PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

PDF Van Tekst Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 111 bron Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 111. Stichting Dimensie, Leiden 1995 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tij003199501_01/colofon.htm © 2010 dbnl 1 Jan Willem Klein ‘Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk’ Een herijking van de dateringen van de handschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek Abstract- In Kienhorst's book De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek all 150-odd Middle Dutch chivalric manuscripts and fragments are presented in facsimile in at least one sample. This makes it possible for a palaeographer to compare the script and assign - with due caution - a date to the manuscripts. It appears that in a number of cases the dates as given in the literature have to be revised. The new chronology shows a clear change in literary taste in the Low Countries around 1350. Before that date Middle Dutch romances were predominantly Arthurian, whereas after c.1350 literature about Charlemagne was favoured. This result alone proves the necessity of palaeographic atlasses of literary texts. Inleiding Voor een handschriftkundige met een medioneerlandistieke achtergrond is het onvolprezen boek van H. Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek, koren op zijn molen.1 Een platenatlas van alle bekende Middelnederlandse chevalereske handschriften en fragmenten noodt uit tot paleografische vergelijking. Het is een uitdaging om eens na te gaan in hoeverre de (doorgaans door filologen) gegeven dateringen kloppen. In deze bijdrage denk ik te komen tot een herziening van de datering van sommige Middelnederlandse handschriften en fragmenten met ridderepiek. Dat dit tot nu toe nog niet gebeurd is, komt voornamelijk doordat medio-neerlandici nauwelijks paleografische ervaring hebben. Er zijn nu eenmaal maar weinig Middelnederlandse handschriften met literaire en semi-literaire teksten. En in andersoortige handschriften zijn medioneerlandici niet geïnteresseerd. Zij missen derhalve de training die nodig is om een ‘paleografisch oog’ te ontwikkelen. Een ‘paleografisch oog’ krijgt men juist door jarenlange praktische omgang met vele codices uit verschillende perioden en geografische gebieden. Die ervaring is nodig, omdat schrift nauwelijks objectief te omschrijven formele kenmerken biedt waaraan het te dateren is. Paleografie drijft voornamelijk op visuele perceptie, op patroonherkenning. Het is hetzelfde mechanisme waardoor men in een massa mensen toch die ene bekende persoon herkent: je ziet dat je hem kent, maar je kunt niet zeggen door welke precieze distinctieve kenmerken die persoon onderscheiden wordt van alle anderen die veel op hem lijken. Het is hetzelfde mechanisme waardoor een geoefend botanicus al de gele composieten kan herkennen (die weliswaar formele verschillen hebben, maar vaak zo onduidelijk dat ze voor de leek niet meer functioneren). Het is ook het mechanisme waardoor kunsthistorici en kunstkenners echte Rembrandts van onechte kunnen onderscheiden. Op dat niveau van herkenning staat ook de paleografie. De paleograaf ziet dat een bepaald type schrift uit een bepaalde periode moet Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 111 2 stammen, maar het is vrijwel niet te zeggen waarom dan wel. De keuze voor een bepaalde datering is daarom niet of nauwelijks te beargumenteren. Het toverwoord dat dan gebruikt wordt is de term ‘aspect’: het ‘aspect’ wijst op de eerste helft van de veertiende eeuw. Het geruststellende is, dat zo'n datering doorgaans ook nog klopt. Op dezelfde ongrijpbare manier kan de paleograaf handen herkennen. Zoals de kunsthistoricus aan bijvoorbeeld de penseelvoering en de touches overtuigd raakt dat een schilderij inderdaad van de meester is, kan de