Beleid Veranderen of Stoppen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
‘Change, that’s what we want’ Beschouwing over beleidsdynamiek en beleidsbeëindigin g Prof.dr. A. (Arno) F.A. Korsten 161108 Inhoud A Inleiding 1 Inleiding B Algemeen overzicht 2 Beleidscontinuïteit: wel of niet vanzelfsprekend 3 Typologie van beleidsveranderingen 4 Beleidsminimalisering en beleidsresidu 5 Wederopstanding van beleid 6 Beleidsopvolging: voorbeelden 7 Typen beleidsopvolging 8 Gevolg van beleidsdynamiek voor ontwerpen van beleid 9 Kenmerken van beleidsbeëindiging 10 Beëindiging in soorten 11 Motieven voor beleidsbeëindiging in de praktijk 12 Hoe zwaar kan een beëindiging zijn? 13 Wijze van selectie van objecten van beleidsbeëindiging 14 Tijdpad bij beleidsbeëindiging 15 Barrières bij beleidsbeëindiging 16 Effecten van beleidsbeëindiging 17 Wegen naar verbetering van beleidsbeëindiging 18 Valt het einde te voorspellen? C Uitwerking 19 De aanhouder wint bij beleidsbeëindiging?: studie van Ellis 20 Steun verwerven voor beleidsbeëindiging 21 Beleidsbeëindiging als succesvolle dereguleringspoging 22 Niet succesvolle beëindiging: de teddybeerhypothese 23 Andere analyses: lintjesregen, filmkeuring, omroepbijdrage, oorlogen 24 Nieuwe literatuur over het beleidseinde 1 25 Radicale beleidsveranderingen: casus imamscholen 26 Stelselherziening: de WAO 27 De prijs van beleidsdynamiek: de reacties op calamiteiten 28 Terugblik op de bodemsanering in Lekkerkerk: 25 jaar later D Balans 29 Balans: beleidsdynamiek en beleidsbeëindiging 2 A Inleiding 1 Inleiding Er is sprake van veel beleidscontinuïteit. We kennen bijvoorbeeld de lintjesregen. Die bestaat nog steeds. Afschaffen is blijkbaar heel moeilijk, de status quo krachtig. Wat te zeggen van fundamenten als de Grondwet. De Grondwet is wel diverse keren aangepast. Continuïteit en dynamiek hangen hier dus samen. Beleidsdynamiek komt voor. Zie de casus. Casus Na evaluatie: beleid stoppen, continueren, aanpassen of .............. De omstreden Wet Arbeidsdeelname Allochtonen wordt vervangen door een nieuwe wet: De Wet Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden (Wet Samen). Daardoor treedt een verenvoudiging op ten op zichte van de oorspronkelijke gekritiseerde wet. Begin maart 1997 ging het kabinet-Kok accoord met het voorstel van minister Melkert. De wet moet de arbeidsdeelname van allochtonen vergroten. In tegenstelling tot de oorspronkelijke wet, die volgens werkgevers veel administratieve rompslomp met zich meebracht en grotendeels genegeerd werd, is de registratie nu beperkt tot een openbaar jaarverslag. De Molukse bevolking wordt nu ook betrokken bij de doelgroepen waarop de wet van toepassing is. De arbeidsinspectie zal toezicht houden op de naleving van de wet. In dit geval is sprake van beleidsopvolging . Casus Afschaffing Woonwagenwet De Woonwagenwet is afgeschaft. Sjaak Khonraad, die in 2000 promoveerde op een proefschrift over woonwagenbewoners ziet dat als een zegen. David van Ooijen, ex-Kamerlid van de PvdA en schrijver van een studie over honderd jaar woonwagenbeleid in Nederland, meent dat de overheid woonwagenbewoners veel te lang als een aparte groep heeft behandeld. De eigen identiteit van woonwagenbewoners is een illusie, het is een valse identiteit. Het enige dat ze gemeen hebben is hun bestaan in de marge. Dat houd je in stand door ze een aparte behandeling te geven. Citaat: ‘Als woonwagenbewoners een beter bestaan willen, dan moeten ze ophouden hun zogenaamde eigen identiteit te koesteren en moet de overheid ze de behandeling geven die ze verdienen: die van achtergestelde burgers, die aanspraak kunnen maken op extra aandacht, maar niet op een aparte aanpak’. Het advies van Van Ooijen is: ‘Ik pleit voor het afschaffen van aparte regelingen, maar ook voor gelijkberechtiging en ze écht helpen, want wat we nu doen 3 is halfslachtig. Wat hem betreft maakt staatssecretaris Tommel een goed begin door de Woonwagenwet af te schaffen’. Einde citaat. Zie De Volkskrant, 22 juli 1997. Staatssecretaris Tommel (kabinet-Kok, 1994-1998) is niet stil gaan zitten. Hij denkt dat het tekort van 2400 standplaatsen voor woonwagens uiterlijk 2003 weggewerkt is. Hij hoopt met een plan van aanpak het tekort weg te werken. Hij denkt ook woningcorporaties zo ver te krijgen dat ze woonwagencentra willen overnemen tegen een zogenaamde brutering . Waar het gaat om woonwagencentra die gedeconcentreerd moeten worden over een regio, wil Tommel tot afspraken komen met alle betrokkenen, waaronder de gemeenten. Hij zei dat 10 maart 1998 in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wil net als Tommel opheffing van de ‘discriminerende’ Woonwagenwet . Op aandringen van de Tweede Kamer gaat Dick Tommel op zoek naar 170 miljoen gulden die nodig is voor de financiering van de opheffing van de laatste 17 grote centra. Dat budget is nodig om de