6500 voor Chr.

RAAP-NOTITIE 6247

375037 voor Chr. . Plangebied Visproject in de Wierin- germeer

Gemeente Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

2200 voor Chr.

700 voor Chr.

150 na Chr.

320 na Chr.

250 na Chr.

Document gebaseerd op sjabloonversie: RAAP-kortenotitie_West_versie_1.0.dotm 1650 na Chr.

Colofon

Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Titel: Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureau- onderzoek Status: definitief

Datum: 13 februari 2018

Auteur: J.A. Wolzak MSc

Projectcode: WIVS

Bestandsnaam: NO6247_WIVS

Projectleider: drs. R.S. Kok

Projectmedewerker: J.A. Wolzak MSc

ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 4581169100

Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland

Autorisatie: drs. R.S. Kok

Bevoegd gezag: gemeente Hollands Kroon

ISSN: 0925-6369

RAAP Leeuwenveldseweg 5b telefoon: 0294-491 500 1382 LV Weesp telefax: 0294-491 519 Postbus 5069 E-mail: [email protected] 1380 GB Weesp

© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2018 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Document gebaseerd op sjabloonversie: RAAP-kortenotitie_West_versie_1.0.dotm Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Samenvatting

In opdracht van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft RAAP in december 2017 en januari 2018 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een paai- en leefgebied voor vissen aan te leggen. Het onderzoek is nodig in het kader van een bestemmingsplanwijziging, aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden ver- stoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid.

Op basis van oudere onderzoeken van onder meer ADC Archeoprojecten uit 2009 en 2010 be- staat de bodemopbouw uit verstoord en intact dekzand met in het noordelijke deel intacte po d- zolbodem vanaf ca. 25 cm -Mv. Voor intact dekzand gold een middelhoge archeologische ver- wachting voor resten uit het Laat Paleolithicum t/m Neolithicum.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen in het gehele plangebied. Aangezien de graafwerkzaamheden dieper zullen zijn dan 25 cm –Mv, wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een invent a- riserend veldonderzoek (IVO) verkennende en karterende fase, bestaande uit booronderzoek uit te laten voeren. De bodemopbouw in het noordelijke deel is bekend en daarvoor geldt een middelhoge verwach- ting voor Laat Paleolithicum t/m Neolithicum. Het zuidelijke deel van het plangebied is onduide- lijker in bodemopbouw en mate van verstoring. Daarom wordt geadviseerd een kartering uit te laten voeren in het noordelijke deel van het plangebied, en een verkennend onderzoek in het zuidelijke deel.

In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamhe- den onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via AR- CHIS).

Over dit advies kunt contact op nemen met de bevoegde overheid, in deze de heer M. Dudink (088-3215000), contactpersoon van de gemeente Hollands Kroon. Indien u dat wenst, kunnen wij u in dit overleg assisteren.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [3] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Inhoudsopgave

Samenvatting ...... 3

Inhoudsopgave ...... 4

Administratieve gegevens ...... 5

1 Inleiding ...... 6

1.1 Kader ...... 6 1.2 Ligging van het plangebied ...... 6 1.3 Planomschrijving ...... 7 1.4 Doel- en vraagstelling ...... 7 1.5 Kwaliteit ...... 7 2 Bureauonderzoek ...... 9

2.1 Methode ...... 9 2.2 Aardkundige situatie ...... 10 2.3 Bewoningsgeschiedenis...... 13 2.4 Archeologie...... 14 2.5 Bodemverstoringen ...... 16 2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting ...... 16 3 Conclusies en aanbevelingen ...... 18

3.1 Onderzoeksvragen ...... 18 3.2 Conclusies ...... 19 3.3 Aanbevelingen ...... 20 Literatuur ...... 21

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ...... 23

Bijlage 1. Plankaart werkzaamheden Viskringloop...... 32

Bijlage 2. Boorbeschrijvingen verkennend booronderzoek ADC 2009 ...... 33

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [4] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Administratieve gegevens

Projectcode WIVS

ARCHIS-onderzoeksmelding 4581169100

Type onderzoek bureauonderzoek

Opdrachtgever Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Contactpersoon Dhr. A. Rennings

Onderzoekskader bestemmingsplanwijziging

Locatie Onderzoeksgebied Visproject in de Wieringermeer

Plaats De Wieringermeer

Gemeente Hollands Kroon

Provincie Noord Holland

Kadastrale gegevens Sectie E, nummers 205, 206, 208, 443 Oppervlakte plangebied Ca. 17,5 ha

Kaartblad 14E

Centrumcoördinaat 129.850/546.240

Bevoegde gezag gemeente Hollands Kroon

Contactpersoon Dhr. M. Dudink

Onderzoeksperiode december 2017 – januari 2018

Afbakening Het onderzoek omvat het plangebied en de directe omgeving in onderzoeksgebied een straal van ca. 500 m.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [5] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

1 Inleiding

1.1 Kader

Aanleiding In opdracht van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft RAAP in december 2017 en januari 2018 een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd in Onderzoeksgebied Vis- project in de Wieringermeer bij Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een waterpartij aan te leggen ten behoeve van verbetering en vergroting van een paai- en leefgebied voor vissen, waarvoor een bestemmings- planwijziging nodig is. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen.

Beleidskader Het uitgangspunt voor dit onderzoek wordt gevormd door het wettelijk en beleidsmatig kader voor de ruimtelijke ordening en monumentenzorg. De gemeente Hollands Kroon is in dezen de bevoegde overheid die een besluit zal nemen over hoe om te gaan met de aanwezigheid van eventueel aanwezige archeologische waarden. Op de archeologische beleidskaart van gemeente Hollands Kroon ligt het plangebied in categorie 4 (Anon., 2013). Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm -Mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. In het bestemmingsplan voor het buitengebied Wieringermeer in 2009 NL.IMRO/1911.BPLG2009hez01- VA01) is vastgelegd dat werkzaamheden groter dan 10.000 m 2 of dieper dan 50 cm –Mv mogen plaatsvinden. De omvang van de bodemingrepen bedraagt ca 17,5 ha en de maximale diepte van de ingrepen bedraagt 2 m –Mv (4,1 m –NAP). Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van de Wieringerrandweg en ten noorden van de Hippolytushoe- verweg, buiten de bebouwde kom van Hippolytushoef (figuur 1). Het gebied ligt buiten het histo- rische eiland Wieringen (figuur 2). Op recente luchtfoto’s uit Google Earth en Bing Maps is te zien dat het plangebied deels bestaat uit grasland en akkers met sloten, en deels ligt in het Rob- benoordbos. Volgens de geraadpleegde topografische kaart en het Actueel Hoogtebestand Ne- derland (http://www.ahn.nl/) bedraagt de huidige maaiveldhoogte in het plangebied ongeveer 1,5 tot 3 m –NAP (geleidelijk aflopend van west naar oost).

