Jaarboek Letterkundig Museum 1
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Jaarboek Letterkundig Museum 1 bron Jaarboek Letterkundig Museum 1. Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1992 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_jaa006199201_01/colofon.htm © 2009 dbnl / de afzonderlijke auteurs en/of hun rechtsopvolgers i.s.m. 7 Voorwoord Al geruime tijd leefde bij het Letterkundig Museum de wens, de kolommen van het viermaandelijkse huisorgaan Juffrouw Ida uitsluitend open te stellen voor informatie over de activiteiten van het Museum. Het blad zou zodoende zijn wat hybridische karakter - een kruising tussen een literair-wetenschappelijke publikatie en een mededelingenblad - kwijtraken en getransformeerd worden in een museale nieuwsbrief. Literair-historische beschouwingen, bij voorkeur gebaseerd op onderzoek in de eigen archieven, zouden voortaan een plaats moeten krijgen in een heus jaarboek, waarin ze vooraf zouden worden gegaan door een summier jaarverslag. Want weliswaar worden in een jaarboek, naar het woord van Van Dale, de werkzaamheden van het verstreken jaar vermeld, het grootste gedeelte ervan wordt toch in beslag genomen door zogenaamde verhandelingen. Toegevoegd moest worden een vervolg op het, onder auspiciën van het Letterkundig Museum door de Sdu uitgegeven, repertorium Nederlandse literaire prijzen 1880-1985, omdat deze met zoveel vlijt en speurzin verzamelde gegevens niet verloren mochten gaan. In dit jaarboek is dit eerste supplement nog een koekoeksjong - het beslaat de periode 1986 tot en met 1991. Nooit werd er zoveel geprijsd als in deze zes jaar! Volgende jaarboeken zullen uiteraard niet meer dan het prijzenoverzicht van het voorafgaande jaar bevatten, waarmee het tot de proporties van een modale verhandeling zal zijn teruggebracht. Naast de al genoemde jaarlijks terugkerende bestanddelen - jaarverslag, prijzenoverzicht - bestaat dit eerste jaarboek uit een achttal bijdragen, die overigens niet alle de wat plechtstatige en gedegen kwalificatie ‘verhandeling’ verdienen. Vier zijn er geschreven door medewerkers van het Museum, de andere zijn van de hand van andere gebruikers van het archief. Op één na: René Spork diepte uit het Haags Gemeentearchief een niet eerder gepubliceerde lezing van F. Bordewijk over Louis Couperus op. Als we even afzien van de beide lezingen - van Bordewijk (1948) en van Termorshuizen (1991) - en ons beperken tot de serieuze verhandelingen - waartoe die van Korteweg niet behoort -, valt het op dat in vier van de vijf Jaarboek Letterkundig Museum 1 8 uitgeversarchieven aan de bron staan. Dat is niet het geval in de bijdrage van de hooggeleerden Van den Akker en Dorleijn over het in 1990 aangekochte handschrift van Martinus Nijhoffs De wandelaar, maar wel in de verhandelingen die daarop volgen. Die zouden niet geschreven kunnen zijn, wanneer de archieven van Insel-Verlag, Van Dishoeck, De Wereldbibliotheek en De Gemeenschap annex de Fa. Wed. J.R. van Rossum niet bewaard waren gebleven. In het Letterkundig Museum of elders. Hiermee wil niet meer gezegd zijn, dan dat het kennelijk van belang wordt gevonden de relatie tussen auteur en uitgever te bestuderen. Dit jaarboek, het eerste van naar ik hoop een lange reeks, geeft daar blijk van. Anton Korteweg, directeur Letterkundig Museum Jaarboek Letterkundig Museum 1 9 Inkomsten en uitgaven Jaarverslag 1991 Het jaarverslag van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum biedt, net als de jaarlijkse overzichten van elk willekeurig ander bedrijf, reeksen van cijfers, opsommingen van aantallen, kolommen met hoeveelheden: gegevens kortom, die de status van het bedrijf markeren. Maar het Letterkundig Museum kent geen gewone winst- en verliesrekening. Zijn status ontleent het museum aan een altijd groeiende collectie van onschatbare waarde. Onschatbaar, want de eigenlijke inkomsten zijn niet in geld uit te drukken. Immers, wat is de waarde van typoscripten van de gedichten ‘Sonnet’, ‘Liedje’ en ‘Merel’ van P.C. Boutens, die in het boekjaar 1991 in het bezit van het museum zijn gekomen. Wat is de waarde van het handschrift van Marcellus Emants' ‘Véleda. Allegorisch-historische vertooning in één bedrijf’, met een brief erbij van Emants d.d. 10 juni 1883 aan de leden van de feestcommissie voor het 50-jarig bestaan van Oefening Kweekt Kennis. En wat is de waarde van het Schrijversprentenboek 30 In Indië geweest, voorzien van aantekeningen van Beb Vuyk. Of van een brief uit 1870 van Piet Paaltjens (François Haverschmidt) aan een nog onbekende adressant. Of van een door tal van personen gesigneerde menukaart ter gelegenheid van het huwelijk van M. Nijhoff en Netty Wind. Dit zijn maar enkele sprekende voorbeelden van de 407 aanwinsten die het museum in 1991 verkregen heeft. Meestal komen alleen spectaculaire aanwinsten in de