<<

Monnickendam - Lutherdam Over Artlanders in Waterland.

Men stond er versteld van hoe snel het aantal Luthersen in Monnickendam toenam. Dat blijkt ook wel uit het feit dat Monnickendam in de volksmond ook wel Lutherdam genoemd werd. Hoewel de totale bevolking van Monnickendam, met 3.990 inwoners in 1622, terug liep tot 2.058 in 1795, nam het ledental van de Evangelische Lutherse gemeente juist toe. Van de 18e eeuw zijn de volgende cijfers bekend : 1720 - 44 leden 1751 - 59 " (bovendien 32 leden buiten Monnickendam) 1779 - 81 " 1790 - 92 " naast de grote stroming in het binnenland, kwamen veel "nieuwe" leden uit het toenmalige Pruissen. Met name vanuit het vorstendom Osnabrück, trokken vee1 mensen naar Holland. Binnen het bisdom was het de meest noordelijkestreek, , die relatief veel migranten kende, die naar Waterland trokken. De hele streek Artland, bestaande uit de parochies , en en de vestingstad Quakenbrück, kende in 1772 slechts ± 1,5 maal zoveel inwoners als de stad Monnickendam. Met name in de tweede van de 18e eeuw vestigden diverse Artlanders zich in Monnickendam.Om deze stroming een juist beeld te kunnen geven, zullen we eerst wat meer weten over Artland. Artland ligt ± 40 km ten noorden van Osnabrück. Op de vruchtbare bodem bij het laag gelegen gebied van de en haar vele nevenstromen ontwikkelde zich een opbrengstrijk landbouwgebied. De middelgrote en grote boerenhoven (veelal horig), waren niet gekenmerkt door veeteelt maar door akkerbouw. Artland was de graanschuur voor het bisdom Osnabrück. De eenheid binnen deze streek, met zijn eigen cultuur, hing samen met de invoering van de reformatie en het verloop van de tegen-reformatie. Zo werd in Badbergen de Lutherse leer het eerst gepredikt in 1571. In 1625 werd echter de afschaffing van de reformatie bevolen, maar diverse landheren lieten 's avonds de afgezette protestantse predikanten op hun vroonhoeve komen. Ook op de Schulenberg bij Badbergen werd 's avonds volgens Evangelisch gebruik communie gehouden. Op dit landgoed van de heer von Dincklage, zou zelfs de horigen het heilig avondmaal toegereikt zijn (het geloof van de horige was immers dat van zijn landheer). Toen in 1647 de stad Fürstenau werd ingenomen, en de bisschop vluchten moest naar Regensburg, konden de Lutherse predikanten weer openbaar prediken. Toen de Katholieke dominee in Badbergen aanvankelijk niet vertrekken zou, wierp de heer von Doncklage hem van de kansel omlaag tussen de kerkbanken. De parochies Badbergen, Menslage en Gehre en de vestingstad Quakenbrück werden bezet door de Lutherse predikanten,terwijl omliggende streken Katholiek bleven. Er ontstond bij de Artlanders een zelfbewustheid die bijdroeg tot een eigen cultuur, die o.a. tot uiting kwam in de bouw van de machtige