturele suprematie. Evengoed ging de aandacht uit naar een gemeenschappelijke Europese cultuur die in het verlengde werd beschouwd van een Europees continent waar fascisten reeds op politiek en militair gebied nader tot elkaar waren gekomen. Met gedeelde specifiek Europese waarden zouden alle Europese fascistische jeugdbewegingen op elkaar aangewezen zijn om samen te werken.138 De positie van Axmann en de Hitlerjugend stemde Van Geelkerken en de Jeugdstorm wederom tevreden. Zo stelde Axmann onder meer dat de bijeenkomst in Weimar en het toekomstige Europees Jeugdverbond ‘niet voornemens [is] den aangesloten landen ook maar een enkele regeling op te leggen of bepaalde opvoedingssystemen op te dringen’.139 De Jeugdstorm zou haar eigen doelstellingen kunnen uitdragen afhankelijk van de aard van het Nederlandse volk, zonder te hoeven vrezen voor belemmeringen van buitenaf. Over de Jeugdstorm zelf liet Axmann zich bovendien uiterst positief uit. De jeugd in Nederland maakte een goede indruk door haar ‘veelzijdige ontplooiing’, waarmee hij onder meer doelde op de participatie van enkele Jeugdstormgroepen in de Germaanse Landdienst in het oosten van Duitsland.140 De NJS paste derhalve uitstekend in de doelstellingen die Axmann voor Weimar had gesteld. Ten eerste diende Weimar de voorloper te zijn van het Europees Jeugdverbond dat enkele maanden later zou moeten worden opgericht in Wenen. Ten tweede moesten Weimar en later het jeugdverbond in Wenen dienen als locaties waar ervaringen tussen jeugdorganisaties konden worden uitgewisseld. Het delen van ideeën, plannen en meningen vond in Weimar plaats in georganiseerde Arbeitsgemeinschaften (werkgemeenschappen in de vorm van discussiegroepen), die waren verdeeld in vijf categorieën: Musik (muziek), Jugendschrifftum (boeken), Jugendpresse (pers), Theater (theater) en Rundfunk (radio).141 Elk van de vijf discussiegroepen deed na overleg met andere jeugdbewegingen een voorstel ter

137 Ponzio, Shaping the new man, 183-184. 138 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 1. 139 ‘Gesprek met den Rijksjeugdleider Arthur Axmann’, Algemeen Handelsblad, 23 juni 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA I Knipselcollectie uit het archief van de NSB over personen, inv. nr. 2707. 140 Ibidem. 141 ‘Brief van opperstamheer A. Joh. Reinders aan de Nederlandsche Radio Omroep, 13 mei 1942‘, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 55711. ‘Kulturkundgebungen der europäischen Jugend Weimar-Florenz 18. bis 30. Juni 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 407.

49 versteviging van het Europees Jeugdverbond. Ideeën die werden aangedragen varieerden van een centrum voor Europese muziek, vertalingen van de meest belangrijke Europese jeugdboeken en uitwisseling van propagandamateriaal tot het verzamelen van oude Europese theaterstukken en de ontwikkeling van radio als een propagandamedium gericht op de Europese jeugd.142 Op het eerste gezicht leken de vijf Arbeitsgemeinschaften vooral samenwerking tussen jeugdbewegingen te bevorderen; ongelijke verhoudingen tot de Hitlerjugend staken niet de kop op. De uitgebreide verslagen over Weimar in De Stormmeeuw en Volk en Vaderland getuigden van een groot enthousiasme bij de Jeugdstorm voor de cultuurmanifestatie. Europese samenwerking en nationale onafhankelijkheid waren de kernbegrippen die voor zowel de Jeugdstorm als de NSB niet los van elkaar gezien mochten worden. In de optiek van Mussert en Van Geelkerken onderschreef de bijeenkomst in Weimar hun wereldbeeld.

De gelijkheid van idealen en strijd heeft de jeugd tot elkaar gebracht. Wanneer deze jeugd elkaar ontmoet ziet zij in de verschillende uniformen en in de verschillende symbolen de nationale verscheidenheid. Maar boven deze verscheidenheid voelt zij zich één: dé jeugd van Europa met een machtig gemeenschappelijk ideaal, met het allesoverheerschende gevoel van zonder elkaar niets, maar met elkaar alles te zijn!143

In tegenstelling tot de algemene denktrant in nazi-Duitsland, die zich hoofdzakelijk richtte op Germaanse superioriteit, werd evenzeer aangestuurd op het belang van de eenheid van de Romaanse jeugd die samen met de geünificeerde Germaanse jeugd het Europese continent moest gaan leiden in de toekomst. Dit punt lag in lijn met de ordening van Europa zoals die werd uitgedragen door de NSB en Mussert, die eerder in een nota aan Hitler tevergeefs had getracht een Germaanse statenbond onder leiding van Duitsland en een Romaanse statenbond onder aanvoering van Italië aan te prijzen.144 Ofschoon Hitler niets moest hebben van een Romaanse statenbond, werd het idee in Weimar niet onmiddellijk door de Hitlerjugend afgeschoten om de Italianen enigszins gerust te stellen. Naast de vijf Arbeitsgemeinschaften, die gericht waren op discussie en het uitwisselen van ervaringen, werden er door Axmann en Obergebietsführer Schlösser tevens tentoonstellingen en wedstrijden georganiseerd tussen de verschillende jeugdbewegingen aan de hand van drie categorieën: ‘Das deutsche und das europäische Jugendbuch’, ‘Die

142 Ponzio, Shaping the new man, 184. 143 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 232. 144 Anton Mussert en Johan Herman Carp (ingeleid door Adolf Emile Cohen), Vijf nota’s van Mussert aan Hitler over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een bond van Germaansche volkeren 1940-1944 (Den Haag 1947), 19.

50

Jugendpresse in Europa’ en ‘Die Musikarbeit der Hitler-Jugend’.145 Ondanks dat de exposities en wedstrijden gepresenteerd werden als verbroederend en pan-Europees, vielen verreweg de meeste prijzen in handen van de HJ en de GIL om over de suprematie van de asmogendheden geen misverstanden te laten bestaan. Evenwel verzilverde ook de Jeugdstorm in de categorie jongens- en meisjesverhalen een eerste prijs met het kinderboek ‘Paddeltje, de scheepsjongen van De Ruyter’, hetgeen vol trots werd uitgemeten in Volk en Vaderland.146 Op de HJ en de Spaanse jeugddelegatie werd bovendien indruk gemaakt door een Drentse volksdansgroep die met de genodigde Jeugdstormers was meegereisd. Zowel de discussiegroepen als de wedstrijden brachten de Jeugdstorm in direct contact met andere fascistische jeugdbewegingen, waaronder de Nationalsocialistisk Ungdom (NSU) uit Denemarken, Nasjonal Samlings Ungdomsfylking (NSUF) uit Noorwegen, Frente de Juventudes (FdJ) uit Spanje en de Dietse zuiderburen van de NSJV. Met de Noorse jongeren, die bewonderend omschreven werden als ‘prachtige Germaansche typen’, werd verreweg de meeste tijd gespendeerd, onder andere met het zingen van liederen. Een van de Jeugdstormers ontving zelfs als afscheidscadeau een boek van , leider van de die als moederpartij van de NSUF fungeerde, waarin de Noorse jongeren de gesloten vriendschapsband bezegelden met de woorden: ‘Ter herinnering aan de as Nederland- Noorwegen.’147 Leider van de NSUF Axel Stang bekrachtigde de boodschap van zijn jongeren door in een interview met genoegen vast te stellen ‘welke oprechte vriendschapsbanden de Noorsche jeugd en de jeugd uit de Nederlanden verbinden’.148 In samenwerking met de Spaanse jongeren werd een kameraadschapsavond georganiseerd die in het teken stond van muziek, dans en het zingen van liederen. Hoewel er bij de Jeugdstormers enige irritatie ontstond over het gebrek aan discipline en rust bij hun Spaanse metgezellen, zorgden het gezamenlijk zingen van Jeugdstormliederen voor een gemoedelijke avond die op vriendschappelijke voet werd afgesloten. Contact tussen de Jeugdstorm en de NSU kwam vooral tot stand in het hotel dat werd gedeeld door de twee jeugdbewegingen, maar ook middels een interview met Hans Jensen, leider van de NSU, dat in De Stormmeeuw verscheen.149 De band tussen de NSU en de Jeugdstorm werd versterkt door het gelijksoortige

145 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 3. 146 ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en Florence’, Volk en Vaderland, 10 juli 1942, 6. 147 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 234. 148 ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met minister Axel Stang, Noorsch jeugdleider’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 265. 149 ‘De Deensche jeugd maakt front. Gesprek met jeugdleider Hans Jensen, leider der NSU’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 266. ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 235.

51 lot dat hen ten deel viel. Als fascistische jeugdbeweging uit een kleine natie aangrenzend aan nazi-Duitsland stond ook de NSU tijdens de bijeenkomsten in Weimar en Florence met gemengde gevoelens tegenover de Hitlerjugend.150 Tot slot werd tevens met de Vlaamse jeugd, waar uit Diets oogpunt de grootste verbondenheid mee werd gevoeld, opgetrokken en Dietse liederen gezongen. Hoewel de toekomst van de Vlamingen uit de NSJV bij het nazistische Groot-Germaanse geheel werd gelegd, werd tegelijkertijd benadrukt dat deze weg louter kon worden bewandeld als de eenwording van ‘alle man van Neerlands stam’ een feit was geworden.151 Het gaf wederom de positie van Van Geelkerken en de Jeugdstorm goed weer. Met de succesvolle bijeenkomst in Weimar stond de hoofdstormer weliswaar op goede voet met Axmann, maar hij diende nog altijd rekening te houden met de machtspositie van de Hitlerjugend die rond deze tijd ook in Nederland steeds meer aan invloed begon te winnen. Enkele onzekerheden daargelaten keek de Jeugdstorm evenwel terug op een succesvolle bijeenkomst waar nieuwe contacten waren aangeknoopt en waar het ideaal van een nieuw Europa weer een stapje dichterbij leek te zijn gekomen.

Manifestazioni culturali della Gioventù europea: de cultuurmanifestatie te Florence Aansluitend op Weimar verbleven de veertien jeugdbewegingen voor het Italiaanse gedeelte van de cultuurmanifestatie tussen 25 en 28 juni in Florence, waarna de bijeenkomst op 29 en 30 juni werd afgesloten in Siena en Rome. De afsluiting in Italië was bedoeld als tegemoetkoming van de Hitlerjugend aan de GIL, die zich ontevreden had getoond met de centraalstelling van de HJ bij de sportevenementen in Garmisch-Partenkirchen en Breslau alsook de cultuurmanifestatie van een jaar eerder die zich beperkt had tot Weimar. Dit jaar moest een ‘cultuurbrug’ tussen Weimar en Florence de Italiaanse fascisten weer prestige geven. Het was daarnaast een uitgelezen mogelijkheid om de zwakke machtspositie die men tegenover nazi-Duitsland had te verhullen.152 De Hitlerjugend stemde in om haar Italiaanse bondgenoot, die rond 1942 weliswaar zwak maar eveneens onmisbaar was in de strijd die aan het front werd gevoerd, niet tegen zich in het harnas te jagen. De Italianen maakten hiervan dankbaar gebruik. Tegenover de militaire superioriteit van de nazistische alliantiepartner poogde de GIL de culturele suprematie van Italië te propageren door onder meer te stellen dat Duitsland weliswaar de oorlog op militair gebied zou winnen, maar dat alleen Italië het

150 Kirkebæk, Beredt for Danmark, 216-217. 151 ‘Weimar’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 236. 152 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 542.

52 nieuwe Europa op cultureel en spiritueel gebied kon leiden. Vooral jonge Italiaanse intellectuelen zagen de Tweede Wereldoorlog als het moment suprême om de Italiaanse culturele dominantie in Europa te verwerkelijken, hetgeen geregeld tot ergernis leidde bij naziminister van Propaganda Goebbels.153 Cultuurmanifestaties zoals in Weimar en Florence werden hiervoor met beide handen aangegrepen. Van de vijf discussiegroepen die het programma van Weimar hadden ingevuld bleven radio en theater over om nader te bespreken in Florence met als extra toevoeging de categorie film. Als tegenhanger van de drie jeugdboekwedstrijden in Weimar werden vier filmwedstrijden georganiseerd in de categorieën speelfilm, documentaire, cultuurfilm en smalfilm, waarbinnen het thema jeugd centraal stond.154 Wederom vielen de meeste eerste prijzen in handen van de Hitlerjugend (speelfilm en documentaire) en de GIL (cultuurfilm) om duidelijk te maken wie de culturele leiding gaf en zou geven aan het huidige en toekomstige Europa. De eerste prijs in de resterende categorie smalfilm werd evenwel toebedeeld aan de Jeugdstorm met de eerste propagandafilm van oud-Jongdinasolid Holle Kleinstra en Hasewinkel, nog voor deze in Nederland vertoond was.155 Naast vier filmwedstrijden werden voor de beste schilderijen ook prijzen uitgereikt in de vorm van een stipendium waarmee kostenvrij een jeugdopleiding in Italië kon worden genoten. De bijeenkomst in Florence werd afgesloten met een concert van de GIL in de beroemde Boboli- tuinen waarbij rond de 2400 fascistische jongeren uit alle uithoeken van Europa aanwezig waren. Net als in Weimar verbeterde de Jeugdstorm in Florence de vriendschappelijke banden met enkele kleine buitenlandse jeugdbewegingen, alhoewel de NJS zich evenzeer mengde in de competitieve samenwerking tussen de HJ en GIL. Aldo Vidussoni, leider van de GIL, maakte in zijn openingsspeech van de mogelijkheid gebruik om de Italiaanse cultuur en de Duce als de eerste fascist ooit op te hemelen met het doel zijn nazistische partners te kennen te geven dat het Italiaanse fascisme een leidende culturele rol vervulde.156 Het verslag van een Jeugdstormleider over de ervaringen van de Jeugdstormers in Florence getuigt van enige bewondering voor de Italiaanse cultuur, maar bood tegelijkertijd ruimte voor kritiek op onder meer de structuur en rangorde van de GIL. Waar de hogere rangen binnen de Italiaanse

153 Ruth Ben-Ghiat, Fascist modernities. Italy, 1922-1945 (Berkeley 2001), 178-180. Ruth Ben-Ghiat, Italian fascism’s empire cinema (Bloomington 2015), 219-220. 154 ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 7-8. 155 ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en Florence’, Volk en Vaderland, 10 juli 1942, 6. 156 Ponzio, Shaping the new man, 185.

53 jeugdbeweging louter werden toebedeeld aan volwassen beroepsofficieren, werd de leiding binnen de HJ gevormd door adolescenten uit de eigen gelederen. Dientengevolge waren er tijdens de discussiegroep radio ‘vurige disputen’ ontstaan over wie de leiding moest geven aan de samenstelling van de radioprogramma’s. Was toezicht van bovenaf door volwassenen het meest geschikte alternatief of diende het motto ‘voor de jeugd, door de jeugd’ te worden aangehouden? De Jeugdstorm koos openlijk voor het model van de Hitlerjugend, waarmee een tweedeling werd gemaakt tussen ‘jong Germaansch Europa’ als typisch nationaalsocialistisch en ‘jong Romaansch Europa’ als fascistisch.157 Zo werd de bijeenkomst in Florence nu eens beschouwd als een hecht Europees bolwerk (fascisme en nationaalsocialisme onder dezelfde noemer) en werd er dan weer een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Germaans en Romaans (differentiërend tussen fascisme en nationaalsocialisme). Deze inconsistenties onderstrepen de lastige situatie waarin de Jeugdstorm verkeerde, laverend tussen nationale belangen, Europese idealen en loyaliteit aan nazi-Duitsland. Nadat de cultuurfestiviteiten in Florence waren afgesloten, vond de afronding van de bijeenkomst in Italië plaats in Siena, waar een paardenrace werd bijgewoond, en in Rome, waar in het Palazzo Chigi een concert werd gegeven door de Italiaanse en Duitse jeugd. Möckel en Ciano sloten het geheel af met toespraken over de successen die in Weimar en Florence waren geboekt alsook het nader te stichten Europees Jeugdverbond in Wenen.158 In Siena en Rome versterkte de Jeugdstorm de vriendschappelijke banden die eerder in Weimar waren opgebloeid. Met de Hongaarse jongeren werd de Czardas gedanst; met de Noren werd een verbondenheid gevoeld uit Germaans oogpunt, maar evenzeer omdat de bezetting van Noorwegen door de nazi’s op bepaalde vlakken vergelijkbaar was met de situatie in Nederland; met het oog op de ‘charmante’ Spaanse jongeren vroeg men zich af hoe Nederlandse opstandelingen ooit in de Tachtigjarige Oorlog verzeild hadden kunnen raken met het Spaanse Rijk; en tot slot werd het contact met jongeren uit Vlaanderen beschouwd als ‘mede de belangrijkste belevenissen van die Italiëreis’.159 De cultuurevenementen in Weimar en Florence, en eerder de winter- en zomerspelen in Garmisch-Partenkirchen en Breslau, behoorden tot de eerste grootschalige transnationale

157 ‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 238. 158 ‘Weimar-Florenz. Zum Abschluß des europäischen Jugendtreffens’, Völkischer Beobachter, 5 juli 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. ‘Das erste Kulturtreffen der europäischen Jugend Weimar – Florenz 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 8-9. 159 ‘Florence’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 239-240.

54 interacties van de Jeugdstorm. Op meerdere fronten werden contacten gelegd. Ten eerste werden kleinere jeugdbewegingen zoals de NJS geforceerd onderdeel van de ongemakkelijke samenwerking tussen de HJ en de GIL, waarbij de Jeugdstorm zich niet zelden genoodzaakt zag de kant van de eerste te kiezen. Ten tweede werden er nieuwe vriendschappelijke banden gevormd met jeugdbewegingen als de NSU, de NSUF, de NSJV en het FdJ waarmee de hoop op een Europees samenwerkingsverband met respect voor nationale soevereiniteit gedeeld werd. Ten derde waren er de immer gespannen verhoudingen met de Hitlerjugend. Hoewel de HJ tijdens de eerste multilaterale bijeenkomsten een vriendelijk gezicht had getoond, baarde vooral de situatie in Nederland Van Geelkerken en zijn kompanen binnen de Jeugdstorm zorgen. Quispel, die eerder een opleiding van een jaar bij de Waffen-SS had genoten, was begin 1942 volledig gewonnen voor de Groot-Germaanse gedachte. De stafleider speelde derhalve zowel de Hitlerjugend als de SS geregeld in de kaart bij de werving van Jeugdstormers voor het Oostfront dan wel de HJ-gelederen, tot grote frustratie van Van Geelkerken. In maart en april 1942 werden honderden Jeugdstormers op slinkse wijze naar SS-scholen in Ellecom en HJ-opleidingskampen in Duitsland overgeplaatst, alwaar hen de nazistische leer werd ingeprent. Daarnaast ontstond er in augustus 1942 een belangenstrijd tussen Van Geelkerken en Quispel die de Jeugdstorm aan de hand van respectievelijk Dietse en Groot-Germaanse idealen wilden leiden.160 Zodoende hadden de eerste multilaterale ontmoetingen het Europese gevoel bij de Jeugdstorm aangewakkerd, maar was er tegelijkertijd onzekerheid over waar een toekomstige Europese jeugdassociatie de NJS zou leiden.

160 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 150, 160-162.

55

3 Grondlegging van het Europees Jeugdverbond, 1942

Conflicterende Europa-idealen Na de afronding van de manifestaties in Weimar en Florence restte enkel nog de kers op de taart die de verbintenis tussen de fascistische jeugd uit alle hoeken van Europa zou bezegelen: de stichting van het Europees Jeugdverbond in Wenen. De zomer van 1942 had zich reeds bewezen als een vruchtbare periode voor de ontwikkeling van pan-Europese idealen. In het kielzog van de militaire successen van nazi-Duitsland, en het beeld van fascistische hegemonie dat hiermee gepaard ging, maakte de opmaat naar het Europees Jeugdverbond dat ideevorming over Europa als eenheid opgeld begon te doen, zowel bij Hitler en Mussolini als onder de kleinere fascistische mededingers. Ironisch genoeg leken ideeën over Europese samenwerking fascisten evenwel veeleer uit elkaar te drijven dan nader tot elkaar te brengen. Een aantal van Duitslands bondgenoten drong er bij Hitler op aan om een duidelijk plan gepresenteerd te krijgen voor het toekomstige Europa onder nazistische heerschappij. Onder anderen Mussert en Quisling waren er na twee jaar bezetting op gebrand te weten waar hun loyaliteit hen precies bracht.161 Ondanks zijn nota’s aan Hitler met plannen voor een Germaanse statenbond, ving de NSB-leider bot. De Führer zag het niet in zijn belang toezeggingen te doen. Bovendien was er binnen nazi-Duitsland geenszins overeenstemming over de invulling van de Nieuwe Orde; onder de verschillende naziorganen heersten conflicterende Europa-idealen. De vorming van het Europees Jeugdverbond gaf helder weer welke verschillende visies er op Europa leefden bij nationaalsocialisten in Duitsland en Nederland. Al sinds de eerste grote bijeenkomst in Garmisch-Partenkirchen werd de Hitlerjugend in haar idealen voor internationale samenwerking tussen jeugdbewegingen actief tegengewerkt door prominente nazi’s als Goebbels, Von Ribbentrop en Himmler. Ook , de machtigste man binnen de NSDAP en privésecretaris van Hitler, keerde zich in de aanloop naar het Europees Jeugdverbond tegen de organisatie door deze spottend te betitelen als ‘Baldurs Kinderfest’.162 Met de daadwerkelijke stichting van een jeugdverbond in het verschiet laaide deze

161 Mark Mazower, Hitler’s empire. Nazi rule in occupied Europe (Londen 2008), 356. 162 Jochen von Lang, Der Sekretär. Martin Bormann. Der Mann, der Hitler beherrschte (Stuttgart 1977), 256.

56 competentiestrijd des te feller op. SS-leider Himmler, voor wie samenwerking tussen Germaanse, Romaanse en Slavische jeugd een doorn in het oog was, had er eerder bij Axmann op aangedrongen het Europees Jeugdverbond om te vormen tot een Großgermanischer Jugendverband. De Belgische, Deense, Nederlandse en Noorse jeugdbewegingen die hiervan deel moesten gaan uitmaken dienden daarnaast samen te smelten in een nieuw op te richten Germaanse tak van de Hitlerjugend als overkoepelende jeugdbeweging.163 De plannen van Himmler en zijn SS stonden haaks op hetgeen Axmann en Von Schirach voor ogen hadden. Wijzend op de Germaanse Landdienst164, het paradepaardje van de SS waarbij jongeren uit de Germaanse landen de nieuw verworven Lebensraum koloniseerden door te werken als boer, stelden zij dat germanisering reeds op andere vlakken bereikt was. Het toekomstige jeugdverbond zou heel Europa omvatten. Naast de SS werd de HJ aan de vooravond van de oprichtingsvergadering tevens tegengewerkt door Von Ribbentrop en Goebbels. Als minister van Buitenlandse Zaken wendde Von Ribbentrop zijn macht aan om Hitlerjugendleden de benodigde papieren voor de reis naar Venetië, waar het jeugdverbond oorspronkelijk zou worden gesticht, te weigeren. Von Schirach zag zich derhalve genoodzaakt het hele evenement te verplaatsten naar Wenen, waar hij als Gauleiter enig tegenwicht kon bieden.165 Als extra statement verklaarde Von Ribbentrop deelname van buitenlandse diplomaten aan het congres daarenboven als ongewenst.166 Hij weigerde een delegatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken af te laten reizen naar Wenen, waardoor ook Mussolini en Ciano hun aanwezigheid introkken om zich met het oog op een intern naziconflict zoveel mogelijk op de vlakte te houden.167 Evenals Von Ribbentrop was ook Goebbels fel gekant tegen het jeugdverbond. Wijzend op de militaire successen die in 1942 werden geboekt op het Europese continent, in de Sovjet-Unie en in Noord-Afrika was het in zijn optiek niet in Duitslands belang concessies te doen aan de rest van Europa. Pas nadat de oorlog gewonnen zou zijn, kon op de ordening van het nieuwe fascistische Europa worden ingegaan. Waar Von Ribbentrop zijn ministerpost gebruikte voor het blokkeren van visa, beïnvloedde Goebbels als minister van Propaganda de Duitse pers, wat tot gevolg had dat het jeugdverbond in Duitsland vrijwel niet verslagen werd,

163 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 164 Voor de Jeugdstorm en de Germaanse Landdienst zie hoofdstuk vier. 165 Jürgen Reulecke, ‘“Baldurs Kinderfest” oder: Die Gründung des Europäischen Jugendverbandes in Wien am 14.09.1942’ in: Franz-Josef Jelich en Stefan Goch ed., Geschichte als Last und Chance. Festschrift für Bernd Faulenbach (Essen 2003), 315-323, aldaar 317. 166 Michael Wortmann, Baldur von Schirach, Hitlers Jugendführer (Keulen 1982), 211. 167 Jochen von Lang en Claus Sibyll, Der Hitler-Junge. Baldur von Schirach. Der Mann, der Deutschlands Jugend erzog (Hamburg 1988), 324.

57 terwijl het in de rest van Europa grote belangstelling genoot.168 Tijdens een geheime conferentie met Duitse journalisten op 16 september, twee dagen na de openingsceremonie van het Europees Jeugdverbond, maakte de Propagandaminister zijn afkeer van het Europa- ideaal van de Hitlerjugend onmiskenbaar duidelijk.

Der Minister [Goebbels, RO] polemisiert sehr scharf gegen das Gerede vom “Neuen Europa”. Er halte es nicht für richtig, wenn heute von unserer Seite aus so ein Lärm um dieses Thema gemacht würde. Es wird uns in der Welt niemand glauben, daß wir nur für ein neues Europa kämpfen würden, ohne dabei materielle Interessen zu haben. Von dem Deutschen allgemein würde man es noch glauben, daß er nur für eine Idee kämpfe, aber von den Nazis wisse man, daß sie einen Kampf um Öl und Getreide und eine materielle Besserstellung unseres Volkes führen würden und nicht einem Phantom nachrennten.169

Als laatste protestactie weigerde Goebbels na afloop van de bijeenkomst in Wenen, die door hem honend getypeerd werd als een ‘Jugendkirmes’, de besluiten die aldaar waren genomen te registreren.170 De situatie in Nederland was niet veel gemoedelijker. De onenigheid over het Europees Jeugdverbond tussen de Hitlerjugend en de SS verplaatste zich naar de bezette landen, waardoor bijvoorbeeld Wilhelm Blomquist, aanhanger van Axmann en als Gebietsführer van de HJ gestationeerd in Nederland, actief werd tegengewerkt door de SS- leiding.171 Met dit strijdtoneel op Nederlands grondgebied mengde ook Rost van Tonningen zich in het conflict. Toen Blomquist enkele maanden later in november benoemd werd tot Chef der Befehlsstelle Niederlande der Reichsjugendführung liet Rost van Tonningen middels zijn secretaris weten niet aanwezig te zullen zijn.172 Als medestander van de SS werd het Europa-ideaal van de Hitlerjugend geenszins door hem onderschreven. Op 6 juni 1942 was hij daarentegen met zijn eigen plan voor de Nederlandse nationaalsocialistische jeugd naar voren getreden door de Nederlandsche Oost Compagnie (NOC) in het leven te roepen. Met het verlies van Nederlands-Indië aan Japan moest deze organisatie zorgen voor Lebensraum in de Baltische staten en Oekraïne, waarmee Nederland verzekerd zou zijn van een plek in het nieuwe Europa.173 Het toekomstige Europa stond voor Rost van Tonningen dan ook in het

168 Hannsjoachim W. Koch, The . Origins and development, 1922-1945 (Londen 1975), 235. 169 Willi Alfred Boelcke ed., “Wollt Ihr den totalen Krieg?” Die geheimen Goebbels-Konferenzen 1939-1943 (Stuttgart 1967), 281-282. 170 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 547-548. 171 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 172 ‘Brief van B. Serné aan Bannführer Voss, 20 november 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 169 Rost van Tonningen, M.M., inv. nr. 303. 173 Meinoud Marinus Rost van Tonningen, Bericht von Dr. M. M. Rost van Tonningen, Präsident des Aufsichtrates der Nederlandsche Oost Compagnie N.V., gegründet am 6. Juni 1942 in Den Haag, über die

58 teken van kolonisatie van het ‘Oostland’ door de Nederlandse jeugd via de NOC; gelijkwaardige samenwerking in een jeugdverbond had hierin geen plaats. In hetzelfde Groot-Germaanse kamp als Rost van Tonningen zat Quispel, wiens diensttijd in Duitsland in juni was afgelopen. Tijdens zijn strijd aan het Oostfront was hij dermate genazificeerd dat hij zoals eerder aangestipt bij terugkomst actief Jeugdstormers begon te werven voor zijn visie op het nieuwe Europa. Uit zijn frontdagboek blijkt dat enkele maanden eerder in maart de volkse gedachte reeds had postgevat bij Quispel: ‘Eindelijk maak ik werkelijk deel uit van de verdedigers van onze Europeesche, van onze Germaansche kultuur en volksgemeenschap.’174 Teruggekeerd naar Nederland begon hij zich vol overtuiging in te zetten voor gezamenlijke participatie van de Germaanse jeugd aan het front tegen het communisme. In een interview met Quispel bemerkte een Jeugdstormer dat een jaar van oorlog de stafleider had veranderd.

Maar als ik naar hem [Quispel, RO] luister, dan merk ik toch allerlei veranderingen in zijn wezen. Zijn taal is kort en krachtig … de taal der soldaten, die elk overtollig geklets verafschuwen. Hij duldt ook geen tegenspraak. Wat hij zegt moet gedaan worden, direct. Ook in zijn gebaren herkennen wij den soldaat, die een harde leerschool heeft doorloopen, de leerschool der Waffen SS, die hij als gewoon SS- Schütze heeft gediend.175

Strijden aan het Oostfront en het nieuwe Europa waren voor Quispel niet langer los van elkaar te zien: ‘De frontsoldaten en de jeugd verzekeren Neerlands plaats in de nieuwe Germaansche samenleving, in het nieuwe Europa!’176 Zijn oproep aan Jeugdstormers om te vechten tegen het communisme leek aanvankelijk succesvol. Een grote groep was gefrustreerd met de afhoudende politiek van Van Geelkerken, die maar mondjesmaat jongeren toestond te vertrekken naar het Oostfront, waardoor zij veeleer opkeken naar Hitler en het Duitse rijk dan naar Mussert en de hoofdstormer.177 Ondanks dat Groot-Germaanse geluiden steeds luider doorklonken, bleef het ideaal van een onafhankelijke Jeugdstorm binnen een pan-Europees samenwerkingsverband van fascistische jeugdbewegingen de leidraad in het buitenlandbeleid. Hoewel met de Europa-

bisherige und zukünftige geplante Aufbau-Arbeit der Nederlandsche Oost Compagnie N. V. in den besetzten Ostgebieten (Den Haag 1943). Rost van Tonningen en Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II, 10-12, 34. 174 ‘Dossier Casparus Quispel dagboek, 31 maart 1942’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49. 175 ‘Onze plicht aan het thuisfront. Gesprek met den stafleider, opperbanheer Quispel’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 228. 176 Ibidem, 269. 177 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 179.