paleograaf aan de penvoering en bepaalde kenmerkende eigenaardigheden in het schrift en de lettervorming zien dat verschillende codices door één en dezelfde kopiist geschreven zijn. Zo ook zullen twee schriften die op het eerste gezicht veel op elkaar lijken, op grond van subtiele afwijkingen toch aan twee verschillende kopiisten toegeschreven moeten worden. Eenmaal op de hierboven omschreven wijze gedateerd, kan het schrift enige formele kenmerken blijken te hebben die de datering-op-het-oog kunnen bevestigen. Belangrijk is te beseffen dat zulke kenmerken vaak een bevestiging achteraf betekenen. Het zijn dus geen sjibbolets die ondubbelzinnig op een bepaalde datering wijzen. Je kunt een handschrift op het oog dateren op de dertiende eeuw, waarbij vervolgens blijkt dat het schrift rechte d's heeft. Die rechte d's vormen een bevestiging voor de datering in de dertiende eeuw, omdat - althans in de Nederlanden - rechte d's inderdaad na de dertiende eeuw in feite niet meer voorkomen. Maar het is zeker niet zo dat, wanneer je een handschrift met rechte d's tegenkomt, die codex automatisch uit de dertiende eeuw moet stammen. Of: het voorkomen van minuskelvormen in de kapitaalkolom van versteksten kan wijzen op een voor de Middelnederlandse letterkunde betrekkelijk vroege datering (eerste helft veertiende eeuw). Men kan nu echter niet automatisch stellen dat een handschrift met louter majuskelvormen in de kapitaalkolom jong is. Een selectie van zulke objectieve formele kenmerken die behulpzaam kunnen zijn bij het bevestigen van een (vermoede) datering, heb ik in het volgende lijstje samengebracht. De criteria zijn vooral toegespitst op de literaire en semi-literaire Middelnederlandse handschriften.2 Tot ca. 1300: - nog rechte d; - tong-e, ook binnen het woord;3 - lange s aan het woordeinde, zelfs aan het regeleinde;4 - u- als v- aan het woordbegin komt regelmatig voor; - vrij veel (eventueel vergrote) minuskelvormen in de kapitaalkolom; - de initialen hebben soms nog niet de lombardevorm.5 Tot ca. 1350: - steeds minder tong-e binnen het woord, maar nog wel aan het woordeinde; tenslotte alleen nog aan het verseinde (kan ook incidenteel nog na 1350); - steeds minder vaak lange s aan het woordeinde (eigenlijk niet meer na ca. 1325); zeker niet meer aan het regeleinde; ten slotte alleen nog soms bij korte woordjes als als, ons, was (nog wel tot ca. 1350); - incidenteel nog u- als v- aan het woordbegin; - nog steeds vrij veel minuskelvormen in de kapitaalkolom, maar wordt geleidelijk aan minder. Het voorkomen van een (eventueel vergrote) tong-e in de kapitaalkolom komt na ca. 1325 eigenlijk niet meer voor; - sommige initialen hebben nog niet de ‘echte’ volgroeide lombardevorm. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 111 3 Objectieve dateringscriteria voor na ca. 1350 zijn tot nu toe niet beschikbaar (vgl. afb. 2).6 Met het nodige voorbehoud zou ik de volgende twee willen voorstellen: - wanneer een ‘ronde r’ (d.w.z. de 2-vormige r die vanouds alleen na ronde letters voorkwam, maar later ook na rechte letters geschreven werd) zelfs aan het woord-begin staat, hebben we met een later handschrift te maken; - een vrij grove doorgetrokken rode streep door de kapitaalkolom wijst veeleer op de tweede helft van de eeuw; zeker als die streep tussen de letters in de kapitaalkolom en de rest van de tekst staat. Aan het eind van dit artikel hoop ik te komen tot een herijking van de dateringen van de Middelnederlandse chevalereske handschriften en fragmenten. Dat dit onderzoek niet mogelijk zou zijn geweest zonder het genoemde boek (vooral het platendeel) van Kienhorst, behoeft geen betoog. Eveneens kon ik nog de onlangs ontdekte fragmentjes van Arturs Doet opnemen, die in 1994 in Queeste openbaar gemaakt zijn.7 Alvorens aan de herijking toe te komen, dienen enkele opmerkingen vooraf gemaakt te worden. Het zal