boerenhoven. Het verschil in geloof verdeelde ook de families, die dezelfde naam en oorsprong hadden en slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd waren. Een dergelijk geval deed zich o.a. voor bij de familie Thie, die zowel in Artland als in de omgeving van Löminrn (ca. 7 km ten noorden van Menslage) voor kwam. Zo kwamen er in Monnickendam ook Katholieken met specifieke Artlandse familienamen, zoals Boerlage (Buhrlage). Veelal kwamen deze uit de omgeving van . Terwijl de meeste streken in het bisdom Osnabrück, nog lang na de 30 jarige oorlog, het economisch zwaar te verduren hadden, bloeide in Artland de vlasbouw op. De gesponnen garens vonden voornamelijk hun afzet in Groningen en Holland. De rijke boeren namen mensen in loondienst om hun handel in de Nederlanden te verkopen, terwijl de minder rijke boeren er zelf met hun handel op uit trokken. Lang niet altijd zijn de Hollandgânger, zoals ze zich noemden, te achterhalen. Omstreeks 1750 moeten echter meer dan 1.000 mensen uit het bisdom Osnabrück op deze manier hun brood verdiend hebben. Niet zelden gebeurde het dat de Artlander op zijn handelsreis kwam te overlijden. Zo lezen we in het begraaf-boek Broek in Waterland in 1777 : "Den 7 april, door Jannetje de Vries aangegeven, het lijk van een man, genaamd Gerrit Cappelman, geboortig van Badbergen, als onvermogende over sulks, nihil". Helaas werd zelden zo'n uitgebreide begravenis-notitie gemaakt. In Edam noteerde men in 1776 : "16 september, 't lijk van Jan Voortman". Zelfs zijn naam hoefde niet op Duitse afkomst te wijzen, mits het bericht niet werd doorgegeven (waarschijnlijk mondeling omdat de datum niet overeenstemt) aan de kerk in zijn geboorteplaats Menslage. Destijds noteerde ze sterfgevallen in Menslage zeer uitvoerig : "Johann Amdt Fortmann, Sohn von Henriech Fortmann und Margaretha Gerdruth Foth, in cony. mit Helena aufn Felde, gelebt 10 Tage, vullen mit 2 Jahr, 4 Mönath, in con,j. 2e mit Anna Maria Misters, gelebt 16 Jahr, 4 Monath, und gezeugt 2 Sohne, 1 Tochter,älte 51 Jahre, 14 Tage, ohiit 22 September zu Edam an einer 10 Tagigen Brugtkrankheit und 24 September dasebst Bürgerlich begraben". Daar men in Artland geen lidmaten-registers bijhield (in sticht Osnabrück was men vrijgesteld van de geloofsbelijdenis), valt niet precies hoeveel mensen hun geboortestreek verlieten. Uit de Zaanstreek en Waterland heb ik echter enkele Artlanders verzameld, waaruit ik al kon opmaken dat de grootste groep migranten uit Badbergen en Menslage kwamen. De cijfers zullen beter tot hun recht komen, wanneer we eerst kijken naar het aantal inwoners van Artland in 1772 : parochie Badbergen - 474 inwoners parochie Menslage - + 400 " parochie Gehrde - 726 " stad Quakenbrück - 1.755 " (in '1662 nog 2.200)

