Memoires 1967-1968
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Memoires 1967-1968 Willem Oltmans bron Willem Oltmans, Memoires 1967-1968. Papieren Tijger, Breda 2002 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003memo10_01/colofon.php © 2013 dbnl / Willem Oltmans Stichting VI Voor Bertie Hilverdink Willem Oltmans, Memoires 1967-1968 VII Inleiding 19 Mei 1967 zou een dag worden om nooit te vergeten. Ik ontmoette de 22-jarige Peter van de Wouw uit Tilburg. Het ontdekken van elkaar zou leiden tot een blijvende vriendschap. Op dit moment, 23 jaar later schrijf ik deze inleiding in Johannesburg, Zuid-Afrika, en woont hij in een flat naast mij, met zijn vriend de Zuid-Afrikaanse acteur Edwin van Wijk. De relatie met Peter was, vrijwel vanaf het begin, een mentale kruisbestuiving. Ik zal, in dit en de volgende delen Memoires, een zo getrouw mogelijk verslag geven van hoe de gevoelens en genegenheid zich tussen ons ontwikkelden. De lezer zal het zonder uitlatingen moeten doen als bij Gerard van 't Reve: ‘Woelrat, mooi wreed beest. Ik zal vlijmscherpe, diamanten sporen voor je kopen om ze je aan te gespen, als je een jongen gaat berijden... Ik zal je alles vertellen. Alles. Mooi blond hoerig beest van me. Ik wil dat je wreed bent.’1 Onze taal-der-liefde-heeft altijd zeer ver van de Wimmie's, Teigetjes, of Woelratjes afgestaan. Maar ik ben dan ook, godzijdank, geen populaire volksschrijver. Ik vertel gewoon het verhaal van Peter en mij, met al zijn ups en downs. In dit deel verdiep ik mij in de moord op John F. Kennedy en zal graaf George de Mohrenschildt en diens vrouw Jeanne Le Gon ontmoeten. Ik zou hen tien jaar kennen, tot het moment dat De Mohrenschildt mij zijn betrokkenheid zou bekennen, precies zoals Gerard Croiset had voorspeld. Bij het teruglezen van deze aantekeningen verbaas ik me voortdurend over de ingrijpende wijze waarop het geheugen, niet alleen gebeurtenissen uit het verleden in ons hoofd wegvaagt maar vooral, in soms de kleinste details, wijzigt of vervalst. Het gedisciplineerd bijhouden van een dagboek is onontbeerlijk voor het neer kunnen schrijven van herinneringen. Uit de losse pols afgaan op het geheugen slaat nergens op. Willem Oltmans 1 Gerard van 't Reve, De taal der liefde, Atheneum-Polak & van Gennep, 1971. Willem Oltmans, Memoires 1967-1968 1 Huis ter Heide 19 mei 1967 Het was de verjaardag van Erik van der Leeden. Hij liet niets van zich horen. Ik zou hem niet zien. Dit maakte me onrustig. Ik ging dus naar Amsterdam op avontuur. Het was prachtig weer. De kap van mijn Sunbeam Tiger was neer. Bij het Americain stond een eenentwintigjarig brok gezondheid: blauwe ogen, blond haar, breed geschouderd, in één woord hoogste aantrekkelijk. Hij zei dat hij op een vriendin stond te wachten. Ik aarzelde. Hij was ook verlegen. Was deze jongen een haalbare kaart? Later reed ik door de Leidsestraat en zag ik hem lopen. Ik besloot een gok te wagen. Ik remde af en draaide langzaam, al omkijkend, de Prinsengracht op. Hij kwam inderdaad terug. Via de bruggen bij de Leidsekade reed ik hem, langs het gerechtsgebouw, tegemoet. Ik stopte en vroeg of hij mee ging. Hij aarzelde een seconde, maar stapte in. Ik had maar één wens: zo vlug mogelijk met hem alleen zijn. Ik reed naar het saunabad Thermos in de Egelantierstraat. We zochten, na vijf minuten in de steam room te zijn geweest, een cabine op. De fysieke ontmoeting was wild en totaal. Nichten verdrongen zich achter het gordijn om een glimp op te vangen. Maar dat merkten we pas nadat we ontspanden. Op het terras van het Americain volgde pas een gesprek. Peter van de Wouw woonde in een bos tussen Tilburg en Eindhoven. Hij woonde samen met Philip Nasta, een Amerikaanse choreograaf. Ze waren al enkele jaren bevriend. Vorig jaar overleed Peters vader. Zijn moeder woont in Tilburg. Momenteel geeft hij les. Maar hij zou psychologie willen studeren. Ook maakte hij zich zorgen hoe hij uit de militaire dienst zou kunnen blijven. 19:55 uur Peter is een vondst. Zijn ogen spreken boekdelen. Dit is het gewoon. In jaren niet gebeurd, althans niet in Nederland. Wanneer zal ik hem terug zien? Hij heeft mijn telefoonnummer in Huis ter Heide. Ik zal moeten wachten. Willem Oltmans, Memoires 1967-1968 2 Is het niet een geluk bij een ongeluk dat je maar nooit van te voren weet wat je gaat overkomen zoals op die dag in 1967 bij de ontmoeting met Peter? In een flits ontmoeten ogen elkaar en is, in wederzijdse onwetendheid, de basis gelegd voor een verbintenis die tientallen jaren kan duren. Had je één minuut langer voor een stoplicht moeten wachten, of één bepaalde tram gemist, of noem maar op, dan zou de herkenning met die bepaalde persoon er immers nooit zijn geweest? Dan zouden diverse levensverhalen weer geheel andere hoofdstukken hebben bevat. Mensen worden elkaar als speelkaarten bij een kansspel