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [6] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

1.3 Planomschrijving

Het plan bestaat uit de verbetering van de waterkwaliteit en het vergroten van het paai- en leefgebied voor vissen. Dit plan maakt onderdeel uit van het project Ruim Baan Voor Vissen. De voorgenomen graafwerkzaamheden bestaan uit de aanleg van oevers, watergangen en grote waterpartijen, waarbij de maximale waterdiepte 1 m bedraagt. De maximale vergravingsdiepte komt dan uit op ca. 2 m –mv (4,1 m -NAP). De diepte van de waterpartijen verschilt, zo zal de rand minder diep worden afgegraven ten behoeve van natuurvriendelijke oevers, en zijn de watergangen het diepst (Bijlage 1). Op het noordelijke perceel E208 wordt de oostelijke rand niet vergraven (dit blijft op 2,7 m –NAP), en de westelijke rand wordt vergraven tot plaatselijk 2 m – Mv (3,8 m –NAP). De andere percelen kennen een vergraving van maximaal 1,5 tot 2,2 m –Mv (3,8 tot 4,1 m –NAP).

1.4 Doel- en vraagstelling

De doelstelling van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of ver- wachte archeologische waarden binnen het plangebied aan de hand van bestaande bronnen teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Het doel van het veldo n- derzoek is het toetsen en aanvullen van deze gespecificeerde verwachting. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen wordt vervol- gens in hoofdstuk 3 een advies gegeven over de omgang met eventueel aanwezige archeolo- gisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeologische resten.

Onderzoeksvragen: 1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? 2. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? 3. Zijn in het plangebied archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeolo- gische resten aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? 4. Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? 5. Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is? 6. Welke methoden zouden bij het archeologisch vervolgonderzoek ingezet kunnen worden? 7. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan?

1.5 Kwaliteit

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.0), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als norm.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [7] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP is gecertificeerd voor de protocollen 4001 Programma van eisen, 4002 Bureauonderzoek, 4003 Inventariserend veldonderzoek (landbodems), onderdelen proefsleuven en overig, 4004 Opgraven (landbodems) en 4006 Specialistisch onderzoek.

Voor de in deze notitie genoemde archeologische perioden wordt verwezen naar tabel 1. Daar- naast is achter in dit rapport een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [8] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd.

Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: - het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS); - de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); - de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); - de recente topografische kaart 1:25.000; - recente luchtfoto's uit Google Earth (http:/www.earth.google.com); - het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); - het informatiesysteem Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO); - het informatiesysteem bodemdata (www.bodemdata.nl); - de (voormalige) Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland; - nabijgelegen archeologische onderzoeken (De Boer, 2014a; De Boer, 2014b; Kroes, 2013; Kroes & Van der Wal, 2013; Van Rooij & De Boer, 2011); - de Nederlandse molendatabase (http://www.molendatabase.nl/); - de Indicatieve Kaart Militair Erfgoed (www.ikme.nl); - overige literatuur, historisch en aardkundig kaartmateriaal.

Tijdens het bureauonderzoek wordt aan de hand van verschillende bronnen informatie verzameld om inzicht te krijgen in de genese van het landschap, de (lokale) opbouw van de bodem en de sporen die de mens in het landschap heeft achtergelaten. Om een beeld te vormen over het voormalige landschap is onder andere gebruik gemaakt van verschillende geologische, geomor- fologische en bodemkundige kaarten. Voor informatie omtrent het reliëf in en rondom het plan- gebied is het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) geraadpleegd (www.ahn.nl).

Om de bekende archeologische gegevens te inventariseren zijn de beleidsadvieskaart van de gemeente Hollands Kroon, de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Noord Holland, Informatiekaart Landschap en Cultuur van de provincie Noord Holland, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en het Archeologisch Informatie Systeem (Archis III) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geraadpleegd.

Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van eventuele bebouwing en/of bodemverstoringen in het plangebied zijn onder andere historisch kaartmateriaal (www.topotijdreis.nl) en het Bodemlo- ket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Voor een volledig overzicht van de geraadpleegde bro n- nen wordt verwezen naar de literatuurlijst achter in dit rapport.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [9] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

2.2 Aardkundige situatie

Geologische ontwikkeling Pleistocene ondergrond: keileem en dekzand De vorming van het huidige landschap rondom Wieringen gaat terug tot de periode van de voo r- laatste ijstijd - ruwweg 200.000 tot 125.000 jaar geleden. Tijdens deze ijstijd (het Saalien) heers- ten zulke koude omstandigheden dat een enorm pakket landijs zich vanuit Scandinavië tot ha l- verwege Nederland kon uitbreiden, hierbij werd ook (de omgeving van) het plangebied overdekt met ijs. Als een gigantische bulldozer duwde het ijs een grote grondmassa met zwerfkeien voor zich uit. Wanneer het tijdelijk iets warmer was, kwam het landijs tot stilstand of smolt het zelfs af; hierbij bleven keileembulten met zwerfkeien achter (‘grondmorenes’). Wanneer het landijs zich vervolgens weer uitbreidde en over een afgezette morene schoof, werd deze afgevlakt en afg e- rond. Ter hoogte van Hippolytushoef ligt een dergelijke oost-west georiënteerde stuwwal (figuur 3). Deze gestuwde afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Gieten van de Formatie van Drenthe.

