Het Fenomeen “Poeske” Scherens
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT LETTEREN MASTER IN DE GESCHIEDENIS Het fenomeen “Poeske” Scherens Promotor Masterproef Prof. dr. D. VANYSACKER ingediend door HERPELINCK FRAN Leuven 2010-2011 Voorwoord Alsof hij soms even tot leven kwam, in een literaire wielerflits. Alsof hij soms even aan de einder voorbijvloog, in een welgemikte ‘kattensprong’. Jef “Poeske” Scherens is al even niet meer onder ons, maar zijn sportieve adem, evenals de ziel van zijn tijdsperiode, zijn vervat in honderden documenten, in archieven overal te lande, in privé-collecties, in oude kranten en tijdschriften. Het afgelopen jaar was er een van puzzelwerk. Puzzelstukjes vinden, was geen probleem. Punt was te kijken welk stukje het meest authentiek was. Vele stukjes blonken immers buitensporig fel. Jef “Poeske” Scherens was een overstijgende persoonlijkheid, die zowel op als naast de fiets wist te fascineren. Als sprintende baanwielrenner kende hij in de periode tussen de Twee Wereldoorlogen, het interbellum van de twintigste eeuw, veruit zijn gelijke niet. Scherens was als ‘fenomeen’ een ‘idool’, die supporters deed juichen, journalisten in de pen deed kruipen en lyrische reacties aan hen ontlokte. In een fervente poging op zoek te gaan naar een kern van waarheid en tijdsgevoel, was het vaak noodzakelijk mezelf te berispen, wanneer enthousiasme primeerde op kritische zin. Het leven van Jef Scherens rolt zich dan ook uit als een lofdicht, dat doorheen de jaren haast niet aan charme heeft ingeboet. Na een intensieve kennismaking met “Poeske”, wielerheld en volksfiguur, was ik anderzijds terdege verwonderd . De laatste decennia kenden wielerbelangstelling en ‘koersliteratuur’ een enorme hausse . Kronieken, biografieën en poëtische werken worden gekleurd door noeste renners en wervelende persoonlijkheden - al kan er sprake zijn van een chronologische en pragmatische richtlijn. Bovenal worden renners en momenten uit het wegwielrennen gelicht, voor de periode na de Tweede Wereldoorlog. De ‘wereldbrand’ vormde al te vaak een mentale barrière, die lang als chronologisch aanvangspunt fungeerde voor wielerhistorie. Pas doorheen het laatste decennium trad deze periode, de era van een opkomende wielersport, bloeiend naar voren binnen het historiografische domein. De lange periode van oorlogsgeweld maakte namelijk een einde aan heel wat moois. In dit biografische onderzoek, met bijzondere aandacht voor sprinter Jef Scherens, heb ik getracht een breder klimaat te schetsen, waarin wielrennen stilaan een volwaardige plaats verwierf. Stilaan leerde ik gebruiken en tradities, context en belangen kennen. Dat een renner als Jef Scherens, met een uitzonderlijke erelijst in een uitermate populaire sport, de memorie des tijds niet heeft overleefd, was voor mij dan ook enigszins verbazingwekkend. Anderzijds zouden verschillende verklaringen opduiken, in nauwe samenhang met de populariteitscurve van het baanwielrennen en de sprintdiscipline in het bijzonder. Dit schrijven wil geen meerzijdig antwoord bieden op complexe vragen, eerder duidelijkheid verschaffen. Aan de hand van context en uitwerking zal worden gewezen op heersende invloeden en 1 belangen, als beweegreden voor personen en instanties. Jef Scherens is de sportieve gids doorheen een bloeiende periode, die bol stond van volkse idolatrie en lyrische verslaggeving. Een ‘fenomeen’ staat immers nooit alleen – hij weet zich omringd door zij die hem liefhebben. Fran Herpelinck Wilsele, augustus 2011 2 Dankwoord Zoals een ‘fenomeen’ niet alleen staat, zo stond ook ik niet alleen dit onderzoeksjaar. Naast de onvoorwaardelijke steun van mijn vriendin, ouders, broers, familie en vrienden, vond ik een leidsman en vertrouwenspersoon in professor Dries Vanysacker, mijn promotor. Naast raadgevingen en correcties, deelde hij geregeld mijn enthousiasme. Hij zou niet nalaten de historische waarde van fiets en wielerheld te benadrukken, mits vergezeld van de nodige verbanden en tijdsgrepen. Het bleek een waardevolle les, die ik in dit onderzoek naar de letter heb trachten te zetten. Naast vele enthousiastelingen, die me alwetend een half woord over Jef Scherens toespeelden, wens ik enkele deskundigen te bedanken – mensen die hun sporen hebben verdiend in de wielerliteratuur, of zich gepassioneerd verdiept hebben in persoon en loopbaan van Jef Scherens. Eerst en vooral wens ik Paul Scherens, trotse zoon van zijn vader, uitvoerig te danken. In een uitgebreid interview leerde hij mij zijn vader kennen, op een genegen en gedetailleerde manier. De gouden wielerloop van Jef Scherens werd bij monde tot leven gewekt, opgesmukt door anekdotes en avonturen allerhande. De woorden van Paul Scherens vormden een belangrijke basis, waarnaar ik op tijd en stond steevast teruggreep. Naast Paul Scherens gaat mijn dank