Postcanonieke Literatuur
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Facetten van het Boeddhisme 12a Postcanonieke literatuur samengesteld door Nico Moonen Inleiding Al vroeg in de geschiedenis van het Boeddhisme was er behoefte aan om een leidraad te hebben bij het interpreteren van suttas. Zo ontstonden commentaren. Volgens de traditie werden de commentaren naar Sri Lanka gebracht door Mahinda.1 Over de taal ervan is niets bekend. Waarschijnlijk waren ze – net als de canon – in een aantal dialecten. De canon werd later herleid tot één taal, het Pāli. Of dit ook met de commentaren is gebeurd, is niet bekend.2 Bijna de hele niet-canonieke Pāli literatuur is het werk van geleerde monniken van India, Sri Lanka en Myanmar (Birma). Zij bestudeerden de canonieke teksten en zij legden die teksten ook uit. Zo ontstonden veel commentaren. Dit begon al in India, in het Pāli. De Theravāda school verdween er. Maar in de kloosters van Sri Lanka bleef de studie van de Pāli teksten bestaan. En de Pāli commentaren werden er vertaald in het Singhalees. Alleen de verzen bleven onveranderd in het Pāli. Ook schreven de monniken er commentaren in het Singhalees. e Tevens leerden zij te schrijven in het Pāli. In de 5 eeuw 1 Norman, K.R.: Pâli Literature, including the Canonical Literature in Prakrit and Sanskrit of all the Hînayâna Schools of Buddhism. Wiesbaden: Harrassowitz, 1983, p. 114. 2 Norman 1983, p. 114. begon Buddhaghosa de Singhalese commentaren te vertalen of terug te vertalen in het Pāli. Alle latere werken van Sri Lanka handelen over kerkelijke geschiedenis. Nidānakathā en Mahāvamsa vormden de basis voor geschiedkundige werken. Bodhivamsa, Dāthāvamsa en Thūpavamsa werden later vertaald in het Pāli. De monniken voegden toe wat hen bekend was uit andere literaire werken of maakten ze geschikt voor het Boeddhisme. Ze verzamelden legenden over het ontstaan van de gemeenschap der monniken.3 In het oude Boeddhisme gold het woord van de Boeddha zoals overgeleverd in de suttas als toetssteen van de waarheid. Later waren de exegeten zó getalenteerd dat uit eenzelfde zin van de Boeddha tegengestelde conclusies getrokken werden.4 De Pāli literatuur van India, Sri Lanka en Myanmar vertegenwoordigt alleen de literatuur van één Boeddhistische school, het Theravāda. In India en in andere Boeddhistische landen hebben meerdere scholen hun eigen literaire werken voortgebracht. De taal ervan is deels Sanskriet, deels een dialect uit Centraal India dat gemengd 3 Winternitz, Maurice: A history of Indian Literature. Vol. II : Buddhist Literature and Jaina Literature. A new authoritative English translation by V. Srinivasa Sarma. (revised ed.). Delhi (etc.) 1983, p. 168, 178-180, 210. 4 Bareau, André: “Der indische Buddhismus,” in: Die Religionen Indiens, III, Stuttgart 1964, p. 90. Sanskriet genoemd wordt.5 In het noorden en noordwesten van India waren grote centra van studie, zoals de universiteiten van Nālandā en Takkasilā (Taxila). Indiase geleerden gingen vandaar naar Tibet en China en vertaalden Sanskrietwerken.6 De werken van andere scholen zijn hier niet behandeld. De mensen van India hebben nooit enig onderscheid gemaakt tussen sage, legende en geschiedenis. Het schrijven van geschiedenis was in India steeds een soort van epische dichtkunst. Daarom zijn voor de Boeddhisten alle legenden over de Boeddhas van vroegere tijden en over de vroege geboorten van de Boeddha Gotama in het Buddhavamsa, Cariyapitaka en het Jātaka-boek eveneens geschiedenis, net zoals de hele Boeddhalegende.7 Het welzijn van de Sangha hing en hangt af van de vrijgevigheid van de leek. Ten gevolge daarvan ontstond ook een literatuur die de nadruk legde op dāna, geven.8 5 Winternitz 1983, p. 217. 6 Winternitz 1983, p. 217-218 7 Winternitz 1983, p. 201 8 Norman 1983, p. 153. 1. De postcanonieke literatuur Geprobeerd is de postcanonieke literatuur in chronologische volgorde te bespreken. Hierbij zijn alle werken van één auteur achter elkaar opgesomd ook als een werk van een tijdgenoot ertussen gevoegd had moeten worden. 1. Atthakathā, de commentaren.9 Volgens L.R. Goonesekere zijn de commentaren belangrijk bij het vertalen van de suttas. Soms is de betekenis van een woord in het Pāli anders dan in het Sanskriet.10 De commentaren zouden een grote hulp zijn bij het begrijpen van de Pāli teksten (de woorden van de Boeddha). Ik ben het er niet mee eens. Veel commentaren geven de gedachten weer van een bepaalde tijd of stroming in de geschiedenis van het Boeddhisme. Soms leggen ze veel nadruk op de betekenis van een woord, in plaats van de betekenis van een tekstgedeelte uit te leggen. Te denken is hier aan de woorden van de Boeddha: “Al leeft men ook honderd jaar en stelt vraag na vraag, onophoudelijk, dan komt men toch nooit aan het doel. Veel weten en een kenner van de leer zijn bestaat hierin: Als een monnik bij een vers van vier