Gemeentelijke En Intergemeentelijke Participaties
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
GEMEENTELIJKE EN INTERGEMEENTELIJKE PARTICIPATIES Inventarisatie 21 april 2017 geactualiseerde versie van 25 april 2017 AGENTSCHAP BINNENLANDS BESTUUR BINNENLAND.VLAANDEREN.BE GEMEENTELIJKE EN INTERGEMEENTELIJKE PARTICIPATIES 1. INLEIDING 1 2. TOEPASSINGSGEBIED EN METHODOLOGIE 2 2.1. Toepassingsgebied 2 2.1.1. Intergemeentelijke samenwerking 2 2.1.2. Gewestgrensoverschrijdende intergemeentelijke samenwerking 4 2.1.3. Artikel 180 van de Programmawet van 21 december 1994 4 2.2. Methodologie 5 2.2.1. Deskresearch 5 2.2.2. Validering 5 2.2.3. Individuele bevraging 5 3. INVENTARIS (INTER)GEMEENTELIJKE PARTICIPATIES 6 3.1. Inventaris rechtstreeks participaties van gemeenten in 'intergemeentelijke samenwerkingsverbanden' 6 3.1.1. Overzicht 'intergemeentelijke samenwerkingsverbanden' 7 3.1.2. Deelnemende gemeenten per 'intergemeentelijk samenwerkingsverband' 10 3.2. Inventaris participaties ‘intergemeentelijke samenwerkingsverbanden’ 20 3.2.1. Energie 21 3.2.1.1. Distributienetbeheer 21 3.2.1.2. Aardgas 22 3.2.1.3. Transport en transmissie 23 3.2.1.4. Hernieuwbare energie 25 3.2.2. Afval 31 3.2.3. Streekontwikkeling 32 3.2.4. Water 35 3.2.4.1. Water-link 35 3.2.4.2. TMVW 36 3.2.4.3. Infrax 37 3.2.4.4. Vivaqua 38 3.2.5. Andere 39 3.2.5.1. ICT 39 3.2.5.2. Grondbeleid 40 3.2.5.3. Landschapspark 41 3.2.5.4. Informatie- en communicatiesignalen 42 3.3. Inventaris in de diepte per structuur 43 4. BIJLAGEN 45 4.1. Bijlage 1: Individuele bevraging - invulformulier 46 4.2. Bijlage 2: Individuele bevraging - overzicht bevraagde structuren 48 4.3. Bijlage 3: Respons individuele bevraging 49 5. ADDENDUM 62 1. INLEIDING De afgelopen maanden woedde er een breed politiek en maatschappelijk debat over de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de veelheid van structuren waarin deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden participeren. De aandacht ging in eerste instantie naar de mandaten die politici in deze structuren opnemen en de vergoedingen die ze hiervoor ontvangen. Daarnaast werden er ook vragen gesteld bij de rol die de overheid in het algemeen en die de gemeenten in het bijzonder zouden moeten opnemen in bepaalde sectoren. Op 15 februari 2017 hield het Vlaams Parlement hierover een actualiteitsdebat. Tijdens dat debat deelde de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans mee dat zij het agentschap binnenlands bestuur de opdracht had gegeven om met het oog op de nodige transparantie, het volledige landschap van de gemeentelijke participaties en intergemeentelijke participaties in andere structuren, zowel publieke als private, in kaart te brengen. Het Agentschap heeft, samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, de afgelopen 2 maanden getracht om met zorg het veld te inventariseren en inzichtelijk te maken. We hopen oprecht dat dit rapport kan bijdragen aan een sereen en genuanceerd debat over (inter)gemeentelijke participaties en de toekomst van de intergemeentelijke samenwerking in Vlaanderen. Jeroen Windey Administrateur-generaal van het Agentschap Binnenlands Bestuur 1 2. TOEPASSINGSGEBIED EN METHODOLOGIE 2.1. Toepassingsgebied Deze inventarisatie wil inzicht verschaffen in de participaties die gemeenten rechtstreeks en vooral onrechtstreeks aanhouden in tal van structuren. In de eerste plaats wordt daarbij vertrokken van de decretale mogelijkheden die gemeenten geboden worden voor rechtstreekse deelname in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de mogelijkheden die de programmawet van 1994 biedt. In het verdere rapport wordt de term ‘intergemeentelijke samenwerkingsverbanden’ in ruime zin gebruikt om deze verschillende vormen te duiden. Vervolgens wordt vooral gekeken naar de participaties die deze verbanden nemen in andere structuren, de zogenaamde dochters, waarin meerdere gemeenten bijgevolg onrechtstreeks participeren. Er wordt in deze inventaris niet ingegaan op de mogelijkheden die gemeenten op basis van het gemeentedecreet hebben om individueel deel te nemen in verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk voorzover die verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk niet belast worden met de verwezenlijking van welbepaalde taken van gemeentelijk belang. Daarnaast wordt er ook niet ingegaan op vzw’s waarin gemeenten zich buiten bovenstaande wettelijke kaders verenigen (bvb. VVSG vzw), en die hun specifieke historische oorsprong kennen. Tot slot wordt er in dit rapport ook niet ingegaan op de mogelijkheden die OCMW’s of provincies hebben om participaties te nemen. 