uit naar een gezelschap van wielervrienden uit Werchter, bestaande uit Danny Desair, Pieter Matthijs en Frans de Cat. Als bezielers van een grootste huldiging in 2009, ter ere van dorpsgenoot Jef Scherens, vormden zij mijn eerste kennismaking met de lokale sprintvedette. Daarnaast wens ik Herman Laitem te bedanken, gebeten door wielrennen en journalistiek. Via een sympathieke mail wees hij mij op eigen werk rond Jef Scherens, dat hij als bijdrage schreef voor wielertijdschrift De Muur . Tot slot wil ik de medewerkers bedanken van de bibliotheken en archieven die ik voor dit onderzoek bezocht heb. Naast het personeel van de Koninklijke Bibliotheek en het stadsarchief in Brussel, de stadsbibliotheek en verschillende universitaire bibliotheken in Leuven, gaat mijn dank uit naar de vlotte dienstverlening in het stadsarchief van Leuven, Fabienne Inghels en de andere medewerkers van het Sportimonium in Hofstade, maar bovenal het Wielermuseum in Roeselare. Na lange winteruren op de trein, werd ik steevast hartelijk ontvangen, overstelpt met nuttige documenten en omringd met warme interesse. Speciale dank gaat dan ook uit naar Dries De Zaeytijd, die dit onderzoek op basis van zijn archiefwerk een nodige versnelling meegaf. Ruim dank, na afronding van dit onderzoek. 3 Inleiding Vanaf het begin van de jaren 1930 tot het einde van de ‘veertigerjaren’, werd het internationale sprintnummer ronduit gedomineerd door een Belgische wereldtopper, Jef Scherens. Na een periode van cyclische laagconjunctuur, waarin het sprintnummer zowel in België als elders geteisterd werd door crisis en lege tribunes, blies “Poeske” het nummer nieuw leven in. Hij werd de idolate verpersoonlijking van het hernieuwde sprintsucces, tot eer en glorie van het vaderland. In een inleidend hoofdstuk wordt een uitgebreide aanloop beschreven. De hoogtes en laagtes van de prille wielersport worden uitvergroot, vergezeld van een nationale insteek. In een analytische benadering van de verschillende baandisciplines, uitgelicht voor een periode die zich vanaf het einde van de negentiende eeuw tot de jaren 1920 uitstrekt, treedt de impact van fiets en wielersport in het Koninkrijk België naar voren. Deze benadering tracht te peilen naar de sportieve tijdsgeest, reacties van pers en publiek, naar maatschappelijke verhoudingen. De verschillende baandisciplines, met thematisch eindpunt in de snelheidsnummers, raken aan een sportief klimaat, met de sprint als verheven koningsnummer. Aan de hand van een moderne literatuurlijst wordt een uitgebouwd overzicht weergegeven. Een exhaustieve terugblik op de pioniersjaren van de Belgische wielersport, treft men aan in het werk ‘Koersend door een eeuw Italiaanse en Belgische geschiedenis: De Italo- Belgische connectie in en rond het wielerpeloton’ , geschreven door Dries Vanysacker. Voor het specifieke klimaat van de wielerpiste, werd gebouwd rond ‘100 jaar zesdaagsen: de mannen van de nacht’ door Roger de Maertelaere en ‘De vliegende neger & de kleine koningin: Major Taylor en het begin van de Tour de France’ , het werk van Jan Boesman – respectievelijk voor de zesdaagsen en de sprintdiscipline. Daarnaast was de omvangrijke verhandeling van Bert Moeyaert uitermate van tel: ‘Van wielerbaan tot ... velo-droom: de geschiedenis van het baanwielrennen in België van 1890 tot 2003’ . Aanvullende informatie, gekleurd door een meer sociologische insteek, werd geschreven door Benjo Maso, getiteld ‘Het zweet der goden’ . Na de chronologisch opgebouwde aanloop van de proloog, treedt Jef Scherens in het eerste hoofdstuk ten volle op het voorplan. Na een biografische levensschets van de jonge Scherens, met aandacht voor afkomst en omgeving, kan de veelzijdige wielerloopbaan van “Poeske” doorheen de jaren 1920 een aanvang nemen. Een ‘fenomeen’ was geboren, in vele opzichten. Zowel tijdens het dagelijkse leven als op de wielerpiste zou hij opzien baren. Een gouden periode van zeges en records diende zich aan, om in 1939 brutaal verstoord te worden door de Tweede Wereldoorlog. Na een periode van welvaart en dominantie, met ruime aandacht voor sportieve, financiële en 4 maatschappelijke belangen, fungeren de oorlogsjaren als breekijzer. Deze woelige periode werd in het bijzonder gedocumenteerd door twee recente studies: ‘En de broodrenner, hij fietste verder. Het wielrennen in België tijdens WOII’ door Patrick Geldhof en Dries Vanysacker, en ‘Marcel Kint. De langst regerende wereldkampioen ooit’ door Patrick Cornillie, waarin de auteur onder meer een bevlogen schets maakt rond de Belgische wielersport doorheen de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog hernam de wielerloopbaan van Jef Scherens zich, met een finaal eindpunt in het wielerseizoen van 1951. Verschillende tijdsdocumenten boden op boeiende wijze een inkijk in het leven en de roemrijke erelijst van