In de 18e eeuw vestigde de Artlander zich in de Zaanstreek en Waterland als volgt: Badbergen Menslage Gehrde Quakenbrück Totaal totaal Artland l 57 - 3- 61 Edam 3.355 22 14 - 1 37 MonnickendaminwonersZaandam (west) 15 2 1 9 27 Purmerend (1712-1776) 3 2 2 - 7

Totaal 41 75 3 13 132

Opvallend is dat Monnickendam pas in de tweede helft van de 18e grote stroom Artlanders kende. Van de 27 Artlanders, kwamen er 22 tussen 1760 en 1800. Deze Artlanders waren (R.C. = Registre Civique) :

h er o t attestatie naam opmerking B k m Q afgifte s 01 X M Harmen Millemsz gehuwd 25-C G 02 X Dirk Brundert gehuwd 16-C 03 X 1727 Jan Harmensz Smit (Schmidt) 04 X 1727 Aaltje Harmens Smit 05 x 23 -09-1730 Frans Willem Bödeker (Buddeke) 06 X 05-04-1760 Jan Hinebrand ar X

Uit de omgeving van Artland kwamen de volgende personen, die ondanks hun Lutherse religie toch in de Katholieke parochies woonden: 03-12-1761 Jurgen Hülskemper, van Nortrop (), (Oud Monnickendam 1981 ) 16-06-1788 Diederich Köhne, van Bergen. Met hun komst in Monnickendam veranderde meestal ook hun naam. Terwijl de schrijvers hun achternaam niet goed wisten te schrijven (veelal geschreven zoals men het hoorde, Boerlage (Buhrlage) is daar een voorbeeld van werd de voornaam vaak vernederlandst : Johann werd Jan, Wilhelm werd Willem, Hermann werd Harmen en Heinrich werd Hendrik. Hoewel het in Waterland niet gebruikelijk was, wilde de Artlanders nog wel eens van familienaam veranderen. Veelal had dit te maken met de erfopvolging op de boerenhoven, wanneer een dochter van de boer de nieuwe bewoonster werd, nam haar echtgenoot vrijwel altijd haar familienaam aan Ook hun kinderen kregen dan de familienaam van de vrouw. In enkele gevallen gebeurde het ook wel dat een kind na zijn trouwen weer de familienaam van de vader ging gebruiken. Wanneer de echtgenoot niet de naam van zijn vrouw (de erfopvolgster) aannam, en zijn kinderen ook onder zijn eigen familienaam liet dopen, kon het nog wel eens gebeuren dat het kind op latere leeftijd toch de naam van zijn moeder aannam. Een dergelijk geval deed zich ook voor in Monnickendam. Wie had ooit kunnen vermoeden dat Jurgen Hülsman en Jurgen Voortman dezelfde persoon was ? Toen in 1830 echter een dochter van Jurgen Voortman, Leentje Voorman, ging trouwen in Monnickendam met Klaas Peen (van de Broekermeer polder) overlegde ze een opmerkelijke huwelijksbijlage. Volgens deze huwelijks bijlage waren haar grootouders van vaderzijde, Johann Heinrich Vortman, geboren Hülsmann, en Helena Vortmann. Beiden zouden zijn overleden en begraven in parochie Badbergen in respectievelijk 1751 en 1754. Met het naslaan van de sterf-registers van Badbergen, bleek dit laatste niet juist te zijn. Met het reconstrueren van het gezin bleek echt Johann Heinrich Hülsmann nooit de naam van zijn vrouw had aangenomen. Dit ondanks dat zijn vrouw erf-opvolgster was op de keuterhoeve “Arndt zum Vorde" sive "kleine Vortmann" in de boerengemeenschap Gross Mimmelage (parochie Badbergen). In 1743 werd hun (vierde) kind Jurgen geboren, die (gezien het geringe aantal Hülsmannen in Badbergen) in 1774 naar Monnickendam ging. Nog in hetzelfde jaar, toen hij de regenten verzocht in Monnickendam te mogen wonen, nam hij de familienaam van zijn moederr aan, die vernederlandst werd tot Voortman. De voornamen van zijn ouders vinden we ook weer terug bij zijn kinderen. Hoewel we in Waterland nog a1 eens patroniemen tegen komen (ook onder de Artlanders), had in Artland nagenoeg iedereen een familienaam. Velen daarvan stammen uit de vroege Middeleeuwen, De financiële achtergronden van de Artlanders in Monnickendam vallen niet altijd te herleiden. De horig geboren man (in Artland duurde horigheid tot in 1840, maar telde in de 18e eeuw reeds veel vrije hoven) hoefde niet per sé in een lagere klasse te vervallen, of kon zelfs (eenmaal vrij) financieel beter uitkomen dan de vrijgeboren Artlander.

