Jaarboek Letterkundig Museum 1

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Jaarboek Letterkundig Museum 1 Jaarboek Letterkundig Museum 1 bron Jaarboek Letterkundig Museum 1. Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1992 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_jaa006199201_01/colofon.htm © 2009 dbnl / de afzonderlijke auteurs en/of hun rechtsopvolgers i.s.m. 7 Voorwoord Al geruime tijd leefde bij het Letterkundig Museum de wens, de kolommen van het viermaandelijkse huisorgaan Juffrouw Ida uitsluitend open te stellen voor informatie over de activiteiten van het Museum. Het blad zou zodoende zijn wat hybridische karakter - een kruising tussen een literair-wetenschappelijke publikatie en een mededelingenblad - kwijtraken en getransformeerd worden in een museale nieuwsbrief. Literair-historische beschouwingen, bij voorkeur gebaseerd op onderzoek in de eigen archieven, zouden voortaan een plaats moeten krijgen in een heus jaarboek, waarin ze vooraf zouden worden gegaan door een summier jaarverslag. Want weliswaar worden in een jaarboek, naar het woord van Van Dale, de werkzaamheden van het verstreken jaar vermeld, het grootste gedeelte ervan wordt toch in beslag genomen door zogenaamde verhandelingen. Toegevoegd moest worden een vervolg op het, onder auspiciën van het Letterkundig Museum door de Sdu uitgegeven, repertorium Nederlandse literaire prijzen 1880-1985, omdat deze met zoveel vlijt en speurzin verzamelde gegevens niet verloren mochten gaan. In dit jaarboek is dit eerste supplement nog een koekoeksjong - het beslaat de periode 1986 tot en met 1991. Nooit werd er zoveel geprijsd als in deze zes jaar! Volgende jaarboeken zullen uiteraard niet meer dan het prijzenoverzicht van het voorafgaande jaar bevatten, waarmee het tot de proporties van een modale verhandeling zal zijn teruggebracht. Naast de al genoemde jaarlijks terugkerende bestanddelen - jaarverslag, prijzenoverzicht - bestaat dit eerste jaarboek uit een achttal bijdragen, die overigens niet alle de wat plechtstatige en gedegen kwalificatie ‘verhandeling’ verdienen. Vier zijn er geschreven door medewerkers van het Museum, de andere zijn van de hand van andere gebruikers van het archief. Op één na: René Spork diepte uit het Haags Gemeentearchief een niet eerder gepubliceerde lezing van F. Bordewijk over Louis Couperus op. Als we even afzien van de beide lezingen - van Bordewijk (1948) en van Termorshuizen (1991) - en ons beperken tot de serieuze verhandelingen - waartoe die van Korteweg niet behoort -, valt het op dat in vier van de vijf Jaarboek Letterkundig Museum 1 8 uitgeversarchieven aan de bron staan. Dat is niet het geval in de bijdrage van de hooggeleerden Van den Akker en Dorleijn over het in 1990 aangekochte handschrift van Martinus Nijhoffs De wandelaar, maar wel in de verhandelingen die daarop volgen. Die zouden niet geschreven kunnen zijn, wanneer de archieven van Insel-Verlag, Van Dishoeck, De Wereldbibliotheek en De Gemeenschap annex de Fa. Wed. J.R. van Rossum niet bewaard waren gebleven. In het Letterkundig Museum of elders. Hiermee wil niet meer gezegd zijn, dan dat het kennelijk van belang wordt gevonden de relatie tussen auteur en uitgever te bestuderen. Dit jaarboek, het eerste van naar ik hoop een lange reeks, geeft daar blijk van. Anton Korteweg, directeur Letterkundig Museum Jaarboek Letterkundig Museum 1 9 Inkomsten en uitgaven Jaarverslag 1991 Het jaarverslag van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum biedt, net als de jaarlijkse overzichten van elk willekeurig ander bedrijf, reeksen van cijfers, opsommingen van aantallen, kolommen met hoeveelheden: gegevens kortom, die de status van het bedrijf markeren. Maar het Letterkundig Museum kent geen gewone winst- en verliesrekening. Zijn status ontleent het museum aan een altijd groeiende collectie van onschatbare waarde. Onschatbaar, want