bekend zijn dat enkele kopiisten van ridderepiek meerdere codices geschreven hebben.8 Er zal tussen de produktie van de ene codex en de andere wel enige tijd gelegen hebben. Ik heb echter alle handschriften die één en dezelfde kopiist geschreven heeft, hetzelfde gedateerd. Om te bepalen hoe groot de marges moeten zijn, waarbinnen mijn handelwijze redelijkerwijs gesproken aanvaardbaar is, moeten we de gemiddelde duur van een kopiistenloopbaan berekenen. Hiertoe staan ons twee publikaties ter beschikking. De ene is een lijst van Parijse librarii die bekend zijn uit de periode 1292-1354, uitgegeven door het echtpaar Rouse.9 De andere publikatie is een lijst van personen die zich in Londen met het vervaardigen van boeken bezig hielden in de periode 1300 tot 1500, samengesteld door C. Paul Christianson.10 In deze lijst zijn niet alleen stationers (vergelijkbaar met de Parijse librarii) opgenomen, maar iedereen die waar dan ook in het produktie-proces van een boek ingeschakeld werd. Dus niet alleen stationers of schrijvers, maar ook perkamentmakers, illuminatoren en boekbinders. De laatste drie beroepsgroepen heb ik uitgesloten bij mijn berekening van de gemiddelde carrièreduur van kopiisten. Zowel de lijst van Rouse als die van Christianson hebben voor dit onderzoekje echter hun tekortkomingen. De bronnen die Rouse gebruikte vormen geen aaneengesloten geheel: het zijn de boeken met belastingaanslagen (de ‘livres de tailles’) uit 1292 en over de periode 1296-1300 en uit 1313 en incidenteel bewaard gebleven eedformulieren of afgenomen eden uit 1316,1323, tussen 1335 en 1343 en tussen 1350 en 1354.11 Wanneer we ervan uitgaan dat de aldaar vermelde personen ook in de aansluitende ontbrekende periodes werkzaam waren, dan komen we op een gemiddelde arbeidzame periode van 7,5 à 9 jaar.12 Dat is korter dan verwacht, maar de gegevens zijn dan ook beperkt. Christianson lijdt juist aan het euvel van overdaad
Recommended publications
  • 00 Voorwerk Diss
    Met recht en rekenschap : de ambtenaren bij het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in de Habsburgse Tijd (1483-1558) Braake, S. ter Citation Braake, S. ter. (2007, November 21). Met recht en rekenschap : de ambtenaren bij het Hof van Holland en de Haagse Rekenkamer in de Habsburgse Tijd (1483-1558). Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/12449 Version: Not Applicable (or Unknown) Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the License: Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/12449 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Bijlagen Bijlage 1 Chronologie Gewestelijke instellingen in Den Haag (1483-1558) Proloog: 1477: dood van Karel de Stoute; Maria van Bourgondië vaardigt het Groot Privilege uit in ruil voor steun van de verschillende gewesten tegen de invallen van Frankrijk 1480: nieuwe instructie voor het Hof van Holland 1482: dood van Maria van Bourgondië; Maximiliaan van Habsburg wordt regent voor de minderjarige Filips de Schone 1483-1515: Stadhouderschap van Jan van Egmond, uiteindelijk gedeeld met zijn neef Floris van Egmond. Kabeljauwse netwerken domineren het Hof van Holland en Den Haag. 1483: einde Utrechtse oorlog 1488-1490: Jonker Frans-oorlogen 1491-1492: Opstand van het Kaas- en Broodvolk 1494: meerderjarigverklaring Filips de Schone 1495: hervorming van de Rekenkamer 1505: grote kosten door oorlog met Gelre en tweede reis naar Spanje van Filips de Schone 1506: dood van Filips de Schone 1507-1515: eerste regentschap van Margareta van Oostenrijk 1510: hervorming van de Raad met de herintroductie van een president (Nicolaas Evera- erts) en gelijkschakeling van de wedden van edelen en niet edelen 1515: meerderjarigverklaring latere Karel V; nieuwe instructie voor het Hof van Holland; significante herbezetting van de vorstelijke ambten 1515-1522: Stadhouderschap van Hendrik van Nassau.