Tijdens de hierop volgende - en laatste - ijstijd, vanaf ruwweg 70.000 jaar geleden (het Weich- selien) werd Nederland niet opnieuw bedekt met landijs. Wel daalde de gemiddelde jaartempera- tuur. Door de lage temperatuur lag veel zeewater opgeslagen in uitgebreide poolijskappen en gletsjers. Daardoor was de Noordzee dan ook voor een belangrijk deel drooggevallen. Het on t- breken van begroeiing in de toenmalige 'poolwoestijn' gaf de wind vrij spel waardoor grote hoe- veelheden zand verplaatst werden. Dit zogenaamde ‘dekzand’ werd als een glooiende deken over het toenmalige landschap afgezet. Dit dekzand wordt gerekend tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel.

Bodemvorming Ongeveer 10.000 jaar geleden werd het geleidelijk warmer; dit betekende het einde van de ijstijd en het begin van het Holoceen. Er kon zich een dichte begroeiing ontwikkelen waardoor verde r- gaande verplaatsing van het zand werd tegengegaan en bodemvorming kon optreden. In de dro- gere delen van het dekzandlandschap konden zogenaamde podzolbodems ontstaan (Rappol & Soonius, 1994). Dit zijn zandbodems die zich kenmerken door een opeenvolging van duidelijk herkenbare bodemhorizonten. Wanneer deze zelfde opeenvolging van bodemhorizonten nu wordt aangetroffen, kan hieruit worden afgeleid dat de desbetreffende bodem al enige duizenden jaren min of meer onaangetast is gebleven. Dit betekent dat de eventueel hierin aanwezige archeol o- gische resten/sporen evenmin verstoord zijn geraakt.

Zeespiegelstijging De klimaatsverandering leidde door het afsmelten van de ijskappen tevens tot een stijgende zeespiegel. Vanaf het begin van het Atlanticum (ca. 9000 jaar geleden) liep het Noordzeebekken geleidelijk vol en ontstond in de laagste delen een getijdengebied, dat landinwaarts overging in

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [10 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

een kustveenmoeras. Het veen dat zich op het pleistocene substraat vormde wordt gerekend tot de Basisveen Laag van het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). De eerste millennia van het Holoceen verliep de zeespiegelstijging erg snel, ruim een meter per eeuw (Beets e.a., 1994). De zee breidde zich hierdoor uit en de grens van het getijdenge- bied/kustveenmoeras schoof in oostelijke richting op. Via het zeegat bij Bergen, een opening in de kustbarrière ter hoogte van Bergen, kon een sys- teem van getijdengeulen zich in noordelijke richting ontwikkelen (De Mulder & Bosch, 1982; fi- guur 3). Hiermee kwam het gebied in de Kop van Noord-Holland, dat lange tijd beschermd was geweest door de noordelijke kustboog, nu ook onder invloed van de zee. In de omgeving van het plangebied (zuidelijk van Wieringen) werden tussen circa 5000 en 4200 jaar geleden wadsedi- menten (klei en zand) afgezet. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wor- mer van de Formatie van Naaldwijk (voorheen de Afzettingen van Calais).

Veengroei Rond diezelfde periode (5000 jaar geleden) nam de snelheid van de zeespiegelstijging af tot ongeveer 30 cm per eeuw. Een gevolg hiervan en van de beschikbaarheid van voldoende sed i- ment was dat de Noord-Hollandse kustlijn, die zich tot dan toe steeds landinwaarts had ver- plaatst, zich nu stabiliseerde en zich in westelijke richting kon uitbouwen. Omstreeks 3500 jaar geleden ontstond ruim buiten de huidige kustlijn een barrière van strandwallen en duinen (fi- guur 3). Het zeegat bij Bergen slibde dicht en door het ontbreken van een goede afwatering kon in het gebied achter de strandwallen op grote schaal veen gaan groeien. Dit veen wordt gere- kend tot het Hollandveen Laagpakket van de Formatie van Nieuwkoop. Vermoedelijk bleven a l- leen de hogere delen (zoals de keileembulten en hogere dekzandkoppen) buiten bereik van het veen.

Kusterosie: ontstaan van het eiland Wieringen Met het verzanden van het zeegat van Bergen kwam nog geen eind aan de ontwikkeling van de Noord-Hollandse kust. Waar de kust zich vanaf circa 7000 jaar geleden steeds in westelijke ric h- ting had kunnen uitbreiden en rond 5000 jaar geleden was gestabiliseerd, vond rond het begin van de jaartelling een omslag plaats naar erosie van de kustlijn (De Boer, 2014b). De noordelijke kustboog, die het achterland lange tijd had beschermd tegen de invloed van de zee, kwam onder druk te staan en in de tweede helft van de Vroege Middeleeuwen vonden op verschillende plaa t- sen in de Kop van Noord-Holland doorbraken plaats. Bij de meest noordelijke doorbraak van de zee ontstond het Marsdiep, dat scheidde van de rest van Noord-Holland. Vermoedelijk rond de 11e of 12e eeuw ontstonden bij andere doorbra- ken het Zijper zeegat (tussen Callantsoog en Petten) en het Heersdiep (ter hoogte van het huidi- ge Julianadorp; figuur 3). Aanvankelijk zorgden de verbindingen met de zee voor een goede ontwatering van het veen, wat goede mogelijkheden bood voor de ontginning van het voorheen natte moerasgebied. Na verloop van tijd echter leidde de ontwatering van het veen tot inklinking en maaivelddaling, waardoor het gebied nog kwetsbaarder werd voor overstromingen. In de loop van enkele eeuwen was vrijwel

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [11 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

de hele kop van Noord-Holland veranderd van een uitgestrekt veengebied in waddengebied met kwelders en zandige platen. De mariene afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Walcheren van de Formatie van Naaldwijk (voorheen de Afzettingen van Duinkerke III).

