File Note

13 Fitzroy Street t +44 20 7636 1531 London f +44 20 7755 5911 W1T 4BQ Ireland www.arup.com Project title Project MS AMS13-14 Job number 265006-00 To File reference 6-1_Archeologie-V1-NL Prepared by Nanko van den Brule Date Nanko van den Brule 1 Mei 2019 Subject Archeologisch rapport i

1 Inleiding

In opdracht van Arup heeft RAAP in maart en april 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer in de gemeente . Dit onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.

2 Advies

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door het plangebied enigszins op te hogen, zodat de graafwerkzaamheden niet tot in het kwelderlandschap reiken, dat vanaf 4,1 m –NAP is aangetroffen. Dit biedt uiteraard geen bescherming tegen verstoring van de ondergrond als gevolg van de heiwerkzaamheden, die tot minimaal 18 m –NAP reiken.

Indien planaanpassing niet mogelijk is (en dat lijkt hier het geval), of als mate van de verstoring als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen.

Om de gespecificeerde verwachting te toetsen wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een karterende en eventueel waarderende fase van een inventariserend veldonderzoek. Gezien het Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) dynamische kwelderlandschap en de prospectiekenmerken is een onderzoek met behulp van proefsleuven de geëigende methode voor vervolgonderzoek (zie ook www.archeologieinnederland.nl/prospectie-op-maat).

Voor een proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen noodzakelijk, dat voor aanvang van het proefsleuvenonderzoek door de bevoegde overheid akkoord bevonden moet zijn.

Voor het dieper gelegen pleistocene landschap, dat vanwege de grote diepteligging niet door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied wordt bedreigd, wordt het volgende geadviseerd. Indien de verstoring van het pleistocene landschap als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht en dit door aanpassing van het palenplan niet tot een toelaatbaar niveau kan worden gereduceerd wordt ook voor dit niveau een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geadviseerd. Gezien de diepteligging van het dekzandlandschap en de prospectiekenmerken is mechanisch booronderzoek de meest passende onderzoeksmethode. Echter, indien de gemeente Hollandse Kroon deze verstoring toelaatbaar acht, dan is dit mechanisch booronderzoek niet noodzakelijk.

De relatie van deze adviezen tot de verlening van de omgevingsvergunning is als volgt: de omgevingsvergunning kan, gelet op het tijdspad, onder voorwaarden worden afgegeven. Deze voorwaarden zijn: • De genoemde adviezen in deze paragraaf worden opgevolgd, indien de gemeente besluit dat dit ook noodzakelijk is. Deze besluitname kan in principe ook na verlening van de omgevingsvergunning.

• Bij navolgend onderzoek in de vorm van het genoemde proefsleufonderzoek en mechanisch booronderzoek kan vast komen te staan dat er daadwerkelijk behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. (Voor het vaststellen van ‘behoudenswaardigheid’ worden in Nederland een vaste set criteria met een daarbij behorende puntentelling gebruikt.) Wanneer dit het geval is, dan dienen deze behouden te worden. Dit kan door behoud ter plekke (en daarmee waarschijnlijk aanpassing van de plannen) of door deze op te graven, waarna een ontwikkeling doorgang kan vinden. Een opgraving is het behoud van de informatiewaarde. Of het nu het een of het ander wordt, is een afweging tussen economische en erfgoedbelangen die gemaakt wordt tussen initiatiefnemer en gemeente.

• Het proces moet afgerond zijn voordat de feitelijke bouwwerkzaamheden beginnen.

MULDERBLAUW_SERVER:01_PROJECTEN:2860:02_DOCUMENTEN:6-1_ARCHEOLOGIE-V1.DOCX

Arup | F0.15 Page 1 of 3

File Note

265006-00 1 Mei 2019

A1 Appendix RAAPrap_3862_MMWW_20190430

MULDERBLAUW_SERVER:01_PROJECTEN:2860:02_DOCUMENTEN:6-1_ARCHEOLOGIE-V1.DOCX

Arup | F0.15 Page 2 of 3

RAAP-RAPPORT 3862 Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer

Gemeente Hollands Kroon

Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Colofon

Titel: Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Versie: 30-04-2019

Auteurs: J.A. Wolzak MSc & drs. J.H.F. Leuvering (met bijdrage van drs. I.A. Schute)

Projectcode: MMWW

Bestandsnaam: RAAPrap_3862_MMWW_20190430

Autorisatie: drs. B. Jansen / J.Sprangers MSc (res.)

ISSN: 0925-6229

RAAP Leeuwenveldseweg 5b Telefoon: 0294-491 500 1382 LV Weesp E-mail: [email protected] Postbus 5069 Website: www.raap.nl 1380 GB Weesp

© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2019 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Samenvatting

In opdracht van Arup heeft RAAP in maart en april 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer in de gemeente Hollands Kroon.

Op grond van het bureauonderzoek was aan het plangebied een onbekende verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de periode laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. Resten uit deze periode kunnen worden verwacht in de top van de pleistocene afzettingen, waarvan de diepteligging werd geschat op 10 m –NAP (circa 6 m –Mv). Uit de boorgegevens blijkt dat de top van de Pleistocene afzettingen binnen het plangebied op 10,27 m –NAP à 11,03 m –NAP. De top van het dekzand is nagenoeg vlak. In 5 van de 12 boringen (boring 11, 13, 14, 15 en 17) is duidelijk een podzolbodem vastgesteld. In boring 63 is in het dekzand een A-C profiel vastgesteld. In de overige boringen liep het dekzand uit de guts, waardoor een nauwkeurige beschrijving niet mogelijk was. Gezien de aanwezigheid van dit vlakke dekzandlandschap, waarin (plaatselijk) een podzolbodem is ontwikkeld, wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor de periode laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.

Op basis van het bureauonderzoek was aan het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningsresten) in de vorm van nederzettingen uit het neolithicum en eventueel de bronstijd en/of ijzertijd toegekend. Dergelijke resten kunnen zich direct vanaf het maaiveld bevinden, in de top van het kwelderlandschap en dan met name op de wat hoger gelegen, zandige ruggen van voormalige geulen. Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat het kwelderlandschap waar in de periode neolithicum en mogelijk bronstijd en / of ijzertijd gewoond kan zijn, binnen het plangebied nog intact aanwezig is. Het bovenste kleiige traject van de kwelderafzettingen zijn goed gerijpt. Het kwelderlandschap is slechts bedekt door een 20 à 50 cm dikke bouwvoor. In het westelijke deel is deze bouwvoor zandiger dan in de rest van het plangebied wat mogelijk wijst op de aanwezigheid van een zandbank op het kwelderlandschap. Buiten deze zandbank is de top van het kwelderlandschap opgegaan in de bouwvoor. Binnen het kwelderlandschap zijn meerdere kreken aanwezig, waarvan sommige zich hebben ingesneden tot in het onderliggende waddenlandschap, waarbij het tussenliggende Hollandveen geheel is geërodeerd. Andere (kleinere) kreken reiken niet tot in het onder het kwelderlandschap gelegen Hollandveen. In boring 37 is in een stevige, gerijpte kleilaag tussen 4,46 en 4,71 m –NAP een klein fragment verbrande leem waargenomen. In boring 39 is tussen 4,97 en 5,07 m –NAP, binnen de matig stevige kleilaag, een laag aangetroffen met veel kleine klei- en veenbrokjes. Dit betreft mogelijk een archeologisch spoor. Op grond van deze resultaten van het verkennend booronderzoek blijft de archeologische verwachting voor de periode neolithicum en eventueel de bronstijd onveranderd hoog.

Voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd geldt een reële kans op de aanwezigheid van scheeps- wrakken, of delen daarvan. Ook deze kunnen direct vanaf maaiveld aanwezig zijn en zullen voor- namelijk herkenbaar zijn aan stukken hout van forse afmetingen en eventueel aan een plaatselijk hoge concentratie vondsten in de vorm van voornamelijk aardewerk en (bak)steen, maar mogelijk ook andere materiaalcategorieën. Dergelijke resten zijn door middel van booronderzoek niet op te sporen. Hier worden dan ook geen nadere uitspraken over gedaan.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door het plangebied enigszins op te hogen, zodat de graafwerkzaamheden niet tot in het kwelderlandschap reiken, dat vanaf 4,1 m – NAP is aangetroffen. Dit biedt uiteraard geen bescherming tegen verstoring van de ondergrond als gevolg van de heiwerkzaamheden, die tot minimaal 18 m –NAP reiken.