de eigenlijke inkomsten zijn niet in geld uit te drukken. Immers, wat is de waarde van typoscripten van de gedichten ‘Sonnet’, ‘Liedje’ en ‘Merel’ van P.C. Boutens, die in het boekjaar 1991 in het bezit van het museum zijn gekomen. Wat is de waarde van het handschrift van Marcellus Emants' ‘Véleda. Allegorisch-historische vertooning in één bedrijf’, met een brief erbij van Emants d.d. 10 juni 1883 aan de leden van de feestcommissie voor het 50-jarig bestaan van Oefening Kweekt Kennis. En wat is de waarde van het Schrijversprentenboek 30 In Indië geweest, voorzien van aantekeningen van Beb Vuyk. Of van een brief uit 1870 van Piet Paaltjens (François Haverschmidt) aan een nog onbekende adressant. Of van een door tal van personen gesigneerde menukaart ter gelegenheid van het huwelijk van M. Nijhoff en Netty Wind. Dit zijn maar enkele sprekende voorbeelden van de 407 aanwinsten die het museum in 1991 verkregen heeft. Meestal komen alleen spectaculaire aanwinsten in de publiciteit: wanneer een belangrijk en kostbaar manuscript is aangekocht of geschonken. Maar, voor het museum zijn alle aanwinsten belangrijk en daarvoor is het aangewezen op schenkers en bruikleengevers. Het rendement van de verzameling aan het Prinses Irenepad is - anders dan bij elk ander bedrijf - eindeloos groot. Iedere schenking kan de waarde van de collectie alleen maar vergroten. Sommige nieuwe onderdelen van de verzameling zijn van belang voor letterkundig onderzoek, andere vergroten de kennis van het leven van een Jaarboek Letterkundig Museum 1 10 Eerste blad van het dagboek dat Abel J. Herzberg (1893-1989) bijhield in Bergen-Belsen. Dit dagboek vormde de basis voor Tweestromenland (1950) Jaarboek Letterkundig Museum 1 11 schrijver of dichter, vervolmaken een bepaalde deelcollectie en weer andere aanwinsten geven op bescheiden of juist opvallende wijze kleur aan de permanente collectie. Op het oog vormen die 407 nummertjes een ordeloze verzameling, maar elk vindt een eigen plek in het gebouw aan het Prinses Irenepad in Den Haag. Een bronzen beeld van Annie M.G. Schmidt, ter gelegenheid van de grote overzichtstentoonsteling van de schrijfster aan het museum geschonken, werd opgesteld op de permanente tentoonstelling, tegenover dat van S. Carmiggelt. Een uniek document, het dagboek dat Abel J. Herzberg bijhield in het concentratiekamp Bergen-Belsen, kon dit jaar worden toegevoegd aan de letterkundige nalatenschap die het museum van de in 1989 overleden auteur beheert. Persoonlijke archieven en nalatenschappen, brieven, handschriften, curiosa, manuscripten, foto's, aquarellen, knipsels, audiovisueel materiaal, portretten, beelden, boeken, tijdschriften en documenten van diverse aard. Het cijfer 407 vertegenwoordigt allerhande, getuige deze kleine greep: een getekend portret door D. Tulp van Bertus Aafjes, een maquette van Frederik van Eedens kolonie Walden, correspondentie van uitgeverij Elsevier Manteau met diverse auteurs, twee getekende portretten van de dichter Chris J. van Geel door Thérèse Cornips (ca. 1955), een typogram van het gedicht ‘Menno ter Braak’ van Arthur van Schendel, illustraties door Wim Bijmoer bij ‘Het schaap Veronica’ en ‘Het fluitketeltje’ van Annie M.G. Schmidt, een brief van Nic. Beets aan H.C. Voorhoeve d.d. 6 december 1852. Ordeloos, dat wel, maar al die 407 aanwinsten van het jaar 1991 (61 door het museum aangekocht, 331 door schenking en 14 door bruikleen verkregen) vertellen een verhaal, met een specifieke waarde en betekenis, dat ontsloten kan worden. Nu eens door een tekstbezorger, wiens onderzoek naar de ontwikkeling van een bepaald gedicht ineens verhelderd wordt door een nieuwe aanwinst van een typogram. Dan weer door een student die op de knipselleeszaal informatie over een letterkundig tijdschrift uitwerkt tot een scriptie. Soms door een scholier, die door een opdracht van zijn leraar gegevens te verzamelen