59 idealen van Rost van Tonningen en Quispel een Groot-Germaanse rebellie een steeds realistischer scenario leek te vormen, had de Dietse Van Geelkerken met steun van Seyss- Inquart nog altijd het laatste woord. De hoofdstormer kon ten tijde van de oprichting van het Europees Jeugdverbond de volksen binnen de Jeugdstorm bovendien zonder al te veel problemen het hoofd bieden. Het merendeel van de NJS-leiding was in die tijd nog altijd sterk Diets georiënteerd.178 Het fascistische Europa-ideaal was aldus een rekbaar begrip. Aan de vooravond van de oprichting van het Europees Jeugdverbond gaven alle partijen onder het mom van fascistische eenheid hun eigen invulling aan de toekomst van het Europese continent. Niet alleen werkte dit competentiestrijd binnen de eigen gelederen in de hand, maar ook de verhoudingen tussen de Jeugdstorm enerzijds en de Hitlerjugend en de SS anderzijds kwamen hierdoor onder druk te staan. Ofschoon het jeugdverbond door de HJ werd gepresenteerd als een ‘Strahlenbündel nationaler Kräfte’, moet niet onverlet worden gelaten dat Von Schirach en Axmann met het oog op de leidersrol die nazi-Duitsland in Europa vervulde continu begerig waren naar een stukje van de taart.179 Hiervoor werd een eventuele uitbreiding van de macht over jeugdbewegingen uit de bezette gebieden, zoals de Jeugdstorm in Nederland, niet geschroomd.

Roosevelt en de International Student Assembly Niettegenstaande de botsende Europa-idealen was onderlinge rivaliteit niet het enige dat speelde. Met de oprichting van een Amerikaanse tegenhanger van het fascistische jeugdverbond diende zich een gemeenschappelijke vijand aan die de verschillende partijen binnen de Jeugdstorm en nazi-Duitsland weer enigszins nader tot elkaar bracht. Op 2 september 1942, twee weken voor de oprichting van het Europees Jeugdverbond in Wenen, zag de International Student Assembly (ISA) het levenslicht in Washington D.C., waarvoor circa vierhonderd studenten en professoren uit 53 verschillende landen, waaronder Nederland, waren bijeengekomen om vanuit een antifascistisch oogpunt te discussiëren over zaken als democratie, nationalisme en kolonialisme.180 Een dag na de opening richtte de president van de Verenigde Staten, Franklin Delano Roosevelt (FDR), zich in een toespraak tot de

178 Nanno Klaas Charles Arie in ’t Veld, De SS en Nederland. Documenten uit SS-archieven 1935-1945 (Den Haag 1976), 425. 179 ‘Rede des Reichsleiters Baldur von Schirach anlässlich des Europäischen Jugendkongress am 14. September 1942 im Gauhaus zu Wien’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 17. Kühberger, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte”’, 14. 180 Eugene G. Schwartz, American students organize. Founding the National Student Association after World War II. An anthology and source book (Westport, Connecticut 2006), 16-17, 36.

60 aanwezigen. Met een wereldwijde radio-uitzending in 31 verschillende talen was Roosevelts oratie echter bovenal gericht aan de jeugd die zich binnen de fascistische invloedssfeer bevond.

This fact is becoming clearer every day to the young people of Europe, where the Nazis are trying to create youth organizations built on the Nazi pattern. It is not a pattern devised by youth for youth. It is a pattern devised by Hitler and imposed upon youth by a form of mental forcible feeding – a diet of false facts, distortions, and prohibitions – all backed up by the guns of the . If you have any doubt as to what the decent youth of Europe think about the false promises the Axis masters make to the young people of the world, look to the brave young men of France and all the occupied countries who prefer to face the firing squads rather than a lifetime of slavery and degradation under Hitler.181

FDR eindigde zijn rede in optimisme over een uiteindelijke geallieerde overwinning, die weliswaar zwaarbevochten zou worden. De vechtlust die van Noorwegen en Nederland tot aan Servië en Griekenland heerste zou er voor zorgen dat Hitlers Nieuwe Orde te gronde werd gericht. Een reactie van de Hitlerjugend op ISA en Roosevelt liet niet lang op zich wachten. Op 4 september, een dag na de toespraak van FDR, gebruikte Von Schirach de Reichsrundfunk om de Amerikaanse president van repliek te dienen, zowel in het Duits als in het Engels om zoveel mogelijk publiek aan te kunnen spreken. De gouwleider van Wenen opende met de oprichting van ISA die volgens hem was aangekondigd met een hele hoop ‘hullahbalooh’ (‘Trara’ in de Duitse versie), alvorens hij frontaal de aanval opende op Roosevelt. Als president van de Verenigde Staten werd FDR persoonlijk verantwoordelijk gehouden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de miljoenen doden die dientengevolge waren gevallen. Daarenboven zou hij nooit enige aantrekkingskracht op de jeugd kunnen uitoefenen, aangezien de Europese jongeren hun lot reeds bezegeld hadden in bloed. Bovendien had Roosevelt geen recht om aanspraak te maken op de Europese jeugd, omdat zijn eigen Amerikaanse jongeren sinds de aanvang van de oorlog totaal waren losgeslagen en een moreel kompas volledig ontbeerden. Von Schirach eindigde met een vooruitblik op het te stichten Europees Jeugdverbond. Elk land zou vrijwillig een jeugddelegatie laten afreizen naar Wenen, alwaar de klemtoon zou komen te liggen op het jeugd-leidt-jeugd principe, sociale gerechtigheid en kameraadschap, waarmee de soevereiniteit van zelfs de kleinste landen gewaarborgd zou zijn: ‘Wir Europäer glauben an

181 Franklin D. Roosevelt, The public papers and addresses of Franklin D. Roosevelt. 1942 volume. Humanity on the defensive (Ann Arbor, Michigan 2005), 349.

61 die Völker, Sie, Herr Roosevelt, glauben an die westliche Hemisphäre.’182 Het belang van een Europese jeugdassociatie waarbinnen elk lid onafhankelijk te werk zou kunnen gaan werd nog altijd onderstreept door de Hitlerjugend. In navolging van Von Schirachs vertoog gaf de Jeugdstorm rugdekking aan het jeugdverbond en de fascistische moraal. In De Stormmeeuw werd Roosevelt verweten dat zijn Amerikaanse jeugd, die in deplorabele staat zou verkeren, met de aanhoudende amerikanisering de Nederlandse jongeren lamlendig had gemaakt. Derhalve diende FDR de Europese jeugd met rust te laten, daar hij geen idee had van ‘wat goed en recht is’. Alliantiegenoten Churchill en Stalin werden evenmin ongemoeid gelaten. De universiteiten van Eton, Oxford en Cambridge werden gehekeld om hun ‘plutocratische inslag’; de Russische jeugd werd toegedicht dat zij enkel roofde, stal en zwierf, ‘opgejaagd en dagelijks met den dood bedreigd, omdat Rusland nu eenmaal het “kinderparadijs” is’. Als voorbeeld van hoe het wel moest werd gewezen op de bijeenkomst in Weimar, waar de aanwezige jeugd haar gemeenschappelijke Europese cultuurgoed had leren kennen. Daarnaast werd er vooruitgeblikt op het congres in Wenen, dat de Europese jeugd wel een goede toekomst zou bieden in tegenstelling tot de ‘loze beloftes’ van FDR. 183 Het Nationale Dagblad behandelde Roosevelts rede evenzeer uitvoerig. Binnen een dag werd FDR in een uitgebreid artikel verguisd om zijn handreiking aan de Europese jeugd, de Amerikaanse alliantie met de Sovjet-Unie en de ‘democratische demagogie’ van de Verenigde Staten die Nederland en de rest van Europa niets anders te bieden hadden dan ellende.184 In de berichtgeving die een dag later volgde werd gewezen op de rol van de Nederlandse jeugd in de ‘nieuwe tijd’ die de ‘Eeuw van Europa’ zou inluiden. Van Roosevelts ideaalbeeld met betrekking tot de Europese jeugd werd geen spaan heel gelaten.

Aan vage in de wolken hangende idealen, aan luchtkasteelen als een ware wereldbeschaving, hecht de [Europese] jeugd niet veel. […] Zij wenschen deze luchtkasteelen niet binnen te stappen, blijven liever met de beide beenen op den grond staan, gelooven niet in een joodsche veramerikaniseerde hot-jazz-wereldbeschaving met dansende negerinnen en jankende saxafoons, met vrouwenbataljons voor gemobiliseerde soldaten.185

Het nieuwe Europa diende niet aan de hand van Roosevelts ‘luchtkastelen’ te worden

182 Baldur von Schirach en Franklin D. Roosevelt, Wem gehört die Jugend? Roosevelt spricht, Von Schirach antwortet. Auftakt zum Europäischen Jugendkongress (Wenen 1942), 11, 18, 21-27. 183 ‘Roosevelt en de jeugd’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 275. 184 ‘Democratische demagogie. Roosevelt sprak tot de jeugd’, Het Nationale Dagblad, 4 september 1942, 2. 185 ‘Ware wereldbeschaving. Europa’s jeugd heeft van Roosevelt niets te leeren’, Het Nationale Dagblad, 5 september 1942, 1.

62 opgebouwd, maar op grond van de ideeën die op de aanstaande bijeenkomsten in Wenen en Milaan ten gehore zouden worden gebracht. Volk en Vaderland reageerde primair op Roosevelts uitlating over een nieuwe maatschappelijke orde die door de Amerikanen, Britten en Russen zou worden opgebouwd als het fascisme was verslagen. Om zijn ongeloofwaardigheid te onderlijnen werd een vergelijking getrokken tussen FDR en ‘een kaalhoofdige kapper [die] een onfeilbaar haargroeimiddel aanbeveelt’.186 Een spotprent van een halve pagina lang waarin ‘Kokadorus Roosevelt’ (refererend aan de bekende joodse marktkoopman Meyer Linnewiel die schuil ging onder de bijnaam Kokadorus) de Europese jeugd Amerikaanse doosjes vitaminen aanbiedt, voorzien van een etiket met een davidster, moest duidelijk maken dat de Jeugdstorm en haar Europese zusterbewegingen de leiding van Duitsland en de Hitlerjugend diende te blijven volgen. Dergelijke propaganda lag in lijn met eerdere oproepen van de NSB en Mussert, die hierin nazi-Duitsland volgden, waarin werd opgeroepen om wat werd beschouwd als het verderfelijke kapitalisme en de plutocratie van de Verenigde Staten te bestrijden.187

Figuur 2.188 ‘Hier heb ik iets voor de Europeesche jeugd! Dat is geen zwendel, dat is geen humbug, dat is de nieuwste vinding! Het toppunt der beschaving! Judavitaminen U.S.A.!!’

186 ‘De kale kapper’, Volk en Vaderland, 11 september 1942, 3. 187 Mussert, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa, 3, 7. 188 ‘Kokadorus Roosevelt’, Volk en Vaderland, 11 september 1942, 3.

63

Ook na ISA en het jeugdcongres in Wenen poogden de Amerikanen een tegengeluid te laten weerklinken bij de Nederlandse jeugd. Begin 1943 werd het plan ontwikkeld om luchtpamfletten met een Nederlandse vertaling van Roosevelts toespraak te verspreiden op Nederlands grondgebied, zoals in 1941 reeds was gedaan met eerdere radioredes van de Amerikaanse president.189 Ofschoon de pamfletten met Roosevelts ISA-oratie al waren gedrukt, werd uiteindelijk om onduidelijke redenen besloten dat deze niet verder verspreid zouden worden.190 Evengoed was het onwaarschijnlijk dat de woorden van de Amerikaanse president, net als de radio-uitzending op 3 september, veel impact zouden hebben gehad op de Nederlandse nationaalsocialistische jeugd. Met alle voorbereidingen die voor de bijeenkomst in Wenen waren getroffen stonden zij klaar om deze overkoepelende organisatie van de Europese jeugd tot een geheel te smeden. Roosevelt en ISA konden daar tamelijk weinig aan veranderen.

De stichtingsbijeenkomst te Wenen Met tegenstand vanuit zowel de eigen nazigelederen als van buitenaf door Roosevelt, maar evenzeer met steun van jeugdbewegingen uit geheel Europa, waaronder de Jeugdstorm, was op 14 september 1942 het moment voor de Hitlerjugend eindelijk daar. In het Gauhaus te Wenen, waar het voormalige Oostenrijkse parlement voor de Anschluss zetelde, werd het Europees Jeugdverbond officieel opgericht. Voor veel fascisten was de grondlegging het bewijs dat de fascistische ideologie nationale grenzen ontsteeg. Een anonieme auteur beschreef het jeugdverbond op een ansichtkaart, waarop de afbeelding die op het titelblad van deze scriptie prijkt evenzeer te vinden was en waarvan er meerdere in omloop waren, aan de hand van de onderstaande metaforische boodschap, bedoeld ter promotie van de stichtingsbijeenkomst.

Eine Europakarte, welche durch keinerlei staatliche Grenzen definiert ist. Ein säulenähnlicher Stamm, der genau in ihrer Mitte geradlinig wächst, dessen Wurzeln sich aber quer durch den europäischen Kontinent erstrecken. Eine Baumkrone schließlich, welche zwischen ihren Blättern eine kugelförmige, soeben gekeimte Frucht hält, die das zu symbolisieren scheint, was unmittelbar als Titel angeführt ist: die “Gruendungstagung des Europaeischen Jugendverbandes Wien 1942”.191

189 Zie onder meer: ‘Tekst radiorede President Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr. 12. ‘Roosevelt drijft Hitler in het nauw’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr. 20. ‘De Gijzelaars, Verklaringen van Churchill en Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr. 23. 190 ‘Een boodschap tot de jeugd, van President Roosevelt’, NIOD, Amsterdam, Archief 560 Luchtpamfletten, inv. nr. 58. 191 Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 1. De ansichtkaart met tekst bevindt zich in het privébezit van Toni Morant i Ariño.

64

Het was een beeld waar zowel de Hitlerjugend als de Jeugdstorm zich zeker tot aangetrokken hadden gevoeld: het jeugdverbond als een bloeiende boom, haar wortels reikend tot aan de verste uithoeken van het continent met haar stam in het centrum van Europa. De worteltoppen die strekten van Noorwegen tot aan Bulgarije, van Finland tot aan Spanje behoorden tot een en dezelfde boomstam, Europa’s middelpunt Wenen. Tussen 14 en 18 september kwamen in totaal veertien fascistische jeugdbewegingen bijeen in de rijksgouw Wenen voor de stichtingsbijeenkomst van het Europees Jeugdverbond, dat veertig miljoen jongeren tussen de tien en twintig jaar zou omvatten.192 Onder aanvoering van Van Geelkerken nam de Jeugdstorm deel aan dit jeugdcongres samen met de HJ (onder leiding van Axmann, Von Schirach en Jutta Rüdiger), de GIL (Vidussoni en Penelope Testa), de NSUF (Stang), de NSJV (Lehembre), de NSU (Jensen), het FdJ (Pilar Primo de Rivera en José Antonio Elola), de overkoepelende associatie van soldatenjongens en padvindersjeugd uit Finland (Propst Verneri Loohivouri), de Jeunesse Rexiste (JR) uit Wallonië (Roger Duthermes), Brannik uit Bulgarije (Stefan Kletschkoff), de Ustaša-jeugd uit Kroatië (Ivan Oršanić), Educatie Premelitara uit Roemenië (generaal Iliescu), de Hlinka-jeugd uit Slowakije (Alois Macek) en de -jeugd uit Hongarije (Vitez Alois Beldy).193 Naast voltallige jeugddelegaties waren er ook individuele jeugdvertegenwoordigers aanwezig uit Estland, Letland, Tsjechië, Japan, Portugal en Frankrijk.194 Enkele weken voor het congres had Bannführer Voss via Quispel aan Van Geelkerken laten weten dat een groep van twintig Jeugdstormers diende te worden samengesteld, bestaande uit de hoofdstormer, zijn adjudant, zeventien vertegenwoordigers voor de verschillende Arbeitsgemeinschaften en twee extra deelnemers.195 Naast Van Geelkerken stonden aan het hoofd van de Nederlandse delegatie stafleider Quispel, meisjesleidster Van Eck, opperstamheer Hasewinkel, banheer Gottlieb Adriaan van Dieren, opperbanheer Jan Wolfgang Gerlings, opperstamheer Abraham Johan Reinders, schout Martin Jansen,

192 Door de Jeugdstorm wordt over vijftien landen gesproken. De verlate aansluiting van Portugal wordt hiervoor aangehaald, maar bovenal worden Vlaanderen en Wallonië met het oog op het Dietse ideaal steevast als twee separate landen aangeduid. Zie onder meer: ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 316. ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 193 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. ‘Eröffnung durch den Reichsleiter von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Bewegeging, inv. nr. 1187. Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 790. 194 Axmann, Das kann doch nicht das Ende sein, 300. 195 ‘Brief van opperbanheer C. Quispel aan hoofdstormer C. van Geelkerken, 17.8.1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142.

65 bestuurslid van het Dietsch Studenten Verbond Hielke Hielkema, streekleider Henri Charles Nije en als hoofd van de afdeling Vorming der Beweging.196 In uiterst feestelijke sfeer werden Van Geelkerken en de zijnen met fanfares begroet tijdens de eerste dag van het jeugdcongres. Daarenboven heette Von Schirach de aanwezige jeugdbewegingen een warm welkom met zijn openingsrede, waarin antidemocratische, antisemitische, antibolsjewistische en anti-Amerikaanse stellingnames verenigd werden met Europese samenhorigheid en nationale onafhankelijkheid.

Können Sie sich vorstellen, dass ein Italiener, ein Ungar, ein Rumäne, ein Finne, ein Slowake, ein Kroate anders denkt? Ist nicht für uns alle – und ich meine damit alle Nationen, die uns die Ehre geben, sich heute hier zu versammeln, das Bewusstein [sic] der Zugehörigkeit zur eigenen völkischen Gemeinschaft so stark, das wir es geradezu als Ehrenpflicht ansehen würden, gemeinsam mit den anderen Menschenunseres Volkes Glück und Leid zu teilen, auch wenn wir dafür ein Anwaltsbüro oder eine Fabrik in der Fremde aufgeben müssen? Wir sind eben durch unseren nationalen Charaketa [sic] bestimmt. […] Die Aufgabe des europäischen Jugendverbandes ist die Festigung und Stärkung des Bewusstseins der europäischen Zusammengehörigkeit in der jungen Generation unseres Kontinents. Als Ausdruck der neuen Ordnung ist der europäische Jugendverband eine Arbeitsgemeinschaft von Nationalselbständigen und volksbewussten Jugendorganisationen. Dieser Charakter des europäischen Jugendverbandes schliesst jede Einmischung in die inneren Verhältnisse der Jugendorganisationen eines Landes aus. […] Europa ist mehr als ein Kontinent. Europa ist ein heiliges Wahrzeichen der Menschheit (starker Beifall).197

Ondanks de joviale stemming was de bijeenkomst bewust sober ingericht door de Hitlerjugend. ‘Het congres danst niet’ kopte Het Nationale Dagblad, waarmee werd verwezen naar het ontbreken van dansvoorstellingen zoals die van de Drentse dansgroep enkele maanden eerder in Weimar. Met de intensiteit van de oorlog had de HJ ten doel om de bijeenkomst in Wenen de uitstraling van een werkcongres te geven, niet van een vijfdaags feest. Dit betekende evenwel niet dat het binnen het programma geheel aan ontspannende activiteiten ontbrak. Zo woonde de Jeugdstorm een balletvoorstelling onder muzikale begeleiding van de Wiener Philharmoniker in de Weense Staatsopera bij, alvorens men in de Nationale Bibliotheek bij de tentoonstelling ‘Documenten der Europeesche historie’ een uitgebreide geschiedenisles kreeg voorgeschoteld. Daarnaast bracht de Jeugdstormdelegatie een bezoek aan het stadhuis, de paleizen Hofburg en Schönbrunn alsook de nabij gelegen plaatsjes Baden bei Wien en Gumpoldskirchen. Van Geelkerken en Gerlings bezochten

196 ‘De jeugd van Europa vereenigd. Verbond van jeugdorganisaties te Weenen opgericht. Veertig millioen Europeesche jongeren’, Het Nationale Dagblad, 15 september 1942, 1. 197 ‘Rede des Reichsleiters Baldur von Schirach anlässlich des Europäischen Jugendkongress am 14. September 1942 im Gauhaus zu Wien’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 6, 16, 19.

66 bovendien enkele gewonde Nederlanders die als vrijwilligers aan het Oostfront hadden gestreden in de divisies Wiking, Germania en Westland, alsmede het Legioen Nederland.198 Naast Weense bezienswaardigheden was binnen het programma van de vijfdaagse bijeenkomst door de Hitlerjugend bovenal tijd ingeraamd voor het doen van zaken. Evenals bij de eerder georganiseerde sport- en cultuurevenementen zagen Axmann en Von Schirach zichzelf erbij gebaat het Europees Jeugdverbond onder het mom van fascistische eenheid aan de man te brengen als een organisatie waarbij elke jeugdbeweging gelijkwaardige rechten had, terwijl in werkelijkheid de HJ achter de schermen aan de touwtjes trok. Uit de organisatiestructuur die Von Schirach tijdens zijn openingstoespraak uit de doeken deed zijn deze intenties enigszins op te maken. Aan het hoofd stonden Axmann en Vidussoni met als ere-presidenten Von Schirach en Renato Ricci, voormalig leider van de ONB die sterke nazisympathieën koesterde, die aan elke jeugdbeweging een Arbeitsgemeinschaft toebedeelden.199 Naast de kleinere jeugdbewegingen die ieder de leiding van een van deze werkgemeenschappen op zich namen, werden er twee toegewezen aan de HJ (Sport onder Hans von Tschammer en Bauten und Fahrten onder Möckel) en de GIL (Presse, Film, Rundfunk onder Selani en Führererziehung onder Bonamici). Bovendien werd de werkgemeenschap Weibliche Jugend, gericht op de educatie en training van jonge Europese vrouwen, vertegenwoordigd door BDM-leidster Rüdiger, Pilar Primo de Rivera als hoofd van de Sección Femenina (SF), de vrouwelijke tak van Falange, en Testa namens de Italianen.200 Deze indeling toont aan dat Duitsland en Italië er geen misverstand over lieten bestaan wie de leidende rol in het Europees Jeugdverbond vervulden, terwijl de schijn van gelijkwaardige samenwerking wel werd opgehouden door de kleinere jeugdbewegingen een zekere mate van verantwoordelijkheid te geven. Daarenboven was Italië in werkelijkheid een zwakke vlagvoerder. Hoewel Von Schirach er net als bij eerdere Europese jeugdbijeenkomsten alle belang bij had om zijn Italiaanse confraters naar voren te schuiven

198 ‘Het congres danst niet. Hotelcommandanten voorbeelden van jeugdopvoeding’, Het Nationale Dagblad, 17 september 1942, 1. ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen Europeesche jongeren met één ideaal. Grootsche taak voor den Jeugdstorm’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 275. ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 316-317. Een kort beeldfragment van de opening van het Europees Jeugdverbond: ‘Founding of the European Youth Association in Vienna, 1942’, https://www.youtube.com/watch?v=ivStXsAia4k (geraadpleegd op 1 juli 2016). 199 ‘Eine neue Waffe in den Kämpfen dieses Krieges. Der Europäische Jugendverband in Wien gegründet. Schirach und Ricci als Ehrenpräsidenten, Axmann und Vidussoni die Präsidenten des Verbandes’, Völkischer Beobachter, 16 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 200 ‘Eröffnung durch den Reichsleiter von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Bewegeging, inv. nr. 1187, 4. Toni Morant i Ariño, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian sisters’. Cross-border affinities between women’s fascist organizations, 1936-1945’ in: Eveline Buchheim e.a. ed., Under fire. Women and World War II, 19-36, aldaar 28. Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 545.

67 als een gelijkwaardige bondgenoot, beschouwde hij het Europees Jeugdverbond als zijn eigen creatie. Het presidentschap van de GIL was dan ook niets meer dan een concessie om de Italiaanse moraal hoog te houden; de werkelijke macht lag in handen van de Hitlerjugend.201 De dominantie van de HJ werd bij vlagen ook door de Jeugdstorm gevoeld. Uit een Jeugdstormverslag van de oprichtingsvergadering op 14 september komt naar voren dat de leiders van de verschillende Arbeitsgemeinschaften enkel met toestemming van Axmann en Vidussoni zonder Italiaans-Duits toezicht afzonderlijke besprekingen konden voeren. Toch leek de Jeugdstorm op het eerste gezicht maar weinig oog te hebben voor het overheersende karakter van de Hitlerjugend. Bij de oprichting werd het Europees Jeugdverbond omschreven als ‘een zinnebeeld van een nieuwe en betere orde’, waarbij ‘iedere jeugdorganisatie dezelfde rechten [heeft] of het aantal leden klein of groot is’. Louter in gemeenschappelijk overleg met de kleinere jeugdbewegingen zouden de (ere-)presidenten van de HJ en GIL tot besluiten komen.202 Het vertrouwen in het jeugdverbond en de aanwezige fascistische jeugdbewegingen werd bekrachtigd door Van Geelkerken. Nadat Von Schirach in zijn openingsoratie de verschillende werkgemeenschappen en de bijbehorende jeugdbewegingen officieel had aangekondigd, werd aan elke jeugdleider kort het woord gegeven. In zijn toespraak benadrukte de hoofdstormer de gedeelde Europese geschiedenis en de Nederlandse loyaliteit aan het kersverse jeugdverbond.

Die niederländische Jugend steht im Bewusstsein einer europäischen Vergangenheit bereit, ihre neuen Aufgaben, wenn Europa in Zukunft sie ruft, anzutreten. Mit Begeisterung bringe ich dem Europäischen Jugendkongress die Kunde, dass die Jugend in den Niederlanden es als eine hohe Ehre Ansicht, sich mit der Jugend aller europäischen Nationen für ein grosse, mächtiges, einiges Europa einzusetzen, dessen Ehre die Arbeit ist (Starker Beifall).203

Nadat Van Geelkerken en de overige jeugdleiders zich in hun redes hadden geconformeerd aan het Europese jeugdproject, werd de daad meteen bij het woord gevoegd. Tegelijk met NSUF-leider Stang ondertekende de hoofdstormer de stichtingsakte van het Europees Jeugdverbond, waarmee het Jeugdstormlidmaatschap officieel was ingeluid. In Von Schirachs verdeling was de werkgemeenschap Kultur und Kunst Van Geelkerken en zijn NJS ten deel gevallen, hetgeen werd aangehaald als bewijs dat ‘men in het

201 Ponzio, Shaping the new man, 190. 202 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 203 ‘Eröffnung durch den Reichsleiter von Schirach’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Bewegeging, inv. nr. 1187, 9.

68

Figuur 3.204 ‘Hoofdstormer Van Geelkerken teekent te Weenen het protocol van den Europeeschen Jeugdbond. Naast hem de Noorsche minister Stang.’

buitenland hoog tegen Nederland opziet’ aangezien cultuur ‘de handteekening van een volk en van een land is’. De benoeming was puur een formaliteit; reeds een kleine maand eerder had Quispel de hoofdstormer op de hoogte gebracht van de indeling van het Europees Jeugdverbond en de voorbereidingen die dientengevolge moesten worden getroffen.205 Ofschoon na afloop door de Jeugdstorm zelf benadrukt werd dat Van Geelkerken uitstekend leiding had gegeven, vormde zijn werkgemeenschap bij uitstek het platvorm waarop hoofdzakelijk verschillen tussen de aanwezige jeugdvertegenwoordigers aan de oppervlakte traden. Een verscheidenheid aan culturen, zich uitend in taal, temperament en zienswijze op bepaalde problemen, maakte het vinden van een gemeenschappelijk doel van de Europese jeugd niet gemakkelijk voor de NJS en haar leider.206 Evengoed kwamen de verschillende jeugdbewegingen tot een gezamenlijke besluit. Tijdens de bespreking van de resultaten van alle werkgemeenschappen werd door Van Geelkerken het voorstel gedaan om de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence jaarlijks te laten terugkeren alsook nieuwe gelijksoortige evenementen op touw te zetten om zowel de gedeelde Europese culturele

204 ‘Jong Europa klopt aan Neerlands deur. Het Weensche congres en Nederlands taak’, Het Nationale Dagblad, 23 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 205 ‘Brief van opperbanheer C. Quispel aan hoofdstormer C. van Geelkerken -2-, 17.8.1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. 206 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 314.

69 waarden als de nationale verscheidenheid bij de jeugd in te prenten.207 Naast het organiseren en leiden van de Arbeitsgemeinschaft Kultur und Kunst namen de aanwezige Jeugdstormers tevens actief deel aan het uitwisselen van ervaringen alsook het voeren van discussies en het houden van brainstormsessies in de overige werkgemeenschappen. In de groep Ethische Erziehung onder leiding van de Finse jeugdleider Loohivouri kwam Jeugdstormer Hielke Hielkema in aanraking met jeugdvertegenwoordigers uit Duitsland, Hongarije, Slowakije, Italië, Spanje, Roemenië en Kroatië om een plan te ontwikkelen voor toekomstige ideologische scholing van de Europese jeugd. Hielkema beklemtoonde dat ideeën met betrekking tot ethische opvoeding niet gevormd moesten worden aan de hand van de ‘barbarij van het bolsjewisme en het intellectualisme van de liberalistisch-democratische periode’, maar op grond van de ‘natuurlijke levensdrang van het volk’. Verder namen in zijn betoog karaktervorming en persoonlijkheid een prominente rol in, waar zowel cultuur als militaire strijd van grote betekenis voor werden geacht: ‘De opvoeder moet in zich dragen het wezen van den soldaat en den dichter – de gestalten, die op de toekomst van de volkeren van Europa hun stempel drukken.’208 Europees bewustzijn en Europese cultuur waren thema’s die net als bij Hielkema bij elke spreker steevast de rode draad vormden. Elke jeugdbeweging poogde echter invloed op de werkgemeenschap uit te oefenen door zaken die voor hen belangrijk waren aan te kaarten. Loohivouri en zijn Italiaanse vakgenoot Ehio Crescimbeni spraken over zedelijkheid, Oberbannführer Griesmayer benadrukte gemeenschapsbewustzijn, de Slowaakse vertegenwoordiger Štefan Polakovič onderstreepte verdieping van kennis over landen en volkeren, terwijl familiale waarden belangrijk waren voor de Roemeense, Kroatische en Spaanse afgevaardigden. Hoewel de debatten die hieruit voortvloeiden ‘enkele malen in een Babylonische spraakverwarring [dreigden] te ontaarden’, werden deze ondanks enkele kleine meningsverschillen bovenal gekenmerkt door levendigheid en optimisme over het nieuwe Europa. In een poging iedereen tevreden te stellen werd uiteindelijk het leeuwendeel van de opgeworpen thema’s meegenomen in de resolutie die Loohivouri aan het eind van het congres in Wenen zou voordragen aan de aanwezige jeugd en hun leiders. Het geloof in God, familiale waarden, het volk en het vaderland alsook begrippen als eer, arbeid en vrijheid waren allen

207 Ponzio, Shaping the new man, 192. 208 ‘Arbeidsgemeenschap “ETHISCHE ERZIEHUNG”’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal- Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 3.

