Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28. Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam 2005 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_med009200501_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 Het stokpaardje van een hoogleraar en regent in ruste R.M. van Goens (1748-1810) en de psychologie Viktoria Franke Es ist immer mein Steckenpferd gewesen, Beobachtungen über mich selbst, über Kinder, über Träume, über Wahnwitzige, u.s.w. anzustellen. Allein meine Geschäftsvolle Situation im Leben hat mir nicht verstattet, mich anders als im Vorbeigehen, mit dergleichen Gegenständen zu beschäftigen.1. Toen Rijklof Michael van Goens deze woorden noteerde, zat hij door ziekte geveld thuis, na zich als verdediger van Willem V in het conflict tussen de orangisten en de patriotten nagenoeg onmogelijk te hebben gemaakt. Met ‘die geschäftsvolle Situation’ zal hij zijn werkzaamheden als hoogleraar in Utrecht bedoeld hebben en zijn lidmaatschap van de vroedschap in diezelfde stad, nadat hij zijn professoraat wegens een conflict met de orthodoxie had moeten neerleggen. Een jaar later, in 1786, vertrok hij naar Zwitserland. Silhouetportret R.M. van Goens door Gerstenberger, Mainz (1793). Uit: J. Bos (red.), Rijklof Michael van Goens, 1748-1810. Literator-politicus-piëtist. Catalogus van de tentoonstelling in de KB [...] 1988, Den Haag 1988. In zijn land van herkomst vergat men hem snel.2. In 1808 wijdde Bilderdijk nog wel een gedicht aan Van Goens, waarin hij hem als ‘Geleerdheids hoogste wonder’ beschreef, maar pas in 1812, twee jaar na zijn dood verscheen er een overlijdensbericht.3. Om Van Goens aan de vergetelheid te ontrukken schreef het Provinciaalsch Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in 1856 een prijsvraag uit. Men vroeg ‘eene Levensbeschrijving van R.M. van Goens, in te zenden als bijdrage tot de Geschiedenis der Staat- en Letterkunde in Nederland.’ Het duurde maar liefst tot 1867 eer men een antwoord ontving: de Levensbeschrijving van Rijklof Michaël van Goens, door B. ten Brink was de eerste studie over deze achttiende-eeuwse geleerde.4. Het door Ten Brink geschetste, wellicht overdreven positieve beeld van Van Goens lokte een weerwoord uit. Mr. W.H. de Beaufort velde in een reeks artikelen een veel negatiever oordeel over hem.5. Genoemde negentiende-eeuwse studies zijn nog maar beperkt bruikbaar. Het relevante wetenschappelijke onderzoek dateert uit de twintigste eeuw. J. Willes' De literator R.M. van Goens en zijn kring uit 1937 en Rijklof Michael van Goens en zijn verhouding tot de literatuur van West-Europa van P.J.C. de Boer uit 1938 behandelen - de eerste met grote precisie en uitvoerigheid, de tweede in veel beknoptere vorm - de vroege, literaire periode van Van Goens.6. In het voorwoord kondigt Wille het verschijnen van een tweede deel aan, iets wat tijdens zijn leven nooit plaats had en Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28 waarvoor P. van der Vliet pas in 1993 zorgde, maar dat vervolgdeel eindigt eveneens abrupt met het vrijwillig ontslag als hoogleraar in mei 1776.7. Ook het tumultueuze optreden van Van Goens als orangistische pamflettist-journalist in de jaren tachtig heeft herhaaldelijk de aandacht getrokken.8. Over Van Goens' piëtistische periode is veel minder gepubliceerd.9. Toch is die derde, godsdienstigwijsgerige periode misschien wel de meest interessante. P.J. Buijnsters schreef in zijn artikel ‘De betekenis van Rijklof Michael van Goens’ dat juist daar de uitdaging ligt. Hij zag echter ook tal van obstakels: Van Goens, die sinds zijn vertrek uit Nederland hoofdzakelijk in het Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28 2 Duits schreef, staat tussen twee taalgebieden en twee culturen in en loopt daardoor de kans aan beide kanten genegeerd te worden. Daarnaast is het onderzoek naar de achttiende eeuw van oudsher eenzijdig gericht geweest op ‘de rationalistische Verlichting volgens Voltairiaanse signatuur’ en tenslotte wordt het onderzoek naar Van Goens bemoeilijkt doordat veel van Van Goens' handschriften onaangeraakt in archieven en bibliotheken liggen.10. Dit artikel is een voorzichtige verkenning van deze ‘Fundgrube van Europese allure’ - in de woorden van Buijnsters. In de jaren 1786, 1789 en 1791 werden er drie artikelen van de hand van Rijklof Michael van Goens gepubliceerd in het Magazin zur Erfahrungsseelenkunde. Dit tijdschrift verscheen onder redactie van Karl Philipp Moritz (1756-1793) tussen 1783 en 1793 en geldt als het eerste psychologische tijdschrift in Duitsland.11. Van Goens' bijdragen voor het Magazin zur Erfahrungsseelenkunde worden in dit artikel in de context van zijn tijd geplaatst, als ook in de context van zijn ideeënwereld. Zo wordt achterhaald welke opvattingen op het gebied van de psychologie er bij Van Goens reeds in zijn literaire periode aanwezig waren. Uiteindelijk blijkt dat er ondanks de ogenschijnlijke breuken in zijn leven toch een samenhangende ontwikkeling te constateren valt. De studie van de mens in het teken van een