Geomorfologie en bodems Het plangebied bestaat uit een dekzandvlakte die mogelijk is vervlakt door overstromingsmateri- aal (RGD, 1981: code 2M14; figuur 4). De bodems in het plangebied bestaan in het westelijke deel uit Kalkrijke Poldervaaggronden met zware zavel (figuur 5). Deze bodem is opgebouwd uit katteklei (kalkloze klei met jarosietvlekken) op een veenondergrond op ca. 80 tot 120 cm –Mv, die verweerd kan zijn met brokken klei in het moerige materiaal. De bodem van het oostelijke deel wordt gekenmerkt door veldpodzols met een kalkrijke bovengrond door bijmenging van ze e- zand met schelpresten (Rosing, 1995: code Hn21). In het middengedeelte bevinden zich lokaal moerige podzolgronden die een depressie aanduiden in het dekzandgebied. Met een grondwater- trap van III-IV is het verschil tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de ge- middelde laagste grondwaterstand (GLG) relatief groot, wat negatieve gevolgen heeft voor con- servering van mogelijke archeologische resten in de ondergrond. In de dekzandbodems is de conservering van organische resten waarschijnlijk slecht.

Eerdere onderzoeken In het huidige plangebied is door ADC Archeoprojecten reeds in 2009 en 2010 een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Dit was in het kader van het plangebied Wieringerrandmeer voor een Milieu Effect Rapportage (MER). In 2010 werd duidelijk dat dit plan niet zou worden gerealiseerd, de uitkomsten van het archeologische vooronderzoek zijn wel gepubliceerd (Van Rooij & De Boer, 2010). Van de gezette boringen, vallen raai O2 en raai O4 over het huidige plangebied. Boringen O2 1-3 vallen op perceel E208 en O4.5 valt mogelijk op de strook van 125 m breed op perceel E443. De uitkomsten van deze specifieke boringen en de profielen van raaien O2 en O4 worden uitgelicht (figuur 6). Raai O2: in de boringen 1 tot en met 3 wordt een AEBC-profiel aangetroffen binnen de 50 cm – Mv: vanaf 25 cm –Mv (Bijlage 2). De rest van de boringen in de raai laten ook intacte dekzandprofielen zien, zeer ondiep of direct onder het maaiveld, soms afgedekt met veen. Raai O4: boring 5 laat een AC-profiel zien, en geeft samen met de andere boringen 1 tot en met 5 een afgetopte podzol zien, mogelijk door egalisaties en agrarische activiteiten. Daarnaast is kweldererosie ook een mogelijke oorzaak. De boringen in het zuidoosten 6 tot en met 11 geven verspoeld dekzand weer met een opbouw van een overstromingspakket op veen op afgetopt dekzand op 45 tot 110 cm –Mv.

Op ca. 500 m ten zuiden van het plangebied is in 2014 reeds onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestond uit een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) (De Boer, 2014a). Tijdens het onderzoek is een bodemopbouw aangetroffen van verstoorde grond tot in de C-horizont van het onderliggende dekzand.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [12 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Op ca. 500 m ten westen van het plangebied, in de zuidwesthoek van de polder Waard- Nieuwland is in 2014 door RAAP een bureau- en inventariserend vooronderzoek uitgevoerd door RAAP (De Boer, 2014b). Dit onderzoek vond plaats ten behoeve van een verbetering van het watersysteem. Voor een deel van de boringen gold een middelhoge verwachting voor vindplaatsen daterend uit het Laat Paleolithicum tot Neolithicum. De bodemopbouw bestond uit deels verstoorde, deels intacte podzolbodems (A- en B-horizonten) bedekt onder kwelder- /wadafzettingen op basisveen. Daarnaast is in een geologische boring op ca. 150 m ten oosten van het plangebied (coördinaten 130.000/546.000) een intacte A-horizont in het dekzand aangetroffen (De Boer, 2014b).

2.3 Bewoningsgeschiedenis

Bewoningsgeschiedenis Het plangebied ligt in het noordelijk deel van de Wieringermeerpolder, net ten zuiden van het hoger gelegen (voormalige) eiland Wieringen. Door de aanwezigheid van de stuwwallen (grond- morenes) vormt Wieringen samen met Texel en Het de oudste landschappelijke eenheid in Noord-Holland. De vroege bewoningsgeschiedenis van de polder Waard-Nieuwland en de Wie- ringermeer (d.w.z. totdat het gebied onder invloed kwam van de zee) hangt nauw samen met die van Wieringen. Zo zijn uit de omgeving van Hippolytushoef verscheidene vuurstenen werktuigen bekend die dateren uit het Paleo-, Meso- en Neolithicum (Van Duinen, 1996). Vindplaatsen uit de latere Prehistorie (Brons-, IJzer- en Romeinse tijd) zijn bekend op Wieringen, maar opvallender is het relatief grote aantal vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen. Op basis van de aard en verspreiding van archeologische vondsten lijkt de vroegmiddeleeuwse bewoning op Wieringen voornamelijk verspreid over het eiland plaats te hebben gevonden en niet in do r- pen of rond kerken (Diederik, 1989). Een hele bijzondere categorie vroegmiddeleeuwse vindplaatsen betreft de zogenaamde schat- vondsten. Deze vondsten bestaan voornamelijk uit aardewerken potten met daarin munten, sie- raden en zilverbaren. Van één schatvondst wordt verondersteld dat deze heeft toebehoord aan een Deense Noorman die zich rond 850 na Chr. op Wieringen zou hebben gevestigd (Besteman, 1996a; 1996b). In de periode van de 9e tot de 11e eeuw kwamen de Vikingen geregeld op ‘b e- zoek’ in Noordwest- Europa. Zo lag Wieringen strategisch op de route naar de Karolingische handelsnederzetting Dorestad (het huidige Wijk bij Duurstede), die regelmatig door de Vikingen is geplunderd. Deze plunderingen vormden een dusdanig probleem voor de Karolingische vorsten, dat deze de Vikingen regelmatig stukken land in leen gaven om hiermee de invallen af te kopen of te bepe r- ken. Wieringen heeft vermoedelijk vanaf 840 tot circa 885 na Chr. onder Deense heerschappij gestaan (Besteman, 1996a).