bewoners in kleinere centra onder te brengen en voor het opruimen van het leeggekomen terrein. Ook dient het voor de overdracht van de wagens aan de woningcorporaties. In 1999 zou de Woonwagenwet verdwijnen en de zouden de woonwagens onder het regime van de woningcorporaties komen. Maar zijn opvolger, staatssecretaris Johan Remkes (kabinet-Kok II) meldt in oktober 1998 dat het budget er niet is. Hij kan derhalve provincies en gemeenten niet dwingen de grote centra op te heffen. Hij is ook van mening dat het rijk de opheffing niet moet doorzetten als provincies en gemeenten in overleg met de bewoners het centrum willen handhaven. Als ze echter besluiten om het centrum op te heffen zal de staatssecretaris per geval bekijken hoeveel budget daarvoor van het Rijk nodig is. In de afgelopen jaren zorgde de sluiting van grote woonwagencentra al meerdere malen voor verzet van de bewoners. De politie moest bij de ontruiming geweld gebruiken. Dat betekent dus dat de provincies en gemeenten zelf mogen bepalen wat ze met de grote woonwagencentra doen. Literatuur over woonwagenbeleid - Cottaar, A., Kooplui, kermisklanten en andere woonwagenbewoners - Groepsvorming en beleid, 1870-1945, Het Spinhuis, Amsterdam, 1996. - Khonraad, Sj., Woonwagenbewoners, burgers in een risicomaatschappij, Utrecht, 2000 (diss.). - Ooijen, D.A.Th., Je moet weg, hier komen mensen wonen - Woonwagenbeleid in Nederland, 1890-1990, Sdu, Den Haag, 1993. Casus Einde van Lubbers-kampementen Lubbers-kampementen werden ze genoemd. Naar een voorstel van premier Ruud Lubbers die in 1993 in Almere heropvoeding van jeugdige criminelen bepleitte. 4 Jeugdige delinquenten moesten in werkkampen discipline, tucht en orde worden bijgebracht. En wel onder het toeziend oog van militairen. Onnavolgbaar openhartig erkende Lubbers later dat zijn woordkeus misschien niet helemaal zorgvuldig was geweest. Hij had gedacht aan kampen, maar dacht toen aan kazernes en dacht vervolgens: kampen kan niet. ‘En toen zei ik maar: kampement’. Misschien was die term ook niet zo gelukkig, want die deed denken aan concentratiekampen, aldus PvdA-minister Hedy d’Ancona. Voor D’Ancona waren de druiven zuur want zij had als minister jeugdwelzijn in portefeuille. Ze wist tevoren niets van de speech van CDA’er Lubbers. Later, in 1994, is daadwerkelijk een proef gestart met de kampementen. In 1997 volgde een evaluatie. Winnie Sorgdrager, minister van Justitie in het kabinet-Kok, schrijft in juli 1997 aan de Tweede Kamer dat ze besloten heeft om de proef stop te zetten. Ze wil de ‘waardevolle elementen’ opnemen in het gewone penitentiaire bestel. Het gaat daarbij vooral om samenwerking vanuit het gevangeniswezen met de reclassering en de arbeidsconsulenten om jongeren meer vooruitzichten te geven op een baan. De jongeren die meededen aan het experiment, werden ondergebracht in een jeugdwerkinrichting in Veenhuizen. Is het einde van de kampementen ook beleidsbeëindiging ? Als de proef kan worden opgevat als staand beleid wel. Maar het einde van beleidsexperimenten, die niet worden doorgezet, behoort in principe niet tot het kerndomein van interesse voor terminatoren of analytici. Vier theoretische benaderingen voor studie van beleidsdynamiek Er bestaan meerdere theoretische benaderingen van beleidsverandering (volgens o.a. Parsons, 1995). We noemen er hier vier, maar er zijn er meer (zie tabel): 1. de analyse van politieke cycli (beleidslevenscyclus: Winsemius; beleidswieltheorie: Namenwirth, De Vries), 2. de analyse van dynamiek vanuit organisatieperspectieven, in casu de relatie organisatie-omgeving en omgevingsturbulentie (Lawrence & Lorsch, Burns & Stalker, Pfeffer & Salancik), 3. de analyse van beleidsdynamiek en beleidsbeëindiging (Lindblom, DeLeon, Bardach, Bradley, Hogwood & Peters, Korsten), 4. de analyse van beleidsverandering als beleidsgericht leren (Deutsch, Argyris, Etheredge, Sabatier & Jenkins-Smith, Eberg/ Van de Graaf). De derde en vierde benadering zijn nauw verbonden (Parsons, 1995: 570). We gaan hier vooral in op de beleidsdynamiek-benadering . Daarbij gaat het vooral om de aard van de beleidsverandering. Elders is ingegaan op beleidsgericht leren. Typen beleidsdynamiek Er bestaan vier (geconstrueerde) ideaaltypen van beleidsdynamiek: • a beleidsaanpassing (‘policy maintenance’), • b beleidsinnovatie, 5 • c beleidsopvolging (‘policy succession’) en • d beleidsbeëindiging. Hogwood en Peters laten dat voortreffelijk zien in hun lezenswaardig boek ‘Policy dynamics’ uit 1983. ad a Bij beleidsaanpassing wordt het bestaande beleid met dezelfde doelstellingen voortgezet. Het beleid wordt licht gewijzigd met bijvoorbeeld als consequentie dat het aantal cliënten toeneemt of het niveau van uitgaven per cliënt wordt aangepast: beleidsuitbreiding of niveau-aanpassing . Bij beleidsaanpassing staat voorop om het beleid tot zijn recht te laten komen,