over een schrijver, voor het leven geboeid raakt. Of door een auteur die een biografie schrijft, een journalist die een artikel of een programma samenstelt. Of door een inrichter van een expositie ergens in het land. Natuurlijk putten ook de medewerkers van het museum uit de collecties die zij beheren voor onderzoek en publikaties. En dàt is dan ook de betekenis van de eigenlijke uitgaven van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum: in het jaar 1991 werden de archieven 641 keer geraadpleegd, uit persoonlijke interesse, wetenschappelijk belang, journalistieke nieuwsgierigheid, liefde voor de litera- Jaarboek Letterkundig Museum 1 12 tuur (of onder dwang van een leraar Nederlands). Talloze (binnen- en buitenlandse) publikaties in tijdschriften, kranten en bij uitgeverijen kwamen ook weer in 1991 tot stand door gebruikmaking van de archieven. Een artikel in de Rivista di Studi Italo-Nederlandesi over Johan Huizinga. De samenstelling van een tentoonstelling over Conrad Busken Huet in het Gemeentearchief van Vlissingen. De uitgave van de romans en verhalen van Exil-auteur Joseph Roth in Keulen. Om niet te gewagen van de 2279 bezoeken die werden gebracht aan de knipselleeszaal, alwaar in 1991 61.687 fotokopieën werden gemaakt van berichten of recensies. Geven getallen geen werkelijk beeld van de ‘status’ van het Museum, ze spreken wel tot de verbeelding: 18.600 personen bezochten de tentoonstellingen (zowel de permanente als de wisselende), 7000 meer dan het jaar daarvoor. Men keek naar Bert Schierbeek en de beeldende kunst en - in groten getale - naar Over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt en liet het oog dwalen langs de kleine exposities over Cees Nooteboom, A. den Doolaard, F. Bordewijk en Thea Beckman. De bezoekers maakten gretig gebruik van de winkel met letterkundige produkten: de prentbriefkaarten met afbeeldingen van schrijvers uit de collectie (de zes nieuwe in 1991 brengen
Recommended publications
  • TECHNICAL REPORT DOCUMENTATION PAGE Formats
    STATE OF CALIFORNIA • DEPARTMENT OF TRANSPORTATION ADA Notice For individuals with sensory disabilities, this document is available in alternate TECHNICAL REPORT DOCUMENTATION PAGE formats. For alternate format information, contact the Forms Management Unit TR0003 (REV 10/98) at (916) 445-1233, TTY 711, or write to Records and Forms Management, 1120 N Street, MS-89, Sacramento, CA 95814. 1. REPORT NUMBER 2. GOVERNMENT ASSOCIATION NUMBER 3. RECIPIENT'S CATALOG NUMBER CA-17-2969 4. TITLE AND SUBTITLE 5. REPORT DATE A Comparative Analysis of High Speed Rail Station Development into Destination and/or Multi-use Facilities: The Case of San Jose Diridon February 2017 6. PERFORMING ORGANIZATION CODE 7. AUTHOR 8. PERFORMING ORGANIZATION REPORT NO. Anastasia Loukaitou-Sideris Ph.D. / Deike Peters, Ph.D. MTI Report 12-75 9. PERFORMING ORGANIZATION NAME AND ADDRESS 10. WORK UNIT NUMBER Mineta Transportation Institute College of Business 3762 San José State University 11. CONTRACT OR GRANT NUMBER San José, CA 95192-0219 65A0499 12. SPONSORING AGENCY AND ADDRESS 13. TYPE OF REPORT AND PERIOD COVERED California Department of Transportation Final Report Division of Research, Innovation and Systems Information MS-42, PO Box 942873 14. SPONSORING AGENCY CODE Sacramento, CA 94273-0001 15. SUPPLEMENTARY NOTES 16. ABSTRACT As a burgeoning literature on high-speed rail development indicates, good station-area planning is a very important prerequisite for the eventual successful operation of a high-speed rail station; it can also trigger opportunities for economic development in the station area and the station-city. At the same time, “on the ground” experiences from international examples of high-speed rail stations can provide valuable lessons for the California high-speed rail system in general, and the San Jose Diridon station in particular.