70 verankerd in de doelstellingen van de werkgemeenschap Ethische Erziehung.209 Ter afsluiting werd overeengekomen dat elke jeugdbeweging onderzoek zou verrichten naar de toepassing van ethische opvoeding op de eigen nationale jeugd, alvorens men in de zomer van 1943 elkaar wederom zou ontmoeten in Helsinki voor een nieuwe bespreking.210 Aan de overige werkgemeenschappen participeerde de Jeugdstorm evenzeer actief. Van Dieren, gemachtigde van de Nederlandse Jeugdherberg Centrale (NJHC) en leider van de Jeugdherbergafdeling van de Jeugdstorm, pleitte in de werkgemeenschap Bauten und Fahrten voor de stichting van een Europese jeugdherbergcentrale, een plan dat werd aangenomen door de overige jeugddelegaties en enige tijd later ook daadwerkelijk werd gerealiseerd. In Vormilitärische Ertüchtigung maakte Gerlings zich hard voor de vrijheid van elke jeugdbeweging om zelf haar eigen militaire vooropleiding te organiseren, alhoewel regelmatig internationaal contact hierover voort moest blijven duren. Hij haalde vooral de banden aan met de Italiaanse GIL-afgevaardigden, waarmee werd overeengekomen dat drie Jeugdstormleiders een opleiding van een jaar zouden gaan volgen in Italië om daarop aansluitend een rondreis door Europa te maken. Tot slot liet Hasewinkel een lang gekoesterde Jeugdstormwens tot uiting komen binnen de werkgemeenschap Sport, waarin onder meer de komende winterspelen aan Italië en de zomerspelen (wederom) aan Breslau werden toegekend, door goedkeuring te ontvangen voor het opnemen van schaatsen in het programma van toekomstige sportevenementen.211 Op de laatste dag van het congres werden de uitkomsten van alle Arbeitsgemeinschaften door hun toegewezen jeugdleiders in een volgepakt Gauhaus gepresenteerd. Ofschoon elke Jeugdstormer zich in zijn toebedeelde werkgemeenschap inzette voor de belangen van de beweging, ontstonden er interne problemen door de verschillende invullingen die hieraan werden gegeven door volgelingen van het Dietse en Groot-Germaanse kamp. Van Dieren, die bekend stond als een fel NSB’er, zou zijn Weense prestaties en ervaringen gebruiken om een wit voetje te halen bij Rost van Tonningen door onder het mom van het idee van het nieuwe Europa te pogen de NJHC bij de Jeugdstorm onder te brengen om de Nederlandse jeugd in nationaalsocialistische (en vooral nazistische) zin te laten radicaliseren.212 Hij bouwde hiermee voort op eerdere plannen die in Garmisch-Partenkirchen

209 ‘Slotzitting Europeesch jeugdcongres. Resolutie van arbeidsgemeenschap etische opvoeding’, Het Nationale Dagblad, 19 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 210 ‘Arbeidsgemeenschap “ETHISCHE ERZIEHUNG”’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal- Socialistische Beweging, inv. nr. 1187, 1-4. 211 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw (1942) afl. 7, 315-316. 212 Rost van Tonningen en Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II, 96.

71 waren gesmeed door Groot-Germaansgezinde Jeugdstormers om binnen de NJHC een nationaalsocialistische wind te laten waaien.213 Gerlings’ intenties stonden haaks op die van Van Dieren. Getrouwd met een nicht van Mussert was hij als aanhanger van het Dietse ideaal door Van Geelkerken met de taak opgezadeld om Jeugdstormers uit het vaarwater van de SS te houden. Gerlings voerde uit principe geen onderhandelingen met de Hitlerjugend tijdens het Europees Jeugdverbond, daar hij werd bezield door een anti-Duits sentiment. Door Van Geelkerken werd hij zodoende voorgedragen als lid van de Jeugdstormdelegatie bij de evenementen in Breslau, Wenen en Milaan om als vertrouwenspersoon van de hoofdstormer een oogje in het zijl te houden met betrekking tot mogelijke nazificatiepogingen van Duitse en Groot-Germaanse zijde. Dit leverde een nieuw competentiegeschil op tussen Gerlings en Quispel, die beiden in de gunst probeerden te geraken bij de hoofdstormer om hun positie binnen de Jeugdstorm te verstevigen. Vooral Quispel voelde zich hierbij niet gesterkt en dikwijls gepasseerd, aangezien Van Geelkerken menigmaal ten faveure van Gerlings beslissingen nam.214 Samen met andere Groot-Germaansgeoriënteerden zoals Van Dieren verhardde Quispel zijn strijd dan ook tegenover Van Geelkerken, Gerlings en andere Dietse vertegenwoordigers. Buiten de Arbeitsgemeinschaften om, die zowel internationale contactvorming als competentiestrijd in de hand werkten, kwamen Jeugdstormers eveneens in aanraking met de Europese jeugd. In de wandelgangen werd toenadering gezocht tot vertegenwoordigers van de verschillende aanwezige jeugdbewegingen om van alle veertien, exclusief de Waalse JR en inclusief de Portugese jeugdbeweging Mocidade Portuguesa (MP), een verslag op te stellen waarin de geschiedenis, ontwikkeling en gemeenschappelijke fascistische waarden beschreven werden.215 Daarnaast maakten Van Geelkerken en Lehembre gretig van de situatie gebruik om het Dietse ideaal te propageren. Evenals bij de zomerspelen in Breslau werd er in Wenen een kameraadschapsavond georganiseerd voor Nederlanders en Vlamingen, waarbij de hoofdstormer door zijn eigen jeugdbeweging werd toegedicht de aanwezige Jeugdstormers en NSJV’ers ‘een stuk Nederland in hun hart [te hebben gegeven]’.216 Lehembre beschreef zijn kameraadschappelijke gevoelens door te wijzen op een ontmoeting in zijn hotel tussen Van Geelkerken en enkele NSJV’ers, ‘die onmiddellijk in houding vlogen’ en blij waren een

213 ‘Proces-verbaal, in zake tegen G.A. v. Dieren, nummer 907/’47, 1e getuige Johan Bolman’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 62877. 214 ‘Proces-verbaal Jan Wolfgang Gerlings, 1e getuige Cornelis van Geelkerken, 2e getuige Johann Heinrich Hasewinkel, 5e getuige Casparus Quispel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 2-4, 6. 215 ‘Stichting van het verbond van Europeesche jeugdorganisatie’s, op 14 herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1187. 216 ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 317.

72 gesprek te kunnen voeren met een medestander van het Dietse ideaal.217 Jan D’Haese, departementsleider van de NSJV en onderdeel van de Vlaamse jeugddelegatie in Wenen, beklemtoonde evenzeer de verbintenis en de ‘volkskracht’ tussen wat hij beschouwde als Noord- en Zuid-Nederland in het nieuwe Europa.

De N.S.J.V. en de Jeugdstorm beseffen dat ze moeten meewerken aan de grootmaking van Europa. Zij weten, dat zij hun rol te vervullen hebben in het Germaansche kompleks met zijn leider Adolf Hitler. Maar zij weten bovendien dat dit alles slechts te bereiken is door de trouw aan het eigen volk.218

D’Haeses uitspraak is tevens tekenend voor de onzekerheid die er heerste onder de kleinere fascistische jeugdbewegingen, ook al lieten zij daar naar buiten toe zo min mogelijk van merken. Trouw aan het eigen volk, samenwerking tussen de NSJV en de Jeugdstorm vanuit Diets oogpunt, het belang van een Germaanse unie onder aanvoering van Hitler en een fascistisch Europa-ideaal worden allemaal tegelijkertijd aangehaald. Hoewel de Jeugdstorm en de NSJV ongetwijfeld uitgekristalliseerde ideeën hadden over mogelijke manieren om deze vier idealen te verenigen, geeft het vooral aan dat zij constant in een spagaat zaten tussen nationalistische idealen en trouw aan de Führer.

Figuur 4.219

217 ‘Indrukken van een kongres (II). De Europeesche jeugd vereenigd’, Volk en Staat, 7 oktober 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 218 ‘De Europeesche jeugd treedt aan’, Volk en Staat, 21 september 1942, NIOD, Amsterdam, Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken, inv. nr. 922. 219 Bron is niet langer beschikbaar.

73

Onzekerheid bij de Jeugdstorm over de toekomst was niet heel verwonderlijk. Het Duitse idee van een Europese Nieuwe Orde was ten tijde van het congres te Wenen nog altijd vaag en rekbaar, waarmee pan-Europese manifestaties als het Europees Jeugdverbond niets meer waren dan onderdelen van en propaganda, gericht op de coöperatie van fascistische vazallen.220 De Hitlerjugend had nooit de intentie gehad om enige werkelijke macht uit handen te geven. Uitspraken van opperbanheer Gerlings suggereren dat de Jeugdstormleiding niet geheel in het ongewisse was over hetgeen er achter het masker van de HJ schuilde: ‘Ik dacht dat indien de jeugd van Europa met elkaar zou samengaan er vanzelf een beter bewoond Europa zou komen. Ik heb reeds vlug gemerkt en wel bij het Jeugdcongres te Wenen, dat mijn gedachte een utopie was.’221 Toch bleef de Jeugdstorm zich in het spoor van de Hitlerjugend begeven. Het leek alsof de enige optie die men had gericht was op het zich conformeren aan dan wel manoeuvreren om de lijn die de HJ uitzette.

Europese Jeugdsportkampioenschappen in Milaan Direct aansluitend op de stichtingsbijeenkomst van het Europees Jeugdverbond in Wenen verbleef een groep van tachtig Jeugdstormers tussen 19 en 29 september in Milaan ter gelegenheid van de Europese Jeugdsportkampioenschappen, die als vervolg dienden op de zomerspelen in Breslau uit het voorgaande jaar. Aan het sportevenement hadden vijftien verschillende jeugdbewegingen deel; dezelfde uit Wenen samen met een groep Portugezen van de MP. Reeds een ruime maand eerder had de Jeugdstorm de voorbereidingen voor de Italiaanse sportfestiviteiten getroffen. Met Mussert, Van Geelkerken en Rijkscommissaris Seyss-Inquart in het publiek waren op 8 en 9 augustus in Deventer de eerste landelijke Jeugdstormkampioenschappen gehouden, waarvan de winnaars de Nederlandse delegatie in Milaan zouden vormen. De Leider en de hoofdstormer deelden onder meer de medailles en wisselbekers uit aan de winnaars, waarna door beiden tevens een korte toespraak werd gehouden over de toekomst van Europa en de te verwachten sportwedstrijden in Milaan.222 Meer dan een week later op 18 augustus hadden in Amsterdam de landelijke zwemwedstrijden plaatsgevonden, die duidelijk moesten maken welke zwemploeg een maand later naar Italië zou afreizen.223 Nadat bekend was geworden welke Jeugdstormers mochten deelnemen aan de Europese Jeugdsportkampioenschappen, nam Hasewinkel de

220 Griffin, ‘Europe for the Europeans’, 152. 221 ‘Uitspraak. Inzake Jan Wolfgang Gerlings, dossier no. 2560’, NA-NBI, Den Haag, inv. nr. 79909, 4. 222 Z.a., Jeugdstormkampioenschappen 1942. Deventer 8 en 9 oogstmaand (Utrecht 1942). ‘De eerste Jeugdstormkampioenen bekend. Op grootscheepse wijze werden in Deventer de eerste landelijke Jeugdstormkampioenschappen gehouden’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 258-263. 223 ‘Zwemwedstrijden van den “Nationale Jeugdstorm”’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 264.

74 verantwoordelijkheid voor de bijbehorende organisatorische taken op zich. Via briefcorrespondentie (in het Italiaans) met de GIL zette hij zich namens de Jeugdstorm in voor onder meer het af laten reizen van een journalist, een fotograaf en supporters (‘amici sportivi’), alsmede de organisatie van de reis zelf.224 Terwijl Hasewinkel zich in overleg met de GIL bekommerde om het organisatorische aspect, begonnen de winnaars van de landelijke Jeugdstormkampioenschappen in Deventer aan een zesweeks trainingskamp in de jeugdherberg te Rhijnauwen (voor de jongens) en de kaderschool te Blaricum (voor de meisjes) om volledig voorbereid naar Milaan te kunnen afreizen.225 Na het voorgaande jaar in Breslau als laatste gearriveerd te zijn, werden de Jeugdstormers na een zorgvuldige voorbereiding dit keer als eerste door de GIL verwelkomd in Milaan, de geboorteplek van het fascisme waar Mussolini in 1919 zijn Fasci italiani di combattimento in het leven had geroepen. Omdat de officiële opening van de sportwedstrijden nog vijf dagen op zich liet wachten, brachten Van Geelkerken en zijn delegatie hun tijd door met een stadsverkenning van Milaan, een dagtocht naar het Comomeer, een bezoek aan een vliegtuigfabriek van Caproni alwaar de burgemeester van Milaan een toespraak hield, een voorstelling in het Teatro Manzoni Milano opgevoerd door een meisjesgroep van de GIL en tot slot een gezamenlijke kameraadschapsmiddag met alle aanwezige jeugdbewegingen in het Castello Sforzesco een dag voor aanvang van de sportfestiviteiten.226 Op 24 september vond na een minuut stilte voor de gevallen soldaten in de oorlog de opening van de Europese Jeugdsportkampioenschappen plaats met een toespraak van vicecommandant van de GIL Bonamici, die eerder in Wenen leiding had gegeven aan de werkgemeenschap Führererziehung. Vol trots meette de Jeugdstorm breed de successen uit tijdens de eerste sportwedstrijden van Cobi Koster, die derde werd op de tweehonderd meter borstslag, en Leen Gerritsen, die eveneens derde werd in de halve finale van de honderd meter vrije slag. De Nederlandse prestaties vielen evenwel in het niet bij de jongens en meisjes van de Hitlerjugend en de GIL die, toepasselijk voor hun politieke dominantie, net als in Garmisch- Partenkirchen en Breslau met afstand de eerste en tweede plek in de verschillende sportcategorieën bemachtigden.227

224 ‘Brief van opperstamheer H.A. Hasewinkel aan Comando Generale della G.I.L., 13.8.1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1142. 225 ‘Jeugdstormflitsen. De training voor Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 297. 226 ‘Indrukken uit Milaan. Feest van levensvreugde en kameraadschap’, Het Nationale Dagblad, 2 oktober 1942, 3. 227 ‘Jeugdstorm uit Milaan teruggekeerd. Geestdriftige verhalen’, Het Nationale Dagblad, 1 oktober 1942, 3. ‘Indrukken uit Milaan. Het verloop van de jeugdlandwedstrijden’, Het Nationale Dagblad, 3 oktober 1942, 6.

75

Hoewel er vanuit de Jeugdstorm eerbied werd getoond voor de sportprestaties en gastvrijheid van de GIL, werd tegelijkertijd met een toon die op een raciaal superioriteitsgevoel duidt gesproken over de verschillen tussen de Italianen en de volkeren die tot de Germaanse stam werden gerekend. Steevast werden de Italianen en hun Romaanse ‘stamgenoten’ getypeerd als geestdriftig, luidruchtig, overoptimistisch en ongeorganiseerd tegenover de Jeugdstorm die als Germaanse jeugd er een ingetogen, georganiseerde en sobere mentaliteit op na zou houden.

Kenmerkend voor de Italiaansche mentaliteit, die zoo veel afwijkt van onze noordelijke mentaliteit, was het feit, dat zij maar niet konden begrijpen, dat het kader van den Jeugdstorm in de half tweede, half derde klasse wagon, die ons van München naar Milaan had gebracht, derde klasse had gereisd ….228

Andere punten van kritiek op de ‘Italiaanse mentaliteit’ hadden betrekking op slordige uniformen met losse knopen, beloftes die niet werden nagekomen en het ‘temperamentvolle’ muziekkorps, die allemaal in scherp contrast zouden staan met de strakke organisatie van de Hitlerjugend en de andere Germaanse jeugdbewegingen. Contact tussen de Jeugdstorm en andere jeugdbewegingen bleek überhaupt niet altijd vlekkeloos te verlopen. De Babylonische spraakverwarring waar Hielkema in Wenen reeds mee te maken had gekregen speelde ook geregeld in Milaan de communicatie tussen fascistische jongeren parten, hetgeen met de nodige moeite werd opgelost door een mengelmoes van Duits, Frans, Engels en Italiaans te spreken.229 In vergelijking met het zakelijke karakter van de stichtingsbijeenkomst in Wenen was Milaan een stuk speelser van aard, waardoor het sportfestijn, ondanks enkele onderlinge botsingen en belemmeringen, de aanwezige jeugd een uitgelezen mogelijkheid bood voor het leggen van internationale contacten. Toen de jongens en meisjes van de HJ, de BDM, Frente de Juventudes, Brannik en de Ustaša-jeugd waren gearriveerd, raakten de Jeugdstormers direct met hen in gesprek en wisselden ter bezegeling van de vriendschapsband draagtekens uit. Daarnaast vergezelde een groepje GIL-leden de Jeugdstorm tijdens de dagtocht naar het Comomeer, waarbij onder meer werd geconverseerd over het koningshuis in Italië en Nederland.230 Het summum werd echter bereikt op de laatste wedstrijddag die werd afgesloten met de welbekende kameraadschapsavond, georganiseerd op initiatief van de Jeugdstorm met

228 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 307. 229 Ibidem, 309, 312. ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden zijn gelegd’, Het Nationale Dagblad, 30 september 1942, 3. 230 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 308-310.

76

Figuur 5.231 ‘De kameraadschapsmiddag bracht een overvloed van zang en muziek.’

Figuur 6.232 ‘De openingsplechtigheid. De nationale vlaggen gaan omhoog.’

231 ‘De Jeugdstorm in Milaan’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 312 232 ‘De Jeugdstorm in Milaan II’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 339.

77 deze keer niet alleen de Vlaamse NSJV maar eveneens de Waalse JR. Eerder in de week tijdens de openingsceremonie had de Jeugdstorm met tegenzin aanvaard dat de Belgische in plaats van de Vlaamse vlag was gehesen en dat het Nederlandse rood-wit-blauw in plaats van het Groot-Nederlandse oranje-blanje-bleu aan de vlaggenstok wapperde. De kameraadschapsavond met de Vlamingen en de Walen werd zodoende aangegrepen om het Dietse ideaal alsnog te kunnen propageren. Verreweg de meeste aandacht ging uit naar de relatie tussen de Jeugdstorm en de NSJV, die onder meer opbloeide door contacten tussen meisjesleidster Van Eck en haar Vlaamse evenknie Jet Claassens, alsook door een toespraak van Van Geelkerken. Tot de Walen werd eveneens toenadering gezocht, zij het weliswaar met zichtbare moeite. Hoewel de JR als van ‘germaanschen bloede’ werd omschreven, kon de Jeugdstorm het niet laten op te merken hoe ‘geromaniseerd’ de Walen eigenlijk wel niet waren.233 Het is opmerkelijk dat de Jeugdstorm de Waalse jeugd betrok bij de Germaanse idee. In de nota’s die Mussert tussen 1940 en 1944 aan Hitler stuurde over een Germaanse statenbond werd door de Leider over eventuele Waalse aansluiting met geen woord gerept. Enkel in zijn laatste nota’s van eind 1944 komt Wallonië voor als onderdeel van het Bourgondische (en dus niet het Germaanse) volk.234 Een verklaring hiervoor kan worden gevonden bij de ideeën van Hitler, die eerder de Walen toestemming had gegeven om aan te treden binnen de Waffen-SS. Enkele maanden voor Milaan had de Führer tevens aan een klein groepje getrouwen te kennen gegeven dat Wallonië en Noord-Frankrijk in zijn optiek in het verleden onterecht waren weggekaapt van Duitsland en dientengevolge deel moesten uitmaken van het Groot-Germaanse rijk.235 De positieve houding van de Jeugdstorm tegenover de JR was dan ook veeleer uit loyaliteit aan nazi-Duitsland, dan vanuit de eigen overtuiging die sterk gekleurd was door de Groot-Nederlandse gedachte. De dominantie van Hitler en nazi-Duitsland was evenzeer te bemerken in de betrekkingen tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend. Ofschoon de NJS wederom nieuwe contacten had gelegd en oude vriendschapsbanden had onderhouden, werd Milaan evenals Wenen overschaduwd door overwicht vanuit de HJ. Uit een verslag van de Italiaanse minister van Volkscultuur komt naar voren dat de Duitsers tijdens de Europese

233 ‘De Jeugdstorm in Milaan II’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 339, 343. 234 In Musserts nota van 1940 komen alleen Duitsers, Nederlanders (waar Vlamingen ook toe werden gerekend), Zweden, Noren, Denen en Zwitsers in aanmerking voor de Germaanse statenbond. In een brochure uit datzelfde jaar worden daar de Engelsen aan toegevoegd. Mussert en Carp, Vijf nota’s van Mussert aan Hitler, 19, 103-108. Anton Mussert, Nederland en de Germaansche statenbond (Leiden 1940), 5. 235 Hitler e.a., Hitler’s table talk, 460.

78

Jeugdsportkampioenschappen voor het eerst hun ware gezicht hadden laten zien door het gedrag van de delegaties uit de kleinere landen stevig te bekritiseren. Volgens de minister was de Hitlerjugend van mening dat zij, inclusief fascistisch Italië, hun plek in het nieuwe Europa niet kenden en derhalve ten minste voor twintig jaar onder militaire controle moesten komen te staan van nazi-Duitsland.236 Aan deze felle houding van de HJ werd ook Van Geelkerken reeds snel blootgesteld. Enkele maanden na de sportfestiviteiten in Italië kreeg de hoofdstormer een uitnodiging van de leider van de Levente-jeugd Beldy, die hij in Wenen en Milaan had leren kennen, waarin hem werd gevraagd zo spoedig mogelijk af te reizen naar Hongarije voor een tête-à-tête. Mussert was van opvatting dat Van Geelkerken onder alle omstandigheden om de tafel moest gaan zitten met de anti-Duitse Beldy om enige wind uit de zeilen te kunnen nemen van organisaties als de SS en de HJ.237 Deze hadden in de ogen van de Leider in Nederland en binnen het Europees Jeugdverbond te veel macht naar zich toe getrokken ten nadele van de NSB en haar aanverwante organisaties. Op het laatste moment besloot Van Geelkerken evenwel in Nederland te blijven. De Generalkommissar zur besonderen Verwendung in Nederland Fritz Schmidt, die op relatief goede voet stond met Mussert en de hoofdstormer, had hem gewaarschuwd dat de verschillende Duitse instanties zouden samenwerken om hem het leven te ontnemen als hij in Hongarije een persoonlijke jeugdleidersontmoeting zou hebben met Beldy.238 Om de dominantie van de HJ binnen het Europees Jeugdverbond alsook over de jeugdbewegingen kenbaar te maken werden aldus geen halve maatregelen genomen. Naarmate de oorlog vorderde begon de Hitlerjugend achter de façade van Europese samenhorigheid en nationale soevereiniteit haar masker geleidelijk aan af te werpen. Ten grondslag hieraan lag een perspectiefverschuiving binnen het Europees Jeugdverbond van Europees naar Germaans, die voor de rest van de Tweede Wereldoorlog bepalend zou zijn voor het karakter van de prille jeugdassociatie.

236 Ponzio, Shaping the new man, 194-195. 237 ‘Notitie van Berger voor Himmler, Berlin, den 9. Februar 1943’ in: In ’t veld, De SS en Nederland, 954. 238 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 56.

79

4 Groot-Germaanse transformatie, 1943-1944

Van Europees naar Germaans De eerste maanden na de stichting van het Europees Jeugdverbond en de festiviteiten rondom de Europese Jeugdsportkampioenschappen was er onder de Hitlerjugend en de GIL alsook het merendeel van de kleinere jeugdbewegingen een heersend optimisme te bemerken over toekomstige Europese samenwerking. In lijn met de doelstellingen die in Wenen waren vastgelegd maakten enkele jeugdleiders direct plannen om de Arbeitsgemeinschaften waar zij leiding aan gaven op eigen initiatief te continueren. In oktober 1942 vond in Rome een bijeenkomst plaats van de werkgemeenschap Presse, Film, Rundfunk met aan het hoofd Selani en Bonamici als vertegenwoordigers van de GIL. Namens de Jeugdstorm nam persafdelingsmedewerker H.A. Goedhart deel aan de besprekingen die hij kenschetste als een ‘recht hartelijke kameraadschap’ waar met de belangen van elke aanwezige jeugdbeweging rekening werd gehouden. Tot de uitkomsten, waar Goedhart en de overige Europese jeugdleiders na een meerdaagse conferentie op waren uitgekomen, behoorde de oprichting van een Europees tijdschrift getiteld ‘Nieuw Europa’ dat om de twee maanden moest uitkomen in alle Europese talen. Daarnaast kwam men tot een uitwisselingsovereenkomst van radioprogramma’s en films, waarmee in Nederland ook Duits-, Italiaans- en Spaanstalig radio- en filmmateriaal zou worden vertoond.239 In navolging van de besprekingen in Rome werd twee maanden later in december door FdJ-leider Elola een tweede bijeenkomst van zijn werkgemeenschap Jugend und Familie georganiseerd in Madrid, weliswaar in afwezigheid van de Jeugdstorm. Het zou de laatste werkgemeenschapsbijeenkomst zijn die in directe verbinding stond met het Europees Jeugdverbond. Een conferentie die gepland was in Oslo in februari 1943 werd op het laatste moment afgelast.240 Plannen vanuit de Hongaarse Levente-jeugd om een internationale werkvergadering te organiseren met als thema ‘versterking van de weerbaarheid van de Europese jeugd’ werden positief door Axmann en de HJ ontvangen, maar uiteindelijk niet in

239 ‘Brieven van opperbanheer J.W. Gerlings aan Max Blokzijl, 5 en 6 Slachtmaand 1942’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332. ‘Jeugdstormflitsen. Het Europeesche Jeugdverbond. Bijeenkomst werkgemeenschap “Pers en Propaganda”’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 392. ‘Het Europeesche Jeugdverbond. Eerste congres van de werkgemeenschap pers, film en radio te Rome’, Het Nationale Dagblad, 6 november 1942, 2. 240 Morant i Ariño, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes”’, 7.

80 praktijk gebracht. Hetzelfde gold voor de vervolgbijeenkomsten van het Europees Jeugdverbond en de Europese Jeugdsportkampioenschappen. Als co-organisator kreeg de GIL het voorrecht om het Europees jeugdcongres van 1943 voor haar rekening te nemen in Rome of een andere Italiaanse stad, waarna het voorzitterschap elk jaar onder de overige leden zou rouleren. Met het einde van de sportactiviteiten in Milaan werd door de HJ en de GIL aangekondigd dat er in 1943 nieuwe winter- en zomerspelen in het verschiet lagen op respectievelijk Italiaans (Cortina d’Ampezzo) en Duits (Breslau) grondgebied. In het daarop volgende jaar zouden de Levente-jeugd en het FdJ deze sportevenementen in Hongarije en Spanje op touw zetten.241 Niettegenstaande deze ambitieuze plannen werden geen van de geplande evenementen gerealiseerd. Wenen en Milaan waren de laatste grootschalige Europese jeugdmanifestaties waar honderden jongeren van een vijftiental verschillende jeugdbewegingen zich met fascistisch elan zouden inzetten voor het ideaal van een nieuw Europa. Aan de basis van de afgelastingen van deze vervolgbijeenkomsten stond de toenemende intensiteit van de oorlog aan het Oostfront. Het verlies van de slag om Stalingrad begin 1943, wat tegenwoordig ook wel wordt beschouwd als het keerpunt in de Tweede Wereldoorlog, was een enorme klap in het gezicht van nazi-Duitsland en haar bondgenoten. In reactie op de met de dag verslechterende situatie drong Hitler er bij zijn nazistische vazallen op aan om organisaties met een Europese of internationale inslag links te laten liggen, doelend op onder meer het Europees Jeugdverbond. Nog altijd had de Führer er het volste vertrouwen in dat Duitsland de oorlog zou winnen, waarmee bezetting van Europese staten door de Wehrmacht door hem werd geprefereerd boven semigelijkwaardige internationale samenwerking met nazigezinde bewegingen.242 Na het debacle van Stalingrad blaakte evenwel niet iedereen van zelfvertrouwen. Goebbels instrueerde de pers geen melding meer te maken van het verwerven van Lebensraum in Oost-Europa, maar daarentegen het belang van de Oost-Europese landen in de strijd tegen het bolsjewisme te beklemtonen.243 In maart 1943 opperde Von Ribbentrop het plan om een Europese confederatie in het leven te roepen waarin nazi-Duitsland de soevereiniteit van de kleinere landen zou respecteren, opdat de angst bij fascistische bondgenoten om als nazisatellietstaten te eindigen hiermee kon

241 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 561-562. ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden zijn gelegd’, Het Nationale Dagblad, 30 september 1942, 3. ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen Europeesche jongeren met één ideaal. Grootsche taak voor den Jeugdstorm’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 276. 242 Mazower, Hitler’s empire, 356-357. 243 Boelcke, “Wollt Ihr den totalen Krieg?”, 336-339.

81 worden weggenomen.244 Hitler moest van dit soort plannen echter niets weten; het waren volgens hem tekenen van zwakte. De nasleep van Stalingrad had grote gevolgen voor het Europees Jeugdverbond. Naast het voorlopig uitstellen van bijeenkomsten dreigde het hele bestaan van de recent opgerichte jeugdassociatie in gevaar te komen. De grote afkeer die zowel Hitler als Goebbels en Von Ribbentrop voor een dergelijke jeugdorganisatie voelden maakte dat de Hitlerjugend zich primair ging richten op de bilaterale betrekkingen met buitenlandse jeugdbewegingen. Na Goebbels’ befaamde rede waarin hij opriep tot een totale oorlog kwam het HJ-beleid grotendeels in het teken te staan van mobilisatie van de Europese jeugd voor de oorlog aan het Oostfront, waardoor alle bijeenkomsten van het Europees Jeugdverbond werden opgeschort. De eerste besprekingen over de toekomst van een Europese jeugdassociatie tussen de leiders van de HJ en de GIL kwamen pas in maart 1943 weer op gang. Terwijl de GIL aanstuurde op het treffen van de eerste voorbereidingen voor het tweede jeugdcongres in Rome voor de aankomende herfst, maakte HJ-Oberbannführer Heinz Schmidt kenbaar dat de keuze hiertoe niet in handen van de Italianen lag.

Es ist eine Entscheidung der deutschen Politik, ob eine europäische Veranstaltung in Italien in der augenblicklichen politischen Situation durchgeführt [werden könne]. […] [Es sei fraglich] ob der Wunsch des Generalsekretärs der Faschistischen Partei und Generalkommandanten der GIL in seiner Eigenschaft als Präsident des Europäischen Jugendverbandes zu erfüllen ist.245

Schmidts uitlatingen laten geen misverstand bestaan over de eenzijdige dominantie van de Hitlerjugend in zowel de bilaterale betrekkingen met de GIL als de multilaterale betrekkingen via de Europese evenementen. Zonder aansturing van de kant van de nazi’s was het Europees Jeugdverbond op sterven na dood. Hoewel de situatie in maart 1943 er allerminst rooskleurig uitzag, gaf het jeugdverbond nog niet de pijp aan Maarten. Enkele maanden eerder had Axmann bij de opening van het halfjaarlijkse filmevenement van de HJ het Europees Jeugdverbond naar zich toe getrokken om de strijd aan het Oostfront en de Germaanse Landdienst aan te prijzen.246 Toen in juli 1943 het Italiaanse regime door de geallieerden ten val was gebracht, stond het de Hitlerjugend helemaal vrij om zonder schroom haar ware gezicht te laten zien. Het Europees

244 Michael Salewski, ‘National Socialist Ideas on Europe’ in: Walter Lipgens ed., Documents on the history of European integration, vol. 1. Continental plans for European union, 1939-1945 (Berlijn 1985), 37-178, aldaar 51, 122-132. 245 Geciteerd in: Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 796. 246 Artur Axmann en Joseph Goebbels, Die deutsche Jugend im Kriege. Zur Eröffnung der Hitlerjugend- Filmstunden 1942/43 (Berlijn 1943), 3-6.

82

Jeugdverbond werd door Axmann en Von Schirach gekaapt en in samenwerking met de SS omgevormd tot een organisatie van Germaanse snit, hoewel de originele naam gehandhaafd bleef.247 Ofschoon de Hitlerjugend Duitse alleenheerschappij ongetwijfeld prefereerde boven een partnerschap met de GIL, is het niettemin opmerkelijk dat Europese idealen binnen een relatief korte tijd overboord werden gegooid voor een Germaanse blikvernauwing. Gerhard Stroink, een Nederlandse vrijwilliger binnen de Waffen-SS die tegen het einde van de oorlog tevens actief was binnen de Jeugdstorm, weet deze Germaanse omwenteling aan de toenemende macht van de SS waar de HJ in 1943 niet langer omheen kon.

