Zitten We Op Één Lijn?
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Zitten we op één lijn? Een studie naar de bijdrage van culturele instellingen aan doorlopende leerlijnen cultuuronderwijs in de basisschool Fianne Konings Zitten we op één lijn? Zitten we op één lijn? Een studie naar de bijdrage van culturele instellingen aan doorlopende leerlijnen cultuuronderwijs in de basisschool Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Rijksuniversiteit Groningen op gezag van de rector magnificus prof.dr. C. Wijmenga en volgens besluit van het College voor Promoties. De openbare verdediging zal plaatsvinden op donderdag 23 april 2020 om 14.30 uur door Fianne Elisabeth Marie Konings geboren op 19 januari 1971 te Heerlen Promotor Prof. dr. B.P. van Heusden Beoordelingscommissie Prof. dr. A.S. Lehmann Prof. dr. A.R.W. Blühm Prof. dr. A. Klamer Ik draag dit boek op aan mijn vader, Ton Konings, dramapionier1 1 Zie het proefschrift van Henriette Coppens (2000). Drama op school. De invoering van een nieuw vak in het Nederlandse voortgezet onderwijs. Acco Leuven/ Amersfoort. (pp. 47-48, p. 68, p. 71, p. 239) INHOUD 11 DANKWOORD 15 INLEIDING 29 DEEL ÉÉN Verkenning 31 hoofdstuk 1: Context 1996-2020: Overheidsbeleid ten aanzien van culturele instellingen en het (basis)onderwijs 47 hoofdstuk 2: Wat we weten over de bijdrage van culturele instellingen aan het onderwijs 69 hoofdstuk 3: Kunst- (en cultuur)onderwijs in cognitief perspectief 85 DEEL TWEE Analyse 87 hoofdstuk 4: Evaluating partnership, or how to evaluate the contribution of cultural institutions to an integrated curriculum for culture education in primary schools 101 hoofdstuk 5: Culturele instellingen en doorlopende leerlijnen cultuuronderwijs: casestudies & richtlijnen 129 DEEL DRIE Ontwerpen en evalueren 131 hoofdstuk 6: Leerplannen kunstzinnige oriëntatie in ontwikkeling: in abstracto 145 hoofdstuk 7: Leerplannen kunstzinnige oriëntatie in ontwikkeling: in concreto 191 CONCLUSIE EN DISCUSSIE 205 LITERATUUR 225 SAMENVATTING 229 SUMMARY 232 CURRICULUM VITAE 10 zitten we op één lijn? DANKWOORD anneer kunst in het onderwijs mijn interesse kreeg, weet ik niet meer precies. Wat ik in ie- der geval wel weet is, dat ik in 1992 in de derde klas van de pabo besloot mijn afstudeerscriptie te schrijven over kinderen en kunst. Dat ik de dochter ben van een kunstvakdocent, wiens boekenkast gevuld was met vele gerenom- meerde werken zoals Huizinga’s Homo Ludens (1958), Reads De kunst in haar educatieve functie (1958) en Viktor Löwenfelds Creativity and mental growth (1961), zal hierbij zeker een rol hebben gespeeld. Met de afronding van mijn proefschrift denk ik terug aan het pad dat ik heb gelopen en de momenten en personen die belangrijk waren gedurende deze jaren. Deze herinneringen gaan over bepaalde plekken, personen, maar zijn ook zintuigelijk. Zo herinner ik me dat de kiem om te promoveren gelegd is in het bloedhete New York door een vraag van Max van der Kamp tijdens het 31ste Insea Congres. Ook herinner ik me nog dat ik in 2006 in het tus- senstuk van de trein telefoneerde met Jan Wagemakers, die mij attendeerde op een man in Groningen die volgens hem een interessant verhaal had. In januari 2007 ontmoette ik aan de achterkant van de Oude Boteringestraat 23 te Groningen, terwijl schoolpleingeluiden zijn kamer vulden, Barend van Heusden. ‘Kunst is een aspect van cultuur,’ zei hij toen. Wat vond ik dat een enorme verademing na de vele conferenties over cultuureducatie, waarbij in mijn beleving het grootste deel van de tijd verloren ging aan praten over wat cultuur en kunst dan wel of niet was. Naast dat ik enorm veel inhoudelijk van Barend heb geleerd, ben ik hem ook dankbaar voor de uitdaging die hij me op schrijfvlak gaf. Zijn kritische feedback was niet altijd makkelijk, maar wel altijd oprecht en zeer bruikbaar. Die had ik voor geen goud willen missen. Vervolgens duurde het nog twee jaar voordat ik een mogelijkheid kon vinden om een start te maken met mijn proefschrift. Die werd mij in 2009 geboden door Jan Jaap Knol die ik trof aan de Lange Voorhout te Den Haag, waar hij het Fonds voor Cultuurparticipatie aan het opbouwen was. Uiteindelijk kon ik april 2010 starten. Het mo- ment waarop mijn dochter met haar Nijntje rugzak voor het eerst de kleuterklas instapte ging ik aan de slag. Daarna zijn er vele mensen, ontmoetingen, plekken, momenten, geluiden, herinneringen geweest die me een stap vooruit hebben geholpen. Ik denk aan het moment dat ik tijdens de zomer van 2015 alleen in de logeerkamer bij de ouders van Agnes Zwanenburg zat, ter- wijl onze kinderen aan het zeilen waren op de Zeeuwse wateren, en ik doordacht hoe ik ervoor kon zorgen dat culturele instellingen konden bijdragen aan doorlopende leerlijnen cultuuronderwijs. Dan het moment dat ik met Anne Marie Backes in een oud treinstel dankwoord 11 sprak, en vervolgens in een kerk, om deze ideeën daadwerkelijk uit te proberen. En het mo- ment dat Marjanne Alderliesten