    [Show full text]
  • Geuzen En Glippers  Oktoberlezingen
    Geuzen en glippers Oktoberlezingen Redactie: Prof. P.G.J. van Sterkenburg Dr. F.S. Gaastra Dr. D.J. Noordam Geuzen en glippers. Dr. R.P. Fagel Goed en fout tijdens het beleg van Leiden L.M.M. Heruer De Oktoberlezingen worden georganiseerd door de October-Vereeniging en het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Deze lezingen wor- den jaarlijks gehouden op de zondag voorafgaande aan drie oktober. De eerste Louis Sicking lezing vond plaats op september in Stedelijk Museum de Lakenhal in Leiden. Voor de Oktoberlezing wordt ieder jaar een spreker uitgenodigd, die op zijn of haar eigen manier naar het beleg van Leiden zal kijken. Oktoberlezingen: : R.P. Fagel, Leids beleg en ontzet door Spaanse ogen. : J.A.F. de Jongste, Om de religie of om de vrijheid. Spanningen tussen stadhuis en kerk na het beleg. : D.J. Noordam, De historische optochten van de October-Vereeniging. :W. Otterspeer, De lezende Pallas. Het dubbeltalent van de Leidse universiteit. : S. Groenveld. ‘Van vyanden und vrienden bedroevet’. De gevolgen van het Oktoberlezing beleg van Leiden voor de omgeving van de stad. : B. de Vries, De eerste October-feesten: volksvertier of vermaak voor de bur- gerij? : L. Sikking, Geuzen en Glippers. Goed en fout tijdens het beleg van Leiden Sdu Uitgevers, Den Haag Vormgeving omslag: Wim Zaat, Moerkapelle Zetwerk: Holland Graphics, Amsterdam Print en afwerking: Drukkerij Aktief, Den Haag Geuzen en glippers. Goed en fout tijdens het beleg van Leiden ‘Iedereen weet, dat de geest in de stad zelf alles behalve één van vastbesloten ver- zet tot het uiterste is geweest. Men heeft ons in de afgeloopen jaren op October herinnerd aan de benaming glippers, en daaraan wel onaangename associaties verbonden.
    [Show full text]
  • Publication 1746 1.Pdf
    Omslagillustratie: Maarten Luther, Condemnatio doctrinalis librorum Martini Lutheri, per quosdam Magistros nostros Lovanienses & Colonienses, facta. Responsio Lutheriana ad eandem condemnationem [Doctrinaire veroordeling van de boeken van Maarten Luther, uitgesproken door zekere theologen van Leuven en Keulen. Wederwoord van Luther op deze veroordeling], Wittenberg: Melchior Lotter, 1520. ( © KU Leuven, Universiteitsbibliotheek, Handschriften en Kostbare Werken, CaaA815) Religie, hervorming en controverse in de zestiende-eeuwse Nederlanden In memoriam Jan Roegiers (1944-2013) Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Nieuwe Geschiedenis Publicaties van de Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Nieuwe Geschiedenis 1. Adel en macht. Politiek, cultuur en economie, Guido Marnef en René Vermeir (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2004. 2. Tussen Munster & Aken. De Nederlandse Republiek als grote mogendheid (1648-1748), Simon Groenveld, Maurits Ebben en Raymond Fagel (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2005. 3. Oorlog & Samenleving in de Nieuwe Tijd, Raymond Fagel en David Onnekink (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2005. 4. Staatsvorming onder Bourgondiërs en Habsburgers. Theorie en praktijk, Jac Geurts en Hugo de Schepper (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2006. 5. Hoge rechtspraak in de Oude Nederlanden, Hugo de Schepper en René Vermeir (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2006. 6 De Scheldedelta als verbinding en scheiding tussen Noord en Zuid, 1500-1800, Maurits Ebben en Simon Groenveld (red.), Maastricht, Shaker Publishing 2007. 7 Filips
    [Show full text]
  • Lees De Lezing Terug
    Omslag 2009:Omslag Leiden 2007 1-9-2009 13:45 Pagina 1 Het Leids Ontzet in 1574 is een mijlpaal in onze vader- landse geschiedenis. Tot op de dag van vandaag wordt dit jaarlijks op 3 oktober uitbundig gevierd met hutspot, haring en wittebrood. Toch was er toentertijd niet voor Maurits Ebben alle Leidenaren aanleiding tot feest. Er waren onder hen ook verliezers. Dat Leiden de kant van Willem van Oranje koos, betekende dat de rooms-katholieke godsdienst werd verboden. De Leidse katholieken verloren hun ker- ken, de kloosters hun eigendommen en vele geestelijken hun functies en inkomsten. Wat hebben de nieuwe Winnaars en verliezers machthebbers met de kerkelijke goederen gedaan? En in het bijzonder: hoe is men in Leiden omgegaan met Kerkelijke goederen de verdeling van het kerkelijk bezit? Daaraan is tot nu toe weinig aandacht besteed. In dit boekje laat Maurits Ebben zien dat de nieuwe en het beleg en ontzet ge re formeerde kerk een van de winnaars was die van de herverdeling van katholieke eigendommen profiteerde, van Leiden echter in mindere mate dan men in eerste instantie zou verwachten. Er waren namelijk nog meer winnaars en zij wisten een groter deel van het kerkelijk bezit te ver- werven. Primavera Pers Binnenwerkproef4:drie oktoberlezing1a.qxd 1-9-2009 14:38 Pagina 1 Winnaars en verliezers Kerkelijke goederen en het beleg en ontzet van Leiden Binnenwerkproef4:drie oktoberlezing1a.qxd 1-9-2009 14:38 Pagina 2 3 Oktoberlezingen Redactie: Dr. E.S. van Eyck van Heslinga Dr. R.P. Fagel Prof. dr. J. Pollmann De 3 Oktoberlezingen worden georganiseerd door de 3 October Vereeniging en het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Leiden.
