Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Sport op twee wielen Martin W. Duyzings bron Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen. Uitgeverij De Koepel, Nijmegen / Antwerpen z.j. [1950] Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/duyz001spor01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven Martin W. Duyzings V Ten geleide. Mag ik U, zonder in het minst gewichtig te willen zijn, een bekentenis doen? Ik heb het boek, dat hierna volgt, niet gelezen. Ik weet slechts, dat het over de Ronde van Frankrijk handelt en ik weet sinds anderhalf jaar, dat Martin Duyzings het zou schrijven. Het was een dag in Juli, tijdens de Tour de France, in 1949. Wij zaten naast elkaar in het Postkantoor te Caen, wachtend op onze respectievelijke telefoonverbindingen. Ik kende hem zoals wij, rondreizende sportjournalisten, die elkaar gisteren op de Wereldkampioenschappen te Milaan, vandaag op de Olympische Spelen te Londen en morgen op de Europese athletiek-kampioenschappen te Brussel regelmatig ontmoeten en elkaar allemaal kennen. Ik had oprechte professionele waardering voor z'n schrijverstalent en vakmanschap. Er was vertraging op de lijn en Martin Duyzings begon met mij te praten. Hij stelde mij eerst 'n paar vragen, maar geleidelijk werd het een soort alleenspraak. Ik luisterde geboeid. Want het was een even meeslepend als leerzaam verhaal. Het was het verhaal van Martin Duyzings' exploratie-tocht naar het ware wezen der Ronde van Frankrijk. Naar de mens in de Ronde. Naar de menselijke hoedanigheden en gebreken van de gevierde kampioen, de geprezen technische leider, doch ook van de obscure tweede-rangs-renner, de onbekende verzorger en de nimmer in de bladen vermelde mecaniker. Alleen de werkelijk grote sportjournalisten, Desgrange, Goddet, Karel van Wijnendaele, Colombo, Ambrosini, Roghi, Joris v.d. Bergh, Jan de Vries, Albert van Laethen, hebben een dergelijk inzicht in de Tour de France. De rest tekent defecten en uitslagen op en geeft U op een uur na de juiste geboortedatum van een onverwacht rit-winnaar. Martin Duyzings behoort tot de out-standing klasse. Ik heb zijn boek over de Ronde niet gelezen, doch ik weet, dat hij, ge-obsedeerd voor het onderwerp, verplicht was het te schrijven, zoals een schilder moet schilderen en een beeldhouwer moet beeldhouwen en het naar best vermogen schreef. Ik ben daarom ook vast overtuigd, dat het een zeer goed, een zeer lezenswaardig boek is. WILLEM VAN WIJNENDAELE. Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen VII Voorwoord. Een inleidend woord van de hand van een oud AMATEUR BAANrenner in een boek, dat bijna uitsluitend handelt over de Tour de France, de geweldigste van alle WEGwedstrijden voor BEROEPSrijders, zal door velen wonderlijk worden gevonden. Ook door mij zelf. Want, al heeft dan ook de wielerbaansport geen geheimen meer voor mij, wat weet ik eigenlijk van de Tour de France f? Slechts één maal volgde ik hem gedeeltelijk en verder is mij van deze grootse gebeurtenis in de wielerwereld niet méér bekend dan aan ieder ander die tijdens de Tour, met 'n kaartje vóór zich, de verslagen in dagen sportbladen trouw en met aandacht volgt en glimlachend de foto's beziet van etappe- of eindwinnaars wier warme, bestofte koppen door heldenvererende jonge vrouwen worden gekust. In die geest sprak ik tot de uitgever van dit boek toen hij mij om een voorwoordje vroeg en ik noemde hem de namen van anderen die de Ronde van Frankrijk meerdere malen volgden van het indrukwekkende en fleurige begin af tot en met het bittere einde. Bitter omdat, bij afloop, de volgers, zowel journalisten als verzorgers en officials, al even uitgeput en over hun zenuwen heen zijn als de renners. De uitgever was het niet met mij eens. Juist omdat ik tussen de Tourkenners en het grote wielersportminnende publiek in sta, wilde hij weten wat dit boek mij, objectief beschouwd, zegt. Welnu dan, het heeft mij veel en zelfs heel veel gezegd. In de eerste plaats, dat de schrijver over een zeer vaardige pen en een buitengewoon goed waarnemingsvermogen beschikt. Niets is hem onopgemerkt voorbij gegaan. En hij heeft niet geschroomd bepaalde dingen van de tour, welke voor de buitenwereld verborgen bleven, te ontsluieren en hij heeft, naast het merkwaardige, gigantische en bewonderenswaardige, ook de - platweg gezegd - rotte plekken bloot gelegd. Hij heeft als het ware de gehele Tour vóór zich op de snijtafel genomen en hij heeft er het ontleedmes diep in gezet. Hij snijdt en kerft erin en legt het de lezer stuk voor stuk voor ogen. Pech! Wat is pech? Waarom heeft de een veel meer pech dan de ander? Voor velen een nog onopgeloste vraag. Het antwoord is in Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen VIII dit boek te vinden. Heeft Coppi een geheim? Wilt ge 't weten, lees dan de prachtbeschrijving van dit wielerphenomeen. Dat de ultra lichte racefietsjes ware wonderen der techniek zijn, dat het, als 'n vallende steen, afdalen der bergen niet anders is dan een spel met de dood en welke rol de rijwielfabrieken in de Tour spelen - 't staat allemaal in dit boek beschreven. 