Indien planaanpassing niet mogelijk is, of als mate van de verstoring als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen.

Om de gespecificeerde verwachting te toetsen wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een karterende en eventueel waarderende fase van een inventariserend veldonderzoek. Gezien het dynamische kwelderlandschap en de prospectiekenmerken is een onderzoek met behulp van proefsleuven de geëigende methode voor vervolgonderzoek (zie ook www.archeologieinnederland.nl/prospectie-op-maat).

Voor een proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen noodzakelijk, dat voor aanvang van het proefsleuvenonderzoek door de bevoegde overheid akkoord bevonden moet zijn.

Voor het dieper gelegen pleistocene landschap, dat vanwege de grote diepteligging niet door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied wordt bedreigd, wordt het volgende geadviseerd: Indien de verstoring van het pleistocene landschap als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht en dit door aanpassing van het palenplan niet tot een toelaatbaar niveau kan worden gereduceerd, wordt ook voor dit niveau een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geadviseerd. Gezien de diepteligging van het dekzandlandschap en de prospectiekenmerken is mechanisch booronderzoek de meest passende onderzoeksmethode. Echter, indien de gemeente Hollands Kroon deze verstoring toelaatbaar acht, dan is dit mechanisch booronderzoek niet noodzakelijk.

De relatie van deze adviezen tot de verlening van de omgevingsvergunning is als volgt: de omgevingsvergunning kan, gelet op het tijdspad, onder voorwaarden worden afgegeven. Deze voorwaarden zijn:

De genoemde adviezen in deze paragraaf worden opgevolgd, indien de gemeente besluit dat dit ook noodzakelijk is. Deze besluitname kan in principe ook na verlening van de omgevingsvergunning.

Bij navolgend onderzoek in de vorm van het genoemde proefsleufonderzoek en mechanisch booronderzoek kan vast komen te staan dat er daadwerkelijk behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. (Voor het vaststellen van ‘behoudenswaardigheid’ worden in Nederland een vaste set criteria met een daarbij behorende puntentelling gebruikt.) Wanneer dit het geval is, dan dienen deze behouden te worden. Dit kan door behoud ter plekke (en daarmee waarschijnlijk aanpassing van de plannen) of door deze op te graven, waarna een ontwikkeling doorgang kan vinden. Een opgraving is het behoud van de informatiewaarde. Of het nu het een of het ander wordt, is een afweging tussen economische en erfgoedbelangen die gemaakt wordt tussen initiatiefnemer en gemeente.

Het proces moet afgerond zijn voordat de feitelijke bouwwerkzaamheden beginnen.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Hollands Kroon en diens adviseur, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Summary

On behalf of Arup, RAAP conducted a preliminary archaeological investigation in March and April 2019 in the form of a desk-based assessment and an exploratory field investigation (borehole survey) for the Westlanderweg planning area in Middenmeer in the municipality of Hollands Kroon.

Based on the desk-based assessment, the expectation of the plan area for sites from the late Palaeolithic period up to and including the Mesolithic period was unknown. Remains from this period can be expected at the top of the Pleistocene deposits, the depth of which was estimated at 10 m –NAP (approximately 6 m below surface level). The core (borehole) data show that the top of the Pleistocene deposits within the plan area is at 10.27 m –NAP to 11.03 m –NAP. The top of the cover sand layer is almost horizontal. In 5 of the 12 cores a podzol soil was found (boreholes 11, 13, 14, 15 and 17). An A- C profile was found in borehole 63, in the cover sand. In the other cores the water saturated, fine cover sand fell out of the core, so that a precise description was not possible. In view of the presence of this flat cover sand landscape, containing a podzol soil (locally), a medium-high expectation is assigned to the plan area for the period late Palaeolithic to Mesolithic.

Based on the desk-based assessment, the archaeological expectation for sites (settlement remains) from the Neolithic and possibly the Bronze Age within the plan area, is high. Such remains can be found directly on the surface level, at the top of the salt marsh landscape and in particular on the somewhat higher sandy ridges of former creeks. The borehole investigation has shown that the salt marsh landscape is still intact within the plan area. The upper clayey trajectory of the salt marsh deposits is well developed (‘matured’). The salt marsh landscape is only covered by a 20 to 50 cm thick topsoil layer. In the western part, the topsoil is sandier than in the rest of the plan area, which may indicate the presence of a sandbank from the Zuiderzee on top of the salt marsh landscape. Outside of this sandbank, the top of the salt marsh landscape has merged into the topsoil. There are several creeks within the salt marsh landscape, some of which have cut into the underlying tidal flats landscape, thereby eroding the entire underlying Holland-peat layer. Other (smaller) creeks do not reach as deep as the Holland-peat in the salt marsh landscape. A small fragment of burnt loam was observed in borehole 37 in a compacted, aged clay layer between 4.46 and 4.71 m –NAP. In borehole 39, between 4.97 and 5.07 m –NAP, a layer has been found containing many small clay lumps and peat fragments within the moderately compacted clay layer. This may be an archaeological feature. Based on these results of the exploratory field investigation, the high archaeological expectation for the Neolithic period and possibly the Bronze Age remains unchanged.

For the late Middle Ages and the Modern Period, there is a realistic chance of the presence of shipwrecks, or parts thereof. These can also be present directly on surface level and will be recognizable by pieces of wood of considerable dimensions and possibly by a high concentration of finds in the form of earthenware and (brick) stone, and/or other material categories. Such localized remains cannot be detected by means of coring.

Based on the results of the research, it appears that archaeological remains in the plan area could be threatened by the proposed soil interventions. It is therefore advised to adjust the plans in such a way that disruption is prevented. This can be done by slightly raising the plan area so that the excavation work does not reach as far as the salt marsh landscape, which was found from 4.1 m –NAP. This of

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

course does not offer any protection against disturbance of the subsurface as a result of the pile-driving activities, which reach a minimum of 18 m –NAP.

If plan modification is not possible, or if the extent of the disruption caused by the pile-driving activities is deemed unacceptable by the competent authority, it is recommended to take the following step from the process of the Archaeological Monument Care (AMZ) in the context of existing planning.

To test the specified expectation, follow-up research is advised in the form of a mapping phase of an inventory field investigation and possibly a valuing phase. Given the dynamic salt marsh landscape and the prospecting characteristics, an investigation using test trenches is the appropriate method for follow-up research (see also www.archeologieinnederland.nl/prospectie-op-maat).

A Program of Requirements (PvE) is mandatory for a test trench phase, which must be approved by the competent authority preceding the fieldwork.

The following is advised for the deeper lying Pleistocene landscape, which is not threatened by excavation work for the development of the plan area due to the great depth of the site: If the disruption of the Pleistocene landscape as a result of the piling work is deemed unacceptable by the competent authority, and this cannot be reduced to an acceptable level by adjusting the pile plan, another follow- up research step in the Archaeological Monument Care (AMZ) process is advised. Given the depth of the cover sand landscape and the prospecting characteristics, mechanical borehole research is the most appropriate research method. However, if the municipality of Hollands Kroon considers this disturbance to be acceptable, then this mechanical borehole research is not necessary.

The relationship between these recommendations and the granting of the environmental permit is as follows: the environmental permit can now be issued (regarding the time schedule), under certain conditions. These conditions are: • The advice mentioned in this section will be respected if the municipality decides that this is necessary. This decision can also be taken after the environmental permit has been granted. • Subsequent investigations in the form of the aforementioned test trenches and mechanical borehole research may establish that there are actually conservative sites in the plan area, in Dutch: ‘monuments’. (A fixed set of criteria with an associated scoring is used in the for determining 'conservability'). If this is the case, then these must be respected and preserved. This can be achieved by preservation on site (and therefore probably adaptation of the plans) or by excavating, after which a spatial development can proceed. An excavation is nothing more than the preservation of the information value. Whether it becomes one or the other, a trade-off between economic and heritage interests is made between the initiator and the municipality.

