ALGEMEENE GESCHIEDENIS

DES NEDERLANDSCHEN YOLKS.

ALGEMEENE GESCHIEDENIS

DES NEDERLANDSCHEN YOLKS,

VAN DE V%OEGSTE TIJDEN TOT OP ONZE DAGEN ,

DOOR

Dv W. J. F. 1N1LTV-UNS,

(Met Platen en Elaarten.)

Derde Deel.

TWEEDE WITGIAVE,

1MSTERDA.M,

p. j-. VAN 1.-ANGENHUYSEN

INHOUD.

Blz, HOOFDSTIIK I. Neder-Lotharingie tot aan Godfried van

Leuven (900-1106 ) 1 II. De leenen , afhankelijk van Neder-Lotha- gie. — De graven van Leuven tot God- fried met den Baard. (1106) . . . 14

2, III. Het graafschap Vlaanderen van 863-1092. 25 IV. Vlaanderen sinds den dood van Robert den Fries , tot aan de troonsbeklimming van Diederik van den Elzas. 1092-1128. 38 V. Begin van het graafschap Holland . . . 47 VI. Het bisdom , de graafschappen Teisterbant Hamaland, Zutfen en Fries- land , van ongeveer 900 tot ongeveer 1118. 60 VII. Het leenstelsel. — Opkomst der steden . 77 VIII. De Kerk. — De Investituurstrijd . . . 93 IX. Maatschappelijke toestand in de IX tot XI eeuw . . 104 X. De kruistochten 117 De plaat legenover den to van dit derde Deel , stelt Godfrieo' van Bouillon , den ctanvoerder der Kruisvaders voor , bij 't Graf v onzen Goddelijken Heiland. HOOFDSTIJK 1.

Nader-Lotharingie tot aan Godfried van Leuven (900-1106.)

In het vorige Boek hebben wij verhaald , hoe de voortdurende oorlogen tusschen de verschillende leden van het geslacht van Karel den Groote , en de woedende invallen der Noormannen aanlei ding gaven tot de verdeeling en verbrokkeling van het

, ,groote, door Charlemagne gestichte, westersclie rijk in eon tal van kleine heerschappijen. De brokstukken der drie verschil- lende rijken , die na het verdrag van Verdun ontstaan waren , werden slechts door een zeer lossen band van koninklijk opper- gezag bijeengehouden, en die band werd steeds zwakker en zwakker. Zoo ontwikkelde zich het leenstelsel, waarover wij in een volgend hoofdstuk znllen handelen. Gelijk wij hebben verhaald , werden, bij het verdrag van Ver- dun ,. de landen tusschen Schelde en Rijn aan Lotharius, die tevens keizer was , toegewezen. Het gebied van dezen Lotharius werd onder zijne opvolgers weder verdeeld ; de naam van Lotha- ringie Lothrijk , werd toen gegeven aan alle landen, gelegen ten westen der Schelde, van den loop dezer rivier of tot aan de bron- nen van de Maas ; verder aan het geheele Moezeldal ; de Rijn- streken tot aan Bazel en zoo, den Rijn opgaande , alles wat aan den wester oever van dien stroom ligt. Het Lotharingerrijk strekte zich derhalve uit over de noordoostelijke departementen van Frankrijk, die in later eeuwen Lotharingen en de Elzas zijn ge- noemd ; over Rijn-Beieren en de pruisische Rijnprovincien; over geheel Belgie , uitgezonderd een groot gedeelte der beide Vlaan- '1 , ille D. 2 LOY IARINGIE

deren ; over dat gedeelte der Nederlanden , hetwelk beneden den Rijn : dus Limburg , Noord-Brabant, Zeeland en een grout. gedeelte van , Utrecht en Holland. Lotharingie was met Duitschland onder een en sehepter geko- men : onder dien van Lodewijk , bijgenaamd het Kind. De ze overleed in 911. Met hem stied de duitsche tak van het ka- rolingische huis nit. Pe duitsche .starnmen besloten nu een ko- ning te kierZen, buiten het geslacht van Karel den Groote. Hunne keus viel op Otto , hertog der Saksers, en toes deze om zijne hooge jaren weigerde , op Koenraad , hertog der Franked 1). In Frankrijk regeerde Coen Karol , bijgenaarnd de Eenvoudige : neef van den overleden Karolinger , Lodewijk het Kind. Karel meende aanspraak te kunnen maken op de erfenis van dezen, zijn nee!. Zijn maclit en aanzien schoten echter in Duitschland te kort. In Lotharingie , de bakermat van het huis van den grooten Karel, slaagde hij beter, Evenwel. verwierf hij er niets meer daze een sChijngezag. De adel was vOoral in die Linden machtig geworden, en onder den, adel was de m.a,chtigste Raginer (Reinier), bijge- , naamd La nghals (1?eignier au long- col), graaf van ilenegouwe. Door beh.ulp van dozen ontving Karel de Eenvoudige de k.roon van Lotharingie; maar niet zonder de macht en voorrechten der groote leenmannen, ten koste van het koninklijk. gezag en be- zit, .uitgebreid te hebben. Reinier word door hem tot hertog van Lotharingie aangesteld (912). Reinier behoorde waarschijnlijk tot een zijtak. der Karolingers. Meersen , niet ver van Maastricht , was eon zijner geliefde verblijfplaatsen. Hier stierf hij in 916. De duitsche koningen hadden hunne aanspraken op Lotharin- gie niet opgegeven. Stamverwantschap met de overrijnsehe Ger- manen pleitte voor eene nauwere vereeniging met deze : — herin- neringen aan het huis van Karel den G-roote voor eene vereeni- ging met het rijk van Karel den Eenvoudige. Dee beide aanspra- ken gavel' aan de groote vazallen gelegenheid to meer, om zich bijna geheel onaf hankelijk. te maken. Giselbert of Gijsbert, zoon van Reinier, die zijnen vader als hertog van .Lotharingie was opgevolgd, beproefde of hij zich zelven de koningskroon op het

1) Dat is der Oost-Franken. Duitschland was toen naar zijne vier hoofdstatn- men verdeeld in vier bertogdommen : dat der Saksers, Franke., , Beieren en .Allemannen of Swaben. 4 OTTO I, werden aain Gerberga als allodiaalgoederen ') geschonken. Ook werd Giselbert des konings stadhouder in Lotharingie. Dit _ be- lette hem evenwel niet om tegen Otto , den zoon van Hendrik, op te staan. De duitsche koning namelijk was in 936 gestor- ven. Hetzelfde jaar stierf ook Rudolf van Bourgondie, die in Frankrijk door de groote leenmannen op den troon was geplaatst.

Lodewijk . van Overzee (d'oufre mer, , aldus genoemd, omdat hij haat. Engeland de wijk genomen had), een Karolinger, werd thans door de fransche leenmannen tot koning uitgeroepen. Deze be- proefde al dadelijk weder vasten voet in Lotharingie to krijgen. Hij maakte gebruik van eeuen opstand van eenige groote leen- mannen tegen Otto. Giselbert sloot zich bij hen aan. De leen- mannen werden echter door Otto verslagen en Giselbert kwam bij het gevecht, dat het pleit beslechtte , om het lever. Dit geschiedde in 939. Hij liet een jongen zoon na, die hem weldra in het graf volgde. Zijne weduwe , Gerberga, huwde later met den franschen koning Lodewijk van Overzee. Otto (die later keizer van bet roomsche -rijk werd , en als dus- danig bekend is onder den naam van Otto Y of Otto den Groote) geraakte nu in oneenigheid met de grooten van Lotharingie en voor- namelijk met Reinier it , graaf van Henegouwe. Hij had .na- melijk over den zoon van Giselbert , Otto , graaf van Verdun , tot voogd aangesteld en dezen tot hertog van Lotharingie gemaakt. Toen Giselberts zoon, en eenige maanden later Otto van Verdun stierven,- stelde koning Otto Koenraad van Franken tot hertog aan. Hierover waren de lotharingsche grooten ontevreden. Reinier van Henegouwe beweerde, dat hem het hertogdom toekwam, als naaste mannelijke bloedverwant van Giselberts zoon : de leenman- nen legden het er steeds meer en meer op toe om alle leenen erfelijk te maken. Doch Otto wist zijn gezag te doen gelden. Hij handhaafde Koenraad in zijne waardigheid en gal hem zijne dochter Luitgarde tot vrouw. Koenraad betoonde zich evenwel niet zeer dankbaar. Otto I had een tweede huwelijk aangegaan met Adelheid, koningin van Italie. Zijn zoon uit het eerste huwelijk, zwager van Koenraad , spande met dezen samen tegen zijn vader. Dit had ten gevolge , dat Koenraad voor des konings gramschap

1) Hierover in een volgend Hoofdstuk. KOMT AAN DUITSCHLAND. 3 hoofd kon plaatsen. Hij stood op tegen zijn leenheer , Karel den Eenvoudige , die hem echter , met de wapenen in de vuist , dwong om de vlucht te nemen naar de overzijde van den Rijn. Hendrik de Vogelaar, duitsch koning , ontving hem gastvrij en wist hem weder met Karel den Eenvoudige te verzoenien. Deze gaf hem nu zijne meeste bezittingen terug : waaronder Maastricht , Meersen en Her- stal , de bakermat der Pepijns, genoemd worden. Gijsbert gaf even- wel zijne plannen niet op. Hij verbond zich met Robert, graaf van Parijs , den machtigste der leenmannen van Karel den Eenvoudige. Deze kwam, wel is waar, , in een gevecht tegen het leger des konings one het levee; doch daarmede was de samenspanning der groote leenmannen niet .vernietigd. Hugo , zoon van Robert, volgde zijn vader op in zijne macht en in zijne plannen. Karel de Eenvoudige word overwonnen , en Hugo maakte zijn zwager, Rudolf van Bourgondie , tot koning van Frankrijk. Spoedig daarna werd Karel door een ander leennian, den graaf van V ermandois , gevangen genomen. De ongelukkige vorst kreeg zijne vrijheid niet terug. Nu wendden de lotharingsche grooten zich tot Hendrik , ko- ning van Duitschland, wien het gelukte zijnen mededinger, -Rudolf, het betwiste rijk to ontneiiien. Hendrik de Vogelaar , koning van .Duitschland , word in 925 koning van Lotharingie en door de groote leenmannen als hun leenheer erkend. Zoo word Lotha- ringie en daarmede alle Nederlanden , uitgezonderd Vlaanderen i), tot het duitsche rijk gebracht. Die Nederlanden zijn , in naam althans, daar onder gebleven, totdat - de vrede van Munster in 1648 , staatsrechtelijk dien band geheel en al verbrak. Trouwens, verreweg het grootste gedeelte van Lotharingie behoorde door verwantschap moor tot den germaauschen, dan tot den gallo- romaanschen stain, Deze laatste heeft evenwel in latere eeuwen in geheele landstreken het germaansche element weder ver- drongen. Hendrik. de Vogelaar zocht Giselbert nauwer aan zich to ver- binden. Hij gaf hem zijn dochter Gerberga tot vronw ; met aanzienlijke bezittingen aan den Maaskant , benevens Soignies met Brussel on omstreken als bruidschat. Doze bezittingen

1) Doch ook Iliervdn werd een deel tot het duitsche rijk gerekend, zooals wij later zullen zien. BRUNO , AARTSBISSCHOP VAN KEULEN. 5 moest vluchten en vervallen werd verklaard van de waardigheid van hertog van Lotharingie. Otto i droeg zijuen breeder Bruno, aartsbisschop van Keulen , die waardigheid op (953). Deze Bruno was een der grootste mannen van zijn tijd. De Kerk heeft hem geplaatst onder hare Heiligen. Hij was uitste- kend in vroomheid, wetenschap en staatsmansbeleid. Hij behoorde tot dat aanzienlijk getal van begaafde mannen, die, door en voor de Kerk gevormd, in die eeuwen van grenzelooze verwar- ring, eenige orde wisten te stellen en de vaste grondslagen hebben gelegd van zooveel , dat eeuwen heeft geduurd. Hij handhaafde het hooge gezag tegenover de leenmannen , die het yolk onder- drukten en in alles willekeurig en naar eigen dunk handelden ; die door hunne onophoudelijke veeten en rooftochten alle orde en veiligheid onmogelijk maakten. Wel is waar, was toen de tijd nog niet aangebroken, dat men voorgoed hen aan een hooger gezag kon onderwerpen ; maar Bruno wist althans dat gezag to doen eerbiedigen. De inval der Hongaren in Duitschland baarde hem eon der moeielijkste omstandigheden en aan Lotharingie ontzettend veel onheil. Deze Hongaren of Magyaren , een aziatische stain, hadden zich meester gemaakt van de landstreek , die thans nog naar hen wordt genoemd. Hunne rooftochten en invallen in het duitsche rijk verspreidden niet minder sehrik en ontzetting , dan die hunner stamgenooten , Attila's benden', vijfhonderd jaren vroe- ger. Toen Koenraad van Franken , hertog van Lotharingio, door Otto I van zijn hertogdom was vervallen verklaard, vlood die Koenraad tot hen en overreedde hen tot een nieuwen, sehrikke- lijken inval. De Hongaren drongen voort. Overal waar zij ver- schenen, lieten zij puinhoopen en opeengestapelde lijken achter. Eindelijk gelukte het (955) Otto i hun aan de rivier de Lech 1 ), zulke nederlaag toe te brengen , dat zij van hunne invallen afzagen. Koenraad van Franken, die zich berouwvol weder met Otto had verzoend , kwam bij dien veldslag om het leven. Voordat de slag , waarin hij sneuvelde , een aanvang nam , had hij zich met een haven kloed omgord , en zoo bad hij God , dat Deze aan de christehen de overwinning mocht schenken en aan hem den

1) In het hedendaagsch Beieren. 6 OTTO I \VORDT KEIZER. dood door de hand dier barbaren , opdat hij van dezen , welke hij bid zijn leven had gezocht , in de eeuwigheid mocht geschei- den blijven. De kracht, waarnaede Bruno het gezag des leenheeren handhaafde, benevens de nederlaag der Hongaren gavel' aan Lotharingie weder eenige rust. Om de macht van e6nen hertog van Lotharingie, die te groot was voor de veiliglieid van het rijk , eenigszins te fnui- ken , besloot hij dit hertogdom in tweeen te verdeelen. Het eene gedeelte, dat zich over het hedendaagsche Lotharingen en den Elzas uitstrekt , werd Opper-Lotharingie geh.eeten, ,Jn het bestier daarvan toeveitrouwd aan Frederik , graaf van Bar : -het land tusschen de Schelde en den Rijn , noordwaarts van de Moezel, werd Neder-Lotharingie genoemd , en hierover zekere Godfried gesteld, wiens afkomst niet bekend is. Bruno behield het opper- hes-tier. Door deze verdeeling , die van duurzamen aard was , werden de provincien , welke thans tot de Nederlanden en Belgic behooren, benevens de linker beneden-Rijnoever, voorgoed gescheiclen van die deelen, welke later, tot aan 1871, aan Frankrijk hebben behoord. In het jaar 962 oriel een gebeurtenis voor, die op de geschie- denis van Europa, voor eeuwen lang , den grootsten invloed heeft uitgeoefend. Otto I werd keizer van het H. roomsche rijk. De keizerskroon werd in die eeuwen verbonden gerekend met het bezit van Italie. Berengarius, koning van dat land , had zich door zijne dwingelandij en overweldiging gehaat gemaakt. Otto I trok tegen hem op , versloeg hem en ontving te Rome uit de handen van paus Johannes_ xi' de keizerskroon. Sinds dien tijd bleef de keizerlijke waardigheid, door Charlemagne opnieuw gegrondvest, vereenigd met het bezit van do duitsche koningskroon. Rech- tens kon iemand , eenmaal gekozen en door den Pa us gekroond, keizer zijn, van welk yolk hij ook ware. Door de keuze van de rijksgrooten werd hij koning ; door de kroning door den Pa*u.s keizer , en als dusdanig bescho -uwd , ads de leenheer van alle landen , die tot het H. roomsche rijk van de Duitsche natie (ge- lijk het genoemd werd) behoorden. Godfried van Neder-Lotha- ringie vergezelde Otto I 015 diens keizerstocht naar Rome ; hij stierf in 964 in Italie. Het jaar daarna riep God den vromen aartsbisschop Bruno ten hemel. Keizer Otto overleed in 973. Otto II volgde zijnen vader op in diens waardigheden. De dood KAREL VAN LOTHARINGIL 7 van Bruno leverde Neder-Lotharingie weder over aan de woel- zieke leenmannen. In Frankrijk nam het gezag der karolingische koningen met ieder jaar of , terwijl de macht der groote leenmannen zieh gestadig uitbreidde, Hun voorbeeld wakkerde de eerzucht der machtige vazallen in andere landen aan. Bovendien bevorderde de fransche koning Lotharius , zoon van Lodewijk van Overzee, de pogingen tot verzet tegen den duitschen koning. Hij kon het ver- lies van Lotharingie b maar niet vergeten. Reinier en Lam- bert, beiden afstammelingen van Raginer Langhals, waren om hun- nen woelzieken aard door den aartsbisschop Bruno ontzet van hun graafschap Henegouwe , dat nu aan zekeren Richard werd gegeven. Na den dood van Otto i trachtten zij hun verloren erfgoed te herwinnen ; doch Otto it kwata naar Neder-Lotharingie, versloeg hen en dreef hen buiten het rijk. Nu names zij de vlucht naar het hof van den franschen koning Lotharius. Hier . huwde Reinier met eene dochter van Hugo Capet , en Lambert met Gerberga , dochter van Karel, den zoon van Lodewijk van Overzee bij die Gerberga , van welke wij reeds gesproken hebben. Deze Karel had vanwege zijne moeder zeer aanzienlijke allodiaalgoederen in Neder-Lotharingie geerfd , waaronder ook Brussel behoorde. Dit is waarschijulijk do- reden geweest , waarom Otto II hem met het hertogclona Neder-Lotharingie beleende. Dit geschiedde op voorwaarde, dat hij het zou verdedigen tegen de aanvallen van zijnen broeder , den koning van Frankrijk , Lothaar. haast werd Karel geroepen om zijns brooders zoon , Lodewijk, den laatsten Karolinger , die in Frankrijk heeft geregeerd en die in 987 stierf , op te volgen ; doch de machtigste der fran- sche leenmannen , Hugo Capet , graaf van Parijs , voorkwam hem. Eer Karel gereed was om de erfenis te aanvaarden , had Hugo zich reeds door de andere leenmannen tot koning laten uitroe- pen en -te Rheims laten kronen. Karel trok nu, maar te laat , tegen hem op, Hij werd door Hugo Capet gevangen genomen en stierf nog hetzelfde jaar (991). Zijn zoon Otto volgde hem op als hertog. Zijne, dochter Gerberga was gehuwd met Lambert, graaf van Leuven. Karel zelf hield gewooniijk zijn verblijf te Brussel , dat toeii nog een onaanzienlijke plaats was. Aan dat verblijf en aan het overbrengen van de reliquieen van St. Gudula, hetwelk door Karel geschiedde , had die stad haar eerste op- 8 GODFRIED VAN EENHAM. komst te danken. Karels zoon , Otto , stierf in 1005. Zijne allo. diaalgoederen kwamen aan zijne beide zusters , de echtgenooten van den graaf van Leuven en den graaf van Namen. Met hem stied de mannelijke tak van het karolingische huis in de Neder- landen uit; de vrouwelijke takken gaven graven aan Vlaanderen, aan Namen en door de graven van Leuven later hertogen aan Brabant. De staatkunde der keizers of koningen, als • leenheeren, en die der groote leenmannen, kwam nu weder, , gelijk telken reize , met elkander in botsing. Eerstgenoemden streefden er naar om de her- togelijke waardigheid althans onderworpen te maken aan hunne keuze ; de leenmannen daarentegen wilden alle leenen , niet 66n uitgezonderd , zooveel het kon , erfelijk maken in hunne fami- lien. Lambert van Leuven maakte , als echtgenoot van de oudste zuster des overledenen hertogs, aanspraak op het hertogdom van Neder-Lotharingie. De keizer, toen Hendrik u, beleende even- wel daarmede Godfried van Eenham, uit het machtige huis der graven van Ardennes dat ook graven aan Luxemburg en Lim- burg heeft gegeven. Het graafschap Eenham , aldus geheeten naar een kasteel , niet verre van Oudenaarde , strekte zich uit over een deel van het huidige Zuid-Brabant en Oost-Viaanderen. Eenige machtige leenmannen nu , waaronder ook de graaf van Vlaande- ren , trokken partij voor den graaf van Leuven. Hendrik II echter wilt hen, met kracht van wapenen , tot hun plicht te brengen. Hertog Godfried bleef dus in het rustig bezit van Neder-Lotba- ringie. Als volvoerder van des keizers bevelen , voerde hij can niet voorspoedigen krijg tegen Dirk Iii, graaf van Holland , om het bezit van Dordrecht ; waarover In een volgend hoofdstuk. Godfried stierf in 1023. Hij liet geen zoon na. De keizer be- leende nu zijnen broeder Godelo, die reeds markgraaf van Ant- werpen was, met het hertogdom. Deze Godelo was een man, die groote macht en aanzien verwierf. In den strijd , die na den dood van keizer Hendrik II uitbarstte tusschen Koenraad den Sailer, verkoren keizer en een anderen Koenraad, die door eenige rijks- grooten als tegenkeizer werd uitgeroepen,, trok hij eerst partij voor den laatstgenoemde ; later echter verzoende hij zich met Koen- raad den Sailer , die keizer bleef. Godelo werd, na den dood van Frederik van Bar,\ ook met het hertogdom van Opper-Lotharin- GODELO HERTOG. 9

beleend. Hij liet drie zonen na, Godfried , Godelo en Fre- derik. Laatstgenoemde werd in 1057 Paus , onder den naam van Stefanus ix. Godfried bestemde hij als zijnen opvolger in Neder- , Godelo in Opper-Lotharingi6. Deze bepalingen ge- schiedden met des keizers goedkeuring ; doch Coen Godfried ii in 1044 stierf , toonde zijn heerschzuchtige zoon, Godfried In , dat hij niet tevreden was met zijns vatiers beschikkingen , en wilde zijnen broeder Godelo van het hertogdom Opper-Lotharingie be- roo v en . Het lag echter niet in het belang der staatkunde van de duitsche keizers , om zulk een groote macht , als die van hertog der beide , voortdurend aan een persoon te laten. Het was alreeds eene inwilliging geweest meer dan met de be- langen des keizerschaps strookte , dat Godfried ii die beide hertogskronen op zijn hoofd had vereenigd ; misschien was keizer Koenraad dooi do omstandigheden daartoe gedrongen. Zijn zoon, Hendrik begeerde echter niet, dat die vereeniging zou blij - yen voortduren. Hij weigerde aan Godfried in het hertogdom Opper-Lotharingie en beleende daarmede diens broeder Go- delo. Dit wekte Godfried's toorn op en hij greep naar de wa- penen ; doch nu trok de keizer zelf met een macbtig leger tegen hem op. Op raad zijner vrienden , ging Godfried tot keizer Hendrik III om zijne onderwerping aan to bieden. Deze schonk hem , na hem een jaar lang in hechtenis te hebben gehouden zijne vrijheid terug, en beleende hem met Neder-Lotharingie op voorwaarde, dat hij zijnen oudsten zoon als gijzelaar aan het keizerlijk hof zou laten. Toen Godfried's broeder Godelo, in 1046 , stied, kon hij aan de verzoeking der heerschzucht niet weer- staan. Hij wilde zich in het bezit van Opper-Lotharingie stel- len , waarmede de keizer reeds :Mbrecht van den Elzas hAd beleend. Juist stierf omtrent dien tijd Godfried's zoon , de gijzelaar zoo even genoemd. Nu rekende de vader zich niet meer gebonden. Met zijne bondgenooten, Dirk Iv, graaf van Holland , en _Boudewijn iv , graaf van Vlaanderen , begon hij een oorlog tegen den keizer. Hij trok in 's keizers eigen landen en verbrandde de burcht to Nijmegen, die eens eene van des Grooten Karels geliefkoosde verblijfplaatsen was geweest. De krijg , welken deze groote vazallen tegen den keizer voerden , 4.0 GODFRIED DE BULTENAAR. duurde geruitnen tijd. De leenraannen moesten echter het onder- spit delven. Godfried_ Iii vluchtte uitr zijn hertogdom mar Italie. Hier huwde hij, ten tweeden male, met gravin Beatrice, weduwe van den raarktgraaf Bonifacius den Toskaner , die groote bezittingen op het schiereiland had. De keizer gaf zijn leen aan Frederik van Luxemburg. Middelerwijl stied in 1056 Hendrik in. Zijn zoon Hendrik iv volgde hem op onder de voogdij zijner moeder , en later onder. die van een der machtigste rijksgrooten , Hanno, aartsbis- schop van Keulen. Paus Victor II wist eerie verzoening te be- werken tusschen den keizer , den graaf van Vlaanderen en hertog Godfried. Deze word in het bezit van het hertogdom Neder-Lotharingie hersteld op voorwaarde , dat hij het eerst zou komen aanvaarden na den dood van Frederik van Luxem- burg , die na Godfried's opstand daarmede was beleend. Zelfs toen. deze Frederik in 1065 • stied, maa,kte Godfried m geen haast , om naar zijn land terug te keeren. Pit deed hij eerst Brie jaar later. Hij koos then zijn verblijf in het Ardennen - woud , op het kasteel van Bouillon. her legde hij zijn zwaard neder in de abdij van St.-Hubert, ten teeken dat hij afstand deed van alle wereldsche macht en stierf in hetzelfde jaar 1069 i). Zijn zoon Godfried, de vierde van dien warn., volgde hem. op. Hij word, naar de gewoonte der naiddeleeuwen, onderschei- den van anderen van dien naam door een bijnaana , en wel door dien van de Bultenaar. Ofschoon eenigszius mismaakt van lichaam, was hij eon man van buitengemeen groote begaafdheid van geest een der echte typen van het tijdvak; waarin hij leefde-; het tijdvak der echt ridderlijke avonturen , waarin een jonger zoon van een vorstelijk geslacht elders ging beproeveil hoe hij een vorstendom kon winners , door de hand eener erfdochter of door het te ve,roveren op de vijanden der christenheid of wel door in dienst van een der leen- heeren , the aan een ander de keizerlijke kroon betwistte , op

1) Er heerscht bij de kroniekschrijvers der me eeuw groote verwarring de opvolging van Godelo en Godfried in Opper- en Neder-Lotharingie. Schre- ven wij een werk uitgebreider dan dit, wij zouden de redenen opgeven, waar- orn wij de opvolging van Godfried in Neder-Lotharingie, niet in Opper-Lotha- ringie , het waarschijnlijkst achten en de zaken voorstellen, gelijk wij dit gedaan hebben. ZIJN POOP. II diens tegenstanders een leen to winners. Zoo werd toen Holland betwist tusschen Robert den Fries , zoon van een graaf van Vlaanderen , echtgenoot der gravin-weduwe van Holland, Geer- truida , en den bisschop van Utrecht, Willem. Deze trok de partij van den duitschen keizer Hendrik Iv; Robert die van, zijne tegenpartij. De keizer nu had bisschop Willem met Hol- land beleend, ten nadeele van het grafelijk huis van Holland en van Robert , als voogd der kinderen zijner gemalin. Daar de Utrechtsche bisschop zich niet sterk genoeg rekende tegenover den dapperen Robert , riep hij de hulp van Godfried in. Keizer Hendrik iv droeg bovendien aan dezen, als hertog van Neder- Loth.aringie, op , om den door hem van zijn leen vervallen ver- klaarden vazal daaruit te, verdrijven. Godfried toog naar Holland, en sloeg Robert den Fries bij Leiden. Deze , die de handen boven- dien vol had om zich in het bezit der voogdij over Vlaan- deren te stelien , verliet hierop Holland. Godfried handhaafde zich nog een tijd lang in dat graafschap, gelijk wij in een volgend hoofdstuk zullen zien. -Die verovering van Holland ge- schiedde in 1071. Van daar toog Godfried naar het leger des keizers , die toen in oorlog.was gewikkeld met de Saksers , die, zijne dwingelandij moede, in opstand waren. geraakt. Het was voorname- lijk aan het .beleid van den hertog van Neder-Lotharingie to dan- ken , dat Hendrik iv aan de Unstrutt, in 1075 , de overwinning behaalde, die de Saksers tot onderwerping dwong. Godfried mocht niet lang regeeren. In 1076 werd hij te Antwerpen, ter- wijl hij zich op zekere plaats beyond, door een Fries , waar- schijnlijk in dienst van graaf Robert, vermoord. Hij liet geen kinderen na. Zijne echtgenoote was de dochter van zijns vaders' tweede vrouw Beatrice, de beroemde Mathilda van Toskane,, de machtigste vorstin van Italie, de getrouwe steun van Paus Gregorius Yu in diens strijd tegen keizer Hendrik iv. Neder-Lotharingie was, als hertogdom , een leen des keizer- rijks. Hoezeer de erfelijkheid der leenen nagenoeg algemeen ge- worden was, zoo wisten de duitsche keizers nu en dan die erfelijkheid , vooral der hertogelijke waardigheid (de eerste van alle wereldlijke waardigheden , na die des leenheeren zelf,) te keer te gaan. Hendrik iv beleende zijn eigen zoon, Koenraad, met Neder-Lotharingie. Godfrieds allodiaalgoederen , waaronder Bouil- 12 GODFRIED VAN BOUILLON. lon en aanzienlijke bezittingen in het huidige Brabant behoorden, vervielen aan zijn neef Godfried , zoon van zijne zuster Ida en Eustachius graaf van Boulogne. Deze Godfried was insge- lijks in het bezit van het markgraafschap Antwerpen , dat niet tot de allodiaalgoederen behoorde, maar een leen was. Hij was de beroemde Godfried van Bouillon , naast Karel den Groote , de verhevenste -figuur onder de groote mannen der middeleeuwen. Evenals Karel , zoo behoorde dus Godfried tot de Nederlanden (in den meer uitgebreiden zin des woords). Het is moeielijk te zeggen waar hij is geboren ; maar Brabant kan hem onder de zijnen tellen ; een bij uitstek nederlandsche stad (Antwerpen) be- hoorde tot zijn erfdeel , en dat erfdeel strekt zich uit over den grond , die thans tot ons vaderland behoort. De tijd, waarin Godfried van Bouillon leefde , was een keer- punt in de geschiedenis der middeleeuwen. De erfelijkheid der leenen was nagenoeg voorgoed gegrondvest; de groote strijd tusschen het keizerschap en het pausdom nam een aanvang ; de ontzachlijke beweging der christen volken naar het Heilige Land begon zich te of enbaten. Godfried nam aan al deze gebeurtenissen een werkzaam aandeel. Hij bleef aan de zaak des keizers, volgens de overlevering van zijn huis, getrouw , ondanks dat Hendrik iv niet hem , maar zijn eigen zoon met het hertogdom Neder -Lotharingie had beleend. Godfried stelde zijn leenmanneneed en plicht boven rijkdom en macht. Toen Koenraad zich ondankbaar jegens zijnen vader , den keizer gedroeg en opstond, bleef Godfried getrouw aan zijnen leenheer. Hij toog met hem ten strijde tegen keizer Rudolf den Sakser, die in den slag aan den Elster (1080) door zijne hand viel. Dit alles bewoog den keizer om, nadat Komi. raad door zijn opstand tegen zijnen vader en vorst het her- togdom van Neder-Lotharingie verbeurd had , Godfried daarmede te beleenen (1089). Deze bleef niet lang in zijn land. De kruistochten hwlden een aanvang genomen. Godfried van Bouillon trok aan het hoofd van tachtigduizend man naar Palestina , om het H. Graf te het. pen veroveren. Den 15" Augustus 1096 nam die tocht een aan- yang. De kruisvaarders benoemden hem te Nicea, in Klein-Azie, tot hun oppersten veldheer. Den 15" Juli 1099 werd Jeruza- lem ingenomen. Godfried werd tot koning van Jeruzalem geko- HENDRIK VAN LIMBURG. 13 zen. Hij regeerde echter slechts een jaar, , daar hij in 1100 stierf. Hij , de grootste en edelste ridder , dien de Nederland- sche grond den ziine mag noemen hot begraven naast het graf van den Heiland. Na Godfried's dood was het hertogdom van Neder-Lotharin- gie onbezet. De keizer beleende daarmede Hendrik , den graaf van Limburg, uit het huis der graven van de Ardennes. Waarschijn- lijk was hij Godsfried's stedehouder geweest, toen deze ten kruis- tocht was gevaren. Godfried liet, wel is waar, twee broeders achter; de eene , Eustachius van Boulogne, kon echter, daar hij leenrnan van den koning van Frankrijk was , geen aanspraak op het hertogdom waken , terwijl de andere, Baudewijn, hem opvolgde als koning van Jeruzalem. De beleening van den graaf van Lim- burg met het hertogdom van Neder-Lotharingie ontmoette geen tegenstand van het huis der graven van Leuven , die daarop reeds vroeger een begeerig oog geworpen hadden; dock Hendrik van Limburg verloor de hertogelijke kroon, ten gevolge van den oorlog om de keizerskroon, tusschen Hendrik Iv en diens ontaarden zoon Hendrik v. Deze verklaarde, toen Hendrik iv, in 1106 was gestorven, en hij in het onbetwist bezit van den keizerlijken schepter was gekomen , den graaf van Limburg ver- vervallen van zijn leen als hertog van Neder-Lotharingie. Hij schonk dit aan Godfried graaf van Leuven, die insgelijks met het markgraafschap van Antwerpen werd beleend. Zoo kwam de hertogelijke waardigheid aan het huis van Leuven HOOFDSTUK II.

De leenen , afhankelijk van Neder-Lotharingies — De gra- ven van Leuven tot Godfried met den Baard. (1106)

De naam van hertog van Neder-Lotharingie verdwijnt allengs uit de geschiedenis ; die van hertog van Brabant treedt daar- voor in de plaats. Men kan rekenen, dat dit omstreeks het mid- den der twaalfde eeuw geschiedde. Het eigenlijke jaartal, waarop de hertogen van Brabant de plaats innamen van Neder-Lotha- ringie, kan niet bepaald worden ; om reden -, dat zoo iets niet opeens geschiedde, maar de verandering van toestanden , die de verandering van naam ten gevolge had, allengs plaats vond. De hertogen van Brabant , waarover wij in eon volgend hoofd- stuk zullen spreken , voerden een geheel ander gebied, en over geheel andere landstnken, dan de hertogen van Neder-Lotha- ringie Dezen toch waren niet slechts bezitters van groote allodiaal- goederen, die later voornamelijk dan het huis van Leuven kwamen ; zij waren niet slechts leenmannen voor verscheiden leenen , die tot het latere hertogdom Brabant behoord hebben ; maar ook de hertogelijke waardigheid van Neder-Lotharingie gaf hun nog grooter macht en aanzien. In die hoedanigheid waren zij heer- voerders (cruces) van een der groote onderdeelen des duitschen rijks. Pit toch was naar de volksstammen verdeeld in de hertog- dommen , _Franken (Franconia), Beieren Zwaben , Saksen en Lo- tharingie. De band van laatstgenoemd yolk met het duitsche rijk is altijd losser geweest dan die , waardoor de andere er mede vereenigd waren. Er bleef in dat hertogdom steeds eene zekere neiging der groote vazallen bestaan , die hen tot Frank- DE HERTOOGLIJKE WAARDIGHEID VAN NEDER-LOTHARINGIt. 15 rijk trok en eene geheel onafhankelijke stelling tegenover het duitsche keizerschap deed begeeren. Vandaar ook dat de groote staatsman der tiende eeuw , Bruno , het machtig hertogdom in twee deekn splitste. Ofschoon de waardigheid van hertog van Neder-Lotharingie als leen gegeven werd , en de waardigheidsbekleeders het tot een erfelijk ken trachtten te maken , was en bleef het cane zekere soort van onderkoningseha,p , in naam des keizers , over alle lin- den tusschen de Schelde en den Rijn , ten noorden van het Moe- zeldal. Vandaar dat een aartsbissehop van _Keulen (a3s tijdelijk vorst een der grootste leenmannen van. Neder-Lotharingie) zoo gevoegelijk de hertogelijke waardigheid kon bekleeden. De hertog voerde het opperbewind altijd onder keizers opperleenheer- schap , over alle graven en andere leenmannen. Deze moesten hem , als dux Lotharingorum (heervoerder der Lotharingiers) , hulde bieden , ter heervaart volgen en in zeer vele opzichten hem gehoorzaamheid betoonen. Deden zij dit niet, clan kon hij hen , evenals de keizer. hem , van hunne leenen vervallen verklaren , en dit ten uitvoer leggen , zoo hij er de macht toe bezat. Maar gelijk de hertogen van Neder-Lotharingie er onophou- delijk naar streefden om zich los te maken van de banderi van vazallenplicht , die hen aan den keizer bond , zoo poogden de

mindere leenmannen insgelijks bij voortduring , dit ook ten zij glen opzichte te doers. Hierin volgdeu zij de algemeene rich- ting van hun tijd ; waarin alles or toe leidde om de onderwor penheid der machtige grondbezitters en waardigheidbekleeders , ieder in zijn gebied , tot erfelijke , onafhankelijke vorsten te ma- ken , die slechts, door een meer of minder sterken band van leenmansplicht, aan hunnen leenheer onderworpen waren. Pat streven naar onaf hankelijkheid en erfelijkheid was algemeen. Daar- door laat zich verklaren , hoe verscheiden machtige leenmannen zich met hunne nog machtiger hertogen verbonden , om ten bate van dezen het beginsel van erfelijkheid, des "mods zelfs tegenover den keizer persoonlijk, to handhaven. Immers, zij rekenden daardoor ook op hunne beurt meerdere onafhankelijkheid en erfelijkheid der leenen voor zich te verkrijgen. Hierin slaagden zij ; maar de macht der hertogen van Neder-Lotharingie ging daardoor te 16 HENEGOUWE. niet. Op het laatst bleef niet eens de naam meer over. Neder- Lotharingie viel uit elkander in verschillende staten ; bisdommen met uitgestrekt wereldlijk gebied als Luik en' het aartsstift Keulen ; hertogdommen• als Brabant en Limburg ; graafschappen als Henegouwe, Namen , Luxemburg en Gelder , ontstonden uit de verbrokkeling van het voormalige hertogdom van Neder- Lotharingie. Henegouwe, Namen en Luxemburg behooren niet tot het nederlandsch taalgebied. Zij zijn evenwel to nauw door hunne geschiedenis met de overige nederlandsche gewesten verbon- den , dan dat wij er niet met eenige weinige woorden over zouden spreken. Henegouwe, de gau der Haim, strekte zich uit over geheel de' belgische provincie van dien naam en een gedeelte van het Noorder departement van Frankrijk , waarin de steden Valen- ciennes, Douai , Conde enz. liggen. In het karolingische tijdvak stond het onder het gebied van graven uit een machtig huis, waarschijnlijk van karolingische afkomst. Gewoonlijk droegen zij den naam van Raginer (Reinier). Raginer Lankhals , van wien wij reeds gesproken hebben , werd hertog van Lotharingie. Zijn ge- slacht was een der woelziekste onder de woelzieke leenmannen der tiende en eifde eeuw. Hun opstanden tegen de keizers, hun plun- der- en roofzucht haalden hun den rechtmatigen toorn der duitsche keizers , en bij name dien van den aartsbisschop Bruno , hertog van Lotharingie, in naam van Hen drik op den hals. onderwierp Reinier II, verklaarde de leenen , welke hij van den keizer in bezit had , verbeurd en gaf die aan graaf Richard. De zonen van Rei- nier zochten nu hulp in Frankrijk. Na langdurige oorlogen ge- raakten zij weder in het bezit hunner leenen , vooral door de hulp van -Karel, hertog van Neder-Lotharingie, wiens dochter Gerberga met Lambert, graaf van Leuven , een der zonen van Reinier IT, was gehuwd. Diens oudste' zoon, Reinier m, was ge- huwd met eene dochter van Hugo Capet. De zoon van dezen, Reinier Iv, was gehuwd met Alice , uit het geslacht der graven van den Elzas, zuster van Bruno-, bisschop van Toul , die later Paus werd , onder den naam van Leo ix. Onder hem nam het graafschap Renegouwe toe in macht en aanzien. Hij stierf in 1036 , en met hem stierf de mannelijke linie van het geslacht' NAMEN EENHAM. 17

van Reither Lankhals uit; zijne dochter Richilde volgde hem op in zijne leenen Over deze vrouw , die zulke groote rol in de geschiedenis harer eeuw heeft gespeeld, zullen wij in het vol- gend hoofdstuk spreken. Door haar huwelijk met Baudewijn van Ylaanderen kwam en Vlaanderen en Henegouwe , voor de eerste maal , onder de regeering van eery vorst. Fen ander graafschap, dat reeds vroeg in de geschiedenis der zuideliike Nederlanden genoemd wordt , is Namen. Het was klein van omvang ; want het omvatte niet weer dan de helft der bel- gische provincie , welke thans dien naam draagt. Berengarius , schoonzoon van Reinier Lankhals , is de eerste graaf van Namen, die in ,de geschiedenis als zoodanig bekend is. Hij leefde om- streeks 900. Pe geschiedenis zijner opvolgers is niets anders dan eene aaneenschakeling dier kleine feodale oorlogen van den eige- naar van het eene graafschap tegen den andere , van den bezitter van het eenc kasteel tegen zijnen nabuur. Een ander gedeelte van Neder-Lotharingie vormde het graaf- schnp Eenham of Eenamc. Het besloeg dat gedeelte van het hui- dige Oost-Vlaanderen , wat bekend is onder den naam van het land van Aalst en de ornstreken der stad Geraardsberge. De graven van Eenham waren in de tier de en elf de eeuw machtige heeren. Zij werden, hertogen van Neder-Lotharingie. Hun graaf- schap kwam door ruilingen , verdeelingen en erfenissen gedeelte- lijk tot Henegouwe , voor het giootste deel tot Vlaanderen , en wel tot het zoogenaamd Keizerlijk Vlaanderen dat is , tot het .ge- deelte, dat ten oosten van de Schelde ligt en niet leenplichtig was van Frankrijk, maar van het duitsche rijk. Luxemburg is reeds in het midden der tiende eeuw als af zonderlijk graafschap bekend. De graven behoorden tot het aan- zienlijk huis der graven van de Ardennen , van hetwelk ook de graven van Eenham en Limburg afstamden. De eerste graaf van Luxemburg , Siegfried , stierf in 988. Zijne nazaten strekten hunne macht uit over een groot gedeelte van de duitsche en belgische provincie Luxemburg en de daaraan grenzende plaatsen in Frankrijk. Een ander leen van het hertogdom van Neder-Lotharingie, dat later een zelfstandig bestaan verwierf, , was Limburg. De eerste erfelijke graaf was Frederik van Luxemburg, die door Hen- me D. 2 l8 LIMBURG. drik III , na den dood. van Godelo 1, tot hertog van Neder-Lotha- ringie werd aangesteld. Het graafsehap ontleende zijn naam aan het kasteel Limburg , niet ver van de belgische grenzen in de Rijnprovincie-n. Het strekte zich uit over een gedeelte der bel- gische provincie Luik , eenige streken die thans tot Duitsc h- land behooren, en over eenige heerlijkheden, die tot neder- landsch Limburg 1) worden gerekend, Withem Bolduc , Valken - burg (Fauquemont). Deze Frederik werd 'beschermheer der rijke abdijen van Stablo , Malmedy en St.-Truyen jets wat zijn macht en aanzien niet weinig vergrootte. Na zijnen doA kwam zijn graafschap aan den echtgenoot zijner dochter Walram, reeds graaf van Arlon. De zoon van dozen , Hendrik I, mengde zich in de burgeroorlogen, die gedurende de regeering van keizer Hen- drik iv geheel het duitsche rijk teisterden. Na den dood van God- fried van Bouillon werd hij met het hertogdom van Neder-Lotha- ringie beleend. Van nu of aan bleef hij een getrouwe aanhan- ger des keizers in den strijd, welken deze tegen zijn ontaard en zoon , later keizer Hendrik v , moest voeren. Toen deze , na zijns waders dood , in het onbetwist bezit des keizerlijken troons wao gebleven - verklaarde hij Hendrik van Limburg vervallen van het leen van Neder-Lotharingie , en beleende daarmede Godfried graaf van Leuven. De graaf van Limburg word door den keiz er in de gevangenis geworpen , doch wist to ontsnappen. Nu werd Neder-Lotharingie het tooneel van een woesten oorlog tusschen beide mededingers naar de hertogelijke waardigheid: Deze strijd duurde met eenige tusschenpoozen , voort onder Hendriks op- volgers, Walram , Hendrik II en onder Godfried II van Leuven. Hij eindigde door een huwelijk tusschen den zoon van laatstge- noemde , Godfried III met Margareta , dochter van Hendrik u graaf van Limburg. Deze deed ten behoeve van zijn schoonzoon afstand van alle aanspraken op de waardigheid van hertog van Neder-Lotharingie. Zijne opvolgers behielden echter evenals hij, zelfs 'den titel van hertog zoodat men sedert sprak van het her- togdom Limburg. Gelijk de naam van Limburg in onze eeuw gegeven is aan

1) Verreweg het grootste gedeelte onzer provincie van dies naam behoorde ill de middeleeuwen tot het hertogdom Gelder. GELDER. 19 eene provincie, die slechts een zees klein gedeelte van het land, dat vroeger dien naam droeg, omvat, zoo is de naam. van Gel- der verloren geraakt voor de landstreek, die bet eerst onder dezen naam begrepen werd. Het graafschap Gelder , een der voorname leenen , afhankelijk van de hertogelijke kroon van Neder-Lotharin- gie , I heeft dien naam gekregen van de stud Gelder , die thans tot Pruisen behoort en niet ver van Kleef ligt. Het strekte zich aanvankelijk uit over dat gedeelte 'es gebieds van den Maastroom, waarin de steden Roormoncl eel Venlo liggell. Nijmegei n behoorde er niet meer toe ; het breidde zich verder uit tot aan de om- streken van Kleef eu Gulik. Later geraakten de graven van Gel- der, d6'or huwelijk en erfenis , in het bezit van het graafschap Zutfen een groot gedeelte van het graafschap Teisterbant en, door beleening van den bisschop van -Utrecht, ook van de Veluwe. Deze Brie streken lands vormen thans onze provincie Gelder- land ; terwiil het oude oorspronkelijke graafschap Gelder , het zoogenaamde vierde district van Gelderland , het noordelijk ge- deelte van nederlandsch Limburg uitrnaakt. De oorsprong van het lads van Gelder ligt in het cloister. Men leidt hem of van zekere heeren van Pont , die onder Karel den Groote met het ambt van vooyden over Gelder zouden zijn beleend. Het eerst verschijnt in de geschiedenis een Wichard , die in 879 voogd van Gelder werd. Hij was gehuwd net eene dochter_ van den graaf van Zutfen ; zijn zoon Gerlach huwde een dochter van een 'leer van Kuick. Meer helderheid ver- krijgt de geschiedenis der voogden van Gelder sinds Mengo of Megingo vijfde voogd van Gelder , wiens naam in verscheiden gift- brieven wordt gevouden aan het beheer kwam. Hij stierf in 1004. Hij stichtte het klooster Wilich bij Bonn , waar hij en zijne echtgenoote later begraven tverden. Zijne dochter , Aleida, een naam, later in de Nederlanden vrij algemeen, word abdis van dat klooster ; zij zelve; evenals haar vader wordt onder de Heili- gen gerekend. Wichard iii stierf in het jaar 1061. Hij liet eene eenige dochter na, Adelheid of Aleida. Deze huwde met Otto graaf van Nassau. Keizer Hondrik iv beleende hem met Gelder en gaf hem den titel van graaf in plaats van dien van voogd. Daar deze Otto , in tweede huwelijk , Sophia, erfgename van het graaf- schap Zutfen , tot vrouw nam , kwam dit graafschap onder eene 20 MARKGRAAFSCHAP ANTWERPEN. regeering met dat van Gekter. Uit beide huwelijken had Otto eeri zoon ; doch Gerlach, zijn zoon bij Sophia van Zutfen, kwam kinderloos te overlijden en liet zijn graafschap aan zijn halven broeder Gerhard van Gelder na. De Veluwe , een leen of hanke- lijk van de kerk van Utrecht, was aan. G-odfried den Bultenaar uitgegeven , die het op zijne beurt als achterleen weder a an Otto, graaf van Gelder en Zutfen, schonk. Op deze wijze werd het graafschap , later hertogdom, Gelder gevormd. Het markgraafschap Antwerpen was een ander leen , afhan ke- lijk van het hertogdom Neder-Lotharingie. Het voerde den naam van markgradschap , wij1 de bezitter daarvan gehouden was, de groczen , hier in dit geval de zeekust, te verdedigen. Het strek te zich uit over een groot gedeelte der belgische provincie Ant- werpen, met de steden Geel, Lier en Hoogstraten ; verder over een gedeelte van het- zuidweaelijk deel van Noord-Brabant , tot aan Bergen-op-Zoom en Breda. Het geraakte, spoedig in het bezit der hertogen van Neder-Lotharingie , toeu Godelo I, die reeds markgraaf van Antwerpen was ,. met de liertogelijke waa, r- digheid werd bekleed (1024). Het was evenwel er niet onaf- scheidbaar aan verbonden maar een leen op zich zelf. Godfrie d van Bouillon erfde het van zijnen oom , Godfried den Bultenaar, eer hij hertog van Neder-Lotharingie twerd. Na zijn dood , maakte Hendrik van Limburg , die hertog werd er aanspraak op; doch het kwam in het bezit van Godfried met den Baard, graaf van Leuven, die de hertogelijke waardigheid (1106) ver- kreeg. Sinds dien tijd bleef Antwerpen met het hertogdom Bra- bant vereenigd. Het word evenwel als een afzonderlijk leen, later als een afzonderlijke provincie, onder de zeveutien gewesten gerekend en ook wel genoemd: het markgraafschap des H. IRijks. Behalve de hier genoemde , was er nog een tal graLaschappen van grooteren en kleineren omvang, die alien als leenen beschouwd werden van den hertog van Neder-Lotharingie en op die wijze later tot Brabant zijn gekomen. Onder die graafschappen wor- den genoeind : Mansuari6 , de streek van Zuid-Brabant , waarin Sichein en Aarschot liggen ; het graafschap St,ijeau waartoe het . land behoort, dat later de baronie van Breda en het mark, graafschap Bergen-op-Zoom vormden , waarin Zevenbergen en Geertruidenberg zijn gelegen : verder het graafschap Orten, slechts GRAAFSCHAP LEUVEN. daarom der vermelding waardig , wi.j1 later 's-Hertogenbosch op dien. grond is gebouwd : eindelijk ook het graafschap Kuik , wiens heeren °in hun strijdlustigheid en hurtne veeten met de graven van Holland zijn bekend geworden. Nog andere graaf- schappen , leenen van Neder-Lotharingi6, gaan wij met stilzwijgen voorbij behalve het graafschap Loon. Dit graafschap strekte zich uit over een aanzienlijk gedeelte van belgisch-Limburg. Eenige plaatsen van nederlandsch-Limburg waren achterleenen van dat graafschap , o. a. dat van Hoorne of Heurne , waarvan Weert de hoofdstad was. De graven van Loon speelden in de twaalfde eeuw een belangrijke rol. Zij kwamen , na het verdwijnen van bet hertogdom Neder-Lotharingi. , niet onder het leenheersc.laap van Brabant , maar werden leenmannen van de kerk van St.-Lam- . bertus te Luik. Het aanzie-nlijkste aller graafschappen, afhankelijk van het hertogdom van Neder-Lotharingie, was Leuven. Wij hebbert in ons vorig hock verhaald , hoe Lambert , zoon van Reinier it , graaf van Henegouwe mar Frankrijk moest vluchten en daar huwde met Gerberga, dochter van Karel , die later hertog van Neder-Lotharingie werd. Keizer Otto II begiftigde hem met het beschermheerschap (avonerie) van de abdij van Gemblours ; hij was het reeds van de beroemde abdij van Nyvel. Lambert vestigde zijne woonplaats te. Leuven, een kasteel , gebouwd ter plaatse , waar ruim een eeuw vroeger de Noormannen waren verslagen. Allengs ontstond om dat kas- teel de stall , die zoo beroemd is geworden in de geschiedenis der Nederlanden. Lamberts echtgenoote erfde, na den dood van Karen broeder Otto , hertog van Neder-Lotharingie , Brussel, Vilvoorde , Tervueren en het bosch van Soignies. Zoo nam de graaf van Leuven toe in maeht en aanzien ; maar tot zijn spijt ontging hem , na den dood zijns zwagers , Otto , het hertogdom van Neder-Lotharingie, dat door keizer Hendrik II aan God- fried van Eenham werd overgedragen. Bit gaf aanleiding tot een oorlog tusschen den graaf van Leuven en den hertog , waarin Lambert het onderspit moest delven. Zijn twistzieke en strijd- zuchtige natuur verlotchende zich evenwel niet na doze neder- laag. Hij zocht twist met den bisschop van Luik , omdat deze een kasteel te zeer nabij zijne grenzen had gebouwd. Lambert ver- 22 GODFRIED MET DEN BAARD sloeg de Luikenaars bij Hoogaarde ; doch sneuveide twee jaren later (1015) in een gevecht bij Florennes tegen Godfried , den hertog van Neder-Lotharingie. Zijn zoon Hendrik i volgde hem op en stierf in 1044. Zijne regeering is minder dal" die van zijn vader eene geschiedenis van oorlogen , hij toch wist den vrede te bewaren. Aanvarikelijk slechts beproefde hij den weg zijns vaders te blijven inslaan en opstand tegen den keizer, aan Godfried van Eenham de hertogelijke waardigheid te betwisten. Ten laatste sloot hij nogtans , op rand zijner rnoeder Gerberga, door tusschenkomst van de bisschoppen van Kamerijk , Utrecht en V erdun, vrede met Godfried van Eenham door afstand te doen van zijne aanspraken op het hertogdom. In 1037 trok hij met den hertog van Neder-Lotharingie, Godeblo, te velde tegen Eludes, grad van Champagne. In eene overwinning , op dezen behaald werd hem onde• anderen als krijgsgevangene zekere Herman toe- gewezen. Het was de gewoonte dier eeuwen dat een krijgsgevan- gene zich moest loskoopen. Hetzij nu dat de graaf van Leuven het losgeld te hoog stelde , of welke reden er ook ware , Her- man besloot op een andere wijze zijne vrijheid terug te krijgen. In 1044 vermoordde hij graaf Hendrik en wist te ontsnappen. Hendriks zoon Otto, die hem o pvolgde,- stierf twee jaren la- ter en liet het graafschap na aan zijn oom Lambert Balderik of Lambert ii. Lambert II versterkte Brussel en legde de stad ult. In 1058 zien wij hem oorlog voeren tegen graaf Floris i van. Holland. De uitslag van dezen strijd was voor hem niet gelukkig. Hij werd te Dordrecht krijgsgevangen en moest een aanzienlijk losgeld be- talen. Hij stierf in 1063. Na hem volgde Hendrik zijn zoon, hem op ; deze stierf in 1078 en werd gevolgd door zijn zoon Hendrik in. Deze nam het eerst den titel aan van graaf van. Leuven en van Brabant. Hij kwam in 1095 om in een steek- spel, dat te Doornik werd gehouden. Hij was gebuwd met Geer- truida , dochter van Robert den Fries, wien wij in de geschiede- _ nis van Ylaanderen en Holland zullen ontmoeten. Hendrik III werd opgevolgd door zijn broeder Godfried, bij- genaamd met den 'Baard. Hij had dezen bijnaam gekregen , om- dat hij gezworen had zich niet te laten scheren , zoolang hij niet het erfdeel zijner vaderen geheel en al machtig was gewor- WORDT HERTOG. 23 den. De graven van Leuven namelijk konden niet vergeten, dat zij vruchteloos gestreefd hadden naar de hertogskroon van Ne- der-Lothariugie. Zij rekenden daarop aanspraak te moeten ma- ken krachtens het erfrecht : in het gegeven geval evenwel sneer dan betwistbaar. De omstandigheden echter kwamen Godfried te stale. God- fried van Bouillon, hertog *van Neder-Lotharingie , stierf zonder kinderen. Zijn broeder Baudewiju werd koning van Jeruzalem ; zijn andere broeder Eustachius • graaf van Boulogne , kon , als leenman van den koning van Frankrijk , niet in aanmerking komen voor keizerlijk leen van het hertogdom van Neder-Lothargie. Nu beleende keizer Hendrik iv , in het jaar 1101, Hendrik van Limburg daarmede. Aanvankelijk stelde het huis van Leuven geen pogingen in het work- om de hertogelijke waardigheid aan hunnen mededinger te betwisten ; rnaar de omstandigheden boden het daartoe spoedig de gelegenheid. Hendrik iv word door zijn eigen zoon, later. Hendrik v , beoorloogd. Hendrik van Limburg benevens de meeste lotharingsche groote leenmannen trokken partij voor den vader ; Godfried met den Baard, voor den zoon. Toen deze in 1106 keizer werd, ontnam hij het hertogdom Neder-Lotharingie aan den Limburger en beleende er den graaf van Leuven mede. Ondanks herhaalde pogingen van het huis van Limburg om zich weder in het bezit des hertogdoms te stellen , bleven Godfried en zijne nazaten het behouden. De eigenaardigheid van de hertogelijke waardigheid ging, gelijk wij reeds aangemerkt hebben , to loon. De groote leenmannen, van. Neder-Lotharingie of hankelijk , ontsloegen zich allengs van die af- hankelijkheid, zonder dat men het juiste jaartal kan opgeven , wanneer dit, is geschied, om reden dit langzamerhand en niet door een schok plaats greep. De voordeelen die de hertogelijke waardigheid aan het huis van Leuven schonken , waren daarom evenwel niet gering : ten eerste de titel van hertog van Lotharingie en Brabant ; vervol- gens het markgraafschap van Antwerpen; de stad en het grond- gebied van Maastricht , dat zij later moesten deelen met de prins-bisschoppen van Luik; een gedeelte land over de Maas; het bescherna heerschap (avouerie) over alle kloosters en abdijen in het laud ; het recht om munt to slaan ; de opbrengst en het 24 HERTOGELIJKE RECHTEN. beheer der groote wegen benevens het bosch van Soignies. Pit alles gevoegd bij de allodiaal-bezittingen van het huis van Leu- ven en de leenen , die het reeds bezat , maakten hen tot het machtigst geslacht der Nederlanden, na of naast de graven van Vlaanderen. Allengs breidden zij hun gebied en gezag nog verder uit over MansUarie , het land van Storyen en vele andere klei- nere graafschappen en heerlijkheden: gelegen in het oude Toxan- drie en Noord-Brabant. Daarentegen verloren zij het land van Eenham , dat , met Aalst en wat er verder toe behoorde , eigen- lijk tot Brabant moest gerekend worden doch aan de graven .van Vlaanderen verviel. 1100FDSTUK

Het graafschap Vlaanderen van 863-1.092.

Het graafschap Vlaanderen was in de middeleeuwen het aan- zienlijkste onder de nederlandsche gewesten. Gelijk men thans in den vreemde gewoon is de Noord-Nederlanders Hollanders to nomen, zoo waren van de twaalfde tot de zestiende eeuw de Nederlanders in het algemeen onder den naam van Vlamingen, in het buitenland , bekend. De dapperheid van Vlaanderens ede- len, de macht en het aanzien der gemeenten, de rijkdom der burgers hadden den roem van zijnen naam tot in het Oosten verspreid. De grenzen van het oude graafschap Vlaanderen ziju in den loop der tijden meermalen veranderd. Het strekte zich in de elfde eeuw uit over een gedeelte van het noorder department van Frankrijk, met de steden Duinkerken , Rijssel, St.-Omer; over de beide provincien Oost- en West-Vlaanderen , uitgezonderd het zuidoostelijk gedeelte van eerstgenoemde provincie en over Zeeland , bewesten de Schelde. Voor het grootste gedeelte was de bevolking, de taal tot maatstaf genoraen , van geheel germaan- schen oorsprong. Saksers , Friezen en Noormannen hadden zich langs de Noordzeekusten van de zuidelijke Nederlanden gevestigd. Tallooze zwervers van noordschen stam hadden er hunne woon- plaatsen gekozen , en naar hen wegd de bevolking Fleminghen (zooveel als auchtelingen of zwervers) genoemd. Bij de verdeelingen van het karolingische rijk onder de zonen van Lodewijk den Vrome , kwam Vlaanderen , voor zoo ver het bewesten de Schelde ligt, onder het gebied der fransehe koningen. Het was een ruwe en onherbergzame landstreek , over- 26 FORESTIERS. dekt met bosschen , blootgesteld aan de invallen van den oceaan, die het lage land overdekte en verscheurde ; blootgesteld aan de nog schrikkelijker invallen der Noormannen. In 'de oudste tijden , toen het gezag der Karoliagers, hetzij als hofmeiers, hetzij als koningen , reeds gegrondvest was , werd het vanwege den ko- ning bestierd - door atubtenaars , die den titel van ,forestiers voerden : zooveel als hetgeen in latere eeuwen hozqvesters werd genoemd. Deze naam duidt alreeds aan , dat het land voorna- melijk bestond nit bosschen , die tot de kroondomeine -n des -ko- flings behoorden. Hun forestier oefende te gelijkertijd gezag uit als koninklijk landvoogd. Ofschoon schier geheel en al met bosschen bedekt , telde Vlaanderen reeds vroegtijdig verscheidene steden. Sommige daar- van worden reeds in legenden van Heiligen , geschreven in de achtste eeuw , genoemd. Cassel 1) is een zeer oude stad ; Kortrijk, Brugge en Gent komen insgelijks reeds zeer vroeg (in de achtste eeuw) voor. Oudenburg Aardenburg en Oudenaarde zijn van zeer vroege dagteekening. Harlebeke , niet ver van Kortrijk , was de zetel der forestiers. Het land , dat als het eerste begin van de macht der vlaamsche vorsten wordt genoemd heette het land van Buch ; het lag in de streken , waar titans de stad Rijssel, in Frankrijk , ligt. Wat omtrent de oudste forestiers , b. v. over Liderick wordt verhaald in de oude vlaamsche kronieken, moge op gronden van waarheid berusten , toch is te veel met ver- dichtselen doormengd, om eenigermate tot de historic gerekend te kunnen worden. Meer zekerheid verk rijgt men , wanneer men geko- men is tot den forestier Engelram , wiens rechtsgebied zich nit- strekte van Noyon , in Frankrijk , tot -daar waar de Schelde in de Noordzee valt. De zoon van Engelram heette Baudewijn, een naam, die door latere graven van. Vlaanderen zoo beroemd is geworden , tot aan Konstantinopel en tot aan de oevers van den Euphraat. Deze

Baudewijn werd bijgenaami : met deu ijzeren Arm (Bras- defer) en was forestier in de dagen van Karel den Kale. Hij was een dapper krijger , die zijnen vorst uitmuntende diensten bewees in het bestrijden der noordsche zeeroovers , welke toen schrik en ont-

I Behoort thans tot Frankrijk. BAUDEWIJN I. 27 netting verspreidden langs de kusten der karolingische rijken. Bij gelegenheid dat Baudewijn het koninklijk hof bezocht leerde hij Judith (of Jutta) , de dochter van Karel den Kale , kennen. Zij was, nog jong , weduwe geworden van Edelwulf , koning van Wessex in Brittannie. De koningsdochter liet zich de hulde van den dapperen ridder welgevallen, Geholpen door des konings zoon,

Lodewijk deb Stamelaar , liet Judith zich met hem in het ge- heim huwen ontvluchtte haars vac-lees hof en nam de wilk Dud. Lotharingie. Hier vonden zij a daar Lotharius II, de koning van Lotharingie in onmin lag met zijnen bloedverwant Karel den Kale , een gastvrij onthaal en bescherming. De moeielijkheden , die de invallen der Noormannen den koning der West-Franken berokkenden , beletten hem om door macht van wapenen zich onmiddellijk te wreken op den schaker zijner dochter. Hij nam daarom zijne toevlucht tot andere wapenen dan die , welke van staal gesmeed worden. De kerkelijke wetten , in die tijden in zeer veel gevallen te gelijk burgeriijke wetten , spraken de straf der excornmunicatie uit over hem . die eene weduwe ontvoerde. Mlle zwakken stonden , in die tijden van ruw geweld, onder de bescherming van Haar, wier zwakheid toen sterker was dan de sterkste , onder die der Kerk. Karel de Kale riep de bisschoppen van zijn rijk bijeen te Soissons. Doze , in provinciaal concilie vergaderd, spraken het banvonnis over Bau- dewijn uit. Tegen dit wapen gevoelde zich de Theron Arm van Vlaanderens forestier niet machtig en sterk genoeg. Hij vluchtte met zijne gemalin naar Rome , tot pans Nicolaas I en riep diens gezag te hulp. De pans hoorde de vluchtelingen. Hij vernam dat Judith , met voile vrijheid , uit eigen beweging hare hand aan Baudewijn had geschonken en vernam hoe haar broeder, de erfopvolger van den troon , haar tot dat huwelijk had gehol- pen . De zaak verkreeg hierdoor een gansch ander karakter. De Taus zelf ontsloeg hen van den ban. Hieruit ziet men , dat in zaken van kerkelijke tucht reeds vo -ir duizend jaren het pauselijk gezag boven dat van de bissehoppen, 2;elfs in een concilie vergaderd , verheven was. De zaak van het huwelijk van Baudewijn met Judith was evenwel niet alle6n een kerkelijk , het was ook een staatkundig vraagstuk. Nicolaas i wendde zich daarna tot koning Karel. Hij schreef hem een ernstigen en roerenden brief , waarin hij hem 28 VERDEELING VAN VLAANDEREN. verzocht vergiffenis te schenken aan zijne dochter en Karen. echt- genoot , den koning te gelijk opmerkzaam makende op de geva- ren welke het voor zijn rijk na zich kon sleepen , zoo een dap- per krijger , gelijk . Baudewijn, uit wanhoop help ging zoeken bij de Noormannen, „de vijanden van het christendom en het rijk". Hierdoor bewogen , nam Karel de Kale zijne dochter met Naar echtgenoot in genade aan. Nu werd hun huwelijk met groote praal bevestigd. Karel gaf aan zijn schoonzoon alle Wader' in leen , die ten noorden van de rivier de Somme , tusschen de Schelde en den Oceaan lagen. Hij nam den titel aan van mark- graaf van Vlaanderen , omdat hij de markers (grenzen) tegen den vijand moest beschermen. Later werd die titel veranderd in dien van graaf. Zoo ontstond het graafschap Vlaanderen , in het jaar ,863. Het oude rnarkgraafschap Vlaanderen werd verdeeld in vier

gauen : 1° de gau van Boulogne, de fransche zeekust , waarin de stad Boulogne ligt; deze gau is spoedig van het overige Vlaanderen gescheiden ; • 2° de gau , die , in engeren zin , de vlaamsche werd genoemd en zich uitstrekte over, de streek , waarin thans Brugge ligt , een deel van ons Staats-Vlaanderen, en het eiland Walcheren ; 3° de menapische gau ; die zich over verreweg het grootste gedeelte der beide provincii2,:n West- en Oost-Vlaanderen tot aan Doornik uitstrekte ; 4° eindelijk , de atre- batische gau., waarin Atrecht was gelegen. Baudewijn vestigde zich te Brugge, welke stad door hem met muren werd omringd. Waar- schijnlijk koos hij deze woonstede , om nader bij te zijn , wan- neer de noordsche zeeroovers kwamen opdagen. Hij stierf in 879. Baudewijn I werd opgevolgd door zijn noon Baudewijn bijgenaamd de Kale, naar zijn grootvader , keizer Karel den Kale. Hij was minder krijgshaftig dan zijn wader. Zijn land had ge- durende zijne negen-en-dertigjarige -regeering (hij 'stierf in 918) ontzaglijk te lijden van de Noormannen. zijn zoon, bijgenaamd de Oude, volgde hem op. Deze Arnulf leefde ire voort- _ durende veete met den hertog van Normandie , Rollo en diens op- volger Willem. Onder voorwendsel van een satnenkomst, wist hij laatstgenoemden te lokken. naar Petigny , niet verre van

2) Baudewijn , Baldwin. Bald beteekent Stout. OPVOLGERS VAN BAUDEWIJN I. 29

Amiens waar hij hem verraderlijk liet dooden (943). Arnulf mengde zich in den oorlog, die gevoerd werd door Hugo , graaf van Parijs, tegen zijn. leenheer , Lodewijk van Overzee. Leen- plicht en verwantschap , want de graven van Vlaanderen stamden door Judith van de vrouwelijke zijde of van het karolingische huis, geboden _Arnulf partij te kiezen voor laatstgenoemde. Otto 1, koning van Duitschland, later keizer , beoorloogde , in bondge- nootschap met graaf Hugo van Parijs, Lodewijk van Overzee en bijgevolg Arnulf. In den veldslag bij Laon werd Lodewijk van Overzee geheel en al door Otto verslagen. Het gevolg hier- van was, dat doze in het onbetwist bezit van gelled Lotharingie geraakte, dat begeerlijk good , waarop zoowel westfrankische als de duitsche koningen het oog hidden gevestigd. De inbezitneming van Lotharingie door Otto i bracht aan Arnulf een groot nadeel toe. Gelijk wij reeds verhaald hebben, was de Schelde, bij het verdrag van Verdun , normale grens tusschen het westfrankische rijk van- Karel den Kale en het lotharinger deel. Nu was de loop der Schelde, wanneer is moeielijk te bepalen , ten gevolge van een inbreuk der zee , veranderd. Vroeger liep zij van Gent recht op noordwaarts van Gent tot Biervliet. Door een breuk lreeft die rivier eene nieuwe bedding gemaakt, van Gent tot Dendermonde, terwijl de oude bedding allengs verzandde. Waarschijnlijk werd bij de rijksverdeeling van 843 de oude bedding als grensscheiding aangenomen. Hierdoor zou geheel het gedeelte van Vlaanderen , ten oosten van Gent , behoord hebben tot het rijk van Lothaar , en daarmede in 925 tot het duitsche rijk gekomen zijn. De voorzaten van graaf Arnulf waren even- wel in het bezit van die landstreek. 'Ten nu de gnat' van Vlaanderen, die partij koos van den koning der West-Franizen , Lodewijk van Overzee , en met dezen door Otto I was overwon- nen , besloot laatstgenoemde aan vorst Arnulf het gebied , dat tot het lotharingsche rijk behoorde , te ontueinen. Daarom liet Otto I een gracht graven van Gent tot Biervliet , in de richting van de oude bedding der rivier. Deze gracht werd de Otto- gracht geheeten en diende tot grensscheiding tusschen het west- frankische en duitsche rijk. Insgelijks liet de duitsche koning een burcht te Gent bouwen. Het land van vlaamsch Overschelde , waarin Hulst, Axel en Assenede liggen, en geheel het land van 30 ARNULF. Naas, werden in lei gegeven aan zekeren Wigman. Volgens sommigen zou deze Wigman behoord hebben tot het huis der her- togen van Saksen ; volgens anderen tot dat der graven van Friesland (dat is van Holland). Volgens Kluft 1) was deze Wig- man de vader der echtgenoote van Dirk Ii , graaf van Holland , en moeder van graaf Arnout. Arnout verinaakte aan zijn oudsten zoon , Adalbert , het graafschap van Gent ; aan Dirk m dat van Holland. Het nieuwe graafschap , aan Wigman geschonken , wikkelde hem , na het vertrek van Otto i uit Lotharingie , in can oor- log met den graaf van Vlaanderen. Wigman wist zich evenwel in zijne bezittingen to handhaven totdat eindelijk. , na een huwelijk van Wigman met eene dochter van Arnulf , de zoen tus- schen de beide partijen werd gesloten. De graaf van Vlaanderen Arnulf , leidde een leven van voort- durende oorlogen on veeten. Hij rekende de macht van den sterkste het eenige recht. Hij bedreef vele ongerechtigheden; roofde de goederen der kerken en kloosters , in die dagen het eenige god der zwakken en verdrukten ; zelfs de armen waren Diet veilig voor zijn roofzucht. Door eene pijnigende ziekte aangetast, riep hij den H. Gerard , abt van eon klooster in het land van Name'', tot zich , opdat deze van God genezing voor hem zou afsmeeken. Hij bood de teruggave van het geroofde aan. rlij herstelde , maar verviel weder in zijne verderfelijke gewoonten. Oud geworden, gaf hij het beheer van zijn graafschap over aan zijn zoon Baudewijn Deze daalde vddr zijn vader in het graf. Arnulf nam Coen de teugels van het bewind weder op , als voogd van zijn kleinzoon Arnulf II. Hij stierf in 964. 'An opvolger had aanvankelijk veel to lijden van den franschen koning Hugo Capet. Deze had in Frankrijk den laatsten Karolinger . van -den troon gestooten. De graven van Vlaanderen nu stamden, gelijk wij reeds opmerkten — door Judith , de dochter van Karel den Kale , of van het huis der Karolingers. Vandaar dat zij dat geslacht ten einde toe getrouw bleven. Eindelijk echter erkende Arnulf ii den eersten Capet als koning van Frankrijk en leenheer van Vlaanderen. Arnulf it stierf ill 988. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Baudewijn iv. Deze , die den bijnaam droeg met den Board , had , bij den aanvang I ) Iiistoria Critica Comitatus liollandiae , I, p. 81. BAUDEWIJN IV. 31 zijner regeering , to kampen met een zijner oproerige leen- mannen , Eilbode graaf van Kortrijk. Gelijk do groote leen- mannen tegen den keizer of koning , zoo stonden de kleine leenmannen telken reize op tegen huunen hertog of graaf. Het streven .tsar eigen onaf hankelijkheid , de begeerte, em de zwak- keren aan zich dienstbaar to maken gaven aanleiding tot die gedurige veeten tusschen leenheeren en hunne leelimannen en tus- schen de machtige vorsten die hunne - onderdanen tegen de aan- slagen der edelen moosten bescherinen. Baudewijn braeht Kort- rijk weder tot onderwerping ma-ar weinig tijds daarna menude hij zich. in den strijd , dien de graaf van Leuven en die van Namen hadden ondernomen tegen keizer Hendrik II, toen deze Godfried van Eenham met het hertogdona van Lotharingen had .beleend. Baudewijn viel in het graafschap Eenham , dat deerlijk door hem word gehavend. Vervolgens wendde hij zich naar Va- lencijn , dat een leen des rijks was, en maakte zich daarvan meester. Pe keizer belegcrde hem in •die steri4e, dock moest onverrichter zake het beleg opbreken. Zoo was toen an graaf, die zich van eene enkele versterkte stad had meester gemaakt , bij machte om toch met goed gevolg weerstand to bieden aan den keizer van het . duitsche rijk. Het volgende jaar kwam Hendrik ri graaf Baudewijn belege- ren in Gent ; doch ook in deze versterkte stad wist hij tegen den keizer stand te houden. Baudewijn echter zag hoe de krijg zijne arme onderdanen teisterde en begreep dat hij op den dour toch moeielijk weerstand zou kunnen biedeh weshalve hij naar het keizershof te Aken toog eidlendrik II voorstelde, Valencijn terug te geven tegen loslating der vlaamsche krijgsgevangenen. Hendrik II deed in edelmoedigheid niet onder voor Baudewijn ; hij maakte de gevangenen vrij en beleende den graaf met Valencijn. Eenige jaren later beleende hem de keizer bovendien nog met het eiland Walcheren en , hetgeen daaronder toen gerekend werd, Noord- en Zuid-Beveland ben:evens Wolfaartsdijk. Het aanzien des graven van Vlaanderen was reeds groot onder de leenmannen. Baudewijn's zoon huwde met eene fransche koningsdochter, Adelheid , dochter van Robert Capet. he jonge vorst echter was hoogmoedig en stout. Hij stored op tegen zijn vader , doch werd door dezen tot zijn plicht gebracht. Het- 32 BA-UDE WIJN zelfde wedervoer den leenmannen , die nu en dan tegen hunnen graaf oproerig werden. Baudewijn stierf in het jaar 1036 , na eene veertigjarige regeering. Zijn. zoon Baudewijn v , dezelfde die tegen zijn vader was op- gestaan , doch vergiffenis, had ontvangen en zich sedert dien tijd onberispelijk gedroeg , volgde hem op. Hij werd bijgenaamd van Rijssel wijl hij in die stall was geborea. Hij moest in 1043 zijn recht op de zeeuwsche eilanden verdedigen tegen Dirk iv, graaf van Holland, die daarop aanspraken deed Belden. Later ge- raakte hij in de lothalingsche zaken verwikkeld. Gelijk wij in eel" vroeger hoofdstuk hebben verhaald , wilde Godfried III , hertog van Neder-Lotharingie , zich ook in het bezit stellen van Opper-Lotharingie. De graaf van Vlaanderen , die van Holland , Herman , door zijn.e echtgenoote Richilde graaf van Henegouwe, sloten met Godfried iir een verbond tegem keizer Hendrik in. Toen Herman van Henegouwe zich bijna dadelijk weder uit het verbond terugtrok , viel Baudewijn hem aan , om het slot van Eenham , then in het bezit van Henegouwen , bij verrassing aan te vullen en te sloopen. Daarop sl3eg hij het beleg om de burcht van Gent , thans niet meer onder het beheer van Vlaanderens graaf en dezen een doom in het oog. Hij maakte er zich , na, een hardnek- kig. beleg , "'wester van , en besloot om het tot het uiterste toe te verdedigen. Nadat door tusschenkomst van pans Leo ix de vrede tusschen keizer Hendrik in en de groote leenmannen was gesloten, bleef Baudewijn om het bezit zijner verovering, den oorlog tegen den keizer voortzetten , totdat deze hem met Gent en het land , dat Keizerlijk of Rijks-Vlaanderen genoemd worst beleende. De zu.cht naar uitbreiding van de macht en aanzien van zijn huis wikkelde Baudewijn al spoedig weder in moeielijkheden met den duitschen keizer. Richilde , door erfenis gravin van Hene- gouwe , was weduwe geworden. Zij was nog jong. Baudewijn liet het oog op haar vallen , ten einde , met haar , hare rijks- bezittingen voor zijnen zoon , insgelijks Baudewijn geheeten, te verwerven. Richilde was tot dit huwelijk niet ongenegen. Men vreesde echter keizer Hendrik in , die zijn gezag met beleid en kracht van wapenen wist te handhaven. Nu kon Richilde, want Henegouwe was een leen van het duitsche rijk , geen huwelijk RICHILDE. 33 zonder zijne toestemming , als leenheer , sluiten. Het was vooruit te zien, dat de keizer niet zou veroorloven , dat een leemnan der fransche kroon in het bezit van zulk een belangrijk lotha- ringisch leen kwam. Daarbij kwam dat Richilde en de zoon van graaf Baudewijn tot elkander in bloedverwantschap stonden, die eene dispensatie van Rome noodig maakte. Om nu alle deze beletselen te overwinuen , besloten de graaf van Vlaanderen en zijn zoon , onder geheime medewerking van .Richilde, het. den schijn te geven alsof deze voor geweld moest bukken, Baude- wijn belegerde de gravin van fienegouwe, in hare hoofdstad Bergen. Deze gaf spoedig de stad aan den belegeraar over en liet zich met diens zoon huwen : alles onder den schijn alsof zij slechts voor het geweld, haar aangedaan, zwichtte. Keizer Hendrik in liet zich echter door dit alles niet om den turn leiden. Eerst beproefde hij door den bisschop van Kamerijk, tot wiens diocees Henegouwe belloorde , bet huwelijk voor onwettig te doen verklaren. Paus Leo Ix echter vond geene overwegende aanleiding om de dispensatie te weigeren en schonk die. Nu greep Hendrik in naar de wapenen. Deze oorlog smolt samen met de lotharingische aangelegenheden , daar Godfried III nog steeds den keizer beoorloogde om het bezit van Neder-Lotharingie, van hetwelk hij was verstoken. Baudewijn en Godfried m.aak- ten gemeene zaak tegen Hendrik in. Dit duurde vier jaren, toen Hendrik iii (1056) stierf , hetgeen aan ,alles eene andere wending gal. De keizerin-weduwe Agnes, voogdes over Karen zoon Hendrik. iv, had de handen vol. Daarom besloot zij tot den vrede met Godfried en Baudewiju. De laatstgenoemde zag zijne stoutste wenschen vervul(1. Hij kreeg van het keizerrijk als erfe- lijk leen de burcht an Gent , het land van Aalst , dat voortaan door Wichman's nazaten als erfelijk leen van Vlaanderen zou ge- liouden worden , benevens de zeeuwsche eilanden. Het huwelijk van zijn zoon wend door den keizer als wettig erkend : zoodat deze in het bezit van Henegouwe kwam , waarbij de keizer boven- dien nog de keizerlijke rechten op de stad Doornik voegde. Baudewijn v stierf in het jaar 1067. De room van Vlaan- deren en zijn graaf was heinde en verre verspreid. De kro- niekschrijver Willem van Poitiers, the in de volgende eeuw leefde, schreef van hem „In die dagen leelde aan de grenzen lilt, D. 34 STRIJD TUSSCHEN RICHILDE EN der Franschen en Duitschers Baudewijn , graaf van Vlaauderen, de eerste onder alien , door zijne macht en den luister zijner af- kurnst. Graven , inarkgraven , hertogen , aartsbisschoppen , hoog in waardigheid, bogen voor hem. Zij zochten, als vrienden en bond- genooten , de hulp zijner voorzichtigheid in de gewichtigste be- raadslagingen , en , zij overlaadden hem met geschenken en eer- bewijzingen , om zijne geneenheid voor zich te winnen. Het is zelfs aan de vast verwijderde volken niet onbekend , door welke lang- durige en bloedige oorlogen hij den trots van keizers bescbaamde tot op den dag toe, dat hij , terwijl hij alle zijne bezittingen ongeschonden bewa,arde , die keizers., heeren van koningen, nood- zaakte hem een deel van hun eigen gebied af te staan en hun de vredesvoorwaarde voorschreef."

Baudewijn vi , bijgenaamd van Bergen (naar Henegouwe's hoofd- stad) , volgde zijn vader op. Hij regeerde ter nauwernood meer dan Brie jaren. VO6r zijn overlijden maakte hij de bepaling dat zijn zoon Arnulf hem zou opvolgen in Vlaanderen , zijn zoon Baudewijn in Henegouwe , het erfdeel van diens moeder Richilde. Zoo een der beide broeders stierf zonder kinderen , zou de over- blevene hem in zijne bez;ttingen opvolgen. Toen Baudewijn VI stierf , stelde hij zijn broeder Robert vol- gens de gewoonte van dat land , als voogd over Vlaanderen. Deze Robert had van zijn vader als erfdeel gekregen het land van Aalst , de streek genoemd de Vier A.mbachten, waarin Hulst en de zeeuwsche eilanden liggen. Robert, bezield met onverzadelijke eerzucht en lust naar avonturen , was eindelijk in het huwelijk getreden met Geertruida , weduwe van Floris i graaf van H ol- land, en bestierde , als voogd over de kinderen uit Naar eerste hu- welijk , het erfdeel van Hollands graven. Hier werd hij ,,de Fries" bijgenaarad. Holland was toen nog buiten af bekend onder den naam van Friesland. Zoolang het in Vlaanderen rustig bleef, moeide Robert zich niet met de aangelegenheden van dat land. Trouwens had hij de handen vol werk door de West-Friezen en later door den oorlog, dien Godfried met den Bult en de bis, schop Willem van -Utrecht hem aandeden. Toen echter de dwin- gelandij van Richilde het geduld der Vlamingen had uitgeput trad Robert in zijn vaderland op. Richilde was eene trotsche vrouw, van een heerschzuchtig en ROBERT DEN FRIES. 35 hevig karakter. Zij was in zeden en gewoonten en in alle hare neigingen eene henegouwsche. Nu was in Henegouwe en ook in waalsch-Vlaanderen de adel trotscher en zag met nog meer minachting op de niet-edelen neder dan,in Vlaanderen zelf. In dat land begonnen de burgers der steden omstreeks dozen tijd op te komen. Dit gaf de eerste aanleiding tot antagonisms tusschen Henegouwers en Vlamingen. Daarbij kwam , dat, de bevolkingen van gallo-rOthaanschen oorsprong, "Walen gelijk zij genoernd wer- den , en de Vlamingen, geheel en al Germanen, elkander moeie- lijk konden verdragen. De b3no3ming van Robert den Fries , als voogd over den minderjarigen graaf Araulf, gaf aanleiding tot een hevigen strijd , niet slechts tusschen hem en Richilde, maar ook tusschen Vlamingen en \Valens Robert namelijk kon niet dadelijk de voogdij aanvaarden. Richilde maakte zich er mees- ter van , tot groot ongenoegen der Vlamingen. Eon zeer ge- acht edelman , Jan van GaVeren , die haar onder 't oog braeht , dat Roberts rechten door haar geschonden werden , liet zij door beulshanden van het level]. berooven. Opgehitst door hare - sehe raadslieden , van welke zij uitsluitend omringd was, en waaronder een heer van Mailly de voornaamste rol speelde , bedreef zij alle mogelijke daden van tirannie en afpersing. Zij hief de drukkendste belastingen; beroofde de kerken en kloosters ; wierp wie de minste tegenspraak waagde , in den kerker of gaf hem over aan de beulen. Hare dwingelandij drukte voornamelijk op de Vlamingen; de Walen hadden minder van haar to Zij werd nog meer gehaat Coen zij een Normandi6r , Willem van Osborn, graaf van Essex , tot haar derden echtgenoot nam. Be maat van geduld der Vlamingen liep over door een afgrijselijke euvel- daad van Richilde. De stad Yperen , die door zware belastingen werd gedrukt , zond zestig harer burgers tot de gravin , die op dat oogenblik te Meessen was. W el -verre van te hooren naar hetgeen de afgevaardigden van Yperen te zeggen hadden, liet de ontaarde vrouw hen vatten en alien ter dood brengen. Nu ging een kreet van afgrijzen tegen haar op door geheel Vlaanderen. Er werden mannen Paar Holland gezonden tot Robert den Fries, opdat deze zijn vaderland zou komen bevrijden van. de dwin- gelandij eerier booze vrouw en harer waalsche raadslieden. Robert , gevolgd door een niet onaanzienlijk heir van hollandsche edelen 36 ROBERT DE FRIES. en knapen , toog op naar Vlaanderen. Atom , geheel het land door, gaf zich nu de haat tegen Richilde lucht. Schier alle ste- den openden hare poorten voor den dapperen Robert , de hoop van Vlaanderen. Richilde's booze raadsman, de heer van Mailly , werd te Rijssel door het yolk verscheurd. De gravin zelve nam ijlings de vlucht naar Frankrijk , naar het hof van den j ongen koning Filips. Deze was Vlaanderens leenheer. Bovendien werd hij , ridderlijk van aard en nog geestdriftvol door zijne jeugd , bewogen door de tranen der gevluchte gravin. Ook , zegt men , was hij niet ongevoelig voor het goud , dat zij hem aanbood. Dan hoe dit ook zij , hij beloofde haar Frankrijks hulp. Middelerwiji was Robert met zijn Leger voortgerukt tot Cassel. Hem volgden Hollands en Zeelands ridderscharen , de edelen van Vlaanderen en , then reeds niet te verachten , de gewapende poor- ters van Vlaanderens steden. De koning van Frankrijk rukte op aan. het hoofd zijns legers daarbij hadden zich gevoegd de Wa- len van Henegouwe , Artois en Waalsch-Vlaanderen. Het kwam bij Cassel tot een allerhevigst gevecht. Voor den eersten keer ontmoette Vlaanderens zonen den Franschman , die hen wilde brengen onder het juk ; en voor den eersten keer lieten Vlaan- derens .zonen hem gevoelen , dat de arm des poorters , gewa- pend , niet minder sterk was dun die des geharnasten ridders. Door Roberts beleid en de dapperheid van de Vlamingen werden Franken en Walen geheel en al verslagen. De jonge graaf Arnulf, Richilde's derde man, Willem Osborn e, en een aanzienlijk getal edellieden bleven op het slagveld. Ri- childe werd gevangen genomen , doch wist te ontsnappen. Ook Robert de Fries word gevangen gemaakt, en binnen Saint-Omer gebracht. Toen de burgers deter stad echter hoorden wie door het oorlogslot binnen hunne vesten als gevangene was gevoerd , schoolden zij samen en dwongen den bevelhebber van het kasteel, Robert zijne vrijheid terug te geven. Dit was de uitslag van de ontmoeting der twee legers bij Cassel (1071). Door den dood van den jongen Arnulf, was de graventroon van Vlaanderen ledig. Richilde vroeg aan koning Filips van Frankrijk dat hij haren overgebleven zoon Baudewiju daarmede- zou begiftigen ; hetgeen dan ook werd toegestaan. De Ylamingen wilden echter niets te doers hebben met Richilde's zoon en . droegen WORDT GRAAF VAN VLAANDEREN. 37 het graafschap op aan Robert. Het was nu niet mogelijk meer het aan zijne sterke vuist te ontwringen. De koning van Frank- rijk , die weinig baat gevonden had bij zijne tusschenkomst , trok zich van Richilde af. Geheel Vlaanderen nam Robert aan als graaf. De onverzettelijke vrouw liet zich toch nog niet *uit het veld slam. Zij wendde zich tot den bisschop van Luik, Theo- dorus. Zij stelde dien voor , Henegouwe als een leen van de bisschoppelijke kerk van Luik te ontvangen , mits de bisschop haar van geld en manschappen voorzag , om den oorlog tegen Robert vol te houden. Dc bisschop was heerschzuchtig genoeg om hieraan gehoor te geven. Rij voorzag Richilde van geld, en de leenmannen van Luik trokken met haar te velde. Doch ook dit leger word (10 7 2) niet ver van Bergen in Henegouwe door Robert geheel en al verslauen. Nog was Richilde's hoogmoed niet gebroken : zij moist nog eenige jaren den krijg te doen voort- duren , maar moest eindelijk zwichten. In 1085 sloot Baudewijn, haar zoon , vrede met Robert. Deze bleef graaf van Vlaanderen , Baudewijn van Henegouwe. Richilde ging in Meessen in een klooster , oefende er boetvaardigheid en stierf in 1086. Vlaanderen was door deze langdurige oorlogen zeer vervallen van zij it vroegeren bloei : welvaren en goede zeden hadden groot nadeel ondervonden. Dit belette Robert niet om in 1085 naar het H. Land te vertrekken. Zijn avontuurlijke geest kon geen rust vinden. Een tal van vlaamsche edellieden vergezelde hem op dien pelgrimstocht. Hij bleef vier jaren in het Oosten. Eerst in 1091 zag hij Vlaanderen weder, om er het volgende jaar , 1092, te sterven. Hij liet de teugels van het bewind aan zijn zoon Robert. -zijne dochter A.delheid was gehuwd met Kanut , koning van Denemarken ; de andere , Geertruida , met Diederik van den Elzas. HOOFDSTUK IV.