't Is een eerlijk boek, vol spanning. Moed en durf en het fabelachtige uithoudingsvermogen der renners worden duidelijk in 't licht gesteld. Nu eens wordt een waarachtig kampioen op de voorgrond gebracht, dan weer wordt een mannetje, dat door geluk of hulp een succes kon boeken en dientengevolge door zichzelf en door anderen tot ongezonde hoogte werd opgevijzeld, ten voete uitgetekend als een meelij wekkend kereltje, dat, na zijn terugval tot de mediocriteiten, ergens, onopgemerkt, in een hoekje als een kind zit te grienen. De schrijver trekt ook van leer tegen het onmetelijk kwaad van het zogenaamde drogueren, het toedienen van vergiften aan de deelnemers, dat, zoals hij terecht opmerkt, met duizend zuignappen in de wielersport zit vastgezogen. Reeds sedert enige tientallen jaren is onze wielersportkenner bij uitstek, Joris van den Bergh, tegen die verschrikkelijke verwording in de wielersport te velde getrokken. Al wel een twintigtal jaren geleden schreef hij, ontstemd omdat de renners en ook de bondsbesturen maar liever blind bleven voor dat sportondermijnende geknoei, een sensationeel artikel getiteld: ‘Ga die voddelappen te lijf!’ En daar bedoelde hij bepaalde ‘verzorgers’ mee die, door het toedienen van hun middeltjes, de, onder hun ‘hoede’ staande rijders tot grotere prestaties brachten of wilden brengen, met het noodlottige gevolg, dat menig veelbelovend renner, tengevolge van een voorgoed geknakte gezondheid, plotseling van het wielertoneel verdween en dat er zelfs zijn geweest, die er met hun leven voor moesten boeten. De auteur van dit boek laat duidelijk uitkomen, dat de Tour de France rijders een zeer hard, ja bijna bovenmenselijk zwaar beroep uitoefenen. Hij heeft alle onvergetelijke indrukken en al zijn belangrijkste belevenissen op papier gezet. Hij heeft zich - om het zo maar eens uit te drukken - in dit boek leeggeschreven. Hij heeft dat ongetwijfeld als 'n soort roeping opgevat. Dat voelt men onder het lezen aan en dat verhoogt nog het boeiende ervan. G. Bosch van Drakestein Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen 1 De oertijd der Moustachen. Georges, Robert Millochau ontmoette ik in de Landes. Dàt was in Juli 1949 -, en op de brede, kaarsrechte ‘route nationale’ die van Bordeaux uit naar Bayonne en het Zuiden leidt -dwars door de donkere pijnboombossen waarin geen maand later een afgrijselijke hel van vuur en rook en vonken zou ontstaan, die honderden het leven kostte -, sloeg dampend de hitte terug van het naakte, grijze beton en was 's morgens om elf uur de meedogenloze zon in het verblindende azuur van een hoge, starre hemel, zonder tropenhelm en zonder ijsgekoelde dranken voor een gewoon mens al niet meer te verdragen. Die morgen om half tien had men ons - de Tour de Francekaravaan - in het hart van Bordeaux op de Cours Georges Clémenceau met de gebruikelijke plechtigheden van start gezonden ten overstaan van een juichende menigte, zoals overal elders bestaande uit leeglopers, bankmagnaten, bordenwassers, burgemeesters, filmsterren, dokwerkers, Eerwaarde Abbé's, slagersknechten, grootgrondbezitters, gigolos en alles wat gij daartussen aan varianten nog bedenken kunt. Een pistoolknal van Monsieur le Maire, een hoera! van de massa: toen had de karavaan, minzaam wuivend, aan de ‘Barrière’ van Saint Gènes haar weg naar het Zuiden gezocht, de hitte, de grens tussen Hendaye en Irun, en het lokkende Spaanse San Sebastian tegemoet. Twee-honderd-en-dertig afschuwelijke kilometers!, en pas bezuiden Bayonne wachtte ons de kust met het bonte klatergoud van haar wereldbefaamde badplaatsen, met het verfrissende hel-witte schuim van een weerloos tegen de kaden klotsende Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen 2 zachtgroene Biscaja, en met - misschien! - een briesje en wat koelte!..... Dàt was, die dag, het perspectief; en de Tour-karavaan had in de acht étappes welke zij sedert de start in Parijs al gereden had, wel eens vriendelijker vooruitzichten genoten. Die dag, in de onmenselijke hitte tussen Bordeaux en de Spaanse grens - het zij U in alle eerlijkheid gemeld -, die dag geloofde de Tourkaravaan het wel. Het mocht waar zijn wat de verzamelde wielersportexperts de avond tevoren nog naar hun kranten hadden geseind: dat alles wat in de bonte rennerssliert de naderende Pyreneeën-étappes vreesde, slechts belang had bij een wild offensief tussen Bordeaux en San Sebastian, onder het vriendelijke motto dat iedere klap welke men de klimspecialisten van het weinig courante genre Coppi en Bartali in deze (nogal) vlakke étappe nog kon toedienen slechts met baar goud te honoreren was; het mocht verder zo zijn, dat tussen Bayonne en