• The process must be completed before the actual construction work begins.

This report provides (selection) advice. It is up to the competent authority, the municipality of Hollands Kroon and its adviser, whether or not to adopt the advice into a (selection) decision.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Inhoud

Samenvatting ...... 3 Summary ...... 6 Inhoud...... 8 1 Inleiding ...... 9 1.1 Kader ...... 9 1.2 Administratieve gegevens ...... 11 1.3 Doel- en vraagstelling ...... 11 2 Bureauonderzoek ...... 13 2.1 Methode ...... 13 2.2 Huidige en toekomstige situatie ...... 13 2.3 Aardkundige situatie ...... 16 2.4 Archeologische gegevens ...... 18 2.5 Historische situatie ...... 20 2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting ...... 23 3 Veldonderzoek ...... 24 3.1 Methode ...... 24 3.2 Resultaten ...... 24 4 Conclusies en advies ...... 32 4.1 Conclusie ...... 32 4.2 Advies ...... 32 4.3 Tot slot ...... 33 Literatuur ...... 34 Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en appendices ...... 35

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

1 Inleiding

1.1 Kader

Aanleiding

In opdracht van Arup heeft RAAP in maart en april 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer in de gemeente Hollands Kroon (figuur 1).

Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.

Juridisch en beleidskader

Het uitgangspunt voor dit onderzoek wordt gevormd door het wettelijk en beleidsmatig kader voor de ruimtelijke ordening en monumentenzorg. De gemeente is de bevoegde overheid die een besluit zal nemen over hoe om te gaan met de eventueel aanwezige archeologische waarden.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hollands Kroon ligt het plangebied in categorie 3. Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 0,5 m -Mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze voorschriften zijn verankerd in het bestemmingsplan Agriport 1 (NL.IMRO.1911.BPagriport1-va01). De omvang van de bodemingrepen bedraagt 14,5 ha en de diepte van de ingrepen is nog onbekend. De nieuwbouw wordt gefundeerd op heipalen die tot minimaal 18 en maximaal 24 m –NAP reiken. De omvang en diepte zijn groter dan de vrijstellingsgrens. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is daarom verplicht conform het vigerend beleid.

Kwaliteitsborging

De werkzaamheden zijn uitgevoerd onder certificaat BRL4000, conform artikel 5.4 van de Erfgoedwet. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), is door de minister aangewezen als norm. Voorafgaand aan het onderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld en ter goedkeuring aan de bevoegde overheid voorgelegd. Het PvA is goedgekeurd op 28 maart 2019. Het onderzoek is bovendien uitgevoerd conform de geldende richtlijnen van de bevoegde overheid.

RAAP is gecertificeerd voor de protocollen 4001 Programma van Eisen, 4002 Bureauonderzoek, 4003 Inventariserend veldonderzoek (landbodems), onderdelen proefsleuven en overig, 4004 Opgraven (landbodems) en 4006 Specialistisch onderzoek.

Zie bijlage 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 1. Ligging van het plangebied. Inzet: ligging in Nederland (ster).

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

1.2 Administratieve gegevens

Type onderzoek Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) Opdrachtgever Arup Bevoegde overheid Gemeente Hollands Kroon Plaats Middenmeer Gemeente Hollands Kroon Provincie Noord-Holland Centrumcoördinaten (X/Y) 130.950/532.300 Toponiem Westlanderweg Kadastrale gegevens WRG01 H2781, H2820 Oppervlakte plangebied 14,5 ha Afbakening onderzoeksgebied Tijdens onderhavig onderzoek is het plangebied inclusief een zone van 1 km rondom het plangebied onderzocht. Onderzoeksperiode maart en april 2019 Uitvoerder RAAP West Projectleider drs. J.H.F. Leuvering Projectmedewerkers F.J. van der Wal, T. de Rijk, MA. J.A. Wolzak MSc. RAAP-projectcode MMWW ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 4678386100 Beheer en plaats documentatie RAAP regio West te Leiden

Tabel 1. Administratieve gegevens.

1.3 Doel- en vraagstelling

De doelstelling van het archeologisch vooronderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein, dan wel de archeologische vindplaats. Daartoe wordt informatie verzameld over bekende en verwachte archeologische resten teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Hiertoe is een aantal onderzoeksvragen geformuleerd:

Bureauonderzoek

Hoe ziet de geo(morfo)logische en/of bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?

Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen in en rond het plangebied zijn reeds bekend?

Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid?

Wat is de gespecificeerde verwachting ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied? En wat zijn hiervan de prospectiekenmerken?

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Veldonderzoek

Komt de geo(morfo)logische en/of bodemkundige opbouw in het plangebied overeen met hetgeen op basis van het bureauonderzoek verwacht werd?

Dient op basis van de resultaten van het veldonderzoek de gespecificeerde archeologische verwachting te worden bijgesteld?

Waar en op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen?

Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig (intact) dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?

Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingen?

Algemeen

Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten?

Op welke wijze kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan?

Met de inzet van welke zoekmethoden kunnen de verwachte archeologische resten systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)?

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Het bureauonderzoek dient ervoor om - op basis van verschillende bronnen - inzicht te krijgen in de genese van het landschap, de bodemopbouw en de sporen die het menselijk gebruik in de loop van de tijd heeft achtergelaten. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.

Naast de conform de KNA verplichte bronnen is door de gebiedsexperts van RAAP een beredeneerde keuze gemaakt uit betrouwbare bronnen die voor de archeologische verwachting relevante informatie bevatten (zie bijlage 2 voor de motivering). Daarvoor is gebruik gemaakt van de landelijk en voor RAAP digitaal beschikbare archieven. Voor de beschrijving van de historische situatie is gebruik gemaakt van hiervoor relevante informatiedragers. Voor de actuele metadata van de verzamelde gegevens (gemeente, plaats, etc.) wordt verwezen naar het van toepassing zijnde data-archief.

2.2 Huidige en toekomstige situatie

Aan de hand van actuele gegevens van recente luchtfoto’s, Google Street View en navraag bij de opdrachtgever zijn de onderstaande zaken over de huidige situatie te melden.

Huidig grondgebruik akkerland (zie figuur 2) Hoogteligging maaiveld 3,8 - 4,2 m -NAP Grondwatertrap of -stand onbekend Milieutechnische condities onbekend Aanwezige constructies (funderingen, niet aanwezig kelders e.d.) Locatie en diepte van kabels/leidingen Eén hoogspanningskabel loopt in het noordwestelijke deel van het plangebied vanaf de Westlanderweg circa 30 m het plangebied in tot aan het recentelijk gebouwde elektriciteitshuisje. De overige kabels en leidingen lopen onder of direct langs de bestaande wegen.

Tabel 2. Overzicht van de huidige situatie van het plangebied.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 2. Luchtfoto.

Uit navraag bij de opdrachtgever is het volgende gebleken over de toekomstige situatie:

Aard nieuwbouw; inrichting als bedrijventerrein (figuur 3) Omvang en diepte ca. 14,5 ha, heipalen van 32 x 32 cm, minimaal tot 18 m -NAP en maximaal tot 24 m –NAP. Invloed op maaiveld en onbekend grondwater Toekomstig gebruik bedrijventerrein Toekomstige gebruiker onbekend

Tabel 3. De toekomstige situatie.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 3. Ontwerp van de toekomstige situatie (tekening aangeleverd door de opdrachtgever).

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

2.3 Aardkundige situatie

In deze beknopte ontstaansgeschiedenis van het landschap in de Kop van Noord-Holland wordt de (chrono-stratigrafische) indeling gehanteerd die door De Mulder & Bosch (1982) is opgesteld. Ter verduidelijking zijn tussen haakjes respectievelijk de oude indeling van de RGD en de nieuwe indeling van het NITG-TNO aangegeven.