Zo geraakte ook de H.J. geheel onder invloed van de SS, zodat de HJ tenslotte als een Jeugdorganisatie van de SS kon worden beschouwd. Als gevolg daarvan begon de H.J. zich (evenals de SS) meer en meer te interesseren voor de z.g. Germaanse landen.248

Himmler leek de Hitlerjugend inderdaad sterk in zijn greep te hebben. Onder zijn invloed begon de op raciale motieven gestoelde leer van de nazi’s een vaste pijler te vormen binnen het Europees Jeugdverbond. Hiermee kwam de nadruk hoofdzakelijk te liggen op nazificatie van de jeugd uit de Germaanse landen, die superieur werd gesteld boven de jeugd uit de Romaanse en Slavische gebieden. Internationale jeugdbijeenkomsten zetten zich dientengevolge voort in de vorm van Germaanse weersportkampen, de Germaanse Landdienst en Germaanse zonnewendefeesten waar jongeren uit Duitsland, Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Noorwegen, Estland en Letland bijeenkwamen om zich in te zetten voor een toekomstig Groot-Germaans rijk.249 Het Europees Jeugdverbond kende een opleving, maar was drastisch van karakter veranderd; Europese samenwerkingsaspiraties hadden plaats moeten maken voor Germaanse superioriteitsdenkbeelden. De ideologie binnen de Jeugdstorm werd het eerste jaar na het congres in Wenen en de sportwedstrijden in Milaan nog gevormd aan de hand van pan-Europese idealen en de Groot- Nederlandse gedachte. Rond het najaar van 1942 werden in De Stormmeeuw met regelmaat uitgebreide artikelen gewijd aan de geschiedenis van en ideologische verbondenheid met buitenlandse jeugdbewegingen, waaronder de NSJV, de NSU, de NSUF alsook de Finse en

247 Ponzio, Shaping the new man, 196. 248 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 2e getuige Gerhard Stroink’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 9. 249 Torsten Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung während des zweiten Weltkrieges unter besonderer Berücksichtigung der Gründung des Europäischen Jugendverbandes‘, Jugendgeschichte 1 (1990) afl. 13, 42-53, aldaar 50.

83

Spaanse vrouwenbewegingen (Lotta Svärd en de SF).250 Tot aan oktober 1943 bleven dergelijke internationaal georiënteerde verslagen verschijnen in het Jeugdstormblad, waarbij de aangehaalde jeugdbewegingen varieerden van Germaanse stamgenoten zoals de Noorse NSUF en de Zweedse Nordisk Ungdom tot Europese fascistische medestanders zoals de Portugese MP en de Slowaakse Hlinka-jeugd.251 De Stormvlag, een Jeugdstormblad dat in 1941 was opgericht om de Nederlandse jeugd die geen lid was van de beweging warm te maken voor het nationaalsocialisme, vertoonde een gelijksoortig beeld. Tot het einde van 1943 was de thematiek van de artikelen uit dit blad hoofdzakelijk gecentreerd rondom trouw aan de Leider, het Nederlandse volk, de plek van Nederland in het nieuwe Europa en Europese solidariteit (hoewel het Dietse ideaal weliswaar maar mondjesmaat aan de oppervlakte trad).252 Propagandamateriaal uit hetzelfde jaar waarin de familie Flink vertelt over activiteiten van de Jeugdstorm is daarnaast uiterst nationalistisch van aard. Vorming binnen de Jeugdstorm wordt hierin gepresenteerd als een mogelijkheid om te leren ‘wat je allemaal moet doen om een goed Nederlander te zijn’, waarbij de zinspreuk ‘in Godsvertrouwen alles voor het Vaderland’ prominent naar voren treedt.253 De term Germaans valt hier expliciet niet. Nadat Rost van Tonningen, Wim Heubel en Florrie Heubel in de zomer van 1940 een mislukte poging hadden ondernomen om de Groot-Germaanse gedachte bij de Jeugdstorm ingeprent te krijgen, bleef de jeugdbeweging enkele jaren gevrijwaard van een hevige competentiestrijd tussen het volkse en het Dietse kamp, die op andere fronten nog geregeld met elkaar in de clinch lagen.254 Meer had de NJS te duchten van de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend, wiens leider Blomquist tegen de afspraken met de NSB in actief Jeugdstormers ronselde voor de Hitlerjugend, onder meer via de Reichsschule in Valkenburg. Toch bleef ook de invloed van de HJ in Nederland rond 1942 en 1943 redelijk beperkt, zeker

250 ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 6, 165-166. ‘De jeugd van het nieuwe Europa. Pilar Primo de Rivera de leidster van de vrouwelijke Spaansche jeugd!’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 214, 216. ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met minister Axel Stang, Noorsch jeugdleider’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 265-266. ‘De Deensche jeugd maakt front. Gesprek met jeugdleider Hans Jensen, leider der NSU’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 266-267. ‘De jeugd van het Nieuwe Europa. Ungsveitfører Jarl Berge vertelt over: de Noorsche jeugdbeweging’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 7, 278-280. ‘De Finsche Lotta’s’, De Stormmeeuw 8 (1942) afl. 8, 382-383. 251 ‘De toekomst van Noorwegen’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 5, 120-121. ‘Een half millioen jonge Portugeezen in hemd. Wat de Centrum-Instructeur Luiz de Magalhaes Adao ons over Salazar’s jongeren vertelde’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 6, 138-139. ‘Het jonge Zweden schaart zich onder de garve’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 8, 188-189. ‘De meisjes van de Slowaaksche Hlinka-jeugd’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 10, 252-253. 252 Kat en Van Hoek, ‘Op marsch met de NSB’, 79-80. 253 Z.a., Wim en Zus Flink in den Jeugdstorm (z.p. 1943). Z.a., Hier zijn Wim, Jan, Marie, Zus en Keesje Flink (z.p. 1943). 254 Vermaat, Anton Mussert, 149-180.

84 in vergelijking met de Hitlerjugend Flandern die in België wel degelijk voet aan de grond wist te krijgen.255 Pas tegen het einde van 1943 en begin 1944 begonnen Groot-Germaanse en nazistische invloeden echt zichtbaar te worden binnen de Jeugdstorm. Enkele stafmedewerkers van de NJS die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een uitgesproken Diets standpunt hadden ingenomen waren in deze periode onder invloed van de Hitlerjugend en de SS volledig gewonnen voor de Groot-Germaanse zaak. Waar De Stormvlag eerder nog hoofdzakelijk Nederlands-nationalistische en pan-Europese berichten had verkondigd, kwam het blad begin 1944 geleidelijk aan in het teken te staan van de Führer, de rassenleer en het Groot-Germaanse rijk.256 Naarmate de oorlog voortduurde begon de Jeugdstorm steeds verder te nazificeren. Hoewel een direct conflict tussen Van Geelkerken en Quispel voor september 1944 uitbleef, zorgde de germanisering van de Jeugdstorm eind 1943 en begin 1944 voor een merkwaardige situatie. Het uitgedragen beeld van de NJS werd enerzijds gekleurd door Dietse idealen, trouw aan de Leider en opoffering voor het vaderland, maar anderzijds eveneens door de Groot-Germaanse gedachte, de Führer als hoogste leider en rassendenkbeelden. Exemplarisch hiervoor is het Jeugdstormzakboek, waarin alle bovengenoemde zaken herhaaldelijk naast elkaar naar voren treden als waren zij onderdelen van een eenduidige idee.257 Het Dietse en het Groot-Germaanse kamp leken elkaar in deze periode in balans te houden. Van Geelkerken was op papier nog altijd de onbetwiste leider van de Jeugdstorm, maar door zijn opvallende afwezigheid binnen de beweging wist Quispel langzaam maar zeker de aandacht op zich te vestigen als de werkelijke vlagvoerder van de NJS. Hoewel de stafleider geenszins op een lijn zat met het Dietse kamp in zijn strijd voor germanisering van de Jeugdstorm, voelde hij zich door onder meer de Germaanse omwenteling van het Europees Jeugdverbond gesterkt. In de Germaanse weersportkampen en de Germaanse Landdienst, die actief werden gesteund door Axmann en de HJ, participeerden meermaals Jeugdstormdelegaties, alwaar deze in contact kwamen met de jeugd uit de overige Germaanse landen. Bij deelname aan deze evenementen lag germanisering, radicalisering en nazificatie

255 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 2e getuige Gerhard Stroink’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 9. Stroink weidt hier in een getuigenis van na de oorlog over uit. Zo stelt hij dat de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, een organisatie in handen van de SS, ten koste van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) sterk aan invloed had gewonnen in Vlaanderen. ‘Aldaar ging men dan ook over tot oprichting van de z.g. Hajot Flandern.’ De Nederlandse situatie was volgens Stroink niet vergelijkbaar. ‘In Nederland had de Hajot vrijwel geen successen.’ Voor de Hitlerjugend in Vlaanderen zie ook: Styven, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!’, 161-210. 256 In ’t Veld, De SS en Nederland, 425-426. 257 Barkhuis en Schuurman, Jeugdstorm zakboek, 4-9, 16, 61-65.

85 van de Nederlandse jeugd immer op de loer, hetgeen door Quispel zonder meer werd toegejuicht.

‘Jeugd wordt weerbaar!’ Germaanse weersportkampen In het kader van het Europees Jeugdverbond werden in 1943 en 1944 onder aanvoering van de HJ meerdere Germaanse weersportkampen op touw gezet, waarin middels een zogeheten ‘weerbaarheidstraining’ gepoogd werd de jeugd uit de Germaanse landen te nazificeren. Hoewel het aantal kampen in deze periode een sterke toename kende, stamden de eerste bijeenkomsten al van voor de germanisering van het Europees Jeugdverbond. Reeds in 1942 waren in samenwerking met de SS de eerste Wehrertüchtigungslagern (afgekort WE-Lagern), de Duitse benaming voor de weersportkampen, in het leven geroepen door de Hitlerjugend met het doel Duitse jongens tussen de veertien en achttien jaar oud een paramilitaire training te bieden om hen vervolgens in te lijven bij de Waffen-SS voor de strijd aan het front.258 In april 1942 werd het eerste weersportkamp geopend in Sauerberg bij Kaub am Rhein, waarna in rap tempo nieuwe WE-Lagern werden opgebouwd. Anderhalf jaar later in december 1943 waren er 226 kampen in gebruik, waar zowel Duitse als andere Germaanse jongeren in enkele weken tijd de ideologische grondslagen van het nationaalsocialisme voorgeschoteld kregen en klaargestoomd werden voor de oorlog.259 Een van de directe acties die de Reichsjugendführung ondernam naar aanleiding van de germanisering van het Europees Jeugdverbond was de oprichting van drie extra weersportkampen in Westerwald bij Stegekopf, Thüringen bij Heiligenstadt en Kärnten bij Seeblick in maart 1943. Deze Germaanse weersportkampen waren in tegenstelling tot de normale weersportkampen speciaal bedoeld voor de jeugd uit de omringende Germaanse landen, waartoe Estland en Letland in eerste instantie nog niet werden gerekend.260 De Nederlandse, Vlaamse, Waalse, Deense en Noorse jeugdleiders hadden enkele maanden voor de opening de taak op zich gekregen de jeugd uit hun landen warm te maken voor de kampen. Voor de eerste trainingen in maart deed Quispel via zijn streekleiders enkele oproepen aan zowel Jeugdstormers als potentieel geïnteresseerde niet-leden om zich aan te melden, hetgeen succesvol bleek. Er was al snel een dusdanig overschot aan gegadigden dat besloten werd om een tweede groep uit te zenden, waarna de rest genoegen moest nemen met een wachtlijst.

258 Hans Holzträger, Die Wehrertüchtigungslager der Hitler-Jugend, 1942-1945. Ein Dokumentarbericht (Ippesheim 1991), 17-20, 77-78. 259 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 211. 260 Kurt Mehner, Die Waffen-SS und Polizei, 1939-1945. Führung und Truppe (Norderstedt 1995), 75. ‘Wehrertüchtigungslager germanischer Jugend’, Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 5 maart 1943, 1.

86

Uiteindelijk bestond de eerste Nederlandse lichting die begin maart naar de weersportkampen werd gestuurd uit zestig jongens, waarvan er dertig in Thüringen en dertig in Kärnten eindigden. Voor de toekomst werd binnen de leiding van de Jeugdstorm gestreefd naar een maandelijkse uitzending van een zestigtal jongens tussen de zestien en achttien jaar oud.261 Over het paramilitaire programma van de Germaanse weersportkampen, dat naast skiën en zwemmen bovenal invulling kreeg door schiet- en veldoefeningen, werd van Duitse zijde niet geheimzinnig gedaan. Ideologische beïnvloeding vanuit nazistisch oogpunt en werving door de Waffen-SS werden evenmin onder stoelen of banken gestoken, hoewel de manier waarop dit gebeurde bewust niet altijd even duidelijk werd gemaakt.262 Om hun doelen te bereiken schroomden de HJ en de SS namelijk niet om de aanwezige jongeren zwaar onder druk te zetten.

Werbung für die Waffen-SS in der ersten Woche gar nicht, ab 2. Woche langsam zunehmend. Zum Schluss muss es erscheinen, als ob jeder, der den Kampf für das germanische Reich ausweicht, feige ist. […] Es liegt in der Hand des Lagerführers 160 begeisterte Propagandisten [een weersportkamp telde circa 160 deelnemers, RO] für den germanischen Reichsgedanken in die Ländern zurückgehen zu lassen.263

Hoewel de ronselpraktijken van de HJ en de SS binnen de weersportkampen volledig indruisten tegen de belangen van het Dietse kamp, werd door de Jeugdstorm onder Van Geelkerken hierop geen actie ondernomen. Volgens Jeugdstormer Cornelis Schröder, die na de oorlog over de weersportkampen enkele verklaringen gaf, was de NJS zelfs niet in het ongewisse over de werkelijke intenties die door de Duitsers werden gekoesterd.

261 ‘Stafmededeling van C. Quispel nr. 6/43, 11.2.43’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1162. ‘Staforder van C. Quispel nr. 5/43, 27.1.43’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1156. ‘Weersportkampen een groot succes. Iedere maand 180 Nederlandsche jongens naar Duitschland’, Het Nationale Dagblad, 6 maart 1943, 2. ‘Germaansche jeugd in weersportkampen. De jeugd is weerbaar wanneer zij bewust weet te leven’, Het Nationale Dagblad, 17 april 1943, 1. ‘Keuring Weersportkampen’, Het Nationale Dagblad, 5 september 1944, 1. Het Polygoon bioscoopjournaal zond in 1944 een kort beeldfragment uit van een van de weersportkampen: ‘Weersportkamp Hitlerjugend – 1944’, http://www.dailymotion.com/video/x2ry218 (geraadpleegd op 1 juli 2016). 262 In de aflevering ‘De Hitlerjeugd haalt het’ uit de befaamde serie van de Vlaamse onderzoeksjournalist Maurice de Wilde over het Belgische collaboratieverleden wordt een kort segment gewijd aan de Germaanse weersportkampen. In een interview van De Wilde met een anonieme oud-Waffen-SS’er die leiding gaf aan een van de WE-Lagern geeft de laatste te kennen dat van werving door de Waffen-SS geen geheim werd gemaakt. ‘Die jongentjes, die naar de Wehrertüchtigungslagern of naar die weerbaarheidskampen kwamen, kwamen om een opleiding te hebben om Waffen-SS soldaat te worden. Het was niet ergens een opzet dat wij verdoken hielden. Dat werd in het programma duidelijk gezegd.’ Maurice de Wilde, De Jeugdcollaboratie 2. De Hitlerjeugd haalt het, https://www.youtube.com/watch?v=0IadvtOC0fk (geraadpleegd op 1 juli 2016), 53:13- 59:16. 263 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE- Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 408.

87

Over de Weersportkampen kan ik U het volgende mededelen: Deze kampen waren in tegenstelling tot de verplichte Jeugdstormleergangen, geheel vrijwillig. Wel werd er door de leiding der Jeugdstorm grote propaganda gemaakt en werden er mooie voorspiegelingen gedaan. Had men zo’n weersportkamp bezocht, dan werd op het eind van de leergang propaganda voor het front en de Waffen SS gemaakt. Ik weet pertinent, dat er in verschillende van deze kampen pressie op de jongens is uitgeoefend om dienst te nemen in een of ander Duits legeronderdeel. Er schijnen zelfs jongens met de grootste moeite hiervan teruggekomen te zijn. De Jeugdstormleiding was hiervan volkomen op de hoogte.264

In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog hadden Van Geelkerken en zijn Dietse medestanders zonder meer hun beklag gedaan over dergelijke pressietactieken van de kant van de nazi’s. De germanisering van de NJS had echter ook z’n uitwerking op de hoofdstormer gehad. Naarmate de oorlog voortduurde werd hij steeds dieper het Groot- Germaanse kamp ingezogen, waarmee tegelijkertijd zijn Dietse passie vervaagde.265 Op een stafbespreking van de Jeugdstorm in april 1944 stelde Van Geelkerken zelfs dat het Dietse ideaal niet langer gepropageerd diende te worden. ‘[Zij die dit wel doen] zie ik als vijanden’, aldus de hoofdstormer die met zijn uitspraak op enthousiasme van de Jeugdstormstaf kon rekenen.266 Dat men binnen de Jeugdstormleiding coöperatief tegenover het uitgedragen beleid van de HJ en de SS stond is dan ook exemplarisch voor de Groot-Germaanse transformatie die binnen de Jeugdstorm in 1943 en 1944 plaatsvond. Met de Germaanse weersportkampen waren de internationale contacten van de Jeugdstorm beperkt tot de HJ, de NSU, de NSUF, de nieuw gevormde Jeunesse Légionnaire (JL) als Waalse eenheidsjeugdbeweging267 en de NSJV, wiens deelname na augustus 1943 stopte en werd opgevangen door de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag) en de Hitlerjeugd Vlaanderen (HJV).268 De eerste bijeenkomsten in maart 1943 stonden voor de NJS niet meer in het teken van Europese solidariteit of Dietse verbondenheid met de

264 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 6e getuige Cornelis Hendrik Schröder’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 27. 265 ‘Schematisch overzicht achtergronden Nationale Jeugdstorm’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 4. 266 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 71-72. 267 De Jeunesse Rexiste was voor 1940 de meest invloedrijke jeugdbeweging in Wallonië, maar had tijdens de oorlog concurrentie te duchten gekregen van nieuwe organisaties zoals de Jeunesse Romane en de Jeunesse Wallone. In maart en april 1943 kwamen deze jeugdorganisaties en enkele andere splinterbewegingen tezamen voor onderhandelingen, waarin werd besloten om de krachten te bundelen in een Waalse eenheidsjeugdbeweging die de naam Jeunesse Légionnaire kreeg. Zie: Eddy de Bruyne, Léon Degrelle et la Légion Wallonie. La fin d’une légende (Luik 2013). Eddy de Bruyne, Moi, Führer des Wallons! (Luik 2012). 268 Tijdens de zomer van 1943 was het VNV, de moederbeweging van de NSJV, in hevige aanvaring geraakt met de nazistische bezetter. Uit onvrede over de alsmaar toenemende macht van de SS-gezinde DeVlag en pogingen van Duitse zijde om de NSJV te nazificeren werd op 14 augustus besloten om alle samenwerking met de SS en de Hitlerjugend te staken. Het gevolg was dat de NSJV niet meer deelnam aan HJ-initiatieven binnen het Europees Jeugdverbond, zoals de Germaanse weersportkampen en de Germaanse Landdienst. Hiervoor in de plaats begonnen de DeVlag en de in oktober opgerichte Hitlerjeugd Vlaanderen (niet te verwarren met de

88

Figuur 7 en 8.269

Vlamingen, maar waren uitsluitend gericht op ‘de kameraadschap tusschen de Noord- en West-Europeesche jeugd, welke kameraadschap straks een der sterkste pijlers zal zijn van het nieuwe Europa’.270 Ondanks een sterke terugdringing van het aantal deelnemende jeugdbewegingen bleef taal een probleem voor het leggen van internationale contacten. Met Frans-, Nederlands-, Noors-, Duits- en Deenssprekende jongeren trachtte de Hitlerjugend hiervoor een oplossing te bieden door het Duits zo goed als maar lukte als lingua franca aan te houden. Daarnaast zette de Hitlerjugend tolken in die de gedoceerde vakken, die geheel in het Duits waren, met de niet-Duitssprekende jeugd bespraken in hun eigen taal. Onderlinge communicatie tussen jongeren uit de verschillende landen bleef evenwel een heikel punt. In enkele kampbrieven van Jeugdstormers werd te kennen gegeven dat men dikwijls grote

Hitlerjugend Flandern, de Vlaamse evenknie van de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend) nieuwe Vlaamse jeugddelegaties te leveren. Zie: Styven, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!’, 165, 170, 176. 269 ‘Weersportkampen. Denen, Duitsers, Nederlanders, Noren, Vlamingen, Walen, één in weersportkampen’, http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0224%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016). ‘Weersportkampen. Inlichtingen Koningslaan 9. Utrecht. Aanmeldingen en inlichtingen’, http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0717%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016). 270 Barkhuis en Schuurman, Jeugdstorm zakboek, 36.

89 moeite had om elkaar te verstaan.271 Ofschoon het bij de start van de kampen door onder meer de taalbarrières ietwat onwennig aanvoelde voor de NJS’ers, vonden zij al gauw hun draai. De Heimabende, waarvan er in elk vierweeks kamp circa acht werden georganiseerd, waren door de Hitlerjugend speciaal in het leven geroepen om de aanwezige jeugd uit de verschillende Germaanse landen nader tot elkaar te laten komen. Elk van deze avonden stond in het teken van een specifiek land. De Nederlandse delegatie gebruikte de haar toegewezen schaaravond, de Nederlandse term die werd gebruikt voor Heimabende, om te vertellen over de geschiedenis van Nederland en de Jeugdstorm, maar ook over de huidige strijd die Nederlanders zowel op eigen bodem als aan het Oostfront voerden. De Noren en de Denen vulden hun avonden grotendeels met traditionele volksdansen en liederen. Uit een Jeugdstormverslag komt naar voren dat de schaaravond van de Vlamingen in het bijzonder in de belangstelling stond bij de Nederlanders.

Zoo geestdriftig als hun leider over den Vlaamschen strijd heeft verteld en zijn groep de Vlaamsche liederen zong! Wij waren er allemaal van onder den indruk, ook de jongens, die het gesprokene niet zoo goed konden volgen. Stoere en fiere kerels zijn die Vlamingen. […] Veel heb ik met deze jongens gesproken en ik heb groote bewondering voor ze gekregen.272

Door de Jeugdstorm werden deze avondlijke bijeenkomsten opgevoerd als ‘het beste bewijs, dat er van de zijde van de Duitsche leiding allerminst aan gedacht wordt het nationale zelfbewustzijn der jongens te onderdrukken’.273 Het tegendeel was evenwel waar. Vanuit de leiding van de HJ en de SS was aan de verschillende Lagerführer expliciet instructie gegeven om termen als het ‘Nederlandse volk’ of de ‘Nederlandse natie’ te mijden. Enkel mocht er worden gesproken van een ‘land’ of ‘bevolking’ en alleen in de context van het Germaanse volk en het Duitse rijk.274 De Jeugdstorm werd door de Hitlerjugend dan ook sterk belet in haar nationalistische idealen, ook al deden zij het tegenovergestelde voorkomen. Hoewel de HJ de teugels strak in handen hield, traden spanningen tussen

271 ‘Brieven die ons bereikten…’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (1944) afl. 2. ‘Onze jeugd treedt aan!’, De Stormvlag 3 (1944) afl. 22, 6. ‘Germaansche jeugd bouwt aan de toekomst! Bezoek aan een weersportkamp’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 5, 115. ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE-Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 408. 272 Frits Barkhuis en J.H. Hasewinkel, Wat Frits vertelde… Zóó zijn de weersportkampen! (Utrecht z.j.), 19. 273 ‘Germaansche jeugd in weersportkampen. De jeugd is weerbaar wanneer zij bewust weet te leven’, Het Nationale Dagblad, 17 april 1943, 1. 274 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE- Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 408.

90 nationalistische en Groot-Germaanse idealen op allerlei verschillende manieren nog altijd voortdurend naar voren. Enerzijds werd het pan-Germaanse karakter van de WE-Lagern benadrukt door iedereen hetzelfde uniform te geven, waarmee onderlinge nationale verschillen zoveel mogelijk naar de achtergrond werden gedrukt. Anderzijds werden nationalistische gevoelens aangewakkerd door bijvoorbeeld de kamers te vernoemen naar belangrijke historische figuren. Zo droegen de Nederlandse kamers de naam van de Geuzen en Admiraal de Ruyter, terwijl de Denen, Vlamingen en Walen hun kamers vernoemden naar een gesneuvelde jeugdleider uit hun jeugdbeweging en de Noren voor de toepasselijke naam ‘Wiking’ kozen.275 De Jeugdstorm zelf poogde nationalistische en Groot-Germaanse ideeën te verenigen.

Maar als je zoo sprak met de jongens uit de andere landen en je hoorde hoe ze allemaal in hun land strijden voor hetzelfde ideaal: de toekomst van hun vaderland, dan voelde je toch iets in je hart. En dan ga je ook iets meer begrijpen van den Jeugdstorm. Wat zij willen, willen zij werkelijk niet alléén. Nee, dat willen de Noren in Noorwegen en de Denen in Denemarken. En wat al die jongens willen heeft de Duitsche jeugd al bereikt en ik kan mij best begrijpen, dat er voor de Jeugdstormers, met het voorbeeld van de Duitsche jeugd voor oogen, geen enkele twijfel kan bestaan aan het bereiken van hun doel.276

Dit soort idealen, waarbij elke jeugdbeweging binnen een pan-Germaans samenwerkingsverbond de ruimte kreeg om zich nationaal en soeverein te ontwikkelen, strookten evenwel niet met de visie van de HJ en de SS. Hier en daar lieten zij de teugels vieren om hun Germaanse vazallen enigszins gerust te stellen, maar hun werkelijke annexionistische intenties werden nimmer uit het oog verloren. Na de eerste bijeenkomsten in maart 1943 bleven de Germaanse weersportkampen een vaste waarde in het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond. Met de vele Nederlandse aanmeldingen bleef ook de Jeugdstorm elke maand met nieuwe delegaties vertegenwoordigd. Vanuit de Germanische Leitstelle in Den Haag, een SS-organisatie die aan het hoofd stond van de rekrutering van Nederlandse vrijwilligers voor de Waffen-SS, werd positief gereageerd op de Nederlandse inzet voor de weersportkampen: ‘Die Zusammenarbeit mit dem Nationalen Jeugdstorm auf diesem Gebiet is eine wirklich erfreuliche.’277 De lovende woorden vanuit de SS waren tekenend voor de Germaanse omwenteling die eind 1943 en begin 1944 binnen de Jeugdstorm te bemerken was. Nationaal bewustzijn was tijdens de eerste weersportkampen

275 Barkhuis en Hasewinkel, Wat Frits vertelde, 6-9. 276 Ibidem, 8. 277 ‘Notitie van de Germanische Leitstelle, Berlin, den 12. Oktober’ in: In ’t Veld, De SS en Nederland, 1233.

91 nog een belangrijk thema voor de Jeugdstorm; een jaar later waren dergelijke geluiden volledig naar de achtergrond verdrongen. Sinds het voorjaar van 1944 lag het doel van de weersportkampen volledig in lijn met de grondbeginselen zoals die werden uitgedragen door de HJ en de SS.

In dit kamp, dat als overgang gedacht is, komen voor het eerst alle Germaansche stammen bijeen om door gemeenschappelijke sport, niet alleen de Duitsche taal te leeren, maar ook met de opvattingen van het nationaalsocialisme en van de SS, in het bijzonder de oude Germaansche deugden van trouw en eer, gehoorzaamheid en hardheid, strijdgeest en kameraadschap vertrouwd te raken en zich in te leven in de strijdgemeenschap der vrijwilligers, die met hun onverbrekelijke en onvoorwaardelijke trouw achter den Führer en zijn idee staan. Wie zwak is, kan weer naar huis gaan.278

In verslagen van de Jeugdstorm over de weersportkampen uit 1944 was het Dietse ideaal in geen velden of wegen meer te bekennen. Hoewel dit deels te wijten was aan ontwikkelingen binnen de beweging zelf, hadden de HJ en de SS hierin tevens een vinger in de pap gehad door Dietse idealen tijdens de WE-Lagern actief tegen te werken: ‘Diese Tendenz ist sehr gefährlich. Debatten darüber sind abzulehnen.’ Waar toenadering tussen Vlamingen en Nederlanders scherp in gaten werd gehouden, poogden de HJ en de SS de betrekkingen tussen de Waalse JL-jeugd en de overige jeugdbewegingen juist te doen opleven. Dit verliep niet altijd even gemakkelijk, wat ook door de Hitlerjugend zelf werd onderkend: ‘Die Wallonen sind zu stützen, ohne sie zu bevorzugen, da sie im allgemeinen von den übrigen germanischen Ländern nicht als Germanen anerkannt werden.’279 Hoewel de Jeugdstorm deed voorkomen alsof men de JL als een volwaardig onderdeel van de Germaanse stam en de onderlinge samenhorigheid erkende, beschouwde men de ‘geromaniseerde’ jeugd uit Wallonië in werkelijkheid als een vreemde eend in de bijt. Louter uit loyaliteit aan nazi-Duitsland werden de Walen binnen de Germaanse gelederen geaccepteerd, zij het met enige moeite en onbegrip. Typisch voor de situatie was het bondige antwoord van Het Nationale Dagblad op een lezersvraag hoe er binnen het blad werd gedacht over deelname van de Waalse jeugd aan de weersportkampen: ‘Ook wij hebben ons hierover verbaasd.’280 De geringe aandacht die de JL in vergelijking met de overige jeugdbewegingen genoot in propaganda-uitingen van de NJS

278 ‘Van de gemeenschap der Waffen-SS’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (z.j.) z.a. 279 ‘Richtlinien für die weltanschauliche Schulung und Behandlung der germanischen Freiwilligen in den WE- Lagern “German. Jugend”, den 19. März 1943’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 408. 280 ‘Een jaar weersportkampen’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 2-3, 55-59. ‘Bezoek aan een weersportkamp’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 186. ‘Vragen staat vrij. 288. De Walen’, Het Nationale Dagblad, 10 september 1943, 3.

92 verraadt eveneens een lichte weerzin tegenover de Walen. Tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog zou de organisatie van de weersportkampen zich gestaag continueren. In opdracht van Gebietsführer Blomquist kregen Jeugdstormers en andere Nederlandse nazigezinde jongeren tegen het einde van 1944 met regelmaat een oproepkaart toegestuurd om zich aan te melden voor een weersportkamp.281 Om het ‘saamhoorigheidsgevoel nog te verstevigen’ werd door het aanmeldingsbureau voor de Germaanse weersportkampen een blad opgericht, waar jongens die een kamp hadden geattendeerd via ingezonden brieven hun verhaal konden doen, foto’s konden opsturen of een oproep konden plaatsen om de contactgegevens te bemachtigen van iemand waarmee een vriendschappelijke band was gesmeed. Om de verbondenheid van het Germaanse ras voorop te stellen werd tevens de mogelijkheid geboden om correspondentie aan te gaan met jongeren uit de andere Germaanse landen.282 Dergelijke initiatieven vanuit de Jeugdstorm vonden niet zelden weerklank bij hun fascistische bondgenoten in de buitenlandse Germaanse jeugdbewegingen, zoals bijvoorbeeld de NSU. Hoewel de Deense jeugdbeweging hoofdzakelijk Scandinavische en Deens-Duitse samenwerking voorstond, bood het partijblad Stormfanen via de rubriek ‘Korrespondance mellem Germanere’ (correspondentie tussen Germanen), die later omgedoopt werd tot ‘Brevhjørnet’ (de brievenhoek), aan haar leden de mogelijkheid om in correspondentie te geraken met Nederlanders binnen de NJS en andere Germaanse jongeren.283 Binnen bewegingen als de Jeugdstorm en de NSU werd dan ook de mogelijkheid gecreëerd om internationale contacten die in de weersportkampen werden aangeknoopt zelfs na afloop te onderhouden. Naarmate de oorlogssituatie nijpender werd voor nazi-Duitsland en haar fascistische vazallen, werd het echter steeds moeilijker om dit contact levend te houden.