Vlaanderen sinds den stood van Robert den Fries, tot aan de troonsbeklimming van Diederik van den Elzas. 1092-1128.

Wij zijn thans de geschiedenis ingetreden van het heldentijd- yak van Vlaanderen. Dat heldentijdvak duurt ruim twee eeuwen. Welke grootsche figurers ! Welke roemruchtige daden ! Vlaanderens edelen doe') te Jeruzalem, te Konstantinopel , den naam van hun -land met vollen luister stralen : Vlaanderens burgers doen dit niet minder door hunnen moed, hunue nijverheid en vrijheidszin! Geen ridders , die Vlaanderens ridders overtroffen in dapperheid; Been burgers , die Vlaanderens burgers overtroffen in vrijheids- zin , ondernemingszucht en arbeidzaamheid! Geen land -ter wereld kan zich beroemen , near evenredigheid van uitgestrektheid en bevolking , meer welverdienden naam verworven te hebben dan Vlaanderen. En onder dat Vlaanderen behoorde een gedeelte vari hetgeen thans tot den nederlandschen grond gerekend wordt ; dat Vlaanderen behoort tot het nederlandsche yolk (in uitgebreideren zin). Tweemaal behoorde het met ons Hollqnd tot een land ; twee- maal hebben noodlottige gebeurtenissen het er van gescheiden. Roberts noon , insgelijks Robert geheeten , ontving den bijnaam van Jeruzalem , wijl hij met de kruisvaarders mar het H. Graf trop. Wij zullen, in een volgend hoofdstuk , de Nederlanders op dien krijgshaftigen pelgrimstocht volgen. Thans zullen wij slechts spreken over hetgeen in de Nederlanden zelve geschiedde. In bet jaar 1100 keerde Robert over Konstantinopel naat zijn vaderland terug. Zeer spoedig na zijn terugkeer geraakte -hij in oor. ROBERT II. 39 log met den duitschen Keizer, Hendrik iv. Deze wilde hem out- zetten van het leen van Rijks-Vlaanderen, om welke redenen is Diet bekend; hetzij dat Robert zijn leenplicht niet had ver- vuld , hetzij dat hij de Kamerijkers bijgestaan had tegen hun ingedrongen bisschop , watcher , die door Hendril(ry werd onder- steund. In 1103 sloot de graaf met den Keizer vrede, op voor hem voordeelige voorwaarden. Hij geraakte evenwel met den op- volger van Hendrik iv , diens zoon Hendrik v , wederom in oor- log. Deze namelijk wilde den graaf van Holland beleenen met Zeeland en zelf Rijks-Vlaanderen bezit nemen doch ook deze plannen faalden tegenover Roberts beleid en dapperheid , maar bij moest het land bewesten de Schelde in aehterleen geven aan zijn halven broeder Floris van HollAnd. Voorts mengde hij zich in de normandische aangelegenhedeii , waar twee broeders, Hendrik , koning van Engeland en Robert van Normandie , elkander het kertogdom betwistten , en in den oorlog, dien de, ovel.winnaar , EngeAands koning , -Frankrijk aandeed. Voor Meaux kwam Robert noodlottig om het .leven. Terwij1 hij den vijand vervolgde stortte een brug in en hij zonk weg in de rivier (1111). Zijn zoon en opvolger was Baudewijn vzi. Niet een van Vlaan- deren's graven heeft in de volksovedevering 'neer geleefd dan hij. Hij is lange eeuwen in de hallen en hutten bekend geweest, onder den naam van Baudewijn met de Bijl , of graaf Hapkin (de graaf met de MP). De oorzaak daarvan was deze : de alge- meene ruwheid van zeden , de geweldenarijen • der edellieden hadden straten en wegen onveilig gemaakt. Het recht van den sterkste heerschte alom ; wie het zwaard droeg rekende zich alles veroorloofd je?.:ens alien , tenzij tegen hen , die sterker waren dan hij zelf. Nu besloot de graaf van Vlaanderen paal en perk te stollen aan die gewelddadigheden : hij vaardigde strenge verorde- ningen uit tegen moord , roof en diefstal. Zijne heilzaamste wet- ten lielpen echter weinig ; want de edelen bedreigden zijne die naren en waanden zich boven de wet verheven. Nu besloot Bau- dewijn zelf het ambt van rechtsbczorger nit te oefenen. Met"zijn heirbijl in de hand , zag men heni zijn graafschap doorreizen. Hij bezocht de afgelegenste oorden ; verscheen op het oogenblik da t men hem het minst verwachtte , en oefende, vaak, met eigen hand , de onverbiddelijkste gerechtigheid uit jegens moordenaars, 40 BAUDEWIJN HAPKIN, roovers en verdrukkers van weduwen en weezen. De manners des gewelds sidderden voor graaf Hapkin en zijne bliksemsnelle jus- titie ; maar het yolk zegende hem en hield hem eeuwen lang in dankbare gedachtenis. Baudewijn vond vroegtijdig den dood : misschien gelukki g voor zijnen roem en zijne deugd. Trainers , eene onverbiddelijke gestrenglieid , hoe noodzakelijk ook , maar die een jongen man reeds de sombere trekken eens grijsaards geeft , stelde hem bloot aan het gevaar , om in lateren leeftijd wreed en hardvochtig te worden en aldus de gerechtigheid nit het oog te verliezen ten wille van de justitie. De graven van Vlaanderen waren , gelijk wij reeds verhaald hebben , leenmannen van Fraukrijks kroon : nu waren de hertogen van Normandie koningen van Engeland ge- worden. Deze dubbele hoedanigheid van onafhankelijke koningen en leenmannen voor hun machtig hertogdom van de fransche kroon te gelijkertijd gaf aanleiding tot veelvuldige oneenigheden en oorlogen tusschen Frankrijks en Engelands koningen. Vlaan- deren paalde bijna aan Normandie. Vlaanderens graven werden bij het uitbarsten van een oorlog met den hertog van dat gewest al dadelijk door hunne leenmannen ten strijde geroepen. Dit geschiedde ook aan Baudewijn vu, in het jaar 1118. Hij nam spoedig eenige steden in. Hendrik van Engeland zond hem nu een heraut , die op snoevenden Loon Vlaanderens graaf bedreigde met een bezoek zijns koniugs to Brugge. Baudewijn beantwoordde dit door op te trekken tot voor Normandie's hoofd- stad, Rouaan. Daar sloeg hij zijne bij1 in de poort der stad , en liet die daar in , om Hendrik van Engeland uit te dagen welke echter daaiaan niet scheen te durvon voldoen. Van Rouaan trok Baudewijn op naar Eu. Terwijl hij dat kasteel belegerde, ontving hij een wond. Ofschoon deze niet gevaarlijk was , werd zij het door verwaarloozing. Baudewijn met de BT. stierf (1119) in den ouderdom van dertig jaren, zonder kindeien na te laten. Aan zijn hof beyond zich Karel , zoon van Kanut van De- nemarken en Adelheid , dochter van Robert den Fries. Deze Karel, in de geschiedenis bekend als Karel van .Denemarken of Karel de Goede , werd door zijn reef tot diens erfgenaam verklaard. Karel was in Vlaanderen opgevoed ; want zijn wader was door eigen onderdanen vermoord, waarop Adelheid met haar kind, KAREL DE GOEDE. 41 naar haar land vluchtte. De kleinzoon van Robert den Fries werd te midden deb Vlamingen groot gebracht. Hij toonde al spoedig, dat het heldenbloed der Roberts en der Baudewijns in zijne aderen vloeide en dat hij niet ontaard was van de deug- den zijns vaders, die door de Kerk onder hare Heiligen" wordt gesteld. flij volgde Robert van Jeruzalem op diens kruistocht. Geen wonder, dat de Vlamingen hem met blijde harten als hun- nen graaf erkenden. Pit geschiedde evenwel niet van den kant van waalseh-Vla.an- deren. Opgehitst door de weduwe van Robert ii , die met God- fried van Leuven een tweede huwelijk had aangegaan , wilden de edelen van die landstreek , gesteund door Brabant, Henegouwe en zelfs door Frankrijks koning , Lodewijk vi , Willem, burggraaf van Yperen en heer van Loo , tot graaf verheffen. Deze Willem was een noon van Filips , broeder van Robert ii , maar van on- echte geboorte , of geboren uit eene vrouw van geringen stand; doch Karel behield, geholpen door de Vlamingen van germaanschen stam en niet het minst door de burgerijen der steden , de overhand. Karel de Goede maakte zijn naam heinde en verre bekend door zijn uitstekend beleid, zijne gerechtigheid en vroomheid. Hij was het toonbeeld van eenen vorst, gelijk alleen de middel- eeuwen dien konden schenken. Terwijl van den eenen kant toch de macht der vorsten toen door de rechten van anderen streng be- perkt waren , hadden zij anderzijds veel meer macht , om , met geheel eigen persoonlijkheid , op te treden voor de hand- having van het recht en de bescherming der zwakken. Een kwaad vorst kon toen veel meer kwaad doen dan in ooze da- gen, maar een goede vorst ook veel meer goed. Nu bestierde Karel zijn graafschap met zooveel wijsheid, beschermde het net zooveel dapperheid , dat , men hem in 1124 de konings- kroon van Jeruzalem kwam aanbieden. Het volgende jaar stierf Hendrik v, de laatste duitsche keizer uit het huis der Franken. Nu wilden de duitsche edelen Vlaanderen's graaf tot hunnen keizer maken ; maar deze wilde noch keizer , Hoch koning zijn, zoo hij daarvoor zijn beminde onderdanen moest vaarwel zeggen, en weigerde. En toch dezelfde Karel de Goede stierf , vermoord door eigene onderdanen. Ziehier hoe dit geschiedde. 42 MOORD GEPLEEGD OP Er ontstond in die dagen een schrikkelijke hongersnood. Dui- zenden versmachtten door gebrek ; velen zonken uitgeput aan den weg neder. De milddadigheid van graaf Karel was onuit- puttelijk. Hij gaf zooveel hij maar geven. kon en ontzegde dear- toe zich zelven alley wat hij slechts kon missen. Op eenen dag liet hij te Yperen 7800 brooden ronddeelen. Maar niet slechts door aalmoezen , ook door wetten en verordeningeu trachtte hij der afgrijselijke kwaal paal en perk to zetten. Hij beval alle honden , als onnutte kostgangers , te dooden been bier van graan te brouwen ; maar wat hem de gramschap van velen op den hals haalde, hij beval ook dat zij, die de granen in hunne schu- ren hadden opgezameld en ze in het geheel niet of tot onrede- lijk hooge prijzen wilden verkoopen , hunne schuren zouden openen en het graan tegen redelijken prijs ter markt zouden brengen. Onder hen , die zich ten koste van het yolk bovenmatig trachtten te verrijken, behoorde het geslacht der Erembouts. Op dat geslacht kleefde de vlek van groote misdaden ; maar toch hadden zij zich door sluwheid en gewetenloosheid machtig en aanzienlijk weten te maken. Des graven gebod om. hunne schuren te openen wekte bitteren wrok bij hen op. Deze wrok steeg door eene andere omstandigheid tot woede. De Erembouts hadden eene veete tegen eene andere aanzienlijke familie de Van der Straatens. Deze Van der Straatens waren in onmiddellijken dienst van den graaf en hadden , krachtens hun ambt , diens bevelen moeten ten uitvoer brengen , ook tegen de Erembouts. Then nu Karel de Goede door den koning van Frankrijk was opgeroepeii om met hem te velde te trekken , maakten de Erem- bouts van deze gelegenheid gebruik om hunnen wrok. te koelen. Volgens de . woeste gewoonte dier dagen , waarin geweld als mid-- - del diende om zich te wreken of om zich zelf recht te verschaffen (gelijk men meende) , vernielden de Erembouts de huizen der Van der Straatens, Om hunne veete te beslechten , daagden de Erembouts de van der Straatens uit tot een tweegevecht. Deze weigerden, want zij beweerden, dat de Erembouts niet van adellijken bloede waren; maar ontsproten uit eene onvrije, die nooit was vriiverklaard. Na, o nderzoek van het geschil stelde de graaf , inmiddels in zijn land teruggekeerd , .de Erembouts in het ongelijk. KAREL DEN GOEDE. 43

Nu kende hunne woede geen grenzen meer. Het hoofd van dat geslacht was Berthulf provoost van St.-Donatus en kanselier van Vlaanderen. Deze rip') alle, aanverwanten en de voornaamste hunner afhankelijken 's nachts bij elkander , en er werd een samen- zwering gesmeed om den graaf te vermoorden. Deze was gewoon iederen dag voor het altaar in de kerk van St.-Donatus te gaan bidden. Naar moisten de armen hem te vinden en gingen niet met ledige harden van hem heen. Hiervan besloten de moordenaars gebruik te maken. Toen (3 Maart 1127) Karel de Goede we- derom in het gebed verzonken was , nadat hij racer dan een arme een liefdegift had geschonken , naderde een der "saamge- zworenen , alsof hij een aalmoes vroeg. Terwij1 de graaf , door de beweging om jets te geven , zijn lichaam beter bloot gaf , hieuw een ander hem in den arm , terwijl een ander hem net een bijl het hoofd insloeg. De vrome graaf baadde zich in zijn bloed. Eene arme vrouw , die zijne laatste aalmoes had ontvangen , maakte een verbazend gerucht en bracht het yolk op de been. Maar de saam- gezworenen met. hunne dienaren , waren velen in getal en alien gewapend. Niet tevreden met den graaf vermoord te hebben , koelden zij hunne woede ook op diens dienaren en alien , die in de kerk waren ; velen werden door her vermoord de kerk met bloed bevlekt en ontheiligd. Nu was Vlaanderen zonder hoofd;, wie zou bevelen geven aan moordenaars, wel gewapend en vermetel ? Doze wilden niet dat het lichaam huns slachtoffers- buiten de kerk zou gebracht warden ; want clan, zoo vreesden zip, zou geheel het yolk van Brugge in opstand geraken. Zoo doende -bleef het lijk ettelijke dagen boven- aarde staan in de kerk. Poch wat geschiedde ? Terwijl de armen en kleinen zich in diepen weemoed om het lijk verdrongen, ge- voelde op eens een lamme , dat hij niet meer lam was. Het yolk riep : wonder ! en vereerde den vermoorden graaf als een Heilige. Maar nu geraakte geheel Vlaanderenland in beweging. Den Maart kwamen zestig van de aanzienlijkste edelen bijeen en besloten d6 moordenaars van hunnen graaf to straffen. Deze had- den zich middelerwijl in de kerk van St.-Donatus en de daaraan grenzende burcht zoo goed versterkt, dat zij een geregeld beleg konden doorstaan. Nu werden zij belegerd. Van alle kanten stroomde yolk toe , om , onder aanvoering der edelen , de EremboUts de 44 STRAF DER MOORDENAARS. gerechte straf te doen ondergaan. Zij verweerden zich dagen lang als wanhopigen. Iliddelerwij1 geraakte geheel Vlaanderen in grenzelooze verwarring. Willem , burggraaf vau Yperen , be- proefde , douh vrucliteloos , of hij thans zou kun.nen slagen , om zich van het graafschap meester te makers. Hij sloot zich aan bij hen, die de Erembouts aan de justitie wilde overleveren; ofschoon er een sterk en gegrond vermoeden bestond, dat hij niet geheel onschuldic, was aan de samenzwering. Ook Petronella , gravin van Holland , mengde zich , als voogdes harer minderjarige kinderen, in de vlaamsche aangelegenheden. Baudewi ein van Henegouwe , Arnulf de Been , neef des vermoorden graafs , zochtm , of de kans schoon was om zich in het bezit te stellen van het rijke graaf- sc1iap. loch de koning van Frankrijk kwam als leenheer tus- schen bei den.

Doze vorst , Lodewijk vii , was ongetwijfeld volkomen gerech- tigd om in de vlaamsche zaken als scheidsrechter op te treden. Hij kwam , vergezeld • van een leger. Verscheidene deelnemers aan den moord hadden uit de kerk van St.-Donatus weten te ont- snappen ; loch alien werden , de een hier, de ander daar, in de vlucht gegrepen en op , de wreedste wijze ter dood gebracht. Zij , die in de kerk en burcht gebleven warren , verdedigden zich lang en hardnekkig, clod' moesten eindelijk besluiten tot overgave op genade of ongenade. Frankrijks koning schonk niet een vergiffenis, maar liet hen Allen ter dood brengen. Acht-en-twintig werden van de tinne der torenkerk near beneden geworpen en verpletterd : de anderen opgehangen of onthalsd. Het lichaam van Karel den Goede werd te Brugge begraven. Hij zelf werd door het yolk en later ook door de Kerk als Heilige vereerd. Lodewijk vi beleende nu met het graafschap Vlaanderen Wil- lem van Normandie, ook wel Willem Cliton geheeten. Deze was rechtens hertog van Normandie , maar door Engelands koning , van zijn hertogdom beroofd. Hij was aan het gravenhuis van Vlaanderen verwant door zijne grootmoeder Mathilde , dochter van graaf Baudewijn vi , echtgenoote van Willem den Veroveraar, hertog van Normandie en koning van Engelaud. A-rnulf en Die- derik van den Elzas (over wien straks) waren nauwer verwant met graaf Karel den Goede , dan Willem Cliton : maar het gezag WILLEM CLITON. 45 des leenheeren handhaafde dezen in het bezit van het graafschap. Hij riep de leenmannen van Vlaanderen bijeen te Atrecht en wist van hen door belofte en bedreigingen gedaan to krijgen , dat zij Willem als graaf erkenden. Pe edelen riepen op hunne beurt alle vrije mannen bijeen te Deinse , opdat ook zij den nieuwen graaf zouden aannemen. Men ziet hieruit , dat in die tijden het erfrecht van den naasten verwant volstrekt nog niet als eenige geldige grond werd aangenomen , om eenen vorst in het bezit der heerschappij te stellen. De leenheer, de leenman- nen , de vrijen hadden alien gewicht in de schaal to leggen. Dc leenheer rekende zich niet bevoegd anali over het begeven van een leen te beschikken ; de leemnannen evenmin om , zonder inedewerking van den oppersten leenheer , iemand to kiezen ; terwijl men bovendieu niet buiten het geslacht van den laatsten graaf ging. Willem Cliton had aanvankelijk met vele moeielijkheden te kampen , om in het bezit van zijn graafschap te komen. Waar- schijnlijk zou hij net wat meer voorzichtigheid er in ge- slaagd zijn , zich er in te bevestigen , hoezeer hij ook tegen den wil van de meesten , er slechts door den drang der omstandig- heden was gekozen. IVIaar , terwijl de partijschappen het land teisterden en de aanhangers van Arnulf , van Willem van Yperen krijg voerden tegen den nieuwen graaf, liet deze het vrijheidlie- vende yolk van Vlaanderen prijs aan de afpersingen en kneve- larijeli zijner normandiscne ridders , die daarin meester waren. Willem Cliton en zijne omgeving bedreven de ergerlijkste bui- tensporigheden. Dit wekte algemeene verontwaardiging op. De vrije mamicn van Vlaanderen waren niet gewoon den nek te krommen voor een dwingeland. De gemeenten bezaten reeds macht en aanzien genoeg om groot gewicht in de schaal te leggen. Willem Cliton had voornamelijk do Genteuaars verbitterd doordien hij den burg- graaf , die het yolk met ijzeren vuist regeerde , inbescherming nam. Zij stonden op, en toeii de graaf kwam om hen weder tot gehoor- zaamheid te brengen, rees Iwan van Aalst , een aanzienlijk mau,

onder hen op, nam het woord en zeide f/ Graaf , indien gij uw woord gehouden halt, zou de burgerij- van Gent u gehoorzaamd hebben ; nu staat zij tegen u op, omdat gij uweu eed gebroken 46 DOOD VAN WILLEM CLITON. hebt. Wilt gij graaf blijven , wees eerlijk man en vader van uw yolk , maar verzaakt gij recht en plicht, vertrek dan, uit Vlaan- deren.." De•graaf zocht nu krijgsvolk samen te werven , maar de Gentenaars waren op hunne hoede. Zij sloten een verbond met die •van Atrecht , Yperen , Brugge en van andere steden. Zij zonden in het geheim tot Diederik van den -Elzas. Deze was een zoon van Geertruida , dochter van Robert den Fries , gelijk Karel de Goede een zoon was van hare oudere zuster Adel- he,id. Diederik kwam in stilte over. Toen hij aangekomen was, boezemde dit der burgerij zoo veel moed in , dat Brugge zijne poorten sloot voor graaf Willem. Eenige dagen later haalden die van Brugge Diederik in : de adel en afgevaardigden der steden kwamen bijeen en riepen hem uit als graaf van Vlaanderen. Nu ontvlamde de burgeroorlog in Vlaanderen. Willem en Die- derik hadden ieder eene eigen partij. Die van den laatste was verreweg de talrijkste in het land ; maar Willem Cliton werd ondersteund door den koning van Frankrijk. Ook Godfried met den Baard , graaf van Leuven en hertog van Neder-Lotharingie, voegde zich bij de vijanden van Diederik ; wellicht in de hoop om zich van Rijks-Vlaanderen meester te maken. Misschien zou de burgeroorlog langdurig en verschrikkelijk geweest zijn , zoo niet Willem Cliton , in een gevecht voor Aalst , zoodanig gewond was geworden , dat hij 'in 1128) aan de gevolgen daarvan be- zweek. Nu besloot Lodewijk vi den graaf , die door de keuze der Vlamingen het waF, geworden te erkennen , en Diederik van den Elzas geraakte in het rustig bezit van Vlaanderen. Ilij was de eerste graaf uit een heldengeslacht , zooals de geschiedenis der middeleeuwen , dat heldentijdperk , er weinigen weet aan te wijzen. HOOFDSTUK V.

Begin van het graafschap Holland.

Men is ten onrechte gewoon zekeren Dirk als eersten graaf van Holland te noemen. Men rekent den aanvang van de regeering der hollandsche graven van het jaar 922. In dat jaar, op den 15" Juni begiftigde koning Karel de Eenvoudige te Bladella in Taxandrie 1) zijn getrouwen Dirk met de kerk van Egmond en al hetgeen daaronder behoorde van Suithardeshage tot aan Tortrapa en Kinhem toe , met alle liedeii , landen , bos- schen en wateren , om dat alles geheel en onaf hankelijk voor zich en de zijneu te bezitten , met macht om daarmede naar welge- vallen te handelen evenals met de andere bezittingen , die hij door erfrecht had verkregen. Het is moeielijk te bepalen, welke deze landen geweest zijn. Suithardeshage heeft ten noorden van Egmond gelegen. Kinhem is een Beek , die haar naani aan Ken- nemerland heeft gegeven. Sommigen zoeken Fortrapa in Zuid- Beveland , anderen in de omstreek, waar thans het eiland Wie- ringen ligt. Het waarschijnlijkst is , dat de giftbrief van Karel den Eenvoudige een landstreek omvatte , die zich uitstrekte ten noorden van Egmond tot het zuiden van Hillegom. Het begin van de macht van het huis, dat later het huis van Holland is genoemd , klimt nog hooger op en verliest zich in de duisternis van het tijdvak der noordsche invallen. De stam- vader was zekere -Gerolf , die omstreeks 839 door Lodewijk den Vrome met goederen in Westrachia Westergoo in Friesland

1) Het dorp Bladel in Noord-Brabant. 48 DIRK I EN DIRK II.

werd begiftigd. Nog later vindt men een anderen Gerolf , die in 889 door keizer Arnulf met goederen in zijn graafschap werd beschonken tusschen den Rijn en Suithardeshage. Deze Ge- rolf had twee zonen Dirk en Walger. Eerstgenoemde werd graaf van Friesland ; Walger was graaf in Teisterbant. 1) Het is deze Dirk , die als eerste graaf van Holland door de oude kroniek- schrijvers wordt genoemd. De naam van Holland is evenwel van latere dagteekening , en in de oudste oorkonden werden Dirk en zijne onmiddellijke opvolgers graven in Frfesland genoemd. De goederen , waarmede hij en zijn vader Gerolf werden begif- tigd , werden dit in vrij eigendom. , niet bij wijze van leen ge- daan. Het is evenwel waarschijnlijk dat zij , aan wie die goede- ren door karolingsche vorsten geschonken werden , het grafelijk ambt , bij aanstelling door die vorsten, uitoefenden. Van Dirk wordt weinig vermeld dan dat hij de kerk van Egmond , die door de Noormannen was verwoest, weder opbouwde en er een nonnenklooster stichtte. Hij verdedigde de friesche zeekusten tegen de Noormannen en zou (939) in een gevecht bij Ander- nach gesneuveld zijn. Hij en zijne gemalin Geva werden te Eg- mond begraven. Volgeus sommige kroniekschrijvers behoorde Dirk tot het huis der Karolingers ; volgens anderen zou hij een af- stammeling zijn geweest van den grooten saksischen held Wit- tekind. Het kan zeer wel zijn dat beide het geval geweest is. Ais tweede graaf van - Holland. wordt genoemd Dirk u. No- pens dezen vindt men vermeld dat koning Lothaar u hem (969), op verzoek der koningin Emma, erfelijk begiftigde met een woud (foreest) Wasda genaamd , met alle werden, akkers en wat er toe behoorde. Dat woord Wasda meent men terug te vinden in het land van Waas, in Oost-Ylaanderen en een gedeelte van zeeuwsch-Vlaanderen. Otto i schonk de burcht van Gent en het land , ten oosten van de Otto's gracht , aan Wichman , zoodat Dirk's bezitting, Wasda, onmiddellijk aan dat van Wichman paalde. Heeft dit moeielijkheden te weeg gebracht , die door een huwelijk uit den weg geruimd werden P Misschion. Althans Dirk ii huwde met Hildegaard , Wichman's dochter , en wij vinden dat zijn zoon Arnout burggraaf van Gent was. De bezittingen van Dirk II werden

1) Hierover in het vol ;end hoofdstuk. DIRK II. ARNULF. 49 nog aanmerkelijk vermeerderd. Den 25" Augustus 985 beschonk Otto m hem met de keizershal te Nijmegen , met al hetgeen gelegen is ‘tusschen de rivieren Liora, en Hisla - (de Lier niet ver van Wateringen en de hollandsche IJssel) Sunnamere (waarschijn- lijk Schouwen), het land tu.sschen de Medemelacha (Medemblik) en Chimmelosara en Gemarchi (niet bekend; waarschijnlijk in het land , dat thans door de Zuiderzee wordt bedekt) ; verder 's kei- zers aandeet in Texla (Texel) en al hetgeen de graaf als leen bezat, in Majaland (Maasland) Kinhem en Texla. Deze schenking geschiedde op verzoek der keizerin-weduwe Theophania. Zoo werden de Dirken met rijke goedereu , in volleu eigendom , be- giftigd in het land , dat zich uitstrekt van de monden van het Vlie tot aan de Schelde , die het land van Waas besproeit. Ge- deeltelijk behoorden deze goederen tot het rijk der westfran- kische , gedeeltelijk tot dat der duitsche koningen , grootendeels tot het lotharingische rijk , thans reeds met het duitsche ver- eenigd 1). -Dirk II had te kampen met de Hunnen , die in Lotharingie waren gevallen ; met de Noormannen, die de kusten verwoestten, met de West-Friezen , die de aanspraken der graven op hunne landen niet wilden erkennen , of hunne roofzucht niet konaen bedwingen. Zij drongen voort tot in de omstreken van Leiden , waar graaf Dirk hen versloeg (975). Dit geschiedde bij Rijns- burg. Het klooster van figmond was door die stroopers verbrand. Daarom verplaatste de graaf de nonnen naar Bennebroek. Zijne dochter Arlinde werd abdis. Dit nonnenklooster ging evenwel te niet daar geene novices mochten aangenomen worden. Dirk n overleed in 988. Arnulf volgde zijn vader op in. diens bezittingen, Hij was ook burggraaf van Gent, in welke stad hij was geboren. - Hij sneuvelde in een gevecht bij Winkel tegen de West-Friezen (993). Zijn zoon Adalbert werd burggraaf van Gent; Dirk in volgde hem op in zijne bezittingen van Friesland. Sikko ,of Siegfried werd stamvader van het adellijke huis der Teylingens waarvan de Brederode's eene vertakking zijn.

1) De geschiedonderzoekers staan hier voor de inoeilijke : Waal' en hoe die verschillende bezittingen gelegen waren en tot welk rijk zij behoor- den : een natuurlijk gevolg van bet duistere der verschillende bescheiden, die tot ons zijn gekomen. IIIe D. 4 50 DIRK HI. Met Dirk III treedt Holland in de geschiedenis te voor- schijn. Vandaar dat sommigen hem eigenlijk als Hollands eersten graaf beschouwden. Zijne bezittingen waren nog niet een afgerond geheel. Hier en daar werden zij doorsneden door landen , die aan de Kerk van Utrecht behoorden : noordwaarts werden zij betwist door de West-Friezen, een ontembaren volksstam, die aan den graaf van Friesland niet die gravenrechten , waarop deze aanspraak maakte , wilde toekennen. Een gedeelte des lands , dat hij beweerde hem toe te komen , was niets dan een onherbergzaam oord , weinig bewoond , verbrokkeld door talrijke stroomen en bedekt met wouden : een landstreek nogtans , die door hare ligging van het

.grootste gewicht was. Immers, de Maas en Rijn , de stroomen , die de hartader nitmaakten der rijke bisdommen Utrecht , Keu- len en Luik, vereenigden zich daar om zich in den Oceaan te ontlasten. Zij vormden den eenigen weg van verkeer voor de weinige handelslieden dier dagen , die naar Brittannie en elders tOgen. Dirk in begreep de belangrijkheid van die streek gronds en zond er gedurig een zeker getal lieden heen om er zich te vestigen. Toen dat getal groot genoeg was , kwam hij zelf, bouwde er een burcht en omgaf die met verschansingen. Op die wijze ontstbnd Hollands eerste stad, Dordrecht. De streek , waarin zij werd gebouwd , werd om het menigvuldige hout, dat er groeide , Holtland genoemd , ter wille van de zachtheid van uitspraak Hol- land geworden. Dcze naam verdrong in Dirks titel , dien van graaf van Friesland, en Dirk in- en zijne nazaten werden bekend als graven van - Holland. Evenwel bleef de naam van Friezen nog geruimen tijd voor de bewoners dier streken behouden : getuige de bijnaam, die aan Robert van Vlnanderen werd gegeven , toen hij de gravin- weduwe Geertruida huwde en Hollands voogd werd alstoen werd hij voor de Vlamingen Robert de Fries. Het oord, waarin Dirk in zijne nieuwe stad bouwde , was door de keizers in leen gegeven aan de bisschoppen van Neder- Lotharingie, vier onderdanen zoo veel belang hadden bij den wa- terweg. Door Dordrecht werd die thans versperd, want Dirk in had er onmiddellijk een tol opgericht. Ook in zijne dagen kende men reeds het : macht gaat boven recht. Het recht om tol tb heffen op een grondgebied , dat hem niet behoorde , was eene BOUW VAN DORDRECHT. 51 onuitstaanbare aanmatiging ; maar de kooplieden, die van Keulen, Luik , Tiel en Wijk-bij-Duurstede kwamen , moesten zich er aan te onderwerpen , wilden zij niet uitgeplunderd worden. Dit gaf aanleiding tot groote klachten. Toen nu keizer Hendrik rr1 te Nijmegen het Paaschfeest kwam vieren (1018), dienden de bis- schoppen van Neder-Lotharingie eene klacht bij hem in over de geweldenarijen, die hunne onderdanen ondergingen van de krijgs- mannen van graaf Dirk. Deze werd voor den Keizer geroepen om zich te verantwoorden; doch Dirk toonde zich niet bereid om aan 's keizers bevelen te gehoorzamen , maar vertrok en be- reidde zich tot den strijd. Dit is de ware toedracht der zaak de bisschoppen , waaronder die van Utrecht, waren ontegenzeg- gelijk in hun recht en maakten zich noch schuldig aan heersch- zucht, noch aan moedwillig ontsteken van de oorlogsfakkel. Zij verdedigden hunne onderdanen slechts tegen een machtig beer , die als echte roofridder in zijne tijden zeer alledaags handelde. Nit behoorden de bisschoppen, wier rechten gekrenkt werden, (behalve die van Trier , onder Opper-Lotharingie behoorende) alien tot Neder-Lotharingie , weshalve keizer Hendrik ill aan den hertog van dat land, Godfried rr , opdroeg , om met zijne manschappen en die van den aartsbisschop van Trier en van Keulen , benevens die van de bisschoppen van Kamerijk , Luik en Utrecht , Dirk tot zijn plicht te brengen. De aanval begon van den kant van Utrecht. De bisschop dier stad , Adelbold , zeide aan Dirk alle leenen op , welke hij van de utrechtsche kerk had. Dirk Bavo , graaf van Unroch of van Bodegraven , wiens graaf- schap zich over een groot gedeelte van het huidige Zuid-Holland uitstrekt, begon den krijg tegen graaf Dirk van Holland ; doch werd door dezen verslagen en uit zijne bezittingen verdreven. Niet minder gelukkig was Dirk in zijn krijgstocht in het Zui- den van zijn gebied. Godfried van Lotharingie kwam met e,en machtig leger om het pas gebouwde Dordrecht omver te halen. Iri zijn leger bevonden zich de bisschoppen van Luik en Utrecht. Volgens de gewoonte dier tijden, trokken de kerkvoogden aan het hoofd hunner reenmannen ten strijde, ofschoon zij zelven Been wapens voerden. Het moeras- en waterachtig terrein kwam Dirk uitmuntend te stade en berokkende zij,nen aanvallers groo- ter nadeel , dan een dubbele krijgsmacht tegen hen. Immers, de 52 BEGIN VAN HOLLAND. Neder-Lotharingers kwamen op hunne strijdrossen , zwaar gewa- pend , alsof zij op den grond van Brabant uittogen, zoodat hunne paarden in den moerasachtigen bodem zakten. Opeens ontstaat er een (misschien uitgelokt) valsch alarm, De kreet yvlucht, hee- ren , vlucht !" bracht Godfrieds leger in de grootste verwarring. De nederlaag was beslissend. Hertog Godfried werd gevangen genomen en een groot getal ridders bleef op het slagveld. Sinds den tijd van Karel den Groote zegt een kroniekschrijver , had men in deze landen zulke slachting niet aanschouwd, Deze overwinning, door Dirk in behaald (27 Juli 1018), besliste over den uitslag. In die tijden toch waren vele oorlogen Diets anders dan veldtochten , die met e,en jaargetijde eindigden. Waarschijn- lijk zal de gelukkige uitslag, dien zijn opstand tegen het kei- zerlijk gezag voor. Dirk in gehad heeft , gedeeltelijk zijn toe te schrijven aan zijne gematigdheid na de overwinning. Dirk stelde hertog Godfried zonder losgeld , hetgeen hij, volgens de gewoon-- ten dier tijden , met recht kon vorderen , vrije voeten. Godfried diende op zijne beurt als bemiddelaar voor den graaf bij den keizer. Deze beleende hem met bet betwist grondgebied aan de Merwe , .en stond ook toe , dat hij het graafschap Bodegraven van den bisschop van Utrecht in achterleen ontving. Dit was het eigenlijk begin van het graafschap Holland. In een brief van Hendrik iv , gedagteekend 1064 , wordt ge- sproken van comitatus omnis in Holland. Op een rijksdag te Hirschfeld , die door keizer Koenraad , opvolger van Hendrik ii bijeengeroepen werd , en waarop Dirk in , na zijne overwinning verscheen , wordt hij nog genoemd : // Graaf in Friesland." Noordwaarts van Dirks graafschap woonden de West-Friezen , die geen anderen heer dan den keizer wilden erkennen. Het is duis- ter op welke gronden de hollandsche graven aanspraak maakten op het beheer over dat vrijheidlievend yolk. Gedeeltelijk berustte dit op keizerlijke giftbrieven ; misschien ook gedeeltelijk op grond van bezittingen , welke zij in die landstreek hadden ; misschien ook gedeeltelijk op grond van het graaflijk ambt, lun door de keizers veileend. In alien gevalle , de West-Friden d. w. z. zij, welke het huidige Noord-Holland ten oosten van Alkmaar be- woonden , wilden zich die rechten niet laten welgevallen. Dirk in maakte zijn broeder Sikko (praeses) landvoogd van Friesland. Deze, DIRK IV. wiens bezittingen in de streken van Haarlem tot Beverwijk lagers, voerde jaren ling tegen die onrustige naburen oorlog. Dirk m zelf besloot in zijne laatste levensjaren tot een pelgrimstocht naar het Heilige Land. Van daar teruggekeerd stierf hij in 1039. Bij zijne echtgenoote Odilde, eene dochter uit het huis van Saksen, uit hetwelk ook Hendrik n was ontsproten liet hij twee zonen na, Dirk en Floris. Dirk Iv volgde zijn vader op. Floris werd graaf in Fries- land. Pit is waarscirijnlijk in lien zin te verstaan , dat hij , de jongere broeder , de bezittingen in het land der West-Friezen kreeg en tevens zijns broeders stedeliouder in die laiidstreek werd. Dirk Iv was, gelijk zijn vader, een strijdzuchtig en onrustig vorst, zooais trouwens de meeste zijner tijdgenooten dit waren. Gedu- rende de tien jaren zijner regeering was hij in voortdurenden twist en oorlog met zijne naburen. Al dadelijk geizaakte hij in onmin met Baadewijn v, graaf van Vlaanderen. De zeeuwsche eilanden waren een voortdurende bron van bloedige oneenigheid tusschen de graven van Holland- en Vlaanderen. Beiden beweerden door de keizers beleend te zijn net de landen bewesten de Schelde , Walcheren, Zuid-Beveland en Wolfaartsdijk. Het kwam echter ditmaal niet tot een oorlog. Andere veeten verbonden de beide graven tegen een gemeenschappolijken vijand, keizer Hendrik in , die in 1039 zijn vader Koenraad van Franken was opgevolgd. Er werd een bondgenootschap tussclaen verscheidene vorsten in de Nederlanden gesloten. Godfried iv , hertog van. Neder-Lotha- ringie , was de ziel van dit bondgenootschap. Zooals wij vroe ger gezien hebben ), wilde deze Godfried , niet tevreden met zijn hertogdoin van Neder-Lotharingi6, ook dat van Boven-Lotharin- gie van zijnen broeder meester worden ; hetgeen keizer Hendrik in hem belette. Des hertogen opstand berokkende hem vervallen- verklaring van zijn leen, dat aan Frederik van Luxemburg werd gegeven. De zaak van Godfried was de zaak der groote leen- mannen , die zich reeds de erfelijkheid aller leenen aanmatigden. Graaf Baudewijn liet zich gemakkelijk winnen : even gemakkelijk graaf Dirk. Deze had bovendien nog eene andere grief tegen den. keizer. Diens vader toch had aan den bisschop van Utrecht, Ber-

1) Hoofdstuk i. 54 OORLOG TEGEN DEN KEIZER nulf, belangrijke bezittingeu in het graafschap Teisterbant ge- schonken , op welke Hollands graaf aanspaaak maakte en Hen- drik in handhaafde den bisschop in het bezit daarvan. Wat weer is , de keizer schonk in 1047 aan de kerk van Utrecht de land- streek terug , waarin Dordrecht lag : dezelfde landstreek, die Dirk in met zooveel volharding en stoutlieid, al - is het ook niet met eerlijkheid , had verworven. De keizer liet op de Maas een vloot bijeenbrengen , die Dordrecht bij verrassing innam. Nu ontbrandde de oorlog : de bisschop van Utrecht Meld de zijde des keizers. Godfried van Neder-Lotharingie , Baudewijn van Vlaanderen en Dirk van Holland stonden aan de eene nauw verbonden , tegenover hunnen leenheer. De eerste toog naar Nijmegen , des keizers hof , dat hij onverhoeds aantastte en in brand stak de tweede viel in het land van ,.4alst, dat een keizerlijk leen was ; de derde in het gebied van de kerk van Utrecht. Hendrik in viel in Holland en nam Vlaardingen en het versterkte Rijnsburg in. Het buiige najaarsweder kwam echter spoedig opdagen als . bondgenoot van Hollands graaf; de keizerlijke ,vloot op de Maas werd door de lichte kielen der Hollanders bestookt en menig nadeel toegebracht , zoodat zij bijna geheel en al verstrooid ge- raakte. Men ziet nu alreeds , dat de grond en het water de sterkste verdedigingswerktuigen van Holland waren : iets wat wij in den loop van de geschiedenis der volgende eeuwen herhaalde- lijk weder zullen zien. De moeielijkheden, waarmede de keizers van het duitsche rijk telkenreize met hunne leenmannen, en niet het minst in Italie, hadden te kampen , beletten Hendrik iii de op- roerige leenmannen hier te laude te onderwerpen. Door tusschenkomst van Leo Ix werd de vrede gesloten , waarbij Dirk iv in het be- zit bleef van het erfgoed , dat hij van zijn vader had ontvangen. Ter nauwernood was, deze oorlog geeindigd of raaf Dirk werd in een nieuwen strijd gewikkeld. Op een steekspel te Luik doodde hij , bij ongeluk , een broeder van den aartsbisschop van Keulen. De keulsche ridders richtten hierop een bloedbad aan onder Dirks ge- volg. Deze ging vol woede naar huis, liet alle schepen van Keule- uaars en Luikenaars , die te Dordrecht lagers , in beslag nemen en de schippers vermoorden. Nu kwamen de krijgslieden van Keulen, Luik , Metz en Utrecht Dirk den oorlog aandoen. Zij maakten zich meester van Dordrecht, werden daaruit weder door FLORIS I; 55

Dirk verjaagd ; doch deze , getroffen door een vergiftigden eindigde zijn rusteloos en woelziek leven op 10 Januari 1049. Men wijst nog binnen Dordrecht het huis aan, voor hetwelk graaf Dirk sneuvelde. Hij was ongehuwd ; zijn broecler Floris volgde hem op in zijne bezittingen en leenen. Floris z ontving met de landen zijns broeders ook diens vee- ten en vijanden als erfenis. Dordrecht bleef een scherpe doom in het oog van de meesters der Rijn- en Maaslanden : toevalli- ger wijze allen of althans verreweg de aanzienlijksten onder hen , bisschoppen. Evenwel gaf de tweede opstand van Godfried van Neder-Lotharingie hem verademing ; de dood van Hendrik in deed dit insgelijks , doch slechts voor korten duur. Agnes, de voogdes des jongen keizers Hendrik iv werd door Willem van Gelder, opvolger van Bernulf, overgehaald om een heirvaart uit te schrijven tegen den graaf in Holland. De aartsbisschop van Keulen , de bisschop van Luik, Wichman graaf van Gelder, Lambert graaf van Leuven , Herman heer van Cuyk namen allen daaraan deel. Dordrecht was het hoofddoel van den tocht. Een krijgslist van Hollands graaf verschafte hem nogtans de over- winning op de bondgenooten. Hij liet om de stud grachten graven en die met rijs en zoden bedekken. Toen nu de zware ruiterij hies op kwam , geraakte zij in de grootste verwarring , die aan Floris eene gemakkelijke en beslissende overwinning bezorgde. De graven van Gelder en van Leuven werden zijne gevan- genen. Zij werden tegen losgeld vrijgegeven. De belangrijke verlie- zen , door hen geleden , deden de verbondenen van alle verdere aanvallen op Dordrecht afzien. Het vuur des oorlogs bleef nog drie jaar smeulen. Toen ontvlamde het weer. Floris trok zijn vijanden te gemoet tot in de Betuwe , bij Neder-Hemert , en sloeg hun legertje nogmaals. Doch zijne zorgeloosheid kostte hem het leven. Vermoeid van de vervolging der geslagen vijanden legde hij zicli onder een boom te ruste, waar hem door den heer van Cuyk, met eenige vluchtelingen derwaarts gekomen, de hersenen werden ingeslagen (18 Juni 1061). Hij liet een noon na, met name Dirk , die om zijne jeugdige jaren onder voogdij zijner moeder, Geertruida uit het huis van Saksen , werd gesteld. 56 ROBERT DE FRIES.

De tijdsomstandigheden waren voor de moeder van graaf Dirk allermoeielijkst. De bisschop van Utrecht kwam opnieuw met de aanspraken zijner kerk op het graafschap, dat thans reeds Hol- land word geheeten , of althans op het grootste gedeelte daarvan , voor den dag. Verscheidene giftbrieven namelijk van verschillende keizers gaven en aan de Kerk van Utrecht en aan de naneven van den eersten Dirk gegronde rechten. De erfelijkheid der leenen, hoezeer nagenoeg een feit , was nog gen. rechtsbeginsel. Dan ook viel het moeielijk te zeggen , wat allodia- algoederen , wat leenen van het gravenhuis van Holland waren. Geen wonder , dat bisschop van de minderjarigheid des hollandschen graven gebruik zocht te maken. Trouwens , het belang zijner onderdanen gebood hem dit : want Dordrecht bestond nog altijd als een ijzeren - poort aan de stroomen , die het bischoppelijk gebied besproeiden. Nu was ook het rijksgebied handen van eon minderjarige, van keizer Hendrik IV, en in diens plants voerden nu zijne moeder Agnes en Keulens aartsbisschop , Hanno , de regeering. Keulens aartsbis- schoppen waren gemengd geweest in de oorlogen om Dordrecht. Daarbij kwam , dat Hollands gravenhuis in de twisten , om de keizerlijke waardigheid gevoerd , steeds de partij van het Huis van Saksen tegen dat van Franken trokken. Hendrik iv was van het frankische (of salische) keizershuis. Dit alles was reden genoeg om den toestand voor den minderjarigen graaf van Holland hachelijk te maken. Willem, bisschop van Utrecht, wist (30 April 1064) op naam van den duitschen keizer een giftbrief te ver- krijgen, waarbij aan zijne kerk het graafschap in Westflingen (bewesten het Vlie) en langs de oevers van den Rijn , benevens de kerk van Egmond , geschonken werden als leen. Drie dagen later werden bij andere giftbrieven daaraan toegevoegd de goe- deren van Pette tot aan de Maas, welke Dirk in en diens zonen 11 onrechtmatig aan' de Utrechtsche kerk ontweldigd hadden", als- mede het graafschap Holland , met alles wat aan de schatkist van den duitschen 'keizer behoorde. Zoo bleef er zeer weinig over voor den zoon van Dirk iv. De vraag was hoe de utrecht- sche kerkvorsten -zich in het bezit dier hun geschonken landen zouden stellen. Nu leefde er in die dagen een avonturier , zoon van het vlaainsche gravenhuis, de beroemde Robert de Fries, over wien GODFRIED MET DEN BULT. 57 wij reeds gesproken hebben. Deze Robert zocht alom waar hij zich op de wijze der oude noormansche zeekoningen , met welke hij nauw verwant was, een koninkrijk , hertogdom of graafschap zou veroveren. De gravin-weduwe van Holland was nog jong : hij bood haar zijne hand, die zij aannam. Nu had Robert een werkkring, zijner moed en heerschzucht waardig : Geertruida een beschermer voor hare kinderen. Hij was reeds in het bezit van het graafschap Aalst, de Vier Ambachten (Hulst en Axel) benevens de Zeeuwsche `eilan.den bewesten de Schelde ; zijne lan- den paalden dus aan die van Hollands graven. Onder bescher- ming van dozen dapperen degen was Geertruida en hare kinde- ren zeven jaren lang veilig. Utrechts bisschop vond geen gele- genheid om zich in het bezit te stellen van de hem geschonken leenen , maar trok als pelgrim naar het Heihge Land. Maar na zeven jaren veranderden de omstandigheden. Gelijk wij verhaald hebben , toen wij over Vlaanderen spraken , had Richilde's tirannie het geduld der Vlamiiigen afgemat. Robert werd naar het vaderli,jk land teruggeroepen. Van .deze gelegen- held maakte Utrechts bisschop , die inmiddels uit Palestina, was teruggekeerd, gebruik. Robert had de handed vol werk in Vlaan- deren , waar de Henegouwers , Frankrijks koningen , en een ge- deelte der Vlamingen , Richilde's partij trokken. Voor een wijle tijds moest hij zelfs de vlucht nemen uit Vlaanderen. Bisschop Willem van Utrecht rekende zich editor niet sterk genoeg om zich zelf in het bezit van Holland te stellen , weshalve hij de hulp inriep van Godfried met den Balt hertog van Neder-Lotha- ringie. De bisschop schonk dozen alle landen, die aan de kinde- ren van Dirk iv behoord hadden en zijner Kerk in been gegeven waren , als achterleen aan Godfried. Deze kwam naar Holland , sloeg Robert en dwong hem de vlucht to uemen, met vrouw en • kinderen, naar Saksen tot zijn schoonvader. Na werd God- fried meester van geheel het graafschap van Dirks kinderen. Hij regeerde er vier jaren en bouwde er gedurende dien tijd de stall Delft. Hij werd in 1076 te Antwerpen , volgens anderen te Nlaardingen, door een dienaar van het hollandsche gravenhuis vermoord. In hetzelfde jaar stied ook bisschop Willem en werd opgevolgd door Koenraad , uit het huis der hertogen van Zwa - ben , leermeester van keizer Hendrik iv. 58 DIRK V.

Inmiddels hadden de zaken een keer genomen. Robert de Fries bleef in Vlaanderen overwinnaar en , wist zich in het bezit van dat land te handhaven. Geerfruida's zoon, Dirk v, was meerder- jarig - en een dapper krijgsman geworden gelijk zijn vaderen. Robert de Fries was vermaagschapt met het ko.ningshuis van Engeland, hetwelk manschappen zond, die, met vlaamsche benden vereenigd , den bollandschen graaf te hulp kwamen. Aan de mon- den van de Maas kwam het tot een scheepsgevecht tusscb.en Dirk en het leger van den utrechtschen bisschop. De Hollan- ders behaalden de overwinning. Dirk ontscheepte zieh en sloeg het beleg voor het slot Usselmonde, dat door de Utrechtschen was gebouwd , om de hollandsche stroomen te beheerschen. Bisschop Koenraad zelf beyond zich op dat slot : hij word gedwongen het over te geven. Hem werd vrije aftocht verleend , mits hij Holland verder ongemoeid liet. Dirk liet het slot van IJsselmonde of bre • ken , en was nu in het bezit van zijn voorvaderlijk erigoed. Hij ging een huwelijk aan met eene dochter uit het saksische her- togshuis en regeerde zijn land in vrede tot aan zijnen dood (1091). Het aanzien van Hollands graven nam. door hun moed en beleid grootelijks toe. Zij werden zeer geroemd onder de edelste geslachten van het duitsche rijk. Door het huwelijk van Dirks moeder met Robert was hij in nauw„ verwantschap met het huis der graven van Vlaanderen. Zijne halvezuster, Adelheid , huwde met Kauuut koning van Denemarken ; zoodoende was Karel de Goede zijn neef. Zijne zuster Bertha trad in den echt met

Filips, koning van Frankrijk. Zijn zoon Floris 11, bijgenaamd d.e Vette, volgde hem op. ilij was gehuwd met Petronella , dochter van Dirk , .hertog van Opper-Lotharingie aij was nauw vermaagschapt aan Lothaar van Saksen, die later duitsch keizer werd. Floris was , ongelijk aan zijne voorzaten , een rustig vrede- lievend vorst. Niet gelijk aan zijne voorvadere'n, beminde hid vrede en ge- mak. Hoeveel arbeid , zorg en kosten ik deze drie weken ach- tereen besteed heb" schreef de abt van St.-Truyen , die in eon zaak, zijn klooster betreflende, Floris bijstand noodig had — „is ongelootlijk. Ik moest den zeer rijken en zeer vetten graaf uit Holland naar Utrecht , met zilveren koorden trekkers."' Floris voerde , wat een zeldzaamheid was in zijne eeuw , slechts een- FLORIS DE VETTE. 59 maal oorlog. Hij mengde zich namelijk in een strijd , dien kei- zer Hendrik II voerde tegen Robert ii , graaf van Vlaandefen , zoon van Robert den Fries en Floris' halvebroeder. Hollands graaf trok des keizers partij. De strijd werd spoedig bijgelegd. Floris ontving Zeeland bewesten de Schelde en het land van Waas, in achterleen van den graaf van Vlaanderen. Hij stierf in 1122. HOOFDSTUK VI.

Het bisdom Utrecht , de graafschappen Teisterbant , Hamaland, Zutfen en Friesland , van ongeveer 900 tot ongeveer 1118.

In de eeuwen, die van de verbrokkeling van het karolingische rijk tot aan den aanvang der kruistochten en later nog, ver- liepen, was het bisdom Utrecht ongetwijfeld het aanzienlijkste en belangrijkste onder al de kleine leenstaten , waarin de Ne- derlanden , boven den Maasstroom, verdeeld waren, Het begin van de tijdelijke macht der bisschoppen van het duitsche rijk in het algemeen , en die van Utrecht in het bij zonder, is ]xtoeie- lijk, bij een bepaald jaartal af , vast te stellen. Het wereldlij ke gezag der hooge geestelijkheid is allengs •en uit den drang der omstandigheden geboren : zoo ook dat der utrechtsche bisschoppen. Be H. Willibrord bezat reeds aanzienlijke goede- , ren , hem door vorsten en aanzienlijken geschonken , die hij evenwel niet alien aan de utrechtsche kerk naliet. Onder zijne opvolgers werden deze bezittingen nog vermeerderd en nam de utrechtsche bisschopszetel gestadig in macht en aanzien toe. // Het utrechtsche land ontving zijn luigter van de geestelijk- heid. Veel moeite had liet dezen gekost om hier, omringd van de heidensche wildheid der Friezen , eene vaste burcht voor de christelijke beschaviug te grondvesten. Herhaaldelijk hadden Friezen en Noormannen de monniken vermoord en 'hunne ne- derzetti ngen vernield. Telkenreize werd het werk van nieuws af aan begonnen. Men bouwde de omvergeworpen kerken weder op en de geloofsverkondigers werden niet moede, • om van Utrecht BISDOM VAN UTRECHT. 61 uit te trekkers naar de waterplassen van het heidenenland. Dik- wisps mocht het hun bang wooden om het hart, wanneer zij het stormen en loeien der Noordzee hoorden , en wanneer plot- seling de watervloeden langs duizende wegen onder hunne voe- ten opzwollen , — door ongelooflijke opofferingen en inspanning ge- lukte het hun eindelijk de hardnekkigheid der Friezen te breken en aan christendom en beschaving den weg te banen. Aall ieder yolk , aan iederen vorst , die het eerst christendom en bescha- ving in de naburige landen invoerden , aan dezen bereidden zij daar macht en invloed. Ook Utrechts bisschop breidde zijne vor- stelijke macht uit over die landen , welke aan zijn herderstaf on- derdanig werden : zijn gebied strekte zich uit van de monden des Rijns tot aan Groningen. Om zijn bisschopszetel verza-- melde zich alles wat behoefte aan het brood des geestes gevoelde. Prachtige kerken en paleizen verhieven zich ; wijd beroemd wa- ren Utrechts kapittelscholeu -en geleerde heeren ; de stad werd het Rome der Nederlanden." 1) Dus spreekt een onzer nieuwere geschiedschrijvers over de oorzaken van de macht en van den invloed, die Utrechts bisschopzetel uitoefende op de omliggende landen. in de omstandigheden, door hem opgegeven , zijn de ware redenen te zoeken van den oorsprong van het wereldlijk gebied der kerkvorsten, niet slechts over de landen, waar de Rijn in den Oceaan valt , maar geheel Europa door , en niet in mensche- lijke heersch- of hebzucht. De negende en tiende eeuw waren voor het bisdom Utrecht, even- als voor alle kustlanden der karolingisehe rijken, een allerhachelijkst tijdperk. De Noormannen en Denen vonden dat bisdom het eerst op hunnen weg : in de talrijke nog heidensche Friezen von- den zij stam- en geloofsverwanten , van nature reeds geneigd ge- noeg om zich bij die stoute zeeschuimers aan te sluiten. De hon- derde inhammen, de, wijde riviermondingen boden hun een aller- gunstigste gelegenheid aan , om dadelijk tot in het hart des lands door te dringn. Geen wonder clan ook, dat het utrechtsche bisdom vreeselijk van de Noormannen had te lijden. Het land werd verwoest, de bevolking vermoord of vluchtte heinde en verre. De schrik, welken zij inboezemden, was zoo groot , dat aan de litanie de woor-

1) Von Loher, tracobaea von Bayern and ihre Zeit, I, p. 10. 62 H. RADBOUD. BALDERIK. den toegevoegd werden : ',van de Noormannen , verlos ons Heer I" Tiet, Wijk-bij-Duurstede en Utrecht zelf werden meer dan eens door hen geplunderd of in assche gelegd. Wij zouden ons bestek overschrijden , zoo wij van alle bis- schoppen van Utrecht, sinds den H. Willibrord gewag maakten. De geschiedenis van de eerste opvolgers van dezen Heilige en van den H. Bonifacius biedt niet veel gedenkwaardigs aan. Velen hunner waren brave en vrome mannen , die order de Heiligen werden geplaatst , als Gregorius en Fredericus. Beroemd vooral om zijne deugd en uitmuntende hoedanigheden , was Radboud , die in 901 den bisschoppelijken zetel beklom. Hij stamde of van die vermaarde voorvechters van het germaansche veelgodendom, wier naam hij droeg : van Friesiands koningen. Zijne vroomheid en geleerdheid deden de aandacht op hem vestigen , en hij werd daarom tot Utrechts bisschop verkozen. Zoodra had hij deze waar- digheid niet aanvaard , of hij trok het kleed van de zonen van den H. Benedictus aan. , wijl zijn bisschopszetel door de monniken van deze arde was gesticht en de meesten zijner voorgangers daartoe hadden behoord. Hij was uiterst spaarzaam en eenvou- dig in zijne levenswijze, maar onuitputtelijk in aalmoezen. De invallen der Noormannen dwongen hem Utrecht te verlaten en de wijk te nemen naar Deventer. Hij stierf (918) te Ootmar- sum in Menthe. Zijn lijk werd naar Deventer vervoerd en - al.- daar begraven. Hij werd opievolgd door Balderik, welke naar de ' gewone berekening als vijftiende. bisschop van Utrecht be- ken d .staat. Deze Balderik was insgelijks een man van aanzienlijken huize : zijn vader was zekere Rixfried, grad van Kleef. Zijn zetel Utrecht was nog in de macht der Noormannen. Het gelukte hem , met behulii van den duitschen keizer Hendrik I, deze, roovers daaruit te verjagen. Hij vond de stad deerlijk vervallen, de kerken ver- nield of geschonden Hij trok nieuwe muren en bolwerken op , en bouwde nieuwe kerken. De kerk , toegewijd aan St. Maarten, was door hem opnieuw opgetrokken , evenals die van St. Sal- vator. De kerk van Oldenzaai werd insgelijks door hem gesticht, en het gebeente van den H. Plechelmus derwaarts overgebracht. Hij riep de verstrooide inwoners terug en wist zijne stad en zijn volk- tegen de Noormannen te handhaven.. Hij stond in hoog ANSFRIED. ADELBOLD. 63 aanzien bij de twee eerste Otto's, die elkander op den keizers- troon opvolgden. De milddadigheid dozer vorsten verrijkte zijne kerk aanzienlijk en legde de vaste grondslagen voor het wereld- lijk gezag der utrechtsche bisschoppen. Hij stierf in hoogen ouder- dom na een langdurige regeering van negen-en-vijftig jaren (977). Hij ligt begraven in Utrechts Dom. Balderik had tot opvolger Ansfried. Hij was van zeer aanzien- lijk geslacht ; volgens de meesten, zoon van een graaf van Leu- ven , volgens anderen van een graaf van Dinant. Eer hij den bisschopsstaf aanvaardde, had hij in de wereld geleefd en de wa- penen gedragen. Zijne bescheidenheid verbood hem de hooge kerkelijke waardigheid aan to nemen , die hem werd aangeboden: hij deed dit slechts op aandrang van keizer Otto in en Notger, bisschop van Luik.. Ansfried wordt geschilderd als een man , die de gerechtigheid beminde , die zich door geschenken noch ter linker noch ter rechterzijde liet aftrekken ; vriendelijk en beschei- den in den omgang , maar standvastig iii hetgeen hij eenmaal had voorgenomen of bevolen. Toen hij bisschop was geworden , stichtte hij een klooster , dat eerst Hohorst , vervolgens de Hei- ligeberg en later St.-Maria'sberg is genoemd. Het lag niet ver van Amersfoort : de naam us van is nog bewaard gebleven in de Hei- ligeberg. Later zijn de monniken , die het bewoonden, door bis- schop Bernulf overgebracht binnen Utrecht in de St.-Paulusabdij. In deze zijn geliefkoosde stichting bracht Ansfried zijne levens- dagen door ; waar hij dagelijks twee-en-zeventig armen eigenhan- dig spijzigde. Hij stied daar in 1008. Zijne dochter Benedicta wilde dat hij er zou begraven worden : doch het yolk van Utrecht haalde zijn lijk weg. Het wilde dat de overblijfselen van hun geliefden herder , die als een Heilige werd vereerd, binnen hunne veste zou rusten. Hij werd begraven in de St.-Maarten- dom : aan welke kerk , to zamen met die van St. Salvator, hij zijne bezittingen bij Weesemaal en Tongerloo had geschonken. Adelbold, een Fries , volgde Ansfried op in de bisschoppelijke waardigheid. Hij was, gelijk de meesten bisschoppen van Utrecht in deze eeuw , een monnik der orde van den H. Benedictus, regulier in de abbij van Lobbes , in Luikerland , toen hij werd verkozen. Adelbold stond in hoog aanzien bij keizer Hendrik n. Hij was de herbouwer van de utrechtsche hoofdkerk. 64 H. BERNULF.

De oudere , eerwaardig als stichting van den H. Willibord , was door de Noormannen vernield : bisschop Balderik begon op de plaats der verwoeste eene nieuwe to bouwen, aan welken arbeid doOr zijne opvolgers de laatste hand is gelegd. Den 26 n Juni 1022 werd deze kerk , die echter naar een geheel ander plan dan de tegenwoordige Dom zal ontworpen zijn geweest, door Adelbold inge- wijd , inn tegenwoordigheid van keizer Hendrik IT en twaalf his- schoppen. Adelbold was de eerste mijtervorst van Utrecht, die oorlog voerde. Wij hebben , then wij over graaf Dirk III van Hol- land en de opkomst van Dordrecht spraken , reeds verhaald uit welke oorzaken dit geschiedde en hoe ongunstig de krijg voor Utrechts bisschop eindigde. Adelbol d wordt door Beda , den schrijver der geschiedenis van de bisschoppelijke kerk van Utrecht, geprezen als iemand wel is waar , ongelukkig in het voeren van de wa- penen , maar als ijverig en voorzichtig in zijne bisschoppelijke bediening ; iemand die alles wat den godsdienst aanbelangde, ver- meerderde en uitbreidde , en de vervallen kerken weder opbouwde. Hij stierf in 1027. Na Adelbolds dood ontstond er oneenigheid , • wien men tot zijnen opvolger zou benoemen. Nu was keizer Koenraad, op- volger van Hendrik II, naar Utrecht getogen. Zijne gemalin Gisela vergezelde hem in hoog zwangeren stmt. Hij lief haar achter te Oosterbeek (in Gelderland) ten huize van den pastoor van het dorp, T3ernulf. Daar werd Gisela moeder van eenen zoon. Bern.ulf kwam naar Utrecht den keizer deze blijde tijding bren- gen. Koenraad meende in hem den man gevonden te hebben , die met eere den bisschoppelijken zetel kon innemen : door zijn macht en invloed werd Bernulf dan ook tot bisschop van Utrecht gekozen. En deze hooge bediening kon aan Been waardiger man opgedragen worden. Hij is voornamelijk beroemd geworden door de kerken, die hij in zijn bisdom heeft gebouwd of met nieu- wen luister, , nadat zij zooveel van de Noormannen hadden ge- leden , heeft doen herstellen. De St.-Pieter van Utrecht is aan hem het aanzijn verschuldigd; zoo ook de St.-Janskerk. De kerk te Zwolle werd door hem gebouwd , die van St.-Lebuinus te Deven- ter vernieuwd : behalve deze zijn nog vele andere kerken door Ber- nulf gesticht of uit de bouwvallen -opgetrokken. Men achte dit niet als een werk , dat, alleen uit een kerkelijk oogpunt beschouwd , BISSCHOP WILLEM. 65 verdienstelijk kan genoemd worden ; 'het was dit evenzeer als men de zaak uit een maatschappelijk oogpunt beschouwt. De kerk was het middelpunt van geheel het burgerlijk levee eener bevolking. De school , de armenverzorging, hetgeen wij thans den ,,burgerlijken stand" noemen , waren alien teu nauwste verbonden met de kerk. Het bouwen en stichten der nieuwe kerken in die streken , welke door de Noormannen in een staat van verwil- dering waren teruggebracht in die plaatsen, waar zich de bevol- king verzanielde, zoodat er een stad of dorp ontstond , was evenveel als • een middelpunt van geestelijk en maatschappelijk levee te voorschijn te roepen. Daarom verdient Bernulf gerekend te worden onder de grootste mannen , die de noordelijke Neder- landen in the eeuwen hebben opgeleverd. Mochten de graven in Friesland , later graven van Holland, zich jegens het voorgeslacht verdienstelijk hebben gemaakt door pawl en perk te stellen aan de invallen der noordsche zeeschuimers , door de kern te vormen voor het toekomstige Holland , de kern der noordelijke Nederlan- den , — nog grooter verdiensten hebben , naar ons inzien , Utrechts bisschoppen gehad. Terwij1 de geharnaste krijgsmannen (dikwerf niet veel beter dan roofridders), die Dirk heeten , door moed en dapperheid vermaard geworden zijn , muntten Utrechts bisschop- pen uit in de werken des vredes. Van hunne bisschopstad grog alle verstaudelijke en zedelijke ontwikkeling dier eeuwen nit en verspreidde zich in de streken, welke door den Rijn en den Oceaan bespoeld worden. En onder die bisschoppen verdient Ber- nulf een der eervolste plaatsen. Hij stierf in 1054 en wend als een Heilige vereerd , die tot aan de eeuw der Hervorming bij he_ t yolk van Utrecht in groot aanzien heeft gestaan. Willem volgde als bisschop op Bernulf. Hij was zoos van Wichman , voogd van Gelder , en een dier mannen , gelijk er ill die tijden to veel waren , die door de keizers tot een bis- schopszetel verheven, meer hun wereldlijke macht dan hunne kerkelijke waardigheid in de eerste plants behartigden. .Willem bezat meer ridderlijken moed en oorlogszucht dan deugd 'en vroom- heid. Waar hij voor de rechten zijner Kerk in het tijdelijke moest optreden , deed hij dit alsof hij een krijgsman, niet een bisschop ware. Zijn voornaamste streven was er op gericht, om het wereldlijk gebied der Utrechtsche kerk te vergrooten. Hij IIle D. 5 CO KOENRAAD. had den strijd met de hollandsche graven als een erfdeel van zijne voorgangers ontvangen. Met Godfried den Bultenaar verbon- den , voerde hij oorlog tegen Robert den Fries , voogd van Hol- lands minderjarigen graaf. Willem had zich door den keizer met de bezittingen van Hollands graven lateu beleenen en ze ver- volgens weder als achterleen , aan Godfried den Bultenaar gege- yen. Zoo mengde hij zich al te diep in den strijd om wereldsche zaken , hoezeer ook de veiligheid zijner onderdanen hem dit ge- bood. Vervolgens trok hij als pelgrim naar het Heilige Land , waar hij door Bedulnen-stammen werd uitgeschud. Na een afwe- zigheid van zeven jaren, keerde hij terug. Teruggekeerd , mengde hij zich in den strijd , over welken wij in een volgend hoofdstuk zullen spreken. Hij stierf in 1076. Koenraad, uaar zijn geboorteland , Koenraad van Zwaben ge- heeten , eon der leermeesters van keizer Hendrik iv , was b is- schop Willems opvolger. Hij was een getrouw aanhanger va n. dezen vorst en volgde hem op zijne tochten in Italie. B ij gelegenheid van die krijgstochten stak het yolk van Hendrik iv de St.-Pieterskerk te Milaan in brand. Ten zoen hiervoor schonk de keizer aan. de Utrechtsche kerk belangrijke bezittingen in de Veluwe daarvoor zou de bisschop eene nieuwe kerk binnen zijne stad bouwen , geheel naar het plan der verbrande kerk van Milaan. Dit geschiedde , en zoo werd de beroemde Maria-kerk van Utrecht gebouwd , welke , een der schoonste kerken dier stad , voor e en dertigtal jaren is weggebroken: De overlevering verhaalt , dat de grond, waarop de kerk zou gebouwd worden , onbruikbaar was , daar er telken reize een bron ontsprong, die het leggen der fundamenten onmogelijk maakte. Nu deed een Fries, lid van een genootschap van bouwmeesters , dat zijne kunst geheim hield den bisschop het voorstel om de kerk op te bouwen. Zoo hij niet slaagde mocht men hem het hoofd voor de voeten leggen ; indien hij echter de kerk bouwde , moest hem een ontzaglijk groote som gelds worden uitbetaald. De bisschop wist door list aan des bouWmeesters zoon het geheim te ontlokken , waardoor de bron kon gestopt en dus het bouwwerk voleind worden. De over- levering zegt , dat dit geschiedde door versche koehuiden op de bron te leggen en daarop te bouwen. 1) Het werk slaagde, maar

1) Toen ik student was en naar het afbreken der Maria-kerk stond te kijken, WERELDLUK GEBIED VAN UTRECHTS KERK. 67 uit wraak vermoordde de friesche bouwmeester bisschop Koen- raad (1099). Hij werd opgevolgd door Burkhard, van wien de geschiedenis weinig verhaalt en die in 1112 overleed. Op dozen volgden Gondebald (t 1128) , Andreas van Kuik (t 1138) en Her- bert (t 1150). Onder het episcopaat van dozen werd door paus en keizer .de bisschopskeuze overgelaten aan het Domkapittel. Wij hebben in dit hoofdstuk de volgorde der utrechtsche bis- schoppen vermeld tot aan den dood van Herbert. De reden hiervan is, dat men kan zeggen , dat Coen het wereldlijk gebied der utrecht- sche Kerk zijne grootste uitgebreidheid had erlangd en na dien tijd afnam , niet vermeerderd word; ten tweede omdat door het overlaten van de bisschopskeuze aan het Domkapittel , voor de utrechtsche Kerk, aan de onmiddellijke inmenging der duitsche keizers paal en perk word gesteld. Het wereldlijk gebied van de bisschoppen van Utrecht is lang- zamerhand ontstaan , niet zonder veel wisselvalligheid en niet zonder gelegenheid to gaven tot menigvuldigen strijd met de gra- ven van Holland vooral , verder met de Friezen en met hen, die Drenthe en Groningerland. bewooriden. De grondslagen tot dat wereldlijk bezit werden reeds gelegd in de eerste tijden van de stichtsche Kerk. De leenmannen, die de Karolingers in den krijg volgden , maakten zich herhaaldelijk meester van de goederen der bisschopszetels en abdijen. Het utrechtsch bisdom heeft in dit ge- meenschappelijk lot gedeeld. De invallen der Noormannen ver- stoorden later alle maatschappelijke toestanden , ook die van grond- bezit en bijgevolg van het rechtsgebied , daaraan verbonden. Toen de orde allengs begon hersteld to worden , Imam de utrechtsche Kerk ook weder in het bezit van uitgebreide goederen. Bisschop Balderik kan als de groadvester van het wereldlijk gebied van het bisdom van Utrecht beschouwd worden. De achting en het aan _ zien, die hij bij Hendrik den Vogelaar , on Otto den Groote en diens noon. Otto II genoot , gaven hem hiertoe gelegenheid. Hen- drik I schonk aan de Kerk van Utrecht het muntrecht weder dat zij vroeger had genoten; verder het jachtrecht in de bosschen werd mij door een man uit het yolk verhaald, dat die kerk op koehuideR was gebouwd. Zoolang is die overlevering blijven voortduren. Van Lennep heeft in Onze Voorouders deze overlevering gebruikt voor zijn verhaal: De jriesche bouwmeester. 1) Waarover in hoofdstuk viii van dit boek. 68 BEZITTINGEN DER van Drenthe , die aan zekeren graaf Everhard hadden behoord, en dat jachtrecht besloot in die dagen belangrijk rechtsgebied in zich ; het vischrecht in de Vecht en in Almere , dat thans door de Zuiderzee wordt ingenomen ; het tolrecht te Amuda (Muiden) ; de landstreken tusschen de en de \Biel tot aan de monden van de Maas ; des keizers bezittingen. te Wijk-bij-Duurstede en de bevestiging van het bezit, dat de utrechtsche bisschoppen reeds genoten. finder bisschop Ansfried uit het huis van Leuven werden de bezittingen van het bisdorn nog vermeerderd. Hij vermaakte het zijne goederen in het markgraafschap Itien , waaronder Westerloo en Tongerloo. De westerloosche goederen zijn als leen aan het huis van Merode gekomen , de anderen aan de abdij van Tonger- loo. Insgelijks begiftigde hij zijne kerk met belangrijke bezittin- gen, die hij in het graafschap Teisterbant had. Otto III gaf Naar de villa Bommele met tol- munt- en biercijns ; vervolgens alles, wat zekere Poppo Wolgers zoo') , in bet graafschap Unroch (dat het deel van Zuid-Holland , om Bodegraven, Gouda en Gorkum omvatte) van het rijk in leen gehad had. Belangrijk vooral was het recht dat Hendrik n aan de utrechtsche Kerk schonk te weten , dat hare onderdanen niet zouden te recht staan, dan vocir den bescher- mer (advocatus) dier Kerk. Door het rechtsgebied aan dezen ambte- naar des bissehops te geven , onttrok hij alle bezittingen der utrechtsche Kerk aan de jurit?dictie der vanwege den keizer aangestelde graven , waardoor de eigenlijk gezegde macht der bisschoppen in tijdelijke zaken gegrondvest werd. Dezelfde Hen- drik n schonk bij gelegenheid van de inwij ding der St.-Maartens- dom aan bisschop Adelbold het graafschap Drenthe, welke gift door Koenraad i1 werd bevestigd ; deze schonk ook nog aan de Kerk het graafschap Teisterbant (1025). Maar vooral jegens bis- schop Bernulf betoonde zich Koenraad i1 vrijgevig. Hij schonk hem de bezittingen , welke zekere Ulfo en diens broeder, twee edelen in Drenthe , verbeurd hadden ; vervolgens de bezittingen dier beide gebroeders tusschen de Eems en Laubach , met de villa Groningen , gelegen in het graafschap _Drenthe , met alle daarbij behoorende gronden , gebouwen , lijfcigenen , iukomsten, de rechterlijke macht en het recht om geld te slaan (1040). Hendrik in, Koenraads zoon , bevestigde zijns vaders giftbrie- UTRECHTSCHE KERK. 69 yen , en voegde. bij het reeds geschonkene al wat de keizer in Deventer bezat benevens het graafschap Hameland. Hendrik iv deed in milddadigheid jegens de utrechtsche Kerk voor zijnen vader en grootvader niet onder. Hij begiftigde haar (1076) met de heerlijkheid Bruoche (Broekenhove) in de Ve- luwe , in 1077 met het grafelijk gerecht in Stavoren , in 1086 met dat in Oostergoo en Westergoo. In 1088 begiftigde zekere gravin Adelheid de Kerk van Utrecht met het graafschap Orthen in Toxandrie : deze streek is later aan de hertogen van Brabant gekomen , die er 's-Hertogenbosch hebben gebouwd. Pit bezit is dus spoedig weder uit de handers der bisschoppen van Utrecht gegaan. Hetzelfde is het geval geweest met de grafelijke rechten van Ooste rgoo en Westergoo , die door keizer Lothaar, , nit het saksische huis , aan de graven van Holland zijn geschonken; keizer Koenraad schonk ze (1045) weder aan den bisschop Her- bert. Deze v-erwisselingen , het gevolg van den strijd, die in het duitsche rijk onder de keizerskroon herhaaldelijk plaats had, ga- yen aanleiding tot de tegenstrijdige aanspraken van Hollands graven en Utrechts bisschoppen op dezelfde landen, waarbij ech- ter de krijgshaftige graven gewoonlijk bezitters bleven. Wij zijn al meer dan eenmaal in de gelegenheid Teister- bant ') te noemen, welke naam reeds in de elfde eeuw allengs is te niet gegaan. Ichter was het een graafschap, dat veal ouder van dagteekening is dan Holland. Reeds in de achtste eeuw wordt het genoemd. Bij het verhaal van de invallen der Denen en Noormannen komt het herhaaldelijk voor. Het strekte zich uit over de landstreck , die in Caesars tijden door de Ba- taven werd bewooiid. Het land van Arkel, waarin Gorkum ligt, het land van Heusden , Bommel , Tiel , Kleef , belangrijke stre- ken boven den Rijn bij Utrecht, beneden de Maas in Noord-Bra- bant, behoorden er toe. Reeds vroeg vindt men van graven in Teisterbant gewag gemaakt : dat is van graven , die in dat graaf- schap vanwege de keizers met het rechtsgebied bedeeld waren, zonder dat zij daarom juist bezitters er van waren. Walger, die voor een broeder van Dirk i wordt gehouden wordt als graaf van Teisterbant genoemd. Volgens sominigen, was de bisschop

1) Naaamoorsprong : Tessanderbant. 70 TEISTERBANT. van Utrecht, Ansfried , graaf in of van Teisterbant, eer hij op den bisschoppelijken zetel van den H. Willebrord werd verbeven .; volgens anderen, behoorde hij tot het geslacht. der graven van Leuven. Beide zaken. kunnen evenwel zeer goed met elkander gepaard zijn gegaan. Deze Ansfried vermaakte zijne bezittin- gen in Teisterbant aan de Kerk - van Utrecht. Keizer Hendrik ii schonk insgelijks aan die Kerk belangrijke goedereii in het Teis- terbantsche , waaronder ook de grond , waarop Dirk in Dordrecht bouwde. Neemt men nu in aanmerking dat Walger graaf van Teisterbant, voor een broeder van Dirk i wordt gehouden , dan wordt het zeer verklaarbaar , waarom Dirk in meende recht te kunnen hebben op de Merwede-streken. Onbekendheid met • de rechtsgronden , waarop verschillende bezitters van streken in Teis- terbant hunne aanspraken grondden , makeu het voor latere tijden schier ondoenlijk , om de juiste grens der verschillende rech- ten of te bakenen. Evenwel schijnt het ons toe, dat het recht , vooral door de beleening door den keizer, van de utrechtsche bisschoppen het grootste was. Het geheele graafschap werd in de elfde eeuw verbrokkeld ; sinds kwam het land van Arkel en van Heusden onder Holland ; andere gedeelten aan het Sticht ; het grootste gedeelte aan Gelderlands graven; eenige gedeelten aan de hertogen van Brabant. In de landstreek , die thans de Veluwe wordt genoemd , in het Overijsselsche en dat gedeelte onzer proviucie Gelderland , dat het arrondissement Zutfen vormt, vond men in de tiende en elfde eeuw de graafschappen de Veluwe, Namaland en Zutfen. De Veluwe had in het jaar 1077 zijn eigen graaf, met name Dirk. Tusschen dit jaar en het jaar 1095 werden de grafelijke rechten over de Veluwe door keizer Hendrik iv aan den bisschop van Utrecht geschonken. Door dezen werd het als achterleen gegeven aan Hendrik in, graaf van Leuven. De broeder van dezen Godfried heleende er Otto, graaf van Gelder, mede. Dit geschiedde tusschen de jaren 1095 en 1105. Nu ontstond er ge- schil tusschen de bisschoppen van- Utrecht en de graven van Leuven , later hertogen van Brabant , over de leenheerlijkheid dezer landstreek. Zij werd eerst in 1196 door keizer Hendrik vi beslecht. Hij weer haar toe aan Utrecht , maar deze zou haar weder afstaan aan Brabant. De Veluwe bleef echter als achter- IIAMALAND. 71 leen van de hertogen van Brabant aan de graven van Gelder. Het graafschap Hamaland strekte zich uit langs de rivier den IJssel tot aan de oinstreken van Nijmegen. Deventer , Zutfen , Doesburg , Velp bij Arnhem , waarschijnlijk Millingen lagen in Hamaland. De naam is waarschijnlijk ontleend aan den stain der Chamaven (Hamarven). De stam der graven van Hamaland ging in het begin der elfde eeuw te niet met Luitgardis en Adela , dochters van graaf Wichman. Luitgardis werd abdis in het nonnenklooster te Elten, door haren vader gesticht. Adela maakte zich in haren tijd berucht door de gruwelen, welke zij bedreef. Zij was in tweeden echt gehuwd met zekeren Balderik, die in aanzien beneden Naar stood ; iets vat in die eeuwen steeds eene vrouw tot grieve werd gerekend. In gemeenschap met dezen echtgenoot , bedreef zij een tal van gruwelen , den roofridderen hunner tijden waardig. Hunne naburen hadden jaren lang te lijden van hunne stoutheid, vast- beradenheid en uainachting voor alle goddelijke en menschelijke wetten. Balderik .en Adela trotseerden niet slechts den bisschop van Utrecht , den machtigsten beer in die streken maar zelfs keizer Hendrik ir, wiens afgevaardigden zij in stilte op reis lieten overvallen en vermoorden. Zelfs offerde de snoode Adela het levee van haren oudsten zoon op aan haren wrok of aan haar miscladige liefde voor diens stiefvader, haren tweeden echtge- noot. Nu was haar tweede zoon , Meinwerk , bisschop van Pa- derborn. Deze daagde zijne moeder voor het gerecht te Dortmund. her werd zij ten dood veroordeeld ; doch ontving van den keizer genade. Later bedreef Adela, met haren echtgenoot, weder andere ongerechtigheden en rooftochten ; waarop zij eindelijk door den keizer werden verjaagd en uit hunne goederen. verstooten. Adela stierf in 1021. Met haren zoon Meinwerk, die geestelijke was, stierf het geslacht der graven van Hamaland uit. Het grootste gedeelte van het graafschap kwam aan de Kerk van Utrecht (1046). Na den ondergang van het huis des graven van Hamaland , vindt men in het midden der elfde eeuw melding gemaakt van het graafschap Zutfen. Deze stad lag in Hamaland. Was het huis der graven van Zutfen een tak der graven van Hamaland, of zijn zij door den ondergang van deze tot aanzien gestegen Het eerste is het waarsehijnlijkst. Toen keizer Hendrik III het graaf- 72 ZUTFEN. schap Hameland aan de Kerk van Utrecht schonk , werden de graven van Zutfen leenmannen van de utrechtsche bisschoppen. Door het huwelijk van Sofia van Zutfen , dochter van Gotschalk, en diens eenige erfgename , kwam het graafschap aan Otto van Nassau , die reeds door zijn eerste huwelijk voogd (of graaf) van Gelder was geworden , gelijk wij in het vorig hoofdstuk hebben verhaald. Daar de Veluwe door den graaf van Leuven aan dezen Otto in achterleen was gegeven , geraakte hij in het bezit van het grootste gedeelte der tegenwoo\rdige provincie Gelderland en nederlandsch-Limburg '). Wel is waar werd Zutfen voor eon wijle weder van Gelder gescheiden , daar Otto zoons naliet uit twee verschillende huwelijken ; maar door den dood des graven van Zutfen , Otto's zoon Gerlach , die zonder kinderen stierf , kwam zijn graafschap aan zijn halve broeder Gerhard. De stad Nijmegen bleef als een bijzondere verblijfplaats des keizers , van wile grafelijke rechtsgebied ontslagen. De hertagen van Neder-Lotharingie hadden er de oppervoogdij. De ondervoog- dijschap 'werd nu eens uitgeoefend door de graven van Gelder, dan weder door die van Kleef. De stad bleef echter hare geheel en al eigenaardige stelling , als een der keizerlijke ver- blijfplaatsen , gedurende het tijdvak , dat wij thans behandelen , bewaren. Friesland strekte zich in het tijdvak , waarover wij thans spre- ken , veel verder uit dan de provincie , welke thans lien naam _ draagt, geheel Noord-Holland tot aan Alkmaar , het land dat door de Zuiderzee wordt bedekt , werd toen West-Friesland ge- heeten , of Friesland ten westen van het Vlie, welke arm van den Rijn als grensscheiding word aargemerkt. Het andere Fries- land werd Oost-Friesland genoemd , of Friesland ten Oosten van het Vlie, of wel Friesland tusschen Vlie en Eems naar de rivieren, die als grenzen werden beschouwd. -Pit werd weder ver- deeld in Friesland tusschen Vlie en Lauer en tusschen Lauer en Eems. Het eerste gedeelte komt grootendeels overeen met onze provincie Friesland , het andere met Groningen. Gelijk we reeds medegedeeld hebben , werd de benaming van Friesland ook nog iu veel uitgebreider zin gebezigd , '&56 zelfs dat geheel het ge-

1) Zie hoofdstuk n van Boek FRIESLAND. 73 bied der Dirken , die graven Holland worden genoemd , tot Fries- land werd gerekend. Wij zullen echter, , ter vermijding van on- duidelijkheid , onder den naam van Friezen alle6n hen bedoelen , die het land bewoonden , dat in de omstreken van Alkmaar aan- vangt en zich zoo langs de Noordzee tot aan de Eems uit- strekt. Friesland vooral had veel van de Noormannen te lijden. Ge- durende twee eeuwen vielen zij telkenreize in het land. Velen dier stouten avonturenzoekers vestigden er zich en bracken de bevolking onder de drukkendste slavernij. Er wordt verhaald, dat in de negende eeuw ieder Fries op den grond, die door de Noormannen was ingenomen , met een koord om den hals mo(st loopen , opdat zijn tiran hem bij het minste vergrijp onmid- dellijk aan den naasten boom kon ophangen. Dit moge nu over- dreven zijn , zeker is het dat het juk , dat den Friezen op de schouders was gelegd , ondragelijk was. Van den anderen kant valt het niet te ontkennen , dat er onder hen, die als Noor- mannen een schrik voor alle kustlanden van Europa waren, zich velen bevonden , die van frieschen bloede waren. Langen tijd bleef de stamverwantschap een nauwe band tusschen hen. Wat het christendom niet had aangenomen , wat zich door eenig vergrijp of door binnenlandsche verdeeldheid tot de vlucht ge- noodzaakt zag , ging tot Denen en Noormannen. Het land werd geregeerd door een ambtenaar , bekend onder den naam van podestaat , die uit hun midden door de aanzien- lijken gekozen werd. IDe Friezen erkenden geen ander vorst boven zich dan den keizer. Dit juist gaf gelegenheid tot voort- durende verwikkelingen met de bisschoppen van Utrecht en de hollandsche graven. Wij hebben reeds gelegenheid gehad om te gewagen van de verschillende schenkingen , waarbij nu eens aan de afstammelingen van Dirk 1, dan weder aan Utrechts bisschop- pen , door de keizers geheele streken van Friesland in leen ge- geven werden. Dit recht, dat uit doze verschillende giftbrie- ven voortspoot, waardoor hetzelfde gebied , door den eenen keizer aan den graaf, clodr den anderen aan den bisschop werd toegekend, gaf aanleiding • tot voortdurende onderlinge oneenig- heden. Maar het meest verzetten zich de Friezen zelf daar- tegen. De bisschoppelijke staf drukte niet zoo gevoelig als de 74 OORLOGEN DER GRAVEN VAN HOLLAND grafelijke strijdknots : vandaar dat het verzet tegen de kerkvor- sten niet zoo hevig_ was. Immers , hun gezag bleef weinig weer dan een gezag in naam , de hollandsche graaf wilde zich echter doen gelden. Dit gedoogde der Friezen vrijheidszin en hardnek- kigheid niet : vandaar een strijd, die , door schijnbare onderwer- ping afgewisseld , bijna drie eeuwen duurde. Het land zelf was de machtigste bondgenoot voor zijne bewoners. Van de duin- streek van Alkmaar of , waar des graven recht nooit betwist werd , tot aan de Eems toe, was het door de natuur verdedigd. Honderde amen van het Vlie, de arm des Rijns , die de meest noordelijke richting had genomen omringden het land , dat in honderde stukken was verbrokkeld. En welk land ! Mochten er in Drechterland al hooger en vette kleigrond aanwezig zijn , die minder van het water had te lijden ; mocht dit het geval we- zen met eenige andere streken , verreweg het grootste deel was laag , moerasachtig , 's winters overstroomd en alleen bij felle vorst genaakba-ar. Tallooze meren voedden de kleine waterers , die door de najaarsregens overstroomden ; uitgestrekte wouden, rietbosschen , die schier wouden waren, bedekten den grond. In zulk land leefde een yolk , dat den vreemdeling haatte , zooals wei- nigen dien ooit haatten , dat aan oude gewoonten en instellingen gehecht was , zoo weinigen het ooit geweest zijn; eenvoudig , arbeidzaara , krachtig van geest en lichaam , hardnekkig en stug

- in die mate, dat het bij de verre naneven nog een spreekwoord is creblev en. Tegen dit yolk voerden de hollandsche graven drie eeuwen oorlog. Het gelukte hun slechts een gedeelte , de West- Friezen , geheel en al tot onderwerping te brengen , toen zij te hulp gekomen werden door een hevige overstrooming , waardoor het eene gedeelte des lands van het andere werd gescheiden en van het sneer Flevo en eenige andere meren de Zuiderzee werd gevormd. Reeds Dirk II voerde oorlog tegen de West-Friezen. Zij den overwonnen , doch vielen reeds het volgende jaar (989) met vernieuwde woede in des graven gebied, staken Alkmaar en de abdij van Egmond in brand en trokken voort tot bij Leiden. Hier werden zij echter door den graaf bij Rijnsburg verslagen. Graaf Arnout kon hen evenmin tot onderwerping brengen. Hij vond in een ge vecht tegen hen , niet verre van het dorp Winkel , den MET DE FRIEZEN 75 dood. ,zijn zoon Siegfried of Sikko , die om de een of andere reden zich het ongenoegen zijns broeders, graaf Dirk, op den hals gehaald had, vond daarentegen bij de Friezen een gastvrij onthaal. Hij huw. de er met let , dochter van den podestaat Lu- digman , en bestierde in zijns broeders naam Friesland. Het ge- bied des graven van Holland, al werd het ook door een jonger geboren broeder, als stedehouder, met den titel van graaf van Friesland, bestierd, was eu bleof echter altijd zeer betwist; het kostte moeite het, in hoe geringe mate ook , handhaven. Toen (1119) graaf Floris de Vette kwam jagen in het Krielerbosch (thans door de Zuiderzee bedekt) werd hem dit , waarschijnlijk met grond van recht, door den bezitter, een friesch edelman Galama , betwist. Deze viel den hollandschen graaf aan en zou hem van het leven beroofd hebben, zoo des graven dienaren hem niet te hulp waren. gekomen. Dit voorval is een bewijs hoe weinig de hollandsche graven , nadat zij reeds meer dan een eeuw lang, Frieslands heeren beweerden te zijn, werden ontzien. Dal gedeelte van het oude Friesland, dat ooze hedendaagsche provincie Friesland en Groningen vormt, biedt in de eeuwen waarover wij thans handelen , weinig opmerkenswaardig. Keizer Hendrik iv schouk aan zekeren Egbert van Saksen Oostergoo , Westergoo en het graafschap Stavoren, met den titel van markgraaf. In de burgeroorlogen , die onder dozen keizer het duitsche rijk teisterden, koos Egbert de partij van Hendriks tegenstanders, de Saksers. Daarom ontnam doze hem (1086) de landen, die hij hem als leen geschonken had, om ze over te dragen aan bisschop Willem van Utrecht. Het volgende jaar herstelde Hendrik Iv Eg- bert weder in het bezit. Pit bektte dezen evenwel niet om tech weder de partij van 's keizers vijanden te kiezen. Nu beleende de keizer er weder den bisschop , toen Koenraad, mede. In 1114 be- vestigde Hendrik v de utrechtsche Kerk in dat bezit. In 11 29 beleende keizer Lothaar er de graaf van Holland weder mede, die dan ook zijne aanspraken deed Belden , ofschoon zijne naza- ten zich nimmer in dat bezit voorgoed hebben kunnen handhaven. In eene giftbrieve van 1040 aan de utrechtsche Kerk komt voor het eerst de naam van Cruoningen voor. Algemeen houdt men dit voor de stad Groningen, welke stad volgens eenigen reeds van hooge oudheid zou zijn. , volgens anderen echter niets anders zou 76 OORLOGEN DER GRAVEN VAN HOLLAND MET DE FRIEZEN. weest zijn dan eene villa. Een belangrijk deel van de hedendaagsche provincie Groningen behoorde tot de aartsbisschoppelijke Kerk van' Bremen. De friesche graafschappen Husingo en Fivelingo na- melijk werden bij giftbrief van den jare 1057 door Hendrik iv aan die Kerk geschonken , benevens het muntrecht, de tollen en alles, wat in die graafschappen tot het keizerlijk rechtsgebied behoorde. HOOFDSTUK VII.