    [Show full text]
  • The European Towns in Braun & Hogenberg's Town Atlas, 1572-1617
    Belgeo Revue belge de géographie 3-4 | 2008 Formatting Europe – Mapping a Continent Mapping the towns of Europe: The European towns in Braun & Hogenberg’s Town Atlas, 1572-1617 Cartographie des villes d’Europe: Les villes européennes dans l’Atlas des Villes de Braun et Hogenberg, 1572-1617 Peter van der Krogt Electronic version URL: http://journals.openedition.org/belgeo/11877 DOI: 10.4000/belgeo.11877 ISSN: 2294-9135 Publisher: National Committee of Geography of Belgium, Société Royale Belge de Géographie Printed version Date of publication: 31 December 2008 Number of pages: 371-398 ISSN: 1377-2368 Electronic reference Peter van der Krogt, “Mapping the towns of Europe: The European towns in Braun & Hogenberg’s Town Atlas, 1572-1617”, Belgeo [Online], 3-4 | 2008, Online since 22 May 2013, connection on 05 February 2021. URL: http://journals.openedition.org/belgeo/11877 ; DOI: https://doi.org/10.4000/ belgeo.11877 This text was automatically generated on 5 February 2021. Belgeo est mis à disposition selon les termes de la licence Creative Commons Attribution 4.0 International. Mapping the towns of Europe: The European towns in Braun & Hogenberg’s Town A... 1 Mapping the towns of Europe: The European towns in Braun & Hogenberg’s Town Atlas, 1572-1617 Cartographie des villes d’Europe: Les villes européennes dans l’Atlas des Villes de Braun et Hogenberg, 1572-1617 Peter van der Krogt This article is based upon the research for Koeman’s Atlantes Neerlandici, vol. IV: The Town Atlases, in preparation, scheduled for publication late 2009. Introduction “The Civitates is one of the great books of the World, (...) a wonderful compendium of knowledge of life in Europe in the sixteenth century, (...) it gives a visual printed record of mediaeval Europe, and is one of the most valuable sources remaining to the student and historian of these periods” (R.V.Tooley)1.
    [Show full text]
  • Gemeente Delft VERZONDEN
    Programma's en Projecten bezoekadres: Mit Stationsplein 1 Gemeente Delft 2611 BV Delft IBAN NL21 BNGH 0285 0017 87 t.n.v. gemeente Delft Behandeld door Hein Schouwenaars Retouradres : Postbus 78, 2600 ME Delft Telefoon +31651304873 [email protected] De Gemeenteraad van Delft Internet www.delft.nl Telefoon 14015 VERZONDEN - 7 NOV. 2018 Datum Onderwerp 06-11-2018 Participatieverslag Ruimtelijke Visie Prinsenhof en St. Agathaplein. Ons kenmerk 3804504 Uw brief van Uw kenmerk Bijlage Geachte leden van de raad, 2 Ter informatie sturen wij u bijgaand het document Participatieverslag Ruimte/ijke Visie Prinsenhof en St. Agathaplein. Dit document bevat het verslag van het participatietraject dat is doorlopen in de periode lopend van mei tot 1 september 2018, en een samenvatting van alle inbreng in die fase. Het participatieverslag publiceren wij oak op delft.nl/prinsenhof. Daarnaast leggen wij het verslag voor aan alle inzenders van reacties die per brief, email of reactieformulier zijn binnengekomen. Met daarbij de vraag of zij belangrijke zaken missen in het verslag en een uitnodiging om zaken aan te vullen. Tevens sturen wij u ter informatie het eindrapport van het Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling naar het deel van het gebouwencomplex waarin Museum Prinsenhof is gevestigd. Dit rapport is een onafhankelijk bouwhistorisch onderzoek, opgesteld door Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis v.o.f. Daarbij is gewerkt volgens de Richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek, zoals gepubliceerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het bouwhistorisch onderzoek formuleert naast de beschrijving van het complex en de waardestelling oak een aantal aandachtspunten: dit zijn punten waar de ingrepen die zijn voorgesteld in de ruimtelijke visie ingrijpen op bouwhistorische waarden in het complex.