‘Oostland roept!’ Germaanse Landdienst Gelijktijdig met de Germaanse weersportkampen werden groepen Jeugdstormers samen met jongeren uit Vlaanderen, Wallonië, Noorwegen, Denemarken, Estland en Letland opgeroepen om deel te nemen aan de Germaanse Landdienst in verschillende gebieden verspreid over Oost-Europa, alwaar zij een agrarische opleiding als ‘weerboer’ kregen aangeboden. De oprichting van de Landdienst dateerde al van voor de oprichting van het Europees

281 ‘Einberufungsbefehl!’, NIOD, Amsterdam, Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden, inv. nr. 687. 282 ‘Beste kameraad!’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (z.j.) z.a. ‘De kampbrief komt…!’, Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (1944) afl. 2. 283 Kirkebæk, Beredt for Danmark, 223-224.

93

Jeugdverbond. De HJ-afdeling had haar wortels in de Artamanenbeweging, een in 1924 opgerichte Duitse agrarische organisatie die gecentreerd was rondom het idee van Blut und Boden.284 De leiding, waar onder anderen niemand minder dan Himmler toe behoorde, toonde tijdens de jaren twintig en dertig dientengevolge grote affectie voor het nationaalsocialistische gedachtegoed, waarmee de beweging in 1934 op initiatief van Axmann en Von Schirach opging in de Hitlerjugend onder de naam Landdienst. Na de eerste acht jaar van haar bestaan Hitlerjugendjongens en BDM-meisjes een agrarische opleiding te hebben geboden, werd de Landdienst in juli 1942 door Axmann tevens opengesteld voor jongeren uit de omringende Germaanse landen.285 De Jeugdstorm was bij de eerste Germaanse Landdienstkampen in 1942 goed vertegenwoordigd. Al in maart had opperbanheer Gerlings de streekleiders van de NJS met de taak belast om begin april actief propaganda te bedrijven voor de Landdienst bij zowel ouders als hun kinderen. Enkele weken later kwam er ook een officiële oproep van Van Geelkerken en de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend aan de Jeugdstormleden om zich aan te melden. Naast reguliere leden was er tevens behoefte aan aanmeldingen van enkele jeugdleiders, die na een ‘strenge medische en rassenkundige keuring’ de Nederlandse jongeren in de Landdienstkampen zouden begeleiden.286 Eenmaal aangemeld werden de Jeugdstormers verdeeld over elf verschillende kampen in de rijksgouw Danzig-West-Pruisen. De zeven jongenskampen waren gestationeerd in Tiegenhof, Niederzehren, Grosz Weide, Roggenhausen, Weiszenberg, Grosz Partenschin en Amthal; de vier meisjeskampen in Thiergart, Neuteich, Sauden en Flötenau.287 Elk onderkomen herbergde vijftien tot dertig Nederlandse jongeren van tussen de veertien en zeventien jaar oud. Hun gezamenlijke doel was in het kader van ‘de nieuwe orde van Europa’ de nieuw verworven levensruimte in Oost- Europa te koloniseren als boer(in). Aansluitend op een twee- tot vierjarige opleiding dienden de jongens twee jaar dienst te nemen in de Waffen-SS; de meisjes werden in deze periode geacht zich via de landbouwhuishoudschool of als hulp in de huishouding op een boerderij

284 Michael H. Kater, ‘Die Artamanen. Völkische Jugend in der Weimarer Republik’, Historische Zeitschrift 3 (1971) afl. 213, 577-638, aldaar 599-600. 285 Albert Müller, Landdienst der Hitler-Jugend (Amsterdam 1942), 10-13. Nationale Jeugdstorm, Germaansche landdienst (z.p. 1944), 10-11, 13-14. Germaansche Landdienst, Oostland roept! Nederlandsche jeugd in den Germaanschen landdienst (Danzig 1942). 286 ‘Extra staforder van J.W. Gerlings betreffende Landdienst-Lager, 27 Lentemaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1155. ‘Vrijwilligers-aanmeldingscentrale voor de Germaansche Landdienst, Den Haag 15-6-1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging, inv. nr. 1149. ‘Oproep van Hans Broekhuis aan de Asp. Leiders van de Nederlandsche Vrijwilligers in den Germaanschen Landdienst, Utrecht 19 Herfstmaand 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 123 Nationaal- Socialistische Beweging, inv. nr. 1149. 287 ‘Adressen’, De Oostlandpost 1 (1942) afl. 1.

94 voor te bereiden op het huwelijk en gezinsleven.288 Evenals in de weersportkampen was Groot-Germaanse beïnvloeding van de Nederlandse jeugd binnen de Landdienst dan ook schering en inslag. Ofschoon het karakter van de kampen gedurende de oorlog grofweg hetzelfde bleef, vond er met de germanisering van het Europees Jeugdverbond een intensivering binnen de Landdienst plaats. Axmann had voor ogen ‘den Einfluß auf die germanische Jugend so geltend zu machen, daß sie den Auftrag des Schicksals, vor allem auf unseren Kontinent sieht’. Het aantal Landdienstkampen werd derhalve opgeschroefd en met enige regelmaat door Axmann persoonlijk geïnspecteerd tijdens enkele bezoeken in maart en juli 1943.289 In januari van dat jaar waren reeds vierhonderd Jeugdstormleden officieel uitgeleide gedaan in Amsterdam op de Dam met een toespraak van Bannführer Voss en stafleider Quispel. Dit soort afscheidsmomenten, waar zowel oude Landdienstvrijwilligers die met verlof in Nederland waren geweest als nieuwe lichtingen werden uitgezwaaid, bleven onder toeziend oog van de Jeugdstormleiding tot aan het einde van 1944 geregeld plaatsvinden.290 In tegenstelling tot de weersportkampen die een smeltkroes van nationaliteiten herbergden werden de verschillende jeugdbewegingen binnen de Landdienst van elkaar gescheiden. Onder begeleiding van een Jeugdstormleider werd de vrijetijdsbesteding van de jeugd dan ook hoofdzakelijk ingevuld met traditionele Jeugdstormvorming, spel, sport en zang. De Deense, Noorse en Vlaamse jongeren vertoefden gescheiden van elkaar in de nabij gelegen rijksgouw Wartheland, alwaar zij in de eigen taal en binnen de eigen jeugdbeweging de opleiding tot weerboer volgden.291 Ondanks dat de Landdienstkampen naar nationaliteit waren gerangschikt, kwam de Nederlandse jeugd zo nu en dan toch in directe aanraking met jongeren uit de overige deelnemende Germaanse landen. Eind september 1943 werd het meisjeskamp Flötenau verplaatst naar Krastuden, waardoor de stormsters met meisjes van de BDM, de NSUF en de HJV in een gezamenlijk kamp terecht kwamen. In een brief aan de Landdienstpost, een maandelijks blad dat in het leven was geroepen voor Landdienstvrijwilligers om onder andere via ingestuurde brieven ervaringen met elkaar te

288 ‘Voorschriften voor de toetreding in den Landdienst van de Oostvrijwilligers der Nederlandsche Jeugd’, NIOD, Amsterdam, Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst, inv. nr. a1. ‘Circulaire Germaansche Landdienst’, NIOD, Amsterdam, Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst, inv. nr. a2. 289 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 50. 290 ‘Vertrek vrijwilligers van den Germaanschen Landdienst. Officieel afscheid op den Dam’, Het Nationale Dagblad, 12 januari 1943, 3. ‘Germaansche Landdienst voor Nederland! Landdienstvrijwilligers met verlof’, Volk en Vaderland, 28 mei 1943, 6. ‘Vertrek Landdienstvrijwilligers te Utrecht’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 7, 167. ‘De voorschiftingskampen van den Germaanschen Landdienst’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 203. 291 ‘Bij Neerlands jongste vrijwilligers. Een bezoek aan den Germaanschen Landdienst’, Volk en Vaderland, 3 september 1943, 5. ‘Een dag kampleven in den Germaanschen Landdienst’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 1.

95

Figuur 9 en 10.292 delen, liet een van deze Jeugdstormsters blijken zich ietwat onwennig te voelen in een dergelijk internationaal gezelschap. Toen zij zich echter na verloop van tijd op haar gemak begon te voelen, ontstond er alsnog een kameraadschapsgevoel met de andere buitenlandse meisjes door tijdens gezamenlijke bijeenkomsten naar elkaars landen en jeugdbewegingen te vragen.293 Vergelijkbare momenten van internationale interactie traden menigmaal aan de oppervlakte. In de eerste week van juni 1944 kwamen alle Landdienstmeisjes van de Jeugdstorm bijeen in Gotenhafen voor een afscheidsleergang samen met de BDM en enkele Landdienstführers vanuit de HJ. Overdag hielden de Jeugdstormsters en BDM-leden onderlinge sportwedstrijden met de Reichssportwettkampf als bekroning, alvorens de avonden

292 ‘Kom ook in den Germaanschen landdienst’, http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0376%26count%3D2%26details (geraadpleegd op 1 juli 2016). ‘Jeugd Germaansche landdienst’, http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F%2Fresolver.kb.nl%2Fresol ve%3Furn%3Durn%3Agvn%3ANIOD01%3AAF0378%26size%3Dlarge (geraadpleegd op 1 juli 2016). 293 ‘Krastuden’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 1. ‘Van onze vrijwilligsters. Kamp Krastuden’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 1, 20.

96 de Duits-Nederlandse band bij de meisjes deed versterken door de opvoering van Duitse sprookjesvoorstellingen alsook het gezamenlijk zingen van liederen en gedichten.294 Dergelijke kameraadschapsmiddagen en avonden waren geen bijzonderheid. Een anonieme Jeugdstormer, die tot februari 1943 leiding gaf aan een Landdienstkamp voor Jeugdstormjongens in Grosz Rosainen, beschrijft in zijn dagboek hoe hij geregeld afreisde naar andere kampen alwaar hij onder meer een kameraadschapsmiddag tussen de Jeugdstorm en de BDM meemaakte. Zijn verdere ervaringen duiden op geregelde contacten met de jeugd uit de Germaanse landen. Zo legde hij de heenreis naar zijn kamp af samen met een Vlaamse jeugddelegatie, woonde hij met zijn Landdienstkamp de officiële installatie bij van een achttienjarige Duitser in de NSDAP en onderhield hij briefcontact met een Vlaming.295 Dietse verbondenheid tussen Jeugdstomers en NSJV’ers was tijdens de eerste Germaanse Landdienstkampen in 1943 nog niet geheel weggevaagd. Bijeenkomsten in Posen, een standaard tussenstop waar de gehele Germaanse jeugd samenkwam voordat zij zich in groepen opsplitsten en hun weg vervolgden naar de verschillende kampen, boden de Nederlandse en Vlaamse jeugd een uitgelezen mogelijkheid om met Groot-Nederlandse bezieling de banden aan te halen. Hoewel de redes die Axmann in Posen gebruikelijk hield ter uitgeleiding van de Germaanse jeugddelegaties hoofdzakelijk gericht waren op Germaanse bloedverbondenheid, wendden de NJS en haar Vlaamse evenknie de samenkomsten aan om de lotsverbondenheid van de ‘Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden’ te propageren.296 De germanisering van de Jeugdstorm en het Europees Jeugdverbond maakte dat Landdienstvrijwilligers in de loop van 1944 aan dergelijke geluiden echter niet meer werden blootgesteld. De officiële partijlijn werd langzaam maar zeker dat het Dietse ideaal moest worden beschouwd als onderdeel van een ongewenste compromispolitiek. De lijn die door Hitler werd uitgezet diende in al zijn facetten te worden omarmd, zoals in de Landdienstpost werd verkondigd.

Zoo bijvoorbeeld de meening, dat het nationaal-socialisme hier in ons land aangepast dient te worden aan de verhoudingen in ons volk. Er is geen Nederlandsch-, Duitsch-, Deensch-, of Noorsch nationaal-socialisme. Er is maar één nationaal-socialisme voor alle germaansche volken en dat is het nationaal-socialisme van den Führer. In deze historische dagen gevoelen wij ons, als jonge germanen hechter dan ooit met hem verbonden.297

294 ‘Gotenhafen’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 4. 295 ‘Dagboek S M, W.F. van, deel 4, 10 juli, 26 augustus, 27 september en 11 oktober 1942’, NIOD, Amsterdam, Archief 244 Europese dagboeken en egodocumenten, inv. nr. 1055. 296 ‘Germaansche jeugd opgenomen in den Landdienst’, De Stormmeeuw 9 (1943) afl. 8, 187. 297 ‘Bij de redding van den Führer’, Landdienstpost 1 (1944) afl. 4.

97

De Jeugdstormers waren tegen het einde van de oorlog enkel nog in de Landdienst om als weerboer het Groot-Germaanse rijk te dienen samen met hun Vlaamse, Waalse, Noorse en Deense pendanten. Voor Nederlands-nationalisme was geen ruimte meer.

‘Sluim’rend vuur ontwaak!’ Germaanse zonnewendefeesten Fysieke inspanning in de vorm van sport, frontstrijd en agrarische arbeid vormden de kern van het HJ-beleid dat gericht was op nazificatie van de jeugd uit de omringende Germaanse landen. Een gezonde lichamelijke gesteldheid maakte immers hoofdonderdeel uit van de op raciale motieven gestoelde leer van de nazi’s. Echter net als in de aanloop naar het Europees Jeugdverbond, toen cultuurmanifestaties in Weimar en Florence een gelijkwaardig aanzien genoten ten opzichte van sportevenementen zoals de winter- en zomerspelen, vormden cultuurevenementen in de ogen van de HJ en de SS een onmisbare schakel bij de germanisering van het jeugdverbond en de deelhebbende jeugdbewegingen. Met die gedachte werd op 21 juni 1944 in Mariënburg het Germaanse midzomerzonnewendefeest georganiseerd waar jeugddelegaties uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Duitsland, Denemarken, Noorwegen, Estland en Letland in participeerden.298 De midzomer- en midwinterzonnewendefeesten, in Nederland ook wel bekend als het Joelfeest, waren aloude Germaanse jaargetijdefeesten die de Hitlerjugend van stal haalde en naar eigen nationaalsocialistische zin omsmeedde om samenhorigheid onder de Germaanse jeugdbewegingen aan te wakkeren. In naam van hun gemeenschappelijke voorouders zouden de Germaanse jongeren zich tijdens deze feestelijke bijeenkomst kunnen bezinnen op hetgeen werd beschouwd als de ware Germaanse grondbeginselen zoals rasbewustzijn en offerzin.299 De zonnewendefeesten waren geen vreemd begrip onder Nederlandse nationaalsocialisten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerde men vanuit de NSB met steun van nazi-Duitsland een theaterbeleid dat erop gericht was het Nederlandse toneel in nationaalsocialistische sfeer te beïnvloeden. Toneel kreeg een opvoedende taak voor de Nederlandse jeugd toebedeeld, waarmee men vieringen van de Germaanse jaargetijden, zoals onder andere de zonnewendefeesten, op de planken bracht.300 Deze nieuwe toneelvorm die het ‘cultisch spel’ gedoopt werd had tot doel het kameraadschapsgevoel onder nationaalsocialisten te versterken en hen het gevoel te geven dat zij aan de voorhoede stonden van de Nieuwe Orde. Naast toneelvoorstellingen werden de zonnewendefeesten als Germaans

298 Ponzio, Shaping the new man, 197. 299 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 557. 300 Boterman, Duitse daders, 267-268.

98 culturele traditie gepromoot door 21 juni en 21 december, de dagen van de midzomer- en midwinterzonnewende, als feestdagen aan de kalender toe te voegen.301 Met de germanisering van het Europees Jeugdverbond kwam de Hitlerjugend in 1944 tot het besluit om de viering van de zonnewendefeesten groots aan te pakken. Reeds enkele dagen voor de viering op 21 juni in Mariënburg arriveerde de Jeugdstormdelegatie, bestaande uit zowel jongens als meisjes afkomstig uit de Landdienst, de weersportkampen en uit Nederland zelf. De eerste dagen stonden in het teken van het in orde brengen van de tenten, het hijsen van de nationale vlaggen en grootscheepse gezamenlijke maaltijden. ’s Avonds begaven alle jongeren zich naar het centrum van Mariënburg waar het gezamenlijk zingen van liederen werd afgewisseld door afzonderlijke liederen van de verschillende jeugdbewegingen. De dag van de zonnewende werd ingeluid met fanfares, alvorens Reichsjugendführer Axmann het woord tot de aanwezige jeugddelegaties richtte. Het zonnewendefeest werd afgesloten rondom een groot kampvuur waar elke jeugdbeweging haar eigen vuurspreuk uitsprak en een fakkel op het vuur gooide. Ter bezegeling van ‘den wil der jeugd één te zijn’ werden de Hitlerjugendliederen ‘Nur der Freiheit gehört unser Leben’ en het ‘Fahnenlied’ gezamenlijk gezongen.302 Net als in de weersportkampen en de Landdienst waren tekenen van Germaanse eenheid en nationale verscheidenheid naast elkaar te bemerken. Iedere jeugdbeweging was vertegenwoordigd met het eigen uniform en de eigen jeugdbewegingsvlaggen, maar Hitlerjugenddominantie trad prominent naar voren door de voortrekkersrol die de Duitsers zichzelf toebedeelden. De Jeugdstorm liet zich in met beiden. Ondanks de germanisering van de NJS bleef de jeugdbeweging oog houden voor nationale verschillen. ‘Daar staan zij: de lange, zwijgzame Noren, de stoere Denen, de gestaalde, geharde Duitschers, de trotsche Vlamen, de levendige Wallonen, de beproefde Letten en Esten.’ Groot-Germaanse gedachtes bleven echter de boventoon voeren. ‘Germaansche eenheid: was zij ooit tastbaarder en méér werkelijkheid, dan in dit kamp?’303 Door Axmann werd het midzomerzonnewendefeest hoofdzakelijk aangewend om zieltjes te winnen voor de oorlog, waarin nazi-Duitsland steeds meer aan de verliezende hand was. Tijdens zijn toespraak aan de aanwezige jeugd stond het gevaar van de oprukkende bolsjewistische machten voor de toekomst van de Germaanse landen duidelijk in het middelpunt.304

301 Ad van der Logt, Het theater van de nieuwe orde. Een onderzoek naar het drama van Nederlandse nationaalsocialisten (Amsterdam 2008), 375, 441. 302 ‘Germanje’s jeugd viert het zonnewendefeest’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 178-179. 303 Ibidem, 177-180. 304 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 51.

99

Gelijktijdig met de festiviteiten in Mariënburg waren in het openluchttheater Frankendael in Amsterdam circa 350 leden van de Jeugdstorm, de Hitlerjugend en de BDM samengekomen om ‘als teeken der Germaansche solidariteit het zonnewendevuur te ontsteken’.305 Onder de genodigden waren onder meer Van Geelkerken, Quispel, Van Eck, Blomquist en Gebietsmädelführerin Hagemensen alsook enkele vertegenwoordigers van de NSB en de NSDAP. Een Jeugdstormkoor van tamboers en hoornblazers verwelkomden de aanwezigen met het Nederlandse zonnewendelied, waarna vertegenwoordigers van zowel de NJS als de HJ met het uitspreken van ieders vuurspreuk samen een vuur ontstaken als teken van Germaanse solidariteit.306 Blomquist en Van Geelkerken hielden na de plechtigheden ieder een rede. De Gebietsführer greep de mogelijkheid vooral aan om het belang van de strijd aan het Oostfront, ‘het onvergankelijke Germaansche Rijk’ en het onvoorwaardelijke geloof in Hitler voorop te stellen. De van oorsprong zo Dietsgeoriënteerde Van Geelkerken deed in zijn toespraak niet onder voor de nazistische retoriek van de Hitlerjugend. Antisemitische en raciaal gemotiveerde uitspraken vormden de kern van zijn pleidooi, terwijl vaderlandsliefde en de Dietse idee in geen velden of wegen te bekennen waren. Het zonnewendefeest in Amsterdam werd daarenboven besloten met ‘een Sieg-Heil op den Führer’; voor trouw aan Leider Mussert en de traditionele Jeugdstormbegroeting ‘Hou-Zee’ was geen plek meer.307 De zonnewendevieringen te Mariënburg en Amsterdam behoorden tot de laatste grootschalige bijeenkomsten die in het kader van het Europees Jeugdverbond werden georganiseerd en waar jeugddelegaties uit meerdere landen bij vertegenwoordigd waren. Twee weken eerder op 6 juni waren de geallieerden van start gegaan met Operatie Overlord, waar de invasie van Normandië het bekendste onderdeel van is, waarna ook de Landdienst- en weersportkampen geleidelijk aan werden teruggeschroefd. Het zou evenwel nog tot het voorjaar van 1945 duren voordat de teloorgang van de Europese, en sedert 1943 in principe Germaanse, jeugdorganisatie compleet was. Het was in deze periode dat het Europees Jeugdverbond haar laatste stuiptrekkingen vertoonde.

305 ‘Het zonnewendevuur brandde in Amsterdam’, De Stormmeeuw 10 (1944) afl. 7, 181. 306 ‘Gemeenschappelijke zonnewendeviering van Jeugdstorm, H.J. en B.D.M.’, Het Nationale Dagblad, 22 juni 1944, 3. 307 ‘Viering van het Zonnewendefeest te Amsterdam. Toespraken van Gebietsführer Blomquist en Hoofdstormer Van Geelkerken’, Haarlemsche Courant, 22 juni 1944, 3.

100

5 Ondergang van het nieuwe Europa, 1944-1945

Jeugdleidersbijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen Binnen het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond bleven tot aan het eind van 1944 en het voorjaar van 1945 nieuwe nationaalsocialistischgezinde jeugdgroepen uit de Germaanse landen afreizen naar weersport- en Landdienstkampen. Hoewel nazificatiepogingen vanuit de Hitlerjugend en ronselpraktijken door de Waffen-SS reeds bij de eerste Germaanse kampen in 1942 en 1943 veelal zonder maskering hun intrede hadden gedaan, intensiveerde de situatie in het najaar van 1944. De in deze periode snel oprukkende geallieerde legers zetten Axmann ertoe aan drastische maatregelen te nemen. Met het oog op een gebrek aan mankracht in de Wehrmacht en de Waffen-SS wendde de Reichsjugendführer al zijn macht aan om de aangesloten jeugdbewegingen bij het Europees Jeugdverbond volledig binnen de invloedssfeer van de HJ te krijgen, opdat de Germaanse jeugd kon worden ingezet aan het front.308 Sportevenementen, cultuurmanifestaties, opleidingen en festiviteiten waren van ondergeschikt belang geworden; binnen het jeugdverbond moest alles om oorlogsinzet gaan draaien. In hoofdstuk drie is kort aangestipt dat ten tijde van de grondlegging van het Europees Jeugdverbond frontstrijd door Jeugdstormers gevoelig lag binnen de NJS-leiding. Quispel spaarde na zijn tijd aan het Oostfront kosten noch moeite om Jeugdstormvrijwilligers voor de oorlog uitgezonden te krijgen, terwijl Van Geelkerken zich tegen dergelijke acties ferm verzette uit vrees voor Groot-Germaanse indoctrinatie van de Nederlandse jeugd. Ofschoon Van Geelkerken zich nooit volledig zou bekeren tot de Groot-Germaanse gedachte of de Blut und Boden-ideologie, schikte hij zich naarmate de oorlog vorderde wel naar de nieuwe verhoudingen.309 In september 1943 verplichtte hij alle mannelijke Jeugdstormers vanaf zeventien jaar dienst te nemen in de nieuwe opgerichte Landstorm, een Nederlandse afdeling van de Waffen-SS.310 Enkele maanden later aan het begin van 1944 was de concessiegezindheid van de hoofdstormer ten opzichte van de Hitlerjugend dusdanig groot dat de Jeugdstorm langzaam maar zeker in de handen van Axmann en de zijnen werd gedreven.

308 Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 51-52. 309 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 63. 310 ‘Bevel Hoofdstormer inzake dienstneming Landstorm, 6-9-1943’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332.

101

Op 14 en 15 april 1944 brachten Van Geelkerken en NSUF-leider Stang op uitnodiging van de Reichsjugendführung een bezoek aan de 12. SS-Panzer-Division ‘Hitlerjugend’, die op dat moment gestationeerd was in Normandië. Germaanse jeugdparticipatie in HJ-initiatieven als de weersportkampen en de Landdienst was voor Axmann een goed begin geweest, maar met het oog op nijpende oorlogssituatie niet langer voldoende. Ook een organisatie als de Landstorm voldeed niet volledig aan de verwachtingen. De Reichsjugendführer had Van Geelkerken en Stang dan ook bij hem in Frankrijk laten komen om de twee jeugdleiders ertoe te bewegen akkoord te gaan met de oprichting van een vrijwilligersbataljon bestaande uit Jeugdstormers en NSUF-leden. Dit bataljon zou een volwaardig onderdeel gaan uitmaken van de SS-divisie ‘Hitlerjugend’, waarmee volgens Axmann nauwere samenwerking, zowel op militair als politiek gebied, tussen de HJ en de Germaanse jeugdbewegingen zou worden gerealiseerd.311 Hoewel geen duidelijkheid is over hetgeen Van Geelkerken, Stang en Axmann precies met elkaar hadden afgesproken, had de hoofdstormer volgens zijn eigen verklaringen weinig toezeggingen gedaan aan de Hitlerjugend en de SS.

Op uitnodiging van de Reichs Jugend Führer Axmann, heb ik in het voorjaar 1944 met de Noorse jeugdleider Stang een bezoek gebracht aan de Hajotdivisie van de Waffen SS in Noord Frankrijk. Bij deze gelegenheid heeft Axmann mij gevraagd, of ik het niet op prijs zou stellen, wanneer in deze Hajot divisie een bataljon van mijn Jeugdstorm zou worden opgenomen. […] Mijn persoonlijke opvatting over het voorstel van Axmann was, dat ik niet wilde medewerken om jongens voor de Waffen SS te leveren, zodat ik hierin, gesterkt door de uitspraak van Mussert [tegen SS-inmenging], het gehele voorstel slepende heb gehouden.312

Ofschoon Van Geelkerken inderdaad niet bekend stond als iemand die een groot voorstander was van indiensttreding van Jeugdstormers binnen de Waffen-SS, strookt zijn verhaal niet met dat van de Duitsers en enkele NJS-kaderleden die beweerden dat er wel degelijk een overeenkomst was gesloten met betrekking tot de oprichting van een vrijwilligersbataljon.313 Uit een getuigenis van Jeugdstormer Johann Hasewinkel (niet te verwarren met zijn broer Hans-Armin Hasewinkel) blijkt dat Quispel als voorvechter van het Groot-Germaanse ideaal in ieder geval uiterst positief tegenover een dergelijk initiatief stond.

Van de plannen tot oprichting van een jeugdstormbataljon in de Divisie Hitler Jugend, hoorde ik van Quispel voor het eerst in April of Mei 1944 tijdens de bruiloft van mijn

311 In ’t Veld, De SS en Nederland, 428, 1316. 312 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 1e getuige Cornelis van Geelkerken’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 5. 313 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 42.

102

broer. Hij sprak ongeveer als volgt tot mij: Zou het niet fijn zijn, als de Jeugdstorm in de Division Hitler Jugend een heel bataljon zou opstellen, want onze roem is dan voor eeuwig gevestigd. De Noren, Denen en Vlamingen zijn vast niet in staat om ook maar een compagnie te formeren.314

Ondanks dat Van Geelkerken een steeds grotere affiniteit begon te tonen voor de Groot- Germaanse idee, tekent zich een tegenstelling af tussen de nog altijd relatief gematigde hoofdstormer en de radicale stafleider Quispel. Hoewel het niet een onrealistische gedachte is dat Van Geelkerken onder druk van Axmann wel degelijk enkele toezeggingen heeft gedaan in Normandië, werd tot aan het einde van de zomer in 1944 in ieder geval nog niet overgegaan tot de oprichting van een Jeugdstormbataljon in de SS-divisie ‘Hitlerjugend’. Nochtans kunnen Quispels enthousiaste uitspraken tegenover Hasewinkel achteraf worden beschouwd als een teken aan de wand. Nadat de stafleider lucht had gekregen van de besprekingen tussen Van Geelkerken, Stang en Axmann stelde hij alles in het werk om van een vrijwilligersbataljon bestaande uit Jeugdstormers werkelijkheid te maken. Een mogelijkheid daartoe diende zich begin september aan toen op initiatief van de Hitlerjugend een bespreking van Germaanse jeugdleiders in Kopenhagen plaatsvond. Samen met vertegenwoordigers van de HJ, de NSUF, de NSU, de HJV en de JL kwam Quispel namens de NJS tussen 2 en 5 september bijeen om de toekomstige rol van de Germaanse jeugdbewegingen in de oorlog te bespreken. Tijdens de bijeenkomst bleek al snel dat Van Geelkerken zich in zijn eigen voet had geschoten door aanwezigheid bij de bijeenkomst af te schuiven op zijn stafleider. Reeds een maand voor Kopenhagen had Axmann een Europees manifest opgesteld, waarin de ‘germanische Jugend’ onvoorwaardelijke trouw aan de Führer zou zweren.315 Het voornaamste punt betrof daarenboven inzet voor de totale oorlog. Met ondertekening van het verdrag zegden de aanwezigen toe ‘die Maßnahmen des totalen Kriegseinsatzes der Hitler-Jugend mit allen Kräften durch unsere Jugendorganisationen zu unterstützen’.316 Toen deze resolutie aan Quispel werd voorgelegd twijfelde hij geen moment. Samen met de overige jeugdleiders ondertekende de stafleider het manifest, waarmee de Jeugdstorm en de overige Germaanse jeugdbewegingen in grote mate waren overgeleverd aan de Hitlerjugend. Van Geelkerken had een grote inschattingsfout gemaakt door Quispel als NJS-vertegenwoordiger naar

314 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 3e getuige Johann Heinrich Hasewinkel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 4. 315 Buddrus, Totale Erziehung für den totalen Krieg, 802. 316 Otto Stollberg, ‘Die Bewegung’, Das Archiv. Nachschlagewerk für Politik, Wirtschaft, Kultur (1944) afl. 126, 453.

103

Kopenhagen te sturen. De toekomstplannen van de hoofdstormer met betrekking tot de Jeugdstorm strookten geenszins met de opgeworpen resolutie. Naast officiële verklaringen trachtte Quispel de vorming van een Jeugdstormbataljon in een stroomversnelling te doen geraken door in de wandelgangen de noodzaak van een Nederlandse jeugdvrijwilligersafdeling in de Waffen-SS bij de Hitlerjugend te bepleiten. Hij kwam hierbij in contact met HJ-Bannführer en SS-officier Werner Kiessling die aan het hoofd stond van de Germanische Jugend (GJ), een onderafdeling van de Hitlerjugend die tijdens de oorlog was opgericht om de verbondenheid tussen de Germaanse jeugd te bevorderen. Nadat Kiessling van Quispels hunkering naar een Jeugdstormbataljon in de SS-divisie ‘Hitlerjugend’ kennis had genomen, maakte hij tegenover de stafleider bekend dat een dergelijk vrijwilligersbataljon er wat hem betreft zo snel mogelijk moest komen.317 Bovendien zou de NJS samen met de overige Germaanse jeugdbewegingen worden opgenomen in zijn GJ. Voor Quispel was de bijeenkomst van jeugdleiders in Kopenhagen uiterst vruchtbaar geweest.

