Het Limburgs Dialect Van De Voerenaren
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het Limburgs Dialect van de Voerenaren (met de misvatting van een evolutieschets) José Cajot bron José Cajot, Het Limburgs Dialect van de Voerenaren (met de misvatting van een evolutieschets) (Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, Nr. 31). Hasselt 1985 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/cajo001limb01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / José Cajot i.s.m. 1 De Voerstreek (en het daarbij aansluitende Germaanse dialectgebied van de provincie Luik) is in de dialectologische vakliteratuur reeds herhaaldelijk en uitvoerig behandeld (zie literatuurlijst achteraan). Het is verbazend en tevens teleurstellend dat er ondanks zoveel wetenschappelijk werk in het Nederlands. Frans en Duits nog zoveel vergissingen, misvattingen en vooroordelen t.a.v. de Voerse dialecten zijn blijven voortleven. De Voerstreek in het Limburgs dialectgebied De tongvallen van de Voerstreek zijn op de dialectologische indelingskaart (kaart 1) verbonden met de overige dialecten van Belgisch-Limburg, van Nederlands-Limburg en van het Germaanse noordoosten van de provincie Luik. Met deze dialecten en met andere van het Duitse taalgebied vormen zij de heterogene overgangszone tussen het Brabants in het westen en het Ripuarisch of Keulerlands in het oosten, die wetenschappelijk Oostnederfrankisch, Zuidnederfrankisch of gewoon Limburgs genoemd wordt1. Op de kaart ziet dit gebied er ongeveer als een driehoek uit met als basis het stuk taalgrens tussen Leuven en de Hoge Venen; naar het noordwesten toe wordt het Limburgs begrensd door de zgn. Ürdinger- (of ik/ich-)lijn (nr. 2 op kaart 1), in het oosten door de Benrather- (of maken/machen-) lijn (nr. 1). Het Limburgs wordt over zijn hele breedte door talrijke dialectgrenzen doorkruist; van de lijnen waarmee de dialectologie binnen het Limburgs een zekere geleding tracht aan te brengen, stoten er twee via de Voerstreek op de taalgrens: de Panningerlijn (lijn 4), die Moelingen met een s voor p, t, n, m, l (spin, straat, snijden, smal, slapen) isoleert van oostelijk sj in deze gevallen, en de hebben/haben-lijn, die Moelingen en 's-Gravenvoeren met palatale stam in dit werkwoord scheidt van de andere Voerdorpen met een velare stam. De Voerstreek vormt dus als het ware een Limburgs dialectgebied in het klein. Op deze plaats dient nogmaals gewaarschuwd te worden voor het gebruik van de term Platdiets. Dit begrip is in de dertiger jaren door de Vlaamse beweging uitgevonden en oorspronkelijk toegepast op de tussen de Voerstreek en het Eupense gebied gelegen Germaanse dialecten van en rond Montzen en Welkenraad (zie kaart 2) waar Duits en Frans cultuurtaal zijn of waren. Met de benaming Platdiets wouden Vlaamsgezinden als Fl. Grammens, J. Franssens en J. Langohr eigenlijk uitdrukken dat deze plaatsen in de grond Nederlands zijn en dus geen Duitse cultuurtaal behoeven2. De laatste tijd echter wordt de term Platdiets vaak op de dialecten van de Voerstreek toegepast, waardoor de eveneens verkeerde en ook schadelijke indruk verwekt wordt dat de Voerse dialecten iets speciaals, iets aparts, zouden zijn die zich van de andere Nederlandse (of eventueel zelfs Continentaal- 1 J. Goossens, Die Gliederung des Südniederfränkischen, in Rheinische Vierteljahrsblätter, 30 (1965), p. 79-94. De hier afgedrukte kaart 1 bevindt zich op p. 83. 