    [Show full text]
  • Middeleeuws Glas Van Het Complex IPSE in Delft
    Middeleeuws glas van het complex IPSE in Delft Een bijzonder rijke glasvondst onderin een beerput van het Sint Claraklooster Meta Keemink Figuur omslag. Maigelein gevonden bij Bernisse/Geervliet in 1985. Het glas dateert van 1300 tot 1500 en is gemaakt in Duitsland of Nederland (collectie van het Museum Rotterdam). Middeleeuws glas van het complex IPSE in Delft Een bijzonder rijke glasvondst onderin een beerput van het Sint Claraklooster Meta Keemink, s0844691 Bachelor scriptie Begeleider: dhr.drs E.J. Bult Historische archeologie/Middeleeuwen Universiteit Leiden, Faculteit der Archeologie Poortugaal, 15 juni 2012 Meta Keemink [email protected] Inhoudsopgave Samenvatting/summary Blz. 7 1 Inleiding Blz. 8 1.1 Aanleiding Blz. 8 1.2 Probleemstelling Blz. 10 1.3 Doelstelling Blz. 11 1.4 Vraagstelling Blz. 11 1.5 Leeswijzer Blz. 11 1.6 Beperkingen van het onderzoek Blz. 12 2 Methoden en technieken Blz. 13 2.1 Deventer systeem Blz. 13 2.2 Werkwijze Blz. 13 2.3 Het kwantificeren van het glas Blz. 14 3 Delft en het Clarissenklooster Blz. 15 3.1 De ontwikkeling van Delft Blz. 15 3.2 De noordoost hoek van Delft Blz. 18 3.3 Het Clarissenklooster Blz. 22 3.4 Kloosters Blz. 25 3.5 Gelofte van Armoede Blz. 25 4 De opgraving Blz. 27 4.1 Aanleiding Blz. 27 4.2 De resultaten; algemeen Blz. 28 4.3 Het kloosterterrein Blz. 29 4.4. De beerput Blz. 30 5 Geschiedenis van glas Blz. 31 5.1 Wat is glas? Blz. 31 5.2 Eigenschappen van glas Blz. 31 5.3 Glas in Europa Blz.
    [Show full text]
  • JAARBOEK Ontplooit De Historische Vereniging Delfia Batavorum, Opgericht in 1935, Verschillende Activiteiten
    Historische Vereniging Delfia Batavorum - Delft Activiteiten Om de belangstelling voor de geschiedenis van Delft te vergroten en te stimuleren JAARBOEK ontplooit de Historische Vereniging Delfia Batavorum, opgericht in 1935, verschillende activiteiten. De vereniging brengt een jaarboek uit met vaste rubrieken en historische artikelen. De leden ontvangen het jaarboek zonder extra kosten. DELFIA De vereniging kent de Delfia Batavorumprijs (de J.W. Blokpenning) toe aan een persoon of instelling die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor het bevorderen van de kennis van de geschiedenis van Delft. BATAVORUM Het Delfia Batavorumfonds subsidieert projecten, zoals onderzoeken en historische Delfia publicaties die betrekking hebben op Delft. Batavorum De vereniging reikt jaarlijks de Le Comteprijs uit voor een verfraaiing van het Delftse stadsbeeld. De Commissie Behoud Stadsschoon waakt voor het behoud en het herstel van cultureel erfgoed in Delft. Gemiddeld zes keer per jaar verzorgt de vereniging een lezing over veelal specifiek Delftse thema’s. Jaarlijks reikt de vereniging prijzen uit aan de leerlingen van het voortgezet onderwijs met de hoogste score voor hun eindexamen geschiedenis (mits het een 8 of meer is). De vereniging houdt leden op de hoogte van deze activiteiten door middel van het Cultuur Historische Bulletin Delf en een nieuwsbrief. De vereniging heeft een website: http://www.delfia-batavorum.nl. Lid worden 21 U kunt het werk van de Historische Vereniging Delfia Batavorum steunen door lid te 20 worden. U levert daarmee een bijdrage aan het behoud van het historische erfgoed in jaarboek Delft. Bovendien kunt U dan deelnemen aan de activiteiten van de vereniging. 11 Aanmelden kan bij het secretariaat: 21 2011 Delfia Batavorum, Kanaalweg 10, 2628 EC Delft, e-mail [email protected].