Gedurende het Pleniglaciaal (ca. 73.000 tot 18.000 jaar geleden), en met name het daaropvolgende Laat Weichselien (18.000 tot 11.800 jaar geleden), was het klimaat zo koud en droog dat sprake was van een landschap waarin vegetatie nagenoeg ontbrak. In dit open, pleniglaciale landschap hadden ijzige sneeuwstormen vrij spel. Door de wind verstoof veel zand waarbij vooral het fijnere stof over grote afstanden werd verplaatst. Dit materiaal is afgezet als een deken van fijn, zwak lemig zand: het Oude Dekzand ( Laagpakket van Wierden, onderdeel van de Formatie van Boxtel). Het relatief kortdurende Laat Weichselien (18.000 tot 11.800 jaar geleden) werd gekenmerkt door enkele snel op elkaar volgende klimaatwisselingen. Vooral tijdens de koudere perioden werd de begroeiing sterk gereduceerd en ontstonden de meest omvangrijke zandverstuivingen. Het zwak lemige verstoven zand uit deze periode wordt aangeduid als Jong Dekzand en vormt in uitgestrekte gebieden zwak glooiende ruggen, welvingen en koppen: de kenmerkende overwegend oost-west lopende dekzandruggen. De top van het dekzand ligt binnen het plangebied naar verwachting op 10 m – NAP (6 m – Mv) of dieper (https://zoeken.cultureelerfgoed.nl).

Omstreeks 9.800 voor Chr. zette een definitieve klimaatsverandering in, die het begin van het Holoceen markeert. Door het warmer worden van het klimaat raakte het landschap langzaam begroeid. Vanaf het Atlanticum kon in de lagere delen van het dekzandgebied een veenpakket ontstaan als gevolg van een sterke grondwaterspiegelstijging (Basisveen Laag, Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop)

Rond 3.800 voor Chr. kon de zee alleen via enkele openingen in de kustlijn (de zgn. zeegaten) in het achterland doordringen. Via het zeegat van Bergen - een grote opening in de kustlijn ter hoogte van het huidige Bergen - drong een aantal west-oost georiënteerde geulen door in West-Friesland en de Kop van Noord-Holland. Vanuit de geulen werden pakketten zand en klei afgezet. Buiten de invloedssfeer van de geulen vond veenvorming plaats. De sedimenten die in deze periode werden afgezet, worden door De Mulder & Bosch (1982) gerekend tot het Hauwertcomplex laag A (voorheen: Calais IVa1, tegenwoordig: Laagpakket van Wormer). Vanaf circa 3000 voor Chr. verlegden de geulen zich geleidelijk naar het zuiden, waardoor het onderzoeksgebied vanaf globaal 2.500 voor Chr. buiten het sedimentatiebereik kwam te liggen (De Mulder & Bosch, 1982; Van Heeringen & Theunissen, 2001). De sedimenten (zand en klei) die in deze periode zijn afgezet, worden door De Mulder & Bosch (1982) gerekend tot het Hauwertcomplex laag B (voorheen: Afzettingen van Calais IVa2, tegenwoordig: Laagpakket van Wormer). Het plangebied maakte nu (in het neolithicum) deel uit van een goed bewoonbaar kweldergebied aan de rand van een groot getijdegeulsysteem tussen het zeegat van Bergen en het huidige West-Friesland. In het kwelderlandschap lagen geulen waarin de getijden vrij spel hadden en waarin zandig materiaal werd afgezet. Bij hoge vloed konden de kwelders onderlopen en werd tussen de geulen kleiig materiaal afgezet. Aangezien kleiig materiaal meer inklinkt wanneer het drooggelegd wordt dan zandig materiaal liggen de voormalige -zandige- geulen nu iets hoger dan de omringende kweldervlakte.

Naarmate het zeegat van Bergen verder dichtslibde, gedurende de bronstijd, ging meer veen groeien in het plangebied.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Rond het begin van de late middeleeuwen (ongeveer 1000 jaar na Chr.) nam de invloed van de zee weer toe en ontstonden opnieuw gaten in de strandwallenkust. Hierdoor kreeg de zee via getijdengeulen weer toegang tot het achterliggende veengebied, waardoor de natuurlijke drainage van het gebied achter de strandwallen verbeterde. Bovendien werd het veengebied vanaf ongeveer de 10e eeuw ontgonnen. Grootschalige ontginning van het veen door de mens en de inbraken van de zee leidden ertoe dat de veenkussens dunner werden of zelfs volledig verdwenen. Rond het plangebied is het veen vrijwel geheel verdwenen en ligt het oude kwelderlandschap weer aan of vlak onder het oppervlak.

Geo(morfo)logie en bodem

Volgens de geomorfologische kaart van Nederland bestaat de ondergrond in het plangebied uit een vlakte van getijdeafzettingen (code 2M35). Daarbinnen is geen verdere differentiatie aangegeven. Ten westen van het plangebied is een getij-inversierug (code 3K33) bekend. Ten oosten van het plangebied zijn meerdere kleine ruggen afgebeeld. Rondom het plangebied zijn deze getij-inversieruggen te herkennen op het ahn, binnen het plangebied zijn mogelijk kleine ruggen te herkennen aan een miniem verschil in hoogte van het maaiveld (ca. 40 cm), maar erg duidelijk is dit niet.

De bodem in het plangebied bestaat uit bodemtype Wieringermeergronden (code AZW). In het overgrote deel van het plangebied betreft het kalkrijk zand en zavel (code AZW5A), in de westrand langs de Westfriese Vaart betreft het kalkrijke klei (code AZW8A).

Geologische situatie Getijde-afzettingen (Laagpakket van Wormer) met inschakelingen van Hollandveen op Basisveen op dekzand (Laagpakket van Wierden) Geomorfologische situatie code: 2M35 vlakte in getijdeafzettingen code: 3K33 getij-inversierug geeft smalle ruggen aan in de omgeving van het plangebied Ouderdom geomorfologische structuur Holoceen (neolithicum) Bodemkundige situatie Wieringermeergronden: kalkrijk zand en zavel (AZW5A) en kalkrijke klei (AZW8A) Verwachte diepteligging van Top Laagpakket van Wormer aan of vlak onder het maaiveld. Top archeologisch relevante lagen Laagpakket van Wierden op circa 10 m –NAP.

Tabel 4. Overzicht van geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied en de directe omgeving.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

2.4 Archeologische gegevens

Gemeentelijk archeologiebeleid

Bestemmingsplan Dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ Bij bodemverstoringen met een omvang groter dan 10.000 m 2 en dieper dan 0,5 m -Mv. Gemeentelijke archeologische Categorie 3: 500 m2 en 0,4 m -Mv. beleidskaart

Tabel 5. Overzicht van het geldende archeologiebeleid en achterliggende verwachtingskaart.

Bekende archeologische gegevens

In een omtrek van ca. 1 km rond het plangebied, zijn in Archis3 acht vondstlocaties bekend met 12 zaaknummers (figuur 4). Deze meldingen betreffen allemaal losse (oppervlakte)vondsten zonder contextinformatie die zijn gedaan in de jaren ’70 van de 20e eeuw. Een groot deel van de vondsten dateren uit het neolithicum: het midden neolithicum t/m het laat neolithicum A. De vondsten bestaan uit vuurstenen en natuurstenen bijlen, klopstenen, kubusstenen, netverzwaarders en aardewerk (standvoetbekers uit het laat neolithicum A). Overige vondsten zijn scherven van keramiek uit de vroege middeleeuwen D - late middeleeuwen A (Archis-zaakidentificatienummer: 3090355100), een slijpsteen uit de vroege middeleeuwen C - late middeleeuwen B (Archis-zaakidentificatienummer: 2732862100) en scherven van keramiek en proto-steengoed uit de late middeleeuwen (Archis- zaakidentificatienummer: 2732943100). De laatstgenoemde Archis-zaakidentificatienummers staan op de kaart onder Archis-zaakidentificatienummer 2775144100 (tabel 6).