2 Goossens 1968, p. 306. José Cajot, Het Limburgs Dialect van de Voerenaren 2 westgermaanse) dialecten überhaupt of van de aangrenzende plaatsen in het westen (Belgisch-Oud-Limburg), het noorden (Nederlands-Limburg) en het oosten (provincie Luik) als geheel met zoveel significantie zouden onderscheiden dat ze op de dialectologische indelingskaart een eigen naam verdienen. Bovendien kan deze term door bepaalde kringen en voor bepaalde doeleinden misbruikt worden: Diets, dat een oude benaming voor Nederlands is, zou nu kunnen suggereren: ‘eigenlijk niet zo Nederlands, ook een beetje Duits’. En inderdaad in de Franstalige media zijn geluiden als ‘les Fourons parlent un patois plus proche de l'allemand que du néerlandais’ schering en inslag3. Niet veel langer dan een jaar geleden liet zich een Vlaams journalist, die blijkbaar dit lesje van de Franstaligen goed geleerd had, terloops in een BRT-magazine4 nog hetzelfde ontvallen. Er is geen behoefte aan een benaming als Platdiets; in de Voerstreek worden Limburgse dialecten gesproken. Deze dialecten zijn Nederlands en niet Duits, omdat het Nederlands hier de rol van cultuurtaal vervult en niet het Duits5. Nederlands, Duits en Frans in het Land van Overmaas In het Germaanstalige Overmase gebied - d.w.z. in de streek tussen de Hoge Venen (Eupen/Membach) en de Maas - hebben in de loop van de laatste eeuwen complexe veranderingen plaatsgevonden in de rol van de drie cultuurtalen, het Nederlands, het Duits en het Frans6. In heel de streek is het Nederlands tijdens het Ancien Régime de taal van school en administratie geweest. Onder kerkelijke invloed is de rol van het Duits echter geleidelijk - en vanaf de 19de eeuw vrij ingrijpend - van oost naar west toegenomen. In de tweede helft van de vorige eeuw is de grens tussen Nederlands en Duits cultuurtaalgebruik uiteindelijk tussen Teuven, Remersdaal en Aubel-Centrum (van Nederlandse kant) en Sippenaken, Homburg en De Kluis (van Duitse kant) komen vast te liggen. Daarnaast heeft er in de streek een romaniseringsproces 3 ibid., voetnoot 4. 4 D. Buyle in het middag-‘Actueel’. 5 Goossens 1966, p. 108-109. 6 A. Boileau, 1954, p. 5-18. Id., Achttiende-Eeuwse schrijftaal in het Hertogdom Limburg, in Taal en Tongval, 16 (1964), p. 55-59. Cajot 1983, p. 515 e.v. G. De Smet, Oude soldatenbrieven uit het Land van Overmaas, in Taal en Tongval, 18 (1966), p. 22-41. Id. en F. De Bock, Ein Einwohner aus Hergenrath in der Grande Armée. J.H. Berners aus Hergenrath schreibt nach Hause, in Im Göhltal, nr. 11 (1972), p. 19-25. H. Ernst, Studium des romanischen Einflusses auf die Mundart von Sippenaken. Beitrag zum Studium des historischen Sprachgebrauchs. Typoscript. Scriptie UCL, 1969, p. 18-45. J. Goossens, Die Herausbildung der deutsch-niederländischen Sprachgrenze. Ergebnisse und Desiderate der Forschung (Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde 29). Hasselt, 1984. Ook in Festschrift S. Grosse. Göppingen, 1984. L. Homburg, Sprache und Geschichte eines alten Grabkreuzes, in Im Göhltal, nr. 21 (1977), p. 67-69. Langohr 1933, passim. J. Thisquen, J. Moors & J. Massart, L'ancienne coutume du Duché de Limbourg en versions romane et thioises du début du 17e siècle. Luik, 1961. L. Wintgens, Grundlagen der Sprachgeschichte im Bereich des Herzogtums Limburg (Ostbelgische Studien I). Eupen, 1982, passim. José Cajot, Het Limburgs Dialect van de Voerenaren plaatsgehad: de volkstaal van Berneau (Bern), Warsage (Weerst) en Bombaye (Bolbeek) is tussen de 17de en de 19de eeuw geromaniseerd, terwijl tijdens de eerste helft van deze eeuw in het hele Oudbelgische Overmaasgebied ten oosten van de Voerstreek - en ten westen van het José Cajot, Het Limburgs Dialect van de Voerenaren 3 José Cajot, Het Limburgs Dialect van de Voerenaren 4 officiële Duitstalige Nieuw-België (Eupen/Kelmis) - het Duits door het Frans verdrongen is in school en kerk7. Vooral na elke van de twee wereldoorlogen breidde het Frans sprongsgewijs zijn gebruiksterritorium uit, daarbij profiterend van de afkeer van de door de Duitse bezetter in het gebied (Montzen/Welkenraad) opgelegde officiële taal. Door de overheveling van de Voerstreek naar Limburg is weer een soort van annexatieangst in werking getreden die m.i. een hernieuwde belangstelling voor de volkstaal en voor de taal van de oosterburen (de centra Eupen en Aken) onderdrukt8. Een treffend voorbeeld van verhoogduitsing en verfransing is Aubel, dat ten zuiden van de Voerstreek tussen Sint-Pieters-Voeren en Remersdaal gelegen is9. De gemeente Aubel bestaat uit drie delen: (1) een centraal gedeelte (Aubel in enge zin), (2) een westelijke vleugel ( Sint-Jans-Rade of Saint-Jean-Sart) en (3) een oostelijke ( De Kluis ). In 1775 wordt te St.-Jans-Rade in kerk en school het Nederlands door het Frans vervangen, en sinds het midden van de 19de eeuw kan de bevolking van dit gehucht als Waals beschouwd worden. In De Kluis schakelen zowel de school als de kerk in 1858 over van Nederlands op Duits; omstreeks 1900 wordt dan het Frans de voertaal in het plaatselijk onderwijs; na de tweede wereldoorlog verdwijnt uit de kerk het laatste Duitse spoor, eveneens ten voordele van het Frans. In 1874 wordt het Nederlands als schooltaal van Aubel-Centrum door het Frans verdrongen. In godsdienstige aangelegenheden gaat het Nederlands geleidelijk achteruit (eerst in doodbrieven en bidprentjes, dan in het catechismusonderricht, vervolgens in de preek), maar verdwijnt pas helemaal ten voordele van het Frans tegen het einde van de veertiger jaren van deze eeuw. De taal van het volk echter was zelfs volgens de officiële - en dus de positie van het Nederlands nooit verfraaiende - talentelling van 1910 nog voor 56% het Nederlands10. Dat de Voerstreek niet hetzelfde lot onderging als het noordoosten van de huidige provincie Luik moet aan drie factoren toegeschreven worden: (1) aan zijn - vanuit het Duitse taalgebied bekeken - noordwestelijke uithoekligging, (2) aan het feit dat de naoorlogse ressentimenten jegens het Nederlands hoe dan ook gematigder waren dan die jegens het Duits en (3) aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd die voor de Voerstreek net op tijd kwam, en meer concreet aan de taalwetten van 1932 die in Voeren de administratie vernederlandsten en toen reeds de bevoegdheid voor talrijke bestuurlijke aangelegenheden aan de provincie Limburg overdroegen11. De komplete overheveling naar Limburg in 1963 was daarvan slechts de consequente laatste stap. 7 Bischoff passim; Cajot, 1975 en id., 1983, p. 516 e.v.; Draye, passim; Langohr, 1933, passim; id. - Van Overloop, p. 26 e.v.; Legros, p. 56; Nelde, passim; Verdoodt, p. 5 e.v. 8 De Duitstalige plaatsen in het oosten van de provincie Luxemburg tonen nu openlijk dit interesse voor hun volkscultuur; zie daarover: J. Bestgen, Diglossie im Gebiet von Arlon, Belgien, in Berichte zur Diglossie-Tagung Januar 1975 in Bonn.