Inlijving bij de Germanische Jugend De Germanische Jugend had reeds een paar jaar eerder tijdens de cultuurmanifestatie in Weimar in 1942 als onderafdeling van de Hitlerjugend het levenslicht gezien. Met de blik op een toekomstig Europees Jeugdverbond moest deze organisatie voor een sterke band tussen de Germaanse jeugdbewegingen binnen een overkoepelend Europees geheel zorgen.318 Na de germanisering van het jeugdverbond, en daarmee het wegvallen van het Europees wezen, bestond de taak van de GJ er voornamelijk uit zich te ontfermen over de toelating van de Germaanse jeugd tot de weersportkampen. Kiessling gaf hierbij openlijk te kennen dat hij inlijving van de nationale jeugdbewegingen bij de GJ voor ogen had.319 Zijn invloed in 1943 en 1944 was daarvoor evenwel nog te beperkt; door de grote macht van lokale Gebietsführer, zoals Blomquist in Nederland, had de organisatie tot aan augustus 1944 weinig om het lijf.320 Door de voorbereidingen op Kopenhagen kwam hier verandering in. Met het plan om de oorlogsinzet van de jeugd uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Noorwegen,

317 In ’t Veld, De SS en Nederland, 428-429. 318 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 14e getuige Ernst Zilver’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 39. 319 ‘Soldatenbetreuung Germanische Jugend, Berlin im Oktober 1943, Werner Kießling’, NIOD, Amsterdam, Archief 215 Collectie Duitse instellingen buiten Nederland (CDI), inv. nr. 67q, 6. 320 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 8e getuige Willem van Veen’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 21-22.

104

Estland, Letland en zelfs Zwitserland te intensiveren werd de GJ door Axmann de ruimte geboden.321 Onder aanvoering van Kiessling ontpopte de Germanische Jugend zich in deze periode als een overkoepelende jeugdorganisatie waar alle Germaanse jeugdbewegingen uiteindelijk in zouden moeten opgaan, volledig gecentreerd rondom de voorbereiding van jongeren voor de oorlog. Terwijl Quispel en Kiessling in Kopenhagen de blauwdrukken aan het tekenen waren voor een Jeugdstormbataljon en een hernieuwde GJ, verslechterde de situatie in Nederland drastisch voor de NJS. Op 5 september, de laatste dag van de bijeenkomst, bereikten berichten over een spoedige bevrijding door de geallieerden het Nederlandse volk. Hoewel na verloop van tijd bleek dat de geruchten omtrent een aanstaande bevrijding van heel Nederland ongegrond waren, werd de grond voor veel Nederlandse nationaalsocialisten en collaborateurs te heet onder de voeten. Uit angst voor bijltjesdag vluchtten zij en masse naar Duitsland en het noorden van Nederland. Deze dag, die de geschiedenis in zou gaan als Dolle Dinsdag, was evenzeer de aanleiding voor een onherroepelijke tweespalt binnen de Jeugdstorm tussen Van Geelkerken en Quispel.322 Teruggekeerd uit Kopenhagen stelde Quispel samen met zijn Groot-Germaanse kompaan Hasewinkel alles in het werk om met het oog op de naderende geallieerde legers en de ontstane hysterie onder nationaalsocialistische Nederlanders de beloftes die aan de Hitlerjugend waren gedaan te vervullen. Na een stafvergadering werd in samenhang met Wilhelm Voss, die Blomquist had opgevolgd als Gebietsführer, gedrieën afgesproken dat het stafkwartier van de Jeugdstorm zou worden ondergebracht bij de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend in Nijmegen.323 Met uitvoering van dit plan zou de Hitlerjugend in feite volledige controle krijgen over de Jeugdstorm. Tot een Duitse overname, waar Van Geelkerken geenszins van en mee gediend was, kwam het evengoed niet. Toen de hoofdstormer lucht kreeg van de plannen van Quispel en Hasewinkel kwam het tot een frontale botsing. Na een onstuimige woordenwisseling wist Van Geelkerken uiteindelijk een stokje voor de plannen van zijn stafleider te steken door Quispel en Hasewinkel te royeren als Jeugdstormlid.324 Het was een drastische maatregel van de hoofdstormer, die zijn voormalige NJS-kompanen hiermee bovendien maar kortstondig buitenspel zette. Door het besluit werden Quispel en Hasewinkel in de handen van Kiessling gedreven, die hen in Duitsland goed kon

321 Oelrich, “Sportgeltung – Weltgeltung”, 557-558. 322 Engelen, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland”’, 44-46. 323 In ’t Veld, De SS en Nederland, 430. 324 ‘Duistere samenzwering’, Volk en Vaderland, 13 oktober 1944, 1.

105 gebruiken voor de oprichting van een Jeugdstormbataljon en verdere ontwikkeling van de GJ. Er ontstonden aldus twee verschillende Jeugdstormorganisaties: de oude onder leiding van Van Geelkerken in Nederland en een nieuwe onder aanvoering van Quispel en Hasewinkel in Duitsland.325 Ofschoon Van Geelkerken met ruggensteun van Mussert de nieuwe Jeugdstorm in Duitsland op alle mogelijke manieren probeerde tegen te werken, was zijn invloed over de Nederlandse grenzen te gering. Op 28 en 29 december hadden Quispel en Hasewinkel negenentwintig vooraanstaande Jeugdstormleiders om zich heen verzameld in Duitsland om zich officieel te conformeren aan een vrijwilligersbataljon en de GJ. Tegelijkertijd werd in de sterkste bewoordingen afstand genomen van de Jeugdstorm in Nederland en haar leider.

[Wir waren] überzeugt, dass es met [sic] der Entwicklung in Nationale Jeugdstorm so nicht weiterginge. Diese Überzeugung fand ihre Begründung in einer langen Vorgeschichte und machte es uns zur Pflicht, auf der Reichsjugendführung zu erklären, dass wir Van Geelkerken nicht langer als Hoofdstormer anerkennen konnten. Die derzeitige unübersichtliche Lage machte es notwendig, abzusehen von einem öffentlichen lossagen von Van Geelkerken und uns zu beschränken auf die positiven Massnahmen, welche unserer Jugend einem neuen Weg eröffnen sollten.326

Hoewel de naam Jeugdstorm gehandhaafd bleef, verdween de kernsymboliek die de identiteit van de jeugdbeweging jarenlang had gewaarborgd. Reeds enkele weken eerder was in het blad Storm, dat onder auspiciën stond van de Germaanse SS in Nederland (de naam die de Nederlandse SS in 1942 had aangenomen), aangekondigd dat het meeuwenuniform werd verruild voor een bruinhemdenuniform van de Hitlerjugend, om de linkerarm een hakenkruisband werd gestroopt en onderaan de linkermouw een armband werd aangebracht met de tekst ‘Germanische Jugend’.327 Met deze officiële afsplitsing van Quispel en zijn volgelingen mengde Rost van Tonningen zich eveneens in de machtsstrijd om de Nederlandse jeugd. In een voorpagina- artikel in De Waag, een blad dat zich in het vaarwater van de Germaanse SS in Nederland begaf, brak hij een lans voor de Jeugdstorm in Duitsland, een vrijwilligersbataljon binnen de divisie ‘Hitlerjugend’ en de Germanische Jugend.328 In een briefwisseling met Seyss-Inquart had Rost van Tonningen daarnaast geen goed woord over voor Mussert, terwijl hij de

325 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 206-208. 326 ‘Planung für den politischen Weg der niederländischen Jugend‘, NIOD, Amsterdam, Archief 118 Departement van Bijzondere Economische Zaken, inv. nr. 2207. 327 ‘Eindelijk een daad’, Storm, 1 december 1944. ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, verklaring Casparus Quispel’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 57332, 12-13. 328 ‘Nederland voor de keuze. Door Mr. M. M. Rost van Tonningen’, De Waag, 1 december 1944, 1.

106 ontwikkelingen binnen de Jeugdstorm onder leiding van Quispel prees. ‘Ich habe mich gefreut über die revolutionäre Kraft unsrer Jugend und dieses vom Herzen kommende Führerbekenntnis der niederländischen Jugend.’329 In samenwerking met Rost van Tonningen ondersteunde de hoofdredacteur van De Waag W. Goedhuys begin 1945 het plan een Germanische Jugend in Nederland (ook wel Germanische Hitlerjugend Nederland genoemd) in het leven te roepen, hetgeen de höherer SS- und Polizeiführer Hanns Rauter zich eerder ten doel had gesteld.330 Hiermee leek ook de Jeugdstorm in Nederland ten dode opgeschreven. Tot de oprichting van een GJ in Nederland kwam het uiteindelijk niet. Op bevel van Seyss-Inquart, die tijdens de chaos van de laatste oorlogsmaanden voor Nederland een politieke volmacht van Hitler had gekregen, was het vanaf 16 maart 1945 zowel ambtenaren als Duitse instanties verboden steun te verlenen aan de oprichting van een Germanische Jugend. Documentatie over de motivering hierachter ontbreekt, maar het heeft er de schijn van dat Seyss-Inquart in een poging om toenadering te zoeken tot de geallieerden volledig wilde breken met de meest radicale elementen binnen het nazisme, waar hoofdzakelijk de SS en al haar aanverwante organisaties toe werden gerekend.331 Een Jeugdstormbataljon lijkt uiteindelijk evenmin van de grond te zijn gekomen. Hoewel Kiessling de mond vol had van de oprichting van meerdere vrijwilligersbataljons bestaande uit de jeugd uit alle Germaanse landen, bleek uiteindelijk dat de SS-leiding hiermee helemaal niet was gediend. Jeugdstormvrijwilligers waren vanzelfsprekend welkom, maar werden bij voorkeur ingedeeld in reeds bestaande bataljons waar andere Nederlanders in streden.332 De GJ in Duitsland kwam onder leiding van Kiessling en in samenwerking met Quispel en Hasewinkel evenmin goed van de grond, alhoewel de drie jeugdleiders honderden Nederlandse jongeren die naar Duitsland waren gevlucht wel onder zware druk wisten over te halen om zich aan te sluiten bij de Waffen-SS. Aangesloten bij de GJ waren eveneens gevluchte jeugdleiders uit Wallonië en Vlaanderen die met Kiesslings steun alles in het werk stelden om onder het mom van Germaanse eenheid de Belgische jeugd actief bij de oorlog te betrekken. Begin april 1945 werd dientengevolge nog een SS-vrijwilligersbataljon Hitlerjugend Flanderns opgericht (hoewel over de vrijwilligheid dus nogal valt te twisten) als onderdeel van de Vlaamse Waffen-SS-eenheid Langemarck, waarin Vlaamse jongeren tot aan

329 ‘M.M. Rost van Tonningen aan A. Seyss-Inquart, Deventer den 30. Dez. 1944’ in: Rost van Tonningen en Barnouw, Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II, 547. 330 ‘Brief van dr. W. Goedhuys aan Sturmbannführer Fahrenholz, 23 maart 1945’, NIOD, Amsterdam, Archief 118 Departement van Bijzondere Economische Zaken, inv. nr. 2207. Schaar, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung’, 51. 331 In ’t Veld, De SS en Nederland, 436, 1473. 332 Kwak, ‘De Nationale Jeugdstorm’, 219-222.

107 de Duitse capitulatie strijd leverden tegen de geallieerde legers. Onder pressie van de Hitlerjugend en hun eigen nationale leiders ondersteunden duizenden jongeren, soms niet ouder dan vijftien jaar, uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Estland, Letland en Litouwen de Duitse strijdmachten tot het bittere eind.333 De Germanische Jugend poogde in alle consternatie van de laatste oorlogsmaanden nog een structuur te bieden voor de oorlogsinzet van de Germaanse jeugd, maar stierf uiteindelijk een roemloze dood voordat de organisatie echt iets had kunnen betekenen.

Epiloog: Jeugdstormers tijdens de laatste oorlogsmaanden De bijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen, de plannen voor een Jeugdstormbataljon en de aansluiting van Quispel en zijn Groot-Germaanse getrouwen bij de GJ waren de laatste uitvloeiselen van een ineenstortend Europees Jeugdverbond, dat reeds vrijwel direct na de oprichtingsbijeenkomst in Wenen in 1942 langzaam aan het afbrokkelen was. Naast onderlinge spanningen en een continue concurrentiestrijd tussen fascisten en hun verschillende jeugdbewegingen maakten geopolitieke en militaire ontwikkelingen dat een dergelijke jeugdassociatie geen schijn van kans maakte. De verloren slag om Stalingrad, de val van Mussolini’s regime en de gebeurtenissen rond Dolle Dinsdag waren stuk voor stuk nagels aan de doodskist van het Europees Jeugdverbond. Van Geelkerken was tijdens de laatste oorlogsmaanden een ongeleid projectiel, wiens loyaliteit om opportunistische redenen voortdurend verschoof. Nadat Quispel hem rond Dolle Dinsdag een dolkstoot in de rug had gegeven, kwam het eind 1944 eveneens tot een breuk met Mussert, de man met wie hij dertien jaar eerder de NSB was begonnen. In 1945 was de hoofdstormer overgeleverd aan Rauter, die zich enkel nog om hem bekommerde om leden van de Landstorm en de Landwacht, twee van de weinige organisaties waar Van Geelkerken nog enige invloed op kon uitoefenen, onder volledige controle van de SS te krijgen.334 Quispel was tot het einde van de oorlog in de ban van een op te richten Jeugdstormbataljon. Samen met enkele andere rebellerende Jeugdstormfunctionarissen toog hij af naar de SS- Junkerschule in Bad Tölz om met Kiessling en zijn GJ dit plan te realiseren. Zoals reeds aangestipt kwam de oprichting van een dergelijke vrijwilligerseenheid niet van de grond. Quispel bleef in Bad Tölz tot april 1945 zijn idealen najagen.335

333 Torsten Schaar, ‘Die Reichsjugendführung der NSDAP im totalen Krieg – August 1944 bis Mai 1945’ in: Ingo Koch ed., Deutsche Jugend zwischen Krieg und Frieden 1944-1946 (Rostock 1993), 49-59, aldaar 54. 334 Van der Boom, Kees van Geelkerken, 83. 335 In ’t Veld, De SS en Nederland, 438.

108

Tijdens de laatste oorlogsmaanden waren de WE-Lagern een veelgebruikt middel om de gevluchte nationaalsocialistischgezinde jeugd uit Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Noorwegen en Denemarken zo goed als maar kon te indoctrineren en klaar te stomen voor de oorlog. Jeugdstormer Laurentius Guldie verklaarde na de oorlog met driehonderd jongens tussen de vijftien en eenentwintig jaar naar een weersportkamp aan de Italiaanse grens te zijn overgebracht, alwaar zij in HJ-uniform met hakenkruisband een paramilitaire opleiding dienden te volgen. Na enkele weken training werd de jongeren aangeboden zich aan te melden bij de Waffen-SS, hetgeen ondanks zware pressietactieken door de meesten geweigerd werd. Quispel nam hier evenwel geen genoegen mee toen hij niet veel later een bezoek bracht aan het kamp.

[Quispel] zeide tegen de jongens, dat nu Duitschland ons en onze Ouders in bescherming had genomen, het onze plicht was om in dienst te treden bij de S.S., Luftwaffe of Germanische landdienst. Hij is hier herhaaldelijk op teruggekomen; hij zeide ons, dat de S.S. een keurkorps was en dat wij het als een eer moesten rekenen om daarbij in dienst te gaan.336

Guldies verhaal wordt bevestigd door andere Jeugdstormers die hetzelfde weersportkamp hadden geattendeerd.337 Ook aan andere WE-Lagern, zoals in Kärnten en Eger, bracht Quispel bezoeken met dezelfde doelstelling voor ogen. Een van de slogans waarmee de stafleider probeerde in te spelen op het schuldgevoel van de Nederlandse jeugd droeg de boodschap in zich dat de Nederlandse jongens in Duitsland ‘gelijke rechten, maar dan ook gelijke plichten’ hadden.338 Een andere methode die door de HJ en de SS werd gehanteerd was om de weigeraars steevast als ‘feige’ neer te zetten om hen vervolgens met strafexercitie en een harde behandeling het leven zuur te maken. De hoop was dat zij zich hierdoor alsnog zouden voegen bij de Duitse strijdkrachten.339 De spanningen tussen Jeugdstormers en nazi’s alsook tussen NJS’ers onderling kwamen tegen het einde van de oorlog herkenbaarder dan ooit naar voren. Quispel had na zijn Groot-Germaanse rebellie gehoopt dat de gevluchte Jeugdstormers in Duitsland gemakkelijk te paaien waren voor de oorlog. Ofschoon er inderdaad genoeg nazigezinden tussenzaten die pal achter de stafleider en zijn ideeën stonden, was er tevens een grote groep NSB’ers en

336 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 5e getuige Laurentius Fredericus Guldie’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 6-7. 337 ‘Proces-verbaal, onderzoek door Willem Marinus Schats en Cornelis Antonius Werkhoven betreffende de politieke ontwikkeling van de Jeugdstorm, 9e getuige Lodewijk Johan Overman en 10e getuige Jacobus van de Wakker’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 29-30. 338 ‘Proces-verbaal Casparus Quispel, 8e getuige Willem van Veen’, NA-CABR, Den Haag, inv. nr. 175I, deeldossier BR.v.C 365/49, 21-22. 339 Chris van der Heijden, Kinderen van foute ouders. Hun verhaal (Amsterdam 2014), 78-79.

109

NJS’ers die in lijn met Mussert nog altijd een Nederlands-nationalistisch streven omarmde. Deze ouders en hun kinderen wilden vaak onder geen beding participeren in de oorlog. Exemplarisch voor deze tegenstelling is een opgetekende ervaring van E.L. Boudesteijn, die als Jeugdstormer in 1945 in een weersportkamp in Seeboden terecht kwam.

We worden op een dag bijeen geroepen in de grote eetzaal, waarin ook een podium was. Toen we allemaal plaats genomen hadden, kwamen 3 of 4 Jeugdstormleiders binnen en gingen op het podium staan. Eén van hen nam het woord. Wat hij te vertellen had kwam op het volgende neer. Vanaf dit moment moest wij vergeten dat wij Hollanders waren. We waren namelijk opgenomen in het grote Duitse Rijk en moesten daar trots op zijn. Ook moesten we bereid zijn daarvoor te vechten. Omdat wij dus Duitsers waren geworden moesten wij bij het einde van de bijeenkomst gaan staan en het Duitse volkslied zingen. 165 jongens van 14 tot 17 jaar bleven zitten. En u kunt het geloven of niet, maar ik ben gaan staan en ik ben gaan zingen: Waar de blanke top der duinen, schitterend in de zonnegloed, waar de Noordzee vriendelijk bruisend, Neerlands smalle kust begroet, juich ik langs het vlakke strand (2x) Ik heb u lief mijn NEDERLAND (2x) 165 jongens waren gaan staan en hebben met mij dit lied gezongen terwijl bij velen de tranen over de wangen liepen. Waarom juist dit lied? Ik weet het niet, misschien had ik de moed niet voor het Wilhelmus of wilde ik niet van Duitse-bloed zijn. Dit schoot me blijkbaar zomaar te binnen. De SS lieten zich niet meer zien en de Jeugdstormleiders zijn het kamp uitgevlucht, nagekogeld met stenen.340

De Jeugdstorm was geëindigd waar het haar internationale avonturen aan het begin van de oorlog was begonnen: in de Duitse kampen onder invloed van de Hitlerjugend. Met een tweedeling tussen Dietsgezinden en Groot-Germaansgeoriënteerden laveerde de NJS gedurende de gehele oorlog tussen nationalistische idealen en loyaliteit aan nazi-Duitsland. De laatste oorlogsmaanden vormden hier geen uitzondering op.

340 E.L. Boudesteijn, ‘Memoires’, NA-Verhalenarchief, http://www.gahetna.nl/het-verhalenarchief/memoires (geraadpleegd op 1 juli 2016).

110

Conclusie

Internationale blikverruiming In de kern heeft dit onderzoek getracht aan te tonen dat de Jeugdstorm in de periode 1940- 1945 over een veel ruimere internationale oriëntatie beschikte dan de reeds bestaande literatuur over de jeugdbeweging doet vermoeden. De belangrijkste secundaire literatuur over de NJS, artikelen van de hand van De Rooy en Barnouw alsook de doctoraalscripties van Kwak en Engelen, richt zich hoofdzakelijk op ontwikkelingen in Nederland. Hoewel in deze werken door de Duitse bezetting niet valt te ontkomen aan een zekere internationale inslag, komt deze uiterst beperkt naar voren en heeft daarenboven vrijwel uitsluitend betrekking op de Hitlerjugend en nazi-Duitsland. Participatie van de Jeugdstorm aan het Europees Jeugdverbond laat zien dat de jeugdbeweging verder keek dan de eigen landsgrenzen en de nazistische bezetter. Met het oog op internationale interacties en connecties van de Jeugdstorm tekent zich een scherp contrast af tussen het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Het prille bestaan van de NJS tijdens de jaren dertig kenmerkte zich door conflicten met de overheid en onderlinge vetes, hetgeen de jeugdbeweging op enkele verboden kwam te staan en meerdere ontbindingen tot gevolg had. Om problemen te voorkomen ondernam hoofdstormer Van Geelkerken verwoede pogingen om zijn jeugdbeweging te onttrekken aan het imago van NSB- en nazi-jeugd door een politiek kleurloos en nationalistisch beleid uit te dragen. Internationale contactleggingen en Europees denken waren in deze periode voor de Jeugdstorm derhalve nog niet weggelegd; binnen de leiding had men de handen vol aan de ontwikkeling van de jeugdbeweging in Nederland. De Duitse bezetting van Nederland vormde een omslagpunt. Vooral nazigerichte NSB’ers en NSVO’ers als Rost van Tonningen, Juul op ten Noort, Wim Heubel en Florrie Heubel zagen de machtsovername van nazi-Duitsland als een uitgelezen mogelijkheid om de bilaterale betrekkingen tussen enerzijds de Jeugdstorm en anderzijds de Hitlerjugend en de BDM te verstevigen. Via vakantiekampen verspreid over Duitsland voor reguliere leden en kadercursussen bij de Reichsjugendführerschule te Potsdam voor jeugdleiders brachten zij de Nederlandse en Duitse jeugd met elkaar in contact. Nadat Seyss-Inquart in september 1940 de volledige controle over de Jeugdstorm aan Van Geelkerken en zijn Dietse getrouwen had

111 gegeven, bleef de organisatie van dergelijke Nederlands-Duitse kampen zich in 1941 onder toeziend oog van de hoofdstormer gestaag continueren. 1941 was tevens het jaar dat de Jeugdstorm zich niet alleen via bilaterale, maar ook multilaterale kanalen begon in te zetten. In de aanloop naar een pan-Europese organisatie van fascistische snit werden meerdere sport- en cultuurevenementen door de HJ en de GIL georganiseerd om de verbondenheid tussen fascistische jeugdbewegingen aan te wakkeren en bovenal de eigen invloed op de Europese jeugd te verankeren. De winter- en zomerspelen in Garmisch-Partenkirchen en Breslau waren de eerste grootschalige bijeenkomsten waar de NJS zich samen met jeugddelegaties van veertien verschillende organisaties met fascistische geestdrift inzette voor het ideaal van een nieuw Europa. Een combinatie van sport en cultuur vormde de ruggengraat van fascistische samenwerking. Eind juni 1942 vonden dientengevolge de cultuurmanifestaties in Weimar en Florence plaats, waar eveneens veertien verschillende jeugdbewegingen bij vertegenwoordigd waren. De stichting van het Europees Jeugdverbond in Wenen en de daaropvolgende Europese Jeugdsportkampioenschappen in Milaan vormden het summum van internationale samenwerking. Als grondlegger van de jeugdassociatie spiegelde Von Schirach de aanwezige jeugd en hun leiders een Europese associatie voor waarbinnen elke natie onafhankelijk en op gelijke voet in samenwerking met elkaar zou treden. De Jeugdstorm nam gaarne deel aan dergelijke evenementen; het ideaal van een nieuw Europa leefde in deze periode sterk binnen de beweging. Tussen het begin van de oorlog en de stichtingsbijeenkomst te Wenen werd het internationalisme van de Jeugdstorm dus steeds verder uitgebouwd. Door de met de dag verslechterende oorlogssituatie vanaf 1943 kwam hier een eind aan en slonken de internationale interacties zelfs. Volgend op de lijn die de Hitlerjugend in het kader van het Europees Jeugdverbond had uitgezet stond de Jeugdstorm in de jaren 1943-1944 enkel nog in contact met jeugdbewegingen die binnen de Germaanse leefruimte vielen, waartoe op het hoogtepunt naast Duitsland en Nederland tevens Denemarken, Noorwegen, Vlaanderen, Wallonië, Estland en Letland werden gerekend. Ofschoon Europese eenheidsidealen niet volledig verdwenen, kregen alle georganiseerde evenementen het stempel Germaans op zich gedrukt. Via de weersportkampen, Landdienst en zonnewendefeesten geraakten Jeugdstormers in contact met buitenlandse jongeren uit de overige Germaanse gebieden. Tot aan het einde van de oorlog bleef een dergelijke Germaanse oriëntatie de hoofdmoot van het buitenlandbeleid van de NJS. Bijeenkomsten in Normandië en Kopenhagen alsook de toenadering tot de Germanische Jugend dienen hiervoor ten voorbeeld, maar vertegenwoordigen tevens een ineenstortend Europees Jeugdverbond waarbij de Jeugdstorm

112 hoofdzakelijk was toegewezen op de bilaterale verhouding met de Hitlerjugend. Daarmee kan worden gesteld dat de Jeugdstorm tegen het einde van de oorlog weer terug was op de basis van waaruit men in 1940 voorzichtig was begonnen.

Relatie tot buitenlandse jeugdbewegingen In bilateraal en multilateraal opzicht was de Hitlerjugend gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog zowel de meest gewichtige als meest gewantrouwde bondgenoot van de Jeugdstorm. In de zomer van 1940 was de NJS een onervaren jeugdbeweging die in haar Duitse tegenhanger een leermeester zag. De vakantiekampen en kadercursussen boden een mogelijkheid ervaring op te doen en dienden bovendien als katalysator voor samenhorigheidsgevoelens tussen de Nederlandse en Duitse jeugd. Egodocumenten en verslagen schetsen een beeld van onderlinge nationaalsocialistische solidariteit, die onder meer werd aangewakkerd door gedeelde interesses in zaken als rassenleer en het ‘nieuwe Duitsland’. Uit aanverwante archiefstukken blijkt evenwel evenzeer dat onderlinge botsingen geen zeldzame gebeurtenissen waren. Vooral de nationalistische en Dietsgezinde Jeugdstormers bleken grote moeite te hebben met de verwerping van religie, de kleinering van Nederland en de vervanging van Jeugdstorm- door Hitlerjugendgebruiken. Coöperatie en conflicten gingen hand in hand. Deze competitieve samenwerking tussen de NJS en de HJ bleef in de aanloop naar, bij de stichting en in de nasleep van het Europees Jeugdverbond prominent op de voorgrond treden. Axmanns en Von Schirachs toezeggingen tijdens de internationale evenementen van 1941 en 1942 met betrekking tot gelijkwaardige Europese samenwerking waarin elke jeugdbeweging vrij zou kunnen manoeuvreren werden door Van Geelkerken en zijn Jeugdstorm uiterst positief ontvangen. De Hitlerjugend werd als de meest vooraanstaande partner gezien in een toekomstig Europees samenwerkingsverbond tegen wat werd beschouwd als de decadentie van de kapitalisten uit het westen en het rode bolsjewistische gevaar uit het oosten. De verhoudingen tussen de NJS en HJ waren echter geenszins evenwichtig te noemen. Alleen al de organisatiestructuur van het Europees Jeugdverbond, waarin alle voorzittersfuncties aan de HJ en de GIL waren toebedeeld en de Arbeitsgemeinschaften onevenredig waren verdeeld, duidt op een strak geregisseerde Hitlerjugenddominantie. Daarenboven versterken verslagen van GIL-afgevaardigden zoals Mizzan en de Italiaanse minister van Volkscultuur het beeld van een kleine jeugdbeweging als de Jeugdstorm die op gespannen voet stond met haar grotere broer in Duitsland.

113

Het gegermaniseerde Europees Jeugdverbond en de daarmee gepaard gaande germanisering van de Jeugdstorm maakten dat men binnen de NJS-leiding steeds meer toenadering begon te zoeken tot nazi-Duitsland en de Groot-Germaanse idee. Met de weersportkampen, Landdienst en zonnewendefeesten intensiveerde de relatie tussen de twee jeugdbewegingen, alhoewel onderlinge spanningen nog steeds geregeld voorkwamen. Zo werden de wervingsmethodes van de Waffen-SS in de verschillende kampen oogluikend toegelaten, terwijl men via onder meer de Heimabende de illusie in stand hield dat nationale identiteitsontwikkeling niet werd tegengewerkt. Na de tweesplitsing binnen de NJS begin september 1944 beloofden Quispel en de zijnen volledige loyaliteit aan de Hitlerjugend. De verhoudingen tussen enerzijds Mussert en Van Geelkerken en anderzijds de HJ waren hierdoor gespannen, hoewel de hoofdstormer in de chaos van de laatste oorlogsmaanden wederom toenadering zocht tot de Duitse jeugdorganisatie en SS-gerelateerde elementen. Waar de banden met de oosterburen van de HJ werden aangehaald om diens leiderspositie in Europa, stond de verbintenis met de Vlaamse zuiderburen van de NSJV, en tot op zekere hoogte tevens Jongdinaso en de HJV, vanuit Diets oogpunt centraal. Van Geelkerken en NSJV-leider Lehembre waren beiden voor het grootste gedeelte van de oorlog ferme voorvechters van een Groot-Nederland. Als vertegenwoordigers van ‘Noord- en Zuid- Nederland’ zochten de twee jeugdleiders op de verschillende bijeenkomsten omtrent het Europees Jeugdverbond elkaar dan ook actief op. Kameraadschapsavonden tussen de Nederlandse en Vlaamse jongeren, zoals in Breslau, Wenen en Milaan werden georganiseerd, waren hiervan de meest in het oog springende uitwerkingen. Daarnaast zochten de twee jeugdbewegingen toenadering tot elkaar via gezamenlijke cultuurweken, het zingen van Dietse liederen en besprekingen van het ideaal van een Groot-Nederland. Deze ‘speciale’ band werd met de germanisering van het Europees Jeugdverbond geleidelijk aan naar de achtergrond verdrongen. In 1943 schemerde het Dietse ideaal en solidariteit met de Vlamingen tijdens de weersport- en Landdienstkampen nog enigszins door, maar vanaf 1944 werden vanuit de Groot-Germaanse gedachte alle Germaanse jongeren op een lijn gesteld. Ofschoon een goede relatie tot de HJ en de NSJV in het buitenlandbeleid van de Jeugdstorm duidelijk voorop stond, werden andere jeugdbewegingen geenszins buiten beschouwing gelaten. Germaanse ‘stamgenoten’ uit de Deense NSU en de Noorse NSUF werden kameraadschappelijk bejegend, daar zij als bloedverwanten werden beschouwd maar niet onwaarschijnlijk evenzeer omdat zij als jeugdbeweging van een klein bezet land in dezelfde positie als de NJS verkeerden. Opvallend is dat tevens regelmatig werd opgetrokken met de Spaanse jeugd uit het FdJ, aangezien Spanje niet een land was waarmee een directe

114 historische verbondenheid werd gevoeld. Hoewel de verhoudingen tot Romaanse jeugdbewegingen als het FdJ, maar bijvoorbeeld ook de Italiaanse GIL, in de regel als positief werden ervaren, valt te bemerken dat rassendenkbeelden binnen de Jeugdstorm de relatie beïnvloedde. Romaanse jeugdbewegingen werden niet zelden getypeerd als geestdriftig en ongeorganiseerd, terwijl de NJS als Germaanse jeugdbeweging er naar eigen zeggen een ingetogen en sobere mentaliteit op nahield. Aansluitend op deze denktrant werden de Waalse JR en JL met de nodige moeite aanvaard als Germaanse jeugd, daar zij werden beschouwd als van origine sterk geromaniseerde jeugdbewegingen.