    [Show full text]
  • PDF Van Tekst
    Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11 bron Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. Jaargang 11. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Leiden 2004 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008200401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 7 Voorwoord In 2003 vierde het Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis zijn eerste jubileum. In tien jaar tijd volgden redacteuren, vormgevers en drukkers elkaar op, maar afgezien van een duidelijke cesuur tussen de tweede en derde aflevering heeft die processie zich overwegend in stilte voltrokken. Het Jaarboek dat u nu in handen houdt, is het product van de inspanningen van wederom nieuwe redacteuren, een nieuwe vormgever en een nieuwe drukker, maar bovendien een nieuwe uitgever. Of juister gezegd, het Jaarboek heeft er een uitgever bij gekregen. Het is nu een gezamenlijke uitgave van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging en uitgeverij Vantilt in Nijmegen. Voor de beslissing om een externe uitgever in de arm te nemen waren verschillende redenen. De directe aanleiding was dat de tekstredactionele werkzaamheden een dermate zware aanslag op de vrije tijd van achtereenvolgende tekstredacteuren betekenden, dat het allengs moeilijker werd om een daarvoor voldoende gekwalificeerde vrijwilliger te strikken. Vantilt levert het Jaarboek een uitstekend gekwalificeerde vakman. Ook is het plezierig om de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van het productieproces in professionele handen te kunnen geven. Dat Vantilt bovendien een bijdrage kan leveren aan bredere publiciteit en distributie, zal naast het Jaarboek zelf ook de Nederlandse Boekhistorische Vereniging ten goede komen. Nu ik toch het gebruikelijke redactionele zwijgen in een algemeen (niet thematisch samengesteld) nummer heb doorbroken, gebruik ik de gelegenheid graag om de aandacht te vestigen op nog een vernieuwing.
    [Show full text]
  • Geerdink Binnenwerk Handel DEF.Indd
    Over het algemeen wordt aangenomen dat broodschrijverij in Nederland pas in de achttiende eeuw opkwam en in de negen- tiende eeuw een rol van betekenis ging spelen. Voorbeelden Nina Geerdink van financiële vergoeding voor literair werk in de Gouden Eeuw zijn schaars, en dichters beweerden zelf bij hoog en laag dat ze enkel voor de eer dichtten. Nina Geerdink laat in dit ) boek zien dat er wel degelijk voordeel te behalen viel voor zeventiende-eeuwse dichters. Centraal staat het dichterschap van de katholieke Amster- dammer Jan Vos (1610 -1667). Vos was glazenmaker van beroep en als schouw burghoofd betrokken bij het reilen en zeilen van dichters & verdiensten het stedelijke toneel. Zijn gedichten speelden een centrale rol 1610 -1667 in een patronage relatie met de Amsterdamse regentenelite die maakte dat het hem niet alleen als dichter voor de wind ging, maar ook als schouwburg hoofd, glazenmaker en katholiek. Nina Geerdink De sociale verankering van het dichterschap Jan Vos ( 9 789087 042790 Dichters en verdiensten Dichters en verdiensten De sociale verankering van het dichterschap van Jan Vos (1610-1667) Nina Geerdink Hilversum Verloren 2012 Deze publicatie kwam mede tot stand dankzij financiële steun van de J.E. Jurriaanse Stich- ting, de Dr. C. Louise Thijssen-Schoute Stichting, Boekenfonds Elisabeth Grent/F.J.A.M. van der Helm. Afbeelding op het omslag: Jan de Bray, Portrait of the Poet Jan Vos, 1679. William Benton Museum of Art, University of Connecticut. isbn 978-90-8704-279-0 Tevens verschenen als proefschrift aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ©2012 Nina Geerdink & Uitgeverij Verloren Torenlaan 25, 1211 ja Hilversum www.verloren.nl Omslagontwerp: Frank Stienen Typografie: Rombus, Hilversum Druk: Wilco, Amersfoort Brochage: Van Strien, Dordrecht No part of this book may be reproduced in any form without written permission from the publisher.