Inpolderingen Als reactie op de opdringende zee werden dijken aangelegd. De precieze ouderdom van de vroegste bedijkingen op Wieringen is niet zeker, maar gaat zeer waarschijnlijk terug tot voor de

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [13 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

14e eeuw (Danner e.a., 1994; Schoorl, 1990). De omgeving van het plangebied bestond in deze periode zeer waarschijnlijk nog uit buitendijkse kwelders (‘waarden’). Zeker vanaf de 15e/16e eeuw werden pogingen ondernomen om het hoger opgeslibde kwelder- gebied ten zuiden van Wieringen in te polderen. Uiteindelijk slaagde de onderneming, want in 1627 was de polder Wieringen Nieuwland bedijkt. De polder bleek echter een kort leven beschoren. Tijdens de februaristorm van 1683 over- stroomde 1600 morgen Nieuwland op Wieringen (Gottschalk, 1977): de nieuwe polder stond weer onder water. Uiteindelijk zou de polder in 1846 in een iets andere vorm definitief herwo n- nen worden. Al deze tijd lag het plangebied echter nog buitendijks. Pas sinds de drooglegging van de Wieringermeerpolder in 1930, werd de zee ‘definitief’ buitengesloten. Deze polder is tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers geïnundeerd, in april 1945.

Historisch landgebruik Om inzicht te verkrijgen in het grondgebruik in het plangebied in de Nieuwe tijd biedt de analyse van historische kaarten een goede invalshoek. Op de ‘Kaart van Holland’ uit 1681 van Jacob Aertsz. Colom ligt het plangebied in de vaargeul langs het eiland Wieringen (Sijmons & Van Eeghen, 1990). Historische kaarten uit de 19e eeuw laten Wieringen zien als eiland, waarbij vanaf 1846 het Nieuwland ten noorden van het plange- bied is herwonnen van de zee (figuur 7). Pas vanaf de inpoldering van het Wieringermeer in 1930 ligt het plangebied niet meer onder water, maar wordt de locatie van het onderzoeksgebied gebruikt als grasland/akkerland en bos. Volgens de molendatabase zijn er geen molens bekend in of in de buurt van het onderzoeksge- bied. Wel zijn er aanwijzingen voor een molen uit de Nieuwe tijd langs de dijk van het ingepol- derde Nieuwland (de Derde Molen), op ca. 200 m ten westen van het plangebied.

2.4 Archeologie

Archeologische verwachting Op de IKAW valt het plangebied in een zone met een lage tot middelhoge archeologische verwachting. Het noordelijke deel van het plangebied (kadastrale nummer E208 en een deel van E206) vallen binnen de middelhoge archeologische verwachting (figuur 2). Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het plangebied met mogelijke scheepswrakken en een intacte dekzandvlakte in de ondergrond. De lage archeologische verwachting is gebaseerd op mogelijke vergravingen/verwerkingen van de bovengrond in de rest van het plangebied (Deeben, 2008; zie ook www.cultureelerfgoed.nl). Op basis van de Indicatieve Kaart Militair Erfgoed zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van resten van structuren uit de Tweede Wereldoorlog (www.ikme.nl). Op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)/Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord Holland ligt het plangebied in een zone met een verwachting voor vindplaatsen uit het Laat Mesolithicum en Vroeg Neolithicum, en scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen –

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [14 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Nieuwe tijd (https://www.noord- holland.nl/Onderwerpen/Cultuur_en_Erfgoed/Cultuurlandschap_en_erfgoed). Op de archeologische beleids- en verwachtingskaart van de gemeente Hollands Kroon ligt het plangebied in een zone met een lage tot middelhoge verwachting (Anon., 2013).

Bekende archeologische resten

ARCHIS-waarneming complextype datering

15037 Keramiek Vroege Middeleeuwen C

18193 Keramiek Late Middeleeuwen

408409 Scheepswrak Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd

439915 Molen Nieuwe tijd

Tabel 2. Overzicht van de bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied.

Op ca. 100 m ten westen (408409) is een scheepswrak gevonden in 1946 (figuur 1). De locatie is bij benadering, aangezien deze is ontleend aan een oude kaart van de Wieringermeer. Het gaat om een onbekend scheepswrak daterend uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd. Op ca. 300 m ten zuiden (18193) zijn bij een veldkartering door de RCE in 1988 losse keramiekvondsten gedaan uit de Late Middeleeuwen. Op ca. 300 m ten zuidoosten (15037) is door een particulier keramiek gevonden in het Robbenoordbos in 1977. Het betreft een scherf uit de Vroege Middeleeuwen C. Op ca. 250 m ten westen (439915) is aan de rand van het voormalige eiland Wieringen mogelijk de fundering van een oude molen aangetroffen in 2014, daterend van voor 1878 (De Boer, 2014b). Het zou kunnen gaan om de ‘Derde Molen’.

Archeologische onderzoeken Het onderzoek door ADC Archeoprojecten in 2009 en 2010 een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek dat hierboven beschreven is heeft samen met het onderzoek van het Visproject ten zuiden van het plangebied (De Boer, 2014a) geen archeologische resultaten opgeleverd. Ook het onderzoek van het Visproject ten zuiden van het plangebied (De Boer, 2014a) Het onderzoek in de polder Waard-Nieuwland, dat begon als een bureau- en inventariserend vooronderzoek in 2014 (De Boer, 2014b), is vervolgt met inventariserend onderzoek door middel van verkennende en karterende boringen, dit onderzoek is nog gaande. Voor een deel van de boringen gold een middelhoge verwachting voor vindplaatsen daterend uit het Laat Paleolithicum tot Neolithicum. Andere bureau- en inventariserende veldonderzoeken die in 2013 in de voormalige Wieringermeer zijn uitgevoerd door RAAP kennen een bodemopbouw van getijdenafzettingen waar een verwachting is voor Neolithische vindplaatsen op kreekruggen en een verwachting voor

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [15 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd. In deze onderzoeken (Kroes, 2013; Kroes & Van der Wal, 2013) zijn geen aanwijzingen gevonden voor vindplaatsen.