Op de locatie van Archis-zaakidentificatienummer 3145532100 is ook nummer 2946265100 geregistreerd. Beide meldingen betreffen de vondst van meerdere kubusstenen uit het laat neolithicum die zijn gedaan voor 1980 door de heer A.P.H. Bergmans op verschillende akkers aan de Medemblikkersluisweg. Mogelijk zijn de rest van de losse vondstmeldingen uit de jaren ’70 van de 20e eeuw hier ook aan toe te schrijven.

Hoewel het losse vondsten betreffen, wijzen deze meldingen op bewoning tijdens het neolithicum in de omgeving van het plangebied.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Zaakidentificatienr. Ligging Complex Datering Materiaal Diepte Verzamelwijze 2732765100 500 m z niet te laat vuurstenen bijl onbekend niet- Hoornsebrug bepalen neolithicum archeologisch 1976 2732773100 1 km nw niet te midden - laat vuurstenen bijl oppervlakte niet- bepalen neolithicum archeologisch 1976 2732781100 1,5 km no niet te laat stenen bijl oppervlakte niet- bepalen neolithicum archeologisch 1976 2732813100 1 km o niet te neolithicum vuurstenen bijl onbekend niet- bepalen archeologisch, 1976 2732862100 800 m o niet te laat Standvoetbeker, oppervlakte niet- Martinikeerd bepalen neolithicum A; vuurstenen bijl, archeologisch vroege vuursteen; middeleeuwen slijpsteen C - late middeleeuwen B 2732943100 800 m o niet te late keramiek, proto- oppervlakte niet- Martinikeerd bepalen middeleeuwen steengoed archeologisch 2775144100 800 m o niet te laat Standvoetbeker, onbekend niet- Martinikeerd bepalen neolithicum A vuurstenen bijl archeologisch, 1976 2776368100 700 m zo niet te midden - laat vuurstenen bijl onbekend niet- bepalen neolithicum archeologisch 1970 2776708100 350 m o niet te paleolithicum stenen onbekend niet- Hoornsebrug bepalen - nieuwe tijd artefacten archeologisch 1982 2946265100 1 km zo niet te laat kubusstenen oppervlakte niet- Medemblikkersluisweg bepalen neolithicum archeologisch, voor 1980. 3090355100 800 m o niet te vroege keramiek oppervlakte niet- Martinikeerd bepalen middeleeuwen archeologisch, D - late 1976 middeleeuwen A 3145532100 1 km zo niet te laat kubusstenen oppervlakte niet- Medemblikkersluisweg bepalen neolithicum archeologisch, voor 1980.

Tabel 6. Overzicht van de bekende archeologische vondstlocaties in en rond het plangebied.

Eerder in de omgeving uitgevoerd onderzoek volgens ARCHIS3

Het huidige plangebied is als deelgebied al eens onderzocht door Oranjewoud bv ivm de aanleg van Agriport A7. In het aangrenzende perceel aan de oostkant van de snelweg zijn boringen gezet. Deze laten een bodemprofiel zien van klei op veen op klei of zand (Soetens, 2006).

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 4. Overzichtskaart archeologische gegevens uit de directe omgeving van het plangebied.

2.5 Historische situatie

Op basis van historische kaarten kan inzicht worden verkregen in de het historisch gebruik van een gebied van na de late middeleeuwen tot begin 20e eeuw. Voor de jaren ’30 van de 20e eeuw lag het plangebied in de Zuiderzee. Op historische en topografische kaarten is een zandbank afgebeeld, direct ten westen van, en mogelijk deels in, het plangebied. De zandbank staat op de kaarten aangegeven als het zogenoemde Almersdorperzand (figuur 5).

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 5. Het plangebied op een topografische kaart uit 1870 (www.topotijdreis.nl).

Na de inpoldering van de Wieringermeer omstreeks 1930 is het plangebied deels in gebruik geweest als akker en/of grasland, en deels lag de weg van naar Middenmeer in het noordoosten van het plangebied. De huidige loop van het wegtracé is op topografische kaarten vanaf 1950 afgebeeld. Luchtfoto’s van de RAF uit februari 1945 laten echter de huidige loop van de weg al zien (figuur 6). Op luchtfoto’s van april en mei 1945 is de geïnundeerde Wieringermeer te zien (http://library.wur.nl/WebQuery/geoportal/raf). De relatief nieuwe polder is op 17 april 1945 door de Duitse bezetters onder water gezet. Pas op 11 december van dat jaar was het land weer drooggemalen (figuur 5). Op deze luchtfoto is ook de zandbank Almersdorperzand te zien (de lichtgrijze zone direct boven de noordpijl). Mogelijk zijn de topografische kaarten in deze periode niet bijgewerkt door de herstelwerkzaamheden aan de Wieringermeer.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 6. Een RAF-foto van 26-02-1945, met het plangebied tussen de Westfriese Vaart ten westen, en de weg naar Middenmeer ten oosten. Goed te zien zijn de oude getijdegeulen binnen en rondom het plangebied, met hoger gelegen oeverwallen (http://library.wur.nl/WebQuery/geoportal/raf).

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten.

Resten uit het laat paleolithicum en het mesolithicum kunnen worden verwacht in de top van de pleistocene afzettingen. Het is niet precies bekend hoe het dekzandlandschap binnen het plangebied er toentertijd uitzag. Daarom geldt voor deze periode een onbekende archeologische verwachting.

Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied in theorie een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningsresten) in de vorm van nederzettingen uit het neolithicum en eventueel de bronstijd. Dergelijke resten kunnen zich direct vanaf het maaiveld bevinden, in de top van het kwelderlandschap en dan met name op de wat hoger gelegen, zandige ruggen van voormalige geulen. Deze worden waarschijnlijk gekenmerkt door een vondstlaag of vegetatieniveau waarin houtskool, aardewerk, vuursteen en natuursteen kunnen voorkomen.

Diverse prospectieve booronderzoeken in, rond en vlak naast het plangebied hebben echter tot dusverre geen enkele aanwijzing opgeleverd voor de aanwezigheid van resten van bewoning, laat staan intacte resten. Deels is dit te wijten aan het hanteren van een wijd boorgrid van 40 x 50 m (Bongers, 2009) waarmee in principe alleen vindplaatsen kunnen worden opgespoord van 2430 m² en groter. Vindplaatsen uit de nieuwe steentijd kunnen één huisplaats beslaan en kunnen dus veel kleiner zijn, rond de 600 m². Deels is het ook te wijten aan de toepassing van twee boorraaien, die geen vlakdekkend onderzoek vormen en dus ook geen volledig uitsluitsel geven over de aan- of afwezigheid van een vindplaats (Soetens, 2006). Alleen de begeleide sleuf ten zuiden van het plangebied (Stokkel, 2008) geeft aan dat ter plaatse van deze gasleidingsleuf geen bewoning heeft plaatsgevonden.

De vondsten in de nabijheid van het plangebied betreffen tot dusverre losse vondsten, waarvan kan worden betwijfeld of ze nog wel in situ zijn aangetroffen, maar die er wel op wijzen dat er bewoning moet hebben plaatsgevonden in de omgeving, zeker in het neolithicum. De archeologische verwachting voor deze periode is daarom hoog.

Voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd geldt een reële kans op de aanwezigheid van scheeps- wrakken of delen daarvan. Ook deze kunnen direct vanaf maaiveld aanwezig zijn en zullen voor- namelijk herkenbaar zijn aan stukken hout van forse afmetingen en eventueel aan een plaatselijk hoge concentratie vondsten in de vorm van voornamelijk aardewerk en (bak)steen, maar mogelijk ook andere materiaalcategorieën. Voor bewoningsresten uit deze periode geldt een lage verwachting.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

3 Veldonderzoek

3.1 Methode

Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een verkennend booronderzoek. De gevolgde onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van het door de bevoegde overheid goedgekeurde PvA (Wolzak, 2019). Het veldonderzoek is uitgevoerd in 5 dagen, tussen 05-04-2019 en 12-04-2019.

Het verkennend veldonderzoek had tot doel het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid, de mate van bodemverstoring en de diepteligging van het verwachte archeologische niveaus in het plangebied. Daarmee wordt de gespecificeerde archeologische verwachting getoetst en waar nodig aangepast en kunnen uitspraken worden gedaan over de gaafheid van archeologisch relevante niveaus.