    [Show full text]
  • Verspreide Geschriften. Deel 3. Historische Opstellen. Deel 3
    Verspreide geschriften. Deel 3. Historische opstellen. Deel 3 Robert Fruin Editie P.J. Blok, Pieter Lodewijk Muller en Samuel Muller Fzn. bron Robert Fruin, Verspreide geschriften. Deel 3. Historische opstellen. Deel 3 (eds. P.J. Blok, Pieter Lodewijk Muller en Samuel Muller Fzn.). Martinus Nijhoff, Den Haag 1901 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/frui001vers04_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 1 De stemming der katholieke gemeente en der regeering van Amsterdam tijdens het geus worden der stad. (1895.) Zoo ik mij niet bedrieg was de geleerde bewerker van den Catalogus der Bibliotheek van de stad Amsterdam, wijlen Dr. P.A. Tiele, de eerste die (in 1858) de aandacht der geschiedkundigen vestigde1) op de aanteekeningen van pastoor Jacob Buyck over de stemming der katholieke gemeente en der regeering van Amsterdam tijdens het Geus worden der stad, welke hij in twee handschriften van die boekerij (no. 24 en no. 25) had ontdekt. Wat verwonderen moet, de heer D.C. Meijer Jr., toen hij twintig jaren daarna in een paar voortreffelijke Gidsartikelen de Zegepraal der Hervorming te Amsterdam beschreef2), verzuimde er partij van te trekken. Zeker, hij zou er geen aanleiding in gevonden hebben om zijn voorstelling van de gebeurtenissen en haar oorzaken te wijzigen, maar hij zou er toch enkele bijzonderheden aan hebben kunnen ontleenen, om de juistheid dier voorstelling te krachtiger te betoogen. Na hem hebben eerst Ter Gouw, in het zevende deel zijner Geschiedenis van Amsterdam, en vervolgens de heeren Bern. J.M. De Bont, in zijn levensschets van Mr.
    [Show full text]
  • El Greco E Giovanni De’ Vecchi
    Alma Mater Studiorum – Università di Bologna DOTTORATO DI RICERCA IN Arti Visive, Performative, Mediali Ciclo XXIX Settore Concorsuale di afferenza: 10/B1 - STORIA DELL’ARTE Settore Scientifico disciplinare: L-ART/02 - STORIA DELL'ARTE MODERNA Roma 1572: la “fiammata mistica” di Anthonie Blocklandt, El Greco e Giovanni de’ Vecchi Presentata da: dott. Guido Checchi Coordinatore Dottorato Relatore prof. Daniele Benati prof.ssa. Angela Ghirardi Esame finale anno 2017 1 Indice Premessa ………………………………………...………………………….…….p. 3 Capitolo primo La “fiammata mistica” di Federico Zeri: le origini e la fortuna critica di un’idea 1-Pittura e Controriforma 1957………………………………..………….…..….p .5 2-Anthonie Blocklandt, El Greco, Giovanni de’Vecchi e la “fiammata mistica”…………………………………………………………......………….….p. 8 3-La risposta degli studi………………………………………………..………p. 14 Capitolo secondo Roma circa 1572: un viaggio nella pittura 1-Gli eventi della storia………………………………………………...……….p. 29 2-I tre artisti della “fiammata mistica” e i dipinti 1570-1575……...………....p. 44 3-Tra Caprarola e il Gonfalone……………………………………...………..p. 210 Capitolo terzo La “fiammata mistica” sessant’anni dopo 1-Andando a ritroso: l’importanza di Francesco Salviati e Andrea Schiavone…………………………………………………………………….….p. 241 2- La “fiammata mistica” allargata……………………………………….…..p. 247 3-Il significato della “fiammata mistica” allo stato attuale degli studi….…..p. 259 Bibliografia………………………………...…………………………………....p. 266 2 Premessa Le monografie con i cataloghi ragionati degli artisti sarebbero ormai un prodotto editoriale
    [Show full text]