literair-opvoedkundig ideaal Van Goens was erg betrokken bij de in zijn ogen slechte staat van de Nederlandse letterkunde. In de jaren 1765-1766 schreef hij als ‘philosophe sans fard’ drie artikelen voor het door Frans van Lelyveld (1740-1785) uitgegeven tijdschrift Nieuwe bydragen tot opbouw der vaderlandsche letterkunde. In zijn tweede artikel ‘Bedenkingen van den philosophe sans fard; over den staet der letteren in Nederland en ontwerp eener noodzakelijke vermeerdering van zijne Nederduitse boekenkas’ pleitte Van Goens onder meer voor een onderzoek naar de voornaamste oorzaken ‘van de beschaafde smaak en grote voortgang der vaderlandse letterkunde bij andere volkeren.’12. De Nederlanders hadden in dit opzicht tot dusverre volstrekt gefaald, aldus Van Goens, maar wanneer ze de verdiensten van andere volkeren als voorbeeld zouden nemen en hen zouden volgen, werden ze alsnog opgestuwd in de vaart der volkeren.13. Om de kwaliteit van de Nederlandse letterkunde te verbeteren was het dus noodzakelijk naar andere landen te kijken. In dit kader was voor Van Goens de studie van de mens van belang. In een voetnoot merkte hij op dat er twee studies tot de wijsbegeerte behoren: de studie van het menselijke vernuft en die van het menselijke hart. Beide waren volgens Van Goens in de huidige tijd door de wijsbegeerte verbannen. Om die reden raadde hij filosofen aan wat minder naar de sterren te kijken en wat meer naar de aarde. Hij beriep zich hierbij op Socrates, omdat die het als zijn voornaamste opdracht beschouwde zichzelf en andere mensen te leren kennen. Ook in de achttiende eeuw waren er volgens Van Goens mensen die zich op de kennis van het gevoel hadden toegelegd. Ze konden echter niet als echte filosofen beschouwd worden, want ze wisten niets van de metafysica en niets van de logica. Bovendien geloofden ze niet dat deze wereld de beste is14. en ze zagen de Methodus Mathematica niet als het enige middel om waarheid te ontdekken. De kennis van het menselijk vernuft werd volgens de algemeen heersende opvatting evenmin tot de wijsbegeerte gerekend: ze maakte deel uit van de Historia Litteraria. Omdat de meeste mensen Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28 de mening toegedaan waren dat de studie van het vernuft en van het hart niet tot de wijsbegeerte behoren, bleef deze situatie gehandhaafd. Het is, schrijft Van Goens, echt te wensen, dat lieden die verhevener denken en zich niet laten leiden door algemeen heersende verkeerde opvattingen, proberen deze toestand te veranderen. Want, en hier citeerde hij Pope: ‘The proper Study of Mankind is Man: kan er waerdiger of geschikter onderzoek voor den mensch zijn, dan de mensch zelve.’15. Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 28 3 Van Goens stelde zich tot doel Nederland literair op te voeden en meende dat dit doel kon worden bereikt door de wereld- en mensenkennis der Nederlanders te vergroten. In het voorwoord van de door hem verzorgde Nederlandse editie van J.J. Volkmanns Reise durch Italien in 1774 wordt het verband duidelijk tussen zijn streven de letterkunde in Nederland te verbeteren enerzijds, en reizen en opvoeding anderzijds. Het voornaamste doel van het reizen is voor een jongeling het vergroten van zijn wereld- en mensenkennis. Niet alleen de menselijke geest behoort onderwerp van onderzoek te zijn, maar ook de menselijke samenleving. De kennis van het eigen volk wordt vergeleken met die van andere volkeren, natuurlijk met hetoogmerk om daarvan te leren. De relatie met zijn plan om de voornaamste oorzaken ‘van de beschaafde smaak en grote voortgang der vaderlandse letterkunde bij andere volkeren’ te onderzoeken, in de hoop dat de Nederlanders de verworvenheden op letterkundig terrein van andere volkeren navolgen, is duidelijk. Met zijn opvoedkunde wilde Van Goens een bijdrage leveren aan het beschavingsniveau in Nederland en meer specifiek aan de verbetering van de vaderlandse letterkunde.16. Van Goens propageerde de studie van de geschiedenis van het menselijk vernuft en van het menselijke hart. Tot de geschiedenis van het menselijk vernuft kan Van Goens' vergelijkend onderzoek naar de verworvenheden van de verschillende volkeren gerekend worden. Zijn opvoedkunde in Volkmanns Reis-boek door Italien kan als een pleidooi ervoor worden beschouwd. Op de studie van het menselijk hart wordt later nog ingegaan; zijn bijdragen voor het Magazin zur Erfahrungsseelenkunde kunnen als zodanig gekarakteriseerd worden. Belangstelling voor psychologie en esthetiek In 1769 verzorgde Van Goens een Nederlandse vertaling van het werk Über das Erhabene und das Naive door de joodse geleerde Moses Mendelssohn (1729-1786).17. Van Goens bleek zich bewust van het ontstaan van de esthetiek als nieuwe wetenschap. In het voorwoord noemde hij Mendelssohn een letterkundig wijsgeer en prees zijn verbinding van de wijsbegeerte met ‘de studie der fraeje wetenschappen’, een studie die volgens Van Goens ook in Nederland beoefend zou moeten worden.18. Moses Mendelssohn verbond esthetiek met empirische psychologie.