In het plangebied zijn 70 boringen verricht in een grid van 40 bij 50 m in 9 in noordwest - zuidoost georiënteerde raaien. Ten behoeve van de optimale spreiding versprongen de boorpunten ten opzichte van de volgende raai 25 m van elkaar, waardoor een systeem van gelijkbenige driehoeken ontstond.

Er is geboord tot minimaal 300 cm -mv met een Edelmanboor (7 cm) en een gutsboor (3 cm). Om de diepteligging van het pleistocene landschap te bepalen is een twaalftal boringen verdeeld over twee haaks op elkaar gelegen raaien doorgezet tot in de pleistocene afzettingen, tot maximaal 7 m beneden maaiveld. De boringen zijn tijdens het veldwerk lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) digitaal beschreven in het boorbeschrijvingssysteem van RAAP (Deborah3 zie bijlage 3) en met behulp van RTK-GPS ingemeten. Van alle boringen is de hoogte bepaald met behulp van RTK-GPS.

Hoewel het onderzoek een verkennend onderzoek betreft, is het opgeboorde materiaal in het veld door middel van verbrokkeling en versnijding gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken).

3.2 Resultaten

3.2.1 Veldwaarnemingen Het plangebied was ten tijde van het veldonderzoek al niet meer in gebruik als akker. Binnen het hele plangebied was een dichte vegetatie van hoog gras aanwezig (figuur 5). Vanwege de zeer beperkte vondstzichtbaarheid is er geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Het maaiveld binnen het plangebied is vlak.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 7. Situatie binnen het plangebied ten tijde van het veldonderzoek.

3.2.2 Geologie en bodem Op grond van de resultaten van het booronderzoek blijkt er binnen het plangebied sprake te zijn van een gestapeld landschap, wat op grond van het bureauonderzoek ook werd verwacht. Van beneden naar boven zijn de volgende eenheden te onderscheiden.

Het pleistocene landschap

Zoals gezegd zijn 12 van de 70 boringen dieper doorgezet (tot maximaal 7 m –Mv) om de diepte en de intactheid van het pleistocene landschap in de ondergrond van het plangebied in beeld te krijgen. Aan de basis van deze 12 boringen is een laag zeer fijn, zwak tot matig siltig zand aangetroffen. Dit zand is kalkloos en compact. Het is geïnterpreteerd als dekzand en wordt gerekend tot het Laagpakket van Wierden, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Boxtel. De diepteligging van de top van het dekzand is in deze 12 boringen vrij constant. Dit niveau varieert van 10,27 m –NAP tot 11,03 m –NAP (figuur 8). In boring 11, 13, 14, 15, en 17 is in de top van het dekzand een podzolbodem, dat wil zeggen een A-, E- en B-horizont waargenomen (figuur 9). In boring 10 en 16 is alleen de humeuze top van het dekzand waargenomen, de rest van het monster is bij het boren uit de guts gelopen, maar gezien de weerstand die werd ondervonden tijdens het boren is hier wel dekzand aanwezig.

In boring 28 is geen podzolbodem in het dekzand aanwezig. Hier is alleen een lichtgrijze C-horizont van het dekzand aangetroffen. In boring 45 is tussen 6,97 en 7,00 m – Mv alleen de humeuze top van het dekzand (A-horizont) aangetroffen. Onduidelijk is of hieronder een complete podzolbodem aanwezig is, of dat er sprake is van een A-C profiel zoals in boring 63 is aangetroffen.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 8. Voorbeeld bijschrift figuur.

Figuur 9. Podzolbodem in de top van de Pleistocene afzettingen.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Basisveen

Op het dekzand is in 9 van de 12 diepe boringen een compacte veenlaag aangetroffen. In boring 10, 12 en 16 ontbreekt deze veenlaag. De dikte van deze veenlaag varieert van slechts 1 tot 54 cm. In de meeste gevallen zijn er houtresten in het veen waargenomen en daarom betreft het vermoedelijk bosveen. Deze veenlaag is geïnterpreteerd als het Basisveen dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Nieuwkoop.

Wadafzettingen (Laagpakket van Wormer)

Op het Basisveen is een pakket grijs of lichtgrijs, veelal matig slappe, klastische sedimenten aangetroffen, dat overwegend uit uiterst siltige klei bestaat. Verspreid over het plangebied is in 35 van de 70 boringen een donkergekleurde, humeuze top in deze afzettingen aangetroffen, die waarschijnlijk het oude oppervlak van dit waddengebied markeert. Dit niveau ligt in het hele plangebied op tussen circa 7,0 m –NAP en 7,25 m -NAP (circa 3 m –Mv). De humeuze top is niet overal even sterkt ontwikkeld. Plaatselijk is de top van de deze alleen ontkalkt. In verschillende boringen zijn in dit pakket duidelijke sporen van bioturbatie waargenomen. Gezien de samenstelling van deze afzettingen en de waargenomen bioturbatie worden ze geïnterpreteerd als wadafzettingen. Dit pakket wordt gerekend tot het Laagpakket van Wormer, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Naaldwijk.

Hollandveen

Het hierboven beschreven waddengebied is afgedekt door een laag veen, dat in vrijwel het hele plangebied is aangetroffen (figuur 10). In het veen zijn hoofdzakelijk rietresten waargenomen. Het wordt geïnterpreteerd als het Hollandveen Laagpakket, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Nieuwkoop. Een opvallend fenomeen binnen het veenpakket is een dunne (circa 2 centimeter) grijze kleilaag met een zeer scherpe onder- en bovengrens, die in vrijwel alle boringen is aangetroffen. Deze kleilaag is een zogenaamde klapkleilaag. Een klapklei wordt in veengebieden afgezet tussen twee veenlagen, waarvan de bovenste veenlaag bij vloed wordt opgetild. Dit verklaart de scherpe grens tussen de klapkleilaag en de afdekkende veenlaag.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 10. Voorkomen van het Hollandveen. De ligging van de top van het Hollandveen ten opzichte van NAP is met de bruine labels aangegeven.

Kwelderlandschap (Laagpakket van Wormer)

Op het Hollandveen is in het hele plangebied een klastisch pakket aangetroffen. Deze afzettingen bestaan overwegend uit uiterst siltige of zwak zandige klei, waarin enkele zeer dunne zand- en / of detrituslaagjes aanwezig zijn. Gemiddeld over het hele plangebied neemt de zandfractie af naarmate de diepte afneemt. De top van de kleiige afzettingen is vaak stevig tot zeer stevig, wat er op wijst dat de klei goed gerijpt is. Deze klei is geïnterpreteerd als kwelderafzettingen. Verspreid over het plangebied is binnen het goed gerijpte traject (steeds rond 5 m –NAP) een 20 à 30 cm dikke, kalkloze kleilaag aangetroffen waar gele vlekken in zijn waargenomen. Deze vlekken zijn jarosietvlekken, die ontstaan door een chemisch rijpingsproces dat kenmerkend is voor met name in brak water afgezette

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

sedimenten in ingepolderde gebieden (De Bakker en Locher, 1990). Deze herkenbare klei met gele vlekken wordt katteklei genoemd. Binnen de kwelderafzettingen zijn verspreid over het hele plangebied zandbanen aangetroffen. Deze zandbanen bestaan vooral uit kalkrijk, zeer fijn, matig siltig zand met een wisselende hoeveelheid dunne klei- en detrituslaagjes. Deze zandbanen zijn geïnterpreteerd als kreekafzettingen, afgezet in kreekgeulen. Op figuur 11 is aangegeven in welke boringen deze kreekafzettingen zijn aangetroffen. Op deze figuur is ook te zien waar zowel kreekafzettingen als Hollandveen aanwezig is. Op die locaties hebben de kreken zich niet diep ingesneden. In een aantal boringen zijn wel kreekafzettingen aangeboord en ontbreekt het Hollandveen volledig. Ter plaatse van deze boringen hebben kreken zich in gesneden tot in het onder het Hollandveen gelegen waddengebied. De top van dit kwelderlandschap ligt op 4,1 m –NAP in het zuiden (boring 70) tot 4,65 m –NAP in het noorden (boring 1). Het is bedekt door een 20 à 50 cm dikke bouwvoor, waarin sporadisch een zeer klein fragment baksteenpuin is aangetroffen. Opvallend is dat met name in het westelijke deel van het plangebied de bouwvoor zandiger ontwikkeld is. Dit wijst er vermoedelijk op dat de in de Zuiderzee gevormde zandbank Almersdorperzand tot binnen het plangebied doorloopt.