2.5 Bodemverstoringen

Op basis van de geraadpleegde bronnen blijkt dat in het verleden in een groot deel van het plangebied de bovengrond is vergraven, met uitzondering van het noordelijke perceel (bodemloket; Rosing, 1995). Verwacht wordt dat de top van de bodem in dit deel van het plangebied tot een onbekende diepte verstoord zal zijn als gevolg van deze werkzaamheden. Verder laat de AHN (www.ahn.nl/viewer) zeer vlakke percelen zien, wat ook een indicatie kan zijn voor afgraving in het westelijke deel en deels ophoging van het oostelijke deel, zoals dat ook in de bodemclassificatie naar voren komt (Rosing, 1995).

2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting

Dekzandlandschap: Laat Paleolithicum - Neolithicum Het dekzand vormde het bewoonbare landschap totdat het rond 5000 jaar geleden, als gevolg van de stijgende zeespiegel, vernatte en geleidelijk overgroeid raakte met een dun laagje veen. Dit betekent dat bewoning van het dekzandlandschap mogelijk is geweest vanaf het Laat Paleol i- thicum t/m het Neolithicum. De archeologische verwachting voor vindplaatsen uit deze perioden is in principe (middel)hoog. Voor de dekzandrug, die in het noorden van het plangebied loopt, geldt een hoge verwachting. Het zuidelijke deel van het plangebied kent mogelijk erosie van geulen. Hiervoor geldt er een verwachting voor enkel diepe sporen uit het laat-Neolithicum (fi- guur 8). Bij vindplaatsen uit de periode Laat Paleolithicum t/m Neolithicum kan het zowel gaan om grote- re, langdurig gebruikte of hergebruikte nederzettingsterreinen (palimpsesten) met een dichte strooiing van vuursteenmateriaal als om kleinere, eenfasige nederzettingslocaties met een ijle vondstspreiding. Ook kunnen zeer kleine (jacht-)kampementjes of specifieke vindplaatstypen voorkomen (graven, rituele deposities, e.d.). Eventuele resten (in de top van het dekzand) bevi n- den zich waarschijnlijk binnen 1,5 m -Mv (ter hoogte van de intacte dekzandrug binnen 0,5 m - Mv). Dit betekent dat de archeologisch interessante laag in het noordelijke perceel zich binnen de maximale vergravingsdiepte bevindt, in het zuidelijke deel van het plangebied ligt dit mogelijk lager of is deels verstoord.

Veenlandschap: Bronstijd-Vroege Middeleeuwen Het tweede archeologische niveau hangt samen met het voormalige veengebied dat zich over het verdrinkende dekzand heeft ontwikkeld. In theorie kan in het veengebied sprake zijn geweest van bewoning of andere activiteiten (bijv. beweiding van vee). Voor de periode Bronstijd- Romeinse tijd) zijn hiervoor geen aanwijzingen. Gedurende de Vroege Middeleeuwen zijn waar- schijnlijk wel pogingen gedaan om het veengebied rondom Wieringen te ontginnen (Diederik,

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [16 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

1989). In de loop van de Late Middeleeuwen is dit veenlandschap echter verdronken en over- slibd geraakt met klei en zand. Afhankelijk van de mate waarin het onderliggende veenpakket hierbij is weggeschuurd, zijn eventuele (vroegmiddeleeuwse) bewoningsresten in veen eveneens verdwenen. De verschillende losse (aardewerk)vondsten lijken hier ook op te wijzen. Voor vind- plaatsen uit de periode Bronstijd t/m Romeinse tijd en uit de Vroege Middeleeuwen geldt een lage verwachting.

Kwelderlandschap: Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd Vanaf de Late Middeleeuwen maakte het gebied deel uit van een (opslibbend kweldergebied). Uit deze periode worden geen vindplaatsen verwacht. Een uitzondering geldt voor scheepswrakken of onderdelen daarvan; deze kunnen zich in de bodem bevinden. De melding van een scheeps- wrak net ten westen van het plangebied is mogelijk niet precies afgebakend. De verwachting voor dit type vindplaatsen is laag tot middelhoog.

Droogmakerij: Nieuwe tijd (20e eeuw) Sinds de drooglegging in 1930 is de het plangebied in gebruik geweest als agrarisch gebied. Rond 1950 is een deel van het plangebied als bosgebied ingesteld. Er heeft geen bebouwing in het plangebied gestaan, de verwachting voor bouwhistorische resten is daarom laag.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [17 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

3 Conclusies en aanbevelingen

3.1 Onderzoeksvragen

1. Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? ARCHIS geeft een melding van een scheepswrak uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd dichtbij het plangebied (aan de westkant). Het gaat om een melding uit 1946, de locatie is bij benadering en gebaseerd op oude kaarten van de ligging in de Wieringermeer. Daarnaast is in een aantal geologische boringen aan de oostkant van het plangebied een intacte podzol- bodem aangetroffen. Dit is een indicatie voor een intacte top met een middelhoge verwac h- ting voor vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum t/m Neolithicum.

2. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? Op basis van de 4 boringen uitgevoerd door ADC Archeoprojecten in 2009-2010 die binnen het huidige plangebied vallen kan een beeld worden gevormd van de bodemopbouw in met name het noordelijke deel op perceel nummer E208. De bodemopbouw bestaat hier uit b ouw- voor op een intacte dekzandrug met een AEBC-profiel.

3. Zijn in het plangebied archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of archeol o- gische resten aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande inrichting? Voor de intacte podzolbodem met een AEBC-profiel geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit het Laat Palaeolithicum t/m Neolithicum. De bovenzijde van de rug bevindt zich vanaf 25 cm –Mv.

4. Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? In het noordelijke deel beginnen deze lagen binnen 50 cm –Mv, in het zuidelijke deel mogelijk vanaf 1 m –Mv. De bodemopbouw in het zuidelijke deel is echter niet duidelijk, en kan enkel worden gebaseerd op 1 boring die binnen het huidige plangebied valt en op een aantal borin- gen in de buurt van het huidige plangebied. Daarom wordt aanbevolen voor dit deel van het plangebied een verkennend booronderzoek uit te voeren om de bodemopbouw in kaart te brengen (zie onder).

5. Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is? In het gebied met een intacte podzolbodem in de ondergrond is het zinvol om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Het deel in het zuiden is mogelijk verstoord, waar het zinvol is de mogelijke verstoringen in de ondergrond beter in kaart te brengen.