mij op een kamertje van basisschool ’t Prisma haar beel- dende verwerking van een leerplan liet zien. Wat ik in Zeeland had bedacht kreeg opeens een concrete vorm. Ik moest op een stoel staan (sorry Henk) om het geheel te vatten en vast te leggen. Ik ben heel dankbaar voor deze mensen, momenten en herinneringen. Dat is niet in woorden uit te drukken. En er zijn nog zo veel andere mensen die mij met grote en kleine bijdragen hebben ge- steund bij het volbrengen van mijn proefschrift. Heel belangrijk: Hadewijch de Jong, die mij persoonlijk stimuleerde, en ook mede aan de basis heeft gestaan van het onderzoeks- project ‘Cultuur in de Spiegel’ waar mijn onderzoek flankerend aan is geweest. Daarnaast ben ik dankbaar voor de inhoudelijke uitwisseling met, feedback op hoofdstukken en steun van mijn CiS-collega’s gedurende dit gehele traject: Astrid Rass, Theisje van Dorsten, Lode Vermeersch, Emiel Copini, Welmoed Ekster, Eelco van Es en Anne Sasbrink. Ook wil ik mijn dank uitspreken aan: Jeanet Annema, Melissa Bremmer, Marie Louise Damen, Oscar Gelderblom (en collega), Adam Handelzalts, Rhea Hummel, Edith Janssen (ook voor de broodnodige beweging), Marie-José Kommers, Caro Kouwenhoven, Edwin van Meerkerk en Nienke Nieveen. Sommigen van hen gaven kritische reflecties op mijn teksten en resulta- ten; andere dachten op een voor mij juist moment mee over dilemma’s die in het onderzoek op mijn pad kwamen. Vera Haket wil ik in het bijzonder bedanken voor haar correcties en rustige steunende immer positieve feedback tijdens het redigeerproces. Justine van justar grafisch ontwerpers mag niet onvermeld blijven voor haar nadenken over en het grafisch vormgeven van mijn proefschrift in de van haar welbekende haarfijne en lijnscherpe stijl. Ik ben de vele medewerkers van culturele instellingen die aan mijn onderzoek hebben bij- gedragen enorm dankbaar. Ook aan de betrokken leerkrachten, directeuren, leerlingen en ouders van verschillende basisscholen ben ik veel dank verschuldigd. Medewerkers van het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam en docen- ten van de Thomas More Hogeschool ben ik erkentelijk voor de geboden hulp. Met name wil ik bedanken voor hun bijdrage aan de ontwerpgerichte studie: Marjanne Alderliesten, Wendy van Rossum, Annemarie Timmermans, Henk van Dijk en Jelena Mihajlovic, Tabitha Verhulst en Sonja Deutz, Marieke van der Veen, Nita Halman, Ester Huijnen, Dorien Folkers en Ragnhild Rikkelman. Mocht ik iemand per ongeluk vergeten zijn, dan ook bij deze mijn oprechte dank! Ik heb mij altijd gesteund gevoeld door mensen die geïnteresseerd informeerden naar mijn proefschrift, en die dit (voorzichtig) bleven doen, ondanks mijn misschien soms wat ont- wijkende reactie (want tja, hoe ver ben je met je proefschrift? En is het al af?). Vrienden, familie, betrokken mensen uit het vakgebied en bekenden, dank je wel voor jullie vragen, 12 zitten we op één lijn? niet vragen en altijd aanwezige interesse. In het bijzonder wil ik mijn schoonouders Neeltje en Jan bedanken. Zij hebben bijgesprongen tijdens het spitsuur van ons leven, waardoor het onmogelijke toch mogelijk bleek. Dan: Nienke en Karianne, dank jullie wel voor het ritme en de luisterende oren in de afgelopen drie jaar. En tot slot dank aan mijn thuisfront. Dank je wel lieve papa, helaas heb je het niet mee kunnen maken, en lieve mama voor de stevige basis die jullie me hebben gegeven. Noor en Sjoerd – ik leer elke dag door jullie bij – dank voor de basis die jullie me nu geven. And last but not least: Paul voor je vertrouwen en steun en het mogelijk maken van ruimte om te promoveren in rustige en roerige tijden. dankwoord 13 14 zitten we op één lijn? INLEIDING “Mama, kan jij rechte lijnen maken?” Mijn twee kleuters roepen me terwijl ze kleien aan de keukentafel. Ze hebben de klei uitgerold tot een platte plaat en vragen me twee grote rechthoeken uit te snijden. Nadat ik dit gedaan heb, drukken beiden met hun duim een kuiltje in een van de korte zijdes en peuteren ze de rechthoek van de tafel los. Eindelijk hebben ze hun zo begeerde iPad. Ze gaan met hun ‘kleipad’ naast elkaar op de bank zitten. Mijn zoon kijkt geïnteresseerd bij zijn zus en vraagt: “Welke spelletjes heb jij?”1 eze anekdote is voor mij erg waardevol. In de huiselijke vrijheid gaven mijn kinderen mij een inkijkje in hun leefwereld en hun men- tale proces van betekenisgeven. Ik realiseerde mij dat dit mij opviel door mijn onderzoek naar de bijdrage van culturele instellingen aan het onderwijs. Om de bijdrage te analyseren maak ik gebruik ik van een theoretisch kader dat inzicht geeft in dit cognitieve proces. Klei en hun eigen verbeelding gaf mijn kinderen de mogelijkheid om met een ‘kleipad’ mee te doen met de grote-mensen-wereld. Tegelijkertijd besefte ik hoe moeilijk het is om goed te zien wat er ‘echt in die koppies omgaat’. Dit geldt thuis, maar ook op school. School is het instituut dat in belangrijke mate beoogt mentale processen te ontwikkelen.