    [Show full text]
  • Sybold Van Ravesteyn
    Sybold van Ravesteyn. Sybold van Ravesteyn, geboren als Sijbold van Ravesteijn (Rotterdam, 18 februari 1889 - Laren (Noord-Holland), 23 november 1983) was een Nederlands architect. Leven en werk Sybold van Ravesteyn had een grote kennis van gewapend beton. In het begin leek hij een aanhanger van het Nieuwe Bouwen, maar al vroeg experimenteerde hij met barokke krullen en andere ronde vormen. In 1921 werd hij architect voor de Nederlandse Spoorwegen. Zijn eerste eigen ontwerp waren een goederenloods en kantoren in Arnhem (1924). In Utrecht ontwierp Van Ravesteyn rond 1932 aan de Prins Hendriklaan (112) voor zichzelf en zijn gezin een woonhuis dat nog gebaseerd was op het Nieuwe Bouwen. Na een reis naar Rome begon hij van het modernisme af te wijken door ornamenten en decoraties in zijn ontwerpen te gaan gebruiken. In 1938 ontwierp hij een neobarokke uitbreiding voor schouwburg Kunstmin in Dordrecht. Ook gebouw De Holland aan de Burgemeester de Raadtsingel in Stichting Cultureel erfgoed Enschede. [2016] Pagina 1 Sybold van Ravesteyn. Dordrecht werd door hem getekend. Een ander beroemd ontwerp van Van Ravesteyn is Diergaarde Blijdorp in Rotterdam(bouwjaar 1939-1941). Van Ravesteyn is daarmee een van de weinige architecten ter wereld die een gehele dierentuin naar eigen inzicht heeft mogen ontwerpen. Van Ravesteyn heeft door heel Nederland voor de Nederlandse Spoorwegen stations en seinhuizen ontworpen. Een groot aantal hiervan, waaronder het Station Rotterdam Centraal (1957) en de stationsgebouwen van -Blaak, - Hofplein en -Zuid, Utrecht Centraal en 's-Hertogenbosch, zijn inmiddels weer gesloopt. Dicht bij het station van Maastricht staat nog altijd een recent gerestaureerd seinhuisje van Van Ravesteyn.
    [Show full text]
  • De Collectie Cultuurhistorischevisie Naoorlogse Stationsgebouwen 2 Geacht Bureau Spoorbouwmeester, Leden Van De Klankbordgroep
    De Collectie Cultuurhistorischevisie naoorlogse stationsgebouwen 2 Geacht Bureau Spoorbouwmeester, leden van de klankbordgroep, betreft: leeswijzer Voor u ligt de conceptversie van de cultuurhistorische waardestelling voor naoor- en die voor zover wij weten niet acuut worden bedreigd door ingrijpende verbou- logse stations, uitgevoerd door Crimson Architectural Historians in opdracht van wings- of sloopplannen. Dit is de collectie waarvan we in het essay beschrijven het Bureau Spoorbouwmeester. hoe het in drie stappen door de organisatie van de spoorsector c.s., door de lokale stakeholders en door de klant omarmd kunnen gaan worden en ingezet voor een Deze studie valt uiteen in vier delen. Het eerste is een essay waarin wij de argu- positieve ontwikkeling van de belevingswaarden van de stationsgebieden. Van menten voor deze waardestelling beschrijven, enige algemene observaties wijden ieder staton hebben wij de stedenbouwkundige en architectonische concepten, aan de rol van architectonische ambitie bij de Nederlandse Spoorwegen in de ambities en karakteristieken beschreven, aangevuld met oud en nieuw beeldmate- naoorlogse periode en een voorstel doen hoe naast deze architectonische ambitie riaal, een notenapparaat en een waardestelling. – die de spoorsector nog steeds bezit en uitdraagt – een cultuurhistorische ambitie gelegd kan worden. Dit essay is geschreven vanuit de stelling dat cultuurhistorische Het rapport wordt afgesloten met drie visuele ‘case studies’ die onderzoeken, waarden een positieve en economisch belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de welke maatregelen getroffen zouden kunnen of moeten worden om een station uit belevingswaarde van stationsgebieden. Daarom eindigt het essay met een voorstel de collectie op een zo pragmatisch mogelijke wijze haar oorspronkelijke architecto- in drie stappen voor hoe de spoorsector deze waarden kan uitwerken, uitdragen nische waarde terug te geven en te laten behouden, temidden van de complexiteit en uitbuiten.