Het leenstelsel, Opkomst der steden.

Wij hebben , toen wij over de staatsinstellingen van het Fran- kenrijk spraken, reeds het begin van het feodaal- of leenstelsel aangeroerd. Wij zullen thans hierover eenigszins uitvoeriger han- delen. Het was toch in dit tijdvak van 900 tot 1100 ongeveer, dat die staatsinrichting zich in haar voile kracht ontwikkelde. Als hoogsten bloeitijd er van kunnen wij bet tijdperk van 1100 tot 1300 beschouwen. Daarop hadden er gebeurtenissen plaats , die den eersten stoot gaven om dat steisel te ondermijnen : ofschoon het in zijn vervaltijd , van 1300 tot 1500 , nog grooten luister ten thou spreidde en nog altijd als de grondslag van geheel den staat- kundigen toestand werd beschouwd. Zelfs na 1500 bleven de herinneringen, zeer vele instellingen , vele zin- en doellooze over- blijfselen er van bestaaii. Er is een tijd geweest, waarin het leenstelsel bovenmate hard werd gevallen , rater dan het verdiende. Dit geschiedde vooral onder den invloed eener historiebeschouwing , die in de middeleeuwen slechts ruwheid en barbaarschheid wilde erkennen ; maar ook door eene school , die alleen heil voor een yolk meent te vinden in onbeperkt vorstengezag , en , aan 'den anderen kant , door eene school, die in het begrip van democratie het eenig heilmiddel voor de maatschappij meent te vinden. De volgelingen van die drie verscliillende richtingen kunnen niet ophouden met te smalen op feodaliteit. Daar tegenovergesteld staat eene school, die het leenstelsel bovenmate heeft verheven , ja geidealiseerd en als dus- danig aan het nageslacht ter bewondering heeft aangeboden. Beide 78 HET LEENSTELSEL beschouwingen maken zich aan overdrijving schuldig. Het leen- stelsel heeft , gelijk iedere menschelijke instelling zijne gebreken en zeer groote gehad; het is door menschelijke hartstochten herhaaldelijk misbruikt als een middel tot tirannie ; het is ver- basterd ; het is later slechts in de verouderde vormen overgeble- von , terwijl de geest er van geweken was ; het is eindelijk te niet gegaan, toen andere behoeften , andere denkbeelden aan den gang der menschelijke samenleving een anderen vorm gegeven hidden. Maar het heeft in zijn tijd uitmuntend gewerkt ; in zeer vele opzichten een allerverdienstelijksten invloed op de ontwikkeling der europeesche maatschappij gehad. Het is eel.' der voornaamste werktuigen tot beschaving van Europa geweest. Het heeft een dam opgeworpen tegen, vorstelijk geweld en volksdwingelandij , juist in die eeuwen , waarin deze bij machte waren geweest (mensche- lijker wijze gesproken) om de vruchten des christendoms to ver- stikken. Het leenstelsel heeft zijn ontsiaan te danken aan de noodza- kelijkheid. De Voorzienigheid sehenkt aan de volke'n , die niet door schier onherstelbare gebreken in hun geestesleven schier on- herstelbaar bedorven zijn, op den noodigen tijd de noodige mid- delen om aan hunne roeping te beantwoorden. Die middelen , onder den vorm van instellingen , ontwikkelen zich uit de om- standigheden , met behulp van den tijd, den eersten staatsdienaar der Voorzienigheid. Zoo is dit het geval geweest met het leenstelsel. Het is geboren ,,te midden van de verwarring, die op de groote regeering van Charlemagne volgde , toen Europa aan regeering- loosheid was overgeleverd; toen -het centraal gezag machteloos was; toen de nationale legers vluchtten voor de noorsche horden ; toen was de feodale burcht het eenige zekere toevluchtsoord voor den beer, voor zijne vazallen en voor zijne landbebouwers. Het leenstelsel is geboren uit de regeeringloosheid , en niet de regee- ringloosb.eid uit het leenstelsel. Koningen en vorsten , wel verre van het te veroordeelen als eene overweldiging, beschouwden het als een beschermmiddel tegen hunne vijanden." 1) Het woord feodal , feodaliteit, is ontsproten uit de woorden fe en od; het eerste beteekent zooveel als beloonin,q , het andere

1) Gerlache. Essai sur les grandes epoques de notre histoire nationale. p. 97. GRONDSLAG DAARVAN. 79 als eigendom. Volgens eene andere verklaring, zou het woord feo- dum , feudum , verwant zijn met fides , foi: trout°, Eerie bezitting, een ambt werd gege'ven als een ,feochan feudum , in het oud- fransch fief; in het nederlandsch later leen genoemd , omdat iemand zulk goed niet in volledigen eigendom (allodium) , maar slechts, als geleend, in herroepbaar belit had. Bilderdijk is van ge- voelen , dat het woord feodum met geen andere zaak in ver- band staat dan met fides , trouw. De graaf , zegt hij , deed op zijn grond, wat de koning in zijn rijk deed : hij deed met zijne edelen , wat de koning met zijne vorsteit deed. Trouw was er noodig in den grooten staat , het rijk. Trouw was • er noodig in de kleinen staat. En die trouw kan niet dan door eene militaire eerverbintenis verzekerd worden, omdat de staat der tijden en noordelijke volken meebracht, dat zij game andere dan mili- taire gevoelens hadden of kenden , en drarin bestaat het wezen des leenverbands." Het leenstelsel omvat de middeleeuwsche maatschappij in haar geheel van den hoogsten trap tot den laagste , van den keizer tot aan den lijfeigene. In de meeste,opzichten grondde het zich op eene waarheid , in sommige punten echter op eene fictie : trou- , wens dit is het geval met alle menschelijke instellingen , er is in , wat verwezenlijkt wordt , en dat noemen wij eene waarkeid , er is iets in, wat nooit verwezenlijkt wordt, wijl men zich een ideaal heeft voorgesteld , dat door de menschelijke onvolmaakt- heden of de onvolmaaktheden der toestanden kan bereikt worden, en dat noemen wij eene fictie. Beichouwen wij thans het geheele stelsel van den hoogsten trap tot den laagste. Boven aan de spits der maatschappij , die volgens het ideaal van het leenstelsel geheel de christenheid moest omvatten , ston- den twee personen , die de verpersoonlijking moesten zijn van twee ideeen : de pans als hoofd der geestelijke maatschappij ; de keizer als hoofd der wereldlijke maatschappij. Wij zullen voor 't oogenblik spreken over den keizer. Volgens de fiche van het leenstelsel , berustte bij den keizer de volheid der wereldlijke macht over de geheele christenheid.

1) Bilderdijk, Gesehiedenis des Vaderlands. r. 125. 80 DE KEIZER.

Hij was de opvolger van Caesar, hij was de opvolger van Con- stantijn den Groote , hij was de opvolger van Charlemagne. Hij werd aangesproken met de namen van Caesar en van Augustus. Alle koningen in het christen rijk waren zijne minderen : zoo zij hem niet alleen als hun leenheer erkenden (wat he geval was met die van Frankrijk , van de engelsche en spaansche konink. rijkjes) , zoo was dit meer een onvolmaaktheid eene afwijking van hetgeen behoorde to zijn , dan een rechtmatige toestand. Hij was de beschermer der christenheid, geheel de wereld door , en beschermheer (avoue advocalus) van de roomsche Kerk. Hij werd door den pans' gekroond , en zoo hij een hoofdstad had , dan was dat Rome. Het keizerschap was door Charlemagne gekomen aan die zijner nazaten, welke in Rome als keizer wer 7 den erkend : maar sinds het geslacht van den Grooten Karel was ten onder gegaan , was de kroon vervallen aan een ander ge- slacht : aan dat van Otto I. Sinds dezen , was rechtens het kei- zerschap verbonden aan het koningschap over de duitsche natie. Hun titel was keizer van het H. Roomsche rijk der duitsche natie. Poor de verkiezingen der duitsche rijksgrooten (eene ver- kiezing , die in den loop der tijden merkelijk werd gewijzigd) werd iemand koning der Duitschers. Hendrik in titelde zich roomsch koning. Mahr de kroning door den pans vermocht alleen hem tot keizer verheffen. Bilderdijk , wiens uitstekende kennis van den rechtstoestatd tijdens het lee -nstelsel door niemand zal in twijfel getrokken worden, zegt: ,,de titel van keizer ping in de eerste tijden ') wel of van de kroning door den paus. Hierom noemde men Otto I den eerste der duitsche keizers , schoon Koenraad 1, Hendrik de Vogelaar , reeds v6Or hem het rijk nit den stam der Karolingers hadden overgebracht. Maar de roomsche koning oefende de volkomen regeering des rijks , en had alle de rechten des keizers, Bien titel alleen uitgezonderd. Zoo wordt dan onze Willem II roomsch koning, niet keizer genoemd. De keizer was eigenlijk de Imperator, , het opperkrijgshoofd , de roomsche koning slechts Summus Imperans (oppergebieder) 2) die, waar geen keizer was , ook de mania Im-

I) Tot Rudolf van Habsburg , in het jaar 1273. 2) Maar meer nog dan hierin lag het onderscheid tusscb.en den laizer en den roomschen koning in het beschermheerscltap des H. Stoels. HET KEIZERLIJK BESTUUR. 81 peratoris (de keizerlijke function) vervulde : terwijl in den keizer het roomsch koningschap met de imperatoria majestas en alle hoogheid der Augueti van Rome vereenigd was 1)." Het meer of minder bestreden rechtsgebied van den keizer strekte zich, omstreeks het jaar 1100', uit over geheel Duitsch- land , Zwitserland, -de Nederlanden, het noordoostelijk gedeelte van Frankrijk — dat toen het hertogdom Opper-Lotharingie word geheeten —, het geheele gedeelte van Frankrijk , ten oosten van de Saone en Rhone , datl, met Savoye en waalsch Zwitserland, het koninkrijk van Bourgondie, het zuidelijk gedeelte daarvan ook het A.relatische Rijk word genoemd 2) , en geheel Italie tot aan dat gedeelte , hetwelk in latere eeuwen als het koninkrijk der beide Sici- lien is bekend geweest. Voor eon tijd lang erkenden de koningen van Polen, en later nog de duitsche ridders, die de Oostzee- provincien veroverden , hem als hunnen leenheer. De keizerlijke macht word echter in de landen met romaansche bevolking nog feller bestreden dan in die van germaansche bevolking. Hierover zullen wij echter niet verder spreken. Be keizer (en ook de roomsche koning , eer hij tot keizer was gekroond) regeerde het riik , niet met onbeperkte macht , maar mar de aloude wetten on gewoonten. De vorsten des rijks had- den eon grooten invloed op het algemeen regeeringsbeleid , on de keizer kon in gewichtige aangelegenheden weinig doers zonder hen geraadpleegd to hebben. Gewoonlijk verzamelden zij zich drie- maal 's jaars om hem, en wel met Paschen , Pinksteren en Kersttijd. De keizer trok het rijk door en vertoefde nu eens pier, dan weder daar , in de keizerlijke burchten of steden. Daar sprak hij recht, besliste geschillen en beraadslaagde met de grooten. Aken en Nijmegen waren -de gewone hofplaatsen , dikwerf ook Utrecht , waar de keizer - zijn verblijf hield en de hooge adel om zich riep, wanneer hij iiaar do nederlandsche gewesten kwam. Dan be- leende hij met land of ambt ; deed uitspraak omtrent betwiste

leenen ; benoemde , wat later tot zulken strijd met den H. Stool van Rome aanleiding gaf , tot bisschopszetels en abdijen , en gaf privileges aan steden en kerken.

1) Bilderdijk , Geschiedenis des Vaderlands , i , 119. 2) Naar de hoofdstad Arles. Hie D. 6 82 KEIZERLLIKE INKOMSTEN.

De keizerlijke inkomsten ontsproten -uit de uitgestrekte, door geheel het rijk verspreide domeinen. Deze slonken , iii verloop van tijden, allengs door beleeningen of giften en niet minder door aanmatiging der, rijksgrooten. Wanneer wij in den loop van ons geschied.veihaal reeds meer dan eens gehoord liebben van schenkingen , die door kiezers , aan hun getrouweii Dirk of aan de kerk van St. Maarten gedaaii werden , dan geschiedde zulks voornamelijk ten koste van het domein. Dikwijls echter waren het goederen van den een of anderen ontrouwen leemnan , die verbeurd verklaard waren. Gedurende de minderjarigheid van Hendrik iv en de burgeLoorlogen, die deze later had te voeren, werden belangrijke goederen van het keizerlijk domein , als leen , begeven. De machtige adel en de bisschoppen maakten van de zwak- heid des keizerlijken gezags gebruik om hun rijkdom en aau- zien te vermeerderen. Andere bronnen van keizerlijke inkomsten ontsproten nit het muntrecht en tollen op de rivieren. Van- daar dat Dirk III , door het heffen van een tol bij Dordrecht, niet slechts den handel der bewoners van de Rijnoevers belem- merde , maar ook inbreuk maakte op de rechten des keizers. Het muntrecht was insgelijks iets wat oorspronkelijk. alleen den kei- zer toekvvam; doch en dit recut en het rech t van tol werd door de keizers herhaaldelijk weggeschonken, zoo- dat er in de nederlandsche gewesten al heel spoedig weinig weer van deze rechten overbleef voor de keizerlijke schatkist. Wanneer de keizer zijne leenmannen opriep moesten zij met hem ten velde trekken. Het geven van leenen was zelfs groo- tendeels niets anders dan eene belooning of liever eene soldij (om eene vergelijking met latere toestanden te maken) voor krijgsdienst. Koenraad ii stelde regels vast betrekkelijk den te verleenen krijgs- dienst. Van de tien keizerlijke hoeven moesten namelijk een ridder en een knecht geleverd worden. Alle. dienstmannen des keizers konden opgeroepen worden. 'leder hertog , markgraaf of graaf , kortom ieder die een keizerlijk leen bezat , moest met zijn leen- mannen ten velde trekken. Het geheele duitsche rijk werd verdeeld naar de verschillende volksstammen, waardoor het word bewooud , die werden aa,ngevoerd door hertogen. De koning werd beschouwd als hertog der Fran- ken. Men had hertogen van Saksen , Zwaben , Beieren , Karin- HERTOGEN. 83 thie, Oxper- en Neder-Lotharingie. De bewoners van laatstge- noemde streken waren , gelijk onze lezers reeds uit de geschiedenis ontwaard zullen hebben grootendeels Franken voor een gedeelte Zwaben (Allemannen). Het koninkrijk van Lothar II werd, toen het aan de duitsche koningen kwam , eerst onder ea, later onder twee afzonderlijke hertogen gesteld. Friesland (in den engeren zin des woords) behoorde eigenlijk tot het hertogdom Saksen ; het land bene- den den Rijn, in vroegere tijden ook Friesland, tot Neder-Lotharingie, De keirtogen (duces) waren eigenlijk de heiraanvoerders van eenen volksstam ; maar bij de onde en middeleeuwsche volken was het krijgsbeheer mot rechtspleging en administratie vereenigd en door elkander verward. De hertogen moesten de legers aan- voeren en voor de uitrusting zorgen , den landvrede en de open- bare orde bewaren. Pit laatste gaf hun een uitgebreid rechtsge- bied over de hun onderhoorige graven en andere groote leenman- nen. Na den koning en de bisschoppen waren zij de aanzien- lijksten in den lande. In die eeuwen , waarover wij thans spreken (de tiende tot twaalfde) was iedere volksstam zeer gehecht aan het bezit van een eigen hertog. Do duitsche koningeli daarentegen zoch- ten die hoogst aanzienlijke waardigheid hetzij met de kroon te vereenigen, hetzij ann hun naaste aanverwanten to geven: Want de hertogelijke waardigheid maakte hem , die haar bezat, al te machtig tegenover den koning of keizer. Zoo werd de aarts- bisschop Bruno door zijn broeder keizer Otto 1, tot hertog van Lotharingie gemaakt. Om nu de macht van de lotharingsche hertogen te verzwakken , verdeelde deze het in twee hertogdom- men , Opper- en Neder-Lotharingie. Zoo gaf Hendrik iv voor een tijd lang het hertogdom van Neder-Lotharingie ann zijn zoon Koenraad. De pogingen der keizers om de hertogelijke waar- digheid , hetzij in hun geslacht te brengen , hetzij de erfelijkheid daarvan te keer te gaan , ontmoetten van den kant der groote leenmannen ernstigen tegenstand , daar zij die waardigheid erfelijk zochten te maken. En zij slaagden hierin , totdat bet eindelijk aan de keizers gelukte de hertogelijke macht over een geheelen volksstam. te breken , waardoor verscbeidene leenmannen den titel van hertog verkregen. Op die wijze ontstonden er hertogen van Brabant , Limburg en Luxemburg uit de verbrokkeling der her- togelijke waardigheid van Neder-Lotharingie. 84 MARKGRAVEN EN GRAVEN.

In macht en aanzien onder de wereldlijke vorsten, volgden op de hertogen de markgraven. Zij waren bewakers der grenslan- den of markers. Vandaar dat de graven van Vlaanderen (leenman- nen van Frankrijk) in de eerste tijden markgraven getiteld wer- den : wijl Vlaanderen een grensland was. Daarom was Antwerpen een markgraafschap. De markgraven hadden niet slechts de graaf- lijke rechten , maar waren te gelijkertijd met de hertogelijke be- dieningen belast. De graven waren aanvankelijk de rechtsbedeelers in naam des konings of des keizers , in een of meer gauen. Driemaal 's jaars Eaten zij voor bij het gaugerecht en spraken daar von- nissen uit. Wie door den graaf veroordeeld werd , had geen be- roep op den hertog , maar op den koning. Te gelijkertijd ook waren zij krijgsmannen : zij riepen hunne onderhoorigen krijgs- lieden op en schaarden zich met hen onder de banier des hertogs. Aanvankelijk was , evenals alle aanzienlijke • ambten het gravenambt niet erfelijk. [let werd dit langzarnerhaiid. Behalve door de algemeene richting der eeuw , werd deze erfelijkheid der graaflijke bediening zeer bevorderd door de omstandigheid, dat de graven gekozen werden onder de aanzienlijkste manner van een landstreek. Sours had men in een gau verscheidene graven ; soms strekte zich het graaflijk rechtsgebied van alien graaf over verscheidene gauen uit. let graaflijk ambt en rechten werden door de keizers dikwerf aan een bisschoppelijken zetel als leen verbonden e gelijk dit bijv. geschiedde met de graafschappen Veluwe en Stavoren aan de bisschoppelijke kerk van Utrecht. Andere graaf- schappen werden in den loop der tijden verbrokkeld, en het rechts- gebied kwam met de verschillende brokstukken aan verschillende heeren : dit was het geval met het graafschap Teisterbant. Het grafelijk rechtsgebied werd in vele streken niet weinig in- gekrompen door exemption. Pit noemde men , wanneer de keizer een bisschoppelijke kerk of eene abdij aan het rechtsgebied der gaugraven onttrok en haar het recht gaf om slechts door den keizer zelf geoordeeld te kunnen worden. Dit geschiedde met de abdij van Egmond en met die van Rijnsburg. Zeer vroeg-reeds werden de bezittingen der bisschoppelijke kerken onttrokken aan het graaflijk rechtsgebied. .Deze exemptie voor de bisschoppelijke kerken strekte zich ook uit over het hertogelijk gezag. KLEINE ADEL. 85

Tot hiertoe liebben wij gesproken over de groote leenmannen, die hunne macht te danken hadden aan beleening met eerie waar- digheid door den keizer of koning , welke waardigheid hun ge- legenheid gaf om grooter grondbezit en aanzien te verwerven , en eindelijk waardigheid en bezit beide erfelijk in hun geslacht te maken. Wel veel talrijker, , maar minder machtig en aanzienlijk , daarenboven afhankelijk van de groote leenmannen , waren die adellijke personen , welke insgelijks grond bezaten en in hun ge- slacht erfelijke waardigheden belrleedden. Men noemde hen den lageren of kleinen addl. Zij waren zoo oud als het land, hetwelk zij bewoonden en bezaten. De groote leenmannen zijn uit hen voor- gekomen ; maar door verloop van tijd zijn zij van deze afhan- kelijk geworden. Zij waren op twee6rlei wijze ontstaan. Eerstens doordien zij , minderen in rijkdom en grondbezit, ofschoon van even adellijk geslacht (onder de leenmannen van de holland- sche graven waren de heeren van Wassenaar, die beweerden of to stammen van Radboud) die aanvankelijk hun goed vrij bezaten , in leenmanschap der graven of hertogen geraakten : tweedens door- dien de groote leenmannen , op hunne beurt, weder aan hunne krijgslieden of dienstmannen een goed in leen gaven op de- zelfde wijze als zij het hunne van den koning hadden. ontvan- gen. Behoefte aan bescherming door machtigeren dan zij ; be- geerte .om aan het hOf van een aanzienlijke verbonden te werden , gelijk deze , op zijne beurt , in betrekking was aan het keizerlijk of koninklijk hof , bewogen velen om hunne bezittingen op te dragen aan den hertog of graaf, onder wiens rechtsgebied zij behoorden : op voorwaarde dat zij die bezittingen wederom als erfelijk leen uit diens harden zouden terugontvangen. . De aanzienlijksten onder hen werden barones , beers (van ber : man) genoemd. Vlaanderen telde er vier. Deze waren eigenlijk vrije adellijken, die echter voor andere bezittingen 's graven leen- mannen waren. _Baanderheeren werden zij ook wel genoemd om- dat zij onder een eigen bather den heerban volgden. De groote me- nigte van adellijken werden heeren genoemd. In de eeuw der eerste kruistochten , zijn zij voor het grootste deel slechts ge- noemd naar hunne woonplaats : bijv. Wouter van Kortrijk , Iwan van Aalst enz. Later kwam de gewoonte in twang om hen te noemen naar hunne bezittingen : bijv de beeren van Wassenaar , van Woer- 86 LEENEN. ALLODEN. den enz. De waardigheden , welke zij erfelijk . bezaten , waren vele in getal. Zoo waren er die erfelijke burchtgraven waren , dat is belast met het bewaken van eene bureht, in naafi hunner leenheeren, Zoo waren de heeren van Wassenaar burchtgraven van Leiden. Anderen waren erfelijke baljuws ; weer anderen waren in het erfelijk bezit eener waardigheid aan het hof der hertogen .-en graven. Zoo was het ambt van schenker of bottelier, die het beheer had over de wijnkelders aan het hof der graven van Ylaan- deren, erfelijk in het huis der heeren van Gaveren. Een leen was niet altijd een grondbezit : het was van velerlei soort. Ambten en bedieningen , officia, werden in teen gegeven : zoo ook tollen, beneveiis niuntreeht. Een leenman kon hetgeen hij zelf in leen had ook aan een ander overdragen ; zulk leen werd dan ackterleen genoemd. Zoo hadden de bisschoppen van Utrecht het graafschap Veluwe in leen van den duitschen keizer de bis- sehop had het weder in leen gegeven aan de hertogen van Bra- bant uit het huis van Leuven, en deze gaven het Weder in achterleen aan de graven van Gelre. De graven van Vlaanderen hadden het land bewester Schelde als leen van den keizer , en. later geraakte het als achterieen aan de hollandsche graven. Over 't algemeen waren alle mender adellijken bezitters van achterleenen: wijl hun leenheer, graaf of hertog , zelf leenman was. -De leenen werden ook verdeeld in zwaardleenen en spit- leleenen ; de eerste konder. all6en door mannen, de andere ook door vrouwen beeerfd warden. Zonneleenen noemde men die landen , welke eigenlijk van niet een leenheer afhankelijk waren, maar align ,,van de zon." De bezitter van dergelijk zonneleen zocht zoo zijn bezit eenigermate van belang was onmiddellijk onder het rijk to komen : dat was het geval by. met de abdij van Egmond en van Rijnsburg. Behalve de - leenen , fenda beneficia , waren er goederen , die geen leenen waren , dat is : waarvan de bezitter niet -door leenplicht aan eenig an-der was verbonden , maar die hij in vrif eigendom bezat. Deze noemde men Allodia (al en od : eigendom). Men kon over zijne allodiale bezittingen geheel en al naar wel- gevallen beschikken , terwij1 men bij het weggeven of bij erf be-. sehikkingen van leenen gebonden was aan het leenrecht. De band tussehen. den leenheer en den leenman werd gevormd door HULDE. 87 de hulde (komrnagium hominium) , waarbij deze aan gene be- loofde voor een grondbezit , een ambt of wat het zij , zijn man te zijn, (hammy lige, van ligatus : verbonden) , De leenman legde zijne handen in dig zijus leenheers bewees hem de uiterlijke bewijzen van hulde, en werd nu beleend : ee1 hertog met een bather; een bisschop met een staf ; een ander met een ander symbool , bV. een graszode , een boomtak , vow! een stuk land , voor een bosch enz. Door de hulde zath de leenman op zich zijne verplichtingen jegens zijn leenheer te vervullen. Deze ver- sehillen naar gelang van den card des Teens. Gewoonlijk bepaal- den zij zich bij het volgende. krijgsdienst, 2n oin te ver- schijnen op de dagvaarten - , waarop de leenheer hem mocht be- roepen ; 3° erkenning van diens rechtsgebied ; 4° het voldoen van zekere geldelijke verplichtingen bepaaldelijk door inede te beta- len aan den losprijs des leenheeren wanneer doze krijgsgevangen werd gen°. men ; door. geldelijke hulp wanneer diens zoon ridder werd gesiagen of diens dochter huwde. Een leenman kon zijn leen verliezen door ,folait dat is : wanneer hij aan zijne ver- .plichtingen jegens zijn leenheer tekortsehoot., De burcht van den leenheer was gewoonlijk de kweekschool en oefenplaats_ voor de kinderen van den leenman. Diens ,zonen dienden er alss pages en werden er onderwezen in de ridderlijke kunsten van wapenhan- del , jacht , enz. : diens dochters waren gezeischapsvrouwen en dienaressen van des leenheeren gemalin. Aan des keizers hof dienden de zonen en dochters van hertogen en graven ; aan het hof van dezen de kinderen der mindere edelen ; op het slot van den edelman de kinderen van hen , die een stuk gronds van hem in leen hadden. De dienstbaarheid werd niet beschouwd. als lets vernedereilds , maar als lets wat den dienende verhief.' In de eerste tijden na de verovering van het romeinsche rijk door de germaansche stammers, bleef de stand der vrijen een zeer aanzienlijk deel der bevolking uitmaken. Deze vrijen waren man- nen , wel niet van hoog en aanzienlijk geslacht, maar Loch van niemand afhankelijk , dan alleen van den heirvoerder, wanneer zij ten krijg moesten trekk-en ; of ondergeschikt run hen , die belast waren met de rechtsbedeeling. In den tijd van Karel ,.den Groote maakten zij nog een talrijke klasse nit; dock allerigs ver- minderde hun aantal. De invallen der' Noormannen , de regeering 88 VRIJEN-LIJFEIGENEN. van het ruwe geweld , dat in de tiende eeuw alleen den schepter zwaaide , deed hun aantal merkelijk vermiideren. De eigenaar eener hoeve , die niet sterk genoeg Was om: zijn eigen hof te bewaken of zich tegen een machtigen nabuur, , die zijne onaf- hankelijkheid bedreigde, te verdedigen, oordeekte het raadzaam , om zich tot den man (homme lige) van dezen of genen adellijke, van eene abdij of kerk te makers. In dit geval kon hij op meer rust en veiligheid hopen. Zoo ging alletigs de stand der vrijen te niet. Evenwel bleef hij in sommige streken stand houden. Het eigenlijk gezegde West-Friesland heeft nooit de feodali- teit gekend. In de streek, waar soh rij ver dezes woont , in het aloude Drechterland , hebben de boeren misschien van de tij den van Karel den Groote of hun eigen rechtsgebied gehad, zonder ooit heeren gekend te hebben , zonder ooit voor iemand auders te recht gestaan te hebben dan voor hunne schouten en uit eigen boezem gekozene schepenen. in Friesland, over de Zuiderzee , heeft het feodaal stelsel evenmin wortel kunnen schieten. Aileen aan de grenzen van het oude West-Friesland heeft men heeren gekend , b. v. van Schagen en van Hoogwoude , doch deze zijn eerst in later eeuw , onder het huis van Beieren , in het bezit dier heerlijkheden geraakt, welke hun door de graven, krachtens het recht van verovering, waren geschonken. De talrijkste klasse der bevolking werd gevormd door de lijf- eigenen (serfs). Deze waren de afstammelingen der slavers nit het romeinsche tijdvak en van hen, die toen als (coloni) landbouwers, in volkomen afhankelijkheid verkeerden; en ejndelijk van hen , die tijdens de verovering door de germaansche stammen tot dien staat van vernedering waren gebracht. Zij bebouwden het land van huunen heer, jaagden en vischten voor hem, waren zijne smids, timmerlieden enz. ; de vrouwen dienden op het kasteel, sponnen en weefden. Hiervoor ontvingen zij een stuk gronds om in hun eigen onderhoud te voorzien. Zij konden den grand , waartoe zij behoorden , niet verlaten dan met toestemming van hunnen heer. Deze kon hun lasten opleggen en onderstond maar al te vaak hen naar willekeur te straffen of liever te mishandelen. Evenwel was zijne macht niet onbeperkt ; en het was vooral de Kerk , die deze onge- lukkigen onder hare hoede nam. De lijfeigenschap drukte het zwaarst in de eeuw van de invallen der Noormannen. Toen de Kerk STEDEN. BURGERIJEN. 89 haar macht begon te doen gevoelen , toen de kruistochten aanvin - gen , werd de toestand der- lijfeigenen allengs beter. Naar gelang de bevolking meer verspreid op het land leefde , bleven de lijfeigenschap en de afhankelijkheid van de groote me- nigte van eenige weinige edelen in hare geheele volheid bestaan ; maar naar gelang de bevolking meer bijeenschoolde en steden vormde , begon zij meer hare eigene kracht en de begeerte naar meerdere onafhankelijkheid te gevoelen. Zoodra eene menigte zich zelve begint te tellen , verkrijgt zij het bewustzijn van de eerste, de ruwste kracht : die van het getal. Zoodra zij begint zich aan- een te sluiten, verkrijgt zij het bewustzijn eerier tweede, edeler kracht , die van gemeenschappelijkheid. Het bewustzijn nu van hun aantal en van de behoefte aan eene 'lawyer° aaneensluiting werd opgewekt bij hen , die hunne woonplaats kozen in steden. Tijdens de heerschappij der Romeinen en ook later nog tel- den , gelijk wij reeds in de vorige boeken hebben gezien , de Nederlanden slechts zeer weinig steden. De alleroudste op neder- landschen grondis Tongeren geweest. Van Gent wordt in de zevende eeuw gewag gemaakt. Nijmegen en Utrecht dagteekenen insge- lijks van de zevende eeuw : zoo beide althans niet gebouwd zijn op dezelfde plaats, waar reeds romeinsche steden lagen. Tiel en Wijk-bij-Duurstede zijn insgelijks zeer oud. Beide woraen ver- meld in de dagen der eerste Karolingers. Brugge en Yperen wer- den door den eersten Baudewijn• van Vlaanderen met muren om- ringd. Aalst dagteekent van het midden der negende eeuw. Ant- werpen van de tiende. Brussel bestond in de achtste en Leuven ontstond in de negende eeuw. Leiden en Vlaardingen worden in de tiende eeuw genoemd. Dordrecht werd eerst in het begin der elfde eeuw gebouwd. De eerste steden waxen niets' anders dan eene verzameling van nederige woningen van hout of leem gebouwd en met riet bedekt. Te midden dier hutten verrees eene of ook wel meer kerken , naar gelang van de talrijkheid der bevolking. Om de bewoners te be- schermen, werd eene gracht gegraven een muur opgetrokken en doze van bolwerken voorzien. Een klooster , eene abdij , de burcht van een machtig edelman gaven aanleiding, dat zich velen onder de scbaduwen daarvan neerzetten om er bescherming te zoeken. De abt of de heer vond het dienstig die saamgestroomde 90 HANDEL. GLLDEN. bevolking onder zijne hoede te nemen belastte zich met hunne be- seherming, en langzamerhand verrees eene nieuwe stad. Nyvelles is op de eerste , Leuven op de, tweede wijze ontstaan. De bewoners der steden waren in het tij:vak waarover wij than's han ielen voor het grootste deel nog lijfeigenen ; niet eene stad die een gemeente vormde in den zin , die in de latere middeleeuwen daaraan werd gehecht. Allengs echter namen de bewoners toe in welva,art ; de lijfeigenen wisten zich vrij te koopen door de middelen, die zij door de weinige handel en nijverheid, die er toen bestond, zich hadden weten te verwerven. Waren de stedelingen alien nog wel niet vrij , de dienstbaarheid drukte gewoonlijk minder zwaar op hen dan op de bewoners van bet platteland. Het waren vooral de graven van Viaa-nderen, die hegrepen hoe- zeer vrijheid aan de bevolkingen vermeerdering van welvaart, aan den vorsten zelven maeht en aanzien. gaf. Baudewijn iii stelde te Brugge , Kortrijk Kassel en andere steden jaarmarkten in , die den handel in die plaatsen deden leven en spoedig welvaart v-erspreidden. Brugge was reeds omtrent het jaar 1000 vermaard om zijne handel en scheepvaart op Engeland. Ore de handel en nijverheid to- bevorderen , verleende graaf Baudewijn aan de vrije burgers van Brugge , Gent en andere steden het recht om zich in gilden te vereenigen. Zoo noemde men de vereenigingen der mannen , die hetzelfde ambacht uitoefenden ; die om de be- langen van hun ambacht en hunne eigene veiligheid te behar- tigen , uit hun midden hoofdmannen kozen , dekens en gilde- meesters genaamd. In Brugge werden negen dergelijke gilden op- gericht. Verder stelde graaf Baudewijn in dertien- scheperten aan , waaronder een , die het voorzitterschap bekleedde, den imam van burgemeester voerde. Daar de eigenlijke opkomst der ge- meenten in een later tijdvak der middeleeuwen (1100-1300), haar bloei bij een nog later tijdvak (1300-1500) valt, zoo zullen wij op het onderwerp van de inrichting des gemeentewezens later terugkomen. Om echter een denkbeeld te geven van de rechten, die door de lagere volksklassen, in de negende eeuw, als eene weidaad werden beschouwd , waarop hunne naburen met een begeerig oog nederzagen , zullen wij mededeelen, welke de rech- ten waren, waarmede Baudewijn vi, graaf van Vlaanderen, in 1068 Geraertsbergen beschonk. Tot juistere waardeering zij verineld, PRIVILEGES. 91 dat .deze voorrechten geschonken werclen, om bevolking te lok- ken voor de stad, die de grad had gebouwd; derhalve rechten , die aan de bewoners van het omliggende land begeerenswaard ge- noeg moesten toeschijnen onl hen te bewegen tot het verlaten hunner woonsteden. I. Al wie in Geraertsbergen grond koopt en zich aan de stede- lijke wet, volgens het oordeel der schepenen onderwerpt, wordt vrij , al ware hij dat vroeger niet. 2. Pe burger van Geraertsbergen heeft het recht de stad te verlaten en zijne woonstede elders te kiezen , mits hij geene schulden nalate, 3. Geen burger mag gedwongen worden tot het tweegevecht of tot het ondergaan van- de vuur- of waterproof. 4. Een leek kan , wegens geldzaken, zonder zijn toestemining niet door een anderen leek voor het gerecht van den deken ge- dagvaard worden , maar alleen voor de schepenenbank. 6. Wie geen erfgenaam heeft, mag zijne goederen , zoo roe- rende als onroerende, vermaken aan de kerk of aan de armen. 6. Het in wettigen echt geboren kind , indien het zich bin- n'enshuis door een enkelen schreeuw heeft laten hooren en aan- stonds sterft , beerft zijne ouders. 7. Kinderen , die van bunne ouders jets vooruit gekregen hebben, moeten na dier dood het ontvangene v66r de erfdeeling inbrengen, 8. Indien een burger iemands allude - 1) voor schepenen en vrije lieden . te pand neemt, zal hem zulks als pand door de sche- penen toegewezen worden. 9. Een burger , die weigert zijne schuld to betalen , zal , na uitspraak der schepenen , door 's graven hulp en macht daartoe gedwongen worden. 10. In zaken , waarin de schepenen niet zullen weten wat te doen , zullen zij bij die van Gent te rade gaan. Voorts zullen zij zich in het vervolg te houden hebben aan de bestaande wetten en vonnissen. 11. Wie een ander doodt of verminkt, zal , buiten het gevil van eigen verweer , hoofd voor hoofd , lid voor lid geveli, 12. Wie een ander slant, sloot, op den grond we of zij

1) Vrij eigendom , in tegenstelling van beneficiu,in: leen. 92 PRIVILEGES.

Haar uittrekt , zal zestig schellingen boete aan den graaf betalen, en als het des Maandags gedaan is, zes pond. 13. Wie een schepen of schout , in des graven dienst ziinde , scheldt , zal zestig schellingen boete betalen , en des Maandags zes pond. 1) Men ziet, dat burgerlijke rechten, lijfstraffelijke rechtspleging , successierechten in deze belangrijke oorkonde door elkander ge- mengd zijn ; evenals dit, vijf eeuwen vroeger", in de wetten der Franken en andere barbaren bet geval was. Maar datgeen, wat den volken z(56 begeerlijk scheen ; datgeen, wat men bij de stich- ting eener stad in hare voorrechten meende te moeten schrijven, is het beste bewijs voor den geringen om yang der rechten , die de lagere volksklassen in het midden der elfde eeuw genoten.

1) De Maandag schijnt de dag geweest te zijn , naarop het yolk zich , te meest aan buitensporigheden overgaf. Daarom schijnen overtredingen , op dien dag gepleegd, met dubbele boete gestraft te zijn HOOFDSTUK VIII.

De Kerk. — De Investituurstrijd.

In het voorgaande hoofdstuk hebben wij de staatsinrichting der middeleeuwen , het leenstelsel, beschouwd ; maar wij hebben het slechts eene der beide zijden van die staatsinrichting gedaan. Staat en Kerk immers waren zoo nauw en innig met elkander verbonden , dat zij niet van elkander te scheiden waren. In de middeleeuwen had men nog geen begrip, dat het geestes- en het burgerlijk leven eens yolks van elkander konden gescheiden worden. Men kon zich niet voorstellen, dat de mensch , ziel en lichaam , twee in 6en , doze beide die onafscheidbaar zijn, in zijn maatschappelijk leven zou zoeken te scheiden ; dat men zou zeg- gen : de Staat heeft niets uit te staan met de Kerk, dat is : des menschen lichamelijk leven heeft niets uit to staan met zijn zieleleven. Wanneer men zich voorstelt, dat in die eeuwen de Kerk geheel en al den Staat beheerschte ; dat er steeds volledige harmonie en samenwerking tusschen beide bestonden , vergist men zich zeer. Een der grootste dwalingen omtrent den aard der mid- deleeuwen (bijna even groot als die , volgens welke die ieeuwen niets anders zouden geweest zijn dan eeuwen van domheid en duis- ternis) is : dat geheel de maatschappij in al hare deelen steeds in harmonie met de Kerk leefde. Het tegendeel is waarheid. Evenzeer als in de negentiende eeuw werd in de elfde tot de zestiende eeuw , nu met meer dan weder met minder hevigheid , de Kerk in hare leer , tucht , hierarchie en invloed op het leven van den Staat bestreden. Alle dwalingen onzer eeuw vinden wij onder andere vormen in de middeleeuwen terug : slechts de 6ene , groote ;, al- 94 DE PAUS. lesbeheerschende dwaling van onzen tijd niet , te weten , dat de Kerk moet gescheiden worden van den Staat ; slechts eene groote huichelarij niet dat men, onder het mom van u scheiding van Kerk en Staat", den godsdienst uit de maatschappij wil ban- nen , de Kerk vervolgen , het ongeloof bevorderen. De Staat, dat is de •Vorsten , die toen de Staat waren , poogde herhaaldelijk de Kerk aan zich onderworpen te waken : deze stelde zich to weer tegen die pogingen , en deze strijd is het , die gelieel de mid- deleeuwen door voortduurde en haar dat eigenaardig karakter geeft.

Clan het hoofd der Kerk stored , als opvolger van den H. Petrus en als stedehouder van Christus op aarde , de paus van Rome. Geheel de Kerk gehoorzaamde hem in alles wat leer en tucht betrof. EIij bezat niet slechts het hoogste toevoorzicht, maar ook de volheid der kerkelijke macht. De wetgevende en de uitspraak als hoogste rechter , deze kwam hem alle6n toe , voor zoover hij aan anderen er niet een kleiner of grooter gedeelte van overliet. Krachtens zijne macht als opperste bisschop der bisschoppen was hij scheidsrechter in alle betwiste punten tusschen verschillende kerken of bij betwiste ken. zen. De aartsbisschoppen ontvingen van hem het P allium , het kente3ken }limner waardigheid. Daar de paus den keizer kroonde, en door die kroning aan het kei- zerschap het verhevene karakter gaf , zoo kon hij ook die kro- ning weig,ren ; vandaar zijn hoog recut bij de verkiezing van den hoogsten Wereldlijken waardigheidsvoerder der christenheid. Daar de paus de opperste beslissing had omtrent alle zaken, die leer of zeden en kerkelijke tucht betroffen , zoo kon hij den- geen , die of week van de leer , grovelijk tegen de zeden zondigde of de kerkelijke tucht versmaadde , leeren , vermanen , berispen en, zoo hij halsstarrig bleef , van de gemeensehap der geloovigen afsnijden. Aangezien nu het voor iederen machthebbende over christenen , naar de zienswijze der middeleeuwen , als onmisbaar vereischte werd beschouwd, dat hij tot de gemeeuscbap der ge- loovigen behoorde , zoo werd hij , die van deze gemeenschap was afgesneden, in den ban was gedaan , ongeschikt geacht om macht en gezag over christenen te blijven uitoefenen. vandaar

1) Iets wat tot de onmogelijkheden behoort. BISSCHOPPEN. 95 dat door den kerkelijken ban de onderdaneii losgemaakt werden van hunne verplichting van gehoorzav,mheid. Die macht echter tot het ontslaan van den eed van gehoorzaamheid bezat de paus niet als essentieel aan zijne geestelijke macht verbonden, maar ais voortspruitende uit het staatsrecht der middeleeuwen, ora- trent de verhouding van Kerk en Staat ; en de opvatting der geloovigen, dat alleen llij , die met hen in de gemeenschap der Kerk van Christus leefde, waardig was over hen to gebieden. Was de paus het opperhoofd der geheele christeuheid, de verschillende kerkelijke provincien hidden als eerste der bis- schoppen , een aartsbisschop , die voorzat bij de proviaciale con- cilien en bij de wijding der suffragaan-bisschoppcn. In de _Neder- landen was niet een aartsbisschop ; de bisschoppen vaa Luik en Utrecht stondeii onder den aartsbisschop van Keulen ; die van Kamerijk en van Doornik onder den aartsbisschop van :Rheims. Wij hebben in ons vorige Bock reeds gesproken over de ver- schillende bisdommen , tot welke de nederlandsche gewesten be- hoorden. Dat van Doornik strekte zich uit over het grootste ge- deelte van Vlaanderen; dat van Kamerijk over bijna geheel Henegouwe en Brabant; tot dat van Luik behoorden een ander deal aan Brabant, Luxemburg, Namen , belgisch ell nederlandsch Limburg; terwij1 het kerkelijk rechtsgebied van den bisschop van Utrecht zich uitstrekte over nagenoeg alit neclerlandsche gewes- ten boven de Maas. De bissohop was het licK,fd van de geeste- lijkheid iii zijn diocees. Flij gat' lam de wijding en hunne ker- kelijke j urisdictie. FIij wees voor zoover dit niet volgens ver- kregene rechteii aau anderen toekwarn , hunne standplaatsen aan. Iij kon hen schorsen in hunne bediening en in sommige ge- vallen ontwijden. Hij kon hen , die onder zijn geestelijk rechts- gebied behoorden , in den ban doen en de uitoeiening der ker- kelijke bedieningen in zijn diocees schorsen (interdict). Behalve de, zoogenaamde wereldlijke geestelijkheid, had men de Diet minder talrijke regulierc geestelijkheid. Peze kan men verdeelea in kanunniken en kloosterlingen. De kanunniken (viri canonici , dat is , die volgens den canon : regel, leefden) volgden de regels , hun in 760 door Chrodegang, aartsbisschop van Metz, gege- veti. Het waren priesters , in bezit van bepaalde prebenden , die gemeenschappelijk leefden en hunne godsdienstoefeningen hielden. 96 REGULlEREN EN TANCHELIN. Zij vormden den overgang tusschen wereldlijke geestelijkheid en eigenlijk gezegde kloosterlingen. Zij waren steeds aan eene kerk verbonden. Het werd voor een vroom werk beschouwd , aan eene kerk kanunniken toe te voegen. De kerken van Antwerpen , Leuven , Utrecht en van vele andere steden , te veel om te noemen, werden door de wereldlijke en geestelijke vorsten met colleges van kanunniken begiftigd dat is met de goederen voor hunne prebenden (waaruit zij inkomsten trokken) voor- zien. Later vormden de kanunniken van de bisschoppelijke steden de colleges , die den bisschop kozen en met hem het bestier van het bisdom voerden. In de tiende en elfde eeuw waren het nog schier uitsluitend de Benedietijnen, die de kloosters in Nederland bevolkten. De orde van Clugny heeft in de noordelijke Nederlanden weinige kloos- ters gehad ; de Cisterciencers , de bedelorden , behooren tot het volgende tijdvak. De Norbertijnen of de orde van Praemonstreit nam een aanvang in de eerste jaren der twaalfde eeuw. De H. Nor- bertus, uit het noorden van Frankrijk geboortig, was hare stich- ter. Omstreeks het jaar 1109 , toen de ketterij van Tanchelin (of Tanchelijn) hare verwoestingen aanrichtte in de nederlandsche gewesten , werd de H. Norbertus geroepen om, door zijne pre- dikingen en die zijner kloosterlingen , het yolk te onderricht- ten en tegen de verleiding der dwaalleeraars te besehermen. Deze Tanchelin was misschien (omtrent zijne geboorte weet men weinig) afkomstig uit Zeeland. Omstreeks het jaar 1109 begon hij zijn kettersehe leer te verkondigen. Hij tastte de leer der Kerk en der H. Sacramenten aan ; ontkende en versmaadde de kerkelijke tucht; trok to velde tegen de tienden en andere inkomsten der geestelijkheid. Bij gebrek aan genoegzame beschei- den valt het moeielijk veel omtrent de aard en strekking zijner ketterij te zeggen. Het schijnt echter zeker, dat hij zelf zich aan de grofste zinnelijkheid en ongebondenheid overgaf en die bij zijne volgelingen aanmoedigde ; dat hij de maatschappelijke toestan- den aanrandde en de mindere volksklasse ophitste. Zoo was hij de voorlooper der wederdoopers van de zestiende on de socialisten der negentiende eeuw. Tanchelin trok, vergezeld van eene ongeor- dende bende , eenige duizenden sterk, het land door. De zeeuwsche eilanden , Vlaanderen, Brabant en vooral Antwerpen waren het KNEVELARIJEN DER EDELEN. 97 tooneel zijner revolutionaire opruiing. Hij vond in laatstgenoemde stad den dood. Fen geestelijke sloeg hem de hersenen in. Tan- chelin was niet de eerste, die de geestelijkheid van hare tijdelijko bezittingen zocht te berooven. Vat hij leerde was reeds in de eeuwen , welke hem voorafgingen , door verscheiden edellieden in toepassing gebracht. Wanneer de keizerlijke schepter door een krachtige hand gevoerd werd , konden de kerken op be- scherming rekenen maar in de tijden van regeeringloosheid en strijd tusschen de leenmannen, of van dezen tegen den keizer , werd het recht maar al te zeer versmaad, en regeerde alleen het ge- weld. De kronieken der tiende en elfde eeuw gewagen telkenreize van de geweldenarijen , waardoor de een of andere machtige leenman zich van de kerkelijke goederen wist meester te makers, of de keuze van dezen of genen bisschop of abt , naar zijn welgevallen , door te drijven. Reinier Langhals , graaf van Henegouwe en hertog van Lotharingie , maakte zicli meester van de rijke proosdij van St.-Servaas te Maastricht, Baudewijn It graaf van Vlaanderen van de abdij van St.-Pieter te Gent. Hendrik , graaf van Limburg , wilde in de eerste jaren der twaalfde eeuw met geweld een zijner aanhangers aan de kloosterlingen van St.-Truyen als abt opdringen. Toen deze zich nu daar tegen verzetten, maakte hij zich meester van hunne bezittingen. in de omstreek van Keulen , en dreigde hen oak te berooven van hunne goederen, die zij in het graafschap Teisterbant bezaten. De bisschop van Utrecht , graaf Floris de Vette van Holland , keizer Hendrik v zelf werden in dit ge- scbil betrokken. r — zegt de kroniekschrij ver van St.-Truyen noch koning , noch bisschop , noch vriend hoegenaamd durfde ons tegen zulken tiran bijstaan." Hij dreigde de kloosterlingen met dood en verminking , deed lien de grootste mishandelingen ondergaan of wierp hen in zijne gevangenissen , waaruit zij voor geld moesten losgekocht worden. Eindelijk werd aan deze ge- weldenarijen door den keizer een einde gemaakt, maar de kloos- terlingen moesten hunne rust van den roofzuchtigen graaf voor een belangrijke som koopen. Wij zouden uit de nederlandsche geschiedenis een tal van der- gelijke kuevelarijen , aan geestelijke goederen gepleegd , kunnen mededeelen. De rijkdom der kerken en kloosters , die te ge- lijk diende voor onderhoud van geestelijken , kerkgebouwen , ar- me O. 7 98 WELDADEN DER KLOOSTERS. men; scholen en pelgrims, lokte de begeerlijkheid der adellijke geweldenaars aan. Om bescherming te genieten bij machtige ede- len , zochten de kerkelijke lichamen , bisschoppelijke kerken , ab- dijen , iemand , machtig genoeg om voor hen het zwaard te kun- nen voeren. Vele kloosters hadden dergelijke beschermers , advo- cates , avoid , beschermheer genoemd. Deze genoot daaryoor be- paalde inkomsten of had eenige goederen in leen. Gelijk schier alle ambten en waardigheden, werd ook dergelijk beschermheer- schap spoedig erfelijk. Maar diezelfde beschermheeren werden sours onderdrukkers of beroovers. Vele adellijke geslachten hadden het grootste deel hunner rijkdommen en macht te danken awn goe- deren van kerken , over welke zij oorspronkelijk beschermheer. wa- ren , doch die zij zich hadden toegeeigend. Ondanks de geweldenarijen, waaraan de goederen der geeste: lijkheid herhaaldelijk blootstonden , namen de kloosters en ab- dijen toe in getal , invloed en macht. Onberekenbaar groot zijn de weldaden, door hen aan het land bewezen. Men overdrijft niet met te zeggen, dat minstens een der. de van den bebouwden ne- derlandschen grond der middeleeuwen door de kloosterlingen van den H. Benedictus en andere orden,. die uit deze zijn ontsproten, aan bosschen en moerassen is ontwoekerd. Wij zouden te wijdloo- pig moeten worden, zoo wij zelfs de voornaamste kloosters van de Nederlanden wilden gedenken. Afflighem in BrabAnt , Tonger- loo insgelijks in Brabant , Rolduc in Limburg , Folwerd in Fries- land; de nonnenabdij van Rijnsburg in Holland dagteekenen van de twaalfde eeuw. Hoe menig liteigene , in de wereld versmaad , klom , krachtens de gelijkheid in Christus , in het klooster op tot de aanzienlijkste waardigheden. Al ware het, dat de kloosters al- leen slechts het beginsel van de gelijkheid van alle menschen als alien broeders in Christus , aan de maatschappij dier eeuwen geleerd hadden , zouden zij zich daardoor reeds verdienstelijk aan de beschaviiig hebben gemaakt. Een der grootste moeielijkheden , waarmede de Kerk had te kampen , was de aristocratische of liever feodale geest van de maatschappij der middeleeuwen. Hem , die dieper doordenkt over- de geschiedenis der katholieke Kerk , gedurende de reeki van eeuwen van haar bestaan , ziet, dat zij en zich steeds voegde naar het eigenaardig karakter van de beschaving en sociale ont- INVESTITUURSTRIJD. 99 wikkeling van het tijdvak, waarin zij verkeerde, en zich te gelijkertijd steeds te weer stelde tegen de afwijkingen van den menschelijken geest en van de maatschappelijke toestanden , uit die afwijkingen geboren. Eene en dezelfde in hare essentie, door alle tijden heen, heeft zij zich gevoegd naar de eigenaardigheden van elke eeuw : daardoor is zij verscheiden geweest en toch altijd een gebleven. De maatschappij der middeleeuwen was geheel en al aristo- cratisch : niet in den zin van de macht en het bezit der voor- treffelijksten , maar de macht en het bezit der hooggeborenen. Voor zoo verre dit maatschappelijk streven niet het essentieele van de Kerk , in haar leer en tucht , aanrandde, voegde zij er zich naar. Waarom zou zij er zich ook tegen verzetten, dat b. v. in de abdij van Rijnsburg of te Oostbroek slechts ,*i-rouwen van adellijke ge- boorte werden opgenomen : dat sommige kapittels van kanunni- ken geheel en al uit adellijke personen bestonden Maar toen de aristocratie zich geheel en al meester wilde maker van de Kerk, toen brak de strijd uit over. de verhoudingen tusschen Kerk en Staat , die in de middeleeuwen evenzeer is gevoerd , als in ooze dagen. In. het tijdvak , over hetwelk wij thans handelen , heette die strijd de investituurstrijd , een der .gewichtigste, aan gevol- gen rijkste strijd , die ooit in Europa is gevoerd. Hij werd ge- heel de christenheid door gestreden ; op alle rangen en standee oefende hij zijn invloed uit : tot in de verwijderdste oorden voelde men er den terugschok van. Drie kankers knaagden aan het lichaam der Kerk : de aan- matiging der vorsten , de simonie en het ongeregelde leven der geestelijken. Vail het hoofd tot aan de geringste ledematen aan- gedaan , was haar lijden groot. De keizers hadden zich , vooral sinds Otto 1, het recht aangematigd om zoo niet den pans zelf aan testellen, dan toch een ongeoorloofden invloed op de keuze van eenen opperpriester uit te oefenen. Dit aangematigd recht scheen min of meer gewettigd, wiejl in de tiende en het begin der elfde eeuw het aanzienlijke geslacht der graven van Tusculum op de geweldigste manier ingegrepen had in de verkiezing van eenen paus. Het misbruik scheen door den tijd gewettigd te _ zullen worden. De Otto's , keizer Koenraad , diens zoon Hendrik in en nog meer de zoon van. dezen , Hendrik iv, oefenden een onge- oorloofde macht uit op de keuze van eenen opperpriester , tot- 100 STRIJD TUSSCHEN GREGORIUS VII dat Hildebrand , als paus Gregorius VII , den strijd tegen den keizer aanvaardde , om de Kerk vrij te waken. Maar niet alleen in de keuze eens pausen, ook in die van bisschoppen en abten mengden zich de keizers en koningen op de rneest ongeoorloofde wijze. Hunne aanmatigingen hadden ech- ter een schijn van recht : die schijn kwam voort uit de eigen- aardigheden van het feodaal stelsel. Schier iedere bisschopszetel, iedere abdij immers had goederen als leen. De keizer of koning nu gaf, als leenheer, de investituur voor die goederen. Daaruit meende hij het recht te ontleenen , om te gelijkertijd de geeste- lijke waardigheid te begeven. Dit recht nu ontkende de kerkelijk- geziude partij. Zij hield vol dat de geestelijke waardigheid alleen kon begeven worden door hen , wien dit toekwam volgens de ker- kelijke wetten ; terwij1 alleen van de tijdelijke bezittingen, met eene bisschoppelijke kerk of een klooster ten nauwste verbon- den , door den wereldlijken leenheer de investituur kon gegeven worden. Daar men in de middeleeuwen ongemeen veel waarde hechtte aan uiterlijke zinnebeelden , zoo bewoog zich de strijd om de vraag , of de vorsten de investituur konden geven met ring en staf of met den schepter. Kwam hun het eerste toe , dan begaven zij de kerkelijke waardigheid; met den schepter be- leenden zij slechts met tijdelijke goederen. Dit wat den vorm van den strijd betreft ; mar het wezen was : of de vorsten te gelijk met de tijdelijke ook de geestelijke macht in zich vereenigen zouden. Was dit he geval , dan viel de westersche Kerk zoo diep als de grieksche , ja als het kalifaat der Muzelmannen ! De keizers van het huis van Saksen en van Frankenland , hadden zich bijna geheel en al meester gemaakt van het recht van benoeming der bisschoppen in het rijk. Wij . hebben gezien hoe Adelbold en Bernulf bisschoppen van Utrecht werden door de keuze des keizers. Alom geschiedde dit. Het gevolg daar- van was, dat ook hertogen en graven , zoo zij machtig genoeg waren om zich te doen gelden , zich op ongeoorloofde wijze meng- den in de keuze van bisschoppen en abten. Uit het eene euvel volgde het andere. Onwaardige pri€sters zochten door goud of afstand van goederen hunner kerk de gunst te koopen van hem , die machtig genoeg was , om hen tot eene rijke geestelijke waar- digheid te verbeffen. Te recht werd dit door de streng-kerkelijken, EN HENDRIK IV. 101 als een groot kwaad beschouwd te recht noemde men het de zonde en ketterij van simonie. Waren er geen talrijke getuige- nissen , wij zouden ter nauwernood kunnen gelooven , dat dit euvel zoo diep was doorgedrongen , als dit werkelijk het geval is geweest. Zij , die op onwaardige wijzo tot geestelijke bedieningen waren gekomen , gedroegen zich. gewoonlijk hunnen stand onwaardig. Velen leefden in ergeriijke ongebondenheden : het houden .van bijzitten door geestelijken gaf een voortdurend schandaal. Tegen al deze misbruiken trok de paus te velde. Hildebrand, een tijd lang als raadsman van Brie elkander opvolgende pause» , hetzij eindelijk zelf , als Gregorius vii , verhief met onbezweken moed zijne sten tegen hen , die der Kerk, door hunne simonie en ongebondenheden , tot schande strekten. Hij tastte bet kwaad in de hartader aan , in den keizer van het duitsche Rijk, Hendrik iv. Peze was ienaand, die door een losbandig leven en dwingelandij zich den afkeer van een groot gedeelte zijner leenmannen had op den hals gebaald. Bi,na te gelijkertijd geraakte hij in strijd met de Saksers , die zijne knevelarijen moede waren, en met den paus , die van hem vorderde dat hij zou aflaten van zijne aanmatigin- gen in het begeven van kerkelijke waardigheden en van zijne simonie. Toen Hendrik iv niet slechts weigerde van gedrag te veranderen, maw ook, door zijne trawanten , een aanslag op 's pausen leven (Teed , sprak Gregorius vii den ban over hem nit en ontsloeg zijne onderdanen van hunnen eed, aan hem. afgelegd (1076). Nu brak een felle strijd los tusschen de aan- hangers des pausen en des keizers. Geheel het rijk werd in twee partijen verdeeld. De Saksers, vooral hevig op Hendrik iv ge- beten , irokken tegen hem partij. Een burgeroorlog , die duurde zoolang de keizer leefde , verdeelde het geheele rijk in twee vijandige kampen. Het ligt niet in ons bestek , om de wisselvalligheden van dien burgerkrijg te verhalen. Genbeg zij het te melden , dat Hendrik iv genoodzaakt werd openbare boete voor den paus te doen ; dat hij echter onmiddellijk weder den strijd aanvaardde en nogmaals ge- excommuniceerd werd ; dat de Saksers en Zwaben , toen een nieuwe keizer kozen , Rudolf van Zwaben , dat Hendrik iv een tegenpaus , Hubert van Ravenna , liet kiezen ; dat hij , vooral 102 STRIJD IN DE NEDERLANDEN. door de dapperheid van Godfried van Bouillon , op zijne tege'n- standers de overwinning behaalde ; dat hij daarop Rome ging be- legeren , waarop Gregorius vii de wijk nam naar Salerno, in welke stad hij stierf (1085) met de woorden op de lippeu ffIk heb de gerechtigheid bemind en de ongerechtigheid gehaat, daarom stierf ik als balling." Ook in de Nederlanden gevoelde men de noodlottige gevol- gen van den strijd tusschen den paus en den keizer. Iedere mach- tige leenman trok partij , naar gelang dit met zijne inzichten of belangen strookte. Sommigen telden den leenmanseed meer dan het belang van den godsdienst; anderen wilden geen geexcom- municeerde meer gehoorzamen. On.der- de vurigste ijveraars voor Hendrik iv behoorde de bisschop van Utrecht, Willem. De kei- zer had diens geslacht en bisschoppelijken zetel zeer begun- stigd.,. Hendrik iv hield , evenals zijn vader Hendrik iii , dik- werf langen tijd te Utrecht verblijf. Kroniekschrijvers uit die eeuw verhalen, dat bisschop Willem van zijnen kansel , bi; ge- legenheid van het Kerstfeest van 1076 , met schimpredenen en lastering6n tegen den paus uitvoer en dezen voor een verworpe- ling verklaarde , die door hem (bisschop Willem) geexcommuni- ceerd werd. Op hetzelfde oogenblik viel hij als door den bliksem getroffen neer : de dood greep hem aan te midden van zijne ver- wenschingen. Ook bisschop Otbert van Luik en de meeste ne- derlandsche leenmannen, waarouder Godfried van Bouillon , trok- ken partij voor Hendrik Iv. Godfried echter gevoelde zich later hierover bezwaard : dit was eene der redenen , die hem bewo- gen als kruisvaarder naar Jeruzalem op to trekken. De hol- landsche graven daarentegen trokken partij tegen Hendrik Iv. Dit is misschien toe to schrijven aan de omstandigheid, dat zij her- haaldelijk in twist waren mkt den utrechtschen bisschop , die sterk door Hennrik iv begunstigd werd. Ook zal de nauwe verwant- schap der hollandsche graven met het hertogelijk huis van Sak- sen er veel toe bijgedragen hebben om hun partij te doen kie- zen tegen een keizer, die zich in alles den bittersten vijand der Saksers betoonde. Met • den dood van Gregorius vii was de investituurstrijd niet geeiiidigd ; hij duurde steeds voort. Hij was voor de Kerk eene levensvraag : daarom gaven Gregorius' opvolgers niet toe. Hen- CONCORDAAT VAN WORMS. 103 drik Iv was van zijnen kant steeds hardnekkig. Bij den godsdienst- twist voegde zich de burgeroorlog. Des keizers eigen zoon , later Hendrik v, stond tegen hem op. De strijd tusschen vader en zoon werd voornainelijk gestreden in Neder-Lotharingie. Beiden zoch- ten er aan hangers te verwerven. De bisschop van Luik , de graaf van Limburg, van Luxemburg en Namen trokken partij voor den vader; de graaf van Leuven voor den zoon. Eerstgenoemde be- haalde de overwinning in een slag bij Vise , doch de vruchten der overwinning gingen verloren door den dood van Hendrik iv, die eenigen tijd later (1106) stierf. Zijn lijk bleef eenigen tijd lang onbegraven staan in het voorportaal van de kerk te Luik ; daar niemand den geexcommuniceerde in gewijde aarcle wilde bijzetten. Later werd het naar Spiers overgebracht. Na de komst van Hen- drik v tot den keizerlijken troon , verklaarde deze den graaf van Limburg vervallen van het hertogdom van Neder-Lotharingie en schonk dit aan Lambert, graaf van Leuven , zooals wij reeds ver- haald hebben. Hend.rik v was zoodra niet ten keizerlijken troone gestegen, of hij kwam met alle vorderingen van zijn vader , in het begeven der geestelijke waardigheden , te voorschijn. Ook tegen hem werd de ban aitgesproken. De strijd duurde nu weder vele jaren ; maar thans stond Utrechts bisschop niet meer aan de zijde des keizers. Bisschop Godebald was een man van vromeu zin. In het utrechtsche bisdom had de kerkelijke richting het vroeger verlo- ren terrein gehe,e1 en al herwonnen. De ,onvermoeide ijver van Gregorius vii had vruchten gedragen. De simonisten en lostan- dige pries_ ters waren het yolk een voorwerp van afschuw gewor- den ; een strengere zin had de plaats ingenomen van slapheid. , Den 23 , September van 1122 werd eindelijk tusschen paus Calixtus III en keizer Hendrik v te Worms een concordaat ge- sloten , hetwelk aan den investituurstrijd een 'elude maakte. Be keizer deed afstand van de investituur met staf en ring, en verklaarde de keuze van bisschoppen en abten vrij de paus er- kende des keizers real OM met den schepter aan geestelijken in - vestituur te geven voor de tijdelijke goederen , die zij van hem in leen hadden. Onder de bisschoppen, die het concordaat van Worms teekenden , beyond zich ook die van Utrecht , Godebald. HOOFDSTUK IX.

Maatschappelijke toestand in de IX tot de XI eeuw.

Men heeft de n3id.deleeuwen wel eens genoemd een tijd van strijd tusschen barbaarschheid en christendom. Dit is zeer juist, wanneer men het tijdvak der middelecuwen beperkt tot het einde der elfde en het begin der twaalfde eeuw. Voorzeker ziet men in de twaalfde en zelfs in de dertiende eeuw ja later nog , sporen van de heroude barbaarschheid , den zonen van Chlodwigs gezellen bijgeble- yen ; maar het christendom heeft dan geheel en al overwinning be- haald. Heidendom en barbaarschheid zijn teruggedrongen tot achter den Weichsel en verder nog.. Geheel iets anders is het geval met het tijdvak, waarover wij in dit Bock handelen. De invallen der Noormannen hebben in zekeren zin (hoewel in min- dere mate , wij1 hunne invallen niet zulken omvang hadden) het- zelfde gedaan, wat de barbaren in de vijfde eCli\V ,hebben verricht. Zij hebben de ontluikende beschaving, het werk van Karel den Groote, zoeken te vernietigen , gelijk de Gothen , Vranken en anderen de verouderde beschaving der Gallo-Romeinen hebben vernietigd. Niets was, om zoo te zeggen , overgebleven clan de cbristelijke instellingen. Het christendom, als het zout der 'aarde , bewaarde het maatschappelijk lichaam , _ dat nogmaals tot ontbinding dreigde te vervallen , voor bederf. Het gaf aan het werk der Germa- nen het christelijk karakter. De feodaliteit werd veredeld door het rid,lerwezen; de maatschappelijke instellingen door den invloed -der Kerk; de ongetemde geest der barbaren door den zachteren geest des Evangelies. Het edelere, het aetherische element , om ons zoo uit te drukken, zocht het grovsre, het stoffelijke te KARAKTER DER 1%1 IDDENEEUWEN. 105 doordringen. Dit geraakte daartegen vaak in reactie , en die strijd der verscheidene elementen geven het eigenaardig karakter' aan de middeleeuwen. In het tijdvak , waarover wij thans spreken, scheen het grovere de overwinning te zullen behalen ; doch het be- haalde die niet. In het daaropvolgende tijdvak, van de kruistocli- ten tot aan het begin der veertiende eeuw , scheen het edele ele- ment voor een wijle overwonnen te hebben ; maar de overwinning was onvolledig. De strijd tusschen de stad Gods en de stad der menschen duurt voort en beheerscht de wereldgeschiedenis. Wie zich de middeleeuwen (ook het bete gedeelte daarvan, eeuw) voorstelt als eon ideaal, oordeelt eenzijdig. Wie zich die eeuwen voorstelt als een tijd van duisternis en onwe- tendheid , oordeelt even eenzijdig. Bij beide deze verschillende oordeelvellingen blijkt het , dat zij, die zdd oordeelen , dat tijd- vak niet grondig genoeg hebben bestudeerd. De germaansche geest bleef in instellingen , zeden, wetten en gewoonten , in de Nederland.en zoo zuiver als ergens adders in Europa. En de germaansche geest openbaarde zich vooral door het gevoel .van onaf hankelijkheid van den individu ; wanneer men namelijk in bet oog houdt, dat, althans voor de elfde eeuw, alleen de naneven der overwinnaars, de edelen telden. De herinneringen van de barbaarschheid deden den zwakke schatten gelijk niets ; het christendom echter leerde in hem, even zeer als in den sterke, het schepsel, naar Gods evenbeeld geschapen , waardeeren. Onaf- hankelijkheid van den individu derhalve , maar'die onaf hankeliik- heid eenigermate gebonden door de trouw aan het eigen gekozen opperhoofd, van • wien men voor die verleende trouw ettelijke voordeelen ontving : dit toch is de beteekenis van de verhouding tusschen den leenheer en den leenman. Maar telkenreize zocht men zich zelfs van die trouw te out- slaan ; vooral wanneer de leenheer zwak , de leenman zich sterk gevoelde. Telkenreize welde in het gemoed het barbaarsche ele- ment op : en die opwellingen openbaarden zich door daden van ruw geweld , van afgrijselijke wreedheid of ongetemden hartstocht. Wanneer men de j aarboeken van die tijden openslaat, leest men herhaaldelijk van gruwelen, waarin men de naneven van de ge- zellen der Merowigs en van Fredegoiide herkent. Vreeselijk bruiste soms het krachtige bloed der jeugdige maatschappij. Maar wan- 106 BARBAARSCHHEID. neer het opbruiste , zou men wanen dat men te doers had net duivelen , niet met menschen. Reinier ir , graaf van Henegouwe, was een dier mannen. Zijn ontembare gemoedsaard liet zich door niets aan banden leggen. Hij beroofde zijne nabestaanden , plun- derde en blaakte, vermoordde zijne vijanden tot in de gewijde plaatsen ; viel met zijne trawanten in de abdij van Lobbes, huis- vestte , vergezeld van zijne echtgenoote, daarin alsof het een roovershol ware; ontzag zich niet om het altaar, waarop het heilig offer werd opgedragen,• tot de laagste doeleinden te misbrui- ken. Slechts- door overmacht kon de aartsbissehop Bruno, hertog van Lotharingie , hem tot onderwerping brengen (956). Wij hebben met een enkel woord reeds gesproken van Adela, gravin van Hamaland en haren echtgenoot Wichman. 1) Hunne geheele geschiedenis is niets anders dan eene aaneenschakeling van roof, moord , plundering , pogingen tot vergiftiging en opstand tegen het keizerlijk gezag. Het verhaal hunner euveldaden is tot ons gekomen, doordien Meinwerk van Paderborn, opgenomen on- der de Heiligen , de zoon was dier misdadige vrouw : van hoevelen, die handelden gelijk zij , is nooit iets in de geschiedboeken ver- meld geworden ! Een ander voorbeeld van de woestheid en bar- baarschheid dier tijden biedt ons Richilde, gravin van Tlaande- ren en Heilegouwe. Zij liet op zekeren flag zestig inwoners van Yperen s die uit naam hunner stad tot haar gezonden waren , bij den hals grijpen en onmiddellijk door den beul ter dood bren- gen. Diezelfde Richilde , wederom een karakteristieke trek van hare eeuw , gevoelde later diep berouw over hare misdaden en ging hare laatste levensdagen eindigen in Messene , de stad, die zooveel van hare razernijen had te lijden gehad. Niet slechts de vorsten , maar ook de mindere edelen speelden op hun eigen gebied den tiran. Hunne kasteelen waren dikwijls niets anders dan rooversholen. Zij loerden op den weerloozen reiziger , over- vielen hem , sleepten hem naar hun kasteel, wierpen hem daar in een kerker en lieten hem daar versmachten totdat hij een losprijs naar hunne willekeur had betaald. Baudewijn met de Bijl liet op een keer twaalf edelen ophangen, die weerlooze kooplieden hadden uitgeplunderd. Geen wonder, dat de weinige

1) Zie boek In , hoofdstuk BAUDEWIJN MET DE BIJL. 107

handelaars in die dagen , in sterken getale , welgewapend reisden, evenals thans nog de karavanen , die in Arabia vreezen voor de Bedulnen. Tegen dergelijke knevelarijen van machtige roovers, die geen ander recht kenden dan het recht des gewelds , vermocht niets dan eenen ijzeren, onverbiddelijke arm. De namen der vorsten, die hunne arme , weerlooze onderdanen wisten te beschermen tegen het geweld der roofzuchtige edelen , zijn in de herinnering des yolks onuitwischbaar gebleven. Geen naam was gedurende de middeleeuwen bij het yolk meer bemind , als een toonbeeld van gerechtigheid , dan die van Baudewijn, met de Bijl. Onver-

biddelijk jegens geweldenaars , strikt rechtvaardig, dag en nacht werkzaam om de justitie te handh-aven , wist hij einclelijk rust en veiligheid aan zijn graafschap, Alaanderen, to sehenken. Maar zelfs die justitie droeg nog geheel en al de karaktertrekken der barbaarschheid. Baudewijn zwierf zelf vermomd het land door. Hoorde hij van eene euveldaad, hij begaf zich naar de plaats , waar zij was geschied, riep de schuldigen en getuigen voor zich, sprak onmiddellijk vonnis en liet het op staanden voet voltrek- ken ; soms flikkerde zijn gevreesde bij1 in de lucht en spleet de hersenen van den misdadiger. Op zekeren dag kwam eene arme weduwe zich beklagen over zekeren ridder Jan van Oostcamp. Baudewijn zond een deurwaarder , Ulryk , om den edelman to dagvaarden. Doze word over die dagvaarding zoo verbitterd, dat hij den deurwaarder doodsloeg. Bevreesd voor de gevolgen van zijne misdaad , begroef hij het lijk. Het paard des verslagenen kwam zonder zijn meester te Brugge terug. Onmiddellijk gnat de graaf zelf naar het kasteel van an van Oostcamp : het lijk van den deurwaarder wordt gevonden ; de graaf gebiedt den moorde- naar te binden aan den staart van het paard van zijn slachtoffer, en laat 'hem zoo over den ru.wen weg verpletteren. De broader van denzelfden Jan van Oostcamp , Peter van Oostcamp , een der edelen, die tot des graven gevolg behoorden, had aan eene arme vrouw haar geheelen rijkdom, twee koeien, ontnomen. Zij komt bij den graaf , beklaagt zich ; Peter van Oostcamp is tegenwoor- dig ; zijne schuld wordt bewezen : de graaf beveelt dat - hij op staanden voet zal geworpen worden in een ketel met kokend water , die ter plaatse , waar hij recht sprak , aauwezig was. Op 108 LANDSVREDE. GODSVREDE. zulke wijze oefende Baudewijn met de Bijl de justitie nit. Door zulke middelen slechts kon hij de boosdoeners beteugelen en zijne onderdanen tegen de machtige edelen beschermen. Mocht de 'roofzucht een der voorname redenen der ul- dig& wezen, niet minder was dit de barbaarsche reden der erfveeten : iets, wat wij bij alle onbeschaafde of half beschaafde volken terugvinden. leder rekende, • dat hij recht bezat zijn eigen wreker te zijn. Koch niet alleeii hij zelf , die zich beleedigd waande r maar ook zijne vrienden en verwanten rekenden zich verplicht hem te steunen om zich zelven recht te verschaffen of om wraak te nemen. Was ienia -nd in een twist gedood , zijne naaste aanverwanten meenden dat hull plicht huu beval , den verslagene te wreken. Zoo bracht de eene, misdaad de andere te weeg. Een twist tusschen twee personen had vaak ten gevolge, dat geheele geslachten elkander tot den dood toe vervolgden, dat eene landstreek door moord op moord , brandstichting op brand- stichting werd bezoedeld. De graven van Vlaanderen , vonten welke iii dit sombere tijdvak door wijs bestuur boven andere nederlandsche vorsten uitmuntten r wilden aan die veeten paal en perk stellen. Zij stelden een landsvrede in. Baudewijn met de Bi.j1 was bet vooral, die hem handhaafde. Zij bevolen dat twis- tende partijen voor des graven ambtenaren eene wapenschor- sing , gewoonlijk van veertien dagen , moesten bezweren. Iedere vredebreuk werd met zware boeten. gestraft. In die_ n tusschentijd moest het geschil bijgelegd worden , een zoengeld betaald of de schuldige door 's graven rechters gestraft worden. Het kostte ont- zaglijk veel moeite dien landsvrede to handhaven. Nog heilzamer dan de landsvrede , door de graven van Vlaan- deren bevolen , werkte de God8vrede (Treuga Dei; Treve de Dien). Reeds in 1032 beproefde de geestelijkheid, door den Godsvrede , althans eenigermate perk te stellen aan de onophoudelijke veeten en geweldenarijen. De edelen in Frankrijk , Duitschland en de Ne- derlanden wilden Been gehoor geven aan de vermaningen , noch aan de decreteu der Kerk maar gingen voort met de rust to storen en de zwakkeren te verdrukken. Nu werden de over- treders door meer dan een Concilie met excommunicatie be- dreigd. Dit althaus werkte gunstig. Daar het schier onmoge- lijk bleek te zijn de woestheid van zeden en vertrouwen op AVONTURENZUCHT. 109 het zwaard geheel en al te onderdrukken , werd het verboden , de wapenen tegen elkander te voeren , brand te stichten , vee te rooven en dergelijke geweldenarijen , tusschen zonneonder- gang van iederen Woensdag en zonneopgang van den volgentlen Maandag, verder gedurende geheel den Advent tot na Driekonin- gen , gedurende geheel de Veertigdaagsche, Vasten tot na Beloken Paschen. Hij, die dit gebod verbrak, viel in den kerkelijken ban. Deze Godsvrede , die door verstandige vorsten werd onder- steund , door de kerkelijke stratfen gehandhaafd, beteugelde al- thans gedeeltelijk do moord en d.00dslagen en andere geweldda- digheden. Niet slechts in hunne strijd- en roof zucht , maar ook in hunne jacht op avonturen toonden zich de edelen der tiende en elfde eeuw waardige zonen van de zwervers , die het romeinsche rijk hadden omvergeworpen. De kruistochten gaven aan die zucht mar be- weging en naar het vreemde een heilzame afleiding ; maar eer de gezellen van Godfried van Bouillon en Robert van Vlaande- ren mar het Oosten togen , hadden reeds honderden edelen , den tocht naar het H. Land beproefd. Anderen waren met de Noor- mannen medegetrokken , die Brittannie veroverden; weer anderen met hen , die in het zuiden van Italie een nieuw rijk der beide Sieilien stichtten , om niet te gewagen van hen , die met den een of anderen vorst uit louteren lust naar avonturen , ten oor- loge gingen. Er waren er, die den oceaan als thoneel hunner hel- dendaden of liever pluudertochten kozen. De kruisvaarders ont- moetten in Klein-A.zie een geheele vloot , bemand met \gamin- gen , Friezen en andere Nederlanders , die sinds tien jaren de Middellandsche Zee onveilig m.aakte. Robert de Fries , die in zijn jeugd schier geheel het Westen door ging oorlogen , zoekende naar een vorstendom of graafschap , die op het eind zijner dagen nog als pelgrim mar het H. land trok , is een type van zijne eeuw. Maar bij hoevelen verspreidde over dien krijgshaftigen geest het godsdienstig gevoel een helderen glans. 't Is alsof alle uiter- sten van deugd en ondengd in die krachtvolle , maar ruwe maatschappij elkander raakten. Het tijdvak, dat bij zijnen aanvang een Reinier II van Henegouwe aan ons oog vertoont , biedt bij zijn eind ons de verheerlijkte gestalt© van Godfried van Bouillon. HO KAREL DE GOEDE. ANSFRIED. Getrouw aan zijn vazalleneer, bleef hij strijden in de gelederen van hem , (lien hij als wettigen keizer erkende ; maar twijfelend aan de rechtvaardigheid der zaak , die hij had ondersteund, toog hij ter kruisvaart. Gedurende geheel den tocht , was hij alien een voorbeeld van onberispelijkheid van zeden , beleid, moed en liefdadigheid. Ms koning regeerde 'hij kort , maar met grootsch beleid te midden van schier onoverkoombare gevaren. Hij weigerde een gouden kroon , waar zijn Zaligmaker een door- nenkroon had gedragen ; hij aanvaardde slechts de doornen , die iedere kroon aanbiedt en versmaadde het goud. Karel de Goede, graaf van Vlaanderen , is een ander voor- beeld van grootheid van ziel en verhevenheid van karakter tot welke het christendom de naneven der germaansche veroveraars had opgevoerd. Dapper krijgsman , uitstekend regent, stipte handhaver der gerechtigheid , heiligde hij de gravenkroon en het zwaard, dat hij voerde , door de edelste deugden. Hij stierf, om- dat hij de gerechtigheid had lief gehad, als martelaar aan den voet des altaars , terwijl hij zijne gebeden uitstortte en zijne aal- moezen ronddeelde. Nog ,een ander voorbeeld van den machtigen invloed, dien het christelijk gevoel uitoefende op de ruwe gemoederen der eeuweil, biedt ons Ansfried aan. -Hem werd geboodschapt, dat zijne vrouw, in stilte , de echtelijke woning ontweek , om geheime samenkom, komsten to houden. Vol van gramschap , gaat hij haar bespieden ; doch ziet, dat zij hare gebeden uitstort, terwijl alles om haar ter ruste 1igt. Getroffen , deelt de edelman aan zijne gema- lin zijn argwaan en de gewelddadigheid mede , die hij op het punt was geweest tegen haar te ebegaitn. tene geestdrift maakt zich van beider harten meester; beiden besluiten zij , zich ge- heel en al aan den dienst Gods te wijden , en de edelman Ans- fried wordt later de bisschop, die Utrechts zetel door zijne deug- den sierde. De- in vele opzichten nog zoo ruwe maatschappij van het feodaal tijdvak werd vooral door twee zaken verdeeld door den huldedieust der vrouw en het ridderwezei. De hooge plaats , hooger dan ooit bij een heidensch yolk, zelfs bij de heidensche germanen , — die aan de vrouw gegeven werd, is voor een groot gedeelte toe te schrijven aan het christen- RIDDERWEZEN. 1.11. dom; maar ook 'de maatschappelijk6 toestanden der elide en twaalfde eeuw werkten in Been geringe mate daartoe mede. De edelman, de eenige, die voor iets gold , leefde op zijn kasteel. Hij was dikwerf afwezig; zijne echtgenoote , thaws door het christendom zijn eenige , door een H. Sacrament aan hem verbon- dene , echtgenoote, was ziine plaatsvervangster. De edele burcht- vrouw verkreeg daardoor een grooter gevoel van hare waarde ; zij werd ernstiger en statiger ; zij was geheel en al de levensge- zellinne , de deelgenoote van lief en leed, niet de ijdele , vroeg verflenste bloem , die de Oosterling in zijn harem sloot ; van wie de Romein zich om een gril liet scdeiden. Ook het kind beteekende veel meer bij den christen geworden German , dan bij zijn heidenschen voorvader. In hen leefde de hoop van het geslacht voort zij hadden rechten , zij genoten achting en eer- bied. Het huiselijk leven , dat slechts door de eenheid des huwe- lijks kan bestaan, werd bevorderd door de- maatschappelijke toe- standen , veredeld door den godsdienst. 't Is waar , dikwerf bruisten de woeste driften van het oorspronkelijk bloed weder op; de vorst , de machtige leeuman , beproefde het de eenheid of onver- breekbaarheid des huwelijks te schenden ; maar , zonder aanzien van persoon , vervolgde hem dan de mach der Kerk. Hij werd als openbaar zondaar van de gemeenschap der geloovigen ge- scheiden. Hij moest de ergernis doen ophouden of werd als een pest der maatschappij ontvlucht. Het ridderwezen was een ander middel om den ruwen ger- maanschen geest van het tijdvak der feodaliteit te veredelen. Het is moeielijk te bepalen , wanneer het ontstaan is. Sommigen zoe- ken er de eerste kiem van in de germaansche wouden , anderen bij de Arabieren in Spanje anderen weder in het christelijk Westen zelve. Dit laatste zal het waarschijnlijkst zijn. Het veredelde de feodale instellingen en den krijgszuchtigen aard dier tijdeii ; want het streefde naa•het ideaal. De kraistochten hebben er ontegenzeg- gelijk een grooten invloed op gehad ; doch het zal allengs zich ont- wikkeld hebben uit den geest des tijds , veredeld door den geest des christendoms. Alleen de edelman kon ridder geslagen worden ; hij werd het gedaan sums op het slagveld of na een steekspel, of na een heldhaftige daad , door iemand , die reeds zelf ridder was , gewoonlijk door iemand van hoog aanzien. De ridderslag , 12 STEEKSPELEN. gelijk men de plechtigheid noemde , werd met groote praal ge- geven, tenzij het sours om bijzondere dapperheid op het oorlogs- veld geschiedde. De nieuwe ridder beloofde trouw aan God en aan zijn vorst, benevens de bijzondere verplichtingen , b. v. om de ongeloovigen te bestrijden , de zwakken en weerloozen te bescher- men enz. Gelijk geheel het lever' des yolks der middeleeuwen door, -zoo werd ook de riddersehap geheiligd door den godsdienst, die ook bier weder het harbaarsche (de strijdzucht) zocht te ver- edelen , door den mensch een hooger en edeler doel voor te houden, dan zuiver stoffelijke belangen. Wanneer de edehnan niet ten strijde was getogen, leefde hij op zijn slot. Schier zijn eenig vermaak was de jacht. Paarden, honden, valken te dresseeren was een werk, dat evenzeer tot de opvoeding van den edelknaap behoorde als het hanteeren van de wapenen. Lezen en schrijven scheen liun minder noodzakelijk toe ; dit liet men over aan de klerk.en (cleriei : geestelijken). Het grootste vermaak was het bijwonen van of strijden in men steek- spel (tournooi). Had eon vorst of edele een tournooi uitgeschre- ven, dan stroomde van heinde en verre alles toe om mede to strijden of minstens te aanschouwen. De ruiters togen gewapend en geharnast , maar de Speer zonder punt , togen elkander als of zij ten oorlog waren ; den overwinnaar werd hooge lof ioe- gezwaaid. Hij ontving den prijs uit de hand • der koningin an het feest. Niet zelden geschiedde he echter, dat bij dit gevaarlijk spel een der medespelers zoo gewond word, dat hij aan de ge-

-volgen bezweek. De aristocratische instellingen der feodale tijden werden voor- namelijk in wezen gehouden door het eerstgeboorterecht. Tal van. bezittingen , de meeste waren leenen , konden slechts aan eenen vervallen , en dat wel aan den oudsten zoon. Bezat iemand meer leenen , vooral wanneer zij of hankelijk waren van ondersch6idene leenmannen dan werden meer dan een zoon be- Cleeld. Over de allodiale goederen kon de eigenaar naar welge- vallen beschikken ; hij kon zijne kinderen zelfs onterven. Pe dochters ontvingen gewoonlijk slechts een bruidschat; bij. gemis aan mannelijk oir volgden zij op in de allodiale goederen. Ook kon- den zij in dat geval opvolgen in sommige leenen , die spilleleenen werden genoemd , in tegenstelling der zwaardleenen. Had een edel- STEDEN. '113

man een talrijk gezin , dan trokken gewoonlijk een of meerdere docliters het geestelijk gewaad aan , werden jongere zonen pries- ters of monniken. Deze gewoonte oefende een nadeeligen in- vloed uit. Velen werden kloosterlingen , omdat hurne ouders het wildeii : velen om de rijke prebenden. De adel maakte zich van vele kapittels bijna geheel meester, zoodat er geene andere ka- nunniken werden aangenomen, dau van edelen bloede. Machtige -gra- yen of baronnen beschouwden bisschopszetels of abdijen als mid- del tot verzorging van hunne jongere zonen. De strijd, dies Gre- gorius VII met zooveel standvastigheid streed, had voor een groot gedeelte ten doel , dit misbruik uit te roeien : hij temperde het wel, dock het bleek ondoenlijk om dat euvel geheel en al te keeren. Wij hebben tot nu toe nog slechts over de adellijke lieden ge- sproken; het eigenlijk gezegde yolk beteekende in de germaan- sche landen en bijna geheel Europa door, in het tijdvak waar- over wij thans handelen , zoo goed als niets. De steden waren nog niet zeer talrijk en daarenboven onaanzienlijk ; de bewoncrs zon-

der vrijdommen of rechten. Be derde stand begon eerst za . chtkens aan te voorschijn te treden in het laatst der elfde eeuw in Vlaan- deren. De opkomst der gemeenten valt in het tijdvak na den eersten kruistocht : haar bloeitijd in de veertiende en vijftiende eeuw. De stand der vrije manners, tijdens den Grooten Karel nog zoo aan- zienlijk , was evenwel niet te niet gegaan ; maar de meerderheid der bevolking bestond uit lijfeigenen. Deze hielden zich voor- namelijk onledig met landbouw en veeteelt, van welke beide takken van bestaan men niet kan zeggen dat zij op hoogeren trap van ontwikkeling stonden , dan in de voorgaande eeuwen. De handel was insgelijks nog • zeer gering ; hij was eerder achter- uitgegaan , door de verwoestende invallen der Noormannen. De kruistochten zouden hem een hoogere vlucht doen nemen. Utrecht, Tiel en Deventer waren de voornaamste liandelsteden van het noorden ; Dordrecht komt eerst in het volgend tijdvak als han delplaats op. In Vlaanderen was Brugge verreweg de aanzien- lijkste handelplaats. Gelukkig de stad , welke in he bezit van eene of meerdere jaarmarkten kwam zij geraakte daardoor in opkomst. Het werd voor een groote gunst gerekend , zoo de landheer het houden van Me D. 8 114 TOESTAND DER LIJFEIGENEN. zulke jaarmarkten toestond en de reizigers, die ze bezocliten wilde beschermen. Brugge , Gent , Yperen , Kortrijk in Vlaan- deren , Utrecht geraakten in de elfde eeuw in het bezit van aan- zienlijke jaarmarkten. Vele andere plaltsen kregen ze insgelijks• Gewoonlijk werden zij gehouden op het feest van kerkwijding of van den patroon eener kerk. Zij werden te gelijkertijd gelegenheid tot openbare vermakelijkheden. Onze kermissen zijn daaruit ont- staan. De handel geschiedde nog grootendeels bij wijze van rui- ling ; het geld toch was nog uiterst schaarsch. De bescherming des vorsten was voor de kooplieden , die zich op reis naar de jaar- markten begaven , zeer noodig. leder bezitter van een kasteel , achtte zich gerechtigd tol te heffen van hen , die over zijn grond trokken , over zijn water voeren , sours zelfs van hen , die zijn kasteel voorbijgingen. Zij , die willekeurig tollen van de reizigers hieven, waren nog niet de grootste afpersers. Vele edellieden wa- ren niets dan roovers. Vandaar dat vorsten , die het wel meen- den met de zwakkeren onder hunne onderdanen en leenmannen, met zooveel klem het zwaard der justitie in -de hand itio3sten houden, gelijk wij in het voorbeeld van Baudewijn met de Bij1 gezien hebben. Over het algemeen was de toestand der lagere volksklasse verre van benijdenswaard. Zij, die de middeleeuwen zoo overmatig ver- heffen , dienden den toestand van verreweg de groote meerderheid wat nauwkeuriger gade te slaan. Overgegeven aan‘ de willekeur des bezitters van den grond , van welken de m- eesten onder hen niet mochten vertrekken , dan poet toestemming hues heeren ; te gelijkertijd met den grond verkocht en geleverd; wonend in stul- pen van leem en riet ; genoodzaakt om de helft van hunnen tij'd lijfeigendiensten te bewijzen ; zonder onderwijs : ziedaar den toe- stand , waarin de bevolking van het platteland verkeerde. Aileen zij, die lijfeigenen van kerken en.kToosters waren, hadden gewoon- lijk een zachter lot. Ook waren het de geestelijken , die bet eeri3t het voorbeeld gaven van lijfeigenen vrij te verklaren en hunne gronden voor matige erfpacht aan de vrijgemaakten of te staan. Zoo werd allengs op het platteland de stand van vrije boeren , erf- pacbters , later eigenaars vermeerderd. Vreeselijke rampen kwamen bovendien herhaaldelijk de Neder- landen teisteren. De invallen der Noormannen hadden nog niet ONDERWIJS. 115 voorgoed opgehouden , then in 1007 en nogmaals in 1012 een vreeselijke pest (zoo noemde men alle besmettelijke ziekten) uit- barstte. Moeten wij de oude kroniekschrijvers gelooven, dan be- zweek meer dan de helft der bevolking. Watervloeden teisterden het land niet minder. Den 29 September 1014 brak een vreese- lijke orkaan los , die voornamelijk Walcheren en Vlaanderen ver- nielde. Duizenden kwamen daarbij om. Daarop volgde een ver- schrikkelijke hongersnood, die zijne verwoestingen over nage- noeg geheel het westelijk Europa verspreidde. Deze drie plagen : pest, hongersnood en overstrooming , verschenen meer dan eons als geesels van het anne yolk. De zorgeloosheid , armoede , on- reinheid , gemis aan kennis van behoorlijke middelen , geene of zeer slechte waterweringen.; gebrek aan handel en vertier ; voortdurende oorlogen , waardoor de akkers plat getrapt werden waren voorname oorzaken dezer vreeselijke rampen. Geen wonder, dat kunst en wetenschap in zulke tijden niet konden bloeien. Zij verscholen zich bij de kloosterlingen. Slechts deze zochten genoegen in de beoefening der letteren. De oude Ia- tijnsche en grieksche schrijverl , benevens de geschriften der kerk- vaders waren hun niet onbekend. De weinige scholen, die men vond , waren verbonden aan kathedralen , andere kapittelkerken of kloos- ters. In de eeuwen, waarover wij thans spreken , was de school van Utrecht de voornaamste in de noo ,rdelijke , die van Lobbes en Gembloux in de zuidelijke Nederlanden. Andere, die zich een naam verworven hebben, dagteekenen meestal van later tijdvak. Die van Utrecht was vooral op het eind der tiende eeuw be- roemd. Bruno , de aaxtsbisschop-hertog van Lotharingie , de groot- ste man zijner eeuw , had er zijne opleiding genoten. Ook De- venter , Dokkum en Tiel hadden niet onaanzienlijke kapittel- scholeu. - ff Daar het schoolwezen en o.nderwijs van dit tijdvak bijna geene andere bedoelingen had dan het kw3eken van dienaren voor de Kerk, en waarschijnlk niemand er aan dacht de wetenscha,ppen ook om den wille van haar zelve to beoeferten , laat het zich begrij- pen , dat wij bij de klerken, der frankische christenheid van de achtste tot het einde der tiende eeuw maar zelden bewijzen van literarische bedrijvigheid ontmoeten. De algemeene strekking der opvoeding leidde daartoe niet, en de omstandigheden destijds 116 ONbERWIJS. waren over het geheel ongunstig. Nauwelijks begon de christe- lijke beschaving in het gemoed en levee onzer vaderen eenigszins wortel te schieten , of ook bij hen werd de verdere on'twikkeling gestremd door de onrust en ellende, die na het ineenstorten van het risk van Karel den Groote en tijdens de invallen der Noor- mannen het deel waren van de west--europeesche menschheid. De natie had te worstelen om haar bestaan ; oorlog , moord en brand vervulden het land voortdurend met - verslagenheid , en de nood die leeken naar het zwaard deed grijpen , dwong de geestelijken de sehrijfstift te laten rusten , totdat • beter dagen aanbraken. Toch waren er ook in deze dagen mannen van meer of minder wakkeren geest , bij wie zich eenige zin voor letterkundige on- dernemingen openbaarde , en met vreugde merken wij op , dat die takken van litaratuur , waarvoor het karolingische tijdvak de meeste productiviteit bezat , geschiedenis en geestelijke poezie, ook in ons vaderland althans enkele meer of minder uitstekende beoefenaars hebben gehad." 1) Eene edele en veel beheerschende kunst begon op het einde des tijdvaks , waarover wij thans handelen , in bloei toe te nemen : wij bedoelen de bouwkunst : maar daarover sullen wij later spreken.