2.1.1. Intergemeentelijke samenwerking Intergemeentelijke samenwerking als verlengd lokaal bestuur Bij toepassing van artikel 41 van de Grondwet worden de bevoegdheden die de gemeenten uitoefenen georganiseerd door de gemeenteraden volgens de beginselen die de Grondwet vaststelt. De representatieve gemeenteraden en hun uitvoerende colleges van burgemeester en schepenen vormen de basis van de lokale instellingen en hun organisatie. De kern van de lokale democratie ligt vervat in artikel 162 van de Grondwet. De gemeenteraden worden rechtstreeks verkozen en de regeling van de gemeentelijke instellingen gebeurt bij decreet. De basisregels van de gemeentelijke organisatie zijn vastgelegd in het gemeentedecreet van 15 juli 2005 (GD). Daarnaast organiseert het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001 (DIS) de wijze waarop twee of meerdere gemeenten met elkaar kunnen samenwerken, al dan niet in een vorm met rechtspersoonlijkheid. Binnen de grenzen van het DIS kunnen ook andere rechtspersonen daaraan deelnemen. (OCMW’s, autonome gemeentebedrijven, publiekrechtelijke OCMW-verenigingen, politie- en hulpverleningszones andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid, vermeld in het DIS en provincies (tot en met 31 december 2018). Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, die gemeenzaam “intercommunales” worden genoemd, zijn dus in essentie verlengstukken van het lokale bestuur, die ontstaan op basis van een beslissing van minstens twee gemeenteraden, die daarmee te kennen geven dat zij welbepaalde taken die tot hun bevoegdheid behoren beter samen kunnen uitoefenen dan apart. Het DIS onderscheidt vier soorten intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarin gemeenten kunnen deelnemen en die de gemeenten een palet bieden om hun onderlinge samenwerking al naargelang de behoefte vorm te geven: 2 I. De interlokale vereniging: De interlokale vereniging is de lichtste vorm van intergemeentelijke samenwerking, gevormd door minstens twee gemeenten, zonder rechtspersoonlijkheid en zonder beheersoverdracht om een welbepaald project van gemeentelijk belang te verwezenlijken. Andere rechtspersonen van publiek recht en privaat recht kunnen hieraan deelnemen. Het gaat hier over een samenwerking op basis van een overeenkomst met een statutaire draagkracht. (cf. artikel 6 tot en met 9 van het DIS) Op basis van de databank van de regioscreening1 zijn er ons op heden 154 interlokale verenigingen bekend. Er is geen bestuurlijk toezicht op interlokale verenigingen. II. De projectvereniging De projectvereniging is een publieke rechtspersoon die opgericht wordt voor een periode van ten hoogste zes jaar (verlengbaar) ingevolge de daartoe strekkende gemeenteraads- beslissingen. Zij worden opgericht voor een verlengbare periode van zes jaar voor de realisatie van een welomschreven project. De projectvereniging heeft als enige bestuursorgaan een raad van bestuur. (cf. artikel 13 tot en 24 van het DIS) Op basis van de databank van de regioscreening en informatie uit het Belgisch Staatsblad zijn ons op heden 43 projectverenigingen bekend. Er is geen goedkeuringstoezicht op de oprichting van projectverenigingen. III. De dienstverlenende vereniging (DV) De dienstverlenende vereniging is een publieke rechtspersoon die opgericht wordt voor een periode van ten hoogste 18 jaar (verlengbaar) ingevolge daartoe strekkende gemeenteraadsbeslissingen. De dienstverlenende vereniging heeft drie bestuursorganen namelijk een algemene vergadering, een raad van bestuur en een directiecomité. (cf. artikel 25 en volgende van het DIS) IV. De opdrachthoudende vereniging (OV) De opdrachthoudende is een publieke rechtspersoon die opgericht wordt voor een periode van ten hoogste 18 jaar (verlengbaar) ingevolge daartoe strekkende gemeenteraadsbeslissingen. De opdrachthoudende vereniging heeft drie bestuursorganen namelijk een algemene vergadering, een raad van bestuur en een directiecomité. Het verschil met de dienstverlenende vereniging is dat de deelnemende gemeenten overeenkomstig artikel 12 van het DIS een beheersoverdracht doen aan de OV.Onder beheersoverdracht wordt verstaan het toevertrouwen door de deelnemende gemeenten aan het samenwerkingsverband van de uitvoering van door hen genomen beslissingen in het kader van zijn doelstellingen, in die zin dat de deelnemende gemeenten zich het recht ontzeggen zelfstandig of samen met derden dezelfde opdracht uit te voeren. (cf. artikel 25 en volgende van het DIS) Een specifieke vorm van de opdrachthoudende vereniging is de opdrachthoudende vereniging met private deelname. Het gaat hier over opdrachthoudende verenigingen waaraan privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen deelnemen in de volgende gevallen: 1° het betreft een samenwerkingsverband met als enige doelstelling het realiseren van opdrachten als vermeld in artikel 4.1.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 en de deelnemende privaatrechtelijke persoon is niet actief als energieleverancier of 1 Link naar databank regioscreening: http://lokaalbestuur.vlaanderen.be/verzelfstandiging-en-