    [Show full text]
  • Planningfor‘Qualityofplace’ SUSTAINABLE URBAN AREAS 12
    What makesacity?Planningfor‘qualityofplace’ SUSTAINABLE URBAN AREAS 12 Delft Centre for Sustainable Urban Areas carries out research in the field of the built environment and is one of the multidisciplinary research centres at TU Delft. What makes a city? The Delft Research Centres bundle TU Delft’s excellent research and provide integrated solutions for today’s and tomorrow’s problems in society. OTB Research Institute for Housing, Urban and Mobility Studies and the Faculties Planning for of Architecture, Technology, Policy and Management and Civil Engineering and Geosciences participate in this Delft Research Centre. ‘quality of place’ The case of Urban quality is generally considered increasingly important for urban high-speed train station competitiveness. Nevertheless, large urban redevelopment schemes often fail to provide sufficient quality from a user’s perspective. This study therefore area redevelopment investigates the role of urban quality in large-scale urban redevelopment, which is here elaborated in terms of Richard Florida’s concept of quality of place. In a number of extensive case studies, it focuses on prestigious redevelopment projects around the high-speed rail stations in Amsterdam, Rotterdam and Lille. It provides an analysis of the role of urban quality in the development of these projects, as well as some insights in the applicability of quality of place in a wider Dutch context. In addition, the study advocates a more open and flexible planning process, based on a distinctly long-term perspective on urban quality.
    [Show full text]
  • A Comparative Analysis of High-Speed Rail Station Development Into Destination and Multi-Use Facilities: the Case of San Jose Diridon
    STATE OF CALIFORNIA • DEPARTMENT OF TRANSPORTATION ADA Notice For individuals with sensory disabilities, this document is available in alternate TECHNICAL REPORT DOCUMENTATION PAGE formats. For alternate format information, contact the Forms Management Unit TR0003 (REV 10/98) at (916) 445-1233, TTY 711, or write to Records and Forms Management, 1120 N Street, MS-89, Sacramento, CA 95814. 1. REPORT NUMBER 2. GOVERNMENT ASSOCIATION NUMBER 3. RECIPIENT'S CATALOG NUMBER CA-17-2969 4. TITLE AND SUBTITLE 5. REPORT DATE A Comparative Analysis of High Speed Rail Station Development into Destination and/or Multi-use Facilities: The Case of San Jose Diridon February 2017 6. PERFORMING ORGANIZATION CODE 7. AUTHOR 8. PERFORMING ORGANIZATION REPORT NO. Anastasia Loukaitou-Sideris Ph.D. / Deike Peters, Ph.D. MTI Report 12-75 9. PERFORMING ORGANIZATION NAME AND ADDRESS 10. WORK UNIT NUMBER Mineta Transportation Institute College of Business 3762 San José State University 11. CONTRACT OR GRANT NUMBER San José, CA 95192-0219 65A0499 12. SPONSORING AGENCY AND ADDRESS 13. TYPE OF REPORT AND PERIOD COVERED California Department of Transportation Final Report Division of Research, Innovation and Systems Information MS-42, PO Box 942873 14. SPONSORING AGENCY CODE Sacramento, CA 94273-0001 15. SUPPLEMENTARY NOTES 16. ABSTRACT As a burgeoning literature on high-speed rail development indicates, good station-area planning is a very important prerequisite for the eventual successful operation of a high-speed rail station; it can also trigger opportunities for economic development in the station area and the station-city. At the same time, “on the ground” experiences from international examples of high-speed rail stations can provide valuable lessons for the California high-speed rail system in general, and the San Jose Diridon station in particular.