Competentie- en concurrentiestrijd De relatie van de Jeugdstorm tot buitenlandse jeugdbewegingen werd onder meer beïnvloed door de interne tweespalt die binnen de beweging heerste. Evenals bij de verschillende Duitse instanties en invloedrijke individuen het geval was, werd er binnen de NJS een aanhoudende strijd om bevoegdheden gevoerd waarbij het Nederlands-nationalistisch Dietsgeoriënteerde en nazigezinde Groot-Germaanse kamp elkaar de loef probeerden af te steken. Naast deze interne competentiestrijd was de Jeugdstorm tevens in een concurrentiestrijd verwikkeld met hoofdzakelijk de Hitlerjugend. Met de competentiestrijd kreeg de Jeugdstorm reeds voor de bezetting te maken toen Rost van Tonningen, Feldmeijer en Van Eck via organisaties als Blauwvoet en de Mussertgarde de NJS-jeugd in Groot-Germaans opzicht trachtten te radicaliseren. Toen dergelijke pogingen samen met de nazificatiepraktijken in de Duitse vakantiekampen en bij de kadercursussen niet succesvol bleken, bleef de Jeugdstorm enkele jaren gevrijwaard van een hevige competentiestrijd. Door zijn Groot-Germaanse bekering in 1942 kwam Quispel weliswaar menigmaal overhoop te liggen met Van Geelkerken over inzet van Jeugdstormers aan het Oostfront, maar van echte concurrentie kon wederom pas vanaf 1944 gesproken worden. Toen in september van dat jaar de Jeugdstorm door Quispel praktisch volledig onder controle van de Hitlerjugend werd gesteld, ontstond er een onherstelbare breuk tussen enerzijds Van Geelkerken die met rugdekking van Mussert meer nationalistisch was ingesteld en anderzijds zijn stafleider die versmelting van de NJS met de HJ openlijk voorstond. Een gelijksoortige competentiestrijd vond plaats tussen de verschillende naziorganen en hun leiders. Hoewel Axmann en Von Schirach zich binnen het Europees Jeugdverbond een dominante rol toematen, waren zij tegelijkertijd van mening dat een handreiking aan de kleinere jeugdbewegingen uit geheel Europa in hun voordeel was. Himmler en zijn SS verafschuwden het Europese karakter van het jeugdverbond dat hiermee gepaard ging,

115 aangezien de superieur geachte Germaanse jeugd hierin schouder aan schouder kwam te staan met de ‘minderwaardige’ Romaanse en Slavische jongeren. De Reichsführer-SS probeerde Axmann tot inkeer te laten komen door de oprichting van een overkoepelende jeugdorganisatie voor jongeren uit de Germaanse landen voor te stellen, hetgeen pas tegen het einde van de oorlog met Kiesslings GJ succesvol bleek. Een vooraanstaand NSDAP’er als Bormann alsook prominente ministers als Goebbels en Von Ribbentrop waren evenmin te paaien voor een jeugdverbond op Europees niveau. Niettegenstaande het virulente antisemitisme en de uitgesproken rassenhaat die in lijn met de SS door hen werden geuit lagen hier voornamelijk annexionistische motieven aan ten grondslag. Ten tijde van de stichting van het Europees jeugdverbond achtten Bormann, Goebbels en Von Ribbentrop het niet in het belang van nazi-Duitsland om toezeggingen te doen aan de kleinere fascistische mededingers. Zij moesten in ieder geval voor het restant van de oorlog strak onder controle worden gehouden; pas daarna kon men hun plek in het nieuwe Europa vaststellen. Na het debacle rondom de verloren slag om Stalingrad bonden Goebbels en Von Ribbentrop evenwel enigszins in, opdat met een meer inschikkelijke houding in potentie meer steun kon worden verkregen van de kleinere fascistische bewegingen en hun jeugdafdelingen. Via het Europees Jeugdverbond ontbrak het tot grofweg het laatste jaar van de oorlog aan een verhitte concurrentiestrijd tussen de Jeugdstorm en de Hitlerjugend om de Nederlandse jeugd, hoewel onderliggende spanningen de relatie medebepaalden. De NJS- leiding was immer beducht op de annexionistische insteek van haar Duitse evenknie, maar het lukte de Befehlsstelle Niederlande der Hitlerjugend niet om voet aan de grond te krijgen zoals bijvoorbeeld wel in Vlaanderen was klaargespeeld. Pas met Quispels Groot-Germaanse rebellie in 1944 kreeg de Hitlerjugend via de GJ echt vat op een grote groep Nederlandse jongeren, zij het voor slechts enkele luttele maanden. De concurrentiestrijd die de Jeugdstorm tijdens de oorlog ervoer was derhalve geen exacte weerspiegeling van de situatie binnen de NSB. Mussert onderhield zowel tijdens het interbellum als de Tweede Wereldoorlog een aanhoudend ambigue relatie tot de verschillende Duitse instanties, die in de regel wel degelijk de macht naar zich toe wisten te trekken.341 Waar daarenboven een frontale botsing tussen de verschillende kampen binnen de NJS tussen het einde van 1940 en september 1944 uitbleef, trad deze binnen de NSB wel aan de oppervlakte. Op meerdere fronten kwamen Dietsgezinden als Mussert en Van Geelkerken op ramkoers te liggen met volksen als Rost van

341 Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit, 147-155. Orlow, ‘A difficult relationship of unequal relatives’, 349-380. Boterman, Duitse daders, 218-224.

116

Tonningen, Feldmeijer en Tobie Goedewaagen.342 Niettegenstaande deze onderlinge verschillen valt desalniettemin te bemerken dat de grote lijnen van de richtingenstrijd binnen de NSB doorechode naar de Jeugdstorm. Controle over de Nederlandse jeugd stond bij zowel het Dietse als Groot-Germaanse kamp in de belangstelling. Actoren die een leidende rol hadden in de concurrentieslag om de NJS poogden dikwijls tevens hun invloed te doen gelden binnen de NSB. De onderlinge competentiestrijd met betrekking tot het Europees Jeugdverbond tussen de Hitlerjugend, de SS en invloedrijke nazi’s als Goebbels, Von Ribbentrop en Bormann kan worden omlijnd met de door Ian Kershaw opgeworpen notie van ‘working towards the Führer’. Kershaw duidt hiermee de concurrentie tussen Duitse instellingen en individuen als pogingen om in de gunst te geraken bij de Führer, die als ‘charismatische autoriteit’ (in contrast met Stalin als ‘bureaucratische autoriteit’) de enige bron van politieke legitimiteit was. Hitler was geenszins een ‘weak dictator’, maar wel een ‘lazy dictator’; terwijl de Führer zich stortte op het buitenlandbeleid en militaire aangelegenheden, liet hij het dagelijkse bestuur van Duitsland over aan anderen. In het debat over de oorzaak van de Holocaust tussen intentionalisten, die stellen dat Hitler een ‘strong dictator’ was met de teugels strak in handen en met een vooropgezet plan voor ogen, en structuralisten, die menen dat Hitler als ‘weak dictator’ een instrument was van zijn eigen ambtenarenapparaat, pleit Kershaw dan ook voor een synthese tussen de twee scholen.343 Dat er met het oog op het Europees Jeugdverbond een hevige competentiestrijd woedde staat buiten kijf. Over de mogelijkheid dat de verschillende afdelingen en individuen hiermee anticipeerden op de wil van de Führer kan door de beperktheid van dit onderzoek geen uitsluitsel worden gegeven, maar het vormt zeker geen onrealistisch scenario.

Fascisme en Europees denken Conflicterende Europa-idealen, die hoofdzakelijk in hoofdstuk drie voor het voetlicht zijn gebracht, lagen in het verlengde van de competentie- en concurrentiestrijd die zowel binnen als tussen de Jeugdstorm en de verschillende naziorganen speelden. Onder het mom van fascistische eenheid deden ideeën over het nieuwe Europa of een Nieuwe Orde onder

342 David Barnouw, Rost van Tonningen. Fout tot het bittere eind (Zutphen 2014), 116-123. Bas Kromhout, De voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (Amsterdam 2012), 187-216. Benien van Berkel, Tobie Goedewaagen (1895-1980). Een onverbeterlijke nationaalsocialist (Amsterdam 2013), 251-257. Boterman, Duitse daders, 225-226. 343 Ian Kershaw, The Nazi . Problems and perspectives of interpretation (Londen 2000), 69-92. Ian Kershaw, Hitler. 1889-1936. Hubris (Londen 1998), 527-591. Ian Kershaw, ‘‘Working towards the Führer.’ Reflections on the nature of the Hitler dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) afl. 2, 103-118.

117 fascisten opgeld, maar werden tegelijkertijd op tal van manieren naar believen ingevuld. Zo was Musserts nieuwe Europa gestoeld op het idee van een Germaanse statenbond, waarbinnen nazi-Duitsland het voortouw zou nemen maar elke natie zich soeverein zou kunnen ontwikkelen. Naast medestanders stuitte Mussert evenwel ook op genoeg leden binnen zijn eigen NSB, voornamelijk de volksen, die zijn Europa-ideaal niet onderschreven. Zelfs binnen dezelfde beweging konden Europese eenheidsidealen sterk uiteenlopen. De eenwording van het Europees Jeugdverbond dient te worden ingekaderd in het Europees eenheidsstreven onder fascisten. De plannen met betrekking tot het jeugdverbond van Musserts Dietse getrouw Van Geelkerken sloten nauw aan op de ideeën van de Leider omtrent een te vormen statenbond. Van Geelkerken zag het Europees Jeugdverbond als een mogelijkheid voor zijn Nederlandse jeugdbeweging om onder Duits leiderschap gelijkwaardige en onafhankelijke Europese samenwerking aan te gaan, net als Mussert op nationaal niveau poogde te realiseren. Het Groot-Germaanse kamp binnen de NJS had echter geheel andere plannen. Rost van Tonningen had met de NOC voor ogen om van Europa een Groot-Germaanse rassengemeenschap te maken. Als voormalig Oostfronter stond Europese eenheid voor Quispel in het teken van gezamenlijke frontinzet door de Europese jeugd. Het belang van een Europees Jeugdverbond zoals in Wenen was gesticht werd door beiden dan ook niet onderstreept. Visies van de kant van de nazi’s op het Europees Jeugdverbond en Europa zijn reeds kort aangekaart. In de eerste jaren van de oorlog betrok de Hitlerjugend naast de Germaanse ook de Romaanse en Slavische jeugd om tot een Europees geheel te komen. De radicale rassendenkbeelden van de SS maakten dat Himmler zich enkel wilde toespitsen op de Germaanse jongeren in een toekomstig Europees Jeugdverbond. Ook Bormann, Von Ribbentrop en Goebbels waren gekant tegen de HJ-plannen, maar deden dat vooral om Duitse dominantie op het Europese continent zeker te kunnen stellen. Het fascistische Europa-ideaal was aldus een rekbaar begrip. Onder het mom van fascistische eenheid gaven alle partijen hun eigen invulling aan de toekomst van het Europese continent. Een vraag die deze elasticiteit oproept handelt over een eventuele continuïteit van Europees denken, dat in het interbellum zijn intrede deed en dwars door de Tweede Wereldoorlog heenliep naar de jaren vijftig waarin de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de eerste supranationale gemeenschap die ruim vier decennia later zou uitmonden in de Europese Unie (EU), tot stand kwam. Europese eenheid, een begrip dat voor velerlei uitleg vatbaar was, werd weliswaar zowel voor als na de oorlog gezien als een kernvoorwaarde voor een welvarende oorlogsvrije toekomst. Bijna op de kop af vier jaar na de oprichting van het Europees Jeugdverbond pleitte Churchill in zijn ‘speech to the academic youth’ in Zurich

118 ervoor ‘to re-create the European Family, or as much of it as we can, and to provide it with a structure under which it can dwell in peace, in safety and in freedom’.344 Voortbordurend op Churchills rede verscheen in maart 1947 in de Frankfurter Hefte een artikel met de titel ‘An Europa und die deutsche Jugend’. In 1948 vonden in München meerdere internationale jeugdbijeenkomsten plaats; in 1951 werd op initiatief van Duitse en Franse jongeren een ‘Europäische Jugendkampagne’ op touw gezet.345 Vormde dit en ander naoorlogs Europees denken een frisse start of lag het in het verlengde van eerdere ideevorming uit de jaren dertig en veertig? De jurist, publicist en uitgesproken criticaster van de EU Thierry Baudet ziet een onmiskenbaar verband tussen de EU en Hitlers nazi-Duitsland. Volgens Baudet waren fascisten en nationaalsocialisten niet strikt nationaal gericht: ‘Hun megalomane ideeën waren veeleer imperialismen dan ‘nationalismen’.’ Dit imperialisme is iets wat de EU en het nazisme volgens hem gemeen hebben, waarmee Baudet waarschuwend een sterke link legt tussen vooroorlogs en naoorlogs Europees denken.346 De excentrieke oud-burgemeester van Londen Boris Johnson vertolkte in mei 2016 een gelijksoortig geluid door in de campagne voor een Brexit, een Britse uitreding uit de EU, een vergelijking te trekken tussen Hitler- Duitsland en de EU. Johnson verdedigde zijn stellingname door te betogen dat het idee van een machtige superstaat bij beiden aan de kern van het beleid zou raken.347 De historicus Robin de Bruin ziet eveneens continuïteiten in het Europees denken van de jaren dertig en veertig en de naoorlogse periode, maar keert zich tegen de opgeworpen visies van Baudet en Johnson. De Bruin stelt dat Europese eenheidsplannen van Duitse zijde niets meer waren dan een rookgordijn om uitbuiting van de bezette gebieden en satellietstaten te verbloemen. Hitler was geen Europeaan, hoewel sommigen prominente nazifiguren wel als dusdanig getypeerd konden worden. Onder hen, en ook bij enkele NSB’ers, leefden ideeën over Europese samenwerking sterk. Volgens De Bruin schiep Hitlers Europese Nieuwe Orde dan ook de ‘voorwaarden voor de naoorlogse Europese integratie door de zwakte van de nationale staten aan te tonen, maar was er geen wegbereider van’.348 De visie van de Britse

344 Winston Churchill, ‘Mr. Winston Churchill speaking in Zurich 19th September 1946’, The Churchill Society London, http://www.churchill-society-london.org.uk/astonish.html (geraadpleegd op 1 juli 2016). 345 Reulecke, ‘“Baldurs Kinderfest”’, 322-323. 346 Thierry Baudet, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012), 221, 277-278. Zie ook de discussie tussen Baudet en Rob Riemen in het tv-programma Buitenhof. Buitenhof, 6 maart 2016, http://www.vpro.nl/buitenhof/speel.VPWON_1250224.html (geraadpleegd op 1 juli 2016). 347 ‘Boris Johnson: The EU wants a superstate, just as Hitler did’, The Telegraph, 15 mei 2016, http://www.telegraph.co.uk/news/2016/05/14/boris-johnson-the-eu-wants-a-superstate-just-as-hitler-did/ (geraadpleegd op 1 juli 2016). 348 Robin de Bruin, Elastisch Europa. De integratie van Europa en de Nederlandse politiek, 1947-1968 (Amsterdam 2014), 55-59.

119 historicus Mark Mazower correspondeert met die van De Bruin. Volgens Mazower praatte Hitler wel Europees, maar lag zijn toewijding louter bij Duitsland. Met de blik op Europese integratie stelt hij dat de Nieuwe Orde van de nazi’s niettemin een belangrijke rol heeft gespeeld in het naoorlogse Europeanisme. ‘No political order begins from nothing. And postwar Europe – so keen to proclaim its break with the past – was bound to it in more ways than it liked to admit.’349 De ontwikkelingen rondom het Europees Jeugdverbond passen in het beeld dat door De Bruin en Mazower wordt geschetst betreffende Hitlers plannen voor Europa. Onder aanvoering van Axmann en Von Schirach presenteerde de Hitlerjugend de jeugdassociatie als een Europees samenhorigheidsproject tegen de bolsjewieken uit het oosten en de kapitalisten uit het westen. Alleen via multilaterale samenwerking zou de jeugd van het nieuwe Europa een toekomst hebben. Retoriek van een dergelijk kaliber kwam echter geenszins overeen met de werkelijkheid. Achter de façade van Europese solidariteit en nationale soevereiniteit poogde de HJ voortdurend de positie van de Italiaanse co-organisator GIL en de kleinere jeugdbewegingen te doen wankelen. Het Europees Jeugdverbond was zodoende een schijnvertoning, maar kan als onderdeel van het nieuwe Europa en de Nieuwe Orde niettemin van invloed worden beschouwd op het naoorlogse Europees denken. Zowel onder Nederlandse als Duitse nationaalsocialisten leefden Europese eenheidsideeën met de jeugd als uitgangspunt sterk. Dat de eerdergenoemde Europese jeugdprojecten van na de oorlog expliciet uit afkeer van het nazisme in het leven werden geroepen neemt niet weg dat de kernvoorwaarden voor dergelijke Europese samenwerking waren ontleend aan een periode en een ideologie waar men juist zo graag mee wilde breken. Het ‘elastische Europa’ dat De Bruin aanhaalt, en de titel van zijn boek vormt, vertoont tot slot gelijkenissen met de gang van zaken omtrent het Europees Jeugdverbond. Met deze term probeert De Bruin aan te geven dat verschillende bloedgroepen binnen de grote politieke partijen in het naoorlogse Nederland een geïntegreerd Europa gebruikten om gewichtige elementen uit de eigen ideologie te kunnen verwezenlijken.350 Ofschoon fascistische en democratische Europa-idealen op tal van vlakken van elkaar verschilden, gebeurde bij de totstandkoming en ontwikkeling van het Europees Jeugdverbond in wezen hetzelfde. Fascisten gebruikten het jeugdverbond, en daarmee gepaard het idee van een nieuw Europa, om hun eigen nationalistische belangen of ideologische hersenspinsels gerealiseerd te krijgen. Ook het fascistische Europa-ideaal was elastisch.

349 Mazower, Hitler’s empire, 553-575. 350 De Bruin, Elastisch Europa, 21.

120

Fascisme als transnationaal fenomeen Gezamenlijk tonen internationale blikverruiming, uiteenlopende buitenlandse contacten, onderlinge concurrentie en Europees denken aan dat de Jeugdstorm over de grenzen van Nederland heen keek en zich daarbij niet enkel toespitste op de Hitlerjugend. Middels de evenementen die onder de vlag van het Europees Jeugdverbond werden georganiseerd beschouwde de NJS zich als onderdeel van een transnationale grensoverschrijdende beweging, waarin een gemeenschappelijke lotsbestemming werd gedeeld met fascistische jeugdbewegingen uit alle uithoeken van Europa. Zowel het sterk ingebakken Dietse ideaal als het idee onderdeel uit te maken van de Germaanse gemeenschap leverden evenwel conflicten op met enkele van diezelfde jeugdorganisaties. Ultranationalisme en transnationalisme waren voor de Jeugdstorm tijdens het Europees Jeugdverbond dan ook twee kanten van dezelfde medaille; coöperatie en conflict bestonden naast elkaar en vulden elkaar aan. Ter introductie van het concept van transnationaal fascisme zijn de ideeën van Bauerkämper en Iordachi in de inleiding van deze scriptie kort aangehaald. Dit onderzoek vormt een aansluiting op hun originele en verfrissende kijk op fascisme. Daaraan moet weliswaar worden toegevoegd dat de periodisering die beide auteurs hanteren niet pertinent als vaststaande afbakening hoeft te gelden. Zowel Bauerkämper als Iordachi beperken zich tot een bespreking van de interbellaire jaren, zonder overigens de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse periode geheel onbenoemd te laten.351 Hoewel de aanvang en het einde van de oorlog grote gevolgen hadden voor de onderlinge betrekkingen tussen fascisten, dienen deze niet beschouwd te worden als scherpe onbeweeglijke scheidslijnen. In The lure of fascism in Western Europe stelt Orlow dat met het begin van de oorlog de nazi’s het masker volledig hadden afgeworpen en Europese eenheidsidealen dientengevolge in de modder vastliepen.352 Dit was geenszins het geval. Juist dóór de bezetting van Nederland leefden pan-Europese en pan-Germaanse idealen binnen de Jeugdstorm op, van waaruit deelname aan en multilaterale samenwerking binnen het Europees Jeugdverbond een feit werd. Evenals het interbellum moet tevens de Tweede Wereldoorlog derhalve worden gezien als een periode waarin transnationale samenwerking, hand in hand met tegenstrijdige nationalistische belangen, op uiteenlopende vlakken tussen fascisten hoogtij vierde. Deelname van de Jeugdstorm aan het Europees Jeugdverbond is te duiden als een klein maar exemplarisch radertje in fascistische netwerkvorming en de Tweede Wereldoorlog.

351 Bauerkämper, ‘Transnational Fascism’, 235-236, 238-239. Iordachi, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe’, 163. 352 Orlow, The lure of fascism in Western Europe, 6, 14-15, 154-156.

121

Als onderdeel van een groter geheel maakt het duidelijk dat fascisme een veelzijdiger en complexer fenomeen was dan voorheen werd aangenomen. De transnationaliteit van fascisme is via onderzoek met jeugdbewegingen en internationale congressen als hoofdonderwerp reeds enigszins verhelderd door onderzoekers als Elizabeth Harvey en Katharina Schmebs.353 Er ligt op dit gebied evenwel nog veel potentieel. Ook NSB-nevenorganisaties als de NSVO en het NSSF, alsmede een invloedrijk en internationaal gerichte NSB’er als Max Blokzijl kunnen binnen een transnationaal kader mogelijk interessant zijn om aan onderzoek te onderwerpen.354 Bovendien werd op Duitse instigatie naast het Europees Jeugdverbond tot meerdere Europese organisaties van fascistisch signatuur het initiatief genomen, waaronder de Europäische Schriftsteller-Vereinigung (een Europese unie van schrijvers als tegenhanger van de PEN-club) en de Internationales Frauentreffen (een internationale bijeenkomst van fascistische vrouwenbewegingen als tegenreactie op het liberale feminisme).355 Ook hier liggen mogelijkerwijs nieuwe kansen. De Jeugdstorm en het Europees Jeugdverbond hebben nieuwe bouwstenen geleverd om de transnationaliteit van fascisme te staven. Toekomstig onderzoek dat op een transnationale fundering rust zal het mogelijk maken om een nog stevigere grip te verkrijgen op het glibberige fenomeen dat fascisme heet.

353 Harvey, ‘International networks and cross-border cooperation’, 141-158. Schmebs, ‘Fascist youth organizations and propaganda in a transnational perspective’. 354 Eerdere werken over deze onderwerpen hinten op een internationalisme, waarvan uitdieping in toekomstig onderzoek wellicht interessant kan zijn. Zie: Matthée, Voor volk en vaderland, 132-135. Machlien Vlasblom, ‘Het Nationaal-Socialistisch Studentenfront. ‘Grensoverschrijdend?’’, masterscriptie Holocaust en Genocidestudies Universiteit van Amsterdam 2009, 55-79. René Kok, Max Blokzijl. Stem van het nationaal- socialisme (Amsterdam 1988), 11-29. 355 Helmut Peitsch, ‘Der Londoner Kongress des internationalen Verbandes der Schriftsteller PEN (Poets, Essayists, Novelists) im September 1941’, Themenportal Europäische Geschichte (2014), 1-7, aldaar 6. Ben- Ghiat, Fascist modernities, 179. Morant i Ariño, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian sisters’’, 28. Harvey, ‘International networks and cross-border cooperation’, 141-158.

122

Bronnen- en literatuurlijst

Afkortingen

CABR Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging Inv. nr. Inventarisnummer NA Nationaal Archief NBI Nederlands Beheersinstituut NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie

Archieven

NA-CABR (Den Haag) Dossier Gottlieb Adriaan van Dieren Inv. nr. 62877.

Dossier Cornelis van Geelkerken Inv. nr. 27IV, deeldossier BR.v.C 101/50.

Dossier Jan Wolfgang Gerlings Inv. nr. 57332.

Dossier Casparus Quispel Inv. nr. 175I, deeldossier Br.v.C. 365/49.

Dossier Abraham Johannes Reinders Inv. nr. 55711.

NA-NBI (Den Haag) Dossier Jan Wolfgang Gerlings Inv. nr. 79909.

NA-Verhalenarchief (online) Boudesteijn, E.L., ‘Memoires’, http://www.gahetna.nl/het-verhalenarchief/memoires, (geraadpleegd op 1 juli 2016).

NIOD (Amsterdam) Archief 088 Arbeitsbereich der NSDAP in den Niederlanden Inv. nr. 407. Inv. nr. 408. Inv. nr. 687.

Archief 118 Departement van Bijzondere Economische Zaken Inv. nr. 2207.

123

Archief 123 Nationaal-Socialistische Beweging Inv. nr. 1130. Inv. nr. 1142. Inv. nr. 1149. Inv. nr. 1154. Inv. nr. 1155. Inv. nr. 1156. Inv. nr. 1159. Inv. nr. 1162. Inv. nr. 1187. Inv. nr. 1350.

Archief 168a Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso) en Verbond der Nederlanders Inv. nr. 140.

Archief 169 Rost van Tonningen, M.M. Inv. nr. 303 . Inv. nr. 627. Inv. nr. 636. Inv. nr. 1084. Inv. nr. 1085. Inv. nr. 1086. Inv. nr. 1087. Inv. nr. 1089. Inv. nr. 1090. Inv. nr. 1091. Inv. nr. 1092.

Archief 215 Collectie Duitse instellingen buiten Nederland (CDI) Inv. nr. 67q.

Archief 244 Europese dagboeken en egodocumenten Inv. nr. 987. Inv. nr. 1055.

Archief 249-0261 Dossier – Germaansche Landdienst Inv. nr. a1. Inv. nr. a2. Inv. nr. a3.

Archief 249-0266 Dossier – Germaansche Weersportkampen Inv. nr. a1.

Archief 560 Luchtpamfletten Inv. nr. 12. Inv. nr. 20. Inv. nr. 23. Inv. nr. 58.

124

Archief KA I Knipselcollectie uit het archief van de NSB over personen Inv. nr. 2707.

Archief KA II Knipselcollectie uit het archief van de NSB over zaken Inv. nr. 922. Inv. nr. 1321.

Periodieken

Algemeen Handelsblad 23 juni 1942, ‘Gesprek met den Rijksjeugdleider Arthur Axmann’.

Deutsche Zeitung in den Niederlanden 5 maart 1943, ‘Wehrertüchtigungslager germanischer Jugend’.

Dordtsch Dagblad 28 mei 1941, ‘De Nederlandse en de Duitsche jeugd’.

Haarlemsche Courant 22 juni 1944, ‘Viering van het Zonnewendefeest te Amsterdam. Toespraken van Gebietsführer Blomquist en Hoofdstormer Van Geelkerken’.

Kampbrief van de deelnemers aan de Weersportkampen (1944) afl. 2, ‘Brieven die ons bereikten…’. (1944) afl. 2, ‘De kampbrief komt…!’. (z.j.) z.a., ‘Beste kameraad!’. (z.j.) z.a., ‘Van de gemeenschap der Waffen-SS’.

Landdienstpost 1 (1944) afl. 1, ‘Een dag kampleven in den Germaanschen Landdienst’. 1 (1944) afl. 1, ‘Krastuden’. 1 (1944) afl. 4, ‘Bij de redding van den Führer’. 1 (1944) afl. 4, ‘Gotenhafen’.

Het Nationale Dagblad 28 augustus 1940, ‘Indrukken van de Reichsjugendführerschule te Potsdam’. 1 maart 1941, ‘Rudolf Hess begroet de Europeesche jeugd. Strijd om de toekomst van Europa en zijn beschaving’. 7 maart 1941, ‘Vaandeldrager van het nieuwe Europa. Jeugd van verschillende landen tegast bij de Duitsche jeugd’. 9 mei 1941, ‘De jeugd van twee Germaansche volkeren’. 17 mei 1941, ‘Overdracht van de Jongdinaso-wimpel aan Hoofdstormer Van Geelkerken’. 28 augustus 1941, ‘Jeugdleidersbesprekingen te Breslau’. 2 september 1941, ‘Europa’s jeugd te Breslau bijeen. Nieuw kameraadschap, waaruit eenmaal het Nieuwe Europa zal opbloeien’. 4 september 1942, ‘Democratische demagogie. Roosevelt sprak tot de jeugd’. 5 september 1942, ‘Ware wereldbeschaving. Europa’s jeugd heeft van Roosevelt niets te leeren’.

125

15 september 1942, ‘De jeugd van Europa vereenigd. Verbond van jeugdorganisaties te Weenen opgericht. Veertig millioen Europeesche jongeren’. 17 september 1942, ‘Het congres danst niet. Hotelcommandanten voorbeelden van jeugdopvoeding’. 19 september 1942, ‘Slotzitting Europeesch jeugdcongres. Resolutie van arbeidsgemeenschap etische opvoeding’. 23 september 1942, ‘Jong Europa klopt aan Neerlands deur. Het Weensche congres en Nederlands taak’. 30 september 1942, ‘Jeugdstorm bezichtigt Milaan. Nieuwe vriendschapsbanden zijn gelegd’. 1 oktober 1942, ‘Jeugdstorm uit Milaan teruggekeerd. Geestdriftige verhalen’. 2 oktober 1942, ‘Indrukken uit Milaan. Feest van levensvreugde en kameraadschap’. 3 oktober 1942, ‘Indrukken uit Milaan. Het verloop van de jeugdlandwedstrijden’. 9 oktober 1942, ‘De Stormmeeuw’. 6 november 1942, ‘Het Europeesche Jeugdverbond. Eerste congres van de werkgemeenschap pers, film en radio te Rome’. 12 januari 1943, ‘Vertrek vrijwilligers van den Germaanschen Landdienst. Officieel afscheid op den Dam’. 6 maart 1943, ‘Weersportkampen een groot succes. Iedere maand 180 Nederlandsche jongens naar Duitschland’. 17 april 1943, ‘Germaansche jeugd in weersportkampen. De jeugd is weerbaar wanneer zij bewust weet te leven’. 10 september 1943, ‘Vragen staat vrij. 288. De Walen’. 2 december 1943, ‘Duitsche sportgroet’. 22 juni 1944, ‘Gemeenschappelijke zonnewendeviering van Jeugdstorm, H.J. en B.D.M.’. 5 september 1944, ‘Keuring Weersportkampen’.

De Oostlandpost 1 (1942) afl. 1, ‘Adressen’.

Het Parool 6 februari 2016, ‘Pegida-demonstratie verloopt onrustig’.

Storm 1 december 1944, ‘Eindelijk een daad’.

De Stormmeeuw 1 (1935) afl. 16, ‘De eerste velddag’. 1 (1935) afl. 25, ‘Wat anderen van ons zeggen!’. 4 (1938) afl. 9, ‘Bezoek aan de Hitler Jeugd in Westphalen’. 6 (1940) afl. 4, ‘Van het jeugdfront!’. 7 (1941) afl. 3, ‘De Jeugdstorm op de Führerschule’. 7 (1941) afl. 5, ‘De jeugd van Nieuw Europa marcheert!’. 7 (1941) afl. 5, ‘Foto’s archief’. 7 (1941) afl. 7, ‘De staf op stap’. 7 (1941) afl. 9, ‘De Jeugdstorm in Breslau. In het front van de Europeesche jeugd’. 7 (1941) afl. 10, ‘De Jeugdstorm in Breslau. Het dagboek vervolgd en … besloten’. 8 (1942) afl. 4, ‘Bij den verjaardag van den Führer’. 8 (1942) afl. 5, ‘De jeugd van het Nieuwe Europa’.