regels de zin ervan verstaat, de leer 9 Bareau 1964, p. 81-83 10 Goonesekere, L.R.: Buddhist Commentarial Literature. Kandy: BPS, 1967. The Wheel Publication No. 113, p. i-ii. verstaat en overeenkomstig de leer leeft, dan kan van die monnik gezegd worden dat hij veel weet en een kenner van de leer is.” (A.186).11 Ook zijn de commentaren soms erg overdreven, maken ze van de Boeddha een supermens. Dan weer leggen ze te veel nadruk op wonderlijke gebeurtenissen. Legenden worden klakkeloos overgenomen zonder er een commentaar op te geven. M.i. zijn de woorden van de Boeddha goed te begrijpen zonder die commentaren. Wel is duidelijk dat voor het vertalen vanuit het Pāli de betekenis van meerdere woorden door de commentaren begrijpelijk wordt.12 Volgens de Ceylonese traditie zijn de commentaren e (atthakathā) samengesteld in Pāli op het 1 concilie. Ze werden naar Ceylon gebracht door Mahinda die ze volgens de overlevering in het Sinhalees vertaalde.13 Bij de commentaren die naar Sri Lanka gebracht werden, was materiaal ingesloten over de vroege geschiedenis van het Boeddhisme in Noord-India. Na verloop van tijd werd er materiaal over de geschiedenis van het Boeddhisme in Sri Lanka aan toegevoegd.14 Over de taal ervan is niets bekend. Waarschijnlijk waren ze – net als de canon – in een aantal dialecten. De 11 Neumann, Karl Eugen (Übers.): Also sprach der Erhabene. Eine Auswahl aus den Reden Gotamo Buddhos. Zürich (etc) 1962, p. 407. 12 Goonesekere 1967, p. i-ii. 13 Goonesekere 1967, p. 1-2. 14 Norman 1983, p. 114. canon werd later herleid tot één taal, het Pāli. Of dit ook met de commentaren is gebeurd, is niet bekend.15 Het is niet waarschijnlijk dat de Pāli commentaren op e het 1 concilie werden vastgesteld. Maar het is mogelijk dat bepaalde punten van de leer onderwerp van discussie waren e 16 bij het 1 concilie. De commentaren die door Mahinda naar Sri Lanka waren gebracht en de toevoegingen erop zouden zijn verbrand nadat Buddhaghosa zijn commentaren had voltooid. Dit is een overdreven manier om aan te geven dat de Sinhalese commentaren in onbruik raakten na Buddhagosa’s tijd. Ze verdwenen niet onmiddellijk.17 Het schijnt dat Buddhaghosa’s commentaren de andere [=oudere] overbodig maakten. Uiteindelijk verdwenen zij.18 2. Het Nettipakarana (de gids) is een verhandeling over de methoden die gevolgd moeten worden met betrekking tot tekst en exegese. Het is een leidraad en wel voor degenen die commentaren wilden schrijven of uitleg wilden geven van canonieke werken.19 Het werk wordt ook genoemd Netti-Gandha, “het boek van leidraad” (naar de ware leer).20 15 idem 16 Goonesekere 1967, p. 2. 17 Norman 1983, p. 138. 18 Norman 1983, p. 139. 19 Norman 1983, p. 109. 20 Winternitz 1983, p. 177-178. Dit werk biedt een aaneengeschakelde behandeling van de hele leer van de Boeddha. Het boek wordt toegeschreven aan Mahākaccāna, een discipel van de Boeddha. Hij wordt in de Majjhimanikāya genoemd als degene die de leer het beste kan uitleggen (zie M.18, 133, 138 = M.I.110; M.III, 194; M.III,223)21 Volgens Bareau dateert het Netti-Pakarana e 22 vermoedelijk uit 1 eeuw n.C. Winternitz is van mening dat het waarschijnlijk even oud is als de vroegste delen van het Milindapañha23. Het is aan te nemen dat het geschreven is in India. Het schijnt dat het Nettipakarana een herschreven versie is van het Petakopadesa. Een deel ervan moet zijn samengesteld in Noord-India voordat de tekst naar Sri Lanka werd overgebracht.24 Beide werken worden in Myanmar als canoniek beschouwd. De invloed van het Nettipakarana is er groot.25 3. Het Petakopadesa (canoniek onderricht) is eveneens een verhandeling over de methoden die gevolgd moeten worden met betrekking tot tekst en exegese. e Bareau schreef dat het vermoedelijk dateert uit de 1 eeuw n.C. Maar volgens Norman moet het zijn samengesteld enige tijd vóór het begin van de christelijke tijdrekening. 21 Winternitz 1983, p. 177-178; Norman 1983, p. 109-110; Bareau 1964, p. 81. 22 Bareau 1964, p. 81. 23 Norman 1983, p. 110. 24 idem. 25 idem. Het werk is bedoeld voor degenen die de leer aan anderen willen onderrichten en die verkeerde exegeses willen vermijden. Er staat niets nieuws in. Bovengenoemde Mahākaccāna heeft volgens de overlevering het Petakopadesa als instructies voor studenten van de Pitakas samengesteld. Winternitz is van mening dat het een voortzetting is van het Netti-Pakarana. Het zou waarschijnlijk niet veel later dan dit laatstgenoemde werk zijn ontstaan.26 4. Het Dīpavamsa is een kroniek van het eiland Sri Lanka. De auteur ervan is niet bekend. Het werk is e vermoedelijk geschreven tussen het begin van de 4 en het e 27 midden van de 5 eeuw n.C. Het is de eerste poging om geschiedenis en legende in een doorlopende kroniek samen te voegen. Het telt 22 hoofdstukken vanaf de tijd van de Boeddha tot het einde van de regering van koning e Mahāsena in de 4 eeuw na C.