    [Show full text]
  • 1997 Jaargang 96
    Sassenheim en Arnhem: twee benzinestations naar ontwerp van ir. S. van Ravesteyn (1889-1983) M.S. Verweij men niegigantische gevolgee d d tn aa - e ge n di t e groehe n va i Inleiding motoriseerde verkeer kunnen worden toegeschreven. Sinds periode Ind e tussen 193 n 1965e 3 ontwierp architect Sybold kort dient in aansluiting op verscherpte milieu-eisen de bo- van Ravesteyn vijfentwintig benzine- en servicestations voor j tankstationbi m de s binnen enkele jare e wordet n n gesa- de N.V. Petroleum Maatschappij Fina, een olieconcern dat neerd. Veel pomphouders kunne e hogd n e saneringskosten eerder opereerde onde e merknamed r n Sinfin n Purfinae a . niet opbrenge zijn ne n gedwonge bedrijn nhu sluiten.e t f 3 Van Ravesteyn bouwde zijn benzinestations zowel binnen als Bode e 'oudend ' tankstations rust f aanlegpunteo - - ge n ne buiten de bebouwde kom, in alle provincies, met uitzondering legenheid tot inname van brandstof, olie en smeermiddelen of van Drenthe, Zeeland en de IJsselmeerpolders. De grootste ware t pleisterplaatsenhe n waa eengevan n i rpec n ee - p va lh o bouwactiviteit vond in de jaren na de Tweede Wereldoorlog voudige reparati huln e n worde pko n gerekend e huidigd , e plaat periode Wederopbouwd e d n i sn eva . generatie servicestations voert naast aardolieproducten een Behalv dezn eaa e opdrachten werkt Ravesteyn eVa n jaren- breed assortiment artikelen dat met het aanbod van menige lang voor de Nederlandse Spoorwegen en was hij tevens ar- supermark wedijverenn ka t e modernD . e reiziger heeft door- chitec n opvallendva t e gebouwe s bijvoorbeelal n t kanhe d - gaans haast en beperkt het oponthoud bij de pomp tot een mi- toor van verzekeringsmaatschappij Holland van 1859, nimum n pits-sto, ee also t he fp betreft t oorspronkelijkHe .
    [Show full text]
  • Town and Countryside in a Dutch Perspective
    Town and countryside in a Dutch perspective Town and countryside in a Dutch perspective Pim Kooij Nederlands Agronomisch Historisch Instituut Groningen/Wageningen 2010 Historia Agriculturae 42 Published by: Nederlands Agronomisch Historisch Instituut (NAHI) Oude Kijk in ’t Jatstraat 26, 9712 EK Groningen Hollandseweg 1, 6706 KN Wageningen Internet: www.rug.nl/let/nahi E-mail: [email protected] Photo cover: Studio Gaaikema, Groningen. Picture cover: Grote Markt Groningen, 1810 by H.L. Mijling (Groninger Museum). ISBN 978-90-367-4143-9 © 2010 Nederlands Agronomisch Historisch Instituut All rights reserved. No part of this book may be stored in a computerized system or reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Cover design: Frank de Wit Print: Grafisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen Production: Erwin H. Karel Contents Preface 1 1 Urbanization. What’s in a name? 5 2 Peripheral cities and their regions in the Dutch urban system until 29 1900 3 Urban history in the Netherlands 45 4 The images of Dutch cities in the nineteenth and twentieth 51 centuries 5 Where the action is. The introduction and acceptance of 67 infrastructural innovations in Dutch cities 1850-1950 6 Migrants in Dutch cities at the end of the nineteenth century 81 7 The destruction of Dutch cities during the Second World war 101 8 The Randstad conurbation: a floating metropolis in the Dutch 111 Delta (co-author Paul van der Laar) 9 Groningen: central place and peripheral city 135 10 Fingerprints of an urban elite: the case of a Dutch city in the 163 nineteenth century 11 Dutch and Russian regions compared.