1) Moll , Kerkgeschiedenis van Nederland voor de Hervorming , I ., p. 365. -HOOFDSTUK X.

De kruistochten.

Dusdanig was de niaatschappelijke toestand der westersclie vol- ken in het algemeen , en van de nederlandsche gewesten in het bijzonder , toen geheel de christenheid in eene dier bewegingen geraakte , gelijk de geschiedenis er maar zeer weinige kent , en the den allergovvichtigsten invloed op de europeesche maatschappij uitoefende. Wij bedoelen de kruistochten. Reeds in de vroegste tijden van het christelijk Europa was het oog der geloovigen gericht naar het land, dat door het verblijf en den flood van , den Verloss3r was geheiligd. Talrijk zijn de scharen geweest , die de verre reis naar de onbekende gewes ten aanvaardden , waar zij aan het grat' van den Reiland konden bidden. De zucht naar verre reizen en avonturen , die aan de nakomelingen der Gothen , Franken en Noormannen als in het bloed zat , deed hen alle bezwaren van een moeitevolle reis ge- ring tellen. Christelijk gevoel en gerinaansche avonturenzucht paarden zich met elkander om die ontzaglijke bewegingen to doers geboren worden , • die aan de dagen der volksverhuizingen deden denken. Geen wonder , dat de mannen van Neder-Lotharingi6, Ylaanderen en Friesland , die mannen van zuiver germaanschen bloede en van germaansche ondernemingszucht, zich schaarden in de eerste rijen der pelgrims , die naar Jeruzalem togen. Toen het jaar 1000 in het verschiet was , ging eene rifling door geheel de christenheid. Men meende (eene verkeerde uitleg- giug van het Boek der Openbaringen gaf hiertoe aanleiding), dat het eind der wereld nabij was. Duizenden wilden nu deli X18 PELGRIMSTOCHTEN. tijd, die overschoot, doorbrengen in boete en goede werken. Tot beide rekende men pelgrimsreizen naar de heilige plaatsen. Dui- zenden ondernamen den moeielijken,en gevaarvollen tocht. Toen de vrees voor den ondergang der wereld geweken was , bedaarde even reel de begeerte om Jerusalem te zien niet. Bisschoppen , edelen togen met talrijk gevolg naar het Oosten , bezochten de plaatsen , door het verblijf des Zaligmakers geheiligd , en keerden terug naar hun vaderland. Velen hunner zagen het nooit weder. Onder de voorname pelgrims , die uit de Nederlanden naar Ju- daea trokken, behoorde Dirk in, graaf van Holland , die in 1030, vergezeld van beer Jan van Arkel en vele anderen, naar het H. Land ging , Willem bisschop van Utrecht en de beroemde graaf van Vlaanderen , Robert de Fries. De saraceensche meesters van Jerusalem vonden er baat bij , den talrijken scharen van pelgrims , tegen betaling van een zekere som , de vrijheid te geven tot het bezoek der heilige plaatsen. In het midden der elfde eeuw echter viel Palestina in de maclit eener horde van woeste veroveraars , de Turken, van den stain der Seldsjukken. De pelgrims moesten de grootste afpersingen en mishandelingen van hen ondergaan. Velen hunner werden van alles beroofd , als slaven verkocht of vermoord. Langeu tijd ge- doogde het fier en krijgshaftig christenvolk deze beleedigingen, tot eindelijk de maat vol was. Toen gaf het woord van een een- voudig kluizenaar den stoot, die Europa als eene lawine op Azie deed nedervallen. Deze kluizenaar heette Peter, bijgenaamd van Amiens of Peter de Heremiet. Hij was geboren in het land van Luik. Op zijn ezel gezeten , doorreisde hij het Westen , overal sprekende van de verwc 3s ting der heilige plaatsen ; weenende over Sion en het graf des Verlossers, dat ontheiligd werd door de on- geloovigen ; met gloeiende kleuren malende , hoe de- christenen , door de aanbidders van den valschen profeet, Mohammed , wer- den mishandeld. Zijne woorden waren als electrieke schokken , die Europa's zenuwen deden trillen. De geestdrift ontvlamde , sloeg over van het eene einde des Westen naar het audere , van de golf Tarente tot aan de stranden van de Noordzee. Eindelijk gaf het woord des pausen ziel , leven en vorm aan de beweging. In het jaar 1095 riep paus Urban us II eerst te Piacenza in Italie en later to Clermont in Frankrijk een concilie bijeen. EERSTE KRUISTOCHT. 119

Hierop verscheuen vierhonderd bisschoppen en gemijterde abten. Honderdeu van hertogen , graven en baronnen duizenden edellie- den en eene ontelbare schare yolks kwamen van alle oorden saam- gestroomd. De opperpriester der christenheid deed zijn bezielend woord aaii die duizendtallen hooren. ,Krijgslieden," sprak hij , ,,gij, die onophoudelijk nietige voorWendselen zoekt om het zwaard nit de schede te kunnen trekken , verheugt en verblijdt u, want ziet bier een reehtvaardigen krijg. Het oogenblik om blij - ken to geven, dat een waarachtige moed u bezielt, is thaus ge- komen. Het uur van verzoening, van uitwissching uwer menig- vuldige ongerechtigheden heeft thans geslagen. Gij , die eertijds de schrik waart uwer medeburgers , die voor een verachtelijk loon uwe armen leendet ter schraging van bet geweld van anderen , gaat . en wapent u met het zwaard der Machabeeen , verdedigt het erfdeel van Israel, dat de wijngaard is van den Heer der heerscha- rem Breidelt de verwatenheikl der ongeloovigen , die alle volken en landen der aarde onder het juk willen brengen en den naam van Christus van het aardrijk uitwisschen. Gij , die eertijds strij- ders der helsehe machten waart, gaat, wordt strijders van den levenden God ! Christus is voor u gestorven ; sterft nu op uwe beurt voor Christus !" Eene onuitspreekbare geestdrift n2aakte zich meester van hen, die deze woorden hoorden. u God wil het ! God wil het !" ont- vlood aan den mond van honderdduizendtallen. De geestdrift plantte zich over van Clermont naar de nabijgelegene streken en van deze naar uiterste eindpalen van het land der christe- nen. Mom kwamen predikers , die den heiligen krijg predik- ten ; duizend en duizendtallen beloofden den tocht naar het Heilige Graf te aanvaarden. Zij , die deze gelofte deden , ont- vingen. ten Pteeken eon kruis van rood laken , dat zij op hunne kleederen hechtten ; vandaar de naam kruisvaarders. De geestdrift openbaarde zich niet het minst in Neder-Lotha- ringie , met zijn krijgshaftigen adel en in Vlaanderen. met zijne on- dernemende bevolking. Twee. van de voornaamste vorsten der nederlandsche gewesten geven het voorbeeld; het waren de her- tog van Neder-Lotharingie zelf , G-odfried van Bouillon en Ro- bert, graaf van Vlaanderen. Het ongeduld des yolks was echter zoo groot, dat weer dan honderdduizend hunner. den tijd niet 120 EERSTE KRUISTOCHT. konden afwachten , waarop de vorsten en edelen zouden gereed zijn. Zij trokken, onder leiding van een zekeren Wouter zonder Goed (Gauthier sane avoir) en Peter den . Kluizenaar, ads een or- delooze bende, -opwaarts naar het . 0osten. Zij bereikten Konstan- tinopel. Hier liet de keizer hen overzetten op Azie's grond. Daar warden zij overvallen door de Muzelmannen , die hen als weer- looze schapen slachtten. Slechts weinigen , waaronder Peter , za- gen het Westen weder. Het volgend jaar, , 10 April 1096 , was Godfried van Bouillon greed en aanvaardde den tocht. Tachtig- duizend voetknechten en tienduizend ruiters schaarden 'zich _on- der zijne vanen. -Hij trok door ijuitschland en Hongarij. De Vlatningen namen met hun graaf , Robert II , de reis door Italie, van waar zij te Durazzo overstaken naar Griekenland. Robert, hertog van Normandie , Hugo, graaf van Vermandois , Baudewijn Godfrieds broeder, Taneredo van noormannisch bloed, maar thans in Italic , Raimond, graaf van Toulouse , de voornaamste aanvoer- ders der kruisvaarders, namen ieder een verschillenden weg. Kon- stantinopel was de plaats , waar zij elkander zouden ontmoetent Volgens de matigste berekening waren zij ten getale vanszevenmaal honderdduizend. Onder dezen zouden geweest zijn de heer van. Lynden, die van Borseleii en van Brederode , benevens verschei- den friesche edelen. Men stelle zich echter niet voor, dat deze ontelbare schare geheel goed gewapend en goed georganideerd was. Niets minder dan dat. Het was veel eerder eene tweede volksverhuizing, of Hever nog, een leger als dat van de Germa- nen of Hunnen, die nieuwe woonsteden in het Westen kwamen zoeken. Duizenden onnutte lieden, grijsaards, vrouwen, kinderen, priesters in grooten getale, namen deel aan den tocht. Zij togen als pelgrims op , veel meer dan als krijgslieden : of wel zij verge- zelden hunne manners en vaders op den tocht naar het onbe- kende land. leder avouturier, die zich niet naar een, leven van orde kola schikken ; iedere lijfeigene, die de hardheid van zijnen heer ontvluchtte ; ieder schuldenaar , die zijne verplichtingen niet kon nakomen, had den grooten tocht aanvaard. Voegt hierbiji, dat ieder misdadiger, in den heiligen krijg, een middel werd aangebo- den om zich weder met de justitie en met de maatschappij te verzoenen, en men kan zich voorstellen , hoeveel kaf er onder het koorn was vermengd. Maar welke menschelijke zaak wordt FRIEZEN IN KLEIN-AZIi. 121 niet door de aanraking met menschelijke hartstochten van haren onbesmetten luister beroofd P Het getal der kruistochten, de be- weegreden, die er toe leidde , de geestdrift, waarmede zij werden ondernomen , de verhevenste gevoelens, welke de echte kern be- zielden, maken die ondernemingen tot de verhevenste , de dich- terlijkste , die ooit zijn ondernomen. En niet het minst blonken, onder de edelsten dier mannen, de zonen uit van den nederland- schen grand. Wij zullen• de kruisvaarders niet volgen op hunnen langen en gevaarlijken tocht. Wij zullen niet verhalen hoe zij Nicea ver- overden ; hoe zij de bergpassen van Klein-Azie doortrokken ; hoe Baudewijn , de broeder van Godfried , in het hart van Azie , iu het land, waar Noachs ark op de Ararat was komen rusten, een vorstendom te Edessa stichtte ; te Edessa , dat voor de oudste stad der aarde werd gehouden , en waar thans de zonen der Fran- ken de heerschappij over de Armeniers kwamen voeren ; wij zul- len niet spreken over de verovering. van Antiochi6; over het be-' leg , dat de overwinnaars in die stad moesten doorstaan, en hunne verlossing, die meer van legende,, dau van geschiedenis heeft, zoo ooit de legende de geschiedenis der kruisvaarders kunne overtreffen. Wij zullen slechts eene episode mededeelen, wel is waar niet van de belangrijkste , doch die ails eene der zijden van het ) . even onzer voorouders doet kennen. Daarna zullen wij God- fried volgen naar de inuren van Jeruzalem. In de maand Juli 1097 lagen de afdeelingeu der kruisvaar- ders, die aangevoerd werden door Baudewijn , den broeder van. Godfried en door Tancredo , niet ver, van Tarsus in Cilicie : de ge- boorteplaats van den H. apostel Paulus. Daar zagen zij hoe tree grieksche schepen aangevallen werden en een daarvan ge- nomen werd door tier kleine scheepjes. Deze voerden als teeken een grof gebeeldhouwden leeuw op hunne stevens. De zeeroovers, die op de ranke vaartuigeu de zee beploegden en hun gevaar- lijk en onedel werk dreven , kwamen met hunnen buit de rivier de Cydnus opgevaren , om lien te Tarsus te verkoopen. Hoe ver- baasd waren zij , toen zij op de tinnen der stad den standaard van Vlaanderen zagen ; want die zeeschuimers waren Vlamingen , Hollanders en Friezen. Zij waren ongeveer vijfhonderd in getal. Hunue aanvoerders heeten Zegher, Geraert (nederlandsche namen) 122 JERUZALEM VEROVERD. en de opperbevelhebbei Winimer ; deze was van Boulogne. Door avonturen en roafzucht gedreven , • hadden zij het handwerk aan- vaard , dat voor eeuwen hunne voorvaderen tot schrik der kust- land.en van het Noorden had gemaakt. Zij doorkliefden thans , als zeeroovers de wateren waarop achttien eeuwen vroeger vais- schien de helden des griekschen voortijds , Jason , Theseus , ins- gelijks als zeeschuimers, hadden gevaren. Onbeschrijfelijk was de vreugde dier stoute ballingen, toen zij hunne taal hoorden ; toen zij vernamen , dat Ylaanderens en Frieslands zonen , onder aanvoering van Baudewijn , in Tarsus waren en gereed stonden hunnen tocht naar de heilige stad verder voort te zetten. Voor Baudewijn gebracht , maande deze lien aan het kruis te nemen, en, -in plaats van krijgslieden des duivels , krijgslieden van Chris- tus te worden. u Gaat ," zeide hij tot hen , umet mijnen broeder Godfried naar Jeruzalem , of volgt mij , en ik zal u goede heer- lijkheden op de ongeloovigen doen winnen." ff Geeft ons het kruis .," riepen de zeeroovers. „Het zal u helpen uwe zonden uit te wisschen ," antwoordde Baudewijn. En de Vlamingen en Frie- zes namcn het kruis aan en volgdeu Baudewijn op zijnen tocht naar Edessa. TJit deze gebeurtenii ziet men, dat bij de zonen van Nederland then nog de _avonturenzucht haulier voorouders, de Anglen en Saksers, niet was verdoofd , en dat zij toen reeds den Oceaan be- schouwden als hun gegeven om te doorklieven ; doch , wanneer men de zaak geheel en al van de stoffelijke zijde beschouwt : dat het zeeroovershandwerk nog aantrekkelijkheid genoeg voor hen bezat , om vijf honderd mannen van de monden der Schelde en Rijn te voeren naar de zeeen van Griekenland. Na de schrikkelijke gevaren - van schier onoverschrijdbare gi- bergten en onbegangbare woestenijen, van Longer en dorst, van verwoede aanvallen eens dapperen vijands , van onbekendheid met het land , dat zij doortrokken , van twist en verdeeldheid in eigen boezem . te hebben doorges- taan , na Nicea , Tarsus, Antiochie , Tyrus en Sidon, steden en landen , die zulken groat. schen nanm in de geschiedenis der menschheid hebben achter- gelaten, bezet te hebben, kwamen de -kruisvaarders in Juni van 1099 voor Jeruzalem. Zij waren slechts _ vijftig duizend man sterk. Eenige legerafdeelingen mochten in de veroverde steden GODFRIED VAN BOUILLON. 123 zijn achtergebleven, het gebeente van verreweg de meesten wees den weg aan , dien het leger had genomen. Maar alle leed , alle doorgestane vermoeienissen waren vergeten. Jeruza- lem vertoonde zich voor hunne uogen. Terstond werd er een aanvang gemaakt met de belegering der stad , die door de na- tuur en kunst evenzeer versterkt was , en door dertig duizend gewapende Muzelmannen werd verdedigd. Den 15" Juli werd de stad stormenderhand ingenomen. De bezetting en schier de ge- heele bevolking vielen onder het zwaard der woedende over- winnaars. Het grootsche doel was bereikt. Jeruzalem was weder in de macht der christenen. Dezelfde mannen, die weinige dagen te voren nog in het bloed des vijands zich hidden gebaad , vielen nu , in diepen weemoed , neder voor het graf van hunnen Heiland. Zij rekenden zich dubbel beloond voor hunnen onbegrijpelijk moeitevollen arbeid , nu zij slechts de plaatsen mochten bezoe- ken , waar Christus voor hen had geleden en was gestorven. Voldaan keerden de overgeblevenen thans naar het dierbaar vaderland terug : overgelukkig zoo zij eene reliquie konden medebrengen. Jeruzalem moest echter voor de christenen bewaard blijven. De hoofden der onderneming besloten een koning voor het ver- overde land te kiezen. Twee werden vooral der kroon waardig gekeurd : Robert van Vlaanderen en. Godfried van Bouillon. Ro- bert wilde terug naar zijn dierbaar land. Godfried offerde zich- zelven op voor de christenheid. Hij werd koning , maar Wilde dien titel niet ; hij wilde slechts zijn benhermer en baron van het H. Graf. Men hood hem een. kroon ; hij wilde die -niet dragen daar , waar zijn Verlosser met doornen was gekroond ge- weest Godfried, de verhevenste verschijning der menschelijke grootheid en kracht van ziel, die zich ooit op den nederlandschen grond heeft vertoond ; Godfried, misschien grooter nog dan Char- lemagne, zoo hij aan het hoofd van zulk machtig rijk gestaan had ! De nieuwe koning van Jeruzalem leefde niet lang weer. Hij stied reeds in het volgende jaar; doch niet dan na een der , -ngen, ooit door de kruisvaarders op de schitterendste overwinni ongeloovigen behaald , in den slag bij Ascalon. Godfried van Bouillon rust in de nabijheid van het graf des Zaligmakers. 124 VERSCHILLENDE KRUISTOCHTEN. De nieuwe christeneukoloni6a in het Oosten waren dan ge- sticht ; de meesten der kruisvaarders, die zoovele gevaren van pest , hongersnood en bloedigen strijd Iadden overleefd, keerden naar hun land terug. Maar het rijk. der christenen in Jeruzalem had telkenreize nieuwe verdedigers noodig. Met ieder jaar strooin- den dan ook gewapende pelgrims naar het H. Land. De twee eeuwen van 1096 tot 1291 , toen Ptolemais viel, -waren bijna een voort- durende kruistocht. Onze Nederlanders namen daaraan ij verig Teel, Evenwel geschiedden er nu en dan zulke uitrustingen op groote schaal , dat geheele machtige legers te gelijk naar het Oosten optrokken. Men telt, er behalve dien , welke onder God- fried van Bouillon ondernomen werd , nog zeven anderen. De tweede gesthiedde in 1147 , onder aanvoering van keizer Koen- raad III en Lodewijk va„ koning van Frankrijk. De derde kruis- tocht werd ondernomen in 1180. Keizer Frederik Barbarossa, Richard Leleuwenhart, koning van Engeland, en Philips August, koning van Frankrijk , hadden het kruis aanvaard. Onder deze kruisvaarders - telde men Floris , graaf van Holland , die (1190) te Intiochie aan de pest stierf. Zijn zoon Willem streed voor de muren van Ptolemais , en keerde naar zijn land terug. De vierde kruistocht geschiedde op het woord van den grooten paus Tnnocentius in. De markies van Montferrat, de doge van -Venetie , en Baudewijn , graaf van -Vlaanderen , voerden

de christenlegers aan. Wel verre van nal ► r het H. Lang te ste- venen , lieten zich de kruisvaarders door de sluwe Venetianen verleiden , om de oogmerken van dezen in de hand to wer- ken. Zoo kwamen de christenen van het westeu voor Konstan- tinopel. Deze staid werd veroverd (1204) , en de kruisvaarders stichtten er een latijnsch keizerrijk. Baudewijn van Vlaanderen was keizer van Konstantinopel. De leeuw van , Vlaanderen wap- perde op de tinnen van de St.-Sofia-kerk. De vijfde kruistocht geschiedde onder aanvoering van Andreas , koning van Hongarije en Jan van Brienne , die den titel voerde van koning van Jeru- zalem. Het was bij dien tocht , waaraan graaf Willem i van Holland deelnam , dat de Friezen en Hollanders zich zoo verdienstelijk rnaakten bij de inname van Damiate (1218). De zesde kruis- tocht geschiedde onder keizer Frederik ii. De twee laatste werien rolvoerd wider bevel van Lodewijk den Heilige, koning van Frank- RIDDERORDEN. 125 rijk. Deze stierf in 1254, in zijn leper, aan de pest. De geest- drift was nu bekoeld slechts kleine bender of - enkele personen trokken nog als gewapende pelgrims naar het H. Land. In 1291 veroverden de Muzelmannen Ptolemais , het laatste overblijfsel van het christenrijk , door Godfried gesticht. Sinds die gebeurtenis hielden de gewapende tochten der_ christenen naar het H. Land op. Wanueer men van de kruistochten spreekt, kan men de rid- derorden, die daaraan hunnen oorsprong te darken hadden , diet onvermeld laten ; te weer daar die order ook in de Nederlanden gebloeid hebben en zelfs, tot op onzen tijd toe , nog eenige spo- ren hebben achtergelaten. Brij bedoelen de ridderorde van St.-Jan of Hospitaliers, de Tempelridders en de duitsche ridders. Beide eersten. werden ingesteld om de zieken en pelgrims te verple- gen , wanneer zij , in het H. Land gekomen , daaraan behoefte hadden. Maar te gelijkertijd vormdeu zij ook een keurbende van strijders , die met het zwaard de kruisvaarders verdedigden. De duitsche ridders deden de belofte om de ongeloovigen aan de oevers van de Oostzee, in het tegen woordige Pruisen , Esthland en Lijflaud te bestrijden. Doze drie ridderorden waren half kloosterlijke , half krijgs- haftige instellingen. Gelijk monniken legden zij de geloften van gehoorzaamheid , zuiverheid en armoede of : gelijk ridders hanteerden zij de wapenen. De instelling , vooral der Tempel- ridders , verbasterde al zeer spoedig. De groote rijkdommen welke deze orde verwierf , waren daarvan grootendeels de schuld. Trainers zij werden door -vorsten , ridders en het yolk rijk be- giftigd , om de christenheid tegen de Muzelmannen en Heide- nen te verdedigen. In Vlaanderen hadden de Tempeliers te Yperen en op vele andere plaatsen rijke bezittingen ; in Brabant onder anderen te Axtel , Boxtel , -Breda en bij Eindhoven ; in Hol- land te Wijk-bij-Duurstede , Heusden , Beverwijk ; in Zeeland to Middelburg ; de St. Jansridders te Haarlem , Utrecht, Middelburg en op vele andere plaatsen. In vele steden hadden zij huizen hunner orde , waarin zij , vooral, nadat de strijd in het - Oos- ten geeindigd was , dikwijls op wt elderigen voet leefden. De uitnemende diensten , welke de Hospitaliers , in den strijd tegen de Mohamrnedanen , de duitsche ridders, in dien tegen de Heidenen der Oostzee bewezen , maakten hen geacht en popu- 126 INVLOED EN GEVOLGEN lair. Het belang des adels , wiens jongere zonen in die orden hun waste bestemming vonden , bracht er het hare aan toe , om die instelling in stand te doers houden. De kruistochten oefenden een onmetelijk grooten invloed uit op de westersche volken, en niet het minst op de Nederlanden. Aan den ontembaren moed der naneven van de germaansche veroveraars en de noormansche zeeschuimers werd eene edele richting gegeven : eene afleiding, zouden wij het kunnen noemen, voor de overmatige, ontembare zucht tot den krijg. 1landaar dat de fizeren ecuw van Europa , then slechts geweld de beer- schappij voerde , eindigde met de eerste kruistochten. Een tweede gevoig van de kruistochten was de opkomst der vrije mannen. Deze stand was gedurende de tiende en elfde eeuw zeer geslonken. Maar ieder kruisvaarder werd vrij man: talloos waren de vrijmakingen; talloos de rechten, door edelen aan hunne dienstbaren geschonken , om zich de noodige gelden voor den tocht naar bet H. Land te verschaffen. De steden verrijkten zich door handel en zeevaart, die door den tocht naar eon vreemd land spoedig begon te bloeien. De vlaamsche steden vooral hadden een groot gedeelte van de opkomst harer handel en nijverheid aan de kruisvaarders te danken. Niet' minder groot waren de voordeelen , die voor de wester- sche maatEchappij uit de kruistochten voortvloeiden , doordien de menschelijke geest nieuw voedsel ontving voor zijne werkzaam- held , en de gezichteidder der volken zich er verder door uit- breidde. ' De aanraking met het Oosten , met Griekenland , met Italie , landen , die in kennis de germaansche landen verre voor- nit waren, oefende hares invloed uit op den kruisvaarder. Deze bracht andere opvattingen en zienswijzen inede terug naar zijne haardsteden. Hij gevoelde , dat zijn land verre ten achteren was bij de landen , die hij had bezocht. Geen wonder , da-t vorsten en edelen kunsten, wetenschappen en nijverheid , die zij hadden leeren kennen , wilden invoeren in hunne landen. Een onzer nederlandsche geleerden 1) maakt, omtrent den in- vloed der kruistochten , de volgende, zeer juiste, opmerkingen : fi Sectert den dood van Karel den Groote was eenheid en groot-

1) Jouckbloet , Geschiedenis der midden-Nederlandsche Dichters , I , 219. DER KRUISTOCHTEN. 127 heid, zoowel uit de burgerlijke als staatkundige maatschappij ge. weken. Uit den chaos , waarin het geheel verkeerde, trachtten zich de deelen te redden , en langzamerhand doken honderden van kleine staatjes , graafschappen of heerlijkheden op , die bij hunne vorming en ontwikkeling slechts het oog hielden op eigen be- hoeften, en zoo zij al eenig onderling vereenigingspunt hadden , dit alleen vonden in wederkeerigen haat of naijver. „ fan dien stand van zaken maakten de kruistochten een einde. Het isolement , waarin ieder in die kleinere staten verkeerde , werd opgeheven ; metterdaad kwamen verschillende nati6n en tongen met elkander in aamaking , en het heilige gemeenschap- pelijke denkbeeld braeht eene eenheid d3s geestes te weeg , die rijke en vooral nieuwe vruchten zou drngen. ,,Men kampte , maar het was geen str;i(1 meer uit persoonlijken hartstocht van een overmoedigen graaf tegen een vijandigen na- buur, ter verbreiding zijner macht of ter verkrijging van rechten, die in onrecht hunnen grond hadden ; het was een algemeene strijd , waaraan alien deelnamen onder de barrier des kruises en die ondernomen was om tijdelijk belang , noch uit woeste drift.. Olen kampte, maar het zwaard vloog uiet uit de schede om te voldoen aan een blinden drang van strijdzucht, om zich te verlustigen in het fier gevoel van stoffelijke kracht, dat juicht bij de doodstuipen van den verslagen vijand, alleen omdat hij is ten onder gebracht ; de strijd werd geheiligd door een idee ; de woeste kracht werd ondergeschikt gemaakt aan een begin8el. ll Van welke groote omwenteling in den tijdgeest zien wij hier net de kiem ! ',Door de vereeniging vau Franschen , Duitschers, Vlamingen , Italianen, Engelschen , Grieken ; door de wrijving der geimaan- sche, keltische , romaansche elementen was de grond gelegd tot dat volkerenverkeer , dat juist op onze nieuwere beschaving dien kenmerkenden stempel zou drukken van algemeenheid, en dat meer dan iets anders in staat was , dier beschaving vleugels aan te binden."

ALGENEENE GESCHIEDENIS

DES NEDERLANDSCHEN YOLKS,

VAN DE VIWEGSTE MOEN TOT OP ONZE DAGEN ,

DOOR

Dr W. a. F. NiTICIENS,

(Met Platen en. Maarten.)

Vierde Deel,

TWEEIDE LTITGAVE.

AMSTERDA M, p. VAIN 1_,ANGENHUYSEN 1873.

INHOUD.

Blz HoorosTuK I. Geschiedenis van het hertogdom Brabant van 1106-1312 1

,, Geschiedenis van Vlaanderen , van 1128 1305 24

77 III. Geschiedenis van Holland en Zeeland, van 1122-1299 50 IV. Geschiedenis van het Bisdom Utrecht , 1122-1300 90 V. Geschiedenis van het graafschap Gelder 1118-1326 101

75 VI. Het Duitsche Rijk met het oog op de Ne- derlanden. 1125-1300 111

75 VII. De Kerk van het begin der kruistochten tot aan Bonifacius VIII , omstreeks 1100=-1300 , . 124 VIII. Opkomst en inrichting van het Gemeente- wezen 139

55 IX. Maatschappelijke toestanden in de XIP en XIIP eeuw 160 X. Wetenscliap. Litteratuur. Kunst in de XIP—XIVe eeuw . .. . . 182 De plaat teyenover dein titel van dit Vierde Deel , van de teeken- stift des kun,stschilders EDW. Du JARDIN , stelt voor het bouwen van het Rol , de oude ridderzaal to '8 Gravenhage , door Graaf Willem II. Very. bladz. 76. HOOFDSTUK I.

Geschiedenis van het hertogdom Brabant van 1106-1312.

Wij hebben reeds vroeger verhaald 1), hoe twee mededingers elkander het hertogdom Neder-Lotharingie betwistten , dat na den dood van Godfried van Bouillon, was opengevallen. Dit hing samen met den strijd tusschen de twee staatspartijen , die elkander den keizerlijken scepter betwistten. Godfried van Leuven was in 1106 door keizer Hendrik v met het hertogdom beleend. Na den dood van dezen geraakte het rijk in tweespalt , door dat Lothaar van Saksen , en Koeliraad van Zwaben 2 ) ieder door eene machtige partij onder de vorsten tot keizer werd verheven. Godfried van Leuven bleef getrouw aan het frankische huis , dat thans door Koenraad werd vertegenwoordigd ; Walram xi van Limburg, schaarde zich aan de zijde van Lothaar. Dege bleef overwinnaar. Nu ontnam hij aan Godfried het hertogdom van Neder-Lotharingie en het markgraafschap Antwerpen , om er Walram a mede to beleenen (1128). Het gevolg hiervan was een oorlog tusschen de beide machtige huizen van Leuven en Limburg. De duitsche keizers mochten het recht tot beleening hebben , gewoonlijk ontbrak hun de macht om hunne uitspraken to doen zegevieren , wanneer een aanzienlijke leenman zich er tegen verzette : of het moest zijn , dat een even machtige op zich nam , de keizerlijke uitspraken door wapengeweld to doen golden. Geheel Neder-Lotharingie word nu door voortdurende oorlo- gen geteisterd. leder der beide mededingers vond zijde aan- hangers : de bisschop van Luik trok de partij van den Limbur-

1) Deel III , Hoofdstuk II. 2) Of van Hohenstaufen. IVe D. 1 GODFRIED ger. De dood van keizer Lothaar (1137) maakte de kansen voor het huis van Leuven, gunstiger. Immers nu geraakte Koen- raad de Hohenstaufer op den keizerlijken Croon , die hem door niemand meer werd betwist. Hij beleende op nieuw den graaf van Leuven met de hertogelijke waardigheid. Godfried I had er even- wel niet' lang• genot van. Hij stierf in 1139. De strijd met den Limburger werd voortgezet door zijnen zoon en opvolger, Godfried II. Ook Walram z stierf en had als opvolger in het graafscliap Limburg zijn zoon, Hendrik II (1140). Godfried voerde den krijg met gunstig gevolg. Hij maakte zich meester van .ken dat nog altijd als de hoofdstad van Neder-Lotharingie werd bescliouwd. Hij oefende daar de herto- gelijke rechten uit , om to toonen , dat hij de eenige wettige plaatsbekleeder des keizers (het hertogschap was een soort van erfelijk onderkoningschap) was. Maar de dood nam Godfried Ii weg in den bloei zijner jaren (1143)_ Hij liet een zoon na , ins- geliks Godfried geheeten , die nog in do wieg lag toen zijn vader stierf. Hij liet dozen zoon niet slechts zijne uitgebreide bezittingen en hooge waardigheid na, maar ook een oorlog met het limburgsche huis om de hertogelijke waardigheid ell met het machtig geslacht der Berthouds van G-rimbergen , die zich geheel en al onafhankelijk van den hertog wilden maken.. De leenmannen des overledenen hertogs beseften van hoeveel belang het thans was, dat zij en de brabantsche stedeu eensgezind en -aan- eengesloten bleven. Vier der voornaamste baronnen , de heeren van Diest , van Bierbeeke, van Wesemale en van Wemmel werden met de_ voogdij over Godfrieds zoon en het beheer over zijn hertogdom belast. Zij vervulden getrouw hunne tank. De strijd met het huis van Limburg duurde geheel de miii- derjarigheid van Godfried in door ; doch werd flauw ge- voerd. Zij werd hijgelegd in 1155. Godfried huwde Margareta , dochter van Hendrik II , graaf van Limburg. De beide mede- dingers zouden ieder den titel van hertog behouden , de een van Lotharingie en Brabant, de ander dien van Limburg. De een zou de hertogelijke rechten uitoefenen ten westen , de andere ten oosten van de Maas. Maar die hertogelijke rechten waren niets meer dais een .schaduw van hetgeen zij vroeger geweest waren. De graven hidden zich allengsk.ens meer en meer onafhankelijk

GODFRIED ITT. 3

van den hertog weten te maken ; vooral sinds de twee machtige huizen van Limburg en Leuven elkander gedurencie eene reeks yen jaren de hertogelijke waardigheid betwistten. De graaf van Gelder toonde echter zich geneigd, aan hertog Godfried hulde te doen voor ziine bezittingen over den Rijn : niet aldus de graaf van Namen , Hendrik , bijgenaamd cle blinde. Deze was tegelijker- tijd ook graaf van Luxemburg. De beide hertogen van Brabant en Limburg wilden hem tot leenmannen-plicht dwingen. Hendrik van Narnen riep de hulp in van Boudewijn IT, graaf van Ilene- gouwen. Bij Oarnieres iced het leger van den hertog van Brabant de nederlaag (1170 De overwinnaars trokken voort tot Brussel en noodza.akten Godfried den vrede te vragen. Hendrik .m, hertog van Limburg, die den aanval zou -wagen op Luxemburg, het andere graafschap van Hendrik den 61i slaagde evenmin. Deze ongelukkige pogingen om de leenheerlijk.e rechten der bertogen op de graven van Neder-Lothari -ngie to doen gelded , deden juist de overblijfselen van dit p.,7ezag althans over de machtige graven, te niet gaan.. Die van Gelder zouden zich spoedig voor hun graafschap losinaken van de le,enheerlijkheid der hertogen : die van Namen en Luxemburg deden dit reeds ; die vanHenegouwe waren to machtig dan dat do hertog beproefde hen tot leenman- nen-plicht to dwingen. Doze alien wilden geen anderen leenheer erkennen dan den keizer. Het gelukte echter den hertogen nit het huis van Leuven om , door middel van hunne hertogelijke waar- digheid , hunne naacht nit to breiden over minder machtige leen- mannen , die vroeger gerekend werden , allea aan den keizer leenplichtig to wezen , of die bezitters waren van allodiaalgoe- deren. Dit geschiedde voortdurend. Hoe de grimbergsche heeren ten larigen laatste ten onder gebracht werden zulien wij weldra hooren. In 1191 werden de heeren van Kuik , voor hunne be- zitting in Herpen , in - hetzelfde jaar Godfried van Schoten voor zijn slot te - Breda , lee-nmannen van hertog Hendrik 1. Pe imam van hertog van Lotharingie word niets moor dan eon titel : in het gewone spraakgebruik trad die van Brabant er voor in de plaats. De machtigste der leenmannen , die hunne bezittingen hadden in het hart van Brabant, tusschen Antwerpen, Brussel en Leu- ven , waren het geslacht . der Berthouds , heeren van 4 DE GRIMBERGSCHE OORLOG.

bergen. Zij beweerden , dat zij van 'demand of hankelijk waren , dan alleen voor den weg , die van Grimbergen naar Brussel leidde , en dat aan den keizer. Het grootste gedeelte der hui- dige provincie van Antwerpen behoorde hun toe ; zij oefenden in de stud Mechelen zulke groote macht uit , dat 'zij gewoonlijk voor heeren dier stud werden gerekend. De Berthouds hadden reeds oorlog gevoerd met Godfried 1. Diens zoon en opvolger kon evenmin deze dappere en gevaarlijke vijanden ten onder brengen. H ij oorloogde nog tegen hen , toen hij stierf. De voog- den van den jongen Godfried iii zett'en den krijg voort. Spoe- dig nam zij grooter evenredigheden aan. De voogdeu van God- fried In. wisten graaf Dirk van Vlaanderen over te halen om hun bijstand te bieden op voorwaarde , dat de jonge Godfried, eenmaal meerderjarig geworden , den graaf van Vlaanderen als leenheer zou' erkennen. De vlaamsche en de brabantsche adel schaarde zich onder de hertogelijke vanen. De Berthouds bleven insgelijks niet zonder bondgenooten. Het was de strijd, die ge- streden werd van den adel , die zich slechts oiimiddellijk onder de keizerlijke hoogheid wilde geplaatst zien , tegen de machtige vorsten , wel is waar, zelf leenmannen des keizers , maar die hunne leenheerlijke rechten wilden uitbreiden over alle bezitters van kleinere vasallen-staatjes of allodiaalgoederen. De strijd , zooals zij gestreden werd , wekt de het inhering op aan de helden van den Ilias en de grieksche voortijden. De grimbergsche oorlog heeft , even als de oorlog die de grieksche vorsten 1) met de .Trojanen voerden , zijnen dichter gevonden. In 1143 was geheel Brabant en Vlaanderen in het harnas. De Berthouds .stonden, voor de wallen van het sterke kasteel van Grimbergen en daagden de Brabanders uit. Deze namen den strijd aan. Op raad van den hoer van Gaesbeek werd de wieg, waarin de j onge Godfried in lag , opgehangen aan de takken van een wilgenboom , opdat het kind reeds tegenwoordig zou zijn bij den strijd, die gestreden werd vooi zijn erfdeel, en het gezicht op hem de krijgers zou aanmoedigen. Het gevecht was allerhevigst , en den helden der Ilias waardig. Eindelijk ble- ven de Brabanders overwinnaars ; maar zij hadden zooveel gele-

1) Wier koningrijken niet uitgebreider waren flan een of ander Mein graaf- sehap der Xne eeuw. STICHTING VAN HERTOGEN130SCH. 5

den , dat zij voor 't oogenblik den strijd niet konden voort- zetten. De grimbergsche oorlog duurde achttien jaren. Zooveel moeite kostte het een der machtigste vorsten van het duitsche rijk , om een enkelen trotschen baron tot onderwerping te bren- gen. Zij eindigde in 1159 met de vernieling van het kasteel van Grimbergen. De voogden van Godfried III hadden, door den nood gedwongen , een voor hunnen pupil nadeelig verdrag met Dirk, graaf van Vlaadderen, moeten sluiten, volgens hetwelk Bra- bant leenplichtig aan Vlaanderen zou worden. Godfried III wei- gerde , toen hij meerderjarig was , zich hieraan te onderwerpen. Teen graaf Dirk aandrong , trok hij vergramd zijn zwaard , en zeide : „ik wil liever door uwe hand sterven , dan dat ik zulk een edel hertogdom, als dat van Brabant , zou maken tot het leen van een graaf." Dirk van den Elzas was niet minder ridder- lijk gezind dan Godfried. Hij bewonderde diens fierheid en ver- genoegde zich er inede, dat deze hem hulde zou doers voor Den- dermonde , dat teen nog tot Brabant werd gerekend. Van zijne wieg tot aan zijn- graf hoorde Godfried m het wapengekletter rondom zich. De ccuw , waarin hij leefde, gunde den krijgsman weinig rust ; ieder beslechtte zijne geschillen met liet zwaard. Godfried iii stierf in 1190. In zijne laatste levens- jaren nam hij zijneu zoon , Hendrik i tot medebestierder. Dezen liet hij het staatsbeleid ; hij zelf .vergenoegde zich met de jacht en met de eenzaamheid in de vrije natuur. In het noordelijke gedeelte zijns gebieds lag een oord , het graafschap Orten ge- heeten. Het was schier geheel en al met bosschen bedekt. De machtige wateren van de Maas ontvingen er de schatting van minder machtige stroomen. In dit bosch- en wildrijk oord hield Godfried zich bij voorkeur op. Hij bouwde er een jaclithuis. Hierom bouwden des liertogen dienaars insgelijks hunne • wonin- gen. In het jaar 1184 besloot Godfried dit alles met wallen en grachten te omringen. Zoo ontstond de stad 's Hertogenbosch; do jongste der vier hoofdsteden van Brabant. Godfried's zoon en opvolger Hendrik I verwierf, in 1196 , van den duitschen keizer Hendrik v1 , voor de burgers der jeugdige stad, vrijdom van tollen op den Rijn. Hendrik i volgde zijn vader na diens dood op in het hertog- dom. Zijne regeering , die vijf- en-veertig jaren duurde (1190— 6 HENDRIK I.

1235) was een schier onafgebroken reeks van oorlogen. De her- tog van Brabant mengde zich in alle staatkundige geschillen van het westelijk Europa, evenzeer als in die van de nederiandsche gewesten. Vandaar dat hij den naam van Hendrik den Krii:qer van zijne tijdgenooten heeft ontvangen. Trouwens het zou voor hem uiterst moeielijk geweest zijn, om er zich buiten te houden. In het duitsche rijk betwistten twee partijen, bekend order den naam van Welfen en Gibellienen, elkander den keizerlijken scep- ter. Als leenman des rijks moest de hertog van Brabant partij kiezen. Engelan.ds koning, die als hertog van Guienne en van ' Normandie, een groot gedeelte van Frankrijk bezat, was in voort- durenden oorlog met den koning van Frankrijk zijn leenheer voor die landen. Brabant was , even als Vlaanderen , te nabij aan deze oorlogvoerende mogendheden, om niet telkens in hunne geschillen betrokken te worden. Dan ontstonden er onophoude- lijk redenen tot twist tusschen de nederlandsche vorsten, en ieder runner was terstond gereed em zijn goed recht met het zwaard te bewijzen. Dan eindelijk weergalmde telken reize de stem des Pausen als weerklank van de smeekende stem der Cliriste- nen in Pal3stina, om hulp van de dappere ridderscharen van het Westen. Al dadelijk na zijne komst tot de hertogelijke wa."Irdigheid kwam. Hendrik 1 in oorlog met zijnen oom , den hertog van Limburg. De oorzaak van den strijd was de voogdschap van Sint Truyen. Deze abdij behoorde tot de rijkste der Nederlan- den. Zij had bezittingen larigs den Rijn in Duitschland , in het graafschap Teisterbant, aan de Maas en vooral in het heden- daagscil Belgiesch Limburg. De voogdij over deze abdij gaf aan hare bezitters groote macht en invloed. }miners die voog- den (beschermheeren , arougs) genoten aanzienlijke inkomsten uit de goederen der abdij , spraken recht uit over hare onderhoori- gen , voerden hare leenmannen ten krijg. Zij waren in vele op- zichten wereldlijke heeren van de bezittingen der abdij. Geen w wider dat dergelijk beschermheerschap eene zeer begeerlijke\ zaak was ; te weer daar zij een erfelijk ambt was en daarenbo- ven het misbruik schier gewettigd was geworden door den tijd em dergelijke beschermheerschappen ads bruidschat, of middel tot verzorging van jongere zonen (apanage8), of wel door verkoop, aan LLIKSCHE 0011t0G. 7 anderen al te staan. Nu had Margareta van Limburg, de moe- der van Hendrik 1, dat beschermheerschap als bruidschat gekre- gen ; desniettegenstaande verkocht Limburgs hertog , Walram het in 1189 aan den graaf van Loon. Dit gaf aanleiding tot strijd tusschen Limburg, Loon en Henegouwe eenerzijds, Bra- hma anderzijds. Het geschil wend echter spoedig door bemid- doling van den aartsbisschop van Keulen bijgelegd. Geraard van Loon betaolde aan Hendrik' achthonderd marken zilver, waarvoor hij dat besekermheerseilap zou behouden , tot dat de hertog van Brabant hem die soin terug gar. Walram van Limburg schonk om zijnen reef schadeloos to stencil , hem zijno allodiaalgoederen in Arlon 1) , en in Rolduc, benexens andere aliodiaalbezittingen van het Buis van Limburg , tusschen den Rijn , Maas en Moezel ; de hertogen van Limburg zouden deze goederen wederom als leen van Brabant bezitten : daarentegen zou Hendrik 1 de allo. diaalgoederen in het limburgsche , die hij van zijne moeder had geerfd aan den hertog van Limburg opdragen , om ze van dezen als leen terug te ontvangen. Lit wederzijdsche leenverband strekte out de banden tusschen de beide huizen nauwer toe te halen , ten voordeele der beide partijen. Nauwelijk2 was doze strijd geeindigd of Hendrik geraakte in een anderen , die dreigde het ernstigste karakter aan te semen. In 1191 overleed de bisschop van Luik, Rudolf van Zaehringen ; het kapittel verkoos Albertus van Leuven, den broedet van Bra- bants hertog , tot bisschop. De graaf van Henegouwe, leenman der bisschoppelijke kerk van Luik, zocht Albrecht van Rethel, zijn noel, op den bisschoppelijken zetel te plaatsen. llij betwistte daarom de wettigheid der keus van Hendrik van Leuven en he- ri.ep zich op den keizer, , Hendrik vi. Daze Wilde nu zijn afhan- keling, Dirk van Hochstade, tot bisschop verheffen. Dit gal aan- leiding tot de hevigste waarin zich schier alle vorsten van de zuideliike Nederlanden en de Rijnlanden mengden. De paus bevestigde de keuze van Albert van Leuven , die, als Luik had moeten verlaten. Drie duitsche edellieden , lage vorstensiaven , vermoordden den vromen bisschop , die om zijne deugden algerneen bemind was. lie gramschap over dozen euvel-

1) Jr. 1)elgiesch Luxemburg. 8 KRUISTOCHT. daad was groot. Bijna alle vorsten van Neder-Duitschlaiid gaven aan hunne verontwaardiging lucht. Zij weten de misdaad den keizer en waren des te weer op dezen vergramd , wij1 hij als leenheer van den bisschop van Luik , dezen als zijn leenman be- scherming schuldig was. De zaak nam een onrustbarend aanzien voor den keizer. De vorsten begonuen samen te spannen. Het oorlogsvuur ontvlamde in de lauden tusschen Maas en Rijn ; Hendrik I viel in het graafschap Hochstade 1) ; doch de vrede werd gesloten daar de keizer zijn onrecht zocht to herstelleu, door de moordenaars van bisschop Albertus te barmen en den her- tog van Brabant genoegdoening te geven. Eerlang besloot Hendrik z den keizer Hendrik IT' op den kruis- tocht te volgen. Jeruzalem was in de macht der Muzelmannen en het Westen spande alle krachten in om het weder te verlos- sen. In 1197 trok de hertog van Brabant , gevolgd van een groot getal zijner ridders over zee. Hij kwam in Syrie aan , on-. derscheidde zich daar in den veldslag bij Beiruth, een der bloe- digste , die in den geheelen loop der kruistochten werd geleverd, en waarin de Muzelmannen de nederlaag leden. Het christenle- ger maakte zich gereed om tegen Jerusalem op te trekkers. Het wachtte slechts op den keizer, die met 40,.000 man de reis door Italie had genomen ;• doch Hendrik vi gebruikte het leger , dat tot bevrijding van het H. Graf moest dienen , om het koning- rijk der Beide Sicilien, waarop hij aanspraak had, te veroveren. Hij bracht daar den tijd door en stierf in 1197 te Messina.-Eerst zijn draten , later zijn dood , belemmerde de beweging der kruis- vaarders ; dezen konden het voornemen om Jeruzalem te verlos- sen niet ten uitvoer brengen. De onderneming faalde : de kruis- vaarders , waaronder Brabants hertog, -keerden naar hun land terug. keuze van een bissehop van Utrecht in 1196 had een strijd tusschen den graaf van Holland en van Gelder eenerzijds, den hertog van Brabant anderzijds doen ontstaan. Beide graven wilden de gedaue keuze , die op Dirk van der Are was gevallen, vernietigen. De hertog van Brabant , voor sommigen zijner be- zittingen leenna. an van de kerk van -Utrecht, trok de partij des bisschops. Zoolang Hendrik I ten kruistocht was , bleef het zwaard

1) In de Riinprovineien. OORLOG MET HOLLAND. 9 in de schede. In 1202 -brak de oorlog uit. Bij die gelegenheid werd 's Hertogenbosch door de Hollanders overvallen en in brand gestoken. De broeder van Brabants hertog, Willem , heer van. Peroeys en Hendrik , heer van Kuik, werden door de Hollan- ders gevangen genomen ; doch weldra daagde de hertog zelf op. Geholpen door limburger , luiker en vlaamsche krijgsknechten, viel hij de Hollanders bij Heusden op het lijf, versloeg hen en nam hunnen graaf , Dirk viI , gevangen ; de graaf van Gelder , Otto, was reeds vroeger in zijne gevangenschap geraakt. Het volgend jaar werd de vrede gesloten (1203). Otto van Gelder moest al het land tusschen Roermond en Maastricht aan den bisschop van Luik afstaan, en gijzelaars geven totdat hij zich van zijn losgeld , dat op vijf-en-twintig honderd mark was be- paald , zou kwijten. Verder moest hij afstand doen van zijne aanspraken op Megen en op de Kempen, en aan de bewoners van 's-Hertogenbosch vrijheid van tol op den Rijn toestaan. De graaf van Holland moest afstand doen van de rechten , die hij beweerde te hebben op Breda. , Verder moest hij aan den hertog van Brabant afstand doen van Dordrecht , de dordrechtsche waard .en van geheel het land tusschen Strijen en Waalwijk. Hij zou het echter van den hertog van Brabant als leen terug ontvangen. Door dit verdrag .bevestigde Hendrik T de macht der hertogen van Brabant over eeu groot gedeelte des lands , dat thans tot de provincie N oord-Brabant wordt gerekend ; landstreken , waar- van het bezit eeuwen lang tusschen de aangrenzende vorsten was betwist geweest. aet leenverdrag, waarbij Dordrecht en de daar nabij gelegene landstreek , die thans tot Noord-Brabant, vroeger tot de provincie Holland- werd gerekend , geraakte later op den achtergrond. Jan Lontsloeg er den hollandschen graaf van in 1280. Breda , Megen en de Kempen bleven sinds dien tijd bij Brabant. De tweespalt in het duitsche rijk sleepte Brabants hertog in groote moeielijkheden. Na den dood van Hendrik vi was diens broeder , Filips van Hohenstaufen , door de gibellienische partij tot keizer gekozen ; de Welfen daarentegen vestigden hunne keus op Otto van Bruiiswijk , als keizer bekend onder den naam van Otto Iv. Hertog Hendrik koos de partij van laatstgenoemde, die hem beloofde zijne dochter Maria tot huisvrouw te nemen , zoodra OORLOG OM DE RETZERSKEL- ZE

zij hare jaren had bereikt ; zij was toen - slechts negen jaren oud. Hendrik hielp met zijn Leger Otto aan het bezit van Aken , de stad waar de keizer gekroond moest worden. Paus Innocen- tius III verkiaarde zich voor Otto. Het geluk diende echter den Hohenstaufer Filips , een man van groote bekwaanaheden. Al- lengskens vielen de voornaamste rijksvorsten hem toe : ook de hertog van Brabant. Otto's weigering om zijn huwelijk met dos hertogs dochter , Maria , te voltrekken , ZOu oorzaak van den afval van Hendrik i zijn geweest. In 1204 trok Brabaiits hertog naar Coblentz., om daar van Filips zijne landen in leen te ont- vangen , en dezen zijn hulde te doen. De Hohenstaufer toonde zich jegens zijnen machtigen partijgenoot zeer vrijgevig. Hij beschonk hem met de heerlijke rechten , die de keizers bezaten in Maas- tricht , zoo binnen als buiten de stad , benevens de kerk van St. Servaas als erfelijk leen. Verder gaf hij aan de kooplieden van 's-Hertogenbosch en dat toen tot het hertogdom Brabant behoorde , vrijdom. van den Rijntol. De belangrijkste in williging echter was, dat de keizer Brabant tot een vrouwenleen verklaarde. Ook gaf Filips, in 1208 , zijne dochter Maria aan des hertogs oudsten won ten huwelijk. De kans verkeerde echter. De Hohenstaufer werd in 1208 door Otto van Wittelsbach vermoord. Nu geraakte Otto van Bruns- wijk spoedig in het bezit des rijks. Maar al zeer spoedig ook ge- raakte hij in onmin net den Stoel van Rome , wa,arop toen nog Innocentius I11 was gezeten. Otto werd geexconarauniceerd. Een deel der rijksvorsten vestigden nu het oog op Frederik II , uit het- huis der Hohenstaufen. De burgeroorlog tusschen de Welfen en. Gibellienen brak op nieuw uit. Beide keizers zochten. bond- genooten. Otto wist den hertog van Brabant tot zijne partij over te halen. Hij huwde thans zijne dochter Maria ; de meeste neder- ' landsche vorsten , ook de graaf van Ylaanderen , schaarden zich onder de vanen van Otto._ Jan-zonder-land, koning van Enge- land , sloot met hem een bondgenootschap. Filips August, koning van Frankrijk daarentegen sloot een verbond met_ Frederik De burgeroorlog in Duitschland smolt samen met den oorlog., die En eland en Frankrijk elkander aanderien , en met de pogingen, welke Filips August in het werk stelde oin Vlaanderen onder voet to krijgen. Een machtig bondgenootschap van neclerlandsehe I1ENDRIK II. vorsten en Otto van Brunswijk bracht een leger bijeen , gelijk er weinigen in de mile eeuw te velde kwamen , am Frankrijk aan to vallen. De hertog van Brabant behoorde tot de verbon- Bij Bouvines, niet verre van Rijssel kwam het tot een vehislag (27 Julij 1214). Frankrijks koning , Filips August , behaalde eenti schitterende zegepraal. De zaak van keizer Otto werd door de nederlaag zijner bondgenooten ten eenonmale redde- loos bedorven. Frederik IT werd keizer. Otto stierf in 1218. Zijne gemalin , Maria yam. Brabant , sleet hear leven to Helmond, dat tot hare bezittingen behoorde, en ligt begraven in St. Pieter te Leuven. Brabauts hertog wist spoedig vrede te waken met de overwin- naars , zoowel met keizer Frederik 1i , als met Frankrijks koning. Van nu of aan legde hij zich or op toe om zijn land dat door de veelvuldige oorlogen geleden had; rust en veradoming te schenken. Hij stierf in 1235. Hij wordt geroemd als een vorst van groote bekwaamheden zoowel in den mad als in den krijg als een minnaar der gerechtiglieid en van de godsdienst. Hij was de eerste hertog, die den titel aannam van hertog van Lotharin- gie en Brabant; ook nam hij het brabantsch.e waken aan : een gouden leeuw op een zwart veld. Hendrik z1 volgde zijnen vader op in diens hertogdom. Ook hij wordt geroemd als eon dapper krijgsman en uitmuntend regent. Hij voegde het graafsc iap 1)a,elhem 1) bij zijne bezittingen. De roam van zijne dapperheid en beleid verspreidde zich over geheel de christenheid. Toen op de kerkvergadering te Lyon , onder paus Innocentius iv , de ban over keizer Frederik II was uitge- sproken , besloten de rijksvorsten der welfisclie partij een anderen koning van Duitschland to kiezen. Hunne keuze viel op Hen- drik ,. landgraaf van Thuringen. Toen deze in 1247 was gestor- ven , kwamen gezanten van den Paus en van de duitsche vor- sten , -vijanden van Frederik ii , tot den hertog van Brabant. Zij boden hem de kroon aa-n, doch Hendrik wees slit geschenk wijselijk , van de hand. Hij wist de aandacht te vestigen op zijnen neef Willem, graaf van Holland. Deze werd te Neuss bij Keulen tot roomsch koning verheven.

I) Een gedeelte tier belgische provineie Luik. 12 HENDRIK III.

Hendrik ii stierf in het begin des jaars 1248. Hij was twee- malen gehuwd geweest : eerst met Maria , weduwe van Filips , graaf van Namen en dochter van Filips August , koning van Frankrijk ; ten tweeden male met Sofia van Thuringen. Deze Sofia, was eene dochter van Lodewijk , landg,raaf van Thuringen en van do H. Elisabeth van Hongarije. Tom Hendrik , Lodewijk van Thu- ringens broeder, kinderloos kwam te overlijden, • volgde Hendrik, de oudste zoon van den hertog van Brabant en van Sofia, zijn oom op in een groot gedeelte van diens bezittingen : bij name in het land van Hessen. De vorstelijke huizen van Hessen-Cas- sel en Hessen-Darmstadt st,amden of van dezen Hendrik zoon van Hendrik II van Brabant. Hendriks zoon nit het eerste huwelijk , naamgenoot zijns vaders, volgde hem op in het hertogdom Brabant en alle daarmede ver- eenigde gewesten. Hij trok de partij van Willem van Holland. tegen den keizer II , en hielp eerstgenoemde tot het bezit van Aken. Hier was hij bij zijne krooning, als roomsch koning , tegenwoordig. Nadat Willem van Holland door het stall der Westfriezen was gevallen , geraakte het rijk in de jam- merlijkste verwarring. Twee vreemdelingen, Richard, hertog van Cornwallis , een Engelschman , en Alfonsus , koning van Kastilie , een Spanjaard, werden beiden door de twee vijandige partijen tot roomsch koning gekozen. Brabants hertog trok de partij van Alfonsus , die hem tot vikaris in het rijk benoemde. Alfonsus kwam nooit naar Duitschland : zijn gezag was schier niets en dat van zijnen vikaris evenmin. Hendrik iii kwam in oneenig- heden met den bisschop van Luik , Hendrik van Gelder , over de abdij van St. Truyen , waarvan de hertog van Brabant het beschermheerschap had. Van denzelfden bisschop Hendrik van Gelder , nam Hendrik Mechelen (welke stad een leen van de bisschoppelijke kork van Luik was en in welker beheer de bisschoppen een deel hadden) ten pand , voor de som van vier duizend marken zilver. In 1261 maakte de hertog van Bra- bant zich gereed om deel te nemeii aan den kruistocht, doch hij stierf in de kracht zijnen' jaren. Voor zijnen dood maakte hij een testament, waarbij hij belangrijke vrijheden aan zijne onder- (Tanen toestond. Hendrik III liet drie onmondige zonen achter. Zijne gemalin JAN I. 13

Aleida van Bourgondie nam de voogdij op zich. Deze werd haar echter door meer dan eenen mededinger betwist ; want het voogdschap over den minderjarigen hertog gaf tegelijk het re- gentschap over het hertogdom. De eerste, die er aanspraak op maakte, was de halve broeder van Hendrik ill , Hessens land- graaf. Deze evenwel trok zich spoedig terug. Hendrik , heer van Gaesbeek , uit het hertogelijk geslacht, een der voornaamste baronnen des lands, was een ander mededinger naar de voogdij. Aleida slaagde er in met behulp van den bisschop van Luik en Otto van Gelder , den heer van Gaesbeek het land to doen ruimen. Zoo bleef zij in het bezit van de voogdij , waarin zij word bijgestaan door Godfried , heer van Peroeys, afstam- meling van eon jongeren zoon van Godfried III , en door Wouter Berthout van Mechelen : twee der machtigste edellieden van Brabant. Al spoedig deed zich voor de regentes eerie groote moeieNkheid op. Hendrik, haar oudste zoon , was iemand van zeer zwakke geestvermogens , haar tweede zoou. Jan , een jong mensch, van wien men to recht de grootste verwachtingen kon koesteren. De moeder besloot te beproeven of zij het hertogdom op den tweeden zoon kon doen overdragen. Dit was echter niet naar genoegen van de machtigste van Brabants steden : van Leu- ven. De burgerij dier stad was then juist in twee , elkander uiterst vijandige partijen , verdeeld : de Blanckaerts en Colvers (aldus geheeten naar twee familien). De Blanckaerts behielden de overhand en joegen de Colverts de stad nit. Bij dezen zocht de heer van Wesenmale steun. Deze heer , was onvergenoegd wijl hem goon aandeel in de voogdij. was gegeven. Hij nam nu de gelegenheid to baat, om zich stork to verklaren tegen de uitsluitiug van den oudsten zoon des overledenen hertogs. Hij stelde zich aan het hoofd der Colverts, en joeg met deze de Blanckaerts, op hunne beurt , de stad uit. Meester van Leuven geworderr, trok hij op tegen Mechelen , de stad van Wouter Bert- hout. Doch die van 1VIechelen, tijdig onderricht , trokk en, bije- staan door de Brusselaars , op tegen die van Leuven , vielen ze te lijf en verjoegen hen. De burgerij dozer trotsche stad liet zich echter overreden te berusten in de uitsluiting van Hen- drik , ten voordeele van zijnen brooder Jan , toen de voogdes haar van het noodzakelijke van Bien maatregel had overtuigd , MARIA VAN BRABANT. en Coen zij zag dat Hendrik vrijwiilig van het liertogdom af- stand deed om den geestelijken staat te aanvaarden. Deze veran- dering in de erfopvolging moest nog door den leenheer , den kei- zer, bekrachtigd worden. Op dien stond werd Richard van Corn- wallis als roomsch koning erkend. Doze gaf den bisschop van Kamerijk (tot wiens diocees het grootste gedeelte van Brabant behoorde) last om de zaak te onderzoeken en te regeleii. De ver- andering in de opvolging Nverd goedgekeurd en Jan 1, als hertog erkend, liet zich in de voornaamste steden huldigen (1268). De jonge hertog huwde het volgend jaar met Margareta , dochter van Lodewiik den heilige koning van Frankrijk. Zij stierf echter een jaar later: Hertog Jan sloot spoedig daarop can tweede huwelijk met eene andere Margareta, dochter van Gwy van rampierre , grad van Vlaanderea. De jonge hertog was het toonbeeid van de riddersehap zijner tijden Dapper , edelmoedig , vriend van pracht en praal , van poezie, altijd vaarclig om partij te trekkers voor hen, die hij vet- drukt waande, en om het zwaard to onigorden ter hunner ver- dediging. Geen wonder dat 411 PilaM spoedig heinde en verre verspreid werd en dat het hof van den liertog van Brabant be- zocht word door alles, wat de steekTelen beminde of den glans van het ridderlijk levee in vollen luister wilde aanschou- wen. Jan zelf gaf in eene gewichtige omstandigheid blijken van zijne ridderlijke geaardbeicl. Zijne zuster Maria was gehuwd met Filips koning van Frankrij.k , zoon van den H. Lodewijk. Zij leefde in goede eensgezindheid net 'Laren echtgenoot en was algemeen aan het hof bemind. ?honing -Blips had een staatsdie- naar , Pieter de .la Brosse , wien hij een bovenmatik vertrouwen schonk. Deze werd door nijd en afgunst tegen de koningin ver- teerd. Filips had een zoon , nit ziin eerste huwelijk ; deze stierf. Nu beschuldigde Pieter de la Brosse koningin Maria , dat zij Karen stiefzoon had vergiftigd. De, koning sloeg geloof aaii deze beschuldiging, liet zilne gemalin in de gevangenis werpen , en beval haar proces op te maken. Door de kuiperij van den ge- slepenen Pieter de la Brosse sc]ieen alles tegen de koningin to getuigen, en deze lien iffevaar om den dood der giftmengsters op den brandstapel te sterven. Maria van Brabant had echter gelegenheid gevonden om heron KOE0ORLOG. broeder van alles to onderriehten. Hertog Jan wapent zich , stijgt op zijn strijdros , bereikt in snelle vaart , zonder op te houden, Parijs; als een monnik verkleed, weet hij door te drin- gen in de gevangenis zijner zuster. Van hare onschuid over- tuigd, rnaakt de hertog van Brabant zich bekend , eischt nay .r de ridderlijke zeden het godsgericht door een, geveclit met hem , die de schuld der koningin durft voi houden. Er daagt iemand op, die de zaak van Pieter de la Brosse durft op- nemen, en het tweegevecht met Jan aanvaarden. De hertog blijft overwinnaar.- Hierop wordt de koningin onschuldig ver. klaard , en in alle hare reohten el_ in de genegenheid van hared echtgenoot hersteld. Het bedrog van Pieter de la Brosse kwam spoedig aan het daglicht en hij eindigde zijn leven aan de galg. Maar het was niet slechts iu steekspelen of in tweegevechten , dat hertog Jan vn..n Brabant zijn goed zwaard gebruik te. Hij liet de gelegenbeid niet voorbijgaan , om zijne kracht op bet oorlogsveld to beproeven. De aanleid.ing daartoe ontbrak hem niet. Een oorlog waarin hij gewikkeld werd , hoezeer onbe- langrijk, werpt een te helder licht op de denkbeelden en zeden van .dien tijd , dan dat wij Naar onvermeld kunnen laten voor- bijgaan. Het was de koeoorlog gelijk zij in de overleveringen wordt genoemd. Een hoer uit het graafschap Namen had op het gebied des Luiker bisdoms eene koe . gestolen. Nu moisten de Luikenaars hem op hun grondgebied te lokken en , nadat hij zijnen diefstal had bekend , hingen zij hem op. De boer was eeil onderhoorige van den heer van Gose. Deze riep, vergramd over de inbreuk op zijne heerlijke rechten , zijn aanverwanten de leden van het adellijk huis van Beaufort, to hulp, en zij plun- derden en staken den brand in eenige dorpen van het Luikerland. De_ burgerij van Huy nam de partij op voor de Lniksche onder- hoorigen , viel met overmacht op de heeren van Beaufort aan en oefende weerwraak op diens bezittingen. De Beauforts niet stark genoeg , riepen de hulp in van den hertog van Brabant , den graaf van Luxemburg en van Namen , door zich tot hunne leenman- nen te verklaren. De bisschop van Luik en de - machtige stad Luik schaarden zich nu atm de zij de van Huy ; de graaf van Hcnegouwe hielp de Luikenaars. De oorlog werd uta. algemeen , in geheel de Maas- 1.6 LIMBURGSCHE OORLOG. vallei van Luik tot Dinant; maar door tusschenkomst van Fi- lips , koning van Frankrijk , welke door de strijdende partijen als scheidsrechter was aangenomen , werd de vrede gesloten (1275) ; echter niet , dan nadat een aantal steden en dorpen in de asch gelegd , lionderden door het zwaard gevallen waren , en de oorlog zeven jaren had geduurd. Een ander° oorlog hield spoedig daarna alle vermogens en talenten van hertog Jan bezig. Het was de oorlog om de erf- opvolging in Limburg. Walram III, hertog van. Limburg, kwam (1280) te sterven. Hij het eene eenige dochto• na Ermingard, die gehuwd was met Reinoud , graaf van Gelder. Deze maakte voor zijrie vrouw aanspraak op de opvolging in de hertogelijke waardigheid. Adolf, graaf van Berg , was de naaste mannelijke erfgenaam, als reef des overledenen hertogs. I ij ontzegdu aan Ermingard het recht , om haren vader te kunnen opvolgen : op grond dat Limburg geen spilleleen, maar een zwaardleen was. Reinoud van Gelder heriep zich op de nadere bloedverwantschap zijner vrouw tot den overledene. Men ziet, dat bier een der grootste vraagstukken telkens door het leenstelsel opgeworpen, de grond van het geschi1 was. Toen het leenstelsel in voile zniverheid bestond , kon eene vrouw , die het zwaard niet voeren en derhalve den leenplicht niet vervullen kon niet opvolgen maar allengskens was de erfopvolging van vrouwen door de ge- woonte en door iuwilliging der leenheeren gewettigd geworden. Beide aanspraken , die van den graaf van Gelder en die van den graaf van Berg , hadden dus grond van recht. Adolf van Berg , die zag dat _hij niet sterk genoeg was om zijne aanspraken behoor- lijk te doen gelden , verkocht zijn recht aan hertog Jan van Bra- bant. Hierdoor werd de zaak des te ingewikkelder ; maar ook Ermingard kwam (in 1282) kinderloos te sterven. Nu was Reinoud van Gelders recht zeer verzwakt ; doch hij bleef zijne aanspraak volhouden , als erfgenaam zijner overledene geinalin. Het zwaard moest nu het geschil beslechten. Jan I zocht zich vrienden te makers van den Limburgschen adel, wat hem gelukte. Ook wilt hij zijne edelen en steden te winuen , zoodat zij met geestdrift des hertogen zaak tot de hunne

•■••••■••• 1) Een graafschap , waarvan Dusseldorp later de hoofdstad was. LIMB URGSCHE OORLOG. 4 7 maakten. Evenwel liet Jan I de beslechting van het gesehil over de erfopvolging over aan den graaf van Henegouwe en Vlaanderen , Gwy van Dampierre , schoonvader van hertog Jan ; maar zeer bevriend met graaf Reinoud. De uitspraak geviel niet aan een der strijdende partieu Teder zocht nu naar vrienden en bondgenooten. Jan, bisschop van Luik , brooder van de geinalin des hertogs van Brabant ; Floris V, graaf van Holland ; de gra- ven van Chatillon in, Frankrijk en vele andere edelen , sloten een bonclgenootschap met Jan I. Hendrik TV , graaf van Luxem- burg ; Walram, heer van Valkenburg ") ; Siegfried , aartsbisschop van Keulen ; Dirk , graaf van KlePf , beloofden hunne hulls aan Reinoud van Gelder. Geheel het land tusschen den Rijn en de Schelde stolid dus onder de wapenen. Het vreeslijk oorlogspel ving aan met zengen en branden , en met een tal van kleine gevechten. De Maasstreken , van Luik tot Maastricht, de om- streken van' Sittard , het land van Kuik, moesten alle rampen des oorlogs verduren. In lt?,85 wend er tusschen de oorlogvoe- rende partijen een wapenstilstand gesloten. Van deze gelegenheid maakte hertog Jan gebruik om zijnen zwager Filips , koning van Frankrijk, to vergezellen op eenen krijgstocht tegen Peter Irr, koning van Arragon. Deze veldtocht was ongelukkig. De fransch.e koning en een groot gedeelte zijns legers kwamen om door be- smettelijke ziekten ; de hertog van Brabant keerde daarop naar zijn land terug. Na den terugkeer van den hertog begonnen de vijandelijkhe- den op nieaw. De graaf van Vlaanderen was iiogmaals inaar even vruchteloos, als scheidsrechter ingeroepen. De aartsbisschop van Keulen viel in het land van Adolf van Berg; de burgerij der stad Keulen , die met den aartsbisschop in onmin was, voegde zich bij de partij van Brabants hertog. Deze bleef in twee achtereen \rolgende veldtochten overwinnaar. Reinoud van Gelder die za•, dat hij den strijd op den duur niet zou kun- nen volhotfden , deed van zijne rechten afstand ten behoeve van Hendrik iv , graaf van Luxemburg. Deze was insgelijks een aan - verwant van den overledeneii Walram III , doch in verderen graad dan Adolf van Berg. Zijne aanspraken waren dus minder geklig ;

1) Het ffraafschap Valkenburg, Fauquemont , strekte zich nit over een groot gedeelte van de mnstreken van Maastricht. ive D. 2 18 SLAG BIJ WOERINGEN.

maar hij en zijne partijgenooten beweerden , dat Adolf van Berg zijn recht verloren had door het te verkoopen. Hendrik Iv was niet minder clan Jan t beroemd om zijne dapperheid ; ook was hij een der machtigste vorsten in de landen tusschen den Rijn en Schelde. De oorlog werd nu met vernieuwde hevigheid ge- voerd ; dock thans voornamelijk in de landstreken tusschen Keulen en Aken. Daar k wam het eindelijk tot een veldslag , die over het lot van Limburg besliste. De aartsbisschop van Keulen, Siegfried, was van liet bondge- nootschap van Gelder en Luxemburg ; de stad Keulen daar- entegen , wij1 zij overhoop lag met haren vorst , den aarts- bisschop , had de zijne gekozen van den hertog van Brabant. Nu lag er eene bezetting in het kasteel van • Woeringen, niet ver van Keulen , welke het aan de burgerij dezer stad zeer las- tig maakte. Hertog Jan besloot, op verzoek der stad Keulen , dat kasteel te belegeren. De aartsbisschop van Keulen met alle bond- genooten kwamen om het te ontzetten. In dit leger bevonden zich de graven Reinoud van Gelder, Adolf van Nassau , Hendrik van Luxemburg , Wal ram van Valkenburg en diens brooder Gozewijn, hoer van Borne in Overijssel ; hun leger telde • onge- veer twintig duizend manschappen waarvan omstreeks vier dui- zend ruiters. Het leger van den hertog van Brabant was ongeveer een derde minder in getal van manschappen ; de heeren Berthout van Mechelen , de heer van Arkel , die van Kuik , die van Heus- den , de graaf Adolf van Berg en een aanzienlijke schaar ede- len van Brabant streed wader zijne vanes ; de burgerij van Bra- bants steden , Leuven , Brussel , Antwerpen , 's Hertogenbosch en anderen , waren er geschaard onder de baniercn van hunne stad en aaiigevoerd door hunne schouten , meyers, of welken titel zij voerden. bondgenooten van den aartsbisschop waanden zich reeds zeker van de overwinning. Zij hidden bij voorbaat karren medegenomen , gevuld met touwen om de krijgsgevange- nen te binden._ Poch door de kans des oorlogs en het beleid van den hertog viel het adders uit. De Brabanders behaalden zulk eene beslissende overwinning , dat het geheele leger der bond- bu enooten verslagen en verstrooid word. Graf Hendrik van Luxem- burg bled met zijne beide broeders op liet slagveld dood. Graaf Reinoud van Gelder , aart-..bissehop Siegfried , graaf Adolf LIMBURG MET BRA.BANT VEREENIGD. 19 van Nassau werden gevangen. Hertog Jan trok daarop zegevie- rend Keulen binnen. De slag van Woeringen , die voorviel op den 5 Mei 128S, heeft in de middeneeuwen eene groote veriinaardheid verworven , en omdat de bloem der vorsten en der ridderschap van bijna geheel Neder-Duitschland , van Brabant , van Holland , van Overijssel, van Luxemburg , van Limburg , van Gelder , van Gulik , van Berg , van de rijnoevers van Keulen tot Ments elkander daar met het zwaard in de vuist ontrnoetten , en groote daden van ridderlijke dapperheid verrichtten en om de gevol- gen : want Limburg werd dlardoor met Brabant vereenigd. Bij den vrede , die spoedig daarna gesloten werd , deden alle mededingers mar de hertogelijke kroon van Limburg , de graven van Gelder en Vail Luxemburg , ten behoove van den hertog van Brabant, afstaud van hunne aanspraken. De vrede werd bekrachtigd door een huwelijk tusschen den nieuwen graaf van Luxemburg, Hen- drik v en Margareta , dochter van hertog Jan. In 1292 beves- tigde de duitsche keizer Brabants hertog in het bezit van dat rijksleen. De keizer was that's dezalfde Adolf van NassaU, die bij den slag van Woeringen krijgsgevangene van den hertog van Brabant was geworden : door dezen vriendelijk behandeld en zon- der losgeld ontslageii , was er eene wartne vriendschap tusschen die beide vorsten ontstaan. Jan i verhief het hertogdom Brabant tot eene der machtigste van de kleine leenmannen-staten, waarin het duitsche rijk ver- deeld was. Reeds v66r dat hij door de wapenen Limburg met Brabant vereenigde onder 4enen vorst , had hij naar verschil- lende kanten zijne macht uitgebreid. De heeren van Heusden waren in do tiende eeuw niet van de minst onrustige en stoute krijgslied3n , die altijd het zwaard uit de schede getrokken hadden, om hunne belangen voor te staan of hunne veeten te beslechten. Hunne bezittingen lagen tusschen Holland en Bra- bant. Vandaar dat wij hen telkenreize in de gebeurtenissen dier landen betrokken vinden. De heerlijkheid Heusden was op het eind der dertiende eeuw een leen van Kleef en een achterleen van Brabant. De hoer van Heusden viel 's Hertogenbosch zeer

1) wij zien den heer van Arkel genoenui onder de bond'genooten van Jan t. 20 MAASTRICHT WORDT lastig ; des hertogs drossaard 1) in die streken Wilde tusschen- beiden komen ; hierop nam de heer van Heusden hollandsche bezetting in zijn kasteel. Nu echter kwam hertog Jan I zelf, en bracht hem tot zijn plicht. Ter zelfder tijd onderwierp hij den graaf van Kessel , die zich insgelijks tegen het leenheerlijk ge- zag van Brabants hertog had verzet. In de omstreken van Rol- due bracht de hertog ook eenige adellijke heeren die, tegen den landsvrecle in , de kooplieden rantsoeneerden of uitplunderden, tot onder w erping Van meer belang nog was de vereeniging van de stad Maas- tricht, voor een gedeelte, met het hertogdom Brabant. De ver- houding dezer aanzienlijke stad tot hare beide heeren , den bis- schop van Luik en den hertog van Brabant , is een der voor- beelden , hoezeer het vasthouden aan his'corische reeliten (eerie zaak op zich zelven hoogst verdienstelijk en een plechtanker voor de veschokte maatschappijen) toch soms tot de vreemdsoortigste toestanden , die eeuwen voortduurden aanleiding geven k.an. Na de verwoesting van Tongeren door Attila was de his- schoppelijke zetel hit die stad overgebracht naal: Aiaastr icht. Dezelfde bisschoppen verplaatsten hunnen stoel in de vme eeuw naar Luik. Vandaar dat de bisschoppen van Luik aanspraak bleVen maken op Maastricht. Ettelijke regalia werden clan ook door de keizers can de Liiiksche perk binnen Maastricht ge- sehonken ; maar zij behielden altijd ook voor zich zekere rech- ten. Nu waren de bertogen van Neder-Lotharingie , de keizer- lijke plaatsbekleeders (om het zoo te noemen) in dat hertog- dom. Het huffs der graven van Leuven kwam tot de bertoge- lijke waardigheid dezelfde hertogen van Neder-Lotharingie wer- den later de hertogen van Brabant. In 1204 had de duitsche keizer Filips van Hohenstaufen de gerechtigheden , die de kei - zers van het dtkitsche Rijk nog binnen Maastricht bezaten , in leen gegeven aan Hendrik 1, hertog van Brabant. Er waren dus twee verschillende aanspraken op Maastricht, welke herhaaldelijk met elkander in botsing lc warren : die van de bisschoppen van Luik en die van de hertogen van Brabant. Om hieraan een chide te maker sloten in 12`sL4.. Jan van

1) De drossaards vervulden het schowsambt op het platteland. MET BRABANT VEREENIGD. 21

Vlaanderen , bisschop van Luik en Jan 1, hertog van Brabant , neven van elkander en bondgenooten , een vergelijk waarbij het gezamenlijk bezit der stad Maastricht, voor goed tusschen Luik en Brabant werd geregeid. De voornaamste bepalingen van het gesloten verdrag waren : zoo er krijg ontstond tusschen Luik en Brabant zou Maastricht onzijdip.• blijven : het bovenwater tot aan het mid den der brag, die de beide deelen der stad ver- bond , zou behooren aan Luik , het benedenwater aan Brabant : cue heerlijke rechten van den bisschop zouden zich uitstrekken over de parocliie van O. L. V. , die van den hertog over de parochie vaii St. Servaas ; de beide heeren zouden over hunne respektieve onderdanen het hoog en het laag gerecht hebben ; het reoht uitgesproken worden door dezelfde rechtbaiik , 's Woensdags door de bisschoppelijke, Vrijdags door de hertoge- lijke schepenen ; stack poorten en sleutels , muren , vesten , grachten, gevangenis zouden door beiden gemeenschappelijk be- zeten worden ; er zou met den luikschen stempel, ten gemeen- schappelijken voordeele, munt geslagen worden. Bij het eerste punt, ointreiit de onderdanigheid , waaronder de burgers van Maastricht zouden behooren , werd later de volgende wijziging ingevoerd: kinderen eener luikscho moeder. zouden onderdanen van Luik , die eener brabantsche moeder, onderdanen van Brabant wezen. Van de vreemdelingen, die zich in de stad kwameii vestigen, zouden zij, die uit het land vaii Luik kwamen , onderdanen zijn vaii den bisschop ; zij, die nit andere streken kwamen , onderdanen van den hertog. .Deze vreemdsoortige toestand heeft eeuwen .gednurd , zelfs nog toen de Staten-Generaal der zeven provincien in de "rechten van de vroegere hertogen vaii Brabant waren getreden. Jan 1 stierf reeds in 1'294, niet ouder clan zes en veertig jaren. EIij stierf aan de gevolgen eener wonde , die hij in een steekspel had gekregen. Hij werd opgevolgd door zijnen zoon Jan , die in tegenstelling van zijnen vader Jan de Vieedzame word geuoeind. Deze was geliuwd met Maria , eerie dochter van Eduard I, koning van Engeland. Mocht hij weinig oorlogen met vreemde naburen voereii , en hij zich zelven niet gaarne in hunne twisten mengen , het was er verre yen af, dat zijne rege- ring vreedwqm kon genoenad worden. Van het jaar 1303 tot aan zijnen dood, die in 1312 voorviel waren de brabantsche 22 JAN II. steden herhaaldelijk het tooneel van verwoede twisten tusschen de verschillende standen der burgerij , tusschen de zoogenaamde Lignages , geslachten of patricische fainilien , gelijk zij later wel eens genoeind zijn, en de kleine burgerij. Brussel , Antwerpen , Mechelen , rnaar vooral Leuven boden het droevig schouwtooneel aan van de bloedigste veeten tusschen burgers der zelfde stad. Jan II trok pa,rtij voor de geslachlen. Hii moest den o iistand der Brus- selaqrs met wapengeweld dempen. De wreedaardigste strafoefe- ningen volgden op de onderdrukking van die opstanden. Wij zullen hierop in eon volgend deel terugkomen. Jan Ii stierf in den bloei zijner jaren. Voor zijnen dood gat hij het vermaarde charter van. Cortenberg 1), dat de eigenlijke grondslagen van de Brabanclsclie vrijheden is geweest, waarvan de Blijcie Inkornste niets anders was dan cone bevestiging en nadere omschrijving. Bij den aanvang der xive 0011W had het hertogdom Brabant den ornvang, dien het eeuwenlang heeft behouden. .A.11een bloef de stad Mechelen nog eon twistappel tusschen Brabants hertogen , Vlaan- derens graven en de Luiker. bisschoppen. Het geheele hertogdom word verdeeld in kwartier-en , genoemd naar de vier hoofdsteden Brussol, Leuven , Xntwerpen en 's Hertogenbosch. Het kwartier van Brussel werd verdeeld , mac de taal, die door de bevolking word gesproken, in Waalsch- on Vlaainsch- Brabant. Tot het eerste behoorden Nyvel (of Nivelles) , Genappe, Geldenake (Jodoigne) , Waveren , Gembloux en Hannut verder de vier abdijen, die van Villers , Nivelle , Ayvrieres en Wan- tier Braine : het .markgraafschap van Trasegiiies , het graafschap Tilly en de baronnien van Roves en Sombreffe. Tot Vlaamsch- Brabant behoorden Brussel , Mechelen en Vilvoorden de ab- dijen van Afflighem , Cortenberg , Vorst, Bigaarden , Cambre, Dilighem. on Grimbergen ; de heerlijkheden Assche , Duisburg, Everberg en Gaesbeek. Onder het kwartier van Leuven werden gerekend : de stad van dien naam, Thienen , Diest, Zout-Leeuw en Landon ; het graafschap Aerschot. Tot het kwartier van Ant- werpen behoorden de stad en het markgraafschap van dien naam , Lier , Herenthals, Hoogstrateii , Turnhout ; de abdij van. Tongerloo ; de baronnie van Breda en het markiezaat van Ber-

1) Zie Deel IV, Hoofdstuk VIII. INDEELING VAN BRABANT. 23 gen-op-Zoom. Het vierde kwartier dat van 's Hertogenbosch , ook wel de Meijerij van 's Hertogenbosch geheeten , werd in vier onderdeelen verdeeld : het Maasland, met de hoofdstad ; de heerlijkheid van laavenstein en het graafschap Cuyk 2' Oos- terwijk, met Tilburg , Boxtel en Goorl ; 3° het Peelland met Helmond en Gernert ; 4' het Kempenland met Eindhoven en de abdij van Postel. Het hertogdom Limburg (ook wel de landen over de Maas geheeten) omva,tte de s'6ad en burgt van Bien naam met de omliggende landstreken , die thans voor het grootste gedeelte tot de belgische provincie Luik , voor een deel tot de duitsche Rijn- provincien behooran. Met het hertogdom Limburg werden door verloop van tijd vereenigd : de heerlijkheden van Withem; het graafschaap Valkenburg (Fauquemont) dat zich uitstrekte tot aan Sittard; Rolduc ; en het graafschap Daelhem , dat grootendeels tot het geondgebied der provincie Luik behoort. HOOFDSTIJK

Geschiedenis van Vlaanderen. , van 1128-1305.