126

8 (1942) afl. 6, ‘De stem van Vlaanderen. De N.S.J.V. marcheert! De eerste kultuurweek der N.S.J.V.’. 8 (1942) afl. 7, ‘De Deensche jeugd maakt front. Gesprek met jeugdleider Hans Jensen, leider der NSU’. 8 (1942) afl. 7, ‘De eerste Jeugdstormkampioenen bekend. Op grootscheepse wijze werden in Deventer de eerste landelijke Jeugdstormkampioenschappen gehouden’. 8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd onder het zonnekruis. Gesprek met minister Axel Stang, Noorsch jeugdleider’. 8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van Europa vereenigd! Veertig millioen Europeesche jongeren met één ideaal. Grootsche taak voor den Jeugdstorm’. 8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van het nieuwe Europa. Pilar Primo de Rivera de leidster van de vrouwelijke Spaansche jeugd!’. 8 (1942) afl. 7, ‘De jeugd van het Nieuwe Europa. Ungsveitfører Jarl Berge vertelt over: de Noorsche jeugdbeweging’. 8 (1942) afl. 7, ‘De Jeugdstorm in Milaan’. 8 (1942) afl. 7, ‘Florence’. 8 (1942) afl. 7, ‘Jeugdstormflitsen. De training voor Milaan’. 8 (1942) afl. 7, ‘Onze plicht aan het thuisfront. Gesprek met den stafleider, opperbanheer Quispel’. 8 (1942) afl. 7, ‘Roosevelt en de jeugd’. 8 (1942) afl. 7, ‘Uit de Zuidelijke Nederlanden. Sport & kultuur’. 8 (1942) afl. 7, ‘Weenen. De oprichting van het Europeesch jeugdverbond’. 8 (1942) afl. 7, ‘Weimar’. 8 (1942) afl. 7, ‘Zwemwedstrijden van den “Nationale Jeugdstorm”’. 8 (1942) afl. 8, ‘De Finsche Lotta’s’. 8 (1942) afl. 8, ‘De Jeugdstorm in Milaan II’. 8 (1942) afl. 8, ‘Jeugdstormflitsen. Het Europeesche Jeugdverbond. Bijeenkomst werkgemeenschap “Pers en Propaganda”’. 9 (1943) afl. 0, ‘Propaganda marschlied voor den Nat. Jeugdstorm. Wees dapper, word Stormer! Tekst en muziek van Max Blokzijl. Bewerking Frans Vink’. 9 (1943) afl. 5, ‘De toekomst van Noorwegen’. 9 (1943) afl. 5, ‘Germaansche jeugd bouwt aan de toekomst! Bezoek aan een weersportkamp’. 9 (1943) afl. 6, ‘Een half millioen jonge Portugeezen in groen hemd. Wat de Centrum- Instructeur Luiz de Magalhaes Adao ons over Salazar’s jongeren vertelde’. 9 (1943) afl. 7, ‘Vertrek Landdienstvrijwilligers te Utrecht’. 9 (1943) afl. 8, ‘Het jonge Zweden schaart zich onder de garve’. 9 (1943) afl. 8, ‘Germaansche jeugd opgenomen in den Landdienst’. 9 (1943) afl. 10, ‘De meisjes van de Slowaaksche Hlinka-jeugd’. 10 (1944) afl. 1, ‘Van onze vrijwilligsters. Kamp Krastuden’. 10 (1944) afl. 2-3, ‘Een jaar weersportkampen’. 10 (1944) afl. 7, ‘Bezoek aan een weersportkamp’. 10 (1944) afl. 7, ‘De voorschiftingskampen van den Germaanschen Landdienst’. 10 (1944) afl. 7, ‘Germanje’s jeugd viert het zonnewendefeest’. 10 (1944) afl. 7, ‘Het zonnewendevuur brandde in Amsterdam’.

De Stormvlag 3 (1944) afl. 22, ‘Onze jeugd treedt aan!’.

The Telegraph

127

15 mei 2016, ‘Boris Johnson: The EU wants a superstate just as Hitler did’.

Volk en Staat 21 september 1942, ‘De Europeesche jeugd treedt aan’. 7 oktober 1942, ‘Indrukken van een kongres (II). De Europeesche jeugd vereenigd’.

Volk en Vaderland 13 januari 1934, ‘Toelichting op de beginselen der N.S.B.’. 21 september 1941, ‘Jeugd-olympiade. Sportdagen in Breslau’. 10 juli 1942, ‘De Jeugdstorm op de bijeenkomst der Europeesche jeugd te Weimar en Florence’. 11 september 1942, ‘De kale kapper’. 11 september 1942, ‘Kokadorus Roosevelt’. 28 mei 1943, ‘Germaansche Landdienst voor Nederland! Landdienstvrijwilligers met verlof’. 3 september 1943, ‘Bij Neerlands jongste vrijwilligers. Een bezoek aan den Germaanschen Landdienst’. 13 oktober 1944, ‘Duistere samenzwering’.

Völkischer Beobachter 5 juli 1942, ‘Weimar-Florenz. Zum Abschluß des europäischen Jugendtreffens’. 16 september 1942, ‘Eine neue Waffe in den Kämpfen dieses Krieges. Der Europäische Jugendverband in Wien gegründet. Schirach und Ricci als Ehrenpräsidenten, Axmann und Vidussoni die Präsidenten des Verbandes’.

De Waag 1 december 1944, ‘Nederland voor de keuze. Door Mr. M. M. Rost van Tonningen’.

Literatuur en overige gedrukte bronnen tot en met 1945

Axmann, Artur en Joseph Goebbels, Die deutsche Jugend im Kriege. Zur Eröffnung der Hitlerjugend-Filmstunden 1942/43 (Berlijn 1943). Barkhuis, Frits en Jan Schuurman, Jeugdstorm zakboek (Utrecht 1943). Barkhuis, Frits en J.H. Hasewinkel, Wat Frits vertelde… Zóó zijn de weersportkampen! (Utrecht z.j.). Germaansche Landdienst, Oostland roept! Nederlandsche jeugd in den Germaanschen landdienst (Danzig 1942). Lunteren, S.A. van, Brochure nr. 3 Nationaal-socialistische (fascistische) staatsleer (Utrecht 1933). Mussert, Anton, Die Aufgabe der Niederlande im neuen Europa (z.p. 1940). Mussert, Anton, Nederland en de Germaansche statenbond (Leiden 1940). Mussert, Anton, Over den Nederlandschen staat in het nieuwe Europa. Mussert sprak op den Goudsberg op 31 juli 1942 (Antwerpen 1942). Mussert, Anton, Über den niederländischen Staat in dem neuen Europa. Von dem Leider der NSB gehaltene Rede (Utrecht 1942). Mussolini, Benito, Fascism. Doctrine and institutions (Rome 1935). Müller, Albert, Landdienst der Hitler-Jugend (Amsterdam 1942). Nationale Jeugdstorm, Germaansche landdienst (z.p. 1944). Ritter, Pierre Henri, Over Mussert (Baarn 1934).

128

Rost van Tonningen, Meinoud Marinus, Bericht von Dr. M. M. Rost van Tonningen, Präsident des Aufsichtrates der Nederlandsche Oost Compagnie N.V., gegründet am 6. Juni 1942 in Den Haag, über die bisherige und zukünftige geplante Aufbau-Arbeit der Nederlandsche Oost Compagnie N. V. in den besetzten Ostgebieten (Den Haag 1943). Schirach, Baldur von en Franklin D. Roosevelt, Wem gehört die Jugend? Roosevelt spricht, Von Schirach antwortet. Auftakt zum Europäischen Jugendkongress (Wenen 1942). Stollberg, Otto, ‘Die Bewegung’, Das Archiv. Nachschlagewerk für Politik, Wirtschaft, Kultur (1944) afl. 126, 452-453. Z.a., Hier zijn Wim, Jan, Marie, Zus en Keesje Flink (z.p. 1943). Z.a., Jeugdstormkampioenschappen 1942. Deventer 8 en 9 oogstmaand (Utrecht 1942). Z.a., Wim en Zus Flink in den Jeugdstorm (z.p. 1943).

Literatuur en overige gedrukte bronnen na 1945

Arendt, Hannah, The origins of totalitarianism (New York 1951). Axmann, Artur, Das kann doch nicht das Ende sein. Hitlers letzter Reichsjugendführer erinnert sich (Schnellbach 1995). Barnouw, David, Rost van Tonningen. Fout tot het bittere eind (Zutphen 2014). Barnouw, David, Van NIVO tot Reichsschule. Nationaal-Socialistische onderwijsinstellingen in Nederland; Nederlandse meisjes in Duitse vakantiekampen, zomer 1940 (Den Haag 1981). Barnouw, David, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’, Fibula 31 (1990) afl. 3, 4-10. Barreira, Óscar Rodríguez, ‘The many heads of the hydra. Local parafascism in Spain and Europe, 1936-50’, Journal of Contemporary History 49 (2014) afl. 4, 702-726. Baudet, Thierry, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012). Bauerkämper, Arnd, ‘Ambiguities of transnationalism. Fascism in Europe between pan- Europeanism and ultra-nationalism, 1919-39’, German Historical Institute London Bulletin 29 (2007) afl. 2, 43-67. Bauerkämper, Arnd, ‘Transnational fascism. Cross-border relations between regimes and movements in Europe, 1922-1939’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 214-246. Ben-Ghiat, Ruth, Fascist modernities. Italy, 1922-1945 (Berkeley 2001). Ben-Ghiat, Ruth, Italian fascism’s empire cinema (Bloomington 2015). Berkel, Benien van, Tobie Goedewaagen (1895-1980). Een onverbeterlijke nationaalsocialist (Amsterdam 2013). Boelcke, Willi Alfred ed., “Wollt Ihr den totalen Krieg?” Die geheimen Goebbels- Konferenzen 1939-1943 (Stuttgart 1967). Boom, Bart van der, Kees van Geelkerken, de rechterhand van Mussert (Utrecht 1990). Bosma, Martin, De schijn-élite van de valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep Wilders en ik (Amsterdam 2010). Bosworth, R.J.B., ‘Introduction’ in: R.J.B. Bosworth ed., The Oxford handbook of fascism (Oxford 2010), 1-7. Boterman, Frits, Duitse daders. De jodenvervolging en de nazificatie van Nederland (1940- 1945) (Amsterdam 2015). Bruin, Robin de, Elastisch Europa. De integratie van Europa en de Nederlandse politiek, 1947-1968 (Amsterdam 2014). Bruyne, Eddy de, Léon Degrelle et la Légion Wallonie. La fin d’une légende (Luik 2013). Bruyne, Eddy de, Moi, Führer des Wallons! (Luik 2012). Buddrus, Michael, Totale Erziehung für den totalen Krieg. Hitlerjugend und nationalsozialistische Jugendpolitik (München 2003).

129

Churchill, Winston, ‘Mr. Winston Churchill speaking in Zurich 19th September 1946’, The Churchill Society London, http://www.churchill-society-london.org.uk/astonish.html (geraadpleegd op 1 juli 2016). Clavin, Patricia, ‘Defining transnationalism’, Contemporary European History 14 (2005) afl. 4, 421-439. Dam, Peter van, ‘Vervlochten geschiedenis. Hoe histoire croisée de natiestaat bedwingt’, Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) afl. 1, 96-109. Dimitrov, Georgi, Against fascism and war. Report before the Seventh World Congress of the Communist International, 1935 (Sofia 1982). Doorn, Maarten van, ‘De Nationale Jeugdstorm in Holland’, Holland. Regionaal-historisch Tijdschrift, 10 (1978), 41-56. Driessen, Maria, ‘Slechts onderdeel, hoewel onmisbaar. Meisjes en vrouwen bij de Nationale Jeugdstorm en de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie in Nederland 1934-1945’, doctoraalscriptie geschiedenis Koninklijke Universiteit Nijmegen 1983. Eatwell, Roger, ‘On defining the ‘fascist minimum’. The centrality of ideology’, Journal of Political Ideologies 1 (1996) afl. 3, 303-319. Engelen, Bart, ‘“In godsvertrouwen alles voor het vaderland.” De radicalisering van de Nationale Jeugdstorm, 1934-1945’, doctoraalscriptie vaderlandse geschiedenis Rijksuniversiteit Leiden 1988. Felice, Renzo de, Interpretations of fascism (Cambridge 1977). Foray, Jennifer L., ‘An old empire in a new order. The global designs of the Dutch Nazi Party, 1931-1942’, European History Quarterly 43 (2013) afl. 1, 27-52. Foray, Jennifer L., Visions of empire in the Nazi-occupied Netherlands (Cambridge 2012). Garau, Salvatore, ‘The internationalisation of Italian Fascism in the face of German national socialism, and its impact on the British Union of Fascists’, Politics, Religion & Ideology 15 (2014) afl. 1, 45-63. Gehler, Michael, ‘Introduction’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 5- 10. Goodfellow, Samuel Huston, ‘Fascism as a transnational movement. The case of inter-war Alsace’, Contemporary European History 22 (2013) afl. 1, 87-106. Gottlieb, Julie V., Feminine fascism. Women in Britain’s fascist movement, 1923-1945 (Londen 2000). Grazia, Victoria de, How fascism ruled women. Italy, 1922-1945 (Berkeley 1992). Griffin, Roger, ‘Europe for the Europeans. Fascist myths of the European New Order 1922- 1992’ in: Matthew Feldman ed., A fascist century. Essays by Roger Griffin (Basingstoke 2008), 132-180. Griffin, Roger, The nature of fascism (Londen 1991). Griffin, Roger, ‘The Oxford handbook of fascism (book review)’, The English Historical Review 124 (2009) afl. 511, 1535-1539. Griffin, Roger, ‘What fascism is not and is. Thoughts on the re-inflation of a concept’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 259-261. Griffin, Roger ed., International fascism. Theories, causes and the new consensus (New York 1998). Grunert, Robert, Der Europagedanke westeuropäischer faschistischer Bewegungen 1940- 1945 (Paderborn 2012). Harvey, Elizabeth, ‘International networks and cross-border cooperation. National socialist women and the vision of a ‘New Order’ in Europe’, Politics, Religion & Ideology 13 (2012) afl. 2, 141-158. Havenaar, Ronald, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit. De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (Den Haag 1983).

130

Hedinger, Daniel, ‘Universal fascism and its global legacy. Italy’s and Japan entangled history in the early 1930s’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 141-160. Heijden, Chris van der, Kinderen van foute ouders. Hun verhaal (Amsterdam 2014). Hellema, Duco, ‘Inleiding. Internationale betrekkingen in historisch perspectief’ in: Jacco Pekelder e.a. ed., De wereld volgens Nederland. Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief (Amsterdam 2015), 11-22. Hitler, Adolf (vertaald door Norman Cameron en R.H. Stevens, geïntroduceerd door H.R. Trevor-Roper), Hitler’s table talk 1941-1944 (Londen 1953). Hohler, Susanne, ‘Russian fascism in exile. A historical and phenomenological perspective on transnational fascism’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 121-140. Holzträger, Hans, Die Wehrertüchtigungslager der Hitler-Jugend, 1942-1945. Ein Dokumentarbericht (Ippesheim 1991). Horn, Gerd-Rainer en Padraic Kenney, Transnational moments of change. Europe 1945, 1968, 1989 (Lanham 2004). Iordachi, Constantin, ‘Comparative fascist studies. An introduction’ in: Constantin Iordachi ed., Comparative fascist studies. New perspectives (Londen 2010), 1-50. Iordachi, Constantin, ‘Debate. Fascism in East Central and Southeastern Europe. Mainstream fascism or ‘mutant’ phenomenon?’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 331-333. Iordachi, Constantin, ‘Introduction. Fascism in interwar East Central and Southeastern Europe. Toward a new transnational research agenda’, East Central Europe 37 (2010) afl. 2-3, 161-213. Jong, Loe de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 6 juli ’42 – mei ’43 (Den Haag 1975). Kat, Margriet en Lisbeth van Hoek, ‘Op marsch met de NSB. Een onderzoek naar de tijdschriften De Stormmeeuw en De Stormvlag van de Nationale Jeugdstorm’, doctoraalscriptie geschiedenis Vrije Universiteit Amsterdam 1986. Kater, Michael H., ‘Die Artamanen. Völkische Jugend in der Weimarer Republik’, Historische Zeitschrift 3 (1971) afl. 213, 577-638. Kershaw, Ian, Hitler. 1889-1936. Hubris (Londen 1998). Kershaw, Ian, The Nazi dictatorship. Problems and perspectives of interpretation (Londen 2000). Kershaw, Ian, ‘‘Working towards the Führer.’ Reflections on the nature of the Hitler dictatorship’, Contemporary European History 2 (1993) afl. 2, 103-118. Kirkebæk, Mikkel, Beredt for Danmark. Nationalsocialistisk Ungdom 1932-1945 (Kopenhagen 2004). Knegt, Floris Daniël, A new order for France and Europe? Bertrand de Jouvenel and Alfred Fabre-Luce between liberalism, fascism and Europeanism (1930-1954) (Florence 2015). Koch, Hannsjoachim W., The Hitler Youth. Origins and development, 1922-1945 (Londen 1975). Kok, René, Max Blokzijl. Stem van het nationaal-socialisme (Amsterdam 1988). Kromhout, Bas, De voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (Amsterdam 2012). Kuck, Jordan, ‘Renewed Latvia. A case study of the transnational fascism model’, Fascism 2 (2013) afl. 2, 183-204. Kühberger, Christoph, ‘Europa als “Strahlenbündel nationaler Kräfte.” Zur Konzeption und Legitimation einer europäischen Zusammenarbeit auf der Gründungsfeierlichkeit des “Europäischen Jugendverbandes” 1942’, Journal of European Integration History 15 (2009) afl. 2, 11-28. Kwak, Renée, ‘De Nationale Jeugdstorm. De noodlottige belangenstrijd om de jeugd 1934- 1945’, doctoraalscriptie FHKW Rotterdam 1988. Lang, Jochen von, Der Sekretär. Martin Bormann. Der Mann, der Hitler beherrschte

131

(Stuttgart 1977). Lang, Jochen von en Claus Sibyll, Der Hitler-Junge. Baldur von Schirach. Der Mann, der Deutschlands Jugend erzog (Hamburg 1988). Laqueur, Walter, Fascism. Past, present, future (New York 1996). Laqueur, Walter en George L. Mosse ed., International fascism, 1920-1945 (New York 1966). Linz, Juan J., ‘Some notes toward a comparative study of fascism in sociological historical perspective’ in: Walter Laqueur ed., Fascism. A reader’s guide. Analyses, interpretations, bibliography (Berkeley 1976), 2-103. Logt, Ad van der, Het theater van de nieuwe orde. Een onderzoek naar het drama van Nederlandse nationaalsocialisten (Amsterdam 2008). Malschaert, Hans, ‘Opvoeding, sport en fascisme’, doctoraalscriptie wijsgerige en historische pedagogiek Rijksuniversiteit Utrecht 1985. Mann, Michael, Fascists (New York 2004). Matthée, Zonneke, Verzwegen levens. Vrouwen uit een fout gezin (Schoorl 2013). Matthée, Zonneke, Voor volk en vaderland. Vrouwen in de NSB 1931-1948 (Amsterdam 2007). Mazower, Mark, Hitler’s empire. Nazi rule in occupied Europe (Londen 2008). Mehner, Kurt, Die Waffen-SS und Polizei, 1939-1945. Führung und Truppe (Norderstedt 1995). Morant i Ariño, Toni, ‘Die Gründung des “Europäischen Jugendverbandes” und die Frauen- und Jugendorganisationen der Falange (Wien, September 1942)’, Themenportal Europäische Geschichte (2012), 1-9. Morant i Ariño, Toni, ‘‘Falange’s female comrades [and] their German and Italian sisters’. Cross-border affinities between women’s fascist organizations, 1936-1945’ in: Eveline Buchheim e.a. ed., Under fire. Women and World War II, 19-36. Mussert, Anton en Johan Herman Carp (ingeleid door Adolf Emile Cohen), Vijf nota’s van Mussert aan Hitler over de samenwerking van Duitschland en Nederland in een bond van Germaansche volkeren 1940-1944 (Den Haag 1947). Nolte, Ernst, Der Faschismus in seiner Epoche. Die Action française, der italienische Faschismus, der Nationalsozialismus (München 1963). Nolte, Ernst, Die faschistischen Bewegungen. Die Krise des liberalen System und die Entwicklung der Faschismen (München 1968). Oelrich, Harald, “Sportgeltung – Weltgeltung”. Sport im Spannungsfeld der deutsch- italienischen Außenpolitik von 1918 bis 1945 (Munster 2003). Orlow, Dietrich, ‘A difficult relationship of unequal relatives. The Dutch NSB and Nazi Germany, 1933-1940’, European History Quarterly 29 (1999) afl. 3, 349-380. Orlow, Dietrich, ‘Fascists among themselves. Some observations on West European politics in the 1930s’, European Review 11 (2003) afl. 3, 245-266. Orlow, Dietrich, The lure of fascism in Western Europe. German Nazis, Dutch and French fascists, 1933-1939 (New York 2009). Passmore, Kevin, Fascism. A very short introduction (Oxford 2002). Passmore, Kevin, Women, gender and fascism in Europe, 1919-1945 (Manchester 2003). Paxton, Robert O., The anatomy of fascism (Londen 2004). Payne, Stanley G., A history of fascism, 1914-1945 (Madison 1995). Payne, Stanley G., Fascism. Comparison and definition (Madison 1980). Payne, Stanley G., ‘George L. Mosse and Walter Laqueur on the history of fascism’, Journal of Contemporary History 50 (2015) afl. 4, 750-767. Payne, Stanley G., ‘The concept of fascism’ in: Stein Ugelvik Larson e.a. ed., Who were the fascists? Social roots of European fascists (Bergen 1980), 14-25.

132

Peitsch, Helmut, ‘Der Londoner Kongress des internationalen Verbandes der Schriftsteller PEN (Poets, Essayists, Novelists) im September 1941’, Themenportal Europäische Geschichte (2014), 1-7. Ponzio, Alessio, Shaping the new man. Youth training regimes in Fascist Italy and Nazi Germany (Madison 2015). Reulecke, Jürgen, ‘“Baldurs Kinderfest” oder: Die Gründung des Europäischen Jugendverbandes in Wien am 14.09.1942’ in: Franz-Josef Jelich en Stefan Goch ed., Geschichte als Last und Chance. Festschrift für Bernd Faulenbach (Essen 2003), 315-323. Reynolds, David, ‘International history, the cultural turn and the diplomatic twitch’, Cultural and Social History 3 (2006) afl. 1, 75-91. Richmond, Kathleen, Women and Spanish fascism. The women’s section of the Falange, 1934-1959 (Londen 2003). Riemen, Rob, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010). Roosevelt, Franklin D., The public papers and addresses of Franklin D. Roosevelt. 1942 volume. Humanity on the defensive (Ann Arbor, Michigan 2005). Rooy, Piet de, ‘‘Jeugd is een argloos, overmoedig spel.’ De jeugdbewegingstraditie in de Nationale Jeugdstorm’, Acco (1988), 94-108. Rost van Tonningen, Meinoud Marinus (ingeleid en uitgegeven door David Barnouw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel II mei 1942 – mei 1945 (Zutphen 1993). Rost van Tonningen, Meinoud Marinus (ingeleid en uitgegeven door E. Fraenkel-Verkade in samenwerking met A.J. van der Leeuw), Correspondentie van Mr. M. M. Rost van Tonningen. Deel 1 1921 - mei 1942 (Den Haag 1967). Salewski, Michael, ‘National Socialist Ideas on Europe’ in: Walter Lipgens ed., Documents on the history of European integration, vol. 1. Continental plans for European union, 1939-1945 (Berlijn 1985), 37-178. Salvador, Alessandro, ‘Fascism without borders. Transnational connections and co-operation between movements and regimes in Europe from 1918 to 1945’, Fascism 3 (2014) afl. 2, 153-161. Schaar, Torsten, ‘Die Reichsjugendführung der NSDAP im totalen Krieg – August 1944 bis Mai 1945’ in: Ingo Koch ed., Deutsche Jugend zwischen Krieg und Frieden 1944-1946 (Rostock 1993), 49-59. Schaar, Torsten, ‘Zu auslandspolitischen Aktivitäten der Reichsjugendführung während des zweiten Weltkrieges unter besonderer Berücksichtigung der Gründung des Europäischen Jugendverbandes‘, Jugendgeschichte 1 (1990) afl. 13, 42-53. Schmebs, Katharina, ‘Fascist youth organizations and propaganda in a transnational perspective. Balilla and Gioventù italiana del Littorio all’estero in Argentina (1922- 1955)’, Amnis (2013) afl. 12. Schwartz, Eugene G., American students organize. Founding the National Student Association after World War II. An anthology and source book (Westport, Connecticut 2006). Sigmund, Anna Maria, Women of the Third Reich (Richmond Hill 2000). Slaa, Robin te, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012). Slaa, Robin te, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2016). Slaa, Robin te en Edwin Klijn, De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging, 1931-1935 (Amsterdam 2009). Spektorowski, Alberto, ‘Fascism and post-national Europe. Drieu La Rochelle and Alain de Benoist’, Theory, Culture & Society 1 (2016) afl. 33, 115-138. Styven, Dorien, ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! De verduitsing van de Hitlerjeugd Vlaanderen’, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (1930/1960) 23 (2011), 161-210.

133

Thorpe, Julie, ‘Austrofascism. Revisiting the ‘authoritarian state’ 40 years on’, Journal of Contemporary History 45 (2010) afl. 2, 315-343. Veld, Nanno Klaas Charles Arie in ’t, De SS en Nederland. Documenten uit SS-archieven 1935-1945 (Den Haag 1976). Vermaat, Emerson, Anton Mussert en zijn conflict met de SS (Soesterberg 2011). Vlasblom, Machlien, ‘Het Nationaal-Socialistisch Studentenfront. ‘Grensoverschrijdend?’’, masterscriptie Holocaust en Genocidestudies Universiteit van Amsterdam 2009. Weber, Eugen, Varieties of fascism. Doctrines of revolution in the twentieth century (Princeton 1964). Werner, Michael en Bénédicte Zimmermann, ‘Beyond comparison. Histoire croisée and the challenge of reflexivity’, History and Theory 45 (2006) afl. 1, 30-50. Wortmann, Michael, Baldur von Schirach, Hitlers Jugendführer (Keulen 1982). Yeomans, Rory, ‘The adventures of an Ustasha Youth leader in the Adriatic. Transnational fascism and the travel polemics of Dragutin Gjurić’, Journal of Tourism History 6 (2014) afl. 2-3, 158-173.

Audiovisuele bronnen

Wilde, Maurice de, De Jeugdcollaboratie 2. De Hitlerjeugd haalt het, https://www.youtube.com/watch?v=0IadvtOC0fk (geraadpleegd op 1 juli 2016).

Buitenhof, 6 maart 2016, http://www.vpro.nl/buitenhof/speel.VPWON_1250224.html (geraadpleegd op 1 juli 2016).

‘Founding of the European Youth Association in Vienna, 1942’, https://www.youtube.com/watch?v=ivStXsAia4k (geraadpleegd op 1 juli 2016).

‘GSTV. Warzone Amsterdam!’, https://www.youtube.com/watch?v=LIWcRaASKsg (geraadpleegd op 1 juli 2016).

‘Weersportkamp Hitlerjugend – 1944’, http://www.dailymotion.com/video/x2ry218 (geraadpleegd op 1 juli 2016).

134

Samenvatting

Deze scriptie beoogt de ervaringen van leiders en reguliere leden van de Nationale Jeugdstorm, de grootste fascistische jeugdbeweging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, tijdens de opmaat naar, de stichting en de nasleep van het Europees Jeugdverbond te analyseren. Waar ongeregeldheden en tegenspoed tijdens het interbellum de Jeugdstorm noopten zich te richten op de eigen ontwikkeling in Nederland, bood de Tweede Wereldoorlog mogelijkheden tot het leggen van actieve internationale contacten. In eerste instantie vloeiden hier hoofdzakelijk bilaterale interacties met de Hitlerjugend uit voort, maar vanaf 1941 werden tevens de eerste multilaterale jeugdevenementen op touw gezet die de essentiële wegbereiders waren van de stichting van het Europees Jeugdverbond te Wenen in 1942. Niet lang na de oprichtingsbijeenkomst devalueerde de jeugdassociatie tot een organisatie van Germaanse snit, waarna het jeugdverbond steeds minder om het lijf had naarmate de oorlogssituatie verslechterde. Voortbordurend op recent onderzoek naar de transnationale dimensies van fascistische bewegingen betoog ik aan de hand van de ontwikkeling van het Europees Jeugdverbond dat de Jeugdstorm zichzelf als onderdeel beschouwde van een grensoverschrijdende beweging, waarin een gemeenschappelijke lotsbestemming werd gedeeld met fascistische jeugdbewegingen uit geheel Europa. Tegelijkertijd maakten ultranationalistische idealen, voornamelijk van een Groot-Nederland, dat de Jeugdstorm haar eigen ideologie duidde als een nationale variant van het fascisme. Deze schijnbaar paradoxale combinatie van transnationalisme en ultranationalisme zorgde ervoor dat samenwerkingsaspiraties in het kader van het Europees Jeugdverbond constant gepaard gingen met conflicten, veroorzaakt door tegenstrijdige nationalistische belangen. Een dergelijke competitieve samenwerking vond hoofdzakelijk plaats met de Hitlerjugend, maar contacten werden evenzeer aangeknoopt met jeugdbewegingen uit bijvoorbeeld Vlaanderen, Wallonië, Denemarken, Noorwegen, Spanje en Italië. Het continue schipperen tussen nationalistische belangen, Europese idealen en trouw aan nazi-Duitsland werd daarnaast bemoeilijkt door botsingen binnen de eigen gelederen. Evenals onder de verschillende Duitse instanties en invloedrijke individuen niet ongewoon was, vond binnen de Jeugdstorm een verwoede competentiestrijd plaats tussen het Groot-Nederlandse (‘Dietse’) en Groot-Germaanse (‘volkse’) kamp die over de plek van de Nederlandse jeugd in het nieuwe Europa drastisch van inzicht verschilden.

135

English summary

This thesis sets out to analyse the experiences of leaders and regular members of the Nationale Jeugdstorm, the largest fascist youth movement in the Netherlands during the Second World War, concerning the prelude to, the foundation and the aftermath of the European Youth Association. While irregularities and adversity during the interwar period forced the Jeugdstorm to focus on its development within the Netherlands, the Second World War proved to be fertile ground for establishing international contacts. Initially bilateral interactions with the Hitlerjugend derived from this, but from 1941 onwards the first multilateral youth events were being organized as well which served as the essential trailblazers for the founding of the European Youth Association in Vienna in 1942. Not long after this founding meeting the association devolved into a Germanic organization, whereafter it slowly crumbled away as the war situation deteriorated. Following recent research on the transnational dimensions of fascist movements, I argue that on the basis of the development of the European Youth Association the Jeugdstorm understood itself as part of a cross-border movement, in which a common fate was shared with fascist youth movements from all over Europe. At the same time, ultra-nationalist ideals, mainly that of a Greater Netherlands, made that the Dutch youth movement interpreted its own ideology as a national variant of fascism. This ostensibly paradoxical combination of transnationalism and ultra-nationalism caused endeavours to cooperate within the framework of the European Youth Association to go hand in hand with conflicts due to contradictory nationalistic interests. Such competitive cooperation emerged primarily with regard to the Hitlerjugend, although active cross-border relationships with youth movements from e.g. , Wallonia, Denmark, Norway, Spain and Italy were established as well. Moreover, the continuous attempts to manoeuvre between nationalistic interests, European ideals and loyalty to Nazi Germany were complicated even more by frictions within the own ranks. Just as was common among the different Nazi departments and influential individuals, a fierce battle for competence took place within the Jeugdstorm between adherents of a Greater Netherlands (‘Dietsers’) and a Greater Germanic Reich (‘volksen’), whose visions on the place of the Dutch youth in a new fascist Europe differed drastically.

136