    [Show full text]
  • Michiel Riedijk De Barok Kan Beschreven Worden Als Een
    DE M E MIE Michiel Riedijk De Barok kan beschreven worden als een periode waarin een meer zintuig- lijke, ruimtelijk rijkere architectuur ontstond. Grenzen vervaagden, de scheiding tussen ruimtes en tussen elementen in de ruimtes zoals wanden en plafonds werden gerelativeerd. Het onderscheid tussen architectuur en andere kunsten werd minder strikt; schilderijen en beeldhouwwerken wer- den geïntegreerd in het ontwerp om het geheel een grotere spanning te geven, om ruimtelijke illusies te creëren. Men gebruikte curven en gekromde vlakken om een dynamis- cher architectuur te scheppen. Agrarische federatie te Cuneo De transformatie zou men het barokke ontwerpmiddel bij uitstek kun- nen noemen. Zoals Borromini de klassieke renaissance-architectuur ver- vormde zo transformeerden de italiaanse ontwerper Carlo Mollino (1905-1973) en de nederlandse architect Sybold van Ravesteyn (1889- 1983) de architectonische taal van hun tijd. De ontwikkeling in het oeuvre van beide architecten van een kanoniek modern idioom naar een andere, 'barokke' stijl waarin ook kitscherige, surrealistische of streek- eigen invloeden tot hun recht konden komen, zal hieronder aan de hand van beschrijvingen van ontwerpen van enerzijds Mollino en anderzijds Van Ravesteyn uiteengezet worden. Er zal worden ingegaan op de ver- schillen en overeenkomsten tussen hun ontwerpen en de wijze waarop dit zich verhoudt tot de moderne architectuur. Het goederenkantoor Feijenoord,2 in 1927 ontworpen door Van Rave- steyn in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen, en het gebouw voor de agrarische federatie te Cuneo, ontworpen door Mollino in 1937, zijn goed vergelijkbaar, omdat beide gebouwen nog typisch modern zijn. Het goederenkantoor wordt in ruimtelijk en organisato- risch opzicht bepaald door een cirkelvormige hal waar de loketten voor de aan- en afgifte van goederen aanliggen.
    [Show full text]
  • Download Scans
    · ' , Jaarboek· ... MET All E Letterkundig .. liTE R A IRE P R I J ZEN ., 'Mu·seum",: Jaarboek Letterkundig Museum 1 Jaarboek Letterkundig Museum D E N H A A G 1992 N E D E R L A N D 5 L E T T E R K U N D I G M U S E U M E N D O C U M E N T A T I E C E N T R U M Jaarboek Letterkundig Museum 1 Redactie S.A.J. van Faassen, W.R .H. KooPs, Aad Meinderts, Murk Salverda en Jessica Voeten . RedactieadresPrinses IrenePad 10, 2595 BG's-Gravenhage . ©1992 Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en de auteurs . Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten biJ ' een CISAC-organisatie ziJ'n de Publikatierechten geregeld met Beeldrecht to Amsterdam. De uitgever heeft er naar gestreefd auteursrechten op de illustraties to regelen volgens wetteliJ'ke bePalingen . Degenen die menen zekere rechten to kunnen doen gelden, words verzocht zich alsnog tot de uitgever to wenden. .. Niets uit deze uitgave mag worden oPenbaar gemaakt of verveelvoudigd op welke wiJ'ze dan ook, behoudens hetgeen door de wet words toegestaan, zonder schrifteliJ'ke toestemming van de uitgever . Vorm9evin9 Zeno Zetwerk Ad Rem Tekst, Amsterdam Druk Hooiberg, EPe Drukwerk-coordinatieNederhof Produktie, Amsterdam ISSN 0928-8023 Donateurs van de Stichtin9 Vrienden van het Letterkundi9 Museum Het Letterkundig Museum wordt gesteund door de Stichtin g Vrienden van het Letterkundig Museum . De volgende Personen en instellingen leveren een extra financiele biJ'drage minimaal 250,- De ArbeidersPers, De Beziga BiJ', UitgeveriJ' en boekhandel Van GenneP by, W .