\Vij hebben in het voorgaande deel gezien , hoe na den moord op Kan,' den Goede gepleegd , verschillende mededingers elkan- der de gravenkroon van Vlaanderen betwistten. Dirk van den Elzas werd er in 1128 bezitter van. De koning van Frankrijk leenheer van Vlaanderen , erkende na een tijdlang zich er tegen verzet to hebben, de keuze van Dirk als wettig. Deze was het schoone en machtige graafschap niet onwaardig. Alle getuigenis- sen komen daarin overeen , dat zij zijne dapperheid en beleid , zijn ridderlijken zin en godsvrucht , zijne talenten als regent en als krijgsrnan roemen. Vlaanderens edelen en Vlaanderens bur- gers gaven hem macht en aanzien. Hij schonk hun land een roem, die door geheel het christenrijk en geheel het Oosten weergalmde ; hij schonk het vrijlieden , waardoor de grondslagen gelegd werden van die machtige en fibre gemeenten, van die nij- verheid en dien handel, waardoor Vlaanderen nog meer wijd en zijd vermaard werd dan door de dapperheid zijner zonen. Dirk van den Elzas verdient een eereplaats onder de groote mannen , waarop de Nederlanden trotsch mogen zijn : ook Ons vaderland , want men vergete niet, dat in zijne dagen bijna geheel onze pro- vincie Zeeland nog tot het graafschap Vlaanderen behoorde. Het waren de dagen , waarin een ridderlijke geestdift geheel het westelijk Europa naar het Oosten deed snellen ; waarin de edelsten onder de mannen de wapenen om de lendenen gordden en ten striide togen , niet voor stoffelijk gewin , maar voor een hooger ideaal. In eeuwen waarin de stoffelijke belangen , de vol- TIJD VAN DIRK VAN DEN ELZAS. 25

ken beheerschen , kan men zich slechts een flauw denkbeeld vor- men van die hoogere gewaarwordingen , dat streven naar een edeler iets , waarvan de kruistochten de uitdrukking en het ge- volg te gelijker tijd waren. Dirk van den Elzas verwaarloosde geenszins de stoflelijke belangen van zijn graafsc4p. De menig- vuldige privilegien aan de steden goschonken , de wijze wetten welke hij gaf, de orde welke ij glom wist te doers heerschen, getuigen daarvan. Niet minder getuigt daarvan de oorlog, dien hij met Boudewijn, graaf van Henegouw. e, voerde, wiens geslacht de aanspraken op Vlaand.eren nog maar niet kon opgeven, doch welke oorlog in 1150 eindigde door de overwinning , die Ylaancterens graaf behaalde en door een huwelijk van diens doch- ter met Boudewijn, des graven noon. van Henegouwe. Deze oor- log ecItter was weinig meer dan een tusschenspel in het levee van Dirk van den Elzas. Het groote tooneel zijner daden was het Heilige Land. Edessa, de voormuur der ehristenvolkplantingen ill het Oos- ten , was (1146) in de maciA der ongeloovigen gevallen. Deze gebeurtenis werkte als een elektrieke schok op het Weston. De H. Bernardus, de monnik van Clairvaux, de man die zijne eeuw meer beheerschte dan een krijgsman of eon wetgever dit deed, liet zijn bezielend woord hooren. Hij predikte den kruistocht in de waalsche, gewesten van Belgic; , te Binch, te Bergen in Flene- gouwe , te Luik ; ook is hij gekomen op den nederlandschen grond : in de abdij van Rolduc. Overal wekte hij de inannen, die het zwaard konden voeren, op ten heiligen krijg. Dirk van den El- zas had reeds , toed de, H. Bernardus aan de zijde van koning •.Lodewijk vii van Frankrijk den kruistocht predikte, te Vezelay het kruis aangenomen. De predikingen in de Nederlanden deden duizendtallen ook naar de wapenen grijpen., Al dadelijk trok een leger, voornamelijk Brabanders en Nlamingen, waarbij zieh . - vele Hollanders , Ze,euwen en Friezen voegden , fangs den weg ter zee naar Palestina, zonder het groote leger of te wachten. De graaf van Aetschot was him aanvoerder. Op de gallicische trust van Spanje stapten zij aan wal ; want zij vernamen, dat daar gestreden werd tussclien Christenen erg Musulmannen. Zij boden de hulp van hunne dappere degens den koning van Portugal, Alfonsus, aan. Met behulp dier .Nederlanders verjoeg deze de 26 KRUISTOCHT

Mooren uit Lissabon (1147). Een gedeeite der kruisvaarders lief, zich door het schoone en vruchtbare land ye•lokken. Zij stichtten er kolonien , waarvan de voornaamste waren A_ImaIda en Villa Verde (grome stad , naar het groene kruis der ylaamsche kruisvaarders). Graaf Dirk net het gros des vlaamschen legers voegde zich bij dat der geheele christenheid , hetwelk onder aanvoering van kei- zer Koenraad en Lodewijk vii den tocht naar he Oosten onder- ilam. -Het was de tweede keer dat Dirk vale den Elzas naar het Heilige Land tong. Reeds in 1138 was hij als kruisridder der- waarts getrokken en had hij er Sibylla, - de dochter van den ko- ning van Jerusalem, Fulko van linjou, gehuwd. Het leger, waar- toe hij thans behoorde, telde tweemaal honderdduize,nd mannen. De tooht, die langs den Donau over Constantinopel en zoo door Klein-Azie geschiedde, was in alle opziohten rampspoedig. Het grootste gedeelte des i.egers kwam ellendig out : niet overwonnen door het zwaard derNiu.sulmannen maar door het verraad der Grieken. Graaf Dirk -bereikte na tallooze zwarigheden , nadat hij bijna geheel het leger der kruisvaarders had zien omkomen , Jeruzalem. Daar was zijn- zwager , Boudewijn koning. Een jaar fang streecl Vlaanderens graaf ter verdediging van de hei- lige stad en keerde toen naar zijn land terug (1149). Zijne ge- malin, Sibylla van .I.Vnjou, had gedurende zijne .afwezigheid het regentschap gevoerd en de aanvallen van Henegouwes graaf man- moedig afgeweerd, De terugkomst van graaf Dirk verlostte zijn graafschap van de aanvallen der Henego -uwers , die gelijk wij reeds gezegd hebben, in 1150 werden verslagen, waarop de vrede werd gesloten. Dirk van den Elzas bracht naar zijn vaderland eerie kostbare reliquie mode : eenige druppelen van het blood des Zaligniakers, dat door Josef van Arimathea , naar de leggin de verhaalt , was opgezameld. 174 schonk dozen schat aan de kerk van St, Donaat to Brugge. Vlaanderens graaf en Vlaanderens yolk rekenden zich hiermede ruimschoots vergolden voor bunne tallooze moeiten en opofferingen. De geestdrift van Dirk van den Elzas voor de zaak des Hei- ligen Grafs was door den rampspoedvollen kruistocht van 1148 niet verkoeld. Zijn geest leefde nog weer in het Oosten dan in Vlaanderenland. Toen zijn zoon Filips tot zijne jaren was geko- DER VLAM INGEN. 27 men , en door zijns vaders bemoeiingen gehuwd was met Isa bell van Vermandois, rekende Dirk het tijdstip gekomen , om , zoneter zijn yolk te benadeelen , wader naar Jeruzalem te kunnen trekken. Hij scheepte zich in , gevolgd door eene aanzienlijke ridderschaar , en ditnaaal vergozeld door zijne gemalin , Sibylla van AnjJu. De hulp welke hij aan de Christenen van Palestina kwam brengen, was driagend noodig. Steeds meer en meer door den ijzercn riiig , welke de Musulmannen maakten , omtrokken ; onderi_nijnd door verdeeldheid barer verdedigers ; verkankerd door zedebederf, dat de in Syria geborene Christenen had aan- getast , neigde het ten val. Had het wankelende rijk kunnen geschraagd worden , het had kunnen geschieden door mannen als Dirk van Vlaanderen. Diens moed , de hulpbenden door hem, medegebracht , noodzaakten voor een wijl den Saracenen-worst, Nourheddin te wijden. Nadat graaf Dirk de taken van het koningrijk Jeruzalem en van den laming , zijn z wager, zoo goed het kon , had hersteld , keerde hij naar ATlaandcren terug. Echter alleen ; hij liet zijne echtgenoote achter. Sibylla van Anjou had besloten , en hare gemaal stemde hierin toe, om als kloosterlinge te Bethanie, ter plaatse waar eenmaal het Buis van Maria en Martha stond , zich aan de verzorging van arme pelgrims te wijden. Het edele par- nam van elkander afscheid, en bepaalde tot plaats, waar zij elkander wader ontmoeten zouden , het hemelsch J eruzalem. In Vlaanderen teruggekeerd, beyond graaf Dirk, dat zijn zoon met kracht en beleid de teugels van het staatsbeheer voerde. Hij mengde zich dan ook niet meer in de regering ; maar keerde, oud en grijs , evenwel vol geestkracht , ten vierden male naar Palestina.. Van zijne laatste daden in het Heilige Land is weinig bekend. Hij keerde terug en ging in stille afzondering leven in een klooster, niet ver van Grevelingen. Hier stierf graaf Dirk in het jaar 1168. Sibylla van Anjou was hem drie jaren vroeger voorafgegaan. Filips had reeds eenige jaren, terwijl zijn vader in Palestina was en later toen deze zich van de wereld afzonderde, in zijnen naam het bewind over Vlaanderen gevoerd. Hij had in de eerste jaren , nog tijdens het level' van graaf Dirk , een oorlog te voe- ren met de Hollanders. Graaf Floris III van Holland koesterde 28 FILIPS VAN DEN ELZAS. een persooiilijken wrok tegen Filips van den Elzas , daar zij beiden gedongen hadden naar de hand van Isabella van Vermandois , die de gemalin van Filips werd. Bovendien geraakten de Vlamingen in verzet tegen een tol, Bien Hollands graaf, zeer ten nadeele van de vlaamsche scheepvaart, te Geervliet hief. Floris III begon den oorlog na den terugkeer, van Dirk van den Elzas van diens vierden kruistocht (1165). Be graven van Gelder en van Kleef waren tiollands bondgenooten. Aan Vlaanderens zijde . schaarden zich Godfried 111, hertog van Brabant , en de graaf van Bou. logne. De oorlogskans besliste ten voordeele van Vlaanderen. Filips maakte zich meester van het land van Watts , hetwelk Hollands graaf als een leen van Vlaanderen bezat ; het bleef, niet onbetwist, met Vlaanderen vereeuigd. In een scheeps- strijd , op de zeeuwsche stroomen geleverd , word Floris in ge- vangen genomen eli zijn leger verslagen. Hij bleef ruim twee jaren te Brugge gevangen. Eindelijk werd , in 1168, de vrede gesloten. Zeeland-bewester-Schelde beef als een leen van Vlaan- deren. aan Hollands .graaf : maar deze moest de opbrengsten daarvan met den graaf van Vlaandercn deelon; de vlaamsche kooplicden werden van den tol bij Geervliet vrijgesteld. In het jaar 1174 geraakte het graafscliap Aalst , van hetwelk Filips leenheer was , door het overlijden van den laatsten graaf , Dirk van Aalst , onder de onmiddellijke heerschappij van de graven van Vlaanderen, die dat rijke gewest niet .sneer vai4 Dunne krooii ge-Theiden hebben. In het jaar 1177 nam Filips van den Elzas het kruis aan en \ trok met eerie aanzienlijke scliaar van krijgslieden naar het Heilige Land. Hij oogstte er niet zooveel roem als zijn vader ; flies weet het aan zijne besluiteloosheid en wispeiturigheid (mis- schien ten onrechte) , dat meer dan eene belangrijke onderne- ming faalde. Trouwens iedere vorst , die in Palestina tegen de ongeloovigen ten oorlog kwam, volgde zijne oigeno inzichten. Niets kon Len noodzaken om het algemeene krijgsplan te vol. 0-en ;• ook niet om zich to voegen naar de inzichten van Jan- zalems koning , tot de hulp van wiens rijk zij gekoinen waren. Volgens de overlevering Lou Filips van den Elzas , bij deze ge- legenheid, een heldenfeit bedreven hebben , dat hem niet minder roem dan menig gevecht met dappere ridders gaf ; hij zou iia- OORLOG MET FRANKRIJK, 9.9 melijk het gevecht tegeif een grooten leeuw gewaagd en het dier gedood hebben ; ter herinnering aan dat heldenfeit zou Vlaan- deren een leeuw in zijn wager_ voeren. Het is echter de vraag, of dit wapent9eken aan die gebeurtenii uit den kruistocht van Filips van den Elzas zijn oorsprong heeft te danken. De Her- to,en en Graven der an ere nederlandsche gewesten die wapens tot blazoen voeren hebben althands zulke Samsons-feiten niet verriclit. Na zijn terugkeer nit het Oosten aanvaardde Filips weder de regering over zijn graafschap. Nu echthr liet hij zich tot eerie zeer onstaatkundige daad verleiden , nit eerzucht om zijne nicht, de dochter van zijne mister Margareta en van Boudewijn v , graaf van Elenegouwe, den koningstrooii van Frankrijk te zien bestijgen. Filips had zelf geese kinderen. Om nu die nicht met den troonopvolger van Frankrijk in het huwelijk te doen treden, beloofde hij hair de stad Atrecht en het omliggende land 1) ten bruidschat ruede -te geven. Dit geschiedde in 1180. Filips mengde zich in de fransehe anngelegenheden moor dan het be- lang van zijn graafschap vorderde. Hij was een tijd lang voogd van den minderjarigen koning Filips August , de echtgenoot zijner niclit Isabella van Henegouwe; dock de koningin-moeder wist hem nit die voogdij te verdringen. Ook werden hem door de fransche kroon groote bezittingen in Vermandois 2), die hem ill vruchtgebruik waren afgestaan , weder ontnomen. Dit wekte zijn wrevel op en gaf aanleiding tot hevigc gesehillen. De dood van Isabella , de gemalin van Filips , en erfgename van Verman- dois, gaf aanleiding. tot nienwe verwikkelingen. Filips beweerde dat llij het graafschap zijner overledene echtgenootd, zijn levels lang , zou blijven bestieren , krachtens de wilsbepalingen der ge- storven gravin , die door Lode,wijk vII , Frankriiks koning , waren bevestigd. Filips August, diens opvolger en leenheer van Ver- mandois , wilde dit leen weder terstond met de kroon vereenigen. Het geschil liep zoo boog, dat de koning en de graaf beiden naar de wapenen grepen. De zaken werden nog iiigewikkelder toen Boudewijn van Henegouwe ofschoon zwager van Filips en echtgenoot van diens

1) Een landschap, waarin de steden Amiens en St. Quentin lagen. 2) Later Artois geheeten. 30 DOOD VAN F' LIPS VAN DEN ELZAS. zuster en erfgename !near de partij van Frankrijks koning dan van Ylaanderens graaf trok , toen deze op zijne beurt den hertog van Brabant , G-odfried in diens geschillen met Boudewijn ondersteunde. Het kwam tusschen de beide zwagers tot eene vredebreuk. Om den Henegouwer van de erfopvolging in Vlaan- deren te versteken , huwde Filips, ten tweeden male, net Mathilda van Portugal ; maar ook dit imwelijk bleef kinderloos. Het kwam tot eenen oorlog , waarin de Vlamingen en Henegouwers elkander door rooftochten en brandstichtingen groote schade toebrach ten ; doch gelukkig werd de vrede spoedig gesloten (1185) door be- middeling van den aartsbisschop van Rheims, als legaat des pau- sen. bleef aan Frankrijk. Men ziet slit dit verhaai, hoe met geheele landen werd omgegaan, alsof het partikuliere bezittingen waren. Trouwens , zoo werden in die eeuwen en veel later nog , geheele landen beschouwd. De heerschappij was het uitvloeisel van het territoriaal bezit. Een worst kon een land, dat hij bezat , afstaan , verkoopen , beleenen , alsof het eerie pacht- hoeve ware : de bevolking moest zich schikken naardat over hen in deer voege, werd beslist. Nadat de vrede was gesloten , bereidde zich Filips tot een tweeden kruistocht ; Saladin had Jeruzalem ingenomen; de geheele chris- tenheid wapende zich om hem dice kostbaren schat weder te ontwringen. Richard Leeuwenhart, koning van Engeland , en Filips ?august , koning van Frankrijk , stelden zich aan het hoofd van twee machtige legers , die naar het Heilige Land trokken. Ook de graaf van Vlaanderen voegde zieh bij hen, gevolgd door eon aanzienlijk leger. In Palestina gekomen sloegen de kruisvaar- ders het beleg voor Ptolemais (St. Jean d'Acre) , dat zij na een langdurig beleg en ten koste van duizenden en duizenden inna- men. Besmettelijke ziekten brachten nog moor kruisvaarders ten grave dan het slagzwaard der Musulmannen. Ook Filips van den Elzas als slachtoffer der ziekte (1191). Zoodra, de graaf van Henegouwe , Boudewijn v , den flood zij „s zwagers vernam , haastte hij zich om zich , met zijne ge- malin , als naaste erfgenanie, in het bezit van die rijke erfenis te =teller.. Hij werd door de cdeleil en steden zonder eenige tegen- kanting gehuldid slechts Gent maakte moeielijkheden. De we- duwe van Filips van den Elzas , Mathilda , beyond zich in die GRAAF BOUDENVIJN. 31 stad zij was Boudewijn niet genegen en zette de burgerij aan, om den nieuwen graaf niet te huldigen. De aartsbisschop van Rheims kwam Op voor Lodewijk , den zoon van Filips August en Isabella, de niche van Filips van den Elzas. Filips August zelf maakte, onmiddelijk na den dood van V laanderens graaf , haast om near zijn rijk terug te keeren , en als leenheer zich i ll het bezit des graafschaps te stellen : doch Boudewijn voorkwam lien alien door de snelheid zijner bewegiiigen en door zijn beleid, Hij was reeds door Vlaanderen gehuldigd eer Filips August in zijn hoofdstad was aangekomen. Frankrijks zoning kon ecliter de verijde,ling zijner plannen moeielijk verkroppen. Men beweert, dat hij zich zelfs op onedele wijze van den persoon van Boude- wijn wilde meester maken , wanneer deze naar Parijs gekomen was, om aan hem voor zijn graafschap hulde te doer', Boude- wijn , van des konings booze plannen tijdig genceg onderricht verliet Wings de stud. Na eenigen tijd word • het geschil bijge- legd. Filips August bleef in het bczit van den bruidschat , dien

Filips van den Elzas aan Isabella , Frankrijks koningin, gegeven had ; hij vormde cr een graafschap van , Artois geheeten. De weduwe van.. graaf Filips kreeg voor haar leven het grootste gedeelte van West-Vlaanderen. Boudewijn behield het graafschap Vlaanderen. Zoo keerde dit in 1192 weder under een kroon mct Henegouwe terug , nadat het er een eeuw lang van was geschei- den geweest Boudewijn geraakte ook in het bezit van he graafschap Nainen , zoodat meer dan de helft; van het hedendaag- sche Belgic aan hem gehoorzaamde. Hij mocht zich editor niet lang in dit bezit verheugen. Hij stierf in 1195. Zijn zoon Bou- dewijn volgde hem op in Vlaanderen en Henegouwen, zijn zoon Filips in Nameii.

Boudewijn, als graaf van lIenegouwe de vie , als graaf van Vlaanderen de ir van dien naam , is een Bier mannen , die in de geschiedenis der volken als een lichtstraal voorbijgaan. Hij hceft geschitterd net een glans, zooals weinigen in hunne eeuw ; dit duurde slechts voor een korten stond ; daarna verdwijnt hij, en over zijn verdwijnen ligt een geheimzinnig en raadselachtig icts. Deze Boudewijn imtners was de man , die door zijne tijdge-

1) Zie deel III , hoofdstuk IV. 3`), BOUDEWIJN VAN CONSTANTINOPEL. nooten genoemd wend Boudewijn van Constantinopel ! Boudewijn, de eerste keizer van het kortstondige latijnsche rijk , nan den oever van den Bosphorus. Al dadelijk ondervond de niouwe graaf groote moeielijkhede'n. Hij was leeninan des duitschen keizers voor Henegouwe en Rijks- Vlaanderen ; leenman van Frankrijk voor het eigenlijk gezegde graafschap Vlaanderen. Beiden leenheeren moest hij, naar vasallen- plicht, zijne hulde gaan - doen. Om dit den keizer , toen Hen- drik vz , to cloen leed geen bezwaar. Doch in Frankrijk was Filips August koning : een man van groote bekwaamheden "mar listig , baatzuchtig , trouweloos, wiens geheele politick er op was gericht , om de groote leenmaniien des kroons te verzwakken en zooveel moge- -lijk hunne leenen onmiddelijk onder de kroon to brengen. derlijke geest als die van Boudewijn moest niets anders dan tegenziij tegen een sluwen diplomaat als Filips August koesteren. De Via- mingen hadden bovendien een grooten of keen tegen dien koning op- gevat. Zij konden hem niet vergeven , dat hij in het bezit van Artois was gekornen. Boudewijus vlaarasche raadsiieden wilden hem be- wegen , dat hij den koning geen hulde voor zijn graafschap zou doen , dan nadat daze Artois had teruggegeven. Filips August wist het echter zoover te brengen (door aan Boudewijn de heer- liikheid Mertagne, in het land van Doornik , of te stain) , dat deze hem de leenmannenhulde deed. De goede verstandhouding tusschon Frankrijks koning en den inaehtigen graaf was echter van korten duur. Filips August en Richard Leeuwenhart , koning van Engeland hertog van Nor- mandie , van Poitou , van Anjou , van Guyenne (derhalve in Frank- rijk even machtig als de koning 'zelf), voerden met elkander oorlog , nog het gevolg -van den bitteren haat , dien zij tegen el- kander in den ltiatsten kruistocht hadden opgevat. Richard wist, Boudewijn over to halen om met hem een verbond te sluiten. Engelands koning zou den graaf eene subsidie van vijf duizend marken zilver geven. Nu vorderde de graaf. van -Vlaanderen van Frankrijks -toning de teruggave van Artois. Op diems weigering begon hij den oorlog. Nadat de krijg eenigen tijd had geduurd, had Boudewijn misschien op eens aan den oorlog een einde kunnen makers en Frankrijks koning tot do teruggave . van Ar- ois dwingen. Hij sloeg echter to trouwhartig geloof aan de BOUDEWIJNS REGEERING. woorden van Filips August , die, als ware hij een diplomaat van later eeuwen , zich door ziin eigen woord weinig gebon- den rekende. Tie koning van Frankrijk namel -;jk was met (=fen machtig leger in Vlaanderen gevallen. Door beleidvolle bewe- gingen wist Boudewijn hem to lokkon in een moerasaclitige streek, die onder water gezet kon worded. Nu liet Boudewijn de slui- zen openen. Het fransehe leger beyond zich van alle kanten , zonder uitweg , door het water ingesloten. Nu hood Filips August de teruggave der steden , die hij in bezit had , aan. Toen Boudewijn echter hem den doortocht weder yrij_.-Tlaten had , weigerde de koning van Frankrijk zijn woord gestand to blijven , onder voorwendsel, dat hij hiertoe niet verplicht was jegens een leenman , die zijnen leenheer den oorlog aandeed. Dit geschiedde in 1197. Pe oorlog duurde nog twee voile jaren. Filips , graaf van Namen , brooder van Boudewijn , viol daarbij in gevangen- schap der Franschen. De oorlogskans begunstigde nu eons doze dan weder de :Indere partij. Eindelijk werd in 1199 de vrede gesloten , voornamelijk door bemiddeling van Maria van Cham- pagne , echtgenoote .van graaf Boudewijn , en dochter van eene zuster van Filips August. Frankrijks koning behield Artois maar gaf de steden Saint-Omer en Aire aan Vlaanderen terug. Nu legde zich Boudewijn met alien ijver toe op het binnenlandsch beheer zijner graafschappen. Hij gaf aan verscheidene steden be- langrijke priyilegien , maakte tarieven voor inkomende rechten voor Gent , beteugelde de knevelarijen der schatgaarders , zocht den handel en de nijverheid can to moedigen , gaf scherpe ordon- nantien tegen den woeker , hield op alles wat het stoffolijk welzijn des Yolks betrof eon waakzaam oog. Ook liet hij de verschillende costumer (dat is de oude gewoonten , volgens welke het land geregeerd on er recht gesproken werd) van Henegouwe en Vlaanderen• verzamelen. Dit liet hij ook de oude kronijken zijner 1ando1 ?wen , die de kronijken van Boude- wijn zijn genoemd. Maar er klonk cello stem , die de harten van geheel de rid- derschap van hot Weston deed trillen. De grootste der pausen van de middeneeuwen , Innocentius III , zat thans op den Stool van den H. Petrus , on Jeruzalem was in de macht van de vol- gelingen van don valschen profeet ! De groote kr -aistocht, die door 1'0 D. 3 34 KRUISVAART.

Richard Leeuwenhart en Filips August was aangevoerd geweest, had, voornamelijk door de schuld der beide koningen , tot Been

0crevoluen bcreleid. Innocentius III besloot nogmaals de Christen- heid op te roepen ten heiligen krijg. Fulco van Neuilly ging uit zijnen naam in noordelijk Frankrijk , Vlaanderen en Brabant den kruistocht prediken. Diens woord was niet minder krachtig dan dat van Peter den Heremiet of van den H. Bernard van Clair- vaux. Duizenden iamen het kruis aan. De kleinzoon van Dirk van den Elzas kon op die roepstem niet achterwege blijven. In de kerk van St Donatus te Brugge had den 23 Februari 1200 de indrukwekkende plechtigheid plaats , waarbij de graaf van • Vlaanderen en -de bloem zijner ridderschap de gelofte deden om het graf des Heilands nit de macht der ongeloovigen te zul- len verlossen. De klagencle psalmen , die de zonen Israels zon- gen in de babylonische gevangenscliap , weergalmden door de hooge gewelven van het gothieke kerkgebouw niet ver van de stranden van dien oceaan , welken de kinderen van Juda niet eens bij name hadden gekend. De weeklacht over de verwoesting van Jeruzalein en de verlatenheid van den tempel des Heeren drong door in de harten van den ijzeren ridderschaar de geestdrift- voile tegenzang , waarbij de heerscharen worden opgeroepen om. den naam van de vijanden des Heeren als een rook van het aard- rijk te doen verdrijven , deed het vuur in hunnen boezena men. Allen knielden rieder en de priester hechtte het groene kruis der vlaamsche kraisvaarders op de rechter schouder van Vlhanderens graaf , onder de woorden : ,,Ontvaug dit teeken des kruises , in den naam des Vaders , des Zoons en des Heiligen G-eestes , ter gedachtenisse aan het kruis , het lijden en den dood van Christus." Hierop zegende hij de wapenen en de banier van Boudewijn. Maar toen had een roerend voorval plaats. Maria , de ec'ltgenoote van Boudewijn , schitterende van jeugd en schoon- heid kwam en vroeg het kruis , om met haren gemaal , onder het teeken des Verlossers, dood gevaren te trotseeren. Niemand had den moed haar dit te weigeren. Allen baden God , dat de edele vrouw niet gelijk Sybilla van Anjou , in het verre Oosten laar graf zou vinden ! Maria zou evenmin als Sybilla terugkeeren van haren pelprinistocht : zij zou niet eens het geluk smaken den dood te vinden in de nabijheid van, haren echtgenoot. TE VENETIE. 35

Zij zou sterven op hare zwerftochten in het verre land , ver- moord door den branders den hemel *van Syria : hij zou sterven te midden van een barbaarsch yolk , waarvan men in Vlaanderen wellicht that eens den naam nog kende. Pe toebereidselen voor den kruistocht duurden twee jaren. Eindelijk aauvaardde Boudewijn met zijn'e ridders, en eon stark welingericht leger den tocht mar Venetia , waar zij zouden scheep gaan. Een groot aantal Brabanders , Gelderschen , Hollanders en Stichtenaars volgden de bather des kruises. De gravin van Vlaande- ren zou to Marseille scheep gaan , en onmiddelijk de reis naar Palestina aanvaarden. Te Venetia kwam het lager der kruisvaarders bijeen. De voor- naamste aanvoerders waren Thibout graaf van Champagne ; Lo- dewijk , graaf van _Blois ; Jan van Brienne ; Simon van Mont- foort ; Bonifacius markgraaf van Montferrat 1 Dandolo , doge van Yenetie en graaf Boudewijn. De kruisvaarders zouden te Venetia schepen on levensmidde- len vinden , om verder den tocht te doen : want de Venetia- nen waren in die eeuw_ het eenige yolk, dat genoeg vaar- tuigen en genoeg handelsbetrekkingen bezat, om zulk een talrijk leger te kunnen doen inschepen -en van het noodige te voorzien. Maar diezelfde Venetianen waren tevens (men veroorlove ons het woord) de grootste schacheraars. Terwiji de kruisvaarders van het westen slechts dachten op roem , heldendaden en verlossing van het FL 'Graf, berekenden zij hoeveel voordeel zij uit den kruis- tocht zouden kunnen behalen. Slechts eenigen, en , naar de ge- beurtenissen te oordeelen , -de doge van Venetia, maakten hierop eene gunstige uitzondering. De Venetianen wilden de kruisvaarders wel overvoeren naar de plaats hunner bestemming doch dan moesten dezen beloven de helft der te maken veroveringen te zullen afstaan aan de Republiek : zij zouden dan vijftig galeien bij het lager voegen ; ook moesten de kruisvaarders voor den overtocht 85,000 marken zilvers vooruitbetalen 2). Alle vorsten

1) In noordelijk Italie. 2) De mark wordt verschillend berekend naar de verschillende plaatsen. Bij doze gelegenheid zal hij ruim f 24 van onze munt gegolden he hen.. Men houde in het oog, dat in het jaar 1200 de w4arde van het geld minstens vijf- en twintig maal zoo groot was als in 1870. 36 CONSTANTINOPEL BELEGERD der kruisvaarders konden, met veel moeite, 50,000 mark te za- men brengen. Ten lhngen laaiste waren de Venetianen edelmoedig genoeg (P) om hun uitstel te geven voor de betaling van het ont- brekende , mits zij hen de stad Zara in Dahnati6 hielpen inne- men. Dit was al dadelijk Oen inbreuk op het clod des kruistochts want Zara , op welke stad de Venetianen aanspraak maakten, was toen in het hezit van den koning van Hongarije, eon christen- vorst. Pans Innocentius III verhief dan ook zijne stem er tegen; maar de Venetianen hielpen vol en de kruisvaarders waren ge- dwongen , wild ;ii zij hunnen tocht vervolgen , zich in dienst de;! Republiek te stellen en die stad voor haar te veroveren. Nu aanvaardde de vloot der Christenen den tocht naar het H. Land : maar cone andere gebeurtenis leidde hen geheel en al van hun doel at. Het grieksche keizerrijk was voortdurend ten proof van paleis-intrigues, waardoor de keizer , die heden op den troon van Constantinopel zat , inorgen er van afgebonsd en in een kerker geworpen werd. Dit was ook in het 1203 het geval. De keizer Isaac vas door zijnen broeder, , Alexis, van den troon gestooten. Isaacs zoon , insgelijks Alexis geheeten, toog naar het Westen , om hulp te vragen van zijnen zwager, Filips den Ho- henstaufer , keizer van het duitsche rijk. Deze had de handen vol, . wij1 Otto van Brunswijk hem den scepter betwistte. raadde den jongen Alexis te Venetic hulp to gaan zoeken. Alexis kwam

daar , beloofde groote scliatten en hulp voor de kruisvaarders , en vereeniging van de Grieksche Kerk met de Latijnsche. Na vele beraadslagingen lieten zich de aanvoerders van den kruistocht door Alexis overhalen : ofschoon tegen het gevoelen van Inno- centius

-Den 24 Juni van het - jaar 1203, kwam de vloot der kruis- Vaarders in het gezicht van Constantinopel. De jouge Alexis wachtte eenige dagen , of er ook eene omwenteling in het Griek- sche rijk zou uitbreken , waardoor ziju vader , zonder hulp der Latijnsche Christenen, weder op den troon zou hersteld worden. Hij wachtte te vergeefs. Den 6'' Juli vielen de kruisvaarders de stad aan : de Venetianen van de zeezijde; de Vlamingen van de landzijde. De Grieken, ofschoon tieninaal sterker in getal , moos- ten wijken : hierop nain de overweldiger Alexis , in den nacht , met onnoembare 'schatten, in stilte de vluci_t naar EN INGENOMEN. 37

Toen dit den volgenden dag, bekend word , liepezl de aanhangers van den onttroonden keizer mar de gevangenis waarin hij door zijnen broeder was geworpen , nadat doze hem de oogen had doen uitsteken. Isaac weal door hen op den Croon geplaatst. Onmid- dellijk zond hij bodes tot zijnen noon , om dezen de blijde tijding te brengen , en hem a.f te halm opdat hij naast zijnen varier den keizerstroon zou bestijgen. Nu was het de vraag, hoe keizer Is.ne aan de kruisvaarders de hen beloofde song zou betalen , 200,000 'Darken zilver en le- vensbehoeften voor een geheel jaar. Om dit geld bijeen te helen (de overweldiger had al het gereede geld uit den keizerlijken schatkist medegeniAnen) moest er eene nieuwe belasting op het yolk gelegd worden inoest het goud en zilver der kerken worden verkoeht. Maar sneer clan door dit alles werd het yolk van Con- stantinopel verbitterd , toen het hoorde van eene vereeniging met de Latijnsche Berk. Onder aanvoering van iemand, die Murzuf- flos bijgenaamd 1), sehoolde het yolk to zamen. Het riep hunnen aanvoerder tot keizer grit do jonge Alexis viel in de maclit van den overweldiger, die hem eigenhandig wurgde (8 Fe- bruari 1204). Toen de oude keizer Isaac dit hoorde, stierf hij van sehrik. Alurzufflos was nu voor een oogenblik keizer. De kruisvaarders besloten onmiddellijk wrack te nemen op de Grieken en den overweldiger. Den 8 April 1204 sloegen zij het beleg voor Constantinopel. tip' at vermoehten de verbasterde en verwijIde Grieken tegen , ijzeren manna' van het Noorden ! Den 10 , April reeds werd de oostersehe keizersstad stormender- hand door hen ingenomen. Vreeselijk had de stad van hen, te lijdeii : duizende Grieken vielen door het zwaard der overwinnaars. Een schat van goud, zilver en edelgesteenten, zoo groot, dat geheel het Westen nooit zoo eene bij elkander had kunnen krij- gen , word hurl buit. Men berekent, dat bijna voor dertig mil- lioen guldens , volgens onze munt 2), in de liar den der over- winnaars viel • nagenoeg evenveel aan waarde werd de prooi der vlammen. Daarbij kwain de ontzaglijke waqrde can kunstschat- ten , die in Constantinopel bijeenverzameld was , sinds de ver-

1) Lang van wenkbrauwen. 2) In onzen tijd ongeveer op 750.000.000 te schatten. 38 BOUDEWIJN WORDT KEIZER EN STEEFT. plaatsing van den troon der Romeinsohe keizers naar de stad van Constantijn doch van die waarde hadden noch Vlamingen , noch Franschen, noch Duitschers, begrip : de Venetianen wisten zich er een groot gedeelte van toe to eigenen. Veel grooter deel is in de vlammen- verloren gegaan , of door de overwinnaars, als taken van geringe waarde zoek gemaakt. Jets anders was het geval net de reliquien , waaraan dierbare herihneringen voor den Christen wa- re,n verbonden. Deze hadden. in de oogen der kruisvaarders meer waarde dan goud. Een tal van hoog vereerde reliquien , later in het Westen vereerd , zijn afkomstig uit de plundering van Con- stantinopel. De keizerlijke bondgenoot der kruisvaarders was vermoord : de Latijnen wantrouwden het .valsche grieksche yolk ; zij besloten uit hun eigen midden een op den troon van Constantijn te plaatsen. Er wordt een overeenkomst aangegaan tusschen de Ve- netianen en de overige kruisvaarders : wanneer een keizer nit het midden der eene partij werd gekozen, zou de patriarch van Constanti- nopel uit de andere worden gekozen. Het gdeksche rijk zou verdeeld worden : de eene helft zou komen aan de Venetianen , een vierde met de stad Constantinopel aan den keizer ; het andere vierde aan de overige voorname aanvoerders des kruistochts. Den doge werd de koizerskroon aangeboden ; doch hij weigerde. Nu werden twaalf Venetianen en twaalf Franken (zoo noemde men de gezamen- lijke kruisvaarders van het Westen) aangesteld, die een keizer moesten kiezen. Hunne keuze, weifelde tusschen den markgraaf van Montferrat en den graaf van Vlaan.deren : de laatste verdiende in de oogen der kiezers de voorkeur. Graaf Boudewijn van Vlaanderen werd uitgeroepen als keizer van Constantinopel , en den 16u Mei 1204 in de Sint-Sofiakerk plechtig gekroond. Zijne kroon was nog meer dan die van Godfried van Bouillon een doornenkroon. Zijne gemalin Maria was te Ptolemais gestor- ven , korte, dagen nadat zij de lijding- van de verheffing van ha- re." man had vernomen. Haar lijk werd naar Constantinopel ge- bracht , en de gravin van Vlaanderen begraven in de kerk , die door Constantijn was gebouwd. Een jaar later (1205) leed. Bou- dewijn een nederlaag , terwijl hij Adrianopel belegerde welke stad door een leger van Bulgaren werd ontzet. Boudewijn zelf werd gevangen : men heeft sedert niets m€er van hem vernomen. -VL kANDERENS ROEM EN BELANG. 39

Velerlei geruchten omtreq zijn uiteinde werden verspieid; het waarschijnlijkst is , dat hij in de gevangenschap bij de Bulgaren, niet lang na zijne nederlaag is overleden. Zijn broeder Hen- drik werd Keizer in ;ijne plants. Het Latijnsehe keizerrijk te Constantinopel bezat echter gees levensvatbaarheid en heeft niet meer dan vijftig jaren stand gehouden. WTij hebben bij dozen kruistocht longer sail gestaan dan ons bestek wel gedoogt ; doch niet wonder reden3n. De verovering van de grieksche keizersstad , de verheffing' van Viaanderens graaf op den troop van Constantijn den Groote , is eerie der avontuur- lijkste gebeurtenissen geweest in die eeuwen van avonturen. De invloed daarvan op de verbeelding is moeielijk te beschrijven. Constantinopel was in die dagen meer dan thins Parijs of Lon- den zijn ; geene stad , hoe machtig en groot ook , kon in hare schaduw staau Naar rijkdom deed de verbeelding der tijdgenoo- ten in het Westen duizelen ; Naar naam was heilig na die van Jeruzalern en van Rome. De avontuurzucht der ridderschap werd bovenmate overprikkeld door de verhalen van de vorstendom- men en giaafschappen, die Boudewijns gezellen in de landen en eilanden van het Oosten Madden verworven : de handelsgeest der Vlamingen kreeg nieuwe spoorslagen um naar verre landen winst te gaan zoeken ; gelijk de naam van Franken als algemeene be- naming voor de Christenen van het Wester gold , zoo word die van 'flamingen de naam , onder welken .de verst verwijderde volken de gezamenlijke Nederlanders begonnen aanteduiden. Maar de roern, die Vlaanderen had verworven, word te dnur gekocht. Boudewijn van Constantinopel liet twee dochters na , Johanna en 1Vlargareta ; de oudste was vijftien jaren , de -andere niet ouder dan vier jaren , toen hun vader den dood vond. Zij waren bij diens vertrek ter kruisvaa-rt geplaatst onder de voogdij van Filips , des graven broeder , graaf van Namen. De koning van Frankrijk , Fililas August , sloeg een begeerlijk oog op het rijke graafschap , dat hij zoo gaarne weder met zijne kroon vereenigd had. Hiertoe bestond echter de kans niet : daarom vergenoegde de koning zich er mode om het , zooveel moge- lijk aan zijnen invloed te onderwerpen. Om hiertoe to komen, moist hij Filips van Namen te bewegen dat hij de beide doch- ters van Boudewijn onder zijn bereik zou brengen. Filips 40 OORLOG MET FILIPS AUGUST. bewilligde hierin : de beide meisjes werden in stilte uit Gent naar Parijs -gebracht. Dit wekte groote verontwaardiging , zoo- wel bij de Vlamingen als bij de Henegouwers. Eerstgenoem- • den toch ofschoou hun land een leen van Frankrijk was , koes- terden een nationale -n afkeer tegen de Franschen de Henegou- wers , van hunnen leant konden niet gedoogen , dat hunne vor- stin in de macht van den franschen koning was , die over Hene- gouwe niet het. minste gezag had. Do verontwaardiging was zoo groat dat Vlamingen en Flenegouwers Filips van de voogdij ont- zetten en die opdroegen aan Boehhart van _kvesnes , eon he- negouwsch edelman. In eene zaak bereikte Filips August zijn doel : hij wilde , tot allen prijs , voorkomen , dat de erfgename van Boudewijn huwde met een engelschen vorst. De vastberaden houding der Vlamin- gen noodzaakte hem aan Johanna en hare zuster de vrijheid terug te geven immers de Vlamingen dreigden, dat zij , zoo hij Merin nalatig bled , den engelschen koning als grad zotiden aannemen. De erfgename van Vlaanderen keerde dan turug; echter niet dan nadat te Parijs een huwelijk was tot stand ge- komen tusschen Naar en Ferrand (of Ferdinand) van Portugal , reef • van de weduwe van Filips van den Elzas. Filips August liet Ferrand en Johanna op 'hunne reize naar Vlaanderen oplich- ten en gevangen nemen , en hen dwingen tot den afstand van de steden St. Omer en Aire. Deze. daad van geweld had ten ge- volge, dat de Vlamingen nog weer dan vroeger op den franschen koning verbitterd werden, Ferrand . was dan ook genoodzaa,kt , wilde hij met' zijde onderdanen in vrede blijven zich van 'het verbond met Frankrijk los to maken , en de zijde van Engeland te kiezen welks koning Jan zonder land toen met Filips August in oorlog was. Zoo doende geraakte Vlaanderen met Frankrijk in oorlog. Deze oorlog had een meerdere uitgebreidheid bekomen. Jan zonder land was e. en neef van Otto van Brunswijk , wien toen door Fredrik II , (lea Hoheristaufer, de keizerskroon van het Duitsehe rijk- word betwist. Terwijl Fredrik II in bondgenoot- schap was met Frankrijks koning , sloot Otto zich aan bij Enge- land. De graven van 'Vlaanderen , van Holland en de hertog van Limburg traders in het engelsch bondgenootschap. Vlaanderen GEVANGENSCHAP \'AN FERRAND. 41 ondervond het eerst de rampen van den oorlog. Filips August trok voort tot aan Damme , tow de havenstad van Brugge en de stapalplaats van Vlaanderen. Hij kwam met eei vloot van zeventien honderd ichepen , waa,rvan evenwel de meesten niet anders zullen geweest zijn dan kleine vaartuigen. Deze vloot , word , terwiji zij in het Zwin lag 1) aIngevallen door den graaf van Salisbury aan het hoofd der Engelschen , die en vierhonderd van in brand staken. Graaf Ferrand kwam het beleg slaan voor Damme, dat reeds in de macht der Franschen was ; zijn Leger werd verslagen. Hij self vluchtte op de Engelsche vloot. Deze blokkeer- de de fransche vloot in het Zwin , zoodat Filips August genood- zaakt was zijue eigene schepen te verbranden. Hij trok n.0 te- rug , na Vlaanderen deerlijk verwoest en ettelijke steden inge- noinen te hebben. Het daarop volgende jaar besliste over den uitslag van den oorlog. De vijanden van den koning van Frankrijk luidden eon der grootste legers, dat in die eeuw in het veld kwam, bijeen- gebracht. Beide legers ontmoetten elkander bij Bovines, niet ver van Ilijssel. • Filips August behalldo eon glansrijke over- winning (27 Julij 1214). Keizer Otto nam do vlucht. De graaf van Vlaanderen, Ferrand , werd gevangen genomen. Gcheel de coalitie spatte nit elkander, waagde het niet sneer de wape- nen tegen Frankrijk op to nemen. Voor Vlaanderen was de uit- slag van den krijg vooral ongelukkig. To vergeefs weudde gravin Johanna alle pogingen aan , om de vrijheid van haar gemaal te verkrijgen. De koning van Frankrijk Het hem niet vrij ; hij beval gelfs op zijn sterfbed aan zijnen zoon Lodewijk vier , om nooit aan Vlaanderens graaf de vrijheid terug te schenken : wat deze dan ook niet deed. Ferrand bleef dertien jaren lang in Frankrijk gevangen : maar toen_ Lodewijk viii was gestorven, en eon min- derjarigen zoon , later Lodewijk den Heiliye, had achtergelaten , veranderden de omstandigheden. De regentes Blanche , moeder des konings, had te kampen tegen eerie samenspanning der groote leeu- mannen. Om Vlaanderen voor zich te winnen gaf zij Ferrand zijne vrijheid terug , die haar dan ook getrouw ter zijde stond. Gedurende de gevangenschap van haar gemaal had Johanna ,

Een zeeboezem , aan den mond der Schelde in het gedeelte van Vlaan- deren , dat thans tot Nederland beliwit. 42 JOHANNA EN MARGARETA. met groot beleid, te midden van bezwaren van velerlei aard , het graafscliap Vlaanderen bestierd. Een der grootste moeie- lijkheden werd haar berokkend door een avonturier , die zich uitgaf voor den zoolang vermisten keizer van Constantinopel en graaf van Vlaanderen, Boud6wijn. Het was ienaand, geboortig uit Champagne, die 'angen tijd als kluizenaar in de ornstreken van Valencijn had geleefd. Hij beweerdet, dat hij Boudewijn was, die zooveel jaren boeten had gedaan omdat hij zijn kruistocht naar Jeruzalem niet volbracht. Alomme volgde hem het yolk , zelfs aanzienlijke ridders. Aan het hof van den franschen koning Lodewijk wist men uit de tegenstrijdigheid zijner -verhalen te ontdekken, dat hij een bedrieger was. 'Pen hij merkte, dat zijn bedrog ontdekt was, nam hij denzelfden nacht de vlucht : doch spoedig daarna werd hij achterhaald en aan de gravin van Vlaan- deren overgeleverd , die hem te Rijssel liet ophangen. Het yolk bleef evenwel gelooven, dat hij de ware Boudewijn was ; de gra- yin werd door velen als een vademoordeilares beschouwd. Later verhaalde de volksoverlevering dat een duivel de gedaanto van. eene oostersche princes had aangenomen , die- de echtgenoote van Boudewijn en naoeder zijner beide dochters was geworden. Ferrand stierf in 1239. Johanna huwde vier jaren later met Thomas van Sayoye : zij stierf in 1244 , zonder kinderen na te laten. Hare zuster Margareta volgde haar op als gravin van Vlaan- deren en Henegouwe. Geheel de levensloop van deze werd be- heerscht door de gevolgen van hat huwelijk harer 'pug& Zeer jong nog was zij toevertrouwd aan de zorg van Boekhart van Avesnes een man begunstigd door alles wat een man versieren kan in de oogen eener vrouw. Hij wist haar liefde in te boeze- men en Margareta huwde hem. Zij leefde eenige jaren met hem in eensgezindheid. Daar ging op eens een gerucht, dat Boekhart de wijding als subdiaken had ontvangen. Dit gerucht won veld. Paus Innocentius III beval een onderzoek in te stellen ; want, was let inderdaad het geval , dan was het huwelijk onwettig , wijl Boekhart tot den geestelijken stand behoorde. De zaak werd be- vestigd. Margareta was evenwel niet geneigd haren man te ver- laten. Beiden namen de vlucht tot den heer van nouffalize aan de Maas. Daar leefde zij nog eenige jaren , en werd zij moeder van twee zonen Jan en Boudewijn. Daar de kerkelijke ban over TWIST TUSSCHEN DE AVESNES EN DE DAMPIERRES. 43

Boekhart, Margareta en den peer van Houffalize werd uitgespro- ken , zoo beide eersten niet scheidden. , laatstgenoemde hen bleef herbergen en verdedigen , verliet Margareta Boekhart van Aves- nes. Doze ging naar Rome om zich te verantwoorden : over zijn verderen levensloop ligt een duistere sluier. Misschien werd hij op bevel van gravin Johanna ter dood gebracht. Hoe het zij , om welke rednen ook, Margareta vatte een vinnigen haat op , niet slechts tegen hem, die de oorzaak van haar onheil was, maar ook tegen de kinderen, van welke hij de vader was. Zij sloot later eon tweede huwelijk met Willem van Dampierre, een fransch edelman van hooge geboorte. Bij dezen kreeg zij drie zoons Wil- lem , Gwy en Jan van Dampierre, en twee dochters. Zij was reeds weduwe , toen zij gravin van Vlaandereu eri Henegouwe werd. Daar 1-taar eerste huwelijk ter goeder trouw was geschied , werden de beide zoons uit dat huwelijk door - den pauselijken Stoel als wet- tig erkend. Er ontstond een hevige haat tusschen de kinderen dier beide huwelijken. Jan van Avesnes, de oudste, maakte aanspraak op het eerstgeboorterecht : hij werd dahrin ondersteund door -Willem, graaf van 'Holland, wiens zuster met dezen Jan van Avesnes was gehuwd. Willem kon als Roomsch honing en bijgevolg als leen- heer van Margareta voor Rijks-Vlaanderen veel klem aan zijde hulp bijzetten. Margareta evenwel koos de zijde harer kinderen uit het tweede huwelijk, en durfde hare eigen twee zonen bij Boekhart van Avesnes voor bastaards verklaren. De Henegouwers trokken de partij der Avesnes , de Vlatningen die der Dampier- res. Eindelijk werd Lodewijk de .Heilige als scheidsrechter inge- roepen : deze besliste , dat na Margaretaas dood de Avesnes haar in Henegouwe , de Dampierres in Vlaanderen zauden opvolgen (1246) : maar beide partijen waren net deze scheidsrechterlijke uitspraak niet tevreden. Vooral was het Jan van Avesnes , die zich daartegen kantte. Toen Lodewijk de Heilige ten iiruistocht was, waarbij Gwy van Dampierre hem volgde, viol Jan van Avesnes in Rijks-Vlaanderen ,hetgeen hij beweerde , dat krachtens de uitspraak van koning Willem hem toebehoorde. Hij dwoug zijn moeder den vrede te koopen voor 60.000 gouden kroonen. Dergelijke handelwijze moat Margareta nog meer verbitteren. Haar gramschap steeb, ten top , toen haar zoos Willem van Dam- 44 OORLOG MET WILLEM II VAN HOLLAND. pierce, in een steekspel doodelijK werd gewond. Zij \yea dien dood, te recht of ten onrechte aan Jan van Avesnes. Haren wrok plautte zij ook over op Willem van Holland. Zij vorderde van dezen , dat hij haar. hulde zou doen voor Zeeland bewester- Schelde — dat een leen was van Vlaanderen. Koning Willem van zijnen leant vorderde , dat zij aan hem hulde zou doen voor al hetgeen Vlaanderens graven als rijksleen bezaten. Toen Margareta hierin nalatig bleef verldaarde hij dat leen vervallen en beleende er Jan van Avesnes mede. Nu brak de oorlog nit. De Viamin- gen vielen in Zeeland ; doch zij werden bij Westcapelle zoo deer- lijk geslagen , dat er twintigduizend sneuvelden en de beide Dampierres met de keur des Vlaamschen adels in krijgsgevangen- schap der Hollanders geraak ten. (1253) Toen Margareta deze tijding vernam, kende hare granaschap geen paten. • Eerder dan Jan van Avesnes , dien zij als bronahr van het onheil , dat de Dampierres had getroffen , in het rustig genot van de vruohten dier nederlaag te zien , wilde zij het erf- deel van Boudewijn van Constantinopel aan vreeraden overleve- ren. Nu leefde in dien tijd Karel van Anjou, broeder van Lo- dewijk den Heilige, een man zijnen broeder gelled en al ongelijk. Verteerd door heersch- en eerzuch.t, betreurde hij niets weer dan dat geen troon ook zijn erfdeel was geworden. Volstrekt niet keurig op de rniddelen , zocht hij door zijne dapperheid en be- leid , geholpen door het kritigszT7_chtigst gedeelte des fransehen adels, zich eene heersehappij te verwerven. Op dezen man wierp de gravin van Vlaanderen het oog. Zij bood hem Henegouwe aan, mits hij zijn zwaard voor hare zaak zou trekken. Karel van Anjou nam dit aan hij veroverde Bergen en weer andere ste- den ; d.och stiet het hoofd voor Valencyn '). Maar de heilige Lodewijk wilde zijnen broecler in diens ongerechtigheid niet steu- nen : deze zag dat hij niet bestand was tegen Jan van Avesnes , geholpen door koning Willem. Hij verliet Henegouwe weder. Korten tijd daarna sneuvelde Willem ii in een tocht tegen de de Westfrieze,n. Deze dood veranderde den staat van zaken er werd tusschen Margareta en Jan van Avesnes vrede gesloten op voorwaarde dat de Dampierres hunne vrijheid zouden terug

1 ) Deze stud behoorde toeii tot Henegouwe. ZWARTE MARGRIET. krijgen en verder de bepalingen van de overeenkomst van 1246 1) zouden nageleefd. wordeD. Nadat de vrede gesloten was , wendden de krijgszuchtige Dam- pi.,_3rres hun oog naar elders, Gwy , Margaretaas noon , vergezelde met een tal van vlaamsche ridders , den Heiligen Lodewijk op den laatsten kruistocht. laanderens barrier wapperde toen in het ge- volg van die van Frankrijk op Afrikaas kusten, op dezelfde plaat- sen , waar eenmaal Carthago had gesta,an. De H. Lodewijk stierf voor Tunis can de pest (1267). Gwy bleef behouden en keerde near zijn land terug. Margaretaas kleinzoon , Robert , bijge- naamd van Bethune , trok met Karel van Anjou naar Italic, waar doze worst op iVianfried , een afstammeling der Hohenstaufen, het koningrijk. der Beide-Sicilien veroverde (1266). Filips, eeu ander° kleinzoon, verwierf in Italic een rijk erfdeel, het grnaf- schap Thieti in het Napelsche. Zoo zag men den Leeuw van Vlaancleren alle oorden van Europa op het oorlogsveld. Margareta bestiercie hare erflanden met reel beleid. De Vla- mingen genoten hare voorliefde; voor hen betoonde zij zich eene toegevende en verstandige vorstin. Het lieflijkste der XIIIe-eeuw- sche Ylaamse,he gedichten Floris en Blancefloer werd door Die- deric van Assenede voor haar bewerkt. Een tal van steden heb- ben haar hunne privilegien , de grondslagen hunner vrijheid en bloei to darken. Niet aldus betoonde zij zich voor Henegouwe. De haat tusschen de Avesnes en Dampierres , de onnatuurlijke of keen, welkon zij tegen de kinderen van haar eerste huwelijk had opgevat lieten hunno bittere naweeen gevoelen. Margareta kon het den Hene ouwers niet vergeven , dat zij de partij der Ayes- nes trokken. Voor zoo veel zij kon , liet zij hen hare ongenade gevoelen. Vandaar, dat zij van hen , tegelijker tijd met zinspe- ling op hare donkere trekken , den naam van Zwarte Margriet heeft ontvangen een naam die met het henegouwsch.e graven- huis ook naar Holland is overgekomen. In de volksoverlevering is Zwarte Alargriel blijven leven , als het toonbeeld van booze geaardheid ; in de legende is zij blijven voortleven, als de doch- ter eerier duivelin. In de laatste jaren haver regeering beging de graven van. Vlaan-

1) Waarbij rdenegouwe aan A-,.esnes, Viaande::en aan de Dampierres zou komen., 46 DE INVLOEI) VAN FRANKRIJK, VERSTERKT.

deren eene dwaling in het staatkundige , die het eerste begin was van groote rampen voor haar land. In Gent bestond de ste- delijke regeering uit een college , dat der xxxixn genoemd 1). Eerie partij in de stall , aangehitst door de gravin , begon te mor- Ten over het behecr der xxxix 11 . Zij beweerde , dat zij de ste- delijke inkomsten verkeerd. bestierden ; Margareta en haar zoom Gwy, die haar in de regeering bijstond, drongen er insgelijks op aan dat de stecl.elijke regeering rekening zou doen , en dat aan hen. Zij bracht nu veranderingen in het college der stede- lijke regenten , en gaf andere keuren op de benoeming en samen- stelling van dat collegie. Eerst had zij , onclershands , de onte- vredenen aangemoedigd ,,om zich over de xxxrxll bij den koniiig van Frankrijk, toen stoutmoeclige, als leenheer van Vlaan - deren , to beklagen. De xxxixn van hunnen kant cleden insgelijks een beroep op Frankrijks koning. Niets was dozen meer welkom, dan dat hij zijn leenheerschappij in dat rijk en machtig laud kon doen Belden: Koning Filips zond twee gevolmachtigden naar Gent, om ter plaatse zelve een onderzoek in te stellen , naar de gedra- gingen der gravin en der xxxixr. De uitspraak geschiedde in Juli 1277. Het charter door Ferrand en Johanna in 1228 gegeven waarbij het college der xxxixn was ingcsteld, werd geldig ver- klaard en de veranderingen door Margareta ingevoerd , vernietigd. Het noodlottig vcorbeeld was gegeven om de fransche kroon meer dan volstrekt noodzakelijk was, te mengen in Vlaanderens binnenlandsche aangelegenheden. Ongetwijfeld konden er talrijke gevallen voorkomen, waarin de koning van Frankrijk, als leen- heer , in de vlaamsche zaken , als hoogste rechter en autoriteit uitspraak mocht doen ; maar eene gezonde staatkunde had , met het oog op Vlaanderens eigenaardige toestanden , en de gravin en de stedelijke regeering van Gent moeten weerhouden, om de inmenging van Frankrijks vorst uit te lokken. Immers , door taal , door zeden , door belangen vooral door volksvrijheden , beston- den er te veel scheidsmuren tusschen Frankrijk en Vlaanderen , om niet zoo weinig mogelijk fransche tusschenkomst te begeeren. Graviii Margareta zag de droevige gevolgen , welke de inmen- ging van Frankrijks koning in de binnenlandsche geschillen ,

i) ITierover in een volgend hoofdstuk meer bizonderheden. OW Y. 47 haar land berokkenen zou , niet. Zij stierf in haar tachtigste jaar , in 1279. Haar zoon Gwy was fang haar mederegent , en volg.de haar op in de regeering. Het geslacht der Dampierres bracht veel onheil over Vlaan- deren , aihoewel ettelijke hunner met mannenmoed er voor streden. Graaf Gwy, die met het fransche blood zijns vaders, de begrippen des fransclien adels , omtrent de verhouding del vor- sten tot den burgerstand, had garfd, verliet de gezonde staat- kunde zijner voorgangers , welke begrepen dat Vlaanderens inacht voornamelijk steunde op de vriTheid hares burgerijen. Gwy zocht zich , zooveel mogelijk , to mengen in het achni- nist•atief beheer der gemeenten , en deze waren weinig genegen om zich dit te laten welgevallen. Gwy, die zeventien kinderen had uit twee huwelijken , had veel geld noodig , om hoerlijkl ileden voor zijne jongere zonen to koopen, rijke bruidschatten to geven aan zijne dochters. Zijne gewone inkomsten waren hiervoor niet toereikend. Hij zocht van de steden geld te krijgen , hetzij als vrijwillige opbrengsten , hetzij als boeten. Le Vlamingen nu be- toonden niet altijd even veel lust em hunnen vo•st, ivied zij overigens geld genoeg opbrachten , iii hunne beurs te laten Cas- ten. Van daar de oneenigheden. Gelijk wij zoo even verhaald hebben was Gent verdeeld tus- schen twee partijen , die der xxxixn en die der mindere burgerij. Deze laatste beschuldigden de xxxix" van trouwloos , of althans na- latig beheer van de middelen der stad. Graaf Gwy zocht naar de gelegenheicl , om zich in het stedelijk beleid te mengen. Hij lieu zich door -Vlaanderens leenheer, FilipS—den Stoutmoedige , gelijk dit nog eens , tijdens het levee van gravin Margareta was ge- schied , om rekening en verantwoord;ng vragen. Ter zelfden tijd (1280) brak er een brand uit te Brugge. De stedelijke archie- ven en ook de privilegien der stad geraakten daarbij verloren. Het yolk moinpelde , dat die brand door den graaf was aange- stoken. Gwy wilde de privilegien noode hernieuwen , of zich al- thans er veel geld voor laten betalen. Nu beriepen zich de Brag- genaars op hunne , beurt op Frankrijks koning. Door de tus- schenkomst van dozen gaf de graaf nieuwe keuren; doch het yolk mompelde, dat zij minder waren clan de ouden. Het kwam tot een oploop , waarbij een van 's graven ainbtenaren word ver- 48 KUIPERIJEN VAN FILIPS DEN SCHOONE.

moord. Nu kwam graaf Gwy naar de stad , liet vier voornanae burgers, eerder gehaat, oindat zij de vrijileden der stad hadden verdedigd , dan wel het oproer a,angehitst , onthoofden ; de stad legde hij een boete op van 100,000 parijsche livres 1). Het op- roer was voor een wijI gedempt, maar de verbittering bleef voortduren. Ook in Yperen hadden oproeren plaats. De geschillen tusschen den graaf en de xxxixn van Gent duur- den voort Eerst beriep zich Gwy, later de stadsregering op den koning van Frankrijk. Zoo Tang Filips , bijgenaamd de Stoutmoe- dige , leefde , handelde de koning nog altijd naar de bepalingen van het leenrecht; dock doze stierf in 1285. Zijn opvolger was slips bijgenaamd do Schoone , een der gewetenlooste vor,,ten, die ooit op Franksrijks troon gezeten hebben , iemand van wien eon kronijkschrijvcr van die tijden terecht zeide, dat ll zijne ziel geheel en al vervuld was met gierigheid en heerschzucht." De macht der groote leenrnannen to broken , leenen met de kroon- landen vereenigen, geld bij elkander to sclirapen , waren de zaken, waarvoor doze Filips eer en geweten veil had. Hij wierp een oog van brandende begeerlijkheid op Vlaanderen : door de oneenigheden tusschen den graaf en de stalls-regeringen hoopte hij steeds sneer on sneer vasten voet in dat land to zullen krij- gen. Er was geed eind a.-ni de kuiperijen en listen , die hij bezigde , om het vuur der tweedracht aan to stoken. Je koning van Frankrijk trek nu , sinds 1287, openlijk partij voor de xxxix'. Hij moedigde hen aan , one , zooveel zij \\Tilden zich op het ocrarechtshof des konings beroepen • jets wat volgens het ken- recht slechts in enkele gevallen kon geschieden. Hij bepaahle, dat de eigendommen van Gentenaars niet sneer zonder 's ko- nings toestemming om ongehoorzaamheid jegens den graaf zou- den kunnen aangeslagen worden. Filips de Schoone wilde de macht der leenmannen vernietigen ; niet om de vrijheid der ge- meenten to vermeerderen maar om het koninklijk despotisme to

groudvesten. Ongelutikiger wijze begrepen velen niet , waarnaar hij streefde ; hoe het met Viaanderens vrijheid geheel on al mu gedaan ziju , zoo des konings politiek zegevierde. De ontevreden- heid, die door het onstaal kundig gedrag des graven word opge-

1) Die h 24 stuivers werden gerekend. LELTAERTS EN CLAUWAERTS 49 wekt , de kuiperijen , de fraaie woorden en schoonklinkende be- loften van Frankrijks koning , eindelijk ook (want niet alle be- weegreden waren even verachtelijk) de ineening , dat Frankrijks koning als opperst gezag , als leenheer , de hoogste beslissing toekwam , en voor zijne rechten , die der minderen wijken moos- ten , legden den grondslag tot het vormen eener partij , die aan Vlaanderen vela onheilen heeft berokkend, Men noemde die partij de Leliaerts : mar de lelic van Frankrijks wapen. In de jaren, over welke wij thans sprIen 1 , behoorden tot de Leliaerts een gedeelte des adels en de hoop burgerstand in sommige steden . met name in Gent : die burgerstand namelijk , welke de oligarchic zocht to vormen met uitsluiting van de groote menigte der burgerij. In Gent vormden de XXXIX - de kern der Leliaerts. Tegenover doze ontstond eene andere partij , de Clauzvaerls , aldus geheeten mar de klauwen van den Leeuw, , die in Vlaan derens wapen prijkt. De Clauwaerts zijn de nationale partij in Vlaanderen geweest. Zij waren wars von alien franschen invloed , waarnaar de Leliaerts zich hewogen : zoo zij een bondgenootschap begeerden , was het dot der Engelselien. Een aanzienlijk gedeelte des adds , verreweg de groote meerderiieid der burgerij, en vooral de massaas waren met hart en ziel Clauwaerts. Ongelukkiglijk , dat ook in Vlaanderen , gelijk in latere tijden geschiethle , de demagogic de edelste gewaarwordingen van vaderlandsliefde en vrijheidszucirt , die in den boezem van de groote menigte des yolks het meest huist , weet te misbruiken om het volk tot werktuig harer misdadige bedoelirigen te maken. Filips de schoone zocht iedere gelegenheid om Vlaanderen meer en meer onder zijne macht te krijgen ; vooral toes graaf Gwy zelf door eene zeer onstaatkundige daad de gevoelens der fransche grooten ongunstig voor zich moest doen stemmen. Eduard I , koning van Engeland , namelijk vroeg voor ziinen zoon , den wins van Wallis , een van 's graven dochteren , Filip- pine ten huwelijk. Gwy kon de verzoeking niet weerstaan , one alweder een zijner kinderen glansrijk te vestiges jets zeer ge- oorloofds , mits een vorst er de belangen van zijn yolk niet mede

1) De partij en verwisselden, gelijk overal , vaak van bestanddeeien. IVe D. 4 50 GWY EN FILIPPINE IN GEVANGENSCH AP. in de weagschael stelde. In die eeuwen tocli had een vorsten- huwelijk veel weer onmiddelijken invloed op de nationale be- langen clan thus. Nu was in den tijd, dat er over dit huwelijk onderhandeld werd (1294), oorlog tusschen Frankrijk ell Engeland. De koning van laatstgenoemd rijk zocht de verbintenis met Vlaanderens graaf, om hem tot een bondgenootschap tegen Frank- rijks koning , Vlaanderens leenheer , over te halm. De partij der Clauwaerts was steeds Engeland gunstig gezind f. Graaf Gwy,„ver- toornd op koning Filips, helde ook thans meer over tot Enge- land : het vooruitzicht om zijne dochter een koningskroon te zien dragen , deed hem geheel en al overhellen , en Filippine werd aan den pries ten huwelijk beloofd. Filips de scltoone was uitermate gebelgd , toen hij dit vernam. Onder voorwendsel dat hij met den graaf van Vlaanieren zich wilde onderhouden en zijn petekind .(dit was Filippine) vaar:- wel zeggen wist hii Gwy en diens dochter near Corbey, op fransch grondgebied , te lokken. Zoodra zij hies waren aangeko- men, liet hij beiden gevangen nemen , onder bewering dat de graaf van Vlaanderen tegen horn , zijn leenlieer, samenspande met diens vijanden ; doch de verontwaardiging van den - hoogen adel van Frankrijk , de tusschenkomst van den palls , Bonifacius vm noodzaakten den koning graaf Gwy na zes maanden gevange-ii- schap weder te ontslaan ; Filippine weal evenwel als gijzelares ge- vangen gehouden. Maar de heerschzucht vial Filips den sehoone was oorzaak, dat er al spoedig eene coalitie gevormd werd door Adolf van Nassau, Duitsch keizer , Jan II van Brabant, den graaf van Ott- lik, den graaf van Bar 1) en, als ziel van het verbond , den koning van Engeland en den graaf van Vlaanderen. Doch gelijk de meeste coalition , richtte deze weinig nit zij spatte spoedig uiteen. Filips de schoone , die de Kerk geheel en al als een werktuig zijner politick wilde gebruiken , en zoo zij zich hiertoe niet wilde lee- nen , hear vervolgde , liet den graaf van Vlaanderen door den aartsbisschop van Rheims excommuniceeren 2), doch de Pans ver- nietigde dit vonnis. Meer richtten des konings wapenen nit. Hij

1) In Fransch-Lotharingen. 2) VlaanJe•en behoorde ender het bisdom : dit onder het aarts- bisdom Rheims. OVERHEERSCHING VAN FILIPS DEN SCHOONE. 51 viel met een leger van 80,000 man in Vlaanderen , nam vele steden in , vele anderen , waarin de Leliaerts het overwicht had- den , gaven zich gewillig- aan hem over. Te vergeefs coerde Ro- bert , de oudste goon van graaf Gwy , met veel beleid den oor- log : de fransche wapenen zegevierden : zelfs Gent gaf zich over. Wel is waar was Eduard i van Engeland met een paar duizend man hulptroepen overgekomen ; doch deze richtte ook niets nit. Wat meer is , Filips cle schoone wilt hem te overreden , ona de graaf van Vlaanderen in den steek te laten en met Frankrijk een verbond aan te aan. Nu bleef aan wy niets anders over dan zich te onderwer- pen. Karel van Valois , broeder van Filips gaf hem den raad , zich tot Frankrijks koning te begeven en zijnen zoen te slui- ten. -_De fransche pries verzekerde den graaf, dat hem geen Teed zou wedervaren. Gwy vertrok , ofschoon schoorvoetende , verge- zeld door zijnen zoon Robert en twee en vijftig der voornaamste edelen van Vlaanderen, Voor den koning van Frankrijk gekomen, Wilde deze graaf Gwy niet ten antwoord staan ; maar beval, hem, zijnen zoon en gevolg, in verschillende gevangenissen op te slui- ten. Hij verklaarde den graaf van Vlaanderen vervallen van zijn zijn leen , am de misdaad van felonie 1) , en het graafschap ver- eenigd met de kroon. Het woord zijns broeders , waarop de Vla- mingen vertrouwd hadden zeide hij , bond hem niet. Karol van Valois verliet hierop vergramd Frankrijk en trok naar Italie. Filips cle schoone achtte zich aims (1300) tot zijn doel ge- komen. Hij ging het volgend jaar , vergezeld van zijn hof, Vlaan- deren doorreizen. De Leliaerts ontvingen hem hier en daar met feestelijkheden; maar schier geheel het Vlaamsche yolk bleef on- wrikbaar in zijnen of keen tegen de fransche heerschappij. Nadat Filips Gent, Brugge en alle voorname steden van Vlaanderen had bezocht , vertrok hij en liet den grad van Clermont als land- voogd achter. Voor dezen kwam spoedig daarna in plaats Jacob van Chatillon , oorn der koningin van Frankrijk ; een man , barsch , wreed , schraapzuchtig , een man die alle hoedanighedon bezat om zich , meer dan iemand anders , bij het Vlaamsche yolk gehaat te maken. Hij overlaadde het yolk met belastingen , on-

1) Dat is : ontrouw aan den leenhee•. 52 PIETER DE CONINCK EN JAN BREYDEL. derdrukt-e het en bejegende het met die eehte, fransche verwaten- heid , waardoor zich dat yolk ;alomme waar het eenmaal den mees- ter speelde zich gehaat wist te maken. Brugge , de stad , waar hij zijn verblijf hield , had vooral veel van hem te lijden , en nu was juist in die dagen het yolk van Brugge het ineest af- keerig van vreemden dwang en overheersching. In die stad leefde zekere Pieter de Coninck , een man , rijk, ge- acht bij zijne medeburgers, klein , onaanzienlijk van persoon , eenoogig ; maar bedeeld met die soort van welsprekendheid , die op de groote menigte den meesten iiivloed uitoefent. Deze wist de vrijheidzin der Bruggemars aan te wakkeren en hunnen haat te- gen de overheerschers aan te vuren. Hiertoe was niet veel noodig. Pe ontevredenheid der burgerij barstte reeds dadelijk los , toen de stadsregeering van Brugge en Gent eene nieu we belasting op- . legde om de kosten van het onthaal van Frankrijks koriing te betalen. Voor 't oogenblik word de opstand in zijne geboorte gesmoord door de komst van Chatillon ; doch niet dan nadat deze- zich de tusschenkomst had inoeteii getroosten van eenige aanzienlijke burgers. Be Bruggenaars heten zich welgevallen, dat Pieter de Coninck en zij, die zich aan opstand schuldig kenden de stad zouden verlaten , terwijl de landvoogd verder maatrege- len zou kunnen nemen , om de rust te handhaven ; doch er werd aan de opstandelingen geen verdere straf opgelegd. Maar de despotennatuur van Chatillon kon zich zelven niet verloochenen. Hij begon een aanvang te maken met [let bouwen van een kasteel , dat Brugge moest bedwingen. Ook verklaarde hij de stad , om haar oproer, vervallen van hare v.rijheden. Pe Bruggenaars beriepen zich op het parlement te Parijs ; doch wer- den daar in het ongelijk gesteld. Nu werden de draden gespon- nen voor een tweeden opstand. Pieter de Conink was met de ballingen geweken itaar A.ardenburg en de omliggende plaatsen. Hij hield binnen de stad verstandhouding. Naast hem was Jan Breydel , deken van het slagersgild , de voorname spil waarom zich de zamenzweering bewoog. Er wen( verstandhouding aange- knoopt tusschen dezen en Jan van Namen, Gwy, diens broader (kin- deren uit het tweede huweliik van graaf Gwy) en Willem van' Gulik, zoon van des graven dochtcr, Maria. Teen (Maart 1302) de proclamatie van Chatillon bekend gemaakt werd, waarbij de VLAANDEREN IN OPSTAND. 53 privilegin van Brugge verbeurd verklaard werden, barstte er we- derom een opstand uit , zoodat de franschgezinde regeering de vlucht nam. Ook in Gent verzette zicll het yolk met geweld t3- gen de stads-regeering , die uit Leliaerts bestond. De komst van Chatillon naar _Brugge , bewoog Pieter de Conink weder naar Aardenburg en Damme te wijken , gevolgd door vijf duizend Brag- genaars. Chatillon trok nu (17 Mey 1302) met ruim 4000 inati- schappeii Brw.•ge binned'. Hij gaf zijn voornemen te kennel' mu de burgerij streng te stralfen. De spraak ging, dat hij eenige ton- nen vol koorden had medegenomen , bestemd oin !ten , die deel- genomen hadden aan het oproer, , op te hangen. De burge,ij van _Brugge en nog minder de uitgewekenen , met Pieter de Coniiik en Jan Breydel aan hun hoofd , lieten zieli ter seder slaan. Met evenveel beleid bedacht, als met overleg volvoerd , overvielen den volgenden nacht, de -aitgewekenen, geliolpen door de weerbare mannen der omstreken van Brugge, de fransche bezetting terwij1 deze in slaap lag. Mies wat niet de. woorden Scjzilt ende Vriendt kon uitspreken , word doodgeslagen. Viejf on dertig honderd Franschen vonden den ciood. Slechts weimgen, waaronder Jacob de Chatillon, redden zich door de vlucht. Zoodra werd de mare hiervan niet verspreid , of nagenoeg ge- heel West-V laanderen geraakte in opstand tegeii de Franschen. Willem van Gulik was reeds cladelijk in hum midden : weinige weken later kwam ook Gwy van - Namen met duitsche ruiterij , die hij had weten te -werVen.. Aileen Gent, waar de Leliaerts meester der regeering waren , en het kasteel van Kortrijk bleven noc, in de macht der Fransehen. Zoodra Philips de schoone de *ling had ontvangeu van den opstand van Vlaanderen verzamelde een aanzienlijk leger. Weldra • had hij S000 :miters en 30,000 voetknechten bijeen. Hij gaf aan Robert van Artois het bevel over die kriksinacht en deze trok met snelle dagreizen naar Itijssel en van daar tot Kortrijk. Wat konden de Vlamingers steileii tegenover dit leger , waarin zich (le bloem van Frankrijks riddersehap beyond: mailmen op zware strijdrossen gezeten , geheel en al met ijzer onakleed ; van hunne prille jeugd of gewoon de lans en het zwaard te voeren Er kwamen. 7000 mannen uit Brugge , die hunne haardsteden ver- 5 SLAG DER GULDEN SPOREN. lieten en hunnen vreedzamen arbeid vaarwel zeiden : ook kwamen er 7000 nit het Vrije ; ') 700 Gentenaars konden den smaad niet ge- doogen , dat hunne stad achterwege bleef , nu Vlaanderen in nij- pend gevaar was : Jan Borluut was rerun hoofdman ; 4000 man- nen kwamen uit Oost-Vlaanderen en 1200 uit Yperen en om- streken: to zamen ongeveer 20„000 gewapende mannen. Bij hen voegde zich Jan van Renesse , een edelman uit Zeeland , net eenige zijner landgenooten. Uitgezonderd doze Zeeuwen wa- ren zij , die voor Vlaanderens vrijheid de strijd op leven en dood tegen de fransche overweldigers zouden aanvaarden burgers van steden, weinig gewoon de wapenen te dragen. leder hunner be- gaf zich echter onder de banier van zijn gild; 'met hinge pie- ken gewapeiid , en nog meer, met een vreeslijk wapentuig, goedendag geheeten, wachten zij den vijand af. Niel ver van Kortrijk , bij een klooster, Groeningen geheeten , vatten de Vlamingers post twintig duizend als een man beslo- ten morel om te vallen, maar niet om te_ wijken. Hunne veldhee- ren waren Gwy van Namen en Willem van Gulik ; maar Pieter de Conink en Jan Breydel oefenden den grootsten invloed uit op het leger. De stelling , welke de Vlamingers ingenomen hadden, was alleruitmuntendst : de rivier de Lys beschermde hunnen rug; eene beek lag voor hen. Den 13" Juli 1302 begonnen de Franschen den aanval. Hunne voortvarendheid en geringschatting van dat u gemeentevolk" moesten zij met stroomen bloeds betalen. Zij vielen onbesuisd aan, terwijl de Vlamingen stand hielden , als hunne dijken tegen den woedenden aanval der Ivateren. Weidra ge,- raakten de aanvallers in de schromelijkste verwarring, door dat de beek , die het front der Ylainingen beschermde , het graf werd van de onbesuisde ruiters. De nederlaag der Franschen was ver- schrikkelijk : de goedenciags richtten afgrijselijke verwoestingen aan onder de ruiters, die verward door elkander nedervielen in het watertje, dat de Vlamin- gen beschermde. Twintig duizend Franschen bleven op het slagveld. Order hen de veldheer Robert van Artois zelf , Jacob de Chatillon en een tal van de aauzien-

1) Zoo noemde men dat gedeelte in Vlaanderen , waarin Damme , A arden- burg , Sluis enz. liggen , plaatsen , toen veel aanzienlijker dal films. 2) De goedendag was een knods , met een dik uiteinde , hetwelk met ijzeren punten was voorzien : in de gespierde hand van een geoefend persoon moet bet een vreeslijk wapentuig geweest zijn. YLAANDEREN VRIJHEID. 55 lijkste edellieden va.n Frankrijk. Zeven honderd gulden sporen, zulke , als alleen ridders m.och.ten dragen , werden door de over- winnaars op het slag veld gevonden , en als ze,geteeken in de O. L. V. kerk van Kortrijk opgehangen. Vandaar dat de slag bij Kortrijk in de geschiedenis bekend is geworden onder den naam van den slag der gulden sporen. Hot was een allergewichtigste gebeurtenis in de gescliiedenis der middeneeuwen, die slag der gulden sporen. Een nienwe macht had geopenbaard, wat zij kon wezen : het was de macht der burgerijen. De zegeteekenen in de 0, L. V. kerk te Kortrijk opgehangdi , waren een sprekend bewijs , dat niet meer de adel alleen de macht, die liet zwaard kon geven , bezat ; dat de goeclendaq der gewa- pende poorters bestand was tegen het slagzwaard des edelmans. Via.anderens burgerschappen toonden aan Europa , wat zij vermoch- ten ; • niet slechts om door nijverheid en arbeid Oost en West aan

-zich cijnsbaar te maken ; maar ook om den vreemden overheerscher to dwingen , dat hij hunne vrijheid ontzag. Waarom is te dik- werf dot fiere vrijheidsgevoel ontaard in bandeloosheid en regee- ringloosh ei d Na de overwinning, door hunne landgenooten bij Kortrijk be- haald verjoegen de Vlanaingen de Franschen nit alle steden , die nog in hun bezit waTen. De -Leliaerts werden alomme uit de regeering gestooten. Filips de sckoone, van zijnen kant, verwoed over de geleden nederlaag, zarnelde binnen korten tijd een nieuw leger bij een dat 80,000 man sterk was. Jan van Kamen , de oudste noon van graaf Gwy nit diens tweede huwelijk , kwam mar Viaanderen en aanvaardde het regentschap. Spoedig was hij net een Vlaamsch leger aan de grenzen , om den Franschen liet hoofd te bieden. Het kwam echter Diet tot een treffen. Het fran- sche leger . trok af. Hierop gingen de Vlamingen den krijg voeren in Henegouwe , want Jan van Avesnes, graaf van Henegouwe, had met den franschen koning een bondgenootschap tegen Vlaan- deren gesloten. Dezelfde Jan van Avesnes was thans ook graaf van Holland en Zeeland sinds den dood van den laatsten graaf nit het hollandsche huis, Jan 1, die in 1299 was gestorven. Graaf Gwy had , als leenhee• van Zeeland — bewester-Schelde , zijn zoon. Gwy, na het uitsterven van het huis zijner hollandsche leen- mannen , met dat graafschap 1;Aeend. Zoo sterk gevoelden. zich 56 GWY STEM' T. de Vlamingen , dat zij G wy besloten Le helper , om zich mees- tez •van Zeeland te maken. Gwy van Namon veroverde inderdaad ook geheel Zeeland (1304) ; doch het volgende jaar, verder voort- gedrongen tot aan den Haarlemmerhout, werd hij , met zijne Vla- mingen , door Witte van Haemstede overwounen en gevangen gemaakt ; doch hierover in een volgend deal. Terwitil aldus het oorlogsvuur in Vlaanderen blaakte, kon de zoon van graaf Gwy, Filips, graaf van Thieti , niet rustig in Italie blijven. Hij kwam met eon niet onaanzienlijk getal kriigs- mannen zija land te hulp. Als de oadste, vrije zoon van graaf Gwy , nam hij het bestier in lianden zoolang zijn vader ell oudere broeders in fransche gevangensehap waren. De oorlog werd nu afgebroken door een bestand. Filips de schoone stolid toe , dat graaf Gwy naar Vlaanderen zou terugkeeren om over den vrede te onderbandelen. De oude man ging naar het land , -waarin hij eens zoo machtig was ,geweest, waarin hij zooveel wisselvallig- heden had ondervonden. Hij zag het Vtor een wijle weder ; hij zag nog eenmaal zijne kinderen; hij maakte zijne besehikkingen ; hij zocht veel goed te maken , voor hetgeen hij vroeger had ge- daan. Toen raadde hij den vrede niet te sluiten dan op voor- waarden , die Vlaanderen kon aannemen. .Daarna keerde hij, vol- gens zijn woord , in zijne gevangenschap terug en stierf het vol- gend jaar (1305). Toen het bestand geeindigd was, kwam de koning van Frank- rijk weder met een ander lager opdagen. Eene tweede veldslag bij Mons en Puelle waarbij niet een der beide partijen de over- winning behaalde , besliste niets. Hierop sloeg Filips de sehoone het beleg voor Rijssel. Terwijl deze stad het uithield, verzamelden de AIlamingen een leger, , zoo groot als zij nog niet te velde hadden gebracht. De koning van Frankrijk vroeg,. of het Vla- mingen regende. Zander overdrijving kon het geschat worden op tweemaal honderdduizend man ! Nu besloot' Filips , of hij door onderhandelingen kon gedaan krijgen , scat door wapengeweld on- mooglijk scheen. Hij vrocg om den vrede te sluiten. Vier gevol- machtigden van zijnen karat zouden met vier gevolmachtigden van Vlaanderen de voorwaarden opstellen. Hierbij werd bepaald, dat Vlaanderen weder onder, zijne graven zou komen ; dat alle gevan- genen wederzijds in vrijheid zouden gesteld worden en dat de ONDERITANDELINGEN MET FRANKRIJK. 57

Vlamingen 80,000 parijsche livres als boete aan den koning zouden betalen, waarvoor deze Rijssel ten pand zou houcien. Doch Filips wist de vlaamsche gevolmachtigden te verschalken en hen, alsmede Robert, den opvolger van graaf Gwy , vier en twintig additioneele bepalingen te doen teekenen. Door doze werd Vlaan- deren geheel• onder de afhankelijkheid van Frankrijk gebracht; de graaf mocht Been verbondeD tegen den koning van Frankrijk aan- gaan , en moest zich verantwoordelijk stellen voor den koninklijken raad; de vlaamsche steden mochten evenmin onderling verbonden tegen den koning of den graat sluiten ; de versterkingen van Gent, Brugge , Yperen , Rij ssel en Douai moesten geslecht wor- den; 3000 B•uggenaars mcesten , tot boete voor hunnen opstand, een pelgrimstocht doen , dien de koning hen zou aanwijzen ; alle jaren moesten de Vlamingen den koning belangrijke sommen betalen. Zoodra deze additioneele bepalingen ii1 Vlaanderen bekend werden, barstte er een storm van verontwaardiging los. Het trak- taat kreeg den naam van traktaat, van ongerechtigheid. Pe vlaam- sche geineenten weigerden het te bekraciitigen. Zij verklaarden , dat zij liever zeven veldslagen zouden leveren ,-.dan zoo iets zich te laten welgevallen. Graaf Robert , die reeds in vrijheid was ge- steld, liet den koning van Frankrijk weten dat zoo hij de ver- sterkingen van genoemde steden wilde geslecht hebben , hij zelf het moest komen doen. Gedurende het leven van Filips den scilo' one (hij sti.erf in 1314) en zijn opvolger Lodewijrien Twister (le Hutin) werd er onder- handeld en nogmaals oDderhandeld ; maar de Ylarningen bleven onverzettelijk en wilden hunne onafhankelijkheid Diet overleve- ren aan Frankrijks welgevallen. - i Zoo eindigde in 1305 dt) roemvolle strijd der Iilamingen te- gen de fransche overheersching. Een nieuw tijdvak vangt voor dat edele graafschap aan : de strijd tusschen de gemeenfen , die de vlaamsche nationaliteit en de staatkundige vrijheid vertegen- woordigden tegen hunne eigene graven , die den franschen invloed en vorstelijk alvermogen voorstonden. De gerneenten , die bij Kortrijk zoo fier de klauweii van den Leeuw van Vlaanderen had- den doen gevoelen , delfden het onderspit , gedeeltelijk ook door hunne eigene schuld. 58 ONDERHANDELINGEN MET FRANKRIJK.