Om de hierboven beschreven bodemopbouw te verduidelijken is een viertal dwarsdoorsneden door het plangebied gemaakt. Deze zijn aan deze rapportage bijgevoegd onder bijlage 4.De locatie van deze profielen is weergegeven in figuur 11.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Figuur 11. Voorkomen van kreekafzettingen binnen het plangebied.

3.2.3 Archeologische indicatoren Hoewel het verkennend booronderzoek niet tot doel had archeologische vindplaatsen op te sporen, aangezien de boordichtheid en boordiameter hiertoe ontoereikend waren, is tijdens het veldonderzoek in één boring een mogelijke archeologische indicator aangetroffen. In boring 37 is in een stevige, gerijpte kleilaag tussen 4,46 en 4,71 m –NAP een klein fragment verbrande leem waargenomen. Dit kan wijzen op menselijke activiteit binnen het plangebied. Verbande leem werd vanaf de prehistorie gebruikt voor diverse dooreinden. Een nauwkeurige datering is echter niet te geven. Gezien de aard van deze indicator is hij niet verzameld.

Verder is in boring 39 tussen 4,97 en 5,07 m –NAP, binnen de matig stevige kleilaag, een laag aangetroffen met veel kleine klei- en veenbrokjes. Gezien het feit dat de afdekkende, matig stevige

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

kleilaag intact is valt niet uit te sluiten dat kleilaag met veen- en kleibrokjes een archeologisch spoor betreft.

3.2.4 Synthese Op grond van het bureauonderzoek was aan het plangebied een onbekende verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de periode laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. Resten uit deze periode kunnen worden verwacht in de top van de pleistocene afzettingen, waarvan de diepteligging werd geschat op 10 m –NAP (circa 6 m –Mv). Uit de boorgegevens blijkt dat de top van de Pleistocene afzettingen binnen het plangebied op 10,27 m –NAP à 11,03 m –NAP. De top van het dekzand is nagenoeg vlak. In 5 van de 12 boringen (boring 11, 13, 14, 15 en 17) is duidelijk een podzolbodem vastgesteld. In boring 63 is in het dekzand een A-C profiel vastgesteld. In de overige boringen liep het dekzand uit de guts, waardoor een nauwkeurige beschrijving niet mogelijk was. Gezien de aanwezigheid van dit vlakke dekzandlandschap, waarin (plaatselijk) een podzolbodem is ontwikkeld, wordt aan het plangebied een middelhoge verwachting toegekend voor de periode laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum.

Op basis van het bureauonderzoek was aan het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningsresten) in de vorm van nederzettingen uit het neolithicum en eventueel de bronstijd. Dergelijke resten kunnen zich direct vanaf het maaiveld bevinden, in de top van het kwelderlandschap en dan met name op de wat hoger gelegen, zandige ruggen van voormalige geulen. Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat het kwelderlandschap waar in de periode neolithicum en mogelijk bronstijd gewoond kan zijn, binnen het plangebied nog intact aanwezig is. Het bovenste kleiige traject van de kwelderafzettingen zijn goed gerijpt. Het kwelderlandschap is slechts bedekt door een 20 à 50 cm dikke bouwvoor. In het westelijke deel is deze bouwvoor zandiger dan in de rest van het plangebied wat mogelijk wijst op de aanwezigheid van een zandbank op het kwelderlandschap. Elders is de bouwvoor in de top van kwelderafzettingen gevormd. Binnen het kwelderlandschap zijn meerdere kreken aanwezig, waarvan sommige zich hebben ingesneden tot in het onderliggende waddenlandschap, waarbij het tussenliggende Hollandveen geheel is geërodeerd. Andere (kleinere) kreken reiken niet tot in het Hollandveen. In boring 37 is in een stevige, gerijpte kleilaag tussen 4,46 en 4,71 m –NAP een klein fragment verbrande leem waargenomen. In boring 39 is tussen 4,97 en 5,07 m –NAP, binnen de matig stevige kleilaag, een laag aangetroffen met veel kleine klei- en veenbrokjes. Dit betreft mogelijk een archeologisch spoor. Op grond van deze resultaten van het verkennend booronderzoek blijft de archeologische verwachting voor de periode neolithicum en eventueel de bronstijd onveranderd hoog.

Voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd geldt een reële kans op de aanwezigheid van scheeps- wrakken of delen daarvan. Ook deze kunnen direct vanaf maaiveld aanwezig zijn en zullen voor- namelijk herkenbaar zijn aan stukken hout van forse afmetingen en eventueel aan een plaatselijk hoge concentratie vondsten in de vorm van voornamelijk aardewerk en (bak)steen, maar mogelijk ook andere materiaalcategorieën. Dergelijke resten zijn door middel van booronderzoek niet op te sporen. Hier worden dan ook geen nadere uitspraken over gedaan.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

4 Conclusies en advies

4.1 Conclusie

Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:

In de diepere ondergrond van het plangebied is een (grotendeels) intact dekzandlandschap aanwezig. De top van de pleistocene afzettingen ligt op 10,27 m –NAP à 11,03 m –NAP. Dit komt overeen met 5,9 m – Mv of dieper. Het pleistocene oppervlak binnen het plangebied is nagenoeg vlak. In 5 van de 12 diep doorgezette boringen is duidelijk een podzolprofiel waargenomen. Op grond van deze resultaten geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor de periode laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. Gezien de diepteligging van dit niveau wordt het niet bedreigd door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied. Dit niveau zal wel in enige mate tot zeer sterke mate (afhankelijk van paaldikte en onderlinge afstand tussen de palen) verstoord worden door de heipalen ten behoeve van de fundering van de geplande nieuwbouw, die tot minimaal 18 m –NAP zullen reiken. Vlak onder het maaiveld is een oud kwelderlandschap aanwezig dat, afgezien van enkele lokale verstoringen, intact is. In de boringen zijn binnen het kwelderlandschap verschillende kreken aangetroffen, waarvan sommige zich tot onder het Hollandveen hebben ingesneden. Het is dit landschap waarop resten uit het neolithicum en eventueel uit de bronstijd en / of ijzertijd verwacht worden. In de goed gerijpte top van het kwelderlandschap is in 1 boring (boring 37) een klein fragment verbrande leem waargenomen. In boring 39 is, eveneens binnen het gerijpte niveau een mogelijk archeologisch grondspoor aangeboord. Op grond van deze resultaten blijft de archeologische verwachting voor de periode neolithicum en eventueel bronstijd onveranderd hoog. Dit niveau wordt, gezien de geringe diepteligging, wel bedreigd door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

4.2 Advies

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door het plangebied enigszins op te hogen, zodat de graafwerkzaamheden niet tot in het kwelderlandschap reiken, dat vanaf 4,1 m – NAP is aangetroffen. Dit biedt uiteraard geen bescherming tegen verstoring van de ondergrond als gevolg van de heiwerkzaamheden, die tot minimaal 18 m –NAP reiken.

Indien planaanpassing niet mogelijk is (en dat lijkt hier het geval), of als mate van de verstoring als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen.

Om de gespecificeerde verwachting te toetsen wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een karterende en eventueel waarderende fase van een inventariserend veldonderzoek. Gezien het

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

dynamische kwelderlandschap en de prospectiekenmerken is een onderzoek met behulp van proefsleuven de geëigende methode voor vervolgonderzoek (zie ook www.archeologieinnederland.nl/prospectie-op-maat).

Voor een proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen noodzakelijk, dat voor aanvang van het proefsleuvenonderzoek door de bevoegde overheid akkoord bevonden moet zijn.