    [Show full text]
  • Ravesteyn, S. Van (Sybolt) / Archief
    Nummer Toegang: RAVE Ravesteyn, S. van (Sybolt) / Archief Het Nieuwe Instituut (c) 2000 This finding aid is written in Dutch. 2 Ravesteyn, S. van (Sybolt) / Archief RAVE RAVE Ravesteyn, S. van (Sybolt) / Archief 3 INHOUDSOPGAVE BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF......................................................................5 Aanwijzingen voor de gebruiker.......................................................................6 Citeerinstructie............................................................................................6 Openbaarheidsbeperkingen.........................................................................6 Archiefvorming.................................................................................................7 Geschiedenis van de archiefvormer.............................................................7 Ravesteyn, Sybold van.............................................................................7 Bereik en inhoud............................................................................................11 Manier van ordenen.......................................................................................11 Verwant materiaal..........................................................................................13 BESCHRIJVING VAN DE SERIES EN ARCHIEFBESTANDDELEN........................................15 RAVE.110282766 Objecten en gebouwen......................................................15 RAVE.110287046 Varia..................................................................................48
    [Show full text]
  • S T U D I O M a K K I N K & B E Y
    S T U D I O M A K K I N K & B E Y B V P U B L I C S P A C E + I N T E R I O R + P R O D U C T D E S I G N + A R T + A R C H I T E C T U R E + H E A D & A I R – A F F A I R S In 2002 start Rianne Makkink (1964) met Jurgen Bey (1965) ontwerpbureau Studio Makkink & Bey. In hun ogen zijn stedenbouw, architectuur, landschapsarchitectuur onlosmakelijk verbonden met productvormgeving. De gloeilamp heeft de architectuur beinvloed, het gebouwde huis het interieur en wolkenkrabbers hadden nooit kunnen bestaan zonder de lift. In meer dan 200 projecten, in opdracht van musea, galleries, kunst- of overheidsinstellingenen, bedrijven, particulieren en in de vele lezingen komt een ontwerpvisie naar voren waarin de vorm van een ontwerp volgt uit zijn context. Studio Makkink & Bey ontwerpt producten op kleine schaal zoals meubels en servies, interieurs van privéhuizen, musea, kantoorgebouwen en andere publieke ruimtes. De grotere schaal van architectuur en stedenbouw komt aan bod in het ontwerp van verschillende paviljoens, parken en studies naar nieuwe manieren om een gebied te programmeren. Steeds begint een ontwerp van Studio Makkink & Bey met het construeren van een verhaal op basis van wat al aanwezig is aan functies, structuren en objecten. Denkend vanuit netwerken en systemen ontstaan verbindingen tussen context, objecten en functies. Door een scherpe analyse en programmering wordt de potentie van een wijk, een gebouw of product optimaal benut.
    [Show full text]
  • The Low Countries. Jaargang 1
    The Low Countries. Jaargang 1 bron The Low Countries. Jaargang 1. Stichting Ons Erfdeel, Rekkem 1993-1994 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_low001199301_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 9 Foreword ‘The triumph of culture is to overpower nationality’ Ralph Waldo Emerson With this new yearbook, The Low Countries, the editors and publisher aim to present to the English-speaking world the culture and society of the Dutch-speaking area which embraces both the Kingdom of the Netherlands and also Flanders, the northern part of the Kingdom of Belgium. The articles in this yearbook, by British and American, Dutch and Flemish contributors, survey the living, contemporary culture of the Low Countries as well as their cultural heritage. In its words and pictures The Low Countries provides information about literature and the arts, but also about broad social and historical developments in Flanders and the Netherlands. The culture of Flanders and the Netherlands is not an isolated phenomenon; its development over the centuries has been one of continuous interaction with the outside world. In consequence the yearbook also pays due attention to the centuries-old continuing cultural interplay between the Low Countries and the world beyond their borders. In a world which is growing ever smaller and becoming more and more interdependent, international, even supranational in character, we regard Ralph Waldo Emerson's statement as a call for independent cultures to look beyond their national frontiers. By drawing attention to the diversity, vitality and international dimension of the culture of Flanders and the Netherlands, The Low Countries hopes to contribute to a lively dialogue between differing cultures.
    [Show full text]