Het tijdvak, hetwelk wij thans geschetst hebben, is dat waarin zich Vlaanderens grootheid in vollen luister vertoonde ; omdat Vlaanderens zonen alien nog eensgezind waren ; omdat Vlaande- rens vorst en Vlaanderens yolk hunnen roem en hunne belan- gen nog niet van elkander hadden gescheiden. 1100FDSTUK

Geschiedenis van Holland en Zeeland, van 1122-1299.

Graaf Floris II liet hij zijn overlijden twee minderjarige zonen na waarvan de oudste in de erfopvolging der hollandsche gra- ven bekend is als Dirk vi. De gravin-weduwe Petronella aan.- vaardde de voogdij. Zij was eene vrouw van meer dan ge- wone bekwaamheden. Zij kwarn dadelijk in groote heden met den keizer , Hendrik v. Deze, uit het huis van Fran- ken , droeg den hollandschen grarven geen good hart toe , wijl zij gewoonlijk de zijde kozen der saksische vorsten, die vaortdu- rend met het frankische keizershuis it onmin waren. Petronella nu was bovendien eene saksische vorsten-dochter. Zij wist even- wel , met beleid en yastberadene houding, te weeg te brengen , dat de keizer, die reeds met gewapende manschappen tegen Hol- land in aantocht was , haar de voogdij liet. De dood van Hendrik v , die in 1125 te Utrecht stierf , redde haar geheel en al uit verdere moeie] ijkheden met den keizer. Hendrik v toch liet geen zonen na ; hij was de laatste van zijn geslacht. 1)e duitsche vorsten riepen nu tot den troon Lothaar uit het huis van Saksen , Petronella's brooder. Deze betoonde zich aan het huis der hollandsche graven even gunstig als het frankische kei- zershuis liet vijandig was geweest. Hij beleende den graaf zijnen neef , met de beide graafschappen Oostergoo en Westergoo in Friesland. Ook begunstigde hij zijne zuster en hare kinderen Coen na den dood van Karel den goede , graaf van Vlaanderen, 60 BROEDTRKRIJG IN HOLLAND. dit ivachtige graafschap ledig was gewordeii. Petronelia inaakte. er aanspraak op voor harou zoon : doch vtuchteloos , gelijk wij ruds vroeger hebben medegedeeld Toen Dirk vi zelf de regeeriug over zijii graafse;lap aanvaardde geraakte hij al dadelijk iii oorlog met de West-Friezen. Deze wil- der de heerschappij van Hollands graaf niet gedoogen ; maar bleven met de grootste hardnekkigheid voor hunne onaf hanke- lijkh.eid strijden. Hoogstens wilderi zij een jougeren broeder van het grafelijk huis als hunnen heer erkennen. Zoo doende bleven zij toed , terwijl de band , die hen aan Holland bond , niet ver- broken werd , in het bezit van een zelfstandig beheer. Zij wei- gerden aan graaf Dirk vi hulde , en begomien den oorlog met stroop- en plundertochten in Kennemerland. nrk vi echter trok in den winter van 1132 hun land binnen en betaalde hun hunne verwoestingen met woeker van plunderen en blaken. Nu namen de West-Friezen hunne toevlucht tot des graven broeder Floris. DeZe , bijgenaamd de Zwarte, was een jong en dapper ridder ; zeer ontevreden met de nederige rol , die het lot a9,n hem , als jongsten zoon , had toegedeeld. Hij had of meende redenen tot ontevredenheid te hebben tegen zijnen broeder , wij1 hij Been apanage had 2). De West-Friezen boden hem aan, om hem als hunnen heer te erkenne,n, hetwelk Floris gretig aannaro. Nu ontstond er een broederkrijg. De Kennemerlanders trokken partij voor 'Floris tegen diens broeder, graaf Dirk. Doch de oorlogs- kans was den Kennemers vooral niet gunstig. De West-Friezen namelijk hadden de gewoonte, meer plundertochten dan gere- gelde krijgstochten te ondernetnen. Zoodra zij buit behaald had- den , keerde zij naar hun land terug , waar- de - poelen en moe- rassen hen beschermden. Zoo lieten zij ook nu de Kennemers in don steek. Dirk vi liet dozen hu.nnen afval duchtig gevoelen en dwong hen tot onderwerping. De -broederkrijg duurde twee jaren. Zij werd gestuit door be- middeling van den oom der beide zonen van Petronella, die tegelijk als keizer van het duitsche rijk , Hollands leenheer was. Floris de zwarte kreeg het beheer van west-Friesland als apanage.

1) Deel III, hoofdstuk III. 2) Erfdeel , bij wijze van vruchtgebruik aan jongere zonen van vorstelijke huizen geschonken . - FLORIS DE ZWARTE VERMOORD EN GEWROKEN. 61

De jonge vorst mociq er slechts korten tijd het genot van hebben. Hij long naar de hand eener rijke erfdochter in Gelderland, fledwig, gravinne van IRedicheni. Herman van Arnsberg , Godfried van Cuick en Andries van Cuick , bissehop van Utrecht , waren voogden van Hedwig en sto-nden het voorgenomen huwelijk in den weg. Floris eehter, wist de burgers van Utreci,t op te zetten tegen den bisschop. Met hull) der oproerigo, burgers verdreef hij den bis- schop uit de star ; maar een aanhangeli-ng van den bissehop maakte een chide aan den twist , die reeds in een krijg was ontaard , door Floris te vermoorclen. dood van den algomeen beminden gravenzoon , die om zijne ridderlijke hoedanigheden, algemeen. geaeht was , werd door keizer Lothaar gewroken. Hij sprak ever Herniaii van Arnsberg en Godfried van Cuick den rijksban , als over moordenaars, uit. Hierdoor werden zij van alle leenen , die zij van het keizerrijk hadden, vervallen verkiaard, en moesten zij zelven , zoo zij gevangen genomen werden , de straf voor hunne misdaad dragon. De beiden gebannenen wisten echter den storm , die tegen hen opstak , to bczweeren door hunne bezittingen op te dragen aan glad Dirk , van wien zij ze als achterleenen terug ontvingen, Wij zullen die heeren van Cuick nog later in de geschiedenis van Holland ontmoeten. Ofschoon heeren van een kleine strook gronds, w.aarvan Cuick het middenpunt en de hoofd- plaats was , maakten zij in hunnen tijd veel gerucht , door huniie dapperheid en hunnen onrustigen geest. Zij waren echte afbeeldsels van dien talrijken add, die een overgang vormde tusschen de Mach- tige vorsten en graven en de geNi one edellieden , die er niet aan dachten, om b. v. den graaf van Holland of van Gelder het hoofd te bieden ; integendeel die zich als getrouwe leenmannen van dezen betoonden. Trouwens het lag in den aard der zaak. Ede- len , als de heeren van Cuick, van Heusden, van Woerden, van Amstel, waren waarschijnlijk bij den aanvang van de ge- schiedenis hunner huizen, even zeer als de machtige huizen der graven van Holland of van Leuven alleen afhankelijk van het Zij trachtten zich te haudhaven in die stelling, terwijl hurdle raachtigere naburen hen tot leenmannen zochten to maken en hierin , na eon langdurig verzet ondervonden te hebben , _ ook

-slaagden. :Eon gevoelige slag trof het graaflijk huis van Holland, toen 62 DIRK VI IN ONMIN MET UTRECHT. keizer Lothaar in 1137 overleed en Koenraad van Hohenstaufen tot keizer werd gekozen. De Hohenstaufers volgden de staat- kunde der keizers uit het frankische auis. Zij begunstigden Utrecht ten nadeele van Holland. Zij gaven aan de bisschoppe- lijke kerk de beide graafschappen Oostergoo en Westergoo, waar- mede Lothaar , twaalf jaren te voren (1126), den graaf - van Hol- land had beleend. Hoe verstoord ook , achtte Dirk vi het niet .raadzaam zich voor 't oogenblik op Utrechts bisschop te wre- ken of zich tegen den keizer te verzetteu. Hij trok als kruis- vaarder naar het Heilige Laud. Op die rein bezocht hij Rome. Hier verkreeg hij van den .Pauselijken Stoel , dat de ,abdij van Egmond en die van Rijnsburg , voor korte jaren door zijne moeder gravin Petronella ge,sticht , onmiddellijk onder het rechtsgebied van den Stoel van Rome zouden staan ; niet ander dat van de bisschoppelijke kerk van Utrecht. Hierdoor werd de kerkelijke gerechtsbaarheid van de. bisschoppen niet weinig ver- zwakt ; maar het lag in de gewoonten dier eeuwen , dat vele groote en aanzienlijke abdijen het zich tot eer en voorrecht re- kenden om geen ander kerkelijk gezag clan alleen het pauselijke bov en zich te erkennen. Daar de graven van Holland vaak iu oneenigheid waren met Utrechts bisschoppen , tot wiens diocees hun land behoorde, achtten zij het in hun belang , om . binnen hun graafschap aanzienlijke geestelijke stichtingen te hebben , die onaf hankelijk van die bisschoppen wuen. Dirk vi droeg den bisschoppen van Utrecht , die tijdens zijne regering den hei:clersAaf voerden , geen goed hart toe. Hij ge- raakte in 1143 in openlijken oorlog met bisschop Herbert. Hij zelf kwam voor Utrecht, om de stad door beleg tot overgave te dwingen ; doch hij deinsde terug voor den kerkelijken ban. De rust van des graven iaatste levensjaren wercl nog gestoord door een opstand der West-Friesen, die na, den dood van Floris den zwarte weder onmiddellijk onder het graaflijk beheer waren ge- komen. Dirk vi overleed in het jaar 1157. Ziju zoon Floris , de derde van Bien naam , volgde hem op. Ziin tweede zoon Otto werd graaf van I3entheim , dat hij van zijn moederlijken oom elide ; zijn derde zoon Boudewijn :nerd later bisschop van Utrecht. Floris Ili was een vorst , die in zijnen tijd in groot aanzien FLORIS III IN OORLOG MET VLAANDEREN, 63 was. Frederik i Barbarossa 1) , de machtige keizer van het duit- sche rijk , rekende hem onder zijne getrouwste en meest geachte leenmannen. Men ziet, dat de hollandsche graaf , de gedragslijn zijner voorzaten verlatende, zich nauw aangesloten had aan het keizershuis der Hohenstaufen. Floris huwde eene dochter van den koning van Schotland , Ada geheeten. Hij was evenwel in alle ondernemingen niet even gelukkig. Hij geraakte in oorlog met Vlaanderen , dat toen door Filips van den Elzas werd bestierd. De aanleiding was de tol bij Geervliet. Gelijk onzen, lezers be- kend is , hadden de graven van Holland , na langdurigen strijd, zich het recht weten te verwerven om te Dordrecht een tol te heffen op de schepen , die Rijn en Maas afvoeren. Nu was de vlaamsche koophandel en zeevaart in die dagen reeds de belang- rijkste van alien. Om den tol te Dordrecht te verraijden, namen de vlaamsche schepen den weg langs een anderen kant. Om hen ook hier tolplichtig te makers, begon Boris iii , met des keizers goedkeuring, een tol te Geervliet te heffen. Pit wekte bij de Vlamingen groote ontevredenheid op. Weldra kwana het tot open- baron oorlog. Filips van Vlaanderen maakte zich meester van het land van Waas , dat in bezit der hollandsche graven was ; een reeks van oorlogen , die Floris met de West-Friesen en later net de Groningers te voeren had , belett'en hem om terstond tegeii de Vlamingen ten velde te trekken. deed dit in 1165 , ge- holpen door de. graven van Gelder , van Kleef en van Berg : dock de oorlogskans was den hollandschen graaf niet gunstig. Ziju leger werd geslageu, hij zelf gevangen genomen. Hij werd rUiin twee jaren later vrij gelaten , op voorwaarde dat hij voortaau van de vlaamsche schepen geen tol zou heffen en dat het land van Naas en Zeeland-bewester-Schelde door de graven van Vlaanderen van Holland gemeenschappelijk zou b3heerd wordeu. Terwij1 grad Floris in het Zuiden zulk eene gevoelige nederlaag iced, waren ook de zaken in het Noorden niet in gunstigeu staat. De West-hiezen waren weder in opstand geraakt. De Ken- nemers verbra,ndden Schagen ; de West-Friezen legden Alkmaar in kolen. In 1168 kwam de graaf uit de vlaamsche gevangen- schap ontstagen, zelf om de West-Friezen to kastijclen. Hij Teed

Roodbaard. 61 FLORIS III STERFT. evenwel een niet onbelangrijk verlies. Maar de natuur zou meer doers dan HoHands graven ooit tot onderwerping van West- Friesland hadden gedaan. In 1170 verbrak een hevige orkaaii dijk en dammen. Het zeewater kwam tot voor Utrecht : het is waarschijnlijk , - at ten gevolge van dien watervloed , het land tusschen Enkhuizen en Stavoren en ten noorden van die steden te niet gegaan is , en zoo de Zuiderzee is gevormd. Hierdoor werden de West-Friezen gescheiden van hunne stamgenooten, die het land aan de overzijde van de Zuiderzee bewoonden en werd het daardoor gemakkelijker , hen tot onderwerping to brejigen. Dit gelukte evenwel nog niet aan graaf Floris iii , die meer dan ejnen tocht tegen hen ondernam. Hij mocht hen dan wel voor een oogenblik gedweeer maken door hunne dorpen in brand te steken , hen zelfs een schatting te doeii betalen ; doch telkeii reize steken zij het hoofd weder op. In 118) bereidde zich gelled de Christeuheid weder tot een kruistocht naar het Heilige land : want de yreeseiijke mare had als een donderslag geklonken , dat een jaar te voren Saleddin , de Sultan van Egypte, Jeruzalem had ingenomen. Keizer Frederik Barbarossa Richard Leeuvventiart , koning van Engeland , Filips August , koning van Frankrijk, maakten zich gereed om de heilige plaatsen weder met gewapende vuist aan de ongeloovigen te out- wringer'. Keizer Frederik riep zijne getrouwen op en graaf Floris van Holland kon niet aeiterwege blijven. lie Duitschers "'amen den tocht over land, door Griekenland en Klein-.1zie. De keizer vertrouwde aan Floris de voorhoede des legers toe. Hij maakte zijnen uaam beroemd onder de kruisvaarders , toen hij in 1190 de stad Iconium stormenderhand innam. lviaar het lot van dozen kruistocht zou allerongelukkigst wezen. Keizer Frederik Barba- rossa verdronk den 10b Juni 1190 , bij het oversteken van de rivier de Kalykadnus , niet ver van Tarsus , de stad waar de apostel Paulus was geboren. Graaf Floris iii overleefde zijnen keizerlijken vriend niet lang. Het leger der kruisvaarders was ge- komen tot Antiochie. her brak eene besmettelijke ziekte uit. Hollands graaf bezweek daaraan op den 1" Augustus 1190. Zijii zoon Willem was hem op zijnen tocht gevolgd en keerde later behouden terug. Dirk , de zeveude van dien naam , volgde zijnen vader op in ALEIDA VAN KLEEF. 65 het graafschap. Hij was gehuwd met Aleida van Kleef , eene vrouw , die hoedanigheden bezat als een man, staats- en heersch- zuchtig , die er niet voor terugdeinsde, zelf een Leger aan te voe- ren. Dirk kwam al dadelijk in dezelfde mneielijkheden als zijn vader met de Vlamingen en met de Westfriezen. De leenroe- righeid , waarin het grootste gedeelte van Zeeland ten opzichte van Vlaanderen verkeerde , stiet den hollandschen graven geweldig tegen de borst. Ook werd de tol te Geervliet weder een oorzaak van twist. Dirk VII meende gebruik to kunnen maken van de, moeielijkheden, die na den dood van Filips van den Elzas ontston- den tusschen diens opvolger , Boudewijn van Henegouwe en Frankrijks koning. Keizer Hendrik vi , Barbarossa's zoon , had den zoon van Floris m het recht toegekend om den tol te Geer- vliet van alien te heffen ; dock hiertegen kwamen de Vlamingen op. Zij vielen in het eiland Walcheren. Dirk toog nu te velde , versloeg hen en dreef hen uit Walcheren (1195). Terwijl graaf Dirk oorlog voerde in Zeeland , deed dit zijne echtgenoote , vrouw Aleida , in West-Friesland. De ontembare be- woners van dat land hadden wederom naar de wapenen gegre- pen. Jonkheer Willem , des graven brooder, was door hen met open armen ontvangen : want de jongere zonen nit het graaf- lijk huis beseho' uwden het beheer van West-Friesland als hun erf- deel , en de graven waren noode er toe to bewegen om hun dit te gunners. Pit was ook thans het geval. Gravin Aleida droeg Karen schoonbroeder geen goed hart toe. Willem achtte zich ver- ongelijkt , wijl hem geen erfdeel werd toegekend. •-lij toog naar de Westfriezen , naar die van Drechterland 1) , welke hem met open armen ontvangen. Vrouw Aleida trok aan het hoofd der hollandsche edelen tegen hen te velde, en bracht hun niet, ver van Alkmaar, de nederlaag toe. Door tusschenkomst echter van gravin Ada moeder van Dirk en Willem, en Boudewijn, bisschop van Utrecht, broeder van den overleden graaf, werd het geschil tusschen de broeders bijgelegd. Willem krbeg de bezittingen van Oostergoo en Westergoo als leen , en een jaargeld van drie hon- derd pond, uit den tol van Geervliet. Hierdoor werd de dappere en krijgshaftige Willem door eigenbelang genoodzaakt, om het

1) Het land om Hoorn en Enkhuizen. IN'e D. 5 66 DOOD VAN DIRK VII EN ADA'S recht op dien tol te blijven verdedigen. Om zijne bezittingen in Oostergoo werd hij van nu af graaf van Oost-Friesland genoemd. Over den strijd, waarin graaf Dirk gewikkeld werd met den bisschop van LTtrecht , Dirk van der Ahre , zullen wij in een volgend hoofdstuk spreken i, Vroeger hebben wij met eon enkel woord gesproken van den oorlog , die door Hollands graaf gevoerd werd tegen Hendrik 1, hertog van Brabant. De 00T- log met het Sticht en met Brabant hing met elkander te zarnen. De graaf van Gelder was bOndgen.00t van den grad van Holland, terwijl de hertog van Brabant de partij van Utrechts bisschop trok. Aanvankelijk was het krijgsgeluk gunstig voor graaf Dirk. Deze nam 's I-Iertogenbosch in ; doch korten tijd daarna werd hij door de Brabanders bij Heusden geslagen en gevangen genomen. (1202) Hij kon zijne vrijheid niet terug erlangen, dan door af- stand te doers van zijne aanspraken op Breda en door Dordrecht, de Dordrechterwaard en het land van Strijen af te stain aan Bra- bant, van hetwelk hij dit echter als leen terug ontving. Deze ramp krenkte graaf Dirk gevoelig in zijne gezondheid. Hij viel in eene kwijnende ziekte. Hij gaf herhaaldelijk zijn verlangen te kennel" om zijnen broeder Willem te zien , doch vrouw Aleida wist dit te verhinderen. Ook begeerde de stervende graaf, dat zijn broe- der de voogdij over zijne eenige dochter, Ada , zon. op zicl , nemen; doch ook dit wist Aleida te keeren. Dirk vii stied den 4" November 1203. Nog eer hij den laatsten adem had uitgeblazen , was het hof van Hollands graaf het tooneel, waar list en kuiperij hull rol speelden. Ada was Dirks eenige erfgename. Maar Holland was een zwaard- leen. Slechts de keizer van het Duitsche rijk kon de vrouwen tot de erfopvolging reatigen , "gelijk dit met Brabant , maar niet. met Holland, was geschied. Vrouw Aleida was echter niet ge- zind , haren gehaten zwager , ten nadeele van haar kind, haren echtgenoot te zien opvolgen. Om dit te voorkomen huwlijkte zij nog in tiller ij1 , terwijl bet lijk van graaf Dirk nog boven aarde stolid , Ada aan Lodewijk, graaf van Loon 1). Deze was leenman van den bisschop van Luik en had machtige bondgenooten in de

Gelijk wij reeds vroeger gemeld hebben, bevatte het graafschap Loon een grout gedeelte van Belgiesch Limburg en eenige plaatsen in de nederlandsche provincie van dien naam. HUWELIJK MET LODEWIJK VAN LOON. 67

Zuidelijke Nederlanden. Ook bestond er meer waarschijnlijk- heid dat de keizer den kleinzoon des overledenen graafs net Holland zou beleenen , dan dat hij dit eene vrouw zou does. Een aanzienlijk gedeelte der hollandsche edelen was volstrekt niet i ingenomen met dit overhaaste -huwelijk , en het doel waarom het was gesloten. Filips van' Wassenaar zond ijlings een bode tot Willem , die in Westergoo was. Deze kwam over naar West-Friesland; doch vrouw Aleida weigerde hem een vrijgeleide, om de uitvaart zijus broeders bij te wonen. Hierop vertrok hij in stilte naar Zeeland, waar de meeste edelen zijne zijde kozen en hem als graaf huldigden. In Holland namen de Kennemers , door Wouter van Egmond en Albert Banjaart voor- gegaan, zijne partij. Ook deden dit de heeren van Tevlingen van Rijswijk en Haarlem. Er werd een plan gesmeed, om den graaf van Loon en Ada op te lichten, wanneer zij naar Egmond zou- den gain am den maandstond van graaf Dirk to vieren. Deze werden echter hiervan ingelicht ; en ander bescherming van Gijs-__ beet van Amstel, de tweede der heeren van dien imam, na- men Aleida en van Loon in stilte do wijk naar Utrecht, terwiji Ada naar de burcht an Leiden vlood , waar Hugo van Voorne en Rudger van Meerwijk haar geleidden. Maar hier werd zij door de Rijnlanders, die insgelijks voor Willem partij gekozen hadden, belegerd en gedwongen zich over to geven ; zij werd door hares oom naar Texel , en van daar naar Eugeland gevoerd , om door koning Jan, Willems bondge- noot bewaard te warden-. Middelerwijl had Lodewijk van Loon , met behulp van de his- schoppen van Luik en van Utrecht, den hertog van Limburg, den graaf van Namen en dien van Vlaanderen, een machtig leger op de been gebracht, waarmede hij in Holland viel. Nu Qutbraudde de burgeroorlog met groote felheid. De Kennemerlanders plun- derden en blaakten in Amstelland , will G-ijsbert van .A.mstel de partij vAn Ada had gekozen ; de bissehop van Utrecht, Dirk van der Ahre , viel in Holland , en liet door zijne soldaten het land om Zwammerdam afloopen. Dordrecht werd door den graaf van Loon ingenomen ; deze trok voort tot aan Leiden , en zijne aan- hangers staken de sloten van Wouter van Egmond en van Albert Banjaart, in de duinen bij Beverwijk , in brand. Hugo van 68 WILLEM I.

Voorne bracht , ten behoeve van Lodewijk van Loon bijna geheel . Zeeland ten onder. Willem zelf werd genoodzaakt ijlings voor zijne tegenstanders de vlucht te nemen. Van Loon was nagenoeg meester van geheel Holland ; bij Voorschoten bracht hij Willems aanhangers zulk een nederlaag toe , dat zij geheel en al verplet schenen. Maar nu verkeerde de kans. Graaf Willem had weder een leger weten te vergaderen, en trok tegen Lodewijk van Loon op. Zijne komst , die niet verwacht was , bracht een onzinnigen schrik te weeg onder het yolk van van Loon . dat , met geringe moeite , geheel en al verslagen en verstrooid werd. Nu bleef het geluk graaf Willem gunstig. De bisschop van Utrecht was de eerste, die met hem vrede sloot (1204), op vcorwaarde dat deze voor ettelijke landstreken , als leenman aan de Utrechtsche Kerk hulde zou doen. Da Roomsclie koning (Filips de Hohenstaufer is nooit tot keizer gekroond) erkende hem als graaf van Holland. Lodewijk van Loon beproefde het volgende jaar nog een aanval op Zeeland, die echter ongunstig voor hem uitliep. Korten tijd daarna verliet hij Holland en gaf zijne plannen op , om zich in het bezit van het graafschap te stel- len. Te vergeefs had hij de hulp ingeroepen van Hendrik T, her- tog van Brabant ; te vergeefs had hij dit gedaan bij koning Jan van Engeland. Lodewijk van Loon verklaarde zich bereid om den vorst , die hem lielpen wilde , als zijn leenheer voor Holland te erkennen. Niet een van beiden was genegen, om een nieuwen oorlog aan te vangen. Dit won hij echter , dat de koning van Engeland, zijne echtgenoote, Ada , de vrijheid terugschonk. Pau Innocentius III had de zaak der ongelukkige dochter van Dirk vii ter harte genomen en op hare invrijheidstelling aangedrongen. Zij vertrok met haren echtgenoot naar Loon en stierf jong, zone der kinderen na te laten. Toen Filips de Hohenstaufer in 120S vermoord werd , koos Willem van Holland de partij van Otto iv , die weldra als kei- zer werd gekroond. Als leenman van dezen volgde hij hem op den krijgstocht, die zoo ongelukkig door den slag bij Bouvines eindigde 1). Graaf Willem werd zelf door de Franschen gevangen genomen. Hij werd door koning Filips August voorkomend be-

1) Zie het vorige hooftistuli. KRUISVAART. DAMIATE. 69 handeld , en Willem , die gewoon schijnt geweest te zijn de partij te kiezen, van wien zijn scherpe blik zag , dat hij de meeste kans tot slagen bezat , sloot spoedig een bondgenootschap met den Franschen koning. Hij vergezelde in 1214 diens zoon op eenen krijgstocht naar Engeland , tegen koning Jan , Willems vroegeren bondgenoot. Weldra wachtten den Hollandschen graaf weder nieuwe moeie- lijkheden. Paus Innocentius In was overleden (1216) en Hono- rius in tot diens opvolger gekozen. Lodewijk van Loon wendde zich tot dozen om scheidsrechter te wezen tusschen hem en zij- nen behuwdoom , die niet slechts het graafschap , maar ook de andere bezittingen zijner gemalin vrouwe Ada, zich had toege- eigend. Het schijnt, dat graaf Willem vreesde, dat de uitspraak van den Roomschen Stoel hem niet gunstig zijn zou. Althans hij nam onmiddelijk het besluit tot eene daad, waardoor alle scheidsrechterlijke uitspraken , zoo die ook al ongunstig voor hem mochten zijn, zouden verijdeld worden. Hij besloot tot den kruistocht. Zoodra loch iemand den tocht mar het heilige land, als kruis- vaarder , ondernam , stonden zijne bezittingen lonmiddellijk onder de bescherming der Kerk. Zoo er geschil over was , of zij hem wel toebehoorden , werd de uitspraak verdaagd tot na zijnen te- rugkeer. Zoodoende baatten alle pogingen van den graaf van Loon voorshands niet. Gra,af Willem vertrok in 1217 met zijne vloot uit de monden van de Maas. George, graaf van Wied, voegde zich bij hem , met een groot getal Duitschers. In Portugal hielp Willem de Christenen van dat land, mn de stad Mazar op de Saracenen te veroveren, dewijl de Friezen te Lissabon waren achtergebleven, om -ook daar de Christenen in den strijd tegen de ongeloovigen te helpen. Te -zamen weder vereenigd , kwam de vloot, in het voorjaar van 1218 , voor Akkaron. Zij zagefi geen kans paar Jeruzalem op te trekken, doch besloten Da- miate aan de Nijl te belegeren. Spoedig werd aan dit besluit gevolg gegeven , en na een dapperen tegenstand en nog dapperder aanval , viel Damiate in de macht der Christenen. De Fries Hugo zou , met een dorschvlegel gewapend , het eerst het voornaamste bolwerk der stad ingetrokken zijn. Een Luiksch edelman_ volgde hem op den voet. _De kruisvaarders hidden door hooge torens , 70 FLORIS IV ONDERNEEMT EEN KRUISTOCHT op hunne schepen gebouwd , gelegenheid gevonden , om de bol- werken van Damiate te bestormen. Uit den buit , zoo verhaalt de overlevering, zouden de klokjes afkomstig zijn , die wij in onze jeugd nog steeds to Haarlem, eens Willems geliefkoosd verblijf, hoorden luiden. Sommige beweren,, dat het verhaal, omtrent de herkomst dier klokjes, de toets der kritiek niet kan doorstaan. Het is echter niet onwaarschijnlijk, dat die eeuwenoude overle- vering beter overeenkomt met de waarheid dan de redeneeringen der kritiek. De verovering van Damiate geschiedde den 4 Sept. 1219. Korten tijd daarna keerde graaf Willem weder terug naar zijn vaderland. Zijne nicht Ada was in dien tusschentijd gestor- ven. Lodewijk van Loon was haar spoedig in het graf gevolgd , zoodat niemand Willem meer het rustig bezit zijns graafschaps betwistte. Willem had hiervan echter weinig genot. Hij eindigde zijn rusteloos leven in 1222. Zijn zoon , Floris iv, volgde hem op. Deze was niet ouder dan twaalf jaar; zijne moeder Aleida , dochter van den graaf van Gelder , was voor haren echtgenoot ge- storven. Graaf Boudewijn van Bentheim kleinzoon van Dirk die reeds tijdens de afwezigheid van graaf Willem, teen deze ter kruisvaart was, diens graafschap had bestierd , nam de voog- dijschap op zich. Floris geraakte , ternauwernood meerderjarig geworden 1) gewikkeld in de bloedige geschillen , tusschen den bisschop van Utrecht en de Groningen en Drentenaars 2). Ook geraakte hij in oneenigheid met Vlaanderen , waarover Johanna , dochter van Boudewijn van Constantinopel , het bewind voerde. De oorzaak van dit geschil was, dat Floris verzuimde om aan Vlaanderen hulde te doen voor Zeeland-bewester-Schelde. Het geschil werd bijgelegd , nadat Floris beroofd had zich te zullen houden aan het oude verdrag , volgens hetwelk Walcheren en de Zuidelijke Zeeuwsche eilanden, door Vlaanderen en Holland ge- meenschappelijk zouden bestierd worden. Floris Iv ondernam in 1234 een kruistocht tegen de Stadin- gers , die het land tusschen de monden van Weser en Elbe be- woonden , en die als ketters in den ban gedaan waren 3). De her-

1) Zestien jaar was de wettelijke meerdeijarigheid voor Hollands graven. 2) Hierover in het volgend hoofdstuk. 3) llierover uitvoeriger in Deel IV, hoofdstuk IX. TEGEN DE STADINGERS- EST STERFT TE CORBIE. 71 tog van Brabant, de graaf van Kleef en vele andere vorsten van Neder-Duitschland namen aan dien kruistocht deel. De Stadingers werden geheel en al verslagen. De overwinnaars keerden hierop naar hunne haardsteden terug. Graaf Floris mocht niet lang het genot van zijnen krijgsroem smaken. In 1235 had de graaf van Clermont een steekspel aangekondigd , dat te Corbie in het noorden van Frankrijk zou gehouden worden. De bloem der ridderschap van verre linden , ook graaf Floris van Holland , toog derwaarts. Op het steekspel trok hij de aandacht der jonge gravin van Clermont tot zich. Zij gaf luiCle hare bewondering over zijne schoonheid en vaardigheid te kennen. Pit wekte de jaloezie van haren veel ouderen gemaal op. Deze maakte toen in het steekspel gebruik van scherpe wapenen , die volgens de wet- ten van toernooien verboden waren , en bracht den graaf van Holland voorbedachtelijk eene doodelijke wonde toe. Hierop vie- len ander° ridders , verontwaardigd over dezen verraderlijken moord, den graaf van Clermont aan en doodden hem. Het lijk van Flo- ris zv werd naar Rijnsburg gebracht en daar begraven. Floris was niet ouder dan vier en twintig jaren. Bij zijne gemalin Ma- thilda had hij twee zonen , Willem en Floris , en drie dochters. Willem II was , toen hij zijnen vader in het graafschap op- volgde, niet ouder dan zeven jaar. Otte in, bisschop van Utrecht, des graven oom , nam de voogdij op zich. Deze benoemde des graven tweeden oom, Willem , om als zijn stedehouder het graafschap' te bestieren. Ook deze- kwam nog jong, (in 1238) op een steekspel om het levee: Waarschijnlijk is toen het beheer des graafschaps weder toevertrouwd. aan Boudewijn van Bentheim , die het reeds gedurende de minderjarigheid van Floris had waar- genomen. Toed -Willem Ti den ouderdom van veertien jaren had bereikt, werd hem zelven het beheer toevertrouwd. Hij was , hoe jong ook iemand van uitstekende hoedanigheden van geest en lichaam. Zijn hof, dat hij gewoonlijk te Haarlem, in het tegen- woordige stadhuis, hield , werd spoedig iieinde en ver vermaard. Terwijl hij zijn graafschap met roem bestierde vielen er gebeur- tenissen voor, , die op het lot van geheel Europa en ook van graaf Willem een oiewichticren invloed uitoefenden. In het concilie to Lyon in 1246 gehouden , werd Frederik it de Hohenstaufer , door paus Innoceutius in den ban gedaan en 72 , WILLEM 11 WORDT ROOMSCH KONING van de keizerlijke waardigheid vervallen verklaard 1). Eeue mach- tige partij wider de Duitsche rijksvorsten Wilde den geexcorti- municeerde niet meer gehoorzamen maar kozen Hendrik , land- graaf van Thuringen, tot Roomsch koning. Deze stierf echter reeds in 1247. Nu was de koningsstoel wider ledig, althans in het oog van lien , die Frederik n te recht vervallen van de kroon rekenden. Het was ,moeielijk eene keuze te doen. Achtereen- volgens werden Hendrik II; van Brabant en Otto n van Gelder gevraagd, of zij zich de keuze, op lien uitgebracht, zouden laten welgevallen. Belden weigeidon, maar de hertog van Brabant vestigde de aandacht der Duitsche vorsten op zijnen neef , den jeugdigen graaf van Holland. Willem , jong, vol moed en hoop- volle verwachtingen , achtte het gevaar en het wicht van de Duitsche kroon goring, Coen hij eer en macht daartegenover in de weegschaal legde. Hij lief zich de keuze welgevallen , en den 31' October 147 word de twintigjarige graaf van Holland, door de Duitsche vorsten, te Woeringen bij Keulen bijeengeko- men , tot Roomsch koning gekozen. Maar- de zaak was , den geduchten tegeiistander Frederik 1.1 de kroon van het hoofd te rukken. Nog hielden vole rijks- vorsten zijde zijde. Paus Innocentius iv stelde alle pogingen in het werk , om den Hohenstaufer van den zetel te •bonzen, dien hij zoo onwaardig had bekleed. Aanmoediging, geld, ontzaglijk grooten, zedelijken steun schonk hij aan koning Willem.; doch dit nam niet weg, dat de taak uitermate moeielijk voor dozen was Aken, de stad van den grooten Karel, de stad waar de rijkssie- raden bewaard werden , zonder welker bezit het algemeen ge- loof geen koning wettig -rekende , weigerde hare inuren voor Willem te openen. Hij sloeg met behulp van zijnen oom, den hertog van Brabant, het beleg voor de stad. Deze hield moedig vol. Eindelijk moest zij zwichten , niet voor de, wapenen maw voor de dijkwerkers van Holland en Friesland. Deze wisten een nabij gelegen riviertje zoo te leiden , dat de stad, door het wa- ter , dat hoar begon te overstroomen, tot overgave werd gedwon- gen. Nu geschiedde in de veroverde stad de plechtige krooniiig van graaf illem tot Roomsch koning Een aanzienlijke schaar

I) Hierover in Deel IV, hoofdstuk IX. EN BEOORLOOGT DE HOTIENSTAUFERS, 73

van rijksvorsten en ridders omringden den jongen vorst. Dit ge- schiedde den 1" November 1248. Nu moest de oorlog tegen de Hohenstaufers voortgezet wor- den. Koenraad, de noon van Frederik II, die vroeger reeds als opvolger zijns vaders was erkend , (loch thans insgelijks verval- len was verklaard , had een machtig leger bijeenverzameld , om Willem het hoofd te bieden. Beiden werden echter door hetzelfde gebrek aan geld in hunne krijgsoperatien beleminerd. Om dit te bekomen had koning Willem reeds keizerlijke steden aan rijkere vorsten dan op het oogenblik hij zelf, verpand : ander anderen, Duisburg aan Walram hertog van Limburg, en Nij- megen aan Otto. ri, grad van Gelder. De pans ondersteunde

-Willem met aanzienlijke sommen en stelde hem zoo in staat den krijg voort te zetten. Hij versloeg het leger van Koenraad en inaakte zich allengs meester van nagenoeg den geheelen Rijnoever, het hart des Duitschen rijks. Den. 13" December . 1250 stied keizer Frederik ri in Italie; hij had den ouderdom van zeven en vijftig jaren bereikt. Ofschoon door Innocentius III tot den keizerlijken Croon geholpen , had zich niet een keizer weer verbitterde vijand des Roomschen Stoels be- tooiid dan hij. Zijn ideaal, dat hij trachtte te verwezenlijken, was eene onbeperkte heerschappij over Kerk en Staat , zoo als de vorsten der Muzelmannen die voerden. De dood van dezen bekwamen en gewetenloozen tegenstander was eene verliehting voor koning Willem. Koenraad bezat niet die inacht en invloed over zijne partij , die zijn vader had bezeten. Maar hoe ook Innocentius Iv Willem met geld en zedelijke hulp ondersteunde, de middelen om dien krijg met kracht voort to zetten ontbraken hem. Van daar dat zij slap gevoerd werd ; want ook de schatkist van Koen- raad was ledig. Om zijne partij te versterken , sloot koning Willem in Januari 1252 een huwelijk met Elizabeth , dochter van Otto I, hertog van Brunswijk en Luneburg , uit het geslacht der Welfen , dat altijd tot de machtigste en hardnekkigste tegen- standers der Hohenstaufers had behoord. Terwijl Willem in Duitschland zijne koningskroon veroverde en zijnen tegenstander te niet zocht te brengen , bestierde zijn broeder Boris met belcid het vaderlijk erfdeel , Holland en Zee- land. Hij had daar te kampen met Margareta , gravin van Vlaan- 74 ONEENIGHEDEN MET ZWARTE MARGRIET. der. en , de moeder der Avesnes en der Dampierres, van welke wij reeds in het vorige hoofdstuk hebben gesproken. De zuster van koning Willem , Aleida, was gehuwd met Jan van Avesnes. Gelijk omen lezers reeds bekend is , droeg. Margareta haren kinderen nit het eerste huwelijk een kwaad hart toe. De tegenzin strekte zich uit over alien, die met hen in goede betrekking stonden. Nu trok Willem sterk' de partij van zijnen schoonbroeder : als Roomsch koning was hij diens leenheer, want Henegouwe weed onder het Rijk gerekend. Ook Wilde hij Jan van Avesnes met Rijks-Vlaanderen beleenen. Nu kwam eene zeer vreemdsoortige verhouding voor. Willem was als graaf van Holland, voor Zee land-bewester-Schelde en het land van 'Naas, leenman van Margareta, want doze landstreken waren een leen van Vlaande- ren. Maar datzelfde Zeeland-bewester-Schelde en het land van Wafts , behoorde tot Rijks-Vlaanderen : en daarvoor was Marga- reta leenman van Willem, als Duitsch koning. Willem was over die landen leenheer, leenman van Vlaanderen en achterleenman van zich zelven. Margareta zag in haren trots en hartstocht het eigenaardige der toesta,nden over het hoofd. Zij vorderde van Willem, als graaf van Holland, dat hij haar hulde als leenman zou komen doen ; zoo niet , dan zou hij vervallen zijn van het leen. Willem nu vorderde, dat Vlaanderens vorstin , aan hem , den _Duitschen ko- fling, als leenheer, hulde zou doen voor Rijks-Vlaanderen. Toen zij hierin in gebreke bleef , verklaarde hij haar van dat leen ver- vallen en woes het toe aan Jan van Avesnes. Hierdoor was een oorlog tusschen Vlaanderen en 'Holland onvermijdelijk. Georg en Jan van Dampierre , Margareta's zonen , trokken met een machtig leger in Walcheren; doch Floris, Willems broeder, was bun reeds to gemoet getrokken. Bij West-Kapelle viel een bloedige veldslag voor : geheel het Ylaamsche leger word verslagen ; Georg en an van Dampierre werden gevangen genomen. De veldslag was reeds gewonnen, toen koning Willem kwam opdagen. Mar- gareta zocht nu den vrede , om zoodoende hare zonen weder in vrijheid te zien ; doch koning Willem vorderde, dat zij mar Worms zou komen om hulde te doen. Dit was te veel gevorderd van den trots van Zwarte .Margriet. Zij weet alles voornamelijk aan Jan van Avesnes. uSlacht uwe broederen" , zeide zij tot hem; WILLEM II TE UTRECHT DOOR EEN STEENWORP GEKWETST. 75

,,kookt hen met peper en knoflook en verslindt ze, zoo gij wilt" : maar hulde deen weigerde zij. Nu zocht zij Willem en Jail van. Avesnes' vijanden : wij hebben in het vorige hoofdstuk reeds ver- haald , hoe zij Karel van Anjou Henegouwe opdroeg : hoe deze weldra de zaak van Ad booze wijf,” gelijk Lodewijk de Heilige van haar sprak , moest laten varen. Het fortuin scheen koning Willem in alles gunstig te wezen. De trots van. Vlaanderens graven was gebroken ; zijn. boezem- vriend Jan van A.vesnes was in het bezit van Henegouwe en zijn tegenstander, Koenraad de Hohenstaufer, , was in Mei 1254 in Italie overleden; de erfgenaam zijner aanspraak op meer dan een koningrijk, was een tweejarig kind, later in de geschiedenis be- kend als de ongelu.kkige Konradijn '). Niets stond Willem nu meer in den weg. In 1255 bemachtigde hij Triefels , 2) eene schier oninneembare bergvesting in den Elzas , in welke de scepter en de kroon van Karel den Groote bewaard werden. Niets zou hem nu meer verhinderd hebben , om zich. te Rome als keizer te laten kroonen, ware paus Innocentius iv niet gestorven : doch ook diens opvolger was koning Willem gunstig gezind, en het be- sluit was reeds door den koning genomen , om alles your de reis naar Italie in gereedheid te brengen. Koning Willem besloot, eer hij dien tocht aanvaardde zijne erflanden te gaan bezoeken. Op zijne reis derwaarts , werd hij te Utrecht statig ontvaugen , (loch een onverlaat , misschien een belle aanhanger der Hohenstaufische partij , die in 'Utrecht steeds aan- zienlijk was geweest , wierp den Roomsch koning met een steen , die hem aaia het hoofd kwetste. Wel poogde de stedelijke regee- ring zich to verontschuldigen , doch de koning eischte uitlevering van den misdadiger, die onbekend bleef. Het gevolg hiervan was, dat er eene vete ontstond tusschen Hollanders en Stiehtenaars, die tot vele vijandeliikheden aanleiding gaf. Willems kort daarop gevolgde dood, belette hem verdere voldoening to vragen. Na het Kerstfeest van 1255 had Willem de toebereidselen gereed, om de Westfriezen, die weder de Hollandsche grens-

_ 1) 0,p zeventienjarigen leeftijd werd 11:j door zijne partij naar Napels, zijn voorvaderlijk erfdeel geroepen, waar Karel van Anjou toen koning was. Hij werd overwonnen, gevangen genomen en op bevel van Karel onthoofd. 2) Deze vesting, niet ver van Auweiler, in Rijn•Beieren, verstrekte eens Richard Leenwerihart tot gevangenis. 76 WILLEM II DOOR DE WESTFRIEZEN YERMOORD. plaatsen hadden afgeloopen , te tuchtigen. Hii Wilde , eer hij den tocht naar Rome aanvaardde, deze onrustige onderzaten tot hun- nen plicht brengen. De winter was het eenige geschikte tijdstip, waarop met eenig gevolg den krijg tegen hen, van de landzijde kon ondernomen worden. Hij verzamelde zijne legerscharen te Alkmaar en trok van daar naar Vroone , om z66 West-Friesland in te driiigen. Het land tusschen het Niedorper verlaat tot aan Akersloot was toen nog niets anders dan een uitgestrekte plas of moerasachtig land. Het was geheel en al met een ijskorst bedekt, toen koning Willem den 25° Januari 1255 met zijn yolk in twee kolommen optrok : de een die Drechterland, de ander die West-Friesland, om Hoogwoude zou indringen. De koning voerde deze , Willem van B•ederode gene aan. Niet ver van Hoogwoude ziet de koning de Westfriesche benden. Hij snelt, op zijn zwaar geharnast paard, zelf zwaar geharnast , zijn gevolg vooruit , op een bevroren plas. Zijn paard zinkt door het ijs , hij zelf volt er onder ; eer zijn gevolg hem kon naderen hadden de woeste Friezen , niet wetende, wien zij doodden, hem reeds afgemaakt. Toen zij vernamen, wat zij bedreven hadden, begroeven zij den gedoode op een aan weinigen bekende plaats. De krijgslieden, die den koning ver- gezelden , zett'en den krijgstocht niet vender voort , ofschoon Bre- derode van zijnen kant reeds de overwinning had behaald, maar keerden , diep bedroefd , zonder hunnen worst naar Holland terug. Zoo stierf Willem II, graaf van Holland en Zeeland, 1) Roomsch koning: weldra , had hij langer geleefd, keizer van het Heilige Roomsche Rijk der Duitsche Volkeu. Hij bereikte den ouderdom van niet meer dan acht en twintig jaren. Hij was een vorst, die in zijn tijd als een toonbeeld van ridderlijke deugden werd ge- roemd. Zijne talenten als regeerder worden door niet yen ,ge- schiedschrijver ire twijfsl getrokken. Hij was dapper, ridderlijk , goedhartig en vroom. Hij is bouwheer geweest van het Hof, de nude Ridderzaal in 's Gravenhage, voor weinige jaren nog prij- kend met een zeldzaam fraaije bekapping. Een boekske, getiteld: Meditationes circa mysteria Passionis Dominicae 2), is uit zijn tijd

1) Hij was de eerste, die zich aldus titelde. Zijn voorganger noemde zieb : grad van Holland. 2) Bij C. L. 'Van Langenhuysen verkrijgbaar, onder den titel : Let Lieve-

FLORIS DE VOOGD. 77

tot ons gekomen. Het ademt een liefelijken , mystieken geest , en wordt algemeen aan koning Willem toegeschreven. Zijn flood was niet slechts een ramp voor Holland , maar voor geheel het Duitsche Rijk , dat nu in de grootste regeeringloosheid verviel. Waarvan hangt het lot der volken of Niet van een blind toeval , maar van eene Hoogere Macht ; van Iemand , Wiens Wezen niemand kent ! Het is den mensch niet gegeven den sluier van de toekomst met zijne oogen te doordringen , evenmin als te kunnen zeggen , wat geschied - zou zijn , zoo iets , wat ge- schied \is , niet geschied ware. Bedachten wij dit niet, dan zou- den wij zeggen : het mes van eenige woeste Hoogwouders en Niedorpers heeft den loop der geschiedenis, niet slechts van hun land , maar van geheel Westelijk Europa veranderd. Had een vorst als Willem, graaf van Holland , keizer van het Duitsche Rijk, jaren Zang geregeerd ; had hij op den keizerlijken zetel een opvolger gebad , een man als onzen graaf Floris v, welke ware dan niet de toekomst van ons vaderland geweest ! Een fier , edel en man-

haftig vorstenhuis , had dan het middenpunt zijner macht gezocht in het Westen , aan de monden van den Rijn , in het eigenlijke Neder-Duitschland , gelijk later een ander vorstenhuis , dat den keizerstroon beklom , dat der Habsburgers , het middenpunt zijner macht geplaatst heeft in Oostenrijk en de aanliggende gewes- ten. Welk een verbazend groot onderscheid heeft dit verschil uitgeoefend op den loop der geschiedenis van ons werelddeel ! Floris v , koning Willems zoon, was ,. toen zijn varier werd verslagen , niet ouder dan twee jaar. Zijn oom , mede Floris ge- heten , werd zijn voogd en regent van het graafschap. De eerste moeielijkheid , welke deze had uit den weg te ruimen , was die met 'Vlaanderen. Er was met gravin Margareta nog niets anders gesloten dan een bestand. Onder bemiddeling van den koning van Frankrijk , Lodewijk ix., Hendrik III van Brabant en Otto ii van Gelder, sloot Hollands regent vrede met Vlaanderens gra- vin. De voorwaarden waren, dat Floris, de regent, een dochter van Gwy , Margareta's zoon , zou huwen , en Zeeland-bewester- Schelde als leeii van Vlaanderen zou ontvangen; dat Floris v, als hij tot zijne jaren gekomen was , insgelijks een dochter van,

lingsbeeld der Trromen, uit het Latijn veytaald enz., door H. J. C. van Nou- huys, z. g. 78 ALEIDA EN OTTO VAN GELDER.

Gwy zou huwen en dat bij overlijden van beiden , zonder kinde- ren , een noon van Gwy, koning Willems dochter Mathilda, tot echtgenaate zou nemen. Alle deze bepalingen werden gemaakt, om door huwelijks- banden , de beide 'vorstenhuizen van Vlaanderen en Holland nauw aan elkander to vereenigen , om , bij uitsterving van het manne- lijk oir yin een van beiden , het bezit van beide graafschappen onder een huis te brengen. Echter is het in Floris, den regent, niet goed to keuren , dat hij , de voogd eons minderjarigen , zich voordeel.en liet toewijzen, ten koste van diens erMeel. Floris de regent had echter weinig genot van het leen, hem toegewezen. Twee jaren later werd hij te Antwerpen bij een steekspel zoo gewond, dat hij aan de gevolgen overleed. Hij had echter nog eenige maanden voor zijnen dood het land den dienst moge be- wijzen , om den vrede tusschen de Hollanders en Stichtenaars, die sinds de beleediging , koning Willem te :Utrecht aangedaan was verbroken, te herstellen. Na den dood van Floris den Voogd , ilaM Aleida , zuster van koning Willem , weduwe van Jan van Avesnes, de voogdijschap op zich. Zij koos den hertog van Brabant Hendrik in, reef van Floris v, tot rnedevoogd , doch deze , hoezeer een goedhartig vorst , wekte ontevredenheid van Hollands landzaten in hooge mate op , sneer door de schuld zijner ambtenaren dan door zijne eigene. Hij stierf in 1261 en nu was Aleida weder eenige voog- des. Zij vond veel annhangers in Zeeland , mar in Holland was men, over het algemeen genomen, niet geneigd om aan eene vrouw te gehoorzamen. De hollandsche edelen riepen daarom Otto II, graaf van Gelder in , opdat hij de voogdijschap zou waar- nemen. Hier ziet men alreeds de allereerste kiem diem oneenig- heden , die ongeveer honderd jaren later , aanleiding gaven tot de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. -De partijgenooten van vrouw Aleida en van Otto II geraakten in Januari 1263, met elkander slaags te Voornouts-Ee , op het eilandZuid-Beveland. Aleida's partij werd geslagen, en van nu of aan moest zij zich vergenoegen met de opvoeding van den jongen. Floris ; de Staatsza.ken werden door Otto van Gelder bestierd. Aleida bleef echter tot 1268 grooten invloed op den jongen graaf, die in 1266 op twaalfjarigenleeftijd meerderjarig was verklaard, uitoefenen. In dat jaar 1268 huwde Floris Beatrix, FLORIS V. 79 dochter van graaf Gwy van Vlaanderen , zooals bij den vrede van 1256 was bepaald. Ofschoon er veel duisters over de zaak ver- spreid ligt , is het echter waarschijnlijk, dat Floris , vroeger reeds een geheim huwelijk had aangegaan net Agnes van der Sluis , nit het huis der heeren van Heusden , mar dat dit huwelijk later als ongeldig is beschouwd , wij1 Floris reeds onder sanktie van de - hoogste kerkelijke en wereldlijke gezagvoerders , wettig was verloofd met de dochter van graaf Gwy. Deze Agnes van der Sluis werd moeder van Witte van Haemstede . van -wien la- ter zal gesproken worden. In hetzelfde jaar 1268 brak er een vervaarlijke opstand nit , onder het Kennemer en Westfriesche la'ndvolk. De overmoed en de kneVelarijen des adels schijnt daarvan de oorzaak geweest te zijn. Het landvolk stak versclieidene adellijke kasteelen in brand. Zij kwamen tot in Amstelland, van hetwelk Gijsbert, de vierde van dien naam heer was. Wel verre echter van door de woeste bende behandeld te worden, gelijk andere ed.elen, wilt Gijsbert het opgewonden landvolk over te halen , om hem tot aanvoerder te kiezen. Nu gebruikte hij hen, om de kasteelen van Abcoude, Rijsenburg en Vianen , die aan zijne vijanden behoorden, in ko- len to leggen. Het landvolk van het Sticht en van de omstreken van Amersfoort hielp de Kennemers in het rooven en blaken. Toen de oogsttijd was gekomen toog het landvolk weder huis- waarts , onderweg begrepen zij echter even ter loops nog Haarlem te plunderen ; doch hier stieten zij het hoofd. Terwijl zij voor de stad lagen , deed Jan van Persijn , heer van -Waterland, die bilmen Haarlem was, eon naval, maakte zich meester van de karren der. Kennemers, en toog daarmede in vliegende vaart naar de Kennemer dorpen , die hij in brand stak. Toen de benden, V0011 Haarlem gelegerd, de vlam zag opstijgen in hunne eigene haardsteden, wilden zij onmiddellijk derwaarts snellen; doch hunne ongerelde vaart werd hun ten verderve. De ineesten werden door de Haarlemmers verslagen. Gijsbert zat reeds weder op zijn slot aan den Amstel. Deze strooptocht en de wijze waarop zij ten einde liep , geeft ous een schets van den toestand , waarin toen nog het grootste deel van Holland verkeerde. De Kennemers waren eenigermate moor beschaafd dan hunne nabu2en, de West- frieze') ; doze waren nog een ruw , woest , fier , oorlogzuchtig en 80 DE \VEST-FRIEZEN IN ONDERWERPING roofziek yolk , dat met de grootste bereidwilligheid houweel en spade uederlegde om te gaan plunderen op het erf der Hollanders. Maar het tijdstip waarop eindelijk voor goed den Westfries ge- hoorzaamheid aan Hollands graaf zou geleerd worden, was aan- gebroken. De vorming van de Zuiderzee had hunne onderwerping voorbereid. Immers nu konden zij , zoowel van de zeezijde als van de landzijde, aangevallen worden en was hunne gemeenschap met de Friezen aan de overzijde verbroken. In 1272 besloot Floris v wreak to nemen over den dood zijns vaders , doch de eerste tocht viel ongelukkig uit. De Westfriezen leden wel groote verlie- zen , clod' bracliten aan de Hollanders niet minder belangrijke toe, zoodat graaf Floris' krijgers near Holland terugkeerden. In 1282 had de graaf echter weder alles gereedheid gebracht voor eenen nieuwen tocht. Dezen keer kwarn. Floris met een aanzienlijke macht van den zeekant opdagen. Hij landde bid Wijdenes niet ver van Hoorn ; dear werden de Westfriezen door zijn krijgsvolk ge- heel en al verslagen. Nu trok hij door tot Hoogwoude ; dear leden de Westfriezen eon tweede nederlaag. Flier von d graaf Floris het lijk zijn vaders terug , dat zes en twintig jaren Lang dear een oneerlijke begrafenis had genoten. Fen oude Westfries, dien men gevangen had genomen, en dien men het lever" beloofde, zoo hij wist aan te wijzen waar zijne landgenooten koning hadden begraven woes het hem aan. Graaf Floris liet het lijk zijns vaders naar Middelburg voeren, waar het word begra- . yen. Om de Westfriezen in bedwang te houden liet hij ette- lijke sloten bouwen. In 1287 , nadat een overstrooming Fries- land deerlijk had geteisterd , zond Floris nogmaals een vloot om de onderwerping van West-Friesland to voltooien. Dorp op dorp word nu bodwongen en ten ander gebracht. In 1288 kwam Floris zelf near Toorenenberg , een slot dertig jaren vroeger niet ver van Alkmaar door zijnen. -vader gebouw. d. Hier kwamen de gevol- machtigden van de West-Friezen om Hollands graaf hulde te doen. Zij erkenden hem als hunnen heer, beloofden hem ter heervaart to zullen volgen en belastiug te betalen. Twee maanden later kwa- men de afgevaardigden van Drechterland tot den graaf te 's Gra- venhage om insgelijks hulde te doen op dezelfde voorwaarden als de andere West-Friezen. Om het land in bedwang te houden bevel Floris sloten te bouwen to Medemblik , to Nieuwendam en op FLORIS V BETEUGELT ZIJN LEENMANNEN. 81 nog andere plaatsen. Door een rechtvaardig beheer, , door het gra- ven -van kanalen , het aanleggen van dijken , bevorderde hij de welvaart des yolks, dat van nu af een rustig levee begon te leiden en niet meer in woeste onaf hankelijkheid een plaag voor hunne naburen was. Bij graaf Floris' dood gaven de West-Frieze]] sprekende bewijzen, hoe zeer zij hem hauden lief gekregen. Vier zaken vervulden \ an dat tijdstip af het geheele lever] van graaf Floris : do bevestiging zijner macht over de groote leenman- nen ; de uitbreiding van de \ rijheden zijner onadellijke onderdanen ; zijne geschillen met Vlaanderen ; en eindelijk zijne bemoeii -ilgen in de Fransch-Engelsche aangelegenheden. Over het tweede punt zuilen wij in een voigend hoofdstuk spreken; thans zullen wij aan de Brie anderen onze aandacht wijden. Behalve de edelen, die zicli als getrouwe leenmannen van Hol- lands graven betoonden , waren er ook anderen , zoo als Gijsbert van Amstel en Herman van Woerden die den Hollandschen graaf noode als hunnen leenlieer wilden erkennen. Eerstgenoemde was heer van nagenoeg geheel het tegenwoor- dige Amstelland en G-ooiland. Herman was heer van Woerden en omliggende iandstreken tot aan Montfoort. Beiden waren stoute en woelige edelen. Wij hebben gezien, hoe Gijsbert van Amstel het Kennemer en Westfriesche landvolk tot zijne werk- tuigen wist te gebruiken. Graaf Floris mengde zich, gelijk ieder Hollandsch graaf, in de menigvuldige geschillen , tusschen den bisschop van Utrecht, diens bisschopsstad en edelen. Floris trok thans de partij der stad tegen den bisschop. Gijsbert had het slot van Vreeland , Herman dat van Montfoort in bezit. Hieruit vielen zij de Stichtenaars lastig. Floris trok partij voor zijne bond- genooten ; hij beoorloogde beide edelen. Gijsbert werd gevangen genomen, en Herman van Woerden gedwongen het land to rui- men. Nadat de hoer van Amstel zes jaren gevangen gezeten had , kreeg hij zijne vrijheid terug , tegen afstand aan Hollands graaf van Gooiland, Muiden en Bijlmermeer. Zoo kwamen deze stre- ken , die vroeger tot het sticht van Utrecht behoord hadden, aan Holland. Herman van Woerden sloot twee jaren later zijner zoen met Floris, op voorwaarde dat hij zijne heerlijkheid als leen van Holland zou ontvangen. Om de . beide heeren schadeloos to stel- len , schonk de graaf hun aan zijn hof hooge eer en waardig- ive D. 6 82 DE GESCHILLEN VAN FLORIS V MET VLAANDEREN heid; maar de wrok bleef bij hen v oortleven. Ook anderen edelen wist Floris onderwerping te leeren. Zij, die zich tot nog toe bijna als onafhankelijke m.cesters over hun land en lijfeigenen bechouwd hadden geen hooger gezag , dan bij name, gedoogden , leerden dat de graaf hun heer was. Een neef van Gerard van Velzen , die een manslag had begaan , word door Floris aan de justitie overgeleverd , en ondallks alle pogingen des adels om zijn leven te behouden , als misdadiger onthoofd. Pit wekte bij vele edelen hevige grams hap op : te meer wij1 Floris de burgers der ste- den en niet-edelen begunstigde en minzaam behandelde , zoo- dat hij onder hen den bijnaam had ontvangen van der keerlen God." Do Zeeuwsche edelen droegen, over het algemeeu , Floris een kwaad hart toe. Vrouw Aleide had onder hen gooten aanhang gehad, en sinds de graaf hare heerschzucht moede Haar ver- zocht had, zich van het hof te verwijderen, had dit hunnen wrok opgewekt. Nu geraakte Floris in onmin met zijnen schoonvader, graaf Gwy van Vlaanderen. Deze maakte aanspraak op het leen- heerschap over Zeeland-bewester-Schelde, krachtens het traktaat in 1256 met Floris den voogd gesloten. Hollands graaf had bij den keizer , Rudolf van Habsburg, weten te bewerkstelligen, dat deze, als opperste leenman van Rijks-Vlaanderen , die bepalingen van bet traktaat , als gesloten zonder den keizer te kennen , krachteloos verklaarde. Pit viol niet in den smaak van velen der aanzienlijkste edelen. van Zeeland , als de Renesses en de Borselens. Dozen bevonden zich wel bij dat gemeenschappelijk gezag van Vlaanderens en Hollands graaf over Zeeland. Imm6rs zoo wisten zij , door nu eels deze dan weder gene zijde te kiezen , zich zelven machtiger te maken. Om te toonen dat hij de Zeeuwen genegen was, zond graaf Floris zijne echtgenoote, Gwy's dochter en zijn zoontje, mar Middelburg , otu daar hof_ te houden. Hier werden zij door de Vlamingen en Zeeuwsche edelen belegerd. De stad hield dapper stand ; doch zou spoedig moeten zwichten. De burgerij beloofde zich op bepaalden dag te zullen overgeven , zoo de graaf niet binnen dien tijd tot hair ontzet kwam opdagen. Floris trok onmiddellijk op om Middelburg to helpen ; nu kwam hertog Jan van Brabant, Floris' vriend, om als bernidde- laar tusschen dozen en diens schoonva,der graaf Gwy op te treden. BEMOETINGEN IN DE FRANSCH-ENGELSCHE AA.NGELEGENHEDEN. 83

Hij overreeddeRands graaf, om met Gwy een onderhoud te 13iervliet te hebben. Hier gekomen, werd de niets kwaads ver- moedende Floris door Gwy gevangen genomen. Herzog Jan toonde zich hoogst verontwaardigd over doze trouwlooshe;d, Hij wist te bewerken, dat de graaf van Holland weder vrij gelaten werd, tegen belofte van leeninannen-hulde en betaliug eener aanzienlike som ; naar doze afgeperste belofte werd door keizer Rudolf, als opperste leenheer van Rijks-Viaanderen , nietig ver- klaard. Pit geschiedde in 1290. Het volgend jaar dong Floris , zonder goed gevolg, naar de koningskroon van Schotland, Coen de troon daar ledig was. Hij deed dit als afstammeling van Ada , echtgenoote van Floris III. Beter slaagde hij in een toeht tegen de Friezen van Westergoo ; bij welke gelegenheid hij Stavoren innam. Later, in 1295 , had hij nog een inval der Vlamingen in Zeeland of to slaan : de Vlamingen warden met aanzienlijk ver- lies teruggedreven. Gelijk wij in het voorgaand hoofdstuk gezien hebben , waren omstreeks den tijd van Floris' laatste levensjaren, Frankrijk en

-Engeland met elkander in oorlog, eu zooliten doze beiden, vrienden en bondgenooten in de Nederlanden. Hoe zijn bondgenootschap met Engeland oprzaak word van eon tat van rampen voor graaf Gwy van Vlaaiideren , hebben wij reeds verhaald ; zijn bondge- nootschap met Frankrijk werd een der oorzaken van graaf Flo- ris' droevigen dood. A.anvankelijk had Hollands graaf in een nauwe vriendschap gestaan met den koning van Engeland. Er was tusschen hen een overeenkomst gesloten , dat Jan , de zoon van Floris , zoo hij tot de jaren was gekomen , met eene dochter van Eduard I, Enge - lands koning, zou buwen , on dat de jeugdige erfgenaam van Holland , zoo hij den ouderdom van zeven jaren had bereikt, mar het Er;gelsche hof zou gezonden warden , om daar vercier zijne opvoeding to genieten Ten gevolge van doze overeenkomst had Floris dan ook, iu 1285, zijn zoon naar Engeland doen brengen. Eduard I zag echter later meer voordeel in een verbond met Vlaanderens graaf, met wien Hollands graaf in gedurige onmin was om het leenheerschap over Zeeland-bewester-Schelde. Engelands koning verplaatste, om de Vlamingen te believen , den wolstapel van Dordrecht mar Brugge ; dat is : zijne onderdanen 84 SAMENZWERING TEGEN FLORIS Y. die de Hollandsche en Vlaamscbe lakenfabrieken van wol voor- zagen, moesten die voortaan brengen naar laatstgenoemde stud niet meer naar Dordrecht , gelijk zij vroeger deden. Dit was een gevoelige knak voor de toen reeds bloeiende nijverheid der Hol- landers: immers zij moesten de wol te Brugge veel duurder koopen dan to Dordrecht. Dit wekte groote ontevredenheid op bij Floris' onderdanen. Hij zelf achtte zich. gekrenkt ' door het bondgenootschap , dat Eduard I met graaf Gwy gesloten had. Filips do Schoone zond nu , om van deze gelegenheid gebruik te .makers , zijn neef Ro- bert van Artois Haar Holland. Doze wist (9 Januari 1296) eon verdrag te sluiteu. Hierbij word bepaald , dat er een bondgenoot- schap tusschen koning Filips en graaf Floris zou bestaau , waarbij laatstgenoemde de vijanden van Frankrijks koning zou beoorlo- gen, met uitzondering van den keizer Hollands leenheer ; en dat hij tegen koning Eduard niet aanvallenderwijze zou te werk gain. Hollands graaf zou echter de heeren van Cuyck en van Valken- burg , twee partijgenooten van Engeland , noodzaken om zich rustig te houden. Koning Filips zou graaf Floris met geld on- derstounen. De hoer van Cuyck was echter een niet zoo gering vijand als Hollands graaf hem wel schatte. 't Is waar, zijne macht was ge- ring , maar hij was dapper, stout en geslepen. Hij wist, dat een aanzienlijk gedeelte des Hollandschen adels hot niet verkroppen kon, dat de graaf hunne macht had besnoeid en de burgerijen en het vrije landvolk meer dan hen begunstigde. Jan van Cuyck wist ettelijke Hollandsche en Zeeuwsche edelen te overreden , tot eene samenspanning tegen Floris. Pit geschiedde zoo geheim , dat Hollands graaf er niets van merkte ; misschien ook dat hij , zor- geloos en goedhartig , zich om ettelijke verschijnselen niet be- kommerde of er geen geloof aan sloeg. De saamgezworenen waren Herman van Woerden Gerard van Velsen, Jan van Heusden , Willem van Teylingen , Gijsbert van &mstel en nog eenige an- deren. Te Kamerijk kwamen zij bijeen en beraamden daar hunne planners. Jan van Cuyck was althans openhartig genoeg om graaf Florin te doen aanzeggen , dat hij hem zou beoorlogen ; iets waarmede Hollands graaf , de geringe macht van den heel' van Cuyck in aanmerking nemende , den spot dreef. FLORIS V VERMOORD.' 85

Het plan was graaf Floris op te lichten , in gevangenschap naar Engeland te voeren en clan zijn zom Jan , als graaf , under de voogdij en in de macht der saamgezworenen , te hul- digen. Onder voorwendsel van eenen twist, tusschen de heeren van Amstel en van Woerden eenerzijds, en die van Zuylen an- derzijds, te beslechten , wisten des graven vijanden hem naar Utrecht te lokken. Flier legcle Floris den strijd tusschen de beide partijen bij. Nadat dit geeindigd was , noodle hij de heeren bij zich op eenen maaltijd. Na het eindigen van de tafel (men liield in die tijden den maaltijd ten twaalf uur) zou de graaf , met zijne gasten , ter valkenjacht gam. Ondertusschen ontving Floris van eene oude vrouw eene waarschuwing , in de volgende woorden :

il Koningszoon , denk aan de woorden van den psalmist : De man, die mijn brood at , op wien ik vertrouwde , heeft zijne hand tegen mij opgeheven." Floris sloeg hierop geen aandacht. Eer hij ter jacht toog, braclit Gijsbert van Amstel hem nog de St. Geer- tenminne , dat is een teug van vriendschap en behouden thuis keer toe. Gijsbert vergezelde den graaf. Op het open veld wacht- ten hem Herman van Woerden , Gerard van Velsen en de an- deren. Op eons vatten zij de teugels van des graven paard en zeiden tot hem, dat hij hun gevangene was. Floris zag dat in 't eerst voor scherts aan ; doch hij ontwaarde al spoedig, dat het ernst was. De saamgezwomnen bonden hem, en trokken met hem naar het slot van Muiden , waar zij hem gevangen hidden , met het plan om hem over zee naar Engeland te brengen. Inmiddels waren Jan van Avesnes 1) en Gerard van Voorne , twee pages van den graaf, spoorslags naar Utrecht ontvlucht en brachten daar de tijding van des graven gevangenneming. Het gerucht hiervan verspreidde zich onmiddelijk over Floris' graaf- schap. De kennemers West-Friezen en Waterlanders, bij wie de graaf zeer bemind was , talmden niet , maar verspejden den tocht over de Zuiderzee, en maakteu zich gereed om het slot van Mui- den aan te tasten, en Floris te bevrijden. Daarom besloten de saamgezworenen hem naar elders to brengen en hem dan vender te vervoeren ; doch ook hierin werden zij verhinderd ; want de manner van het Gooi togen terstond op , om den graaf uit

Floris' acliterneef, zoon van Jan van Avesnes, later graaf Jan II. 86 DE LIEFDE EN DE WRAAK DES YOLKS. bunne, hadden te rukken. De saanigezworenen , die hem op een paard hadden gebonden, en een handschoen in den mond gesto- ken , om zijne stem te versmoren , zagen Been kans hem in hunne macht te houden. Hierop besloten zij den graaf te vermoorden. Gerara van Velsen bracht hem den eersten slag toe, en spoedig lag Floris badende in zijn bloed, dat uit twee en twintig wonden stroomde. De saamgezworenen zett'en het nu op de vlucht , en de mannen van het Gooi , die gekomen waren om hem te den , vonden hem sterveuid. • Dit geschiedde den 28 Juni 1296. Het Iichaam des vermoorden graafs word -eerst naar Alkmaar, en later naar de abdij van Rijnsburg gebracht. De gedachtenis van graaf Floris bleef in eere bij zijn yolk , hetwelk wist ,,dat hij het beminde , dat hij de macht en het vaste voornemen bezat om het te bescherinen tegen den overmoed des adels: niet dat het ju.k van deze zwaarder drukte dan in vroe- gere eeuwen, maar het yolk was allengskens tot meerder besef. van eigenwaarde gekomen ; de burgerijen der steden waren reeds eeuie macht , die tegen den adel begon op to wegen. De persoon van Floris was gelled en al geschikt om genegenheid in te boezemen ; hii was vriendelijk , openhartig, dapper, bekwaam in alle ridderlijke oefeningen , een minnaar van schoone, kunst, en wat vooral op des yolks verbeelding werkt, een onwrikbaar handhaver der justitie. Het Folk, dat zijnen vermoorden graaf zoo bemiude, was niet tevreden eer het zelf woeste justitie over de moordenaars had uitgeoefend. Under aanvoering van Gerard van Yselstein , Loef van Kleef en den heer van Zuylen ging het Gerard, van Velsen, die in het slot van Kroonenburg aan de Vecht gevlucht was, belegeren. Het slot werd genoodzaakt zich over te geven. Gerard van -Nielsen en andere saamgezworenen werden tusschen de bele- geraars verdeeld : eenigen werden ter dood gebracht, anderen ,

waaronder Willem van Teylingen , gered. . De overlevering ver- haalt, dat Gerard van Velsen , door de Kennemers en West- Friezen in een ton met spijkers beslagen, door Leidens straten gerold werd, totdat hij aan die vreeslijke marteling stierf; maar zij berust op een misverstand. Volgens andere verhalen eindigde hij zijn levee als balling in Duitschland. Ook Herman van Woer- den , Gijsbert van Amstel en andere saamgezworenen moesten het land ruimeul , en hun le ven in ballingschap eindigen. JAN I. 87

De jonge erfgenaam van Floris , graaf Jan 1, was in Enge- land, toe zijn vader werd vermoord. Zijn naaste bloedverwant was Jan van Avesnes graaf van flenegouwe , zoon van Aleida , zuster van koning Willem II. Dezen benevens den keizer , als leenheer, en den aartsbisschop van Keulen, als metropolitaan werd terstond de tijdmg gebracht van de vreeselijke gebeurtenis. Jan van Avesnes zond onmiddellijk zijn brooder Gwy, kanunnik van Lnik , om .in zijne plants in Holland op te treden. Weldra kwam de graaf van Henegouwe zelf. Hij werd met blijdschap door bet yolk ontvangen, dat in hem den wreker van graaf Floris ineende to begroeten. Hij had , als Bestierder, , de bander' vol werk. bissehop van Utrecht , Willem, uit het geslacht der Berthouts van Mechelen , trachtte van de gelegenheid gebruik te maken orn. zijne kerk weder in het bezit te stellen van land- streken , die zij vroeger aan Hollands graven had moeten afstaan. De West-Friezes beproefden ten laatsten male, om zich aan de heerschappij van bet Hollandsche gravenhuis -to onttrekken. De Vlamingen wilden nogmaals gebruik maken van de gelegenheid om Zeeland te vermeesteren. Jan van Avesnes had dus de han- den vol work. Hij trachtte waarschijnlijk vasten voet in Holland te krijgen; misschien wel Floris' zoon te verdringeu. Doch eenige edelen hadden dezen uit Engeland geroepen. Hij kwam als zestienjarig, zwak , ziekelijk, onervaren jongmensch, zoo even net de koningsdochter van Engeland gehuwd terug ; als een schaduw van de vier eeawen lang zoo krachtige ridder- lijke geaven van Holland. Te Veere stapte hij aan wal. Hier ontving hem Wolfert van Borselen : de machtigste der Zeeuwsche edelen , een man van groote bekwaamheden, maar staatzuchtig en weinig keurig op de middelen, die hij bezigde. Deze wise on- middellijk zich meester te maken van den geest des jongen graafs. Van nu af beheerschte hij deze en het graafschap. Jan van Avesnes verliet ouvergenoegd Holland; echter niet zonder er zich partijgenooten en vrienden gemaakt te hebben. Borselen regeerde nagenoeg die jaren in naam van graaf Jan 1. Hij onderwierp de West-Friezen , verijdelde de plannen van Utrechts bissehop, en noodzaakte dezen voor goed Ainstelland en Woerden „aan Holland af te staan en joeg de Vlamingen nit Zeeland. Hij maakte gebruik van zijne macht„ om , misschien na valsche, be 88 DOOD VAN JAN I. schuldigingen van poging tot verraad, Jan van Renesse , een der dapperste en aanzienlijkste edelen uit Zeeland, uit het land te doen barmen. Ziejn heerschzucht maakte hem gehaat. De- Hollanders kon- den slecht gedoogen, dat _ een Zeeuw over hen heerschte. De bur- gerijen zagen in hem een adellijke, die de poorters minachtte en order den voet zocht te houden : het yolk zag , te recut of ten onrechte, in hem een dergenen , die deel genomen hadden in den aanslag tegen graaf Floris gesmeed. De partijzucht , - die waarschijnlijk door Jan van Avesnes werd aangestookt , ont- brandde het geheele land door. In Dordrecht en Delft vooral was men op Wolfert van Borselen verbitterd. In Dordrecht , wij1 den balj'uw van Zuid-Holland , Aloud , die door de bargerij der stad beschuldigd werd inbreuk to willen maken op hare vIij- heden , door Borselen de hand boven het hoofd gehouden werd. De kwad.e gezindheid van Hollands steden en zeer velen van Hollands edelen deed heer •Wolfert het besluit nemen , met den jongen graaf naar Zeeland to trekken. Hij verliet 's nachts 's Gra- venhage doch windstilta hield hem te Vlaardingen op. De ge- malin van graaf Jan brengt door haar jammeren, om het ver- trek van haren jongen echtgenoot , het yolk op de been. De me- nigte ijlt naar Vlaardingen en dwingt Borselen met den graaf terug te keeren. Het yolk maakt zich van heer Wolfert meester, die naar Daft wordt gebracht, terwijl Jan i jubelend naar 's Gra venhage wordtgeleid. Ternauwernood was Borselen te Delft in- gebracht, of het yolk schoolt samen , en eischt zijn hoofd. De wachten stooten den onKelukkige naar buiten , en hij wordt bin- nen weinige oogenblikken door het razend gepeupel vaneen ge- scheurd (1 Aug. 1299). Hetzelfde lot wedervoer weinige dagen later den baljuW van Zuid-Holland , Aloud. Zijn slot Kraaienstein bij Sliedrecht wordt door de Dordrechtenaars ingenomen; hij naar de stad gebracht , en daar door de menigte vermoord. Jan van Avesnes, die in Henegouwe de gebeurtenissen was blijven afwachten, haastte zich nu om naar Holland te komen. Had hij de hand gehad in de gebeurtenissen, die win Wolfert van Borselen het leven kostten I' Hoe het zij , hij kwam , vol belangstelling in zijnen armen , ziekelijken neef, wiens naaste aanverwant hij was , om dezen de taak der regeering gemakke- lijk te niaken. Hij behoefde dit niet lang te doen. Spoedig zou HET HUIS VAN HOLLAND STERFT UIT. 89 hij diens erfgenaam worden. Graaf Jan i stierf den 10n Novem- ber 1299 , in den ouderdom van negentien jaren , na in zijne jeugd tot speelbal gediend te hebben der politiek en in -de drie jaren , dat hij gezegd werd te regeeren , de speelbal geweest te zijn van Wolfert van Borselen en Jan van Avesnes. Op het graf van den zwakken, ziekelijken jongeling werd het schild van Hollands huis gebroken : want met hem daalde dat fier , edel en roemruchtig geslacht in het graf. Vier eeuwen had het met room en mister den gravenstaf gevoerd. Ontsproten , misschien uit het bloed van Charlemagne, missehien uit dat van

Frieslands oude koningen , misschien wel uit beide te gelijk, had het met hellen glans geschitterd door zijn Willem 1, den kruis- vaarder , door Willem II, den Roomscheii koning , door Floris v der ,,kaerlen God" om roemloos in het graf te zinken, even als de stroom , die ook Hollands stroom is, in het zand van Kat- wijks duinen smoort. HOOFDSTUK IV. Gezchiedenis van het Wisdom Utrecht, 1122-1300.