publiciteit: wanneer een belangrijk en kostbaar manuscript is aangekocht of geschonken. Maar, voor het museum zijn alle aanwinsten belangrijk en daarvoor is het aangewezen op schenkers en bruikleengevers. Het rendement van de verzameling aan het Prinses Irenepad is - anders dan bij elk ander bedrijf - eindeloos groot. Iedere schenking kan de waarde van de collectie alleen maar vergroten. Sommige nieuwe onderdelen van de verzameling zijn van belang voor letterkundig onderzoek, andere vergroten de kennis van het leven van een Jaarboek Letterkundig Museum 1 10 Eerste blad van het dagboek dat Abel J. Herzberg (1893-1989) bijhield in Bergen-Belsen. Dit dagboek vormde de basis voor Tweestromenland (1950) Jaarboek Letterkundig Museum 1 11 schrijver of dichter, vervolmaken een bepaalde deelcollectie en weer andere aanwinsten geven op bescheiden of juist opvallende wijze kleur aan de permanente collectie. Op het oog vormen die 407 nummertjes een ordeloze verzameling, maar elk vindt een eigen plek in het gebouw aan het Prinses Irenepad in Den Haag. Een bronzen beeld van Annie M.G. Schmidt, ter gelegenheid van de grote overzichtstentoonsteling van de schrijfster aan het museum geschonken, werd opgesteld op de permanente tentoonstelling, tegenover dat van S. Carmiggelt. Een uniek document, het dagboek dat Abel J. Herzberg bijhield in het concentratiekamp Bergen-Belsen, kon dit jaar worden toegevoegd aan de letterkundige nalatenschap die het museum van de in 1989 overleden auteur beheert. Persoonlijke archieven en nalatenschappen, brieven, handschriften, curiosa, manuscripten, foto's, aquarellen, knipsels, audiovisueel materiaal, portretten, beelden, boeken, tijdschriften en documenten van diverse aard. Het cijfer 407 vertegenwoordigt allerhande, getuige deze kleine greep: een getekend portret door D. Tulp van Bertus Aafjes, een maquette van Frederik van Eedens kolonie Walden, correspondentie van uitgeverij Elsevier Manteau met diverse auteurs, twee getekende portretten van de dichter Chris J. van Geel door Thérèse Cornips (ca. 1955), een typogram van het gedicht ‘Menno ter Braak’ van Arthur van Schendel, illustraties door Wim Bijmoer bij ‘Het schaap Veronica’ en ‘Het fluitketeltje’ van Annie M.G. Schmidt, een brief van Nic. Beets aan H.C. Voorhoeve d.d. 6 december 1852. Ordeloos, dat wel, maar al die 407 aanwinsten van het jaar 1991 (61 door het museum aangekocht, 331 door schenking en 14 door bruikleen verkregen) vertellen een verhaal, met een specifieke waarde en betekenis, dat ontsloten kan worden. Nu eens door een tekstbezorger, wiens onderzoek naar de ontwikkeling van een bepaald gedicht ineens verhelderd wordt door een nieuwe aanwinst van een typogram. Dan weer door een student die op de knipselleeszaal informatie over een letterkundig tijdschrift uitwerkt tot een scriptie. Soms door een scholier, die door een opdracht van zijn leraar gegevens te verzamelen over een schrijver, voor het leven geboeid raakt. Of door een auteur die een biografie schrijft, een journalist die een artikel of een programma samenstelt. Of door een inrichter van een expositie ergens in het land. Natuurlijk putten ook de medewerkers van het museum uit de collecties die zij beheren voor onderzoek en publikaties. En dàt is dan ook de betekenis van de eigenlijke uitgaven van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum: in het jaar 1991 werden de archieven 641 keer geraadpleegd, uit persoonlijke interesse, wetenschappelijk belang, journalistieke nieuwsgierigheid, liefde voor de litera- Jaarboek Letterkundig Museum 1 12 tuur (of onder dwang van een leraar Nederlands). Talloze (binnen- en buitenlandse) publikaties in tijdschriften, kranten en bij uitgeverijen kwamen ook weer in 1991 tot stand door gebruikmaking van de archieven. Een artikel in de Rivista di Studi Italo-Nederlandesi over Johan Huizinga. De samenstelling van een tentoonstelling over Conrad Busken Huet in het Gemeentearchief van Vlissingen. De uitgave van de romans en verhalen van Exil-auteur Joseph Roth in Keulen. Om niet te gewagen van de 2279 bezoeken die werden gebracht aan de knipselleeszaal, alwaar in 1991 61.687 fotokopieën werden gemaakt van berichten of recensies. Geven getallen geen werkelijk beeld van de ‘status’ van het Museum, ze spreken wel tot de verbeelding: 18.600 personen bezochten de tentoonstellingen (zowel de permanente als de wisselende), 7000 meer dan het jaar daarvoor. Men keek naar Bert Schierbeek en de beeldende kunst en - in groten getale - naar Over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt en liet het oog dwalen langs de kleine exposities over Cees Nooteboom, A. den Doolaard, F. Bordewijk en Thea Beckman. De bezoekers maakten gretig gebruik van de winkel met letterkundige produkten: de prentbriefkaarten met afbeeldingen van schrijvers uit de collectie (de zes nieuwe in 1991 brengen