Over het algemeen genomen bleken de Artlanders bij aankomst in Monnickendam financieel welgesteld te zijn. dit uitte zich o.a. bij het kopen van ontroerend goed. Ook op langere termijn bleken ze (over het algemeen) niet in armoede te vervallen. Dit overkwam echter wel Hendrik Kruunberge (Hermann Henrich Krümberg) uit Menslage. In 1781 vestigde hij zich in Monnickendam en had (bij gebrek aan werk) geen vast beroep, om zijn gezin met vier kinderen te eten te kunnen geven, had hij tussen september l797 en januari 1798 vijf schapen gestolen. De schapen werden (uitsluitend voor eigen consumptie) geslacht en de vachten had hij deels begraven deels in de gracht gegooid. Na een rechtzaak in juni 1798 werd hij ge brandmerkt en voor het leven gebannen uit het gewest Holland. Zijn vrouw ( kinderen bleven echter in Monnickendam wonen. De vachten waren ontdekt door Jurgen Voortman, toen hij de tuin omspitte die verhuurd was aan Hendrik Vre(e)ing. Ongetwijfeld was Hendrik Vre(e)1ing familie van Trijntje Willems Vreeling, die gehuwd was met Dirk Hülskemper. In 1810 had de vrouw van Jurgen Voortman (Janna Buisman) aan de vrouw van Dirk Hülskemper gevraagd, of ze ook gehoord had dat de schepen Pieter Kous Bos zich schuldig had gemaakt aan het ontvreemden van zilverwerk bij de heer William Costerus. Dit "lasterlijk en eerrovend gerucht" kostte de vrouw van Jurgen Voortman 14 dagen gevangenisstraf (waarvan de laatste 8 op water en brood) en de kosten van het proces en gevang (ƒ 50,15). De saamhorigheid van de Artlanders in Monnickendam moet ongetwijfeld groot zijn geweest. De meesten woonden ook aan het Zuideinde. Men trof elkaar niet alleen in de kerk, maar ook bij diverse transacties. Zo kocht Jurgen Boddeke (Buddeke) in 1782 een huis van Jurgen Voortman en stond deze Jurgen Boddeke samen met de eerder genoemde Hendrik Kruunberge (Krümberg borg voor Jurgen Voortman toen deze in 1785 een stuk oever huurde voor het snijden van riet. Ook zien we de betreffende families weer bijeen wanneer er een kind gedoopt werd. De vrouw van Jurgen Voortman was o.a. getuige bij de doop van kinderen van de Artlanders Hendrik Brüning, Jurgen Buddeke, Hendrik Kruunberge en Antje Jans Bergfeld (in 1801 van Menslage in Monnickendam gekomen en gehuwd met Diederich Friederich Schreuder). Wanneer we in een groter tijdvak gaan kijken, zien we dat zelfs meerdere leden van een familie naar Waterland trokken. De eerder genoemde Jan Voortman (Johann Arndt Fortmann) die in 1776 te Edam overleed, had in de eerste helft van de 18e eeuw een oom wonen in Edam. Deze oom, Albert Jansz man (Albert Jansz Vortmann) kwam in 1713 van uit Badbergen en overleed in 1757 te Edam. Zij waren ook verwant aan de Jurgen Voortman in Monnickendam. Hun eigenlijke naams-verwantschap lag toen echter al enkele eeuwen terug. Het toeval wilde echter dat Jurgen Voortman twee overgrootmoeders had (beiden van moederszijde) die de naam Vortmann droegen, respectievelijk Hille Vortman (1652-1737) en Trincke Vortmann (1655- ?). Deze Trincke Vortmann en de later in Edam wonende Albert Vortmann (Albert Jansz. Voerman) waren neef en nicht. Mogelijk waren er nog meer familieleden in Waterland geweest. Zo was er in 1644 een Wilcke Vortmann in Zaandam (west) en in 1776 een Johann Hermann Hülsmann (een broer van Jurgen Voortman ;) in Edam.

Van beiden ben ik echter het spoor bijster geraakt. Daarnaast is er natuurlijk nog de grote groep Hollandgangers die slechts een korte tijd in Waterland verbleven. Soms namen ze ook Nederlandse goederen mee terug naar Artland om die daar te verkopen of self te gebruiken. Zo heeft de keuterhoeve “Arndt zum Vorde” sive “kleine Vortmann te Gross-Mimmelage” (parochie Badbergen) een haard die betegeld is met Delfsblauwe tegels.Vermoedelijk dateren deze tegels uit het einde van de 18e eeuw, maar verder onderzoek moet dat nog uitwijzen. Veel van de Artlandse familienamen zijn uit Monnickendam verdwenen. Meestal duiken deze namen weer op in de grotere plaatsen zoals Purmerend en Zaandam. Daar komen we ze nog wel tegen, zoals : Bruning, Boddeke, Esselman, Thie, Voet (Voth) en Voortman (Vortmann).

Samen met mijn vader doen wij al ruim acht jaar een genealogisch onderzoek naar de familie Voortman (Vortmann). In Badbergen en Menslage hebben we ook diverse kerkboeken gefotografeerd (respectievelijk over de perioden 1671-1800 en 1694-1775). In de nabije toekomst hopen wij ook de kerkboeken van Gehrde te kunnen fotograferen. Van de parochie Badbergen ligt thans een afschrift van de doop-, trouw- en begraafregisters over de periode 1671-1740 in het streekarchief Waterland te Purmerend. Mochten er nog mensen zijn die vragen of gegevens over de familie Voortman (Monnickendam en Volendam) hebben, dan mogen ze altijd schrijven. R. Voortman Zonnepad 3( 1544 CE Zaandijk J.G. Voortman Vermiljoenweg 64,1503 MR Zaandam