Het concordant van Worms , waarvan wij in het vorig boek gesproken hebben onttrok de bisschopskeuze aan den keizer van het Duitsche . rijk , om die over to brengen aan de bevoegde gees- telijke kiezers : met name aan de kapittels, en aan den Paus in, die gevallen , waarin deze ,. als opperste bestierder der Kerk diende op te treden. Al spoedig echter bleek het, dat de grootste vijandin van de kerkelijke vrijheid , de inmenging der wereldlijke machten in de keuze der bisschoppeu en in het beheer der ker- kelijke aangelegenheden niet ten onder was gebracht, maar op andere wijze nieuwe aanvallen deed. De vorsten namelijk , die belang hadden bij de bezetting van eenen bisschopszetel begon- _ nen allerlei kuiperijen in het werk te stollen ; hetzij om hunne aanverwanten , door hen tot bisschop te maken rijkelijk uit te rusten ; hetzij om iemand , die hen aangenaam was, op den bis- schopszetel te verheffen. De beide bisdommen Utrecht en Luik waren dan ook gedurende eeuwen het voorwerp van de begeer- lijkheid der Nederlandsehe vorsten, en die beide kerken hadden zeer veel van hunne kuiperijen en gewelddadigheden te lijden. Die zucht der Nederlaudsche hertogen en graven heeft menig onwaardige op den stoel van den H. Willebrord en van den H. Hu- bertus verheven. Het waren vooral de graven van Holland en van Gelder die zich mengden in de kanonieke verkiezingen van Utrecht. Er was bun zeer veel aangelegen , wie bisschop was. Immers als kerk- voogd , had deze een zeer grooten invloed op hunne graaf- schappen die grootendeels tot het diocees van Utrecht behoor- VERSCHILLEN MET HOLLAND OVER FRIESLAND.

den ; • als leenheeren van uitgestrekte gedeelten hunner landen , konden zij hunne hulde, en manschap vorderen ; als machtige naburen veel goed of kwaad berokkenen. Geen wonder dus, dat er seiner niet eene bisschopskeuze geschiedde, waarin de graven van Holland en Gelder zich niot mengden. Vooral de eerste oefenden daarop een grooten druk uit. Een twistappel tussehen Holland en het Sticht van -Utrecht bleef nog altijd .het bezit der beide friesche graafschappen Oos- tergoo en NVestergoo. Door verschillende schenkingen, die de kei!ers , iiu eens can den een dan aan den ander der beide par- tijen hadden gedaan 1) , konden beiden gegronde aanspraken ter tafel brengen. In 1112 was bisschop Gondebakl nog plechtig door keizer Hendrik v in dat bezit bevestigd ; docli reeds in 1132 beschonk keizer Lothaar er den graaf van Holland weder mede. In 1165, was de kerk van Utrecht weder heer van Fries- land ; doch Coen maakte zich graaf Floris rzi strijdvaardig om het aan bisschop Godfried te betwisten. De .Duitsche keizer Fre- derik I kwam tussehen beiden, en bepaalde, dat de bisschop en de gnat' van Holland beiden gelijk recut op de graafschappen Oostergoo en Westergoo zouden hebben , en de inkomsten gelijke- lijk verdeelen , en beiden gelijkelijk rechtsgebied zouden uitoefenen. De Friezen zeive waren niet geneigd orn een van beiden als heer te erkennen. Zij beweerden, dat zij van niemand afhankelijk wa- ren, en niemand anders dan den Duitschcn keizer als opperheer er- kenden. Het was een raw , strijdzuchtig en vrijheidlievend yolk, dat ongelukkiger wijze door voortdurende veten verdeeld ,was. leder Friesche groote was nagenoeg onbeperkt heer 'op zijne be- zittingen. Dc steden, nog weinig in getal, en Stavoren uitge- 7,onderd , onaanzienlijk, wisten zich insgelijks in hunne vrijheid to handhaven. Gewoonlijk kozen de Friezen een gemeenschappe- lijk bestierder , potestnat genaamd , die met de opperste rechts- bedeeling was belast, doch wiens macht niet erfelijk , zeer be- perkt , en door de voortdurende i,artijschappen, zeer wisselvallig was. Het yolk zelf was kloek , strijd- en roofzuchtig. Zij wider- steunden de West-Friezen in hunnen eeuwenlangen strijd tegen Hollands graven en mengden zich in alle gesehillen , die de bis -

Zie hierover in het voorgaande Deel. Hoofdstuk VI. 92 DE GELKINGEN EN DE GROENENBURGERS, schoppen van Utrecht hadden met de Groningers en Drentlie- naars. Zij konden het zeerooverswerk hunner voorvaderen noode laten varen. Daarentegen blonk hun moed en dapperheid schit- terend nit , tijdens de Kruistochten. De aanzienlijksten hunner edelen , geheele scharen van het yolk, togen naar het H. Land en Jeruzalem , Ptolemais , Damiate, Lissabon waren getuige van hunne dapperheid. Gelijk wij gezegd hebben , was het aan bisschop Gondebald , dat keizer Hendrik v de beide Friesche graafschappen Ooster- goo en Westergoo schonk. Deze Gondebald was tegenwoordig op het Concilie van T4ateranen , waarin het concordaat van Worms werd bekrachtigd (1123). In zijn diocees teruggekeerd bevorderde hij tucht en goede zeden onder de gee.stelijkheid. Hij stierf in de abdij Oostbroek (1128). Hij werd opgevolgd door Andreas van het geslacht der graven van Cuyek. Deze , de eerste, die sinds tijden, op kanonieke wijze , zonder tusschenkomst der keizers was gekozen , was een man van vromen zin en zeden. Hij had , gedurende zijne regeering , veel to lijden van Floris den Zwarte , broeder van graaf Dirk vi van Holland. Deze ridderlijke avon- turier , van wien wij in het vorig hoofdstuk gesproken heb- ben , maakte zich voor een tijdlang meester van de stall Utrecht ; dock zijn vroegtijdige dood bevrqdd.e den bisschop van dezen on- rustigen vorst. Bisschop Andries word na zijn overlijden (1138) opgevolgd door Elerbert : een Fries , geboortig uit het dorp Bie- rum. Zijne twaalfjarige regeering was onrustig. Het gelukte hem van keizer Koenraad den Hohenstaufer Oostergoo en Westergoo , dat door keizer Lothaar aan den graaf van Holland was geichon- ken , weder to verkrijgen. Groningerland en Drenthe , die beide tot de bezittingen van den bisschoppelijken Stoel van Utrecht be- hoorden, waren gedurende zijne regeering, het tooneel van hoog- gaande burgertwisten. Aan het hoofd van de eene partij stored Egbert van Groenenburg, burchtgraaf van Groningen aan het hoofd van de andere Rudolf, slotvoogd van Koevorden. Dozen werden de Gelkingen genoemd. Geheel het land werd door die veten geteis- terd, De Gelkingen maakten zich een veste van de St Walburgis- kerk van Groningen, en hunne tegenstanders belegerden hen daar, en beukten het kerkgebouw met stormrammen. Flierop kwam de bisschop zelf naar Groningerland , om de HERBERT DE FRIES EN GODFRIED VAN RHENEN. 93 orde te herstellen. Hij ontzette en Egbert en Koeiiraad van hunne burchtgraafschappen, en beleende zijne broeders Leffert met het burggraafschap van Groningen en Ludolf met dat van Koevor- der. Elet schijnt dat de belangen van Otto, grad van Bent- heim , door des bisschops maatregelen gekrenkt werden : althans deze bcgon spocdig daarna den oorlog tegen den bisschop in Drenthe en Twenthe. Hij word echter geslagen en gevangen genomen. Dit gaf aanleiding tot een nieuwen krijg. Otto van Bentheim was schoonbioedelr van Dirk grad van Holland. Hij trok nu op tegen Utrecht en belegerde de stad. Deze zou inoeten zwichten. Doch nu maakte de bisschop gebruik van zijne geestelijke wapenen. Hij kleedde zich in groot pontifikaal, en , ge- volgd door zijne geestelijkheid, trok hij , processiesgewijze naar het leger van Hollands graaf, om over dezen den ban uit te spreken. Graaf Dirk werd hierdoor verschrikt, en vroeg om vrede. Deze werd gesloten : Otto van Bentheim werd geslagen, en het Hollandsche leger trok af. Toen bisschop Herbert (1150) was gestorven, ontstond er twee- spalt in het kollegie der kanunniken, die zijn opvoiger moesten kiezen. Dit was voornamelijk te wijten aan de praktijken der graven van Holland, Gelder en Kleef, en aan de burgerijen van Utrecht en Deventer. Eerstgenoemden wilden Herman van Hoorn, de anderen Frederik van Havel gekozen zien. Het bleef t\I ijfel- achtig, wie wettig was gekozen , Herman of Frederik. In derge- lijke omstandigheden mocht, krachtens het concordant van Worms, de keizer de beide partijen voor zich roepen, om hull scheids- rechter te zijn. Keizer Frederik IBarbarossa besliste ten gunste van Herman. De stfijd bleef echter voortduren, totdat twee jaren later Paus Eugenius III , door zijnen kardinaal-legaat, de ver- kiezing van Herman van Hoorn bevestigde. Deze stied in 1156. Godfried van Rhenen volgde hem op en bestierde twee en twintig jaren de kerk en het Sticht van Utrecht. Door hem kwam het stadje Rhenen, met omliggend gebied , zijn erfgoed, aan de bis:-xhoppelijke kerk. Gedurende zijne regeering had hij voortdu- rend te werstelen met de pogingen der leenmannen van het bis- doin , om zich solder geheel en al onafhankelijk te waken. On- der de edelen van het Nedersticht behoorden de heeren van Am- stel tot de machtigste. Heer Egbert van Amstel maakte zich. 94 TWIST OM HET BEZIT VAN GRONINGEN.

meester van ettelijke rechten der Utrechtsche bisschoppen doch hij moest zich onderwerpen , toen keizer Frederik Barbarossa, tegen hem den rijksban had uitgesproken. Om zijn land tegen die onrustige leenmannen te verdedigen, bouwde bisschop Godfried de sloten van Horst 1) , Montfoort, Woerden en Vollenhoven : he laatste om de Overijsselsche edelen in bedwang te houden. Nog weer moeielijkheden berokkenden den bisschop zijne leen- mannen in Groningerland en Drenthe. Lefferd, burchtgraaf van Groningen, was overleden, zonder zonen na te later. Bisschop Godfried beschouwde daaroni het leen als vervallen : doch de zonen eener dochter van Leffert , Rudolf van Sepperothe en diens broeders, wilden het burchtgraafschap voor zich behouden. Bisschop Godfried wilde hen tot hunnen plicht brengen ; doch nu zochten de oproerige leenmannen hulp bij Hendrik, graaf van Gelder , wien zij het burchtgraafschap van Groningen opdroegen, om het van hem weder als leen te ontvangen. Gelders graven hadden reeds langen tijd een begeerig oog op het Bovensticht 2 gewor- pen. Geholpen door Gelder trokken de Sepperothes mar Utrecht en maakten zich meester van de stad. Nu riep de bisschop graaf Floris III van Holland , als leenman der kerk van Utrecht, te hulp. Beide partijen nestelden zich in de stad zelve, en Utrecht werd negen maanden lang het tooneel van hunnen strijdlust , totdat keizer Fre- derik Barbarossa (1164) tusschen beiden kwam, en door den aarts- bisschop vau Keulen , als metropolitaan an Utrecht , het geschil het beslechten. De Sepperothes moesten , tegen een bepaalde som , het burcht- graafschap van Groningen van den bisschop als leen ontvangen. Godfried werd (1178) opgevolgd door Boudewijn, broeder van graaf Floris m van Holland. Hij werd gewoonlijk Boudewijn van Bentheim genoemd, wijl dit graafschap door huwelijk aan de leden van zijn geslacht was gekomen. Boudewiju geraakte in gescitil met Otto van Gelder over de Veluwe. Deze land§treek behoorde oorspronkelijk tot de bezitting der Kerk van Utrecht. Sedert was het een leen geworden der hertogen van Brabant , toeii weder van die van Gelder. Na langdurig geschil, waarbij

Niet ver van Rhenen. 2) Zoo noemde men de bezittingen der Keck van Uttecht in Overijsel , Groningen en Drenthe. BOUDEWIJN VAN HOLLAND OF VAN BENTHEIM. 95 het betwiste land deerlijk werd verwoest , werd later door keizer Hendrik vi uitspraak gedaan dat de Veluwe zou blijven aan de graven van Gelder , die- het als acliterleen zouden hebben van de hertogen . van Brabant, terwijl deze het weder als leen zouden ontvangen van de Kerk van Utrecht. Maar het was vooral Drenthe , dat den bisschop groote bekoin- mernissen baarde. Het burcbtgraafschap van Koevorden was ge- komen aan zekeren Volkert , voor wien zijn stiefvader , Floris van Vorenborgh,, de voogdij waarnana. ,Deze maakte zich schul- dig aan knevelarijen op de onderdanen van den graaf v an Bentheim , den broeder van bisschop Boudewijn , en van graaf Floris in van Holland. De bisschop ilde Volkert en zijn stief- vader tot rede brengen , doch deze werden oproerig. Nu moest Koevorden belegerd worden. Het slot werd genomen en Volkert en Floris gevangen naar het slot te Horst gevoerd. Volkert werd eerlang oiltslagen , mits hij rustig in Drenthe zou leven. Vol- kert , die grooten aanhang had in het land, werd zeer spoedig weder oproerig en begon den oorlr‘g, ditmaal geholpen door de Groningers. N9rlat d6 strip een tijdlang was gevoerd, gelukte net Volkert het slot van Koevorden te verrassen, en de.gemalin van den graaf van Bentheim gevangen te nemen. Om zijne schoon- zuster de vrijheid terug to geven , stemde bisschop .Boudewijn er in toe, om aan. Rudolf , den zoon van Volkert , tegen betaling van zekere sommen het burchtgraafschap van Koevorden en Drenthe in leen te geven. Spoedig ontbrandde de oorlog op nieuw, daar de Drenthenaars de bepaalde voorwaarden niet nakwamen. Het landschap en Twenthe werden door de benden der strijdende partijen verwoest. De graaf van Gelder stookte het vuur des oproers aan. Toon besloot de bisschop tot den keizer te pan ., doch stierf to Ments (1196). na des bisschops dood, trokken Dirk vu van Hol- land en Otto van Gelder , met gewapende benden , Utrecht bin- nen , om de keuze van eenen bun welgevalligen kerkvorst door te drijven. De Hollander wilde de kapittels overhalen om zijnen broeder , insgelijks Dirk geheeten , te kiezen; terwijl de graaf van Gelder de verkiezing van Arnold van Isenburg trachtte door te drijven. De uitslag der verkiezing scheen twijfelachtig; daarom deed keizer Hendrik vi uitspraak , dat de graaf van Holland , 96 DIRK VAN DER AHRE. voorshands , het wereldlijk bestier van het Sticht zou waarne- men , terwijl de twee kandidaten naar Rome zouden trekkers en zich aan 's Pausen beslissing onderwerpen. Paus Coelestinus m deed uitspraak ten gunste van Arnold van Isenburg ; doch deze stierf eenige dagen later. Toed bevestigde de Paus Dirks verkie- zing ; doch ook deze overleed, op de terugreize naar zijn vaderland. In 1197 werd nu Dirk van der Ahre , proost van Maastricht , met eenparige keuze der kapittels , tot bisschop verheven.. Do beide graven van Holland en Gelder werkten , thans eensgezind die verkiezing in de hand. Dirk van der Ahre was een man , ervaren in staatszaken : hij had langentijd aan het liof van kei- zer Hendrik vi verkeerd, en was bij dezen in Sicilia , toen hij de tijding ontving, dat hij tot bisschop van Utrecht was verko- ren. Hij spoedde zich dadelijk mar zijnen zetel. Daar hij het bisdom met schulden vond bezwaard , toog hij, onder anderen, ook naar Friesland , dat de bisschoppen tot hurl gebied rekenden , om geld te vergaderen. her geraakte hij iii geschil met Wil- lem , brooder van Dirk vii, later graaf Willem i van Holland. Ook deze meende dat hem de Friesche graafschappen toekwamen. Hij nam den bisschop gevangen ; doch de Friezen liepen te wa- pen, en bevrijdden den kerkvoogd. Nu wilt Willem zijnen broe- der Dirk vii en zijnen zwager , Gerard in , graaf van Gelder over te halen , om den bisschop van TJtrecht den oorlog aan te doen. De uitslag van den krijg was gunstig voor den bisschop. Deze mengde zich, na den dood van Dirk vn, in den erfop volgingsstrijd tusschen Willem i en Lodewijk van Loon , ge- maal van Ada. Hij ondersteunde laatstgenoemde. Na het Sticht vijftien jaren met veel beleid , gedurende een onrustvollen tijd bestierd to hebben , stierf Dirk van der Ahre in het jaar 1212. De graven van Holland en van Gelder , thans vrienden en zwagers , spoedden zich naar Utrecht , om hunnen onrechtmatigen invloed op de verkiezing van den nieuwen bisschop uit te oefenen. Zij trachtten de hooge waardigheid te verwerven voor Otto, broe- der van graaf Gerard van Gelder. Deze Otto was niet ouder dan achttien jaren , terwijl een bisschop minstens dertig jaren oud moest wezen. Evenwel werd de verkiezing doorgedreven. Otto

1) Keizer Hendrik VI was ook koning der Beide Sicilia. OTTO II VAN LIPPE. 97 was een man , the sleeks den bepaalden ouderdom miste, om een waardig kerkvoogd te zijn. Zijn handel en wandel was onberis- pelijk. Het gebrek. echter, dat zijne verkiezing aankleefde, lokte veel verzet uit. Paarom besloot hij naar Rome tot den Paus te gaan , om zijne zaak aan diens oordeel tc onderwerpen ; inaar hij stierf op reis (1216). Zijn opvolger was Otto II , uit het huis der graven van Linpe in Duitschland. Peze was een man , die eerder als wereldlijk dais als geestelijk vorst op zijne plaats was. Hij toog ter kruisvaart ; voerde daarna oorlog tegen Gelder, en geraakte eindelijk gewik- keld in een rampzaligen strijd met de Drenthenaars , die hem het Leven kostto. Rudolf, van .het geslacht van Volkert over wien wij reeds gesproken hebben, was burchtgraaf, of slotvoogd , van Koevorden. Als dusdanig voerde hij he bewind over Drenthe. Flij geraakte in volley opstand tegen zijnen leenheer, den bis- schop. De aanleiding daartoe gavels de vooltdurende burgertwisten, waardoor Groningen werd geteisterd, en waarbij Rudolf de partij trok van de Gelkingen ,` de tegenstanders der bisschoppelijke partij. Voornaamste oorzaak echter was de lust van den burcht- graaf van Koevorden , one zich solder geheel en al onafhankelijk te makes van zijnen leenheer. De Drenthenaars trokken daarbij zijne partij. Pit yolk was nog een der ruwste en meest woeste van Noord-Duitschland. Het schijnt, dat dezelfde inwendige oorza- ken , die de Stadingers , in het Oldenburgsche , tot vijanden der bisschoppen en des adels maakten , dat dezelfde ketterijen, waaraan de Stadingers schuldig waren , ook in Drenthe en Groningerland hunno uitwerkingen te weeg brachten. Hoe dit zij , er is hier- over, , zoowel as over alles wat de Stadingers betreft, nog zeer weinig met zekerheid te zeggen. Bisschop Otto ii riep zijne leen- man ► en en krijgsknechten te wapen, om den oproerigea Rudolf tot zijnen plicht te brengen. Hij zelf stelde zich aan het hciofd van het leger. Vele Hollandsche en Geldersche edelen , zoo ook graaf Gerard van Gelder, trokken met hem te velde. Den 27" Juli 1227 kwam het tot een gevecht bij Anen. De Drenthenaars had- den zich geplaatst achter een moeras. De Stichtenaars , niet be- kend met de gesteldheid van den grond, waagden zich er op. De zware ruiterij deed den lossen grond voor hair gewicht bui- geii : paarden en miters zakten in het moeras. Op dit oogenblik lye D. 7 98 SLAG BIJ AMEN. wachtten de Drenthenaars. De slachting was , het getal strijders in aanmerking genomen, vreeslijk ; de bloem des sticlitschen adels, vele Hollandsche en Geldersche edelen, vielen onder de priemen en kolven. der Drenthenaars. Bisschop Otto zeif sneuvelde. De woeste overwinnaars rukten de net Naar bedekte huid van zijnen schedel af, en namen die als een zegeteeken mede. Zijn lijk werd verminkt in het water geworpen. De razernij, waarmede de over- winnaars , tegen de denkbeelden tier eeuw , een gewijden bisschop mishandelden , versterkt ons in het vermoeden , dat de opstand der Drenthenaars in verband staat met de Stadinger-opstand van No-ord-Duitschland. Algemeen was de ontsteltenis, die doze nederlaag in het Sticht teweegbracht. De kanunniken kwamen terstond bijeen tot het doen van eene nieuwe bisschopskeuze. Terwijl zij bijeen vergaderd waren, werden twee draagstoelen binnen gebracht, waarop graaf Ge- rard van Gelder en heer Gijsbert van Amstel gezeten waren ; bei- den gewond in den slag bij Amen; beiden door Rudolf op hun eere- woord ontslagen, om in de gevangenis terug te keeren , zoodra zij hersteld zouden. zijn. Deze spoorden de kanunuiken aan dat zij iemand zouden verkiezen , in staat om. den aangedanen hoon te wreken. Nu werd Willebrand gekozen. Deze was verwant aan de gravenhuizen van Holland en van Gelder. Hij was reeds bis- schop van Paderborn. Hij had lange jaren aan het keizerlijk hof van Frederik II verkeerd en . menigen veldtocht medegemaakt. trok zeif naar Rome , one van den paus , Gregorius zijne verplaatsing van den bisschoppelijken stoel van Paderborn , naar dien van Utrecbt te verkrijgen. Toen hij dit verkregen had, keerde hij terug naar Utrecht, en bereidde daar alles tot een veldtocht voor tegen de Drenthenaars. Zijne legerbenden rukten van alle zij den tegelijk het land in, en dwongen de verdedigers al meer en meer te wijken. Koevorden word iiigenomen. Nu vroegen de Drenthe- naars om vrede. Deze werd hun toegestaan op voorwaarde , dat zij een klooster zouden stichten, ten zoen voor den dood van bisschop Otto ; dat zij de oorlogskosten zouden betalen , en lion- derd manners zenden , om onder de Duitsche orde tegen de on- geloovigen in Li hand te strijden. Rudolf werd als slotvoogd van Koevorden ontzet , en Eilard van Bentheim in zijne plaats be- noemd. Nu werden de Drenthenaars van den kerkelijken ban HENDRIK VAN VIANDEN. 99 die over lien was uitgesproken , ontslagen. Maar spoedig brak de strijd. weder uit, daar de Drenthenaars de vredesvoorwaarden niet nakwamen. Rudolf was de aanstoker van den nieuwen op- stand. Hij geraakte in gevangenschap werd op het rad ter dood gebracht. Had hij zelf meer dan eenmaal zijn woord ge- broken , thans werd hij slachtoffer van trouwbreuk. Hij was , terwijl een wapenstilstand was gesloten , op het bisschoppelijk slot Hardenberg aangekomen om verder te onderhandelen. Hier werd hij , zonder toestPmming des bisschops tegen diens wil , door diens aanhangers gevangen genomen en naar Utrecht ge- voerd, waar men hem radbraakte. De burgeroorlog bleef in het Bovensticht nog jaren woeden. Groningen werd er evenzeer door getei ,terd als Drenthe. Eindelijk wooden de beide partijen uitge- put. Bisschop Willebrand stierf in 1235 te Zwolle. De Drenthe- naars bleven nagenoeg geheel onafhankelijk van den bisschoppe- lijken Stoel. De slotvoogden van Koevorden, afstammelingen van eerie dochter an Rudolf , bleven er het groot4e gezag uitoefeneii. Willebrand word opgevolgd door Otto brooder van Boris iv van Holland , die veertien jaren lang bisscllop was. Op hem volgde Gozewijn van het geslacht der heeren van Amstel. Deze toonde al spoedig, dat hij niet de rechte man op de rechte plaats was. Zwaklieid van karakter schijnt zijn hoofdgebrek geweest te zijn. Bij minnelijke schikking legde hij , nog in hetzelfde jaar dat hij verkozen was den bisschopsstaf weer neder. In zijne plaats werd Hendrik uit het huffs der graven van. Vianden gekozen : eene echte regentennatuur , gelijk in die da- gen noodig was. De adellijke leenmannen van den Stoel van Utrecht trachtten steeds meer en meer naar eene onafhankelijk- heid , die niets anders was dan het land overleveren aau eene menigte despoten. In Overijsel waren de graven van Goor , de heeren van Almelo en van Voorst in verzet gekomen tegen bis- schop Otto III ; maar door koniug Willem II tot hunnen pliclit gebracht. Dezelfde heeren verbonden zich nu met Gijsbert van Amstel , Herman van Woerden en den graaf van Gelder tegen den bisschop. Koning Willem II trok zich de zaak van dezen aan ; maar hij belioefde zelf het zwaard niet to trekkers , want de ver- bondene edelen, wooden door den bisschop verslagen (16 Juli 1g52) en de lieeren van Woerdeu en van Amstel gevangen ge_ 400 JAN II VAN ZYRICK EN WILLEM VAN MECHELEN. nomen. Op voorspraak des konings werden zij ri ii gel aten . Van de losgelden bouwde Hendrik het slot te Vreeland. Na den dood van Hendrik , die in 1267 .stierf, werd Jan I, uit het huis van Nassau en bloedverwant van graaf Floris v, tot bisschop verkozen. Hij was iemand , wien alle heedanigsheden , om een goed bisschop en regent te zijn , ontbraken. Hij voerde een zees verkeerd geldelijk beheer, zoodat de bisschoppelijke Stoel in schulden geraakte. Poor zijne zwakheid liet hij zich ver- leiden , om het eene goed na het andere weg te schenken. Zijn wanbeheer noopte eindelijk de kapittels en den metropolitaan , den aartsbisschop van Keulen om tusschen beiden te komen. Met toestemming des Pausen word bisschop Jan van zijne waardigheid ontzet , en Jan rl van Zyrick in zijne plaats gekozen. (1288.) Bisschop Jan II stamde of uit een aanzienlijk huis van Lo- tharingen. Ms geestelijke niet minder clan als vorst is hij een der uitstekendste bisschoppen geweest , die op den stool van den H. Willebrord hebben gezeten. Hij wist den ordeloozen toestand te ver- beteren , onder zijn episcopaat werd eindelijk de trotsche Pom vol- tooid, in de afmetingen die wij kennen; maar grootendeels ontdaan van haren vroegeren luister. In 1296 werd Jan van Zyrick ver- plaatst naar den bisschoppelijken zetel van Toul in Lotharingen. Willem, uit het geslacht der Berthouden van Mechelen , volgde hem als bisschop op. Een vijand van graaf Floris v , mengde hij zich in de oneenigheden tusschen dezen en zijn leenmannen , en zocht gebruik to makers van de verwarring, welke na 's graven dood volgde. Ook met vele zijner eigene edelen geraakte hij in on- min. Zij namen hem gevangen , en voerdm hem naar het slot Lichtenberg; doch het landvolk bevrijdde den bisschop. Het Sticht was in twee partijen verdeeld , die elkander hevig bestreden en welke veel overeenkomst hadden met de Hoeksche en Kabeljauw- sche in Holland, die eenige jaren later to voorschijn kwamen. De partij , die den bisschop vijandig was , had zich van de stad

-Utrecht meester gemaakt. Vele Hollandsche edelen , ook de graaf van Holland. Jan xi , van Flenegouwe , ondersteunden de weer- spannige stad. De bisschop zocht haar door wapenen to dwingen. Niet ver van Montfoort , raakten beide legers slugs. Bisschop 'Willem, die in perscon het zijne tianvoerde, sneuvelde. (1301) 1100FDSTUK V. Geschiedenis van Int graafschap GaHer 1118 —1326.

Wij hebben in het vorige deel 1) reeds verhaald , dat im den dood van Otto van Nassau als e3rste erfelijke grad van Gelder wordt genoemd dies zoon Gerhard , die in 1118 stierf. Hij werd in de graaflijke weardigheid opgevolgd door zijnen zoon Gerhard It , bijgenaamd : de Lange. Deze huwide Ermingard , die volgens sommigen hem Zutfen ads hear erfdeel aanbracht. Vol- gens anderen zou dit reeds vroeger door eene andere Sofia aan graaf Otto gedaan zijn. Het schijnt, dat de bezittingen , die het graafschap Zutfen vormden , grootendeels allodiaalgoederen waren, gem keizerlijk leen. Omtrent Gerhard IT meldt de gesehiedenis weinig belangriiks. lij werd (1131) opgevolgd door zijn zoon Hendrik I. • Hendrik I vergezelde de ,1 -Duitschen keizer Frederik I Barba- rossa , op dins tocht naar ItaTie, om dat land geheel en al aan den keizeilijken scepter to onderwerpen. Hij woonde het beleg van Milan bij eene gebeurtenis, die in de krijgsgeschiedenis der xne eeuw zeer beroemd is geweest. Hij was gehuwd met Agnes , do3hter van Godfried met den Baard , hertog van Braband. Deze had aan zijne dochter het graafschap Veluwe, als huwe- lijksgift ineclegegeven. Dc Veluwe , ofschoon zij de bezittingen van Gelders graven merkelijk uitbreidde , berokkende hun echter vele moeielijkheden. De hertogen van Braband en de bisschop- pen van Utrecht betwistten elkander het recht op het bezit van deze landstreek, die reeds vroeger door de brabaiidsclie herto- gen aan Gelders graven was verpand ; maar thans als huwelijks7ifte

1) Deel III , blz. 72, 102 GESOHILLEN OVER IIET BEZIT VAN DE VELUW'E. voor goed werd afgestaan. Het lijdt geen twijfel of de -Veluwe behoorde oorspronkelijk aan den bisschoppelijken zetel van Utrecht, en was aan Braband in leen gegeven. Na had do leenheer on- tegenzeggelijk recut om gekend te worden, wannoer eon leen van hem afhankelijk aan een ander als achterleen word gegeven. Utrechts bisschoppen vooral konden er moeieiijk iii berusten, dat de V eluwe aan Gelder kwam ; en daardoor de weg , die van het Opper- naar het Beneden-Sticht leidde geheel en al in hot be- zit geraakte van een dikwijls gevaarlijken nabuur. Zoo gaf dan het bezit der -V eluwe aanleiding tot menigvuldige en langdurige veten tusschen de bisschoppen van Utrecht en Gelders graven. Graaf Hendrik stelde zijnen zoon, Gerhard geheeten, aan als ()Taal over de Veluwe. Wellicht had deze Gerhard het leen reeds van zijne moeder, die overleden was , getrfd. Hoe dit zii niet zijn vader , geraakte in oorlog met den bisschop van Utrecht , Boudewijn. De betwiste landstreek word deerlijk verwoest ; Deven- ter dat tot het bisdom behoordo , door Gerhard belegerd. Ein- delijk werd het geschil gebraeht voor den Duitschen keizer. Bis- schop BoudeWiju vorderde dat de -Volume, aan hem, als leenheer, zou veryallen, orndat Brabands hertog, die voor dat leen , des bisschops vazal was (Gerhard bezat het slechts als achterleen van Braband) nalatig was gebleven in het doen van zijnen leen- mansplicht en hulde. Gerhard echter , wiens schuld dit niet was , zocht zich door de wapenen in het bezit to handhave,n. Keizer Frederik i deed (117 9) uitspraak : dat de Veluwe , als achterleen van den bisschoppelijken Steel van Utrecht, can Ger- hard. zou biijven. Doze overleefde die uitspraak niet lang. Zijn vader graaf Hendrik, stierf in 1.182, Zijn zoon nit een tweede huwelijk volgde hem op. Gerhard, graaf van Veluwe•, was zon- der nazaten gestorven. Otto , (wanneer men Otto van Nassau, over wien in het vorige deel gesproken is, niet als graaf , maar als voogd van. Gelder rekent) de eerste van dim naam, aanvaardde met het graaf- schap den twist , die herhaaldelijk om de Veluwe uitbrak. Utrechts bisschop beweerde , dat het leen vervallen was , en wilde zich in het bezit daarvan stellen. Otto maakte aanspraak daarop als jets

wat hem als erfenis van zijnen brooder toekwam. Floris iii , graaf van Holland , broeder van bisschop Boudewiju, en Dirk , graaf OTTO I. 103 van Kleef , trokken de partij van den bisschop van Utrecht. De hertog van Brabant, Godfried iii , de aartsbisschop van Keulen en de bisschop van Munster , mengden zich als bondgenooten van graaf Otto in den krijg. Nadat deze nieuwe verwoestingen had aangebracht en Deventer nogmaals door de Gelderschen werd be- legerd kwarn de keizer ten tweeden male tusschen beiden. Hij be- sliste gelijk de vorige keer , dat de Veluwe aan graaf Otto zou blijven, In 1196 werd eindelijk het geschil over dat landschap voor goed bijgelegd door keizer Hendrik vr, den zoon van Fre- derik Barbarossa.. Deze beslisto, dat de graaf van Gelder de Ve- luwe als a,chterleen zou ontvangen van de hertogen van Brabant, welke op hunne beurt, den Utrechtsehen bisschop als hunnen leenheer voor dat gewest zouden erkennen. Nog voor dit geschiedde was Otto I met Frederik Barbarossa tegelijk met Floris iii ter kruisvaart getogen. De keizer en Hol- lands graaf keerden niet terug ; graaf Otto was gelukkiger. Hij zag het vaderland weder, , m.aar on] in nieuwe moeielijkheden te geraken. De bisschopskeuze to Utrecht was en bleef altijd voor Hol- lands en Gelders graven eene zaak , waarbij zij het grootste be- lang hidden , en omdat de bisschop het hoofd der geestelijkheid in Dunne landen was , en hun leenheer voor belangrijke goede- ren , en een hunner machtigste naburen. Zoo doende werd de grijze bisschopsstad , telken reize, als het hoofd harem Kerk_ gestor- ven was , het tooneel van kuiperijen , waarin de beide machtige graven , hare naburen, de• hoofdrol speelden. Hoe Dirk van _der Ahre gekozen werd , nadat or een dub bele k3uze plants gehad had en beide mededingers gestorven waren , hebben wij in het voorgaande hoofdstuk verliaald. Deze bisschop .Dirk was geen speelpop in de handen zijner naburen; hij wilt zich te laten golden. De geschillen , waarin Willem., toen nog graft! van Friesland, later graaf Willem 1, met den -bisschop geraakte , wikkelden insgelijks graaf Otto in eenen strijd met Utrecht ; want Otto i was de vader van Will ems gemalin, Adel- heid, Beide graven , Dirk vii, Willems broeder en Otto I, beoorloogden den bisschop eenige jaren lang. Utrecht werd doch vruchteloos , belegerd; Deventer ingenomen. De hertog van Brabant , Hendrik 1, trad op als bondgenoot van den bisschop. De uitslag van den krijg was zeer ongelukkig voor 10 GERHARD III. de graven van Holland en van Gelder. Zij beiden werden , de een na den ander, geslagen en geraakten beiden i krijgsge- va,ngenschap van den hertog van Brabant. Zij ontvingen hunne vrijheid niet terug , dan na betaling van een aanzienlijk los- geld (1202). Na den dood van Dirk vll, die in 1203 overfeed, ontstond er , gelijk wij in een vorig hoofdstuk gezien -hebben een oorlog 0 de erfopvolging in Holland tusschen Willem. , des , overledenen broeder en Lodewijk van Loon , als echtgenoot van diens dochter Ada. Eerstgenoernde was Otto's schoopzoon , de andere zijn neef. Hij inengde zich weinig i r dezen strijd.. In den strijd om de keizerskroon tusschen Otto iv en Filips van Hohenstaufen, trok %nij , even als de hertog van Brabant , beurtelings de partij van beiden , `naar dat zijn belang dit mede bracht. Hij overleed in bet jaar 1206. Zijne echtgenoote, Richardis -van Nassau, nam. na zijnen dood, het kloosterkleed aan, en stierf als abdis van het klooster, dat hear zoon, Gerhard ill, te Roermond - had gesticlit. Een hunner zonen, Otto , werd later bisschop van Utrecht ; Ger- hard , de oudste , volgde zijnen vader op. Gerhard III bleef getronw aan de partij van Filips van Hohen - staufen , wolke zijn vador tegen die van Otto iv op het laatst zijns levees had gekozen. Om zigh hierover te wreken, verwoestte Otto op ziinen 'tocht naar Frankrijk , die met de nederlaag bij Bovines eindigde 1) •het land van Gelder to vuur en to zwaard, Gerhard zelf word door den keizer gevangen genamen ; ,doeh op voorspraak van den hertog van Brabant -wiens clochter Otto iv had gehuwd , weder in vrijheid geAeld. In het jaar 1212 wist de graaf van Gelder door zijnen invloed te weeg te brengen dat zieri broeder Otto tot bisschop van • Utrecht werd gekozen. Toen deze drie jaren later overleed, werd hij opgevolgd door een anderen Otto , uit bet geslacht der graven van Lippe, Met dezer geraakte Gerhard In spoedig in eon geschil dat loeiden- door d€ wapenen zochten to beslechten. Herman, graaf van Lippe, en dt bisschop van Munster traden in bondgenootschap met *den bis. schop van Utrecht, en Overijssel word het tooneel van eon ver. woestenden oorlog. Gerhard van Gelder werd bijgestaan door

I) Zie Deel IV , Hoofdstuk I. OTTO II. 105 den hertog van Limburg en graaf Floris iv van Holland. De vrede werd in 1225 gesloten door bemiddeling van den pause- lijken legaat, kardinaal Koenraad. Gerhard iii deed afstand van alle leenverbintenissm tusschen hem en ettelijke heeren in het Overijselsche, wier knevelarijen op des bisschops onderdanen aanleiding tot clerk oorlog hadden gegeven. De bisschop van zijnen (:ant stond zijne allodiaalbezittingen te El3t en S' Odilie bij Roermond aan den graaf van Gelder af. In de volgende jaren zien wij Gerhard in als bondgenoot van den bisschop van Utrecht, met dezen , Rudolf van Koevorden en de Drenthenaars beoorlogen. Gelijk wij in ee: vorig hoofdstuk verhaald hebben , was hij bij den noodlottigen slag , waqrin bis- schop Otto IT door de Drenthenaars verslagen werd en zelf dbod bleef. Gerhard werd bij die gelegenheid zwaar gewond. Het was grootendeels aan zijnen- mad en invloed to dAnken , dat Willebald van Paderborn op den bisschoppelijken zetel werd verlieven. Hij zelf stierf twee jaren later (1229) en werd begraven in de Mun- sterkerk te Roermond. Zijne echtgenoote, Margareta van Brabant, volgde hem weinige jaren later in hetzelfde graf. Otto II, zijn noon, volgde hem op. Onder het bestuur van dezen bekwamen vorst nam het graafschap Gelder toe in bloei en aan- zie,n. Otto TI muntte evenzeer uit als regent en als krijgsman. Ofschoon hij een lichaamsgebrek had , •waardoor hij den naam van Otto met den paardenvoet kreeg , was hij toch ervaren in alle ridderlijke oefeningen dic een edelman in zijnen tijd moest ken- Heil. In de eerste jaren zijner regeering trok hij to velde in den kruistocht tegen de Stadingers, die in den grooten ban waren gedaan, en tegen wien de vorsten van Neder-Puitschland (1234) optroklien , om lien ten onder te brengen. Gelijk wij reeds aap- gemerkt hebben, staan de buigeroorlogen , die Groningen en

-Drenthe onder bisschop Otto II beroerden, waarschijnlijk in -ver- band inct de gebeurtenissen in Stadingerland. In zijn graafschap teruggekeerd , legde Otto zich er met alien ijver op toe , om de weivaart zijner onderdanen , en zijne macht door het aan- hechten van nieuwe goederen aan Gelder, te vermeerderen. De roem van zijn uitstekend beleid klonk over geheel Neder- Puitschland en vender nog. Toen keizer Frederik II, de Ho- henstaufer 5 door den Paus Innocentius iv in den grooten 106 HET RIJK VAN NIJMEGEN MET GELDER VEREENIUD. ban was gedaau verkozen de Duitsche rijksvorsten den land - graaf van Thuringen in Frederiks plaats als Duitsch koning. Toen deze spoedig daarop den dood vond, vestigden de vorsten hun oog eerst op den hertog van Brabant, Hendrik i en toen deze weigerde op Otto van Gelder. Ook doze wilde de mare en zorgbarende koningskroon van het Duitsche Rijk niet op "zijn hoofd druliken. Beide vorsten , die de kroon voor zich zelven te zwaar oor- deelden vestigden de aandacht der rijksvDrsten op graaf Wil- lem n van. Holland , die haar aannam. Otto van Gelder betoonde zich een getrouw vriend en bondgenoot van den jeugdigen Room- schen koning. Hij hielp hem in de belegering en inname van Akers : de stad , in welke Willem n de koningskroon ontving. Daar de graaf van Gelder rijk was en Hollands graaf , sinds hij de koningskroon aanvaard had, altijd gebrek aan geld had, zoo leende eerstgenoemde belangrijke sounnen aan Willem. Die som belief weldra 16000 mark zilver , een schat, die voor de beroofde financien van den Roomschen koning te groot was, clan dat hij ze kon terug even. Nu ontzagen zich de Dn;tselle kpi- zers sinds geruirnen tijd , volstrekt niet meer , om onmiddel- lijk aan het Rijk onderworpen steden en landau aan machtige rijksvorsten te verpanden of te verkoopen. Nijmegen was nog altijd eene vrije rijksstad , alleen aan het Duitsche rijk onderda- nig. Er was nog altijd de keizersburcht waarop eenmaal de groote Karel zijn verblijf gehouden had. Het gebied der vrije rijkF,- stad breidde zich nit over het omliggende land, dat later nog altijd het Ili**. van Nijmegen werd genoemd. Dit aites gaf koning Willem aan graaf Otto n ten pand voor de terugbetaling der verschuldigde 16000 mark zilver. Zoolang die terugbetaling niet geschied was , zou de graaf alle inkomsten 'en alle heerlijke rech- ten in Nijmegen en haar gebied genieten. De spoedig daarop volgende dood van koning Willem en de verwarring, waarin het Duitsche Rijk na zijnen dood geraakte belett'en de teruggave der golden. G-raaf Otto deed gecne moeite om zijn geld terug te krijgen en het pand aftestaan. Zoo kwam Nijmegen (1248) aan het graafschap Gelder, waarmede de stad , sinds dien tijd, is ver- eenigd gebleven : en als welks eerste hoofdstad zij eeuwen lang is beschouwd. Koning Wi.11enr II kwara (1256) jammerlijk am het leven. Zijn REINOUT I. '107 broeder Floris word voogd van .den minderjarigen Floris v; doch ook deze Floris , de oom, kwam het volgende jaar in een steek- spel aan zijn eind. Nu viel de voogdij aan A.delheid, zuster- van koning Willem u en weduwe van Jan van Avesnes, zoon van Margareta van. Vlaanderen , van .vie ixij reeds in een vroe,ger hoofdstuk gehoord hebben. Hendrik II Lertog van Bra- bant stond haar hierbij ter zijde. De tiollandsche edelen wa- ren echter over Adelheids voogdij ontevreden , en droegen die nu op aan graaf Otto van Gelder. Dit gal aanleiding tot een oorlog tusschen beide partijen. Die van Adelheid werd, bij Rei- merswaal in Zeeland verslagen , en nu voerde Otto do voogdij, totdat Floris v meerderjarig was geworden. Later mengcle hij zich ten wille van zijnen zwager, den graaf van Gulik, nog in een oorlog met den aartsbisschop van Keulen. In een geveclit werd de aartsbisschop met zijnen broeder gevangen genomen ; en daar do overwinnaars , de beide graven van Gelder en Gulik , den aartsbisscliop niet wilder ontslaan , sprak de Pans over hen den ban uit. De vrede werd spoedig daarop gesloten , de aartsbisschop outslagen, en de ban opgeheven. Otto II stierf na eene roemvolle regeering van twee en veer,tig jaren in het jaar 1272. Zijn zoon Reinout volgde hem op. Reinout I- was Otto's zoon uit een tweede 1mwelijk met eene Fransche prinses, Filippotte van Dammartin. flij was niet oud.er dan zeventien jaren , toen hij tot het beh.eor van het graafschap Gelder word geroepen.- IIIij verwierf spoedig den bijnaam van den Strijdbare, in de menigvuldige gevechten en kleine krijgstochten , welke hij moest doer , OM de roofridders , die even als het overige Duitschland, ook _het land van Gelder onveilig maak- ten , tot hunnen plicht te brengen en zijne onderdanen tegen hunne knevelarijen te beschermen. In het jaar 1276 huwde Rei- nout met Ermingard , de eenige dochter van Limburgs hertog, Hendrik. Wel verve echter van de macht en het aanzien van Gelders graven to vermeerderen, gaf dit huwelijk aanleiding tot vele ram- pen. Toen namelijk Hendrik van Limburg -(1280) was gestorven, stelde Reinout van Gelder zich onmiddellijk in bezit van het hertogdom, en werd door .keizer Rudolf van Habsburg in het bezit daarvan bevestigd. Adolf, graaf van Berg , broeder des overledenen hertogs van Limburg , betwistte echter aan den gemaal van zijne 108 SLAG BIJ WOERINGEN. nicht, het bezit van het hertogdom. Daar hij evenwel de maclit niet bezat om zijne aanspraken te doen golden verkocht hij alle zijne rechten op het hertogdom Limburg aan Jan 1, hertog van Brabant. Wij hebben reeds verhaald , 1) hoe er nu om de Lim burgsche erfopvolging cen hevige oorlog uitbrak , waaraan ver- reweg de meeste vorsten van Neder-Duits -ehland de& namen. De beweging breidde zich zelfs uit tot aan nog verder verwijderde landen. De graaf van Hessen streed in de rijen van den hertog van Brabant : de graaf van Nassau in die van de Gelderschen. Verder trokken de aartsbisschop van Keulen, de graven van Luxemburg, Kleef, Gulik, Nieuwenaar en Salon partij voor Reinout graaf Floris v, de graaf van Loon en anderen voor hertog Jan van Brabant. Hoe deze oorlog achy - jaren duurde en eindelijk ten gunste van Brabant beslist werd, door den slag bij Woeringen, (1288) hebben Wij reeds in een vroeger hoofdstuk verhaald. Graaf Reinout zelf werd bij Woeringen tot gevangene van hertog Jan gemaakt. Elij werd ontslagen • en -donr hp,,;(1,-1.1;„- van um grant van V Jaanderen , Gwy , en Frankrijks koning de vrede gesloten. Bij den vrede moest de graaf van Gelder ettelijke plaat•en van het Geldersche bovenkwartier , benevens de stad Tiel , die hij op de Brabanders gewonnen had , weder afstaan. De langdurige oorlog, die met zulk eene nedorlaag eindigde, had de finantien van Reinout I deerlijk in do war gebracht. Zijne geinaim, Ermingard van Limburg, was reeds vroeger gestorven , en hij had eene dochter van grad Gwy van Vlaanderen tot tweede vrouw genomen. Graaf Gwy stond bekend als rijk , en als een goed financier. Ona nu zijne verwarde geldrniddelen weder in orde te brengen , iiam graaf Reinout van zijnen schoonvader belangrijke sommen op. Maar hij moest . aan dozen alle zijne landschappen voor vijf jaren in pand geven. Men verpandde toen zijn gratilschap of hertogdom even als men in onze dagen hypo- theek op huis of grond neemt. Daar de heerlijke rechten hankelijk waren van het bezit van het land , zoo verkreeg de pandbebber van het land insgelijks de heerlijke rechten. Graaf Gwy voerde nu vijf jaren lang het bewind, over Gelder. In dien tusschentijd waren Rein.outs sehulden gedelgd , en trad hij weder in zijne voormalige rechten.

1) Dee IV, Hoofdsaik I. STRIJD TUSSCHEN VADER EN ZOON. 409

voerde nu weder met wijsheid en beleid het beheer over zijn land. Na den flood van keizer Rudolf van Habsburg (1291) werd hem de =Duitsche koningskroon aangeboden ; doch hij sloeg die of. Van keizer Adolf van Nassau kreeg hij het recht , dat bij ontstentenis van zonen ook dochters in het graafschap Gelder konden opvolgen. Keizer Hendrik VII van Luxemburg stolid hem het recht - toe, om op eigen gezag tollen op de rivieren to heffen : jets wat :enders tot de keizerlijke rechten behoorde. Zoo breidde Reinout zijn gezag tit en bevestigde het. De steden namen onder zijne regeering toe in bloei en aanzien. Het einde van Reinouts regeering echter was treurig. Oud ge- worden , werd hij zwak vah geestvermogens , on eindelijk geheel en al door eene zwaarmoedigheid aangetast , die in krankzinnig- heid ontaardde. Zijn zoon , insgelijks Reinout geheeten , streefde er near om zelf de teugels van het bewind in han'den to De verwarring , waarin het landsbeheer geraakte, verklaart diens gedrag , zonder het to rechtvaardigen. De geschillen , die tusschen vader en zoon ontstondeu , gaven aanleiding tot nood- lottige verwikkelingen. leder had zijne partij. Nijmegen trok die van den zoon , Arnhem en Wageningen van den vader. Zoo waren ook de edelen verdeeld. De kiemen van den burgeroor- log , die later Gelderland , gelijk Holland , Utrecht en Friesland zoo deerlijk lieeft geteisterd , werden ton. gelegd. Het kwam tot bloedige gevechten. Willem van Henegouwe, graaf van Holland, word (1318) tot scheidsrechter tusscheii de strijdende partijen uekozen : de Geldersche steden ell edellieden namen deel aan het scileidsreclitersahap. Er werd eene algemeene vergetelheid voor at voorgevallene van beide kanten beloofd ; 's lands inkomsten tusschen vader en zoon gedeeld ; aan den zoon eon deel in het bewind des lands gegeven. Graaf Reinout overleefde slit; verdrag nog eenige jareli. FIij stierf in 1326. Zijn zoon Reinout II volgde hem op als graaf. Later verkreeg doze de hertooglijke

\ aardigheid, Het graafschap Gelder had zich gedurende doze twee eeuwen allengs uitgebreid. Het bestond aanvankelijk slechts nit land- streken beneden den Rijn. De stad Gelder gaf den naam aan het .graofscliap, Goch, dat thans even als Gelder tot Duitsehland be- hoort , benevens Roermoud eu Venio waren de voornaainste ste- 110 UITBREIDING, SANIENSTELLING EN DEELEN VAN GELDERLAND.

den. Door het huwelijk van Gelders graaf met de erfdochter van Zutfen kwam de stad met het omliggende land aan hetzelfde vorstenhuis. Veluwe werd er aan toegevoegd als achterleen van Brabant ; doch niet dan na langdurige twisten over dat be- zit met Utrechts bisschoppen. Hoe Nijmegen door pandschap in het bezit van graaf Otto II geraakte , hebben wij vermeld. De stad Emmerik , die thans ook tot Duitschland behoort , was vroeger insgelijks een twistappel tusschen den bisschop van Utrecht en den graaf van Gelder. Zij kwamen in het begin der dertiende eeuw aan laatAgenoemde. In 1236 kocht Otto Groenlo van den beer dier plants, Hendrik van Borkulo. Tien jaren later hechtte hij insgelijks Breevoort , dat hij weder als leen uitgaf , aan zijn graafschap. In 1248 kwam de graaf van Gelder in het bezit der belangrijke tol bij Lobith. In 1281 word Kuilemborg een Geldersch leen. In 1298 kwam ook Buren onder Gelder- land. Zoo breidden do Geldersehe graven .penis him cravac, iTi l over de geheele provincie , welke thans Gelderland wordt ge- heeten , het arrondissement iRoermond en een .streek gronds die thans tot Duitschland behoort. Tiel was toen echter nog geen Geldersche stad. De graven van Gelder beproefden meer dan eenmaal zich raeester to maken van gedeelten van het Beneden.- Sticht of Overijssel. Hun heerschzucht ontzag geene middelen om vasten voet in die bezittingen van den Utrechtschen bisschops- zetel to krijgen : doch hierin slaagden zij niet. Beter gelukte het hun om de kleine vorstjes , die vrbeger onmiddellijk onder het Rijk behoorden , aan zich leenplichtig to maken , gelijk dit met de heeren van Kuilenburg , van Buren , van Breevoort on anderen geschiedde. De steden namen in Gelderland, eve_ n als in andere Nederlandsche gewesten ., wel toe in macht en aanzien , maar toch bleef de adel er machtiger dan in Holland of Vlaan- deren niet zoozeer omdat de Geldersche adel machtiger was, maar omdat naar evenredigheid de steden niet z66 in macht en rijkdom toenamen als dit in de gewesten aan de zee het geval was. HOOFDSTUK VI.

Het Duitsehe Rijk met het oog op de Nederlanden. 1125-1300.

Wij hebben in de voorgaande hoofdstukken de vasallenstaten, in de Nederlanden, ieder in het bijzonder, behandeld. Ons over- zicht 'der geschiedenis van ons land , zou echter zeer onvolledig wezen zoo wij de Nederlanden niet beschouwden in hun ver- band met het Duitsche Rijk 'ran welke zij alle leenen waren, slechts Vlaanderen uitgezonderd , dat evenwel toch nog voor een gedeelte Rijksleen was. Er is veel geschreven over de meerdere of mindere leenroerigheid van Holland van het Duitsche Rijk ; van andere gewesten is dit minder weersproken. Ons dunkt echter, dat ook Holland wel degelijk leenroerig is geweest, niet min- der dam b. v. Gelder of het bisdom Utrecht. Ons bestek ge- doogt niet, dat wij de gronden voor dit gevoelen uitvoerig be- spreken ; wij gelooven_ trouwens, dat die zaak zoo helder is, dat wij haar voor bewezen kunnen houden. De Nederlandsche gewesten Diu maakten onderdeelen nit van dat groote lichaam , hetwelk het Heilige Roomsche Rijk des Duitschen Volks genoemd word. Zij deelden in meerder of mil - ker mate in de lotgevallen van dat Rijk , naar gelang de banden, waardpor zij er mode vereenigd waren , vaster of Tosser waren aangesnoerd. Zeer nauw was die band nog onder de keizers uit he Saksische en Frankische "huis, over welke wij reeds in het voorgaande dcel hebben gesproken. In 1125 stierf het Franki- sche keizerhuis, in den persoon van Hendrik v, uit. Lothaar uit lit huis van Sakseu, wend op den keizerstroon verheven. 112 HOOGSTE BLOEI VAN HET DUITSCHE KEIZERSCHAP.

Het huis van Zwaben ook dat der Hohenstaufen geheeten, 1), be- twistte hem die , d.och moest voor hem wijken. Lothaar ri stond in zeer nauwe verwantschap tot het buis van Holland: Graaf Dirk had zijne zuster Petronella gehuwd. Hoe deze keizer Hollands graven zijne gunsten betoonde, hebben wij_ reeds verhaald. Na de dood van Lothaar zr kwam de keizerskroon aan Koenraad van Hohenstaufen. Deze bevestigde het overwichi; van zijn huis, over Noordelijk Duitschland. Hij trok in 1147 met een groot leger, waaronder zich een groot getal Nederlanders beyond, ten kruis- tocht naar Jeruzalem. Hij keerde na eene afwezigheid van twee J'aren terug , zonder veel uitgericht te hebben dan dat zijn le- ger daden van groote dapperheid, maar die weinig duurzame ge- volgen hadden , bedreef. Hij werd opgevolgd door zijn neef , Frederik I den Hohenstaufer, bijgenaamd Roodbaard of Barbarossa. Odder dezen bereikte het _Duitsche keizerschap zijn hoogsten bloei en luister ; maar tegelijkertijd werden ook die rampzalige twis- ten tusschen het pausdom en de Duitsc,he keizers geboren , die met den naam cier T-Tohenstaufers onafscheidbaar verbonden blijven ; die eindelijk dat hoogmoedig geslacht ten val brachten ; en te gelijkertijd het overwicht des Duitschen Rijks op Europa vernie- tigden, No oit wellicht spreidde zich de luister van het Duitsche Rijk der middeleeuwen grootscher ten Loon. , dan in de Italiaan- sche veldtochten van Frederik Barbarossa. Sinds Otto de Groote Italie had veroverd en van den Paus de kroon als keizer van het H. Roomsche Rijk ontvangen had, handhaafden de Duitsche keizers met meer of minder kracht, hunne heerschappij over Op- per- en Midden-Italie. Zoodra was niet een hunner door de keuze der rijksvorsten tot Duitsch koning gekozen, of hij maakte zich gerecd om mar Rome te trekkers , ten einde daar, uit des Pausen hand, de keizerskroon te ontvangen. Bij deze' gelegenheid zocht ieder keizer zijn gezag, dat altijd zeer wankelend bleef, over de Italiaansche vorsten en steden te bevestigen. 'Daartoe was een leger noodig. *leder leenman was dan ook verplicht, met zijn ge- volg , den keizer to vergezellen. De tochten van keizer \Frede- rik z hadden , misschien meer dan eenig andere , een historisch gewicht, en om den langdurigen en hardnekkigen oorlog, die hij

1) Zwaben : omdat zij hertogen van Zwaben waren. Hohenstaufen: naar hunne starnburcht. FREURIK I IN TWIST MET ITALIE. 113 met de Lombardisclie steden had te voeren, en om zijne geschil- len met den Panselijken Stoel. In Opper- en Midden-Italie genoten in het midden der XIII' eeuw de steden reeds alle die vrijheden , waarin zich later de Vlaainsche steden verheugden ; wat sneer is : iede hunner was can kleine vrijstaat , die geen ander opperheor dan den keizer erkende, en die doze opperheerschappij all6en in uaam , niet in de daad gedogen wilde. Frederik . Barbarossa, geheel en al door- drongen van het begrip der waarde van het keizerschap, wilde zich met die heerschappij in naam niet vergenoegen; de Italiaan- sche steden v-atten de wapenen op voor hunne onaf hankelijk- heid ; on een harduekkigc vrijheidskamp , die vijf en twiutig jaren duurde , was daarvan het gevolg. De Pausen Adriaan iv en Alexander ITI names de partij der Lombardische steden tegen den keizer. Viermalen trok Barbarossa met een machtig leger de Alpen over ; Milaan werd door hem verwoest ; zijne legers werden door besinettelijke ziekten weggeraapt. Tweemaal onder- wierp hij Boven- • en Beneden-Itali6 geheel en al. Eon keer moest hij na verlies van het grootste gedeelte zljns legers de Alpen overvlachten. Bij alle deze ielegenheden bevonden zich Neder- landsche graven en ridders in ziju leger. Hollands graaf Flo- ris III was een der getrouwste vrienden en volgelingen des kei- zers. Zijn naam wordt onder sneer dam e6ne oorkonde van die tijden ge,vonden, wanneer hij als getuige of als Borg voor des keizers verbintenissen moest optredeu. De geschiedenis van Frederik 1-, den Hohenstaufer, ontleent zijne groote beteekenis vootal aan den strijd, dien hij met den Paus voerde. Wij hebben in het vorige deel gesproken van de ideale beteekenis , die de middeleeuwen aan de gemeenschappelijke sa- menwerking van het pausschap on keizerschap hechtten. Maar de herinnering aan het heidensehe caesarisme van het oude' Rome zweefde voor den geest . des keizers van het H. Roomsche Rijk des Duitsehen yolks. Omdat zij Caesar en Augustus genoemd wer- den, bidden hunne raadgevers , doortrokken van het oude Ro- meinsche recut, hun voor , dat hun gezag over de Kerk zich veel verder uitstrekte, clan do patisen hen dit veroorloofden. Wel is waar verbood hun de geest des christendorns en de g eest. der Germaansche instellingen , dat zij zich het opperpriesterschap, rye D. 8 114 FREDERIK I IN TWIST MET DEN PAU§, als _Pont Vex maxims aanmatigden ; maar toch zij, in na- volging der Grieksche keizers van Constantinopel de Kerk onder worpen maken aan den Staat ; de Paus en de bisschoppen aan den keizer. Het middeleeuwsche recht veroorloofde hun, dat zij de bisschoppen en abten, voor deter tijdelijke bezittingen , als leenmannen beschouwden; maar meer niet. De keizers uit het Frankische huis wilden de benoeming der bisschoppen zelven aan zich trekken; van daar de strijd door Gregorius vii tegen Hen- drik iv gestreden. Die `strijd was , wel is waar , geeindigd door het konkordaat te Worms gesloten maar nu maakten de Hohen- staufers andere aanspraken. Geheel hunne staatkunde beoogde slechts een Joel : den Pauselijken Stool afhankelijk en een werktuig te maken van de keizers. Hiertegen verzeiten zich de pausen ; vandaar de strijd',` die gevocrd werd tusschen den Stoel van Rome en het geslacht -van Frederik den, Hohenstaufer een strijd, die een eeuw lang duurde (1152—nt0). De macht van Barbarossa was in Duitschland toowel gegrond- vest , dat hij daar geene tegenkanting vond. Het verzet tegen zijne plannen geschiedde door den Lombardischen stedebond en Paus Alexander in. Doze is door de Kerk als wettig - opvolger op den Stoel van den • H. Petrus erkend. Frederik i stelde sneer clan twintig jaren tegenover hem, een schismatieken paus , eerst Victor, vervolgens Paschalis. De -ze werd erkend door de, bis- schoppen van het Duitsche Rijk ook door do bisschoppen van Utrecht en Ilia ; het overige Europa bleef op.der de gehoor- zaamheid. van den wettigen Paus , Alexander in. Dit schisma duurde tot 1177, toen Barbarossa eindelijk deri vrede sloot en den wettigen Paus erkende. Hij lief toen zijne plannen, 0111 de heerschappij over Italie te verwerven en den Stoel van Rome aan zich onderworpen te maken, varen ; dock zijne opvolgers gaven tot hun verderf, die heillooze politick Diet op. Frederik heerschte niet als een naamkeizer , maar als iemand klie met vaste hand den scepter Meld, en het zwaard. , orn den scepter te doen eerbiedigen. En toch was zijne macht over de leen- mannen niet meer zoo groot , als die, onder de keizers uit het Sak- sische huis en zelfs nog onder die nit het Frankische tuis, gc- weest was. De leenen waren sinds lang erfelijk. De hertogen en graven , die aanvankelijk Diets tinders waren clan een soort van VERHOUDING DER LEENMANNEN TOT DEN KEIZER. 115 bnderkoningen en rechtsbedeelders, hadden hunne waardigheden , evenzeer als hunne leengoederen, erfelijk weten to maken , zoo- dat zij, van ambtenaren, onafhankelijke vorsten waren geworden. Bovendien was - de erfelijkheid der leenen bij ontstentenis van mannelijke nazaten , ook voor vrouwen, aan weer dan Mn leen- man gegund en zou later nog aan vele anderen toegestaan wor- den. Het was er evenwel nog verre van af, dat het keizerlijk gezag over de leenmannen krachteloos was. Op een Rijksdag in de Roncalische velden , in de nabijheid van Piacenza in Opper- Italie gehouden (1158) , had Frederik Barbarossa de verhouding van het keizerlijk gezag tot de rechten der leenmannen geregeld. Onder de voornaamste bepalingen , dear gemaakt, behoorden , dat de hoogheidsrechten of regalien den keizer zouden toekomen. Onder die regalien werden gerekend : de schatting voor den hoer- ban , tollen , haven-, vuren- en bruggengelden, muntrecht , inge- trokkene goederen , begeving van hertogdommen , graafschappen enz. Verweenading of verpanding van leengoederen, zonder toe- stemming van den leenheer, zij v. niet geldig. Verzuim van ver- plichte leendienst heeft verlies des icons ten gevolge. Hertogdom- men , marktgraafschappen , graafschappen mogen niet gedeeld wor- dep. Niemand zal ziein eigen rechter wezen, en op eigen hand oorlog voeren , inaar door den be,voegdeh rechter de geschillen. laten uitwijzen. Des keizers leenmannen zouden , zoo zii leenen van anderen ontvingen , en zij hem leenmansdienst in oorlog be- loofden , bij name altijd den keizer daarvan uitzonderen. Op doze wijze word de verhouding tusschen den keizer en zijne leen- mannen geregeld. Het blijkt daaruit, dat het keizerlijk gezag nog in zeer vele aangelegenheden ingreep. Allengskens zien wij ech- ter de keizers , het eene hunner regalien voor , het andere na , af- staan. Dit deed echter Frederik Barbarossa niet. Wij zien hem herhaelidelijk, ook in de Nederlandsche gewesten, als opperste rechter optreden. Zoo b. v. beslechtte hij het geschil omtrent de af- damming van den Rijn bij Zwammerdam., waarover de graven van Holland inet de bisschoppen van Utrecht in oneenigheid wa- ren. Hij regelde de verhouding , waarin de Veluwe zou staan tot de hertogen van Brabant , de bisschoppen van Utrecht en de graven van Gelder. Ilij deed uitspraak in den twist, die ontstaan was over de voogdij van Groningen , tusschen den bisschop 116 HENDRIK VI.

van -Utrecht en de Sepperotlles. Wij zien graaf Floris m Holland hem volgen op zijne veldtochten naar Italie. Milaan, de Ronealisehe velden zager Hollands graaf. Deze vergezelde den keizer toen hij ter kruisvaart toog. Frederik Barbarossa vond den dood in de gclven van de rivier de Cydnus (1190). Onder Hendrik vi , den zoon en opvolger van Frederik Bar- barosea, stond het Duitsche Rijk op zijn toppunt van macht en luister. Als echtgenoot van Constantia, de erfgenaine van het koningrijk der Beide Sicilien, zette hij ook de koningskroon dier landen op zijn hoofd. Hendrik vi beproefde het Duit- sche Rijk tot een erfelijk rijk to maken ; doch hierin slaagde hij niet. De voorname reden , die hem bewoog, was de onver- zadelijke heerschzucht zijn geslacht eigen, en die een machtigen slagboom vond in de constitutie des Rijks, die wilde, dat de koning bij vrije keuze der Paitsche vorsten zou gekozen worden. Als gronden gaf hij op, dat eene vaste erfopvolging meer kracht en hechtheid aan het Rijk gaf. Hij sloeg voor, °in in ruil van de erfelijkheid des Rijks, ook alle leenen erfelijk te maken, zoowel in de mannelijke als vrouwelijke linie; terwijl anders , zoo be- weenie hij , het den keizer vrijstond ieder leen , na den dood des leenmans aan diens erfgenamen al of niet te begeven. Ook wilde hij afstand doen van alio, rechten op de nalatensehap van

bisschoppen en abten, wa .arop de keizers aanspraak maakten. De staatkundige toestand des Puitschen Rijks, derhalve ook van de Nederlanden , zou eene belangrijke verandering ondergaan hebben, ware dit voorstel aangenomen. Zeer vele vorsten waren genegen om des keizers plannen to bevorderen ; de Saksische vorsten echter niet. Deze vonden het moor overeenkomstig de waardigheid der Duitsche vorsten, dat doze zelve hunuen Opper- leenm.an kozen. De aartsbisschop van Mentz, primaat van Puitsch- land , begreep dat het eenhoofdig gezag eenmaal door erfrecht in eene familie gekomen , gevaarlijk zou worden voor de bijzon- dere rechten. De Paus wilde er niet in treden, omdat -de be- staande rechten daardoor zouden worden gekrenkt on het even- wicht tusschen de versehillende machten zou verbroken worden. Hendrik vi moest ziju plan laten varen. Hij slaagde er echter in om zijn tweejarigen zoon, Frederik 11, tot Roomsch koning te doen verkiezen. Hij zelf stied onverwachts in 1198. \VELFEN EN GIBELLINEN. 117

De Duitsche koningskroon drukte derhalve het hoofd van een tweejarig kind. De Puitsche vorsten begrepen dat deze toestand niet kon blijven bestaan. Daarom gingen de meesten onder hen er toe over, de keuze van Frederik it your ongeldig te ver- klaren, en kozen zij Filips van Hohenstaufen , broeder van keiz3r Hendrik vI , tot koning (1199). Maar andere rijksvorsten zagen de keus , die op een Hohenstaufer was gevallen , met leede oogen aan. Het waren vooral de vorsten van Naler-Lotharingen en het huis der Welfen, die in Brunswijk regeerden. Deze kozen tot koning Otto van Brunswijk , uit het huis der Welfen 1-). iDe hertog van Brabant , Hendrik 1, Dirk vii , graaf van Holland,

Boadewijn, graaf van Vlaanderen 2 ), de bisschoppen van Utrecht, van Link , van Munster en van Paderborn behoorden tot de machtigste aanhangeis van Otto , of van de Welfsche partij ; de meeste vorsten van Zuid-Duitschland erkenclen Filips als ko- ning ; zij werden Gibellinen genoemd. De partijzuclit en burger- oorlog strek ten zich nit over geheel Duitschland- en Italie. In 't laatstgenoemde land hebben de welfsche en gibellinische veeten misschien nog heviger gewoed , dan die der Hoekschen en Ka- beljaauwschen in Holland. Pans Innocentius 111 verklaarde zich voor Otto Iv. De strijd tusschen deze twee mededingers naar de nuitsche koningskroon gaf aan de rijksvorsten gelegenheid, om steeds sneer het gezag van den opperleenheer te bekrimpen , en zich nieuwe voorrechten en rijkslanden te verwerven. En Otto en Filips stel- den alles in het werk om machtige aanhangers, te winners. De vorsten lieten zich racer geleiden door hunne eigene belangen dan door het rijksbelang. Hendrik 1, hertog van Brabant, trok eerst vurig partij voor Otto , die beloofd had zijne dochter Maria te zullen huwen , zoodra zij tot hare jaren was gekomen. Later vond Hendrik er racer voordeel in , zich aan de zijde van Filips te scharen (1204), die hem daarvoor met het schutsheerschap over de stad en abdij van Nyvel beleende en bovendien Maas- tricht als erfelijk leen afstond, en aan de invvoners van 's Her-! togenbosch en Tiel vrijdom van tollen door geheel het rijk gaf., Na den dood van Filips van Hohenstaufen (1208) nani Otto

1) Uit dit huis stamt het koningshuis, dat thans in Engeland regeert, at'. 2) Keizerlijk leenman voor Rijks-Vlaanderen. 118 OTTO IV. diens dochter Beatrix tot vrouw. Hendrik voegde zich nu bij de aanhangers van Frederik II, die inmiddels door de Gibellinen als Roomsch koning was erkend. Toen Otto , na Beatrix' dood, Maria van Brabant tot gemalin nam, omhelsde haar vader weder zijn partij en streed voor de Welfen bij Bovines tegen Filips August, koning van Frankrijk. Wanneer in cenig land een twist over de erfopvolging was ontstaan, schaarden zich de mededingers onder de vanen van de twee vorsten , die elkander de koningskroon betwistten. Bit was, na den- dood van graaf Dirk vii , het geval in Holland. Graaf Lodewijk van Loon vroeg en verkreeg , als echtgenoot van vrouw Ada , de beleening met Holland van Filips van Hohenstaufen. Dirks brooder Willem vroeg en verkreeg die van Otto van Bruns- wijk. Later, nadat Hendrik van Brabant tot de partij van Filips was overgegaan , beloofde ,deze aan den hertog van Brabant, dat hij ook graaf Willem I met Holland zou beleenen , zoodra hij zijne (Filips partij) koos. Hetwelk dan ook geschiedde. Toen Filips van Hohenstaufen was vermoord en Frederik TT door de Gibellinen tot koning werd verkoren , volgde ook graaf Willem die partij. Dit belette hem niet om later weder tot die van Otto over te gaan, orn , nadat thij bij Bovines- voor dezen had gestreden en gevangen was genomen , later weder Frederik II als Roomsch koning te erkennen ; wits deze hem met Holland beleende,. Had de strijd tusschen Otto Iv en Filips het gezag van den Duitschen keizer over de leenmannen verzwakt , nog meer was dit het geval , then Otto iv en Frederik ii elkander de kroon betwistten. Ook Otto begon , zoodra hij de keizerskroon uit de handen van Innocentius ni had ontvangen, dezelfde plannen als de Hohenstaufers te koesteren , om de Kerk onderworpen te ma- ken aan den keizer , en zich zelven tot meester van geheel Italie te verheffen. Zijn voornemen was niet meer en minder dan om de geestelijkheid van al hare goederen to berooven. Doch Inno- centiusin sloeg al zijn' plannen den bodem in , sprak den ban over hem nit , en bevorderde de verkiezing van Frederik Er. De nederlaag bij Bovines kostte aan Otto de keizerlijke kroon; die in 1219 door den pans op het hoofd van zijnen mededinger werd geplaatst. FREDERIK II. 119

Maar niet een Hohenstaufer bkoonde zich welhaast grooter vijand des Roomschen Stoels dan 'Frederik II. Hij was een man van buitengewone bekwaamheden ,iemand, die zijns gelijke niet zou gehad hebben, zoo hij slechts zijne ziel had bemired" zeide een tijdgenoot van- hem. Na in de eerste jaren zijner r3geering in de beste eensgezindheid met den Stool van Rome geleefd te hebben , ontmaskerde hij zich allengs. G-eheel zijn streven was er op gericht, om de macht der Pausen omver to werpen en zich zelven tot oubeperkten meester van Italie te makers , terwij1 hij Duitschland , in dit opzicht-, opgaf 1). Hij g3droeg zich als de geweldigste tegenstander der Kerk, Hij zocht door middel van &ra,ceensche hulpbenden den Paus , en alien, die hem aanhingan, te verderven. Hij voerde Mahomedaansche zeden in het Zuiden van Italie, waar hij zijn hof hield in, en leefde als de grootste verachter, van de christelijke godsdienst en goede zeden. Hij be- kommerde zich betrekkelijk zeer weinig om Duitschland , hetwelk hij zelden bezocht, en waar zijn zoon Hendrik , dien hij als E,00msch k:ming had weten te doen kroonen, in zijnen num het beheer voerde.

De strijd tusscben den kcizer , en bet pausdom , ontbrandde met meer felheid dan ooit te voren. Eerst sprak Gregorius ix (1227) over Frederik II den ban uit, van welke hij drie jaren later weder werd ontslagen. Dan de keizer bleef aan de voltooi- ling zijner planners werkzaam. • In 1239 sprak Gregorius ix ten tweeden male het banvonnis ever hem uit. Deze ban werd door Innocentius iv , op de kerkvergadering to Lyon (1245) beves-

tigd en Frederik ii . als schuldig aan meineed, felonie, heilig- schennis en vermoeden van ongeloof, van de keizerlijke kroon vervallen verklaard. Het ligt niet in ous bestek om _ dien strijd tussehen de Pausen en van Frederik II den Hohenstaufer te ver- halen. Genoeg zij het, mede te deelen dat eerst des keizers eigen won, Hendrik (1235), tegen hem opstond : dat in 1247 de welfsche partij in Duitschland , Hendrik, landgraaf van Thurin- gen tot koning verkoos en Frederik van de kroon vervallen verklaardc. Toen deze het volgend jaar stierf , werd graaf Wil- lem II van Holland in zijne plaats gekozen. Geheel Duitschland

1) Deutsche Reichs- and Rechtsgeschichte von George Philips , p. 249. 120 VERVAL VAN ilET KEIZERLIJK GEZAG. w(is in twee vijandige 1),-atijen verdeeld , en een felle burger- ourlog teisterde jaren Lug het,- geheole rijk. De Nederlandsche vorsten waren nicest altijd vijandig gezind aan de Gibellinische partij. Wij hebben reeds verhaald hoe de.. hertog • van Brabant Hendrik en Otto II, graaf van Gelder, met vuur de zaak van koning Willem II ondersteunden. Na den dood van Frederik 11 (1250) bleef de strijd voortduren ; want de Gibellinen erkenden zijn zoon Koeuraad als koning. Deze stierf in 1254. Ware ko- ning Willem II niet jammerlijk omgekomen, hij was de keizers- kroon gaau ontvangen, en had hij larger geleefd, dan had de g,-isehiedenis van Middcn-Europa en van ons land misschien een andere wending genonien. Deze langdurige en hardnokkige strijd tussehen de versehil- lende mededingers naar de Duitsche kroon, deed het keizerlijk ge- zag nog racer dalen en dat der lemmannen toenemen. Wij hebben reds feiten verhaald, waaruit blijkt, koning Willem 21 (en ook andere keizers of Roomsc:i koningen liadden hetzelfde moe- ten doen) belangrijke rijksgoederen afstonden of verpandden, zoo als b.v. de stad Nijmegen en de toilen bij Lobith. Het gezag van den opperleenheer kon zich weer doen golden. leder vorst die daartoe de inacht en het beleid bezat , zoclit ten koste van het Rijk zijn gebied uit to breiden. Neel droeg daartoe bij, dat Frederik I I- meer zijne plannen op Itali6 en op onderdruk- king des pausaoms dan op Duitschland en de verheffing der keizerlijke waardigheid aldaar gevestigd hield. Om in Italic een soort van Oostersche heerschappij to grondvesten , liet hij in Duitschland de macht der leenmannen, ten koste van het Rijk, zich uitbreiden , gelijk dit geschied was in de tijden van het verval der karolingische dylkastie. Het lag in den aard der zaak , dat, hoe racer de keizer afwezig was , des te meer de vorsten zich los wisten te maken van de banden, die hun door het kei- zerlijk gezag werden aangelegd : de eigenaardigheden toch van regeering, administratie en hoogste rechtspleging bracht mede dat de keizers, zich telkenreize in persoon moesten vertoonen, wilder zij hunne m'acht laten gelden. Wij hebben dan ook ge- zien dat de keizers nit het Saksische ea Frankische huis her- haaldclijk ons land bezochten, to Utrecht verwijlden , en aldaar goschillen tusschen de leenmaunen beslechtten. Gelijk zij dit in DE GROOTE TUSSCIIENRE-GEEBING. 121

de Nederlanden deden, zoo deden zij dit ook in andere oorden des Rijks. Hoe 'anger de afwezigheid des keizers duurde, des te meer verslapte hun gezag. Frederik II bezocht de Nederlanden niet : evenmin zijn noon Hendrik , die als Roomsch koning , in zijne plaats, het Duitsche Rijk bestierde. Na den dood van Frederik T1 was het geheele politieke samenstelsel des Duitschen Rijks, gelijk het onder het Frankische huis en dat der Hohenstaufen bestond, ver- broken. De Roomsche koning was niet anders dan liet kreatuur van eon der twee partijen, die Puitsehland verdeelden. De macht van dien oppervorst van het machtige Duitsche Rijk kon ge- braveerd worden door iederen leenman. Pe koning moe.st hunne hulp en bijstand koopen door offers ten koste van bet Rijk. Nog erger werd dit na, Willerns dood. Niet e ii Puitsche vorst Wilde de koningskroon aanvaarden. Nu werd zij door twee partijen aangeboden aan twee vreeanleling,en; aan Richard, hertog yan Cornwallis , broeder van Engelands koning en aan Alfonso x, koning van Castilie. BL idea tool den zich met den titel van Rooinseh koning ; doch laatstgenoerndc kwarn nooit, Richard slechts voor korte wijle, naar Duitsehland. Men kan zeggen, dat van 1256 tot 1273 , de Duitsche koningskroon gem hoofd vond om op te rusted. Men iioeint dit tijdvak de groote tusschen-re- geering. Geheel het Rijk geraakte in de schromelijkste verwarring. leder vorst erkende dien voor koning, wien zijne persoonlijke inzichten of zijne belangens hem dit voorschreven. Noch Richard, noch Alfonso bezaten de minste macht om zich te doers gelden. Zij konden slechts Rijk3rechten afstaan , giftbrieven zegelen , lee- nen geven; wits zij, die deze grinsteir ontvin5en; zelve sterk ge- noeg waren, om zich in bet bezit to sullen. Alfonso stelde Hen- drik III , kertog van Brabant aan , als zijn vikaris in alle lan- den -des Rijks, van Brabant tot aan den Rijn. Doze liet die ge- legenheid niet voorbijgaan om zijne macht to vermeerderen , ten koste der rijksrechten. leder leenman , die de macht daartoe be- zat , greep om zich heen en vermeesterde de regalia, dwong kleinere rijksedelen, zich aan hem als leenmannen to onderwer- pen. Wij hebben in het voorgaand hoofdstuk voorbeelden mede- gedeeld, hoe de graven van Gelder, op diewijze , hun aanzien en macht vermeerderden. Trouwens het eens. zoo machtige Duitsche Rijk scheen in eon 122 RUDOLF VAN HABSRURG. chaos herschapen. Alle maatsehappelijke banden schenen verbro- ken. Roof , plundering , geweld en moord xierden den vrijen teugel. IedeT bezitter van een sterk slot , ontzag zich niet om als een kleine tiran te heerschen, of als een roover de °lustre- ken te plunderen en te brandschatten. Gelukkig nog de landen, waar een machtig vorst die kleine dwingelanden wist te ou- derdrukken. De uitbreiding van de macht van Brabants herto- gen , Hollands en Gelders graven , waren in die rampspoeclvolle tijden , een weldaad voor hun land. Graaf Floris v moeht zich sours plichtig hebben geniaakt aan daden , die niet kunnen ver- schoond worden ; zeker is het , dat zijn krachtige arm , die de kleinere heeren , die van Amstel , van Woerden, van Heusden, aan zich onderworpen wist te maken , door zijne onderdanen werd gezegend. De groote tusschen-rege,ering eindigde , toen na den flood van Richard van Cornwallis (1272), Rudolf van Habsburg (1273) tot Roomsch koning werd verkozen. Hertog Jan r van Brabant was bij zijne krooni-ng te Aken tegenwoordig. Men verhaalt, dat bij de krooning de scepter ontbrak, en dat toen Rudolf een kruis in de handen vatte en zeide , dat dit hem tot scepter zou dienen. Deze groote vorst legde er zich uitsluitend op toe, our de in- wendige rust en orde in Duitschland to herstellen. Hij wendde de oogen af van Italie : hij zag af van alle plannen der vrae- gore keizers our de Kerk aan zich onderworpen to maken , iets waardoor zij hunnen eigen ondergang en tallooze rampen aan het Rijk berokkend hadden. Rudolf trok self niet eens naar Rome, om de keizerskroon-uit de handen des Pausen te ontvangen , des niettemin werd hij algemeen als keizer erkend en gerekend. Hij. legde er zich, na de zorg om de orde in het Duitsche Rijk te herstelleu , voornamelijk op toe om zijne huismacht to ver- meerderen. Hij beleende zijne zonen met Oostenrijk en vele an- dere landen. Van nu af werd het der keizers grootste streven Om ; door middel van 'hunne keizerlijke waardigheid, de macht van hun huis to vergrooten ; daar zij alien begrepen , dat het on- thogelijk was om het keizerschap erfelijk te maken , of de macht der onmiddelbare rijks-vorsten te breken. Integendeel, deze macht der vorsten nam meer en meer toe, de banden, die de onder- deelen des Rijks verbonden, werden losser en losser. Dit was VERNINDERING VAN DES KETZERS GEZAG IN ONS LAND. 123 niet het minst het geval met die landen , welke thans tot de Nederlanden behoorden. Het werd den keizers zelfs zeer moeielijk om hun gezag hier behoorlijk te handhaven. Toen na den dood van Jan T., graaf van FIolland , Jan van Avesnes zich in het bezit van Holland en Zeeland had gesteld, zag de Duitsehe kei- zer, Albert van Oostenrijk, dit met zeer leede oogen aan. Hij beweerde , naar ons inzien niet zeer ten onrechte , dat Holland , bij ontstentenis van rechte manlijke erfgenamen , weder aan het IRijk vervalien was. Hij toonde dat hij voornemens was , aan zijne beslissing gevolg te geven. Hij verzamelde (1;300) een leger en kwam tot NijmegenL Graaf Jan II echter, die reeds voor He- negouwe des keizers leenman was, aarzelde Been oogenblik om zich in staat van tegenweer to stellen : hij was sneller gereed dan Adolf en zijne krijgstoerustingen boezemden dezen ontzag genoeg in, om in een vergelijk te treden en Jan ii met Holland te beleenen. De Hollandsche, Zeeuwsche en Henegouwsche leenmannen van dull graaf, verklaarden zich bereid om dezen, in zijne krijgstoerustingen tegen het hoofd des Riiks te owlersteu- nen en onder zijne bander tegen keizer Albert op te trekken. Zoo weinig boezemde de keizerlijke macht meer ontzag In het volgend tijdvak verminderde die nog' meer, om weldra tot een schaduw te zinken , gelijk wij later zullen zien. 1100FDSTUK VII.

De Kerk van het begin der kruistochten tot am. Bonifacius VIII, omstreeks 1100-1300.