6. Welke methoden zouden bij het archeologisch vervolgonderzoek ingezet kunnen worden? Voor het noordelijke deel is een karterend booronderzoek een methode om het intacte pod- zolprofiel preciezer af te bakenen. Daarnaast kan de bodem worden gescreend in het veld en

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [18 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

gezeefd op indicatoren die kunnen wijzen op een steentijdvindplaats. Hierbij gaat het om een maaswijdte van 2 mm en wordt er gelet op o.a. vuursteen, houtskool en (verbrand) botmateri- aal. In het zuidelijke deel is de mate van verstoring onduidelijk of zijn verstoringen niet duidelijk afgebakend. Een verkennend booronderzoek zou kunnen worden ingezet om de bodemop- bouw in kaart te brengen. Het opsporen of afbakenen van een mogelijk scheepswrak in de buurt of in het plangebied is niet te karteren door middel van booronderzoek.

7. Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? De bodemopbouw in het noordelijke deel is bekend en daarvoor geldt een middelhoge ver- wachting voor Laat Paleolithicum t/m Neolithicum. Gezien de vergravingsdiepte van meer dan 25 cm -Mv wordt in het deel met de intacte podzolbodem (perceel E208) geadviseerd om een karterend booronderzoek uit te voeren. In het zuidelijke deel van het plangebied is de bo- demopbouw onduidelijker. Daarom adviseren wij in het zuidelijke deel een verkennend boo r- onderzoek uit te voeren met als doel de mate van verstoring te bepalen evenals de diepte van de mogelijk aanwezige intacte podzolbodem. In delen waar geen vervolgonderzoek wordt geadviseerd geldt dat indien bij de uitvoering van de graafwerkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, aanmelding van de desbetreffende vondsten is verplicht is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet. De melding kan worden gedaan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS). 3.2 Conclusies

Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (paragraaf 1.3) kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen vermoedelijk archeologische resten zullen worden verstoord.

De opgestelde verwachting is gebaseerd op het bureauonderzoek en verkennende booronde r- zoeken in en rond het plangebied door RAAP en ADC Archeoprojecten. In het noordelijke deel van het plangebied zijn intacte podzolprofielen in het dekzand aangetroffen. Voor deze intacte podzolbodems geldt een middelhoge archeologische verwachting voor het Laat Paleolithicum t/m het Neolithicum. De mate van verstoring is onduidelijk voor het zuidelijke deel van het plange- bied: mogelijk is er sprake van geërodeerd dekzand waarvoor een lage verwachting geldt voor diepe sporen uit het Laat-Neolithicum. Voor de kwelderafzettingen die verantwoordelijk zijn voor deze erosie geldt een lage verwachting voor scheepswrakken.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [19 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

3.3 Aanbevelingen

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen in het gehele plangebied. Gezien de vergravingsdiepte van de geplande werkzaamheden tot ca. 2 m -Mv en de aanwezigheid van een intacte podzolbodem vanaf ca. 25 cm –Mv, wordt geadviseerd om een archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een booronderzoek (formeel: inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende en karterende fase). De bodemopbouw in het noordelijke deel is bekend en daarvoor geldt een middelhoge verwac h- ting voor Laat Paleolithicum t/m Neolithicum. In het deel met de intacte podzolbodem adviseren wij een karterend booronderzoek uit te voeren. In het zuidelijke deel van het plangebied is de bodemopbouw onduidelijker. Daarom adviseren wij in het zuidelijke deel een verkennend boor- onderzoek uit te voeren met als doel de mate van verstoring te bepalen evenals de diepte van de mogelijk aanwezige intacte podzolbodem.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aa n- getroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cu l- tureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

Over dit advies kunt contact op nemen met de bevoegde overheid, in deze de heer M. Dudink (088-3215000), contactpersoon van de gemeente Hollands Kroon. Indien u dat wenst, kunnen wij u in dit overleg assisteren.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [20 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Literatuur

Anon., 2013. Beleidsnota Archeologie 2013, gemeente Hollands Kroon. Cultuurcompanie Noord- Holland, . Beets, D.J., A.J.F. van der Spek & L. van der Valk, 1994. Holocene ontwikkeling van de Ne- derlandse kust. RGD Rapport 40.016 - Projekt Kustgenese. Rijks Geologische Dienst, . Besteman, J.C., 1996a. Vikingen in Noord-Holland? De zilverschat van Wieringen in het licht van de Noormanneninvallen. Archeologische publicaties Provincie Noord-Holland I. Provincie Noord-Holland (afdeling Cultuur en Educatie), Haarlem. Besteman, J.C., 1996b. Vondstmelding. Archeologische Kroniek van Holland over 1996, pag. 380-382. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, . Boer, G.H. de, 2014a. Plangebied ‘Visproject Wieringermeer’, gemeente Hollands Kroon; een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase). RAAP-rapport 2853. RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp. Boer, G.H. de, 2014b. Verbetering watersysteem polder Waard-Nieuwland, gemeente Hollands Kroon; een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase). RAAP- rapport 2792. RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp. Danner, H.S., H.Th.M. Lambooij, & C. Streefkerk, 1994. ‘...die water keert’: 800 jaar regionale dijkzorg in Hollands Noorderkwartier. Edam/Wormerveer. Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl). Diederik, F., 1989. Archeo-logica. De archeologie van het noorden van Noord-Holland in histo- risch en landschappelijk perspectief. Uitgeverij Pirola, Schoorl. Duinen, A. van, 1996. Vondstmelding. Archeologische Kroniek van Holland over 1996, pag. 343. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Ente, P.J., W.H. Zagwijn & W.G. Mook, 1975. The Calais deposits in de the vicinity of Wier- ingen and the geogenesis of northern . Geologie & Mijnbouw 54: 1-14. Gottschalk, M.K.E., 1977. Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland. III De periode 1600-1700. Van Gorcum, Assen/. Kroes, R.A.C., 2013. Plangebied Datacenter NED-X in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek. RAAP-notitie 4519. RAAP Ar- cheologisch Adviesbureau, Weesp. Kroes, R.A.C. & F.J. van der Wal, 2013. Plangebied Oudelanderweg 53 in Middenmeer, ge- meente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en ve r- kennend veldonderzoek. RAAP-notitie 4455. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [21 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Molenaar, S., C.M. Soonius & D. Bekius, 2009. Noord-Holland Laagland; de archeologie en het landschap in 7 lagen. RAAP-rapport 1838. RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp. Mulder, E.F.J. de & J.H.A. Bosch, 1982. Holocene stratigraphy, radio-carbon datings and pal- aeogeography of central and northern North-Holland (The ). Mededelin- gen Rijks Geologische Dienst 36(3): 111-160. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van on- verharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Rappol, M. & C.M. Soonius (red.), 1994. In de bodem van Noord-Holland, geologie en archeo- logie. Lingua Terrae, Amsterdam. Rooij, J.A.G. van & A.G. de Boer, 2011. Wieringerrandmeer fase I, Een inventariserend veld- onderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. ADC-rapport 2589. ADC- ArcheoProjecten, Amersfoort. Rosing, H., 1995. Bodemkaart van Nederland 1:50.000: blad 9 west Texel (gedeeltelijk) - 14 west , blad 14 oost Medemblik - 15 west Stavoren (Noordhollands gedeel- te), blad 19 west Alkmaar. SC-DLO Staring Centrum, Wageningen. Schoorl, H., 1990. De dijken van Wieringen in de eerste helft van de 16 e eeuw. In: Schoorl, H. Kust en Kaart, 61-67. Uitgeverij Pirorala, Schoorl. Sijmons, A.H. & I.H. van Eeghen, 1990. Jacob Aertsz. Colom's kaart van Holland 1681. Alphen aan den Rijn. Stiboka/RGD, 1981. Geomorfologische kaart 1:50.000; 14 Medemblik/9 (gedeelte- lijk), 10 Sneek (ged.), 15 Staveren (ged.). Stiboka/RijksGeologische Dienst, Wage- ningen/Haarlem.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [22 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen

Figuur 1. Ligging van het plangebied (omlijnd) met de onderzoeksmeldingen (oranje) en de vondstmeldingen (rood) in ARCHIS III. Figuur 2. De locatie van het plangebied (zwart omlijnd) op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Het ligt in de zones met een lage (geel) en middelhoge (oranje) trefkans. Figuur 3. Paleogeografische ontwikkeling van de Kop van Noord-Holland (naar Molenaar e.a., 2009) Figuur 4. Het plangebied (omlijnd) op een uitsnede van de geomorfologische kaart. Het plangebied ligt op een dekzandvlakte (RGD, 1981: code 2M14). Figuur 5. Plangebied (omlijnd) op een uitsnede van de bodemkaart van Nederland. Een deel van het plangebied ligt in kalkrijke poldervaaggronden (lichtgroen: Mn22A), het andere deel ligt in veld- en moerige podzolgronden (lichtrood: Hn21; vWp). Figuur 6. Het plangebied ten opzichte van de gezette boringen van ADC Archeoprojecten, met raai O2 (boring 1 t/m 8) en raai O4 (boring 1 t/m 11). Het oranje raster geeft reeds vergraven grond aan (naar Van Rooij & De Boer, 2010). Figuur 7. Het plangebied (rood) buiten het ingepolderde Waard-Nieuwland op de historische kaart uit 1850 (www.topotijdreis.nl) Figuur 8. De zonering van het plangebied. Voor de gele zone geldt een advies om verkennend onderzoek uit te voeren, voor de oranje zone karterend onderzoek.

Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal. Tabel 2. Overzicht van de bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied.

Bijlage 1. Boorbeschrijvingen ADC verkennend onderzoek 2009

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [23 ] Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [24]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [25]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [26]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [27]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [28]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [29]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [30]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Geologische perioden Archeologische perioden

Tijdvak Chronozone Datering Tijdperk Datering Recente tijd - 1945 C - 1850 Nieuwe tijd B Laat - 1650 A Subatlanticum - 1500 Laat B - 1250 -1150 na Chr. Laat A - 1050 D:Ottoonse tijd Middeleeuwen - 900 C: Karolingische tijd - 725

Vroeg B:Merovingisch tijd - 525 A: Volksverhuizingstijd Vroeg - 450 Subatlanticum Laat - 270 Romeinse tijd Midden - 70 na Chr. Vroeg - 0 - 15 voor Chr. Laat - 250

Holoceen - 450 voor Chr. IJzertijd Midden - 500 Vroeg - 800 Laat - 1100 Bronstijd Midden Subboreaal - 1800 Vroeg - 2000 Laat Neolithicum - 2850 - 3700 Midden (Nieuwe Steentijd) - 4200 Vroeg Atlanticum - 4900/5300 Laat - 7300 Mesolithicum - 6450 Boreaal Midden - 8700 (Midden Steentijd) - 8640 Preboreaal Vroeg - 9700 - 9700 Late Dryas - 11.050 Allerød - 11.500

Laat Vroege Dryas Laat

Glaciaal - 12.000 - 12.500 Bølling - 12.500 Jong B Vroegste Dryas - 16.000 - 13.500

Laat Jong A Denekamp - 30.500 - 35.000 Prehistorie Hengelo Midden - 60.000 Weichselien Pleniglaciaal Moershoofd Paleolithicum Vroeg (Oude Steentijd) - 71.000 Odderade Midden

Pleistoceen Brørup Vroeg Glaciaal - 114.000 Eemien - 126.000 Saalien II - 236.000 Oostermeer - 241.000 - 250.000 Saalien I - 322.000 Belvedère/Holsteinien - 336.000 Glaciaal x - 384.000 Oud Holsteinien - 416.000 Elsterien 463.000 tabel1_standaard_GeoBioArcheo_RAAP_2014 Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [31]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Bijlage 1. Plankaart werkzaamheden Viskringloop

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [32]

Plangebied Visproject in de Wieringermeer, gemeente Hollands Kroon; een bureauonderzoek

Bijlage 2. Boorbeschrijvingen verkennend booron- derzoek ADC 2009

RAAP-notitie 6247 / definitieve versie, 13 februari 2018 [33]