van dag tot dag toebedeeld. Wie men ontmoet, met wie men langere of kortere perioden van zijn leven deelt, hangt in belangrijke mate af van hoe fortuinlijk men is in het dobbelen met blikken werpen naar anderen toe. Het met de ogen aftasten en onderzoeken van anderen is een kunst. Dat vereist vakwerk en specialisatie. Er bestaan echter geen naslagwerken over. Andere mensen ontdekken leert ieder op zijn eigen wijze in de praktijk en op straat, of anders binnen zijn sociale omgeving. Veel zal afhangen van de mate waarin zijn intuïtie in overeenstemming met de werkelijkheid functioneert. Naar andere mensen voor een mogelijke relatie kijken is één aspect. Het andere aspect is in welke mate men de kunst beheerst om de psyche, die wordt weerkaatst realistisch in te schatten. Men ‘denkt’ de ander aan te voelen. Men ‘weet’ dat wanneer men op die ene persoon tippelt, en een hengeltje uit gooit, men geen klap voor zijn kop krijgt, maar in tegendeel met een zekere nieuwsgierigheid tegemoet zal worden getreden. Hoe ‘weet’ men dit? Wie niet over een dergelijk talent beschikt zal inderdaad een blauwtje lopen en de plank keer op keer misslaan. Efficiënt en ter zake doende ogen-werk is van vitaal belang bijvoorbeeld om een jongen als Peter te ontmoeten op de trappen van Americain. We hebben sedertdien al 25 jaar ons hart aan elkaar opgehaald. Wie had dit willen missen. Dergelijke unieke ontmoetingen liggen tenslotte niet voor het op rapen. Trouwens onderzoek naar falling in love in de VS heeft aangetoond dat dit soort wonderen zich voornamelijk in de ‘non verba1 parts of the brain’ zouden afspelen2. Ontmoetingen, als die met Peter op 19 mei 1967 plaatsen ons een leven lang voor een raadsel. Wat gebeurde er exact op dat ene moment van herkenning? Ninon de Lenclos probeerde er eens in een brief aan de Markies de Sévigné een verklaring voor te geven: ‘It is an appetite, which inclines us to one object rather than another, without our being able to account for our taste.’ Zij beschrijft dan verderop in haar brief wat er gebeurt als de primaire emoties van passie voorbij zijn, en hoe 2 Daniel Goleman, Irrational Aspects of Love, The New York Times, 22 juli 1986. Willem Oltmans, Memoires 1967-1968 3 liefde dan plaats maakt voor vriendschap, voor redelijkheid en voor bewuste waardering en achting. ‘Passion loses the very name of love,’ schreef zij, ‘It becomes esteem: which is indeed a very pleasing appetite, but too tranquil: and therefore incapable of rousing you from your present supiness.’3 Maar laat ik niet vooruit lopen op de ontwikkeling van emoties tussen Peter en mij, volgend op die dag in mei, nadat ik uit onvrede over Eriks zwijgen, in Amsterdam onverwacht tegen een jongen aan zou lopen met wie ik de rest van mijn leven in contact zou blijven. 20 mei 1967 De Spiegel van 27 mei 1967 a.s. werd gisteren in Huis ter Heide afgeleverd. Ik bracht vandaag exemplaren ervan naar De Telegraaf, het Algemeen Handelsblad, ter attentie van Hans Gruyters, want Hofland zou er toch geen aandacht aan besteden, en bij het Indonesische persbureau Antara, dat een uitvoerig overzicht van de inhoud naar Jakarta seinde. Ik baseerde mijn reportage geheel op in New York verkregen informatie, zoals van Lad Johnson, secretaris van de Indonesische Kamer van Koophandel in Wallstreet en sedert jaren een vriend. We voerden in mijn flatje in Kew Gardens ons gesprek en Loet Kilian was er bij (tot midden in de nacht). Ook Lad Johnson was langzamerhand misselijk van de gigantische corruptie die Ibnu Sutowo en andere schuinsmarcheerders pleegden. ‘Adam Malik en de Indonesische corruptie’ was de titel van mijn reportage, die aanzienlijke deining zou veroorzaken. Ik schreef dat de derde man in het driemanschap van Suharto, en de sultan van Djokja een corrupt was en dat dit kan worden bewezen. Malik speelde zijn smerige spelletjes door middel van een zekere Widjatmiko - een uiterlijk keurige zakenman uit Surabaya - die gemachtigd was om met Maliks handtekening transacties af te sluiten, bijvoorbeeld bij de aankoop van rijst en katoen in de VS. Gigantische bedragen verdwenen en passant in de zakken van de verschillende ongeautoriseerde participanten in shady deals. Ook de naam van Charles Onishi van de zogenaamde Cornado Corporation dook in dit verband weer op. Ik gaf details. Op gezag van Malik had Widjatmiko 40.000 ton Amerikaanse rijst aangekocht dat op 11 juli 1966 via de Flare Line per S.S. Travaylor naar Indonesië was verscheept. De rijst was voor $ 40,75 per ton vervoerd. Er was minstens 2 miljoen dollar tussen wal en schip gevallen. Ook bij de aankoop van ka- 3 Antonia Fraser, Love Letters, Vintage Books, New York, 1976. Willem Oltmans, Memoires 1967-1968 4 toen met een waarde van 6 miljoen dollar, welke nog voor Lebaran in Jakarta moest zijn, hadden Malik en Widjatmiko smerige zaken gedaan.