Voor het dieper gelegen pleistocene landschap, dat vanwege de grote diepteligging niet door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied wordt bedreigd, wordt het volgende geadviseerd. Indien de verstoring van het pleistocene landschap als gevolg van de heiwerkzaamheden door de bevoegde overheid ontoelaatbaar wordt geacht en dit door aanpassing van het palenplan niet tot een toelaatbaar niveau kan worden gereduceerd wordt ook voor dit niveau een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geadviseerd. Gezien de diepteligging van het dekzandlandschap en de prospectiekenmerken is mechanisch booronderzoek de meest passende onderzoeksmethode. Echter, indien de gemeente Hollandse Kroon deze verstoring toelaatbaar acht, dan is dit mechanisch booronderzoek niet noodzakelijk.

De relatie van deze adviezen tot de verlening van de omgevingsvergunning is als volgt: de omgevingsvergunning kan, gelet op het tijdspad, onder voorwaarden worden afgegeven. Deze voorwaarden zijn:

De genoemde adviezen in deze paragraaf worden opgevolgd, indien de gemeente besluit dat dit ook noodzakelijk is. Deze besluitname kan in principe ook na verlening van de omgevingsvergunning.

Bij navolgend onderzoek in de vorm van het genoemde proefsleufonderzoek en mechanisch booronderzoek kan vast komen te staan dat er daadwerkelijk behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. (Voor het vaststellen van ‘behoudenswaardigheid’ worden in Nederland een vaste set criteria met een daarbij behorende puntentelling gebruikt.) Wanneer dit het geval is, dan dienen deze behouden te worden. Dit kan door behoud ter plekke (en daarmee waarschijnlijk aanpassing van de plannen) of door deze op te graven, waarna een ontwikkeling doorgang kan vinden. Een opgraving is het behoud van de informatiewaarde. Of het nu het een of het ander wordt, is een afweging tussen economische en erfgoedbelangen die gemaakt wordt tussen initiatiefnemer en gemeente.

Het proces moet afgerond zijn voordat de feitelijke bouwwerkzaamheden beginnen.

4.3 Tot slot

Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Hollands Kroon, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Literatuur

Bakker, H. de & W.P. Locher, 1990. Bodemkunde van Nederland, Deel 2, Bodemgeografie. Malmberg, Den Bosch. Bongers, J.M.G., 2009. Wieringermeer, Agriport A7 (Gemeente Wieringermeer, NH) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport 2009-10/09, Zuidhorn.Koomen, A.J.M. & G.J. Maas, 2004. Geomorfologische kaart Nederland (GKN). Achtergronddocument bij het landsdekkende digitale bestand. Alterra-rapport 1039, Wageningen. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. SIKB, 2016. Beoordelingsrichtlijn Archeologie. BRL SIKB 4000. SIKB, Gouda. Soetens, L., 2006. Archeologisch onderzoek Agriport A7, 2e Pilot Inventariserend veldonderzoek Grontmij Archeologische Rapporten 251, Assen. Stiboka., 1981. Geomorfologische kaart 1:50.000; 14 Medemblik/9 (gedeeltelijk), 10 Sneek (ged.), 15 Staveren (ged.). STIBOKA, Wageningen. Stokkel, P.J.A., 2008. Een archeologische begeleiding langs de Oudelandertocht, gemeente Wieringermeer (N.-H.) ARC-Rapporten 2008-128, Geldermalsen. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen, M. Verbruggen, 2012. Leidraad inventariserend veldonderzoek: deel: karterend booronderzoek, versie 2.0. SIKB, Gouda. Weerts, H., J. Schokker, K. Rijsdijk & C. Laban, 2006. Geologische overzichtskaart van Nederland. TNO Bouw en Ondergrond, .

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en appendices

Figuren:

Figuur 1. Ligging van het plangebied. Inzet: ligging in Nederland (ster). 10 Figuur 2. Luchtfoto. 14 Figuur 3. Ontwerp van de toekomstige situatie (tekening aangeleverd door de opdrachtgever). 15 Figuur 4. Overzichtskaart archeologische gegevens uit de directe omgeving van het plangebied. 20 Figuur 5. Het plangebied op een topografische kaart uit 1870 (www.topotijdreis.nl). 21 Figuur 6. Een RAF-foto van 26-02-1945, met het plangebied tussen de Westfriese Vaart ten westen, en de weg naar Middenmeer ten oosten. Goed te zien zijn de oude getijdegeulen binnen en rondom het plangebied, met hoger gelegen oeverwallen (http://library.wur.nl/WebQuery/geoportal/raf). 22 Figuur 7. Situatie binnen het plangebied ten tijde van het veldonderzoek. 25 Figuur 8. Voorbeeld bijschrift figuur. 26 Figuur 9. Podzolbodem in de top van de Pleistocene afzettingen. 26 Figuur 10. Voorkomen van het Hollandveen. De ligging van de top van het Hollandveen ten opzichte van NAP is met de bruine labels aangegeven. 28 Figuur 11. Voorkomen van kreekafzettingen binnen het plangebied. 30

Tabellen:

Tabel 1. Administratieve gegevens. 11 Tabel 2. Overzicht van de huidige situatie van het plangebied. 13 Tabel 3. De toekomstige situatie. 14 Tabel 4. Overzicht van geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied en de directe omgeving. 17 Tabel 5. Overzicht van het geldende archeologiebeleid en achterliggende verwachtingskaart. 18 Tabel 6. Overzicht van de bekende archeologische vondstlocaties in en rond het plangebied. 19

Bijlagen:

Bijlage 1. Tijdschaal Bijlage 2. Motivatie geraadpleegde bronnen Bijlage 3. Boorbeschrijvingen Bijlage 4. Geologische dwarsdoorsneden

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Bijlage 1. Tijdschaal

Archeologische perioden

Tijdperk Datering

Recente tijd - 1945 C - 1850 Nieuwe tijd B - 1650 A - 1500 Laat B - 1250 Laat A - 1050 D: Ottoonse tijd Middeleeuwen - 900 g

e C: Karolingische tijd

o - 725 r

V B: Merovingische tijd - 525 A: Volksverhuizingstijd - 450 Laat - 270 Romeinse tijd Midden - 70 na Chr. Vroeg - 15 voor Chr. Laat - 250 IJzertijd Midden - 500 Vroeg - 800 Laat - 1100 Bronstijd Midden - 1800 Vroeg - 2000 Laat e

i - 2850

r Neolithicum

o Midden t (Nieuwe Steentijd) - 4200 s i Vroeg h - 4900/5300 e r Laat P Mesolithicum - 6450 Midden (Midden Steentijd) - 8640 Vroeg - 9700 Laat - 12.500 Paleolithicum Jong B (Oude Steentijd) - 16.000 Jong A - 35.000 Midden - 250.000 Oud

tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2014

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Bijlage 2. Motivatie geraadpleegde bronnen

LS03 en LS04, motivatie voor de keuze van de geraadpleegde bronnen (+ indien van toepassing)

eksgebied

/beschreven /onderzo - Bron Opmerking Geraadpleegd en afgebeeld Geraadpleegd, niet afgebeeld Niet beschikbaar voor dit plan Bevat geen (nieuwe) relevante informatie Bodemkaart van NL + Geologische kaart van NL + Geomorfologische kaart van NL + Gedetailleerde bodemkaarten + DINO + Gegevens milieukundig bodemonderzoek + Actueel Hoogtebestand Nederland + Lucht- en satellietfoto’s + Topografische kaart van NL + Oud(st)e kadasterkaarten + Historische kaarten van Nederland + Beeldmateriaal bouwhistorie + Archeologische en cultuurhistorische rapportages + Archieven (RAAP) + Eigenaar en gebruiker + AMK + ARCHIS + CMA + CAA + CHW + Literatuur (arch./aardwet.) + Gebiedsgerichte specialisten + Amateurarcheologen + Gemeentelijke waarden- of verwachtingskaart + Archeologisch depot +

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Bijlage 3. Boorbeschrijvingen

Plangebied Westlanderweg in Middenmeer te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

Bijlage 4. Geologische dwarsdoorsneden