De Kerk beheerscht in zeker opziciit de gescliiedenis der mid- deleeuwen, en niet het minst het tijdvak, van hetwelk wij thans spreken : de bloeitijd der hierarchic ; de eeuwen der kruistoch- ten. De Staat was ten -nauwste met de Kerk vereenigd. Die nauwe verbintenis geeft aan die eeuwen hun eigenaardig ka- rakter. De Staat werd in- zeer vele opzichten iu ziju inwendig wezen doortrokken van den geest der Kerk , de Kerk daarentegen nam in hare wettelijke formen veel aan van den Staat. De geest der wereld, die strijdt tegen den geest der Kerk, veroorzaakte die twisten , die scheuringen , die soms zeer onchristelijke en der Kerk zeer vijandige daden, waarvan de geschiedbladzijden der middeleeuwen vol zijn. Het was omdat het wereldsch idee het kerkelijk idee wilde verbannen of overheerschen , dat de Staat zoo vaak in vijandschap tegen de Kerk` optrad ; het was , omdat wereldsche invloeden hunne kracht deden gevoelen op de lidinaten der Kerk , dat doze maar al to vaak , in hare dienaren , door het aardsche slijk werd besmet. re streng ker- kelijke geest, die steunt op de zelfverloochening en vol be- w ustzijn is van de afhankelijkheid der stoffelijke orde van zaken van eerie onstoffelijke orde , werkte telkenreize terug tegen den geest van wereldschgezindheid , die de Kerk , in hare lidmaten , dreigde to bederveii. Deze strijd , die door alle eeuwen heen wordt gevoerd , openbaaide zich in hooge mate in de eeuwen. van 1100 tot 1300, en geeft daaraan Naar eigenaardig karakter. DE KRUISTOCHTEN Eli RIDDERORDEN. 123

Men kan echter zeggen, dat then , over het geheel, het kerkelijk idee de overwinning behaalde, terwijl na het jaar 1300 de Staat zich allengskens meer en meer aan het overwicht der Kerk zoekt te onttrekken , haar wil overheerschen , en aan de ontwikkelings- gesehiedenis der volken , die richting zoekt te geven, waarbij het begrip van algetneenheid , Katholiciteit, allengskens moot plaats maker , voor bekrompene zelfzuchtige inzichten. Wat met dat begrip van algemeenheid in nauw verband stoat, en het krachtig hielp ondersteunen , waren de kruistochten. Wij hebben in het voorgaande bock daarover reeds gesproken. Het ligt niet in ons bestek daarover uitvoerig te spreken. Hier en daar hebben wij er reeds gewag van gemaakt , wanneer wij de afi,onderlijke geschiedenis der verschillende gewesten behandelden. Pie ondernemingen bevorderden op krachtige wijze het gevoel , dat alle Christenou door e6nen band , die des geloofs , verbon- den waren ; dat zij alien 66n gemeenschappelijken vijand hadden: de ongeloovigen. De kruistocht strookte gebeel en al met den aard en het karakter des yolks en der tijden godsdienstijver, krijgs- zuchtigheid , lust tot avonturen vonden daarin bevrediging. Niet slechts tegen den Muzelman in het Ousten trok de kruisvaarder te velde ; maar tegen alien , -die de eenheid der Kerk in gevaar brachten of die de Christenheid van buiten of bedreigden. De kruistochten naar het Oosten duurden twee achtereenvolgende eeuwen. Zij eindigden in 1291 , Coen Ptolemais, de laatste be- zitting der Christenen in Palestina, door de Muzelmannen werdt veroverd. Wij hebben gezien, hoe Hollands en G-elders gra- ven, hoe Brabants hertogen, aan de spits hunner ridderen met

Frederik Barbarossa , met Frederik 11 , of met andere koningen opwaarts trokken : hoe het vooral de Ylaamsche Diederiks en 13uudewijns waren, wier naam in het Oosten geducht werd en geroemd. Maar ook naar het Noord-Oostelijk gedeclte van Europa trokken de kruisvaarders. Het land , dat fangs de Oostzee ligt, werd door heidensche volken , Pruissen , LijflaiLders bewoond. Ike IDuitschers zochten de Oostzeelanden tot het Christendom. te brengen , te beschaven en to kolonizeeren ; een hardnekkige strijd ontstond tusschen Christenen en Heidenen. Gelijk in het Oosten twee ridderorden ontstaan waren , die der Tempeliers en der Johannieters kloosterlingen en soldaten te gelijk , die ail '126 VERHOUDING DER KERK TOT HET LEENSTELSEL. staande armee der Christenheid in -Palestina vormden , zoo was er eeno derde orde , die der Duitsche ridders ontstaan. Deze legde zich er voornamelijk op toe om het Christendom onder de hei- densche stammen langs de Oostzeeknsten uit te breiden. Dit ge- . schiedde niet slechts door de prediking der -pnesters , de land- ontginning der kolonisten ; maar ook door het zwaard der rid. ders. Jongere zonen van adellijke huizen vulden het meest de rijen der Duitsche ridderorden. Ook in de Nederlanden telden azij vele leden. Zij had er verscheidene huizen en belangrijke bezit- tingen : een der voornaamste dier huizen was te -Utrecht , de hoofdzetel van de orde in ons land. Behalve tegen de Muzelmannen eel heidensche bewoners der Oostzeeranden, werd er insgelijks meer dan eens kruisvaart ge- predikt tegen de ketters. Iii de laatst3 tien jaren' der XIIe eeuw trokken duizenden kruisvaarders te velde tegen de Albigenzen. Zoo noemde men de verschillende sekten , die van de katholieke Kerk waren afgevallen, en het grootste gedeelte van Zuidelijk Frankrijk van de gemeenschap der Kerk dreigden aftescheuren. De Albi- genzen werden na .een vreeslijkon en bloedigen oorlog gelled en al vernietigd. De ridderscharen van Noordelijk Frank rijk , vorm- den onder Simon van Montfoort , de kern van het leger der kruisvaarders. Talrijke Nederlanders, vooral Vlamingen, namen daaraan deel. In het Noorden werd de kruisvaart gepredikt tegen de Stadingers , tegen welke ooze graaf Floris iii (1234) te velde trok. Zij werden insgelijks geheel en al ten onder gebracht. Stonden de kruistochten in zeer nauw verband met den kerke- lijkgezinden geest der middeleeuwen ; de uiterlijke instellingen der Kerk stonden dit niet minder met het feodaalstelsel , vol- gens hetwelk grond en goed onder de bezitters was verdeeld. De Kerk trad als grondbezitster in het algemeem staatsrecht ; nam als dusdanig hare plaats in, in .de -politieke instellingen; oefende als dusdanig, behalve haren zedelijken invloed als Kerk haren poli- tieken invloed uit. Wij hebben reeds verhaald, hoe de bisschop- pelijke Kerk van Utrecht wereldlijke macht over een groat ge- deelte der Noordelijke Nederlanden bezat hoe zij nog aan- spraak meende te moeten maken op cliezelfde wereldlijke macht over andere streken. De bisschop van Utrecht was voor zijn we- eldlijk bezit des keizers leeiiman ; maar de graaf van Gelder, WERELDLIJKE RECIITEN DER GEESTELIJKE HEEREN. 127

was weder zijn. leenman , even als de graaf van Holland , voor een aanzienlijk gedeelte van hunne bezittingen. Een machtige adel in het Sticht en in Overijssel erkende insgelijks den bis- schop van Utrecht als zijnen leenheer , zoo als b. v. de heeren van Voorst, van Goor, , van Borne, de kastelein van Koevor- den. De bisschoppen van Luik waren insgelijks leenheeren over eon niet onbelangrijk gedeelte der landen die tot het Neder- landsch taalgebied behooren : voornaamlijk in Belgiesch Limburg. Gelijk de bisschoppen vorsten waren , zoo waren abten van aanzienlijke kioosters leenmannen voor hum grondbezit van gra- ven en hertogen, of zij bezaten dien grond als allodiaalgoederen wat echter hurl macht en invloed niet verminderde. In Hol- land was de abdij van Egmond een der grootste grondbezitters ; in Groningerland strekte zich het bezit en het rechtsgebied van de abdij van Aduard nit over vijf dorpen ; in Friesland was de abdij van Klaarkamp machtig door grondbezit. Niet minder rijke grondeigenaars waren de Brabantsche abdijen van Afflighem, van. Tongerloo, of in Vlaanderen die van Pain's. Wij zouden to wijd- loopig worden, zoo wij zelfs de voornaamsten maar wilden op- noemen. Gelijk de bisschop van Utrecht als rijksvorst uitgebreide regen- tenrechten bezat, slechts beperkt Of door het. keizerlijk gezag Of door de rechten en privilegi6n zijner leenmannen en steden, zoo bezaten zeer vele abdijen dezelfde rechten als de adellijke grond- bezitters. Zij hadden het recht van hooge en lage justitie. Deze justitie lieten zij uitoefenen door hunnen schout , of wel de een of ander aanzienlijk heer had daartoe het erflijk recht. Pe Abten moesten hunnen leenheer in den oorlog volgen , of al- thans mannen voor zich in de plaats 8tellen. Die leenplicht was oorzaak , dat men zoo menigmalen geestelijke heeren genoemd vindt in het gevolg van vorsten , die ten oorlog togen. Het grondbezit was in de middeloeuwen , nog veel meer clan in ooze tijden , het voornaamste, zekerste bezit , dat het meest invloed gaf : het roereud bezit , dat voortvloeit nit een tal van financieele en commercieele instellingen onzer dagen , bestond toen nog niet, of in zeer geringe , nauw noembare mate. Van- daar dat voor het onderhoud van kerken , van eeredienst, van amen grondbezit noodig was. De kleinste parochiekerk had 128 INKOMSTEN EN RIJKDOMMEN DER GEESTELIJ KEN.

derhalve even zeer haar grondbezit , als de machtigste abdij ; ka- pittelheeren , kosters, schoolmeesters , studenten zelfs werden vaste goederen aangewezen , van welke zij de inkomsten trokken. Zulke inkomsten noemde men prebenden , en waren soms zeer verscliil- lend van waarde. Vandaar dat b. v. in het zelfde kapittel , de inkomsten van twee kapittelheeren veel konden verschillen. Behalve uit deze vaste goederen trok de geestelijkheid hare voornaamste inkomsten uit de tienden , die aan haar moesten opgebracht wor - den ; verder uit hetgeen de gelDovigen haar bij trouwen, begra: fenissen enz. schonken. inkomsten te zamen genomen waren zeer aanzienlijk , zoo dat men de geestelijkheid inderdaad zeer rijk kon noenien. Het is er echter zeer verre van af, dat die rijkdommen , ge- lijk men in latere tijden dit zoo vaak herhaald heeft, gebruikt werden alleen om een weelderig leven te leiden. Armen, werden daaruit met rijke aalmoezen bedeeld ; prachtige kerken , die thans nog om hare kunstwaarde bewondering opwekken , gebouwd ; een statige , beteekenisvolle eeredienst , vol plechtigheden, onder- houden ; veel , zeer veel werd, vooral door de Benedictijner- en Cisterc- ienserorden te koste gelegd om landerijen te ontginnen of droog te maken. Daarbij kwam dat kapittel- en kloosterscholen door de geestelijkheid, uit hare goederen, werden opgericht en on- derhouclen en aan tal van scholieren onderhoud werd verschaft, Eindelijk oefenden de kloosterlingen con made en onbekrompeii gastvrijheid uit : in die tijden, wen er nog geene herbergen wa- ren een onberekenbare wreldaad. De macht, het aanzien en de rijkdom , die de geestelijkheid genoot, wekten de begeeilijkheid van de grooten der aarde ,op. De graven en hertogen zochten liunne verwanten of vrienden op de his- schopszetels , in kanunnikenbanken met rijke prebenden , of aan het hoofd van eene abdij, te plaatsen. Vandaar een tal van kui- perijen en geweldenarijen; vandaar dat eon aantal lieden , die het lieilig priesterkleed ontsierden , de heilige wijdingen ontvingen, de hoogste kerkelijke waardigheden innamen. Van daar diescheu- ringen, wanneer twee personen door verschillende partijen tot de bisschoppelijke waardigheid werden gekozen , waarvan wij in de geschiedenis van het bisdom van Utrecht reeds voorbeelden hebben medegedeeld. KERKELIJKE JURISDICTIE. 129 Het was evenwel niet al146n de macht en rijkdorn , die de vorsten maar al te vaak een begeerlijk oog deed slaan op een opengevallen bisschopszetel voor hunne aanverwanten ; hun poli- tiek belang bracht het mede, dat zij met die machtige kerkvor- sten op een goeden voet stonden. Zij zoctiten echter , helaas ! te dikwerf hun doel te bereiken door kuiperijen en door afhange- lingen of vrienden de muter te verschaffen , meer dan door gerech- tigheid te beoefenen. De bisschoppen toch hadden , behalve hunne groote territorials macht, boyendien de kerkelijke jurisdictie over geheel hun diocees; de bisschop van Luik by. over geheel Brabant; die van Utrecht over Holland , Gelder en Friesland. De kerkelijke jurisdictie greep Coen vooral diep in , in geheel het staatkundig en maatschappelijk Leven. Het rechtsgebied over alle geestelijke personen behoorde aan de geestelijke rechtban- ken ; insgelijks het recht tot onderzoek naar de ketterijen ; het onderwijs was in de handen der geestelijkheid het huwelijk , als Sakrament, behoorde insgelijks tot de taken over welke zich de kerkelijke jurisdictie uitstrekte. Daarbij kwam , dat de bis- schop, en in sommige gevallen zelfs abten , aartspriesters , enz. den kerkelijken ban konden uitspreken of een landstreek , een stad, met het interdict beleggen. Door den ban , of excommuni- ceie , werd iemand buiten de gemeenschap der kerk gesloten ; en, daar de geheele maatschappij doortrokken was van het gods dienstig beginsel, in zekeren zin ook buiteu de maatschappij. Mies wat een gebannene deed was onwettig : want allMn do hoe- danigheid van lid te zijn der christelijke genootschap gaf, in die tijden, iemand in de christelijke maatschappij rechten. Het inter- dict werd uitgesproken over plaatsen , die een ge6xcommuni- ceerde ondersteunden , met hem gemeenschap onderhielden ; sours ook om overtredingen der kerkelijke wetten , die door eene ge- heele gemeenschap waren begaan. Roof van kerkelijke bezittin- gen, moord op geestelijken gepleegd , inbreuk op de kerkelijke jurisdictie hadden gewoonlijk ' de excommunicatie ten gevolge. Het geschiedde vaak, dat die straf werd uitgesproken , over het Been wat wij , in onze dagen, een politieke misdaad zouden noemen. Men kende, in de eeuwen over welke wij thans spre- ken , die sofistiek nog iiiet om onderscheid te maken tusschen misdaden , uit politieke of andere bedoelingen begaan. Het ge- D, 9 130 EXCOMMUNICATIE EN INTERDICT. schiedde soms, dat de een of ander vorst, om meerderen klem te geven aan een verdrag, de bepaling onderschreef , dat hij, zoo hij de gestelde voorwaarden niet nakwam , de straffe des bans zou beloopen. Uit dit alles blijkt, hoezeer de excommunicatie een gevreesd micidel was, waardoor de geestelijkheid de overtreders der god- delijke en kerkelijke wetten kon bereiken ; hoezeer de machtigen der aarde naar middelen zouden zoeken om invloed to verkrij- gen op de benoeming van hen , die d.eze straf konden uitspre- ken. Talrijke voorbeelclen vinden wij in de geschiedenis der Ne- darlandsche vorsten , die leefclen , gedurende het tijdvak over hetwelk wij thans spreken , dat zij de excommunicatie over zich hoorden uitspreken ; hetzij door den paus zelf hetzij door de his- schoppen, die jurisdictie over hen hacIden. In 1205 sprak Inno- centius III den ban nit over Willem I van Holland , omdat hij de echtgenoote van een ander , Ada , gehuwd met graaf Lode- wijk van Loon, had opgeliclit en weclerrechtelijk gevange ► Meld; immers het huwelijk , als sakrament, behoorde onder de kerke- lijke jurisdictie ; en Willem maakte door een ander zijne vrouw zonder wet en recht to ontvoeren , hierop inbreuk. In het jaar 1212 sprak de bisschop van Luik de excommunicatie tilt over Hendrik I , hertog van Brabant, en belegde diens land met het interdict, omdat hij het gebied der kerk van Luik 11.1d geplun- derd en verwoest. Toen Filips August (1195) Boudewijn graaf van Vlaanderen, op geslepene wijze genoodzaakt had tot de af- stand van ettelijko leenen , als Boulogne en Guynes , liet hij in het verdrag de bepaling opnemen , dat zoo Boudewijn dat ver- drag niet nakwam., de aartsbisschop van Reims , de bisschoppen van Kamerijk , Doornik en Terouane (tot wier diocees Vlaande- ren behoorden) over hem den ban zouden uitspreken. Later werd dit , ingevolge van deze bepalingen, over hem uitgesproken en Vlaanderen met het interdict belegd. Toen bleek het, hoe Filips August de kerkelijke jurisdictie als middel tot zijne politiek wilde bezigen. De aartsbisschop van Rheims die metropolitaan bisschop over Vlaanderen -was , leende zich tot werktuig van den Franschen koning en sprak het interdict over Vlaandereu uit; de bisschop van Kamerijk kwam hiertgen in verzet ; de zaak kwam voor_ paus Innocentius III, die den aartsbisschop bevel , de ex- communicatie en het interdict, als onbillijk , op te heffen. VERZET TEGEN DEN PAUS. 131

Wilden de koningen en vorsten de aartsbisschoppen en bis- sahoppen binnen de palen van hun gebied , van zich afhanke- lijk en tot werktuigen- hunner politiek maken , de Duitsche kei- zers wilden dit den Pans van Rome zelven doen. Het begrip van het keizerlijk alverinogen der Rom.einsche Caesars werkte buiten- gewoon op de verbeeldingskracht der keizers van het Duitsche Rijk , die keizers van het H. Roomsche Rijk genoemd werden. Rome was, in hunne ideale opvatting , de hoofdstad van hun rijk ; zij, als opvolgers van Caesar en Augustus , meesters der wergild ; geen wonder dat zij herhaaldelijk beproefden om den bis- schop van Rome tot hunnen afilangeling te maken. Het keizer- lijk geslacht der Hohenstaufen wendde hiertoe een eauwlang alle krachten aan ; dock te vergeefs : totdat eindelijk hun geslacht en de macht des Duitschen keizerschaps in dien strijd ten ()nal. ging. Gelijk door de kuiperijen der vorsten menige bisschoppelijke kerk word verscheurd, zoo weed dit in de tweede helft der vie eeuw de geheete christenheid door de schuld van keizer Frederik Barbarossa , die jaren ling het wettig . gezag van Paus Alexan- der in door tegenpausen, zijne kreaturem , lief bestrijden. Hij trok geheel het Duitsche Rijk mede in zijn schisma , bijge- voig ook de Nederlandsche gewesteu. Het was door zijn toe- doen dat de bisschop van Luik, den tegenpaus , Paschalis kroonde (1164). Opmerkingswaardig is het, dat evenwel niet Mil schisma , door tegenpausen teweeg gebracht, cone ketterij na zich sleepte. De •christenheid mocht in twijfel zijn omtrent de wettigheid van het hoofd der Kerk ; de leer zelf bleef on- aangetast en de gemeenschappelijke band, die haar bleef verL. eenigen. 'Ten eindelijk Frederik Barbarossa den vrede met Alexander ni sloot (1177) eindigde het schisma. Hoe ook des keizers opvolgers een hardnekkigen strijd tegen den Stoel van Rome voerden , toch vonden zij het niet geraden , nogmaals een schisma te veroorzaken. Integendeel. do - hierarchic bereikte , korte jaren daarop, onder het pausschap van Innocentius iii (119S-1216) zijn hoogste toppunt van macht en luister, en oefende, als wettig door de volken en vorsten erkeude autoriteit, het scheidsrechterschap over geheel de Christenheid nit. Men heeft , maar al te vaak, de middeleeuwen voorgesteld , als een tijdvak, waarin de godsdienst geheel de maatschappij , 'I 32 ONGODSDIENSTIGHEID EN KETTERIJEN. zoowel als den individu, zonder tegenspraak te cmdervinden , be- heerschte; Beene voorstelling , die meer in striid is met de feiten. Het eigenaardige der middeleeuwen ligt vooral daarin , dat zich Coen alle hoedanigheden der afzonderlijke personen, in hunnen geheelen omvang en volbeid , konden ontwikkelen en veel minder, dan in latere tijden, door algemeene toestanden werd beheerscht. Vandaar dat het enthousiasme zulk een groote rol in die eeuwen speelt. De hoe-danigheden , zoowel ten goede als ten kwade, open- baarden zich met dubbele energie : niet bedwongen door uiter- lijke banden. Vandaar dat men herhaaldelijk naast voorbeelden van de reinste godsvrucht, van de grootste zelfopoffering en wereldver- zaking , voorbeelden zag van ruwheid , hartstochteliikheid en ban- deloosheid, die de scherpste kontrasten met elkander vormden. Naast het meest opgewekte godsdienstig leven , in den reinsten en edelsten vorm , zag men voorbeelden van geestdrijverij en dweepzucht , die tot de noodlottigste uitersten verviel. En daar- naast bewijzen van zulke verzaking en verachting van alles wat door de godsdienst geheiligd was , dat die heiligschennende too- neelen , die verachting en beschimping van bet 1 eilige , door niets overtroffen werden. Wel is waar was het Ttaliii dat in de xllie eeuw de schrikkeliikste voorbeelden aanbood van die gods- verachting ; doch ook in andere landen , ook in de Nederlanden ontdekt men daarvan genoeg bewijzen. Ook de ketterijen woekerden nu eens in het geheim , dan iii het openbaar, gedurende de XIIe en xrue eeuw voort. Gelijk wij reeds verhaald hebben , stolid in het Zuiden van Frankrijk de ketterij der Albigenzen, in Noordelijk Duitschland die der Sta- dingers op. Eerstgenoemde heeft op de Nederlanden geen merk- baren invloed uitgeoefend ; dit was wel het geval met die der Stadingers. Deze waren een tak van den Frieschen stam , die aan de Noordzeekusten , tusschen de Elbe en de Weser woonde. 't Is moeielijk te zeggen , van welken aard die ketterij geweest is. Het waarschijnlijkst is , dat oud-heidensch Gerrnaansche hijgeloovighe- den , overblijfselen van den Wodansdienst en natuurvergoding er het Christendom ontzuiverden. • Bovendien speelde de haat tegen de feodale instellingen en de rechten der geestelijkheid car een groo- te rol in. De Stadingers leefden op oud-Friesche manier, in vrije gemeenten van boeren, zonder heeren , zonder het leenstelsel te INVLOED DES STAATKUNDIGEN TOESTANDS OP DE KERK. 133 kennen. Zij weigerden de tienden en wilden aan de kerkelijke insteilingen niet gelloorzamen. Zoo spanden politieke redenen en hei- densche begrippeu samen , oin de Stadingers in verzet te bren- gen tegen de staatsinstellingen des Duitschen Itijks in de xme eeuw. Ten zelfden tijde dat zij in dit verzet kwamen , geraakten ook de Drenthenaars (1234) in opstand tegen hunnen heer, den bisschop van Utrecht. Wij hebben reeds vroeger verhaald, hoe zij dozen met ziju Leger versioegen en liem op ruw barbaarsehe wijze scalpeerden. .gene'algemeene wapening der edelen geschiedde om de Drenthenaars ten under te urengen ; tegen de Stadingers word een kruistocht gepreciikt en ook doze werden gedwongen zich te onderwerpen. Staatkundige en kerkelijke toestanden vloeiden dus, gelijk wij uit iiet medegedeelde, gezien hebben, geheel en al te zamen. Mocirt dit in vele opzichten zeer heilzaam op het geestesleven der voiken gewerkt hebben , het heeft ook vele onmiskenbare nadee- len berokkend en grove inisbriliken uoen geboren worden. Het aliergrootste nad.eel was de verwereldlijking der geestelijklieid. De sciiiidering alsof alle kerkelijke personen, gedurende deze eeuwen , diep bedorven waren , is verre overdreven , ja valsch. Naast ieder voorbeeld van een onwaardig geestelijke, kunnen er het tienvoudig getal van vrome mannen, die hunne waardigheid eer aandeden , gesteld worden. oorzaak dezer verwereldlijking is niet moeielijk te vinden. De begeerlijkheid W'erd opgewekt door de macht en de rijkdommen der kerken. De maciltigen zoch- ten hunne jongere zonen door middel dier beziltingen te ver- zorgen. Zelfs de kloosters bleven niet vrij van dien verderfelijken in- vloed. De groote werkzaamheid der Benedictijnen had zijnen bloeitijd doorleefd; vrome mannen zagen, dat hervorming van het kioos- terleven noudzakelijk was, en sloegen de hand aan het work. De geest der Kerk werkte telkenreize terug tegen den geest der wereld, die hare ledematen dreigde te overweldigen. In het begin der xne eeuw , begonnen in de Nederlanden twee geestelijke orders opgang to maken , die spoedig een zeer groote uitbreiding verkregen : het waren de orde der Cistercien- sers en die van Praemonstreit of der Norbertijnen. Beiden waren takken van de groote orde van den H. Benedictus. Beiden legden zich er op toe om het reguliere leven , dat bij de klooster- 134 KLOOSTER VAN CISTERCItNSERS EN lingen begon to verslappen , op nieuw aan te wakkeren. De orde van Cisteaux is op het laatst der xi° • eeuw in Bourgondie ont- staan, maar heeft zijn grooten roem en uitbreidng vooral te dan- ken aan den H. Bernardus , die (in 1113) in deze orde trad en Haar met zijnen geest bezielde. Ongelooflijk groot is de invloed geweest, die de deugden , de predikatien en de geschriften van St Bernard op het Europa van zijnen tijd uitoefenden. Honderd- duizenden togen op zijne predikingen ter kruisvaart : duizenden be- geerden in de orde , waartoe hij behoorde , opgenomen to wor- den. Ook in de Nederlanden verrezen aanzienlijke kloosters der Cisterciencers : onder anderen de abdij van St Bernard to Ant- werpen ; de Cistercienser vrouwen-abdij van Cambre bij Brussel. In Holland stichtte Mathilde , weduwe van graaf Floris iv , de vrouwen-abdij te Loosduinen (1233). Dertig jaren later werd die van Leeuwenhorst bij Noordwijk gesticht. In Utrecht was de abdij Mariendael een der voornaamste der CisterciensN:s : in Friesland de abdij van Klaarkamp en Bloemkamp : in Groningerland die van Aduard. Ten zelfden tijd ong- eveer als de Cisterciensers , ontstond de orde van Praemonstreit of der Norbertijnen; aldus genoemd naar Norbeitus, een kanunnik uit Kleverland , the de llijnprovincien, de Nederlanden en het noordelijke gedeelte .van Frankrijk door- reisde om boetvaardigheid te prediken. Hij stichtte te Premontre in het bisdom 'van Laon , een klooste-r, dat de bakermat eerier nieuwe orde werd (1120). Norbertus' leerlingen predikten, vooral in Vlaanderen en Zeeland, tegeu den ketter Tanchelin : van daar dat hunne orde in de Nederlanden weld-ra grooten opgang =aide. De beroemde abdij van Tongerloo in Brabant , de abdij van Bern, niet ver van Heusden , die_ van Marienwaard bij Kuilenburg , de abdij van Middelburg, die van Koningsveld bij Delft en de Wittevrouwe-abdij bij Utrecht, behoorden tot de beroemdste stich- tingen der Norbertijnen. tn Cisterciensers en Norbertijnen hadden kloosters , zoowel voor mannen als voor vrouwen. Het was er verre van daan , dat zij, gelij1 later werd voorgesteld, hunnen tijd in luiheid en ledigheid. sleten. De mannenkloosters , in onvruchtbare oorden gesticht , werden spoedig bloeiende landbouwkolonien. Belangrijke gedeel- ten van Zeeland, Friesland en Groningen_ zijn door de Cister- NORBERTIJNEN. 135 eiensers en Norbertijneri ingepolderd en bebouwbaar gemaakt. In de vrouwenkloosters legde men zich toe op onderwijs en opvoeding der jonge meisjes en op nuttige, vrouwelijke bezigheden. Beide Orden bereikten spoedig een grooten trap van bloei en rijkdom; vooral gelijk wij zoo even gezegd hebben, door dat zij de kunst verstonden van heidegronden of moerassen tot rentegevend goed te maken„ De vermeerdering van rijkdommen liet hare nadee- Fige gevolgen. Diet achterwege. Er wordt herhaaldelijk geklaagd dat de tucht bier en daar verslapte. Bovendien namen de Cis- terciensers en Norbertijnen , even als de Benedictijnen , spoedig als grondbezitters hunne rangen in de feodale maatschappij. Zoo- doende geraakten zij , meer dan wel noodig was , herhaaldelijk in wereldsehe beslommeringen. Ook bleven zij niet vrij van dien geest van uitsluiting, die het noodwendig gevolg was van de feodale instelling. In zeer vele kloosters mochten skchts lieden van adellijke geboorte opgenomen worden. Dit was het geval met de Benediktijner vrouwen-abdij van Rijnsburg , die van Marien- kamp in Drenthe, van Mariendaal in Utrecht , en de abdijen van Loosduinen , van Leeuwenhorst en vele anderen : zoowel mannen- als vrouwenkloosters. In het laatst?, gedeelte der xlle eeuw vertoonden zich onmis- kenbare merkteekenen, dat het reguliere leven eenigermat, zijn heilzamen invloed begon te verliezen op de massa des yolks. Alle vertakkingen van de groote Benedictijner zochten bij voorkeur de eenzaamheid en het land. Zij legden zich toe op akkerbouw en verwierven rijkdommen. De abten werden groote heeren ; en keizers en koningen en vorsten zochten invloed op hen nit te oefenen en ze tot hunne of hangelingen te maken. Gedu- rende den strijd, dien het pausdom tegen den eersten Frederik den Hoheustaufer had te voeren , vond zij in de kloosterlinuen niet den steun , welken Gregorius vii in de orde van Cluny had ge- had : de feodale verplichtingen bonden vele abdijen te zeer aan hun landheer. In het zuiden van Europa deed zich een ander verschijnsel voor. Het leven was er weelderiger en zinnelijker dan elders in Europa ; eene te vroeg rijpe bescha,ving liet daar hare nadeelige gevolgen zien; de ketterij der Albigenzen doorkankerde bovendien geheel het land , dat door de Garonne en Rhone wordt besprocid. Ofschoon pausschap en Kerk onder Innocentius 136 DE ORDEN VAN S t. DOMINICUS EN tot den hoogsten trap van macht en aanzien waren gekomen, was het toch duidelijk, dat groote vijanden van het christelijk leven en van de eenheid der Christenheid hunne wapenen seheipten. Als keurbende , gereed om den strijd te strijden, stonden toen twee orden op , twee uitingen van 66nen geest : de orden van St Franciscus en St Dominicus , gewoonlijk de bedelorden geuoemd. Zij behooren tot de verwonderlijkste openbaringen van den mensche- lijken geest. Tegenover de feodale maatschappij, die all6en steunde op bezit, stelden zij het begin.sel over van volstrekte armoede; tegenover den toenemenden geest van weelderigheid , den bedelstaf; tegenover den hoogmoed eener maatschappij , waarin stand. en ka- raktergeest een hoofdrol speelden, de diepste ned.erigheid ; tegen- over de onwetendheid der groote menigte en tegenover de clwaling der ketterijen , eene coortdurende predikatie. Het is een opmerkingswaardig verschijnsel in de geschiedenis der Kerk , dat iedere orde te voorschijn komt , wanneer eene zekere behoefte der maatschappij zich openbaart, en dat de in- stellingen eener orde in harmonic zijn met den maatschappelijken toestand en van den tijd , waarin zij te voorschijn komen. De Benedietijners hidden de Germanen bekeerd; de wetenschappen een toevluchtsoord geschonken ; onmetelijke oppervlakten grond, over geheel Europa , aan akkerbouw en veeteelt geschonken : de Dominikaners ear Franciskaners versehenen , toen het leven der volken meer de steden dan het land tot middenpunt koos. De opkomst der beide orden valt te zanier' met den tijd van de op- komst der gemeenten. De zonen van de H. H. Dominicus en Franciscus zochten de middelpunten , waar de bevolking opeen gehoopt was. Niet 'pacer te midden der eenzaamheid, waar te midden eener groote stad , stichtten zij hun klooster. Zij zochten het verkeer der menschen , en vooral dat der burgerijen, en on- der de burgerijen niet het minst, dat des kleinen mans. Met dezen verkeerden zij , dezen predikten zij op markten en openbare plaatsen; van dezen vroegen zij hun dagelijksch onderhoud, of deelden hun hunne aalmoes mede. Ongelooflijk groot is de invloed die de Dominikaners en Franciskaners op hunnen tijd uitoefen- den. Hunne populariteit overtrof spoedig die van alle andere kloosterinstellingen. Ook over de Nederlanden verspreidden zich al zeer spoedig de St. FRANCISCUS. 137 zonen van den H. Dominicus en den H. Franciscus. Niet eene stad, waarin zij Been klooster stichtten der verschillende vertakkin- gen waarin die orden zich verdeelden ; als Clarissen , Tertiarissen eIlZ. In 1227 stichtten beiden hunne eerste kloosters in de Neder- landen : in de stad Leuven. In 1228 kwamen zij te Roermond ; het volgende jaar te 's Hertogenbosch. Twintig jaren ter naauwer- nood waren toen nog maar voorbijgegaan , sinds beide orden de Dominikaners in. Spanje, de Franciskaners in Italie waren ontstaan, en reeds hadden zij zich tot de Nederlanden verbreid. Zij kwamen ter bestemder ure. Want de strijd, die bet hoofd der Kerk, tegen de pogingen der Hohenstaufers, om zich een Caesaropapisme to vormen , dat Staat en Kerk , beiden, aan het keizerlijk alvermogen moest onderwerpen , brak met vernieuwde hevigheid nit. Wij hebben, voor zoo ver oiis bestek dit gedoogt, reeds op den strijd en het gewichtige daarvan gewezen. De Do- minikaners en Franciskaners waren bij dien strijd des Pausen keurbende. Overal wekten zij het yolk op tegen den tirannieken keizer. Zij ondersteunden door Itunnen invloed Hollands graaf, koning Willem. rr, die „der papeil koning" door zijiie vijanden werd genoemd. De Hohenstaufers bezweken in dien strijd; maar daarom was de geese, die hen bezielde, niet overwonnen. Zij zou zich vij ftig jaren later , met vernieuwd geweld , openbaren in can koning van Frankrijk, Filips den Schoune. Door de overmatige krachtsinspan- ning , die de pausen hadden moeten aanwenden, om Europa te beveiligen tegen de plannen van hen, die het tot COT1 nieuw Byzantijnsch Rijk wilden vernederen , was de hierarchie zelve niet ongewond nit den strijd, waarbij zij verwinnaar was gebleven , to voorschijn getreden. Innocentius Iv en Clemens v hadden 'neer dan 66nen maatre- gel moeten nemen , die aanleiding gaf tot klachten tegen de t -tu- selijke macht. Zij hadden groote geldelijke offers van de geeste- lifitheid der verschillende landen moeten vergers; en doze was "dot altijd even gezind om daarin to bewilligen. Niet altijd word even goed begrepen, dat de strijd, die in Italie tegen de Hohen- staufers word gevoerd, een strijd was voor do vrijheid der Kerk : ja voor het leven der Cb.ristenheid. Lieden , die tot de tegenker- kelijke partijen belloorden, overdreven den tegenstand, die sommigen 138 HERLEVING VAN HET ROMEINSCHE RECHT. meenden te moeten bieden. Over geheel het christelijk Europa, en ook, in de Nederlanden, werd de terugkaatsing gevoeld van dien grooten strijd , die in It die (van 1233—.1268) werd gevoerd. Ook was er een andere geest verrezen , die op het eind der XIIIe eeutv zijne macht begon te doen gevoelen. Het was de geest van het oude Romeinsche recht. Frederik Barbarossa, had hem , reeds een eeuw vroeger, te hulp geroepen om de pausen te bestrijden. Pat oud Romeinsche recht, hetwelk in de xuie eeuw zeer vlijtig werd beoefend, delfde de macht der Romeinsc1i Im- peratoren weder op, en wilde die schenken aan den keizer ; en in navolging van den keizer, wilde ook iedere koning "die ten bate van zijn gezag gebruiken. Pat Romeinsche recht, hetwelk het grootste staatsalvermogen toekende aan den vorst, was in de scherpste tegenstelling met de feodale instellingen ; met de vrij- heden der gemeenten, .met de vrijheid der Kerk. Het beoogde de groudvesting van het vorstenabsolutisme. In de laatste jaren der xur eeuw brak de strijd los van dat absolutisme , vertegenwoor- digd in Frankrijks koning, Hips den Schoone, tegen de bierarchie, vertegenwoordigd door Bonifacius VIII , en te gelijker tijd tegen de vrije ontwikkeling van het gemeen.tewezen, vertegeiiwoordigd door de Vlaamsche steden. Filips de Schoone vond getrouwe handlan- gers in de juristen van zijn rijk en in Italiaansche Ghibellinen , bij welke de overlevering van de aanhangers der Hohenstaufen waren blijven voortleven. Hij liet den ouden Paus mishandelen , zoo dat doze stierf. Hij bracht den gevoeligsten slag toe aan de vrijheid en onafharikelijkheid der Kerk , door den opvolger van Bonifacius VIII, Paus Clemens ITT, te bewegen, dat deze zijnen ze- tel mar Avignon verplaatste. Wel bleef de Paus de Paus ; maar het scheen alsof het geheimzinnige van zijne macht was gebroken van het oogenblik af, dat hij Rome had verlaten en zich in de afhankelijkheid van een vorst had gesteld. Met den dood van Bo- nfacius viii begon de groote macht , die het pausschap tot heil van Europa had uitgeoefend , te tanen ; Filips de Schoone wts de eerste revolutionair op aen troop, wiens plannen slaagden. 1100FDSTUK VIII.

Opkomst en inrichting van het Gemeentewezen.

De elfde en de twaalfde eeuw zijn, in Brabant en Vlaanderen , de dertiende, vooral in Holland, de eeuwen , waarin eene nieuwe macht te voonchijn trad, die spoedig het gezag van den adel en de geestelijkheid, later zelfs dat van de kroon in tegenwicht zou knnnen houden ; die bestemd is geworden om in vele landen de politieke ;nacht der beide eerstgenoemden geheel en al to vernietigen; die van de kroon aan zich ondergeschikt te ma- ken : wij bedoelen de burgerijen of de gemeenten. Aan Vlaan- derenland. komt de eer toe in Noordelijk Europa, (gelijk Italie in Zuidelijk Europa) de bakermat geweest te zijn van doze krach- tige instellingen , die , uit den grond der zaken zelve ont- sproten, hunne vertakkingen heinde en verre verspreidden; die bij de volken het bewustzijn wakker maakten, dat alle men- schen voor God gelijk geschapen zijn , dat alien rechten be- zitten uit die gelijkheid ontsproten. Be ontwikkeling , de wor- stelingen der gemeenten tegen hun vijandige krachten mogen aanleiding gegeven hebben tot vele onregelmatigheden , tot vel2 euveldaden zelfs ; overmoed moge ook bij hen oorzaak van ne- derlaag en van verval geweest zijn ., toch is het gemeentewezen een der groote werktuigen tot de verspreiding der europeesch- christelijke beschaving geweest, flat er een groot beginsel aan ten grande lag getuigt het feit , dat het tot den buidigen dag nog krachtig voortleeft, en dat het staatkundig leven eens yolks krachtiger is, naa• gelang de zelfstandigheid der gemeen- ten beter is bewaard crebleven. 140 VRIJGEBORENEN. Gelijk alles wat sterk is , worteit het gemeentewezen diep, en is het langzamerhand tot o-ntwikkeling gekomen. De middel- eeuwen hebben het zien geboren worden uit de oude Romeinsche municipaliteiten en uit de Germaansche vrijgeborenen en wel- licht niet minder uit vereenigingen , die bij de Germaansche vol- ken reeds zeer vroeg den naam yin gilden hebben ontvangen. De Romeinsche municipaliteiten hebben echter op de vorming der Nederlandsche gemeenten zoo goed als ge-enen invloed- uitgeoefend : om reden dat er zeer weinigen op den Nederlandschen gond heb- ben bestaan. De vereeniging van vrijgeborenen en van mannen , die hunne vrijlieid verworven hadden , hebben de Nederlandsche gemeente doen geboren word en. Onder Karel den Groote behoorde een groot gedeelte des yolks nog tot de klasse der vrijgeborenen ; dat is tot de klasse van hen, die wel niet tot den eigenlijken adel gerekend werden; doch die niet lijfeigen waren , hun eigen grond bebouwden en niemand boven zich kenden dan den keizer, en de door hem aan- gestelde ambtenaren. De toename van bet gezag der edelen , de invallen der Noormannen, deden het getal der vrijgeborenen slinken. Overniacht van een naburigen edelman , behoefte aan bescherming tegen de Noordsche roovers, deden duizenden be- sluiten om zich tot de eigenen van dozen of genera machtigen beer te laten verklaren. Naar gelang de hertoogiijke en graaf- lijke waardiglieden niet alleen, maar ook die van mindere amb- tenaren erfelijk wierden , en zich zoodoende het leenstelsel' ver- der ontwikkelde , nam het getal der vrijgeborenen af. Immers zoodra de politieke macht aan het graveiiambt verbonden , erfe- lijk was geworden, werd het gezag , dat die graaf op zijne rechts- onderhoorigen uitoefende , insgelijks erfelijk en daardoor de -al- hankelijkheid van laatstgenoenaden veel grooter; zoodat zeer ye- len, de meesten zelfs , allengskens afdaalden tot de klasse der lijfeigenen. Zoolang een onderhoorige nog van woonplaats en bij- gevolg van rechtsgebied kon veranderen, bleef hem nog altijd een laatste middel tegen de volledige af hankelijkheid over : doch de adel moist zijne macht zoo zeer uit te breiden; dat zij de onder- hoorige kon doen verbieden om zich tc onttrekken aan de ge- rechtsbaarheid van den grond, welken hij bewoonde. Dit geschiedde krachtens eene wet, door keizer Frederik II, in 1232,, uitgevaar- ONAFHANKELIJKHEID VAN FRIEZEN EN VLAMINGEN. 141 digd ; doch dat keizerlijk edikt bevestigde eigenlijk niets anders dan een sinds lang bestaanden toestand. Nu was iedere kleine grondbezitter vastgeketend aan den ,grond, welken hij bewoonde , ell daardoor geheel en al of ankelijk van den adel. Maar tot tegenwielyt voor deze uitbreiding van de macht des adellijken grondbezitters diende het onverdelgbaar gevoel, - dat in het menschelijke hart de vrijheid doet beminnen , en het gevoel dat hem , bij eigen zvvakheid, doet uitzien naar pulp in salmi"- werking van anderen, die in hetzelfde lot als hij deelen. Nog altijd waren er duizenden, bij wie het gevoel der oude Gunman- sell° vrijheid niet was uitgedoofd ; die hunne onaf hankelijkheid hadden weten to bewaren , hoe ook het feodale stelsel zich ver- der en verder had uitgebreid. Vooral het yolk der Friezen had dat onaf hankelijkheidsgevoel levendig bewaard. Terwiji het leen- stelsel weliger opschoot , near gelang eene landstreek meer door de naneven der Frankische veroveraars werd bewoond , zoo schoot het minder wortel, na.ar gelang eene bevolking nicer zuiver van Frieschen stain was. Aan de eigenlijke Friezen is het leenstelsel maar voor een gedeelte opgedrongen : en dat nog wel door geweld van veroverillg. Your het grootste dccl hebben zij het eigenlijk nooit gekend. Waar Franken en Saksers den Nederiandschen grond hadden ingenomen , heeft het leenstelsel het meest gebloeid. Van daar het weligst in _Brabant '), Limburg , Gelderland , het hui- dige Zuid-Holland ; minder in Vlaanderen ; het minst in de pro- vincie Friesland en het voormalige West-Friesland. Langs de noJrdzeekustn bled het nageslacht der Friezen, die zoo hardnekkig weerstand hadden geboden aan den veroveraar Charlemagne, wonen. In het land der oude Menapiers en Mo- riners woonden zij in de omstreken , waar titans Veurne en Os- tende liggen. Zij hadden , wellicht omdat zij . van ballingen of zwervers afstamden, den naam van Fleminghen ontvangen. Zij zelven noemden zicll karls , kaerels , keerls: een woord , waaraan volkstaal nog het begrip van kracht verbindt. Zij leef- den in vrije gemeenschappen , onalhankelijk van eenen leenheer. Slechts Vlaandereus graaf erkenden zij als hunnen worst, en dat

1) Wij sprekcn bleats 1 -Lu de Widen , die tot het Nederlandtche taalgeticd Lehooren. l42 OORSPRONG DER GEMEENTEN. GILDEN. nog maar zeer beperkt. Ook in Friesland leefden dezelfde karts, West-Friesen geheeten, in vrije gemeenten , als eigen erfdeel : en hoe dezen zich te weer stelden tegen Hollands graven , die voor lien het feodaal stelsel vertegenwoordigden , is bekend. Over ge- heel Nederland woonden insgelijks nog vele vrijgeborenen ; dock:! -niet zoo saam vereenigd , als dit het geval was met de Vlaamsche karts of de West-friesche kerels (der keerlen God, werd graaf Floris v genoemd). Onder die karls, en oak onder andere vrijgeborenen, waarschijnlijk zelfs wel onder de lijfeigenen , die van Gerniaanschen oorsprong waren , was eene installing blij- ven bestaan , die zich in de oudste Germaansehe tijden verliest : een gemeenschappelijk verbond., een soort van genootschap, onder den naam van_ gilde bekend. De deelgenooten aan eene gilde ver- bonden zich em elkander in bepaalde zaken onderling hulp en bijstand te bieden ; vereenigden zich tot gemeenschappelijke maal- tijden en bleven met elkander vereenigd door bepalingen , die zij gemeenschappelijk hadden ontworpen en bleven handhaven. Reeds ten tijde van Karel den Groote bestonden zij , en _werden in de capitularia genoemd coqurationes. Naarmate nu de adel zijne macht sneer uitbreidcle, en die vaak des te drukkender deed gevoelen , naar die mate werd het besef van de noodzakelijk-heid van eenen gemeenschappelijken band bij de 'zwakkeren levendiger. leder vrijgeboorne hier of daar afzon- derlijk , gevoelde zich zwak; maar een groot getal vriteborenen te zaam vereenigd., gevoelde zich sterk. Te midden der stormach- tige tijden van de me eeuw kwamen, lifer en daar , manners sa- men woven , die reeds niet tot de lijfeigenen behocrden hetzij dat zij vrijgeborenen waren , hetzij- dat zij van de lijfeigenschap ontslagen waren. De Vlaamsche karts vormden al spoedig derge- lijke gameenschappen. Anderen voegden zich bij hen en hun ge- tat zoodoende toe. Elders was een klooster , dat hoog ver- eerd word : velen kwainen zich in de oilmiddelijki. -3 nabijheid ves- tigen. Op een andere plaats wilde een machtig edelman een burchtslot , eene stad stichten ; hij riep te zamen , wie wilde ko- mon ; gaf lien aankoomlingen zekere voorrechten, en zoo verrezen Dordrecht of Geraertsbergen. Elders weder was eene plaats uit- muntend , door hare ligging, aan -eene rivier , geschikt am het underling verkeer to bevorderen : de bevolking nam op die plaats KEUREN EN VOORRECHTEN. 143 spoedig toe. Op dergelijke wize ontstonden steden; maar alien , alleen misschien die uitgezonderd, welke door de vereeniging der karls waren gegrondvest, zonder eenige vrijheden, zonder midde- len , om zich tegen machtige vijanden te v erdedigen. Maar wanneer zooveel krachtige mannen op een putt bijeen waren , wanneer zij zich konden tellen , wanneer zij hunnen free- ren diens- ten konden betoonen en daarvoor belooning vragen , dit ligt in den card der zaak , kon nooit op den duur eene druk- kende heerschappij , waardoor die mannen van de natuurlijke ten, ieder menscll eigen, beroofd waren, blijven bestaan. Vrijwil- lig, sours door opstand gedwongen , gaven de heeren rechten aan die bijeenvergaderde madmen: en zoo ontstonden de gemeen- ten. Gewoonlijk was het eerste, vat eene gemeente vroeg of zelf ten uitvoer bracht, zich wallen te graven en met muren te om- gorden : ten einde tegen de aanvallen van buiten verzekerd te wezen. Het recht van wapenen te dragon behoefden de middel- eeuwers niet te vragen ; want ieder was gewoon dit to, doen , en schier alles kon , eer het buskruit bekend was, tot wapen` die- nen. Vervolgens kwam het recht om volgens vastgestelde wette- lijke bepalingen geregeerd to worden : en ten bewijze der verwar- ring, die nog in de xic en xne eeuw heerschte tusschen de bur- gerlijke, het strafreclit en het politierecht dient , dat in de meeste stedelijke keuren, welke van dien tijd dagteekenen, die rechten door elkander in een adem , in zeer weinige woorden, worden ge- schonken : niet als algemeene rechten, maar als rechten hun bo- ven anderen verleend , worden zij beschouwd. De nieuwe aankoomlingen van vrije geboorte, die zich ergens vestigden , vorrnden de eerste kern van zeer vele gemeenten. Zij werden , ten tweede , gevormd door vrij verklaarde lijfeigenen. Hiertoe werkten vooral de kruistochten mede. Hij, die het kruis aanvaard had, om tot Godes eer, het H. Graf van de ongeloo- vigen te verlossen , mocht niet meer de lijfeigene van een ander wezen : hij was van nu of vrij man. Teruggekeerd in zijn va- derland kon hij van die vrijheid gebruik makers. Gevestigd op den grond , die een ander behoorde , zelf meestal geen bezitter, zocht en vond hij een vaste woonplaats in de eene of ander° stad, en vermeerderde hare bevolking. Van den anderen kart had de edelman , die den verten tocht naar het H. land wilde aanvaarden, 144 BINNEN- EN BUITENPOORTERS'

gewoonlijibehoefte aan geld, veel geld. Zijne onderhoorigen hadden soms eenige zilverstukken bijeen vergaderd. Om die te bekomen , ontsloeg hij hen van de lijfeigenschap. De bevolking eener stad , die hem als beer moest erkennen , had door nijverheid of han- del eenig vermogen verkregen : hij verkoc'ht hun , tegen gereede penningen , he recht om hunne stad te ommuren , om eigene magistraten te hebben , om naar eigene wetten en gewoonten , niet meer naar de willekeur van des heeren ambtenare -n , be- stierd te worden. Na den eersten , en nog meer na den tweeden en derden kruistocht, began zich het gemeentewezen zoodoende sterk te outwikkelen. De gerneenten nu ontstoaderi op mike wijze. De naam communi- tas, commune , gemeente alreods drukt genoegzaam nit , hoezeer het besef van gemeenschappelijk belting en gemeenschappelijke plichten den grondslag aan het gemeenschappelijk bestaan legde. Pe naam van poorters , poorterijen werd in de Neder12,nden aan he; die wij thaws de burgers zouden noemen gegeveu. Pe, naam van burgers , burgeriien word ook gebruikt. Gelijk echter in de middeleeuwen de grootste verselleidenheid in rechten en verplichtingen zelfs onder de bewoners van eene en dezelfde stad heerschte zoo waren de rechten der bewoners van dezelfde plaats alle dezelfden : doch hierover straks. Een der voormamste

,:ordee 1-ingen was die van binnenpoorters en buitenpoorters. Pe groote veordeelen, die het lidmaatschap van eene gemeente gaf , deed bij zees' velen de begeerte ontstaan , om daaraan deelachtig te worden : zelfs al konden zij niet binnen de muren der ge- meenta wonen. -Van den anderen kant was het in het belting eener gemeente, om zooveel rnogelijk deelgenooten te hebben in de listen en verplichtingen, die op de gemeensehap rusten. Het ge- volg hiervan was , dat de gewoonte in zwang geraakte bij de ge- meenten , en vooral bij de maelitige , om lieden die op bet land. woonden , als poorters of burgers hunner stad op vaste voorwaar- den aan te nemen. Het werd niet gevorderd, dat deze nieuwe burgers zich binnen de muren der . stad zouden komen vestigen: daarom werden zij buitenpoorters geheeten. Zoo iemand decide in de voorreehten van de 1oorters. Hij stond onder de bescherming en jurisdictie der stad, die hem als de hare had aangenomen. Het laat zich begrijpen , dat geene zaak meer dan deze geschikt was OPNEMING VAN LUTEIGENEN IN DE STEDEN. 145 om de macht des adels te knakken, en dat doze zich niet tegen eenigen ingreep der steden, in hare rechtmatige of aangematigde rechten meerder dan tegen deze verzette. Gelijk vrijgeborenen , kleine grondbezitters , 'op deze wijze tot het deolgenootschap in de voorrechten der gemeenten kwamen , zoo geraakten tallooze lijfeigenen op and.ere wijzen daartoe. Het gold al zeer spoedig tot eenen schier algemeen aangenomen regel der gemeenten, dat ieder, die met de dochter van eenen poorter huwde , dat ieder, die rinds 66n jaar en dag binn -en de muren had gewoond, en or eenig bedrijf nitoefende, als burger aangenomen werd. Vele lijfeigenen nu trokken naar de steden : hum hoer Wilde zijne macht over hen doen gelden ; maar had de gemeente den man eenmaal als burger aangenomen dan was zij gehouden hem te beschermen., tegen wien ook. Het was tool' een algemeen doorgedrongen begrip dat aan alle korporatien, tijdens de middeleeuwen, zuik eerie groote kraeht gaf , dat zij ge- voelden , hoezeer alien voor elkander aansprakelijk waren : "allen voor 66n en 66n voor alien ," was de lens , die niet slechts word gesproken , maar in aller harten was gegrift. De beleediging c_nen -burger aangedaan , was cane boleediging alien aangedaan. Fen burger kon gevangen genomen worden , op zijne bezittingen beslag gelegd worden voor sehuld van de gemeente, wavrtoo hij behoorde ; maar ceno gemeente rekende het zich ten plicht om zich zelve aansprakelijk to stellen voor hare burgers , en hunne belaiigen met al de middelen , die haar ten dienste stonden , zich aan te trekken. Tit die wederzijdsche aansprakelijkheid ontsproot dat grootsche, dat alles _beheerschende gevoel van liefde voor zijne cigene stall, die de vaderlandsliefde der middeleeuwen was, die tot vele ongeregeldhoden en euvelen aanleiding gaf, en toch eenige der schoonste bladzijden uit de geschiedenis der Neder- landsehe gewesten visit. In Noordelijk Frankrijk , zoo nabij de grenzen der .Nderian- den, King de eerste vorming der zelfstandige ‘gemeen.ten met vele schokken gepaatd. Geen wonder : want daar stelden zich de machtige leenmannen in verzet tegen de opkomst (tier nieg.we inacht. Anders was het geval in de Nederlanden. Dirk van den Elzas , graaf van Vlaanderen , Hendrik ill; Jan z van Brabant, Willem Ir en Floris v van Holland bevorderden de opkomst IVe D. 10 146 MUREN, KERK EN SCHEPENDOM. der gemeenten. Zqo dat zij zich in die gewesten krachti- ger en regelmatiger konden ontwikkelen. Aan Dirk van den Elzas komt de eer toe van het eerst onder de Nederlandsche , vorsten de opkomst van den derden stand bevorderd te hebben. Hij, een der meest ridderlijke figuren uit de geschiedenis, had het besef van de groote inwendige krachten, die uit het gemeente- wezen konden te voorschijn komen. Zij bestonden reeds voor zijnen tijd : zij hadden hem geholpen tegen zijnen mededinger uaar het graafschap, Willem Clifford. Hij gaf hun tal van privile- gien en werkte hunnen.bloei krachtdadig in de hand . Filips van den Elzas , zijn zoon en erfgenaam, volgde zijns vaders politiek: Het- zelfde deed ook Boudewijn van Constantinopel. In de my° eeuw daarentegen, stelden zich Vlaanderens graven aan de spits van de partij , die 'de overmacht, man ook den bloei der gemeenten zooveel zij konden , zochten tegen te werken : zij deden dit tot groot nadeel voor zich zelver, en voor hun land. De drie eerste zaken, die den band tusschen de verschillende leden eener gemeenten vormden , zijn de muren, achter welke zij zich verscholen , en zich tegen hunne vijanden vercledigden : de kerk waarin zij gedoopt , getrouwd , begraven werden ; het sche- pendom , dat is de eigen rechtbank , die hunne geschillen moest beslissen , en de verstoorders van den vrede, de schenders van des naasten goed of leven moest straffen. Daarbij kwam de eigene administratie over eigene gemeenteaangelegenheden, De rechten en regelen , volgens welke de gemeenten bestierd zouden worden, moesten echter vast bepaald en afgebakend zijn : vooral opdat zij niet zouden blootstaan , aan de willekeur van des landsheeren ambtenaren. Om Merin te voorzien , ontvingen de gemeenten charterbrieven, met het zegel van den vorst. Daze brieven warden keuren genoemd. Zij waren het samenstel der stedelijke wetten , die door den vorst, meestal in overleg met de gemeenten zelven., waren vastgesteld ; waaraan zich de inwoners voortaan te houden hadden. De oudste keure in Vlaanderen , was die van St. Omer : zij dagteekende van 1127. Die van Yperen is van 1174; van Gend van 1176 ; van Brugge van 1190. Leuven ontving zijne keuren van hertog Hendrik I in 1211, Brussel in 1229. Pe inhoud der verschillende.keuren was niet dezelfde. Gewoonlijk bevatten zij bepalingen omtrent de wiize KEUREN EN PRIVILEGItN. MANANTS EN LIGNAGES '1 47 waarop recht zou gesproken worden ; de boeten, in welke de burgers zouden kunnen vervallen ; bepaliiigen omtrent het erf- recht, de aan den landheer verschuldigde tollen , de markten euz. Zij droegen , gelijk wij reeds aangemerkt hebben , het karakter Van voorrechten (privilegien) aan eene burgerij , boven de groote menigte van des landsheeren onderzaten , gegund : vandaar dat deze ook bij rebellie het recht in aanspraak ram om ze in to trekken. Alle keuren waren wel privilegien , maar alle privi- legien daarom nog geen keuren. Het was er verre van af, dat al dadelijk alle ingezetenen eener gemeente dezelfde rechten en voorrechten genoten en gelijk deel aan het algemeen beheer hadden. Dit was geheel en al overeen- komstig met het karakter der middeleeuwen. Immers Coen grondde zich alles op herkomstige rechten : alles was traditioneel. De rech- ten van het grondbezit oefenden zelfs iuvloed nit op de verschil- lende rechten der burgers van eene stad. In vele steden beston- den oude geslachten , waarschijnlijk afkomstig van de eerste be- zitters van den ,gronct, waarop de stad gebouwd was , of van de vrijgeborene mannen , onder wier -geleide zij gekomen waren , die de stad stichtten. Deze geslachten bleven een groot overwicht uitoefenen in de steden ; die met hen waren opgekomen. Latere aankomelingen ; de afstammelingen en de lijfeigenen , die door Dunne vestiging, in de stad vrijmannen geworden waren; de na- neven der vreenidelingen , die zich er allengskens waren komen vestigen , genoten minder achting , bezaten mindere rechten. Daarbij kwam, dat in zeer vele steden edellieden waren komen woven, of het burgerrecht hadden verkregen. Uit dit alles ont- stond een verscheidenheid van rechten. De aanzienlijken noem- de men vrijgeborenen , eigenerfden , die eer en geslacht be-

zaten ; de anderen manants , mannen der ambachten , zonder eer 1) en geslacht. Ook werden beiden wel als grootburgers en kleinbargers van elkander onderscheiden. In de steden Brussel , Leuven en Antwerpen hadden in de xrie en xme eeuw nog zeven geslachten , bij uitnemendheid lignages geheeten, alle eer, macht en aanzien in harden ; de overige burgers genoten geene politieke rechten. Die toestand kwam in vele opzichten

1) Eer in den zin van eerbetuigingen. 148 STEDELIJKE OLIGARCHI1N. overeen met hetgeen in het oude Rome plaats greep , toen Pa- triciers en Plebejers, nog geheel en al verschillende rechten be- zaten ; zekeren zin een geheel en al verschillend yolk waren. . Dezelfde oorzaken hebben wellicht 6n in het oude Rome a in het Brussel of Leuven der xris eeuw dezelfde gevolgen te weeg ge- bracht. In Gent bestonden de lignage8 niet. Daar had echter in de eerste helft der xuie eeuw een lichaam, dat der XXXIXen ge- heeten-, alle politieke macht in handen : - tot groot ongenoegen van de ambachten. Deze stedelijke oligarchies lieten zich dik wijls niet weinig voorstaan op hunne adellijke afkomst, hunne meerdere macht en rijkdom. Terwiji verreweg het grootste gedeelte der huizen eener stad nog van bout gebouwd waren, bouwden zij van steen groote huizen , die zelfs er op waren ingericht , oft eenen aanval van vijanden te kunnen weerstaan. Men noethde die gebouwen Steenen. Gelijk tusschen den adel op het land, hearschte vaak tusschen die geslachten erfveeten, en niet zelden gescliiedde het, dat zij binnen .de muren der stad met elkander in bloedige gevechten geraakten. Zoo was er in de verhouding de burgers eener stad dikwijl een groot verschil. Terwij1 de eene in zekere opzichten meer na - derde tot den adel, kwam de toestand , waarin de audere ver- keerde, meer overeen met die der eigenerfden., welke geen eigen rechtsgebied bezaten , terwijl de lagere volksklasse der steden in sommige opzichten nog naderde tot den stand der lijfeigenen ; doch veel vrobger dan op het land zouden in de steden de vrijmaking en gelijkheid van politieke rechten door den minderen stand verworven worden. Het was vooral in de Vlaamsche steden, dat al zeer vroeg han- del en nijverheid meer clan ergends anders in Noordelijk Europa begennen te bloeien. De handel en industrie bracht rijkdommen aan , en the moest allengs aan hunne bezitters aanzien verschaf- fen. Misschien nog machtiger hef boom om zeer velen der aa4- vankelijk geringe burgers in de hoogte te heffen, was het gilde- wezen. Wij hebben er reeds met een enkel woord van gesproken, hoe de oorsprong dezer instellingen in de grijze, Germaansche oud. heid client gezocht te wordert. De kooElieden vereenigden zich het eerst tot eene .gilde. Het doel .daarvan was gemeenschappelijk- e samenwerking ter verdediging hunner eigene belangen tegen ieder, HET GILDEWEZEN. 149 lie ze belande; verder gameenschappelijke regeling van eigene inwendiga aangelegenheden ; de verdediging van eigene rechten -en belangen; de regeling der onderlinge geschillen; de orde op eigenen werkkring ; de verhouding van meesters tot leerlingen; de verzorging van tot armoede vervallen gildebroeders; dit piles behoorde tot den werkkring der giklen. leder hunnei had zijne eigene bijeenkomsten , meestal een eigen kapel , zijn eigen hoofd, gewoonlijk deken ge-noemd, en al spoedig ook zijn eigen banier, waaronder het gewapend uittoog. Zoo gaf de associatie hun een uro ote macht. De gilde der kooplieden kreeg het eerst macht en aanzien, en mist zich boven het gros der burgerij , en naast de oude ge- slachten te verheffen. Het ligt in den aard der menschelijke na,- tuur dat ieder, hoezeer hij zegt de gelijkheid te beminnen; zicli toch hooger waant dan hen , die hij minder acht en in wie llij zijne gelijken niet wil erkennen. De kooplieden. zagen al spoedig met zekere minachting neder op de hoiden van de ambachten. Zij wilden -de wevers, de zeilenmakers, de schoenmakers, tim- merlieden en vele anderen, niet als hunne gelijken erkennen. Zij gingen zoo verre, dat zij doze als de onedele ambachten be- schouwden wellicht omdat zij beoefend. warden door lieden , wier voorouders of die zelve nog tot de lijfeigenen behoord .had- den. De wevers werden nog in het begin der xlle eeuw van de Rijn-provincien , van Luikerland en Maastricht met groote min- . achting bejegend. Maar ook alle deze ambachten, die wij zoo even genoemcl hebben , en de meeste . anderen Madden zich , naar de manier van het gildewezen , georganizeerd. In getal overtrof- fen zij verre de kooplieden : door nijverheid geraakten velen hun- ner tot rijkdom. Allengskens werden de voornaamste onder hen aanzientijke en invloedrijke mannen , die met de lcden van het koopmansgild op een rei konden gaan , die door den grooten aan- hang der talrijke mannen van hun gild zich gevreesd konden maken. De hoofden van het lakenwevers- en van het brouwersgild zien wij herhaaldelijk een voorname rol in de geschiedenis der \Tlaamsche gemeenten spelen. Macht en rijkdorn brengen altijd verschil van maatschappelijke positie teweeg , en deze op hare beurt afgunst van den kant der minder bedeelden .zeer dikwijIs )()k rechtmatiue grieven tegen 150 VORMING VAN DEN DERDEN STAND. den overmoed of knevelarijen der machtigen. Vandaar dat het een zeer algemeen verschijnsel is , hetwelk in de geschiedenis her- haaldelijk terugkeert dat de armoedige , talrijke , werkende yolks- klasse in verzet, soms in zeer gewelddadig verzet komt tegen de iijken ; dat zij hierin niets anders doet dan het voorbeeld volgen dat deze hen zelven hebben gegeven , toen zij vroeger in verzet kwamen tegen de bevoorrechte standen. Gebeurtenissen als die welke wij in 1870 in Parijs hebben zien geschicden, zijn volstrekt niet eenig in hun soort. Uit dezelfde oorzaken , zijn dezelfde ge- volgen schier under dezelfde verschijnselen voorgekomen in het oude Rome , in de Italiaansche republieken , als Florence , Pisa , Genua enz. in de Brabantsche en Vlaamsche gemeenten op het eind der xmc eeuw en later nog. 0.0 het einde der xine eeuw had zich, geheel de Nederlanden door, de burgerstand reeds tot een derden stand gevormd , die in invioed met Bien des adels en der geestelijkheid kon wedijveren. De afgevaardigden der steden hadden nog wel Beene zitting ge- nomen in de Sfaten der gewesten, om reden dat die Staten (ge- lijk men die politieke, lichamen later noemde) nog niet be- stonden ; maar het gewicht dat zij in de schaal legden , was reeds belangrijk. Steeds meer en meer streefden de burgerijen or naar , zelf eene col in stad en Staat to spelen. Het over- wicht der bevoorrechte klassen stony hen hiervoor in den weg. Vandaar menigvuldige schokken en betreurenswaardige bur-

0a ertw i sten . Op den Nederlandsehen grond zijn do- Vlaanische steden het eerst tot bloei gekomen vervolgens die van Brabant. Holland en Zeeland volgden. Over het algemeen genomen warm deze beide gewesten, zoo als von L6her to recht aanmerkt 1) , een menschenleeftijd bij Vlaanderen ten achter. De Hollandsche en Zeeuwsche hebben het meest to danken aan hunne graven Wil- len II en Floris v. koning Willem II gaf handvesten , gelijk men ze in Holland noemde , privilegien en keuren, aan de steden Dordrecht , Delft , Haarlem , Alkmaar , Middelburg , Zierik zee, Domburg, West-Kappelle. Zijn Zoon Floris, zocht en vond in den bloei der burgerijen den voornaamsten grondslag van

l) Von Loher, , . 1 neobaea iron Bayern and Ihre Zeit, I, C. WIE DE GEMEENTEN HET NIEEST BEGUNSTIGDEN. 151

-het welzijii des lands. Hij bevoorrechtte met alle hem ten dienste staande middelen de welvaart der gemeenten : hij begunstigde de vrijgeborene mannen , die er vooral in bet noordelijk gedeelte van .zijir graafschap nog velen waren : hij gebruikte hen als een tegen- wicht tegen de maclit des adels. Gouda , Leiden , Schiedam , en het Coen pas opkomende Amstelredamme ontvingen van hem belang- rijke vrijheden en privilegien : als vrijdom van tollen , vrij ver- keer, ontheffing van drukkende diensteii. De bewoners van ver- schillende dorpen werden niet minder door lien bevoorrecht : de dorpen Uitgeest , Akersloot, Wormer en weer anderen werden met verscheidene voorrechten begiftigd. In Gelderland bevorderde graaf Otto II insgelijks de opkomst der gemeenten. Harderwijk Emmerik , Lochem , Arnhem , Wageningen , Gelder , Goch , Does- burg ontvingen van hem privilegien en keuren. In het bisdom. Utrecht liadden de aanzienlijkste steden zich insgelijks reeds vooraf in het midden der xme eeuw belangrijke vrijheden weten te ver- werven. De stad Utrecht zelve had, reeds ongeveer een eeuw vroeger dan andere Noord-Nederlandsche steden , groote vrijhe- den en recliten. Over het algemeen genomen waren steeds de bisschoppelijke steden in ontwikkeling die vooruit , wel]ie wider wereldlijke heeren stonden. De reden hiervan ligt niet ver : in vergelijking met de werelalijke vorsten waren de geestelijke hee- ren vredelievend, vrijgevig jegens hunne onderdanen en minder geneigd den dwingeland te spelen. De steden van het Beneden- en Boven-Sticht liadden vooral veel te danken aan den bisschop Hend,rik van Vianen en Jan van Nassau. Eerstgenoemde gar ste- delijke rechten aan A mersfoort en Oudewater. Arianen en Gene- muiden kregen die van Jan van Nassau (127,2). Deventer, Zwolh'en Kampen bezaten die reeds vela jaren vroeger. Gedurende Let tijdvak , waarover wij• thans handelen (van het begin der opkomst van de gemeenten , tot aan de eerste jaren der rive eeuw) was de regeering in nagenoeg de meeste steden in hoiden van eene stedelijke oligarchies In Brussel werden zij ,genoeind, de goede lieden, ook wel de welgeborene lieden. Deze wer- den verdeeld in zeven geslachten lignages (gelijk wij boven reeds aangaven). Zulk eene lignage telde een aanzienlijk getal lieden , alien afstaramelingen van 46nen stain. Er waren armen zoowel als rijiceii ; (Leh zij die tot eene der zeven lignages behoorde, 152 DEKENS DER GILDEREN EN STADSSCHEPENEN. kon lid der regeering wordon. Uit elke lignage werd eon der zeven schepenen gekozen. De overige burgers , die niet tot de lignages behoorden, waren wel vrij , doch hadden geen deel aan de stedelijke regeering. Te Leuven was hetzelfde het geyal : daar noemde men de bevoorrechte geslachten Peeterman* , homme8 Santi Petri , oindat St Petrus., de patroon was van de stad. Het rijke lakenwevers- gilde vormde te Brussel eene klasse , tusschen de lignages en de ambachten. De voornaamste kooplieden en de leden der lignages legden zich even zeer op Handel en nijverheid toe, als de andere burgers, en behoorden tot dit gild. All° ambachten, die op eeniger- lei wijze zich met het lakenfabrikaat bezig hielden, waren on- derworpen aan de jurisdictie van die der twee dekens der laken- wevers , bijgestaan door acht bijzitters , de acht van de glide ge- noemd. De andere ambachten, insgelijks tot gilden vereenigd, hadden ook hunne eigene dekens. De dekens werden in de xme eeuw te Brussel door de stedelijke regeering gekozen uit een dubbeltal door het a,mbacht voorgedragen. Hetzelfde was te Leu- ven, en ook te Antwerpen , het geval. In Gent geschiedde, van het jaar 1212 tot 1228 , de benoe- ming der schepenen door vier vroedemannen, door den graaf ge- kozen uit iedere parochie der stad deza kozen de dertien sche- pens , die een jaarlang in betrekking' bleven en niet twee ach- tereenvolgende jaren konden gekozen worden, In 1228 werd de reggering in aristocratischen zin veranderd. Negen en dertig per- sonen werden voor hun leven gekozen ; een derde hiervan vormde de schepenbank, eon ander derde den read, het laatste derde was an jaar buiten betrekking. De twisten welke deze stedelijke aristocratie van Gent met graaf G.wy voerde ; de te- genstand, -welken zij in den boezem der stad zelve ondervond, gaf aan Filips den Schoone aanleiding om zich in de Vlaamsche aan- gelegenheden te mengen; gelijk wij reeds te zijner plaatse ver- haald hebben. In andere Nederlandsche steden kw amen dezelfde toestanden, doch near vormen , die zich schier mar iedere stad wijzigden , voor. In Utiecht was insgelijks een machtige stand van patriciers, wij ze zouden kunnen noemen, die boven de menigte der bur- gerij uitstak en het beheer in handen had. Pe regeering van Groningen , die nit zestien leden bestond , werd gekozen uit de SCHEPENBANKEN. 153 oude en rijke familien. Hetzelfde was het geval in schier alle steden van Holland en Zeeland. De regeering was in handen van de oud- s-te familien eener stad welke en in bezittingen en in levenswijze de adellijke familien nabiikwamen ; terwijl velen daarvan inderdaad tot oud-adellijke geslachten behoorden. Ook zij lieten de nieuwe burgers , van mindere afkomst, zij die zich van het land of in

de snel opgroeiende steden kwamen vestigen , niet toe tot deel- genootschap in de regeering en in eerambten. Terwijl zich zoo in de steden het aristocratisch element het overwicht had weten te verwerven en gedurende geheel de xiiie eeuw wist te hand- haven , nam het democratisch element gestadig toe in macht. Er werd eene worsteling voorbereid, die in de xlve en xve eeuw nauw saamversmolten met den strijd des adels tegen den derden stand , tot die hevige partijveeten Aauleiding gaf, die onder den naam van twisten der Leliaerts en Clauwaerts, Hoekschen en Kabeljauwschen , [Teeckerens en Bronkhorsten , Schieringers en Vetkoopers zulk eene droevige vermaardheid hebben ver- kregen. Ofschoon de kiem van doze burgertwisteu reeds in de laatste jaren der xine zich vertoonde , k«- am zij echter eerst in eene volgende eeuw tot rijpheid ; weshalve wij daarover thans niet zullen spreken, maar eon kort overzicht zullen ge -ven van de wijze van bebeer der steden of gemeenten. Wij moeten echter de op- merking maker , dat or voistrekt geene ,eenvormigheid, integen- deel cue grootste verscheidenheid ook in benamingen bestond, in de wijze waarop de -Nederlandsche steden hull gemeentebe- heer Madden ingerieht. In de meeste steden hestond , in het tijdva- k over hetwelk_ wij thans spreken , de regeering uit 66n collegie dat der schepenen. _De voorzitter, zoo het - de hertooglijk of graaflijke baljuw riot was, gelijk nog in vele steden geschiedde , werd uit het lichaand der schepenen zelve gekozen en voerde den naam van euste sche- pen of van burgemeester. Sores was el maar 66n burgemeester, ill de meeste steden waren or twee , soms zelfs vier. De werkzaam- heden dezer schepenbanken waren van drievondigen card. Zij waren rechters in burgerlijke en strafrechtelijke zaken , zonder appel , zoo ver het gebied hunn,er stad zich uitstrekte. Zij ver- tegenwoordigden hunne stad tegenover den vorst; deze kon 154 DE VOORDEELEN VAN HET BURGFRSCHAP. zonder hunne toestemming geene nieuwe beden 1) vragen of be- lastingen opleggen , noch eenige verandering in het huiselijk be- stier der steden brengen. Ten derde hadden zij het beheer over de geldmiddelen der stad ; zij legden hiervan slechts rekening of voor hun eigen lichaam. Naast , maar minder in rang dan de schepenen , was het collegie , dat wij het gevoegelijkst den raad kunnen noemen. In zeer vele steden bestond het niet eens. In Gent was het met de kleinere rechtspleging, welke wij die der kantonrechters zouden k.unnen noemen , belast. De verschillende ambtenaren , hetzij voor de justitie en poli- tie , voor de financien , voor het marktwezen waren aan de sche- penen verantwoording verschuldigd. Zij genoten traktementen , terwijl de hooge betrekkingen , als eereposten , niet als bezolcligd werden beschouwd. Alle deze voorrechten zouden wij in onzen tijd als zeer alle- daagsche zaken beschouwen : de gewoonte maakt , dat men het besef van eene weldaad verliest. Maar de rechten , in wier bezit thans het kleinste dorp is, werden in de mile eeuw, door de machtigste steden , als hunne edelste en kostbaarste bezitting beschouwd. Niets bracht hiertoe meer bij dan de onveiligheid , waarin ieder nog verkeerde , die zich zelf niet kon verdedigen tegen de geweldenarijen van eenen stouten, machtigen en krijgs- zuchtigen adel. Het oud-Germaansch vuistrecht , de veeten waren nog verre van uitgestorven te zijn ; integendeel het was nog een ingeworteld begrip, dat ieder zich zelven recht mocht te verschaf- fen , of wraak mocht uitoefenen , tegen zijnen beleediger. Het gevolg hiervan was eene groote onveiligheid. Wie was zeker, dat morgen niet een sterkere nabuur , een roofzuchtig ridder wiens grand hij moest betreden , hem zou plunderen , misschien ver- moorden? Wie was zeker, dat hij niet , krachtens die gewoonte van erfveeten, zou aangevallen worden , omdat hij behoorde tot de familie of een aanhangeling was van hem , met wien zijn aanvaller in erfveete was ? Tegen dit alles waarborgde hem het burgerschap eener stad. Bovendien had hij het onschatbaar voorrecht van , even als de hoogste adel zelf, slechteN terecht to staan voor zijne

1) Beden (verwant met bidden , verzoeken) werden de buitengewone ophreng- sten genoenid, die aan de graaflijke schatkist op dieus verzoek, gedaan werden HANDEL EN NLIVERHEID. '155 pairs, pares , gelijken : dat oud-Germaansche recht dat aan alle mannen van Germaanschen stam zoo lief was. Werd hij beleedigd in zijn lijf of good ; hij behoefde zich zelf geen recht te ver- schaffen : de scliepensbank gaf het voor hem. Werd hij door dezen of genes adellijke beroofd, zijne stad trok zich de zaak aan en was machtig geuoeg om den roover op zijn versterkt kas- toel te doen beven. Veiligheid, althans in evenredigheid van de eeuw waarin hij leefde, eerlijke rechtsbedeeling, steun in de macht der associatie zijuer gilden , ziedaar wat de burger der xme eeuw , poorter eener gemeente , vooruit had boven duizen- den zijuer landgenooten, die nog onderhoorigen van eenen Meer waren en van dezen geheel of hankelijk. Geen wonder dat ook handel en nijverheid , die slechts kunuen leveii in een luclit van vrijheid en orde , spoedig in de gemeenten een hotge vlucht namen. Het eerst streefden vooruit de Vlaam- sche gemeenten, de Brabantsche volgden, de Hollandsche (ofschoon een menschengeslacht later in ontwikkeling dan hunne naburen), bleven niet achterwege. Brugge was van de xrri tot aan het einde der xvc eeuw de groote handelsstad van Noord-Westelijk Europa. De faam der rijkdommen , door hare burgers verworven,, klonk door geheel de christenheid. Toen Filips de Schoone met zijne gemalin, zijne intrede in de stad deed (1300) spreidden de vrou- wen en de kooplieden , zooveel weelde aan diamanten , goud en kostbare stoffen ten toon , dat de koningin spijtig zeide : „ik had gedacht, dat ik hier de eenige koningin was, maar ik zie er velen." Damme aan het Zwin was de havenstad van Brugge en zag de schepen der handelaars van het Zuiden en het Noorden in grooten getale . ankeren , aankomen en afvaren. De handel der stad was in drie voorname takken verdeeld : _die op Engeland , op de Oostzee en op de Middellandsche Zee. Voor den Engelsehen had zich een .verbond van zeventien Vlaamsche steden geor- ganiseerd , aan welks hoofd Brugge en Yperen stonden. Men noemde dat verbond de Hanze van Londen. Het was eene corn - pagnieschap aan welks hoofd een Bruggenaar , met den titel van Hanzegiaaf, stood, Men ko.ii slechts als lid aangenomen worden , nadat men zijn persoon aan eene soort, van ballotage had on- derworpen en een intreegeld betaalde. G ewone handwerkslieden konden niet als lid van de Hanze worden aangenomen , dan iia- 156 DE HANDEL VAN VLAANDEREN. dat zij hun handwork hadden vaarwel gezegd. De magistraats- personen van Brugge werden slechts uit de leden der Hanze ge- kozen. -Zij vormden dus een zeker soort van aristocratie van koop- - lieden in deze groote handelsstad. De Vlaamsche handel had hare kantoren en correspondentien geheel Europa door. Er bestaat een belangrijke opgave der arti- kelen welke , en de streken van waar de Vlamingen in de xii en xiir Eeuw die hailden. TJit Engeland wol , tin, steenkolen uit Ierland wol en leer; uit Schotland wol , leer ; reuzel ; uit Dene- marken paarden, leer,' potasch , gezouten vleesch en seek ; uit Zweden boitwerk ; uit Hongarije en Boheme was , goud en zil- ver; uit Polen goud, zilver koper, was; uit Bulgarije pelte- rijen ; uit Spanje, Corduaansch leder, zuidelijke vruchten oiijf- olie kurk , wijn, enz. uit Jaen, Marokko . en Algiers , saiker, .was , dadelen , aluin lamshuiden ; uit Constantinopel , uit Egypte, Sy- rie en Armenie de specerijen van het Oosten , katoen , zijde , tapijtwerk ; nit Frankrijk, op hetwelk de handel ook bijzonder levendigwas , wijn, granen , enz. ; terwijl de Italiaansche handels- steden , Genua , Venetie, Florence, Pisa, aanzienlijke kantoren te Brugge hadden , die groote en uitgebreide handelsrelatien on- derhielden , en niet het minst den geldhandel dreven. De Italia- nen werden wider den gemeenschappelijken naam van Lombarden aangeduid , en stonden over 't algemeen bekend als niet afkeerig van woekerwinst. Ofschoon Brugge de voornaamste handelsstad was, zoo is echter ook het handelsverkeer der andere Vlaamsche en Bra- brantsche steden Yperen , Gent , Antwerpen, Brussel niet gering te schatten. Evenwel bloeiden deze (Antwerpen uitgezonderd, dat steeds vooral handelsstad was) door fabrieknijverheid. In Holland was Dordrecht de voornaamste handelsstad. Amsterdam begon omstreeks 1300 eerst genoemd te werden en Rotterdam was ook nog niet bekend. Daarentegen bloeiden toen Zierikzee, burg , Domburg en Westkapelle in Zeeland , Stavo- ren in Fries- land, Deventer enz. Dordrecht was de grootste stapelplaats der wijnen en andere artikelen der Rijnlanden. De handel, welke die stad op Efigeland dreef was zeer belangrijk. Vooral echter had de. Hollandsche handel toen reeds zijn koers genomen naar de Oost- zee-provincien , van waar hij schatten van granen haalde. De EN HOLLAND. 157 vruchtbare weiden, die iijkelijk boter en kaas schonken , gaven aan de Hollandsche kooplieden, reeds in de lune eeuw, een arti- kel , dat zij heinde en ver brachten. Het nieest dchter bloeide Hollands handel door de visscherijen. De Noordzee schonk aan de stoute visscherslieden een rijken oogst van visch , die , gezou- ten en gedroogd, vervolgens naar Duitschland, naar Frankrijk, mar de Middellandsche zeelanden zelfs werd vervoerd. De voort- brengselen der weefgetouwen van Leiden , Haarlem en Utrecht waren insgelijks voorname artikelen van den Hollandschen handel. Maar nog weer zelfs dan door den handel inuntten de Neder- landen in de xne en mu' eeuw uit door nijverheid. Vlaanderen en Brabant waren de voorname fabrieklanden van de wereld; zij waren toen, wat de Amerikaansclie Unie en Britannia in onze eeuw zijn. Was Brugge , de omstandigheden in aanmer- king genomen, then, wat thans New-York Louden en Liverpool zijn, Gent , Yperen , Brussel en Leuven behoefden niet onder to doers voor Birmingham., Manchester , Glasgow , of welke groote fabriekstad men ook noeme. Gent telde op het einde der xiie eeuw misschien tweemaal honderdduizend inwoners ; Yperen deed slechts voor Gent onder. In Leuven .1,1leen waren 120.00 weef- geto-uwen aan het werk. Het zond zijne lakens heinde en verre geheel Europa door. Brussel had insgelijks zit* lakenfabrieken en niet minder die van fluweel en zijden stoffen. Oudenaarde , Kortrijk, Yperen vooral, zonden insgelijks liken en linnen naar alle hoeken der wereld : inaar Gent overtrof alle andere steden van Viaanderen en van geheel Europa. Haarlem, Leiden, Utrecht en Deventer, ofschoon ook belangrijke fabrieksteden, konden nog niet iii bloei en aanzien met die van Vlaanderen en Bra- bant wedijveren. lie reden , waarom de Vlaamsche iridustrie zoo biocide , was dat die van geen alder land in Europa in voortreffelijkheid van bewerking met haar kon wedijveren. Voor ieder artikel waren er in iedere stad bijzondere keurmeesters aangesteld ; geen stuk weal in de openbare hal, in welke het aan den groothandelaar verkocht werd , gebracht , eer het door die keurders was goed bevonden en met het stedelijk merk voorzien. Iedere stad nu had er belang bij en stelde er eene eer in, dat haar fabrikaat roem ver- wierf, of zijn reeds verdienden roem bleef handhaven : alle knoeiwerk 158 TOENEMENDE MACHT DER POORTERS. werd afgekeurd , tegen bedrog streng gewaakt en voor de vorming van die fabriekwerken uitmuntend gezorgd, door de inrichting der ambachtsgilden , die ieder , welke streefde naar de eer om in het gilde opgenomen te worden, aan een tal van proefjaren en onderzoek naar zijne bekwaamheden onderwierpen. De sterke associatiegeest , de hierarchie , die tot in de arbeiders-vereenigingen (dit Loch waren de ambachten) heerschte , gaf aan den handel en niet minder aan de industrie eene kracht, die Vlaanderen en Brabant reeds in de xni en Nava eeuw tot aanzienlijke en rijke landen maakten ; belangrijker dan vele andere Europeesehe staten, die hen in oppervlakte overtroffen. Na Italie was het Coen reeds misschien het sterkst bevolkt land in Europa, en ongetwijfeld na Italie het riikste, En dit had het te danken aan den bloei der steden , en deze steden hadden kunnen bloeien , omdat hare burgers weer vrijheid genoten dan de burgerstand elders. Het was het geluk van Vlaanderen , Brabant en Holland, dat de landsheeren spoe.dig een juist begrip hadden van die opko- mende macht der gemeenten , die voor hen tot evenwicht moest strekken tegen den adel , ja , de overmacht van dezen fnuiken. Dirk on Filips van den Elzas, Boudewijn van Constantinopel in Vlaanderen ; Hendrik II, Hendrik In, Jan I in Brabant ; Willem II en Floris V in Holland, hoezeer zelf toonbeelden van riddermoed en ridderlijken zin , begrepen dat de poorters der steden niet minder dan de fiere adel eene groote innige kracht

bezaten; dat de yoedendaq 1 ) van den Vlaamschen hanclwerksman niet minder vermocht dan des ridders zwaard ; dat zijn handel en nijverheid het aanzien en den bloei des lands nog nicer be- vorderden dan de manhaftige daden van die heldhaftige ridder- scharen. Naar gelang de behoeften der administratie en der legers meer toenamen naar die mate werd goad eene grootere behoefte voor den vorst ; en de nijverheid van de Gentenaars , de handel van Brugge of Dordrecht konden voor den landsheer grooter bronnen van rijkdom worden , dan de opbrengst zijner domeinen ; de goedgewapende , goedgeoefende ambachten , die onder hunne eigene banieren te velde togen , dienden niet minder dan de

Een soort van knolls met ijzeren punten : het geiiefkoosd Nvapen der Vinainsche burgers. FEN GEWICHTIG TIJDSTIP. 139 geharnaste ridderscharen ter verdediging des lands. Gedurende de xme eeuw zien wij dan ook de Nederlaridsche vorsten de op- komet der burgerijen begunstigen, en zich meer aan de zijde van deze dan aan die des adels scharen. In de beide volgende eeuwen zullen wij , onder den invloed der Fransche zeden , de Vlaam.sche en Hollandsche vorsten een anderen vveg inslaan, en de zijde des adels tegen de burgerijeu keeren , tot groot onheil voor hen zelven en voor hun land. De veldslag bij Kortrijk , de slag der Guldensporen , waarbij Frankrijks ridderscharen het onderspit moesten delven voor Vlaan- derens burgers, is een gewichtig tijdstip in Nederlands geschie- denis. De gemeenten hadden toen voor 't eerst getoond, wat zij waren, en wat zij konden. Zij hadden het bewijs gegeven, dat zij in staat waren en vorst en adel het hoofd te bieden ; dat zij bewustzijn genoeg hadden van eigenwaarde, om daarvoor te strijden en kracht genoeg om daarvoor te overwinnen. HOOFDSTUK IX.

Maatschappelijke toestanden in de Xlie en XIlle eeuw.

Wanneer wij over de maatschappelijke toestanden, zeden en gewoonten gedurende de xne en xine eeuw spreken, moet men wee in het oog houden dat, gelijk in andere eeuwen, er toen een geleidelijke voortgang (al was het ook niet altijd ten goede) plaits greep; dat het eene geslacht gebruik maakte van de er- varing, door de voorgangers opgedaan , en wat het bezat in mate van kennis en ervaring weder overle\ erde aan bunne nazaten. Dit is ten alien tijde geFchied en zal ten alien tijde aldus bNveii geschieden ; zoowel in onzen tijd als in vroegere eeuwen. Er is echter een belangrijk onderscheid tusschen de me en de xi"' eeuw. In onzen tijd gait alles met koortsachtige drift vooruit : men be- kommert zich weinig omtrent hetgeen gewees1 is ; misschien nog minder om hetgeen zijil zal. Men bouwt voor eel" geslacht , zainelt schatten voor 66n geslacht, verandert herhaaldelijk in dracht , ill manieren , jlr honderd kleinigheden. Anders was het in de middeleeuwen. Over het algemeen genomen heerschte er een levendig bewustzijn van de aansprakelijkheid van een menschen- geslacht tegenover zijne .voorgangers en tegenover zijne nazaten. Be aristocratieche geest der middeleeuwen, die voor een gedeelte steunde op eerstgeboorterecht ; die den bloei en het aanzieii eener familie verbond aan een vast grondbezit of aan herkomstige rech- ten , gaf jets statigs jets voortdurends aan alles. Men was tra- ditioneel in alles. NieuWe indrukken brachten niet terstond ver- andering in zeden, manieren en opvattingen to weeg. Men be- SPOREN VAN DE RUWREID DER BARBAREN. 461 lain& het oude. Vandaar dat in den loop van twee eeu'wen van toenmaals minder veranderingen in de maatschappelijke toe- standen, zeden en gewoonten plaats vonden , dan thans in een halve eeuw. Er was en bleef altijd nog een overblijfsel van de oude ruw- heid der barbaren voortleven in hunne afstammelingen. Geheel de middeleeuwen door , kan men zeggen, wordt de geschiedenis beheerscht door den strijd , dien de Christenleer voerde tegen de overblijfselen der barbaarschheid van zeden. V andaar dat men herhaaldelijk , en schier op hetzelfde oogenblik, de uitbarstingen ziet van den wildsten , woedeudsten hartstocht en zonde , die den mensch tot eon wild dier vernederen , en dan weder de edelste, de verhevenste ideeen en daden, waardoor de mensch zich tot de Engelen verheft. Alles was nog krachtig in die jeug- dige maatschappij : de misdaad evenzeer als de deugd. Ruwheid , wreedheid , halve barbaarschheid zijn of keeTwekkende tooneelen , die wij telken reize ontmoeten, niet bij eenige enke- len, maar bij geheele klassen ; wij kunneu. zeggen : bij geheel het yolk. De Brabanders hadden in de x.nc eeuw een ongunstigen naam. Zij werden door kronijkschrijvers dier dagen voorgesteld als bloeddorstig roofzuchtig en woest. Zij vormden de kern van soldaten en benden , die zich in dienst van naburige oorlogvoe- rende vorsten gingen stellen ; die van den oorlog een handwerk maakten en een middel om straffeloos de grootste geweldenarijen to kunnen plegen.. De zeden in Vlaanderen waren niet minder wild en woest, vooral was dit het geval met de bewoners van de omstreken van Veurne : een strijdzuchtig en ontembaar ras , het nakrbost der .Friezen en der Noormaunen. Premonstrenser monniken, die in de xn° eeuw het noordelijk gedeelte van Vlaan- deren doortrokken , beklaagden zich er over , dat de bevolking , zonder eer en schaamte, half naakt en als halve wilden leefde. Moord , doodslag, moedwillige verwonding waren alledaagsche zaken : niet slechts • op het platteland, maar ook in de steden. Het weergeld , dat de doodslager rnoest betalen maakte een der rijkste inkomsten van den graaf uit Het bedroeg in de xne eeuw, alleen voor het kwartier van Brugge , meer dan twee duizend marken zilver. In de m' eeuw geschiedde het in Gent zeer zelden, dat er een week voorbijging , zonder dat er een doodslag IVe D. 162 VEETEN. gepleegd werd. En Gent behoorde in dien tijd reeds tot een der meest beschaafde steden van de Nederlanden. Friesland en Drenthe stonden ongetwijfeld bij Vlaanderen minstens nog een eeuw achter. Wij hebben reeds verhaald , hoe de Drenthenaars hunne verslagen vijanden, het hoofd des bisschops zelfs , scalpeerden , even als de roodhuiden van Noord-Amerika dit deden. In Fries- land woedden voortdurend twist en veeten , die gewooniijk met moord en doodslag eindigden. De geschiedenis van dat gewest is niets antlers dan eene aaneenschakeling van voortdurende bloedige veeten , die nu en dan een' s door den invloed van een geacht geestelijke of machtigen edelman verzoend werden ; maar die telken reize weder losbarstten , en moord, plundering en brand- stichting als noodlottigen nasleep hadden. Eene der voorname oorzaken van deze geweldenarijen waren de voortdurende veeten : en ook het begrip , der aansprakelijkheid en van het gemeenschappelijk hulpbetoon , dat de leden van een geslacht, de poorters eener stad, den machtigen heer met zijne bescher- melingen aan elkander verbond. In de eeuwen , over welke wij thans spreken, zou men het inland ten oneer toegerekend heb- ben , zoo hij de bloedschuld jegens een der zijnen niet zocht te wreken. De wetgeving was nog te mach.teloos ; de godsdienst liet al te dikwijls zijne roepstem slechts to vergeefs hooren. Die verderfelijke waan , aan alle wilden en alle half barbaarsche vol- ken gemeen, had diepe wortelen geschoten. Eene stads-overheid mocht binnen hare muren den vrede zoeken te bewaren , door recht aan den verongelijkte te verschaffen voor de schepenen- bank , de stad zelve had dikwijls hare bijzondere veeten met een andere stad of een naburig edelman. En dan welde de oude ruw- heid terstond weder op , bij ieder poorter, , die een vijand zijner stad tegenover zich zag. De edellieden vooral waren met elkander voortdurend in hevigen twist en tweedracht ; en vaak geschiedde het, dat de twist tusschen twee machtige heeren als een vlam oversloeg op geheel het land. Het noord-westelijk gedeelte van Vlaanderen werd gedurende de xii eeuw geteisterd door de veete tusschen de beide partijen der Blauwvoeten en Isengrims. Leuven was in de tweede helft der mu' eeuw het tooneel van vreese- lijke burgertwisten , die ontstaan waren nit den haat, die twee aanzienlijke geslachten, dat der Blankaerts en der Colvers, elkan- VEREDELD ZEDELIJK LEVEN. 163 der toedroegen. In Holland ell Zeeland begonnen op het einde derzelfde eeuw de twisten en veeten, die reeds de voorboden wa- ren van de Hoeksche en Kabeljauwsche burgeroorlogen. De moord, op graaf Floris v gepleegd , was eigenlijk niets anders dan het gevolg van de veete tusschen den graaf en eenige aanzienlijke geslachten , die meenden niet aan de grafelijkheid van Holland leenplichtig te moeten wezen : wellicht speelde ook persoonlijke wrok bij dien moord zijn spel. Tegenover die ruwheid, stond, gelijk wij reeds aangemerkt hebben , de edelste geestdrift, die vaak de treffendste kontrasten aanbood met het afkeerwekkend schonwspel , dat de booze harts- tochten vertoonden. De geest van christelijke liefde , van zelfop- offering , van wereldverzaking, vertoont zich telken reize in zijne edelste gedaante. Sibylla, de gravin van Vlaanderen, die land- en echtgenoot voor altijd vaarwel zegt , om zich in de nabijheid van het H. graf aan de verpleging van zieken en armen te wijden, moge een voorbeeld zijn , dat het hart treft door hare groote en grootsche proportion ; maar hetzelfde wat de gemalin van Dirk van den Elzas deed, werd herhaaldelijk door minder aanzienlij- ken nagevolgd.. Talloos zijn de voorbeelden van edele zelfopof- fering en naastenliefde, van de hoogste geestdrift en de edelste deugden : de geschiedboeken dier eeuwen zijn er van overvuld. Schier ieder oogenblik zag men woeste tooneelen vairruwheid en geweld ; maar ook herhaaldelijk van rouw en bode. Willem Berthout , • heer van Assche in Brabant , had de kloosterlingen van Afflighem, jaren lang, geplunderd en gekneveld. Hij ge- voelde hierover zijn geweten bezwaard. Nu besloot hij boete te doen , even hartstochtelijk en sterk in zijne uiting, als dit vroe- ger zijne euveldaden geweest waren. In zijn hemd , barrevoets , ongedekt , met de geeselroede in zijn. hand , kwam hij bij de verongelijkten vergiffenis vragen voor het kwaad, dat hij hen had gedaan (1231). Wij zouden een aantal van dergelijke voorbeelden kunnen afinhalen. Twee taken vooral temperden de rnwheid dier tijden : de gods- dienst en de ridderlijkheid. Wat meer is , zij gaven door hunne ineensmelting met geheel het levee daaraan dat nobele en here dat krachtige aauzien , hetwelk de middeleeuwen nog altijd zoo aantrek.kelijk doet wezen voor iederen dichterlijken geest. Wij 164 RIDDERSCHAP. zullen thans niet spreken over den invloed, dien de godsdienst uit- oefende op de maatschappij in de xlle en XTIIe eeuw zul- len met een enkel woord gewagen van de ridderliikheid. Men werd edelman geboren; men werd als lid der ridderschap opgenomen. Dit . kon slechts geschieden door iemand , die zelf ridder was, en. hetzij door macht eel aanzien , hetzij door groote daden uitmuntte. De ridderschap werd verleend , hetzij voor het aangaan van een veldslag of van een steekspel ; hetzij bij plech- tige gelegenheden. De opname geschiedde met beteekenisvolle ceremonien. De nieuwe ridder legde een eed of om God , zijn vorst en zijn. land te dienen , weduwen , weezen en zwakken te be-- schermen. De openbare meening, even zoowel als •de verplichtin- gen , die hij op zich genomen had , geboden den ridder zijn eer meer te achten clan goed en blood; zich te onthouden van alles, wat voor laag en onridderlijk word beschouwd. Leden van be- paalde ridderorden , b. v. de Duitsche orde , die van St Jan van Jeruzalem , namen daarenboven nog bijzondere verplichtingen , in beide gevallen den strijd tegen de ongeloovigen en he ongehuwde Leven op zich. Al spoedig werkten de begrippen omtrent eer, zoo als die door de ridders werden begrepen , op de geheele maatschappij. -De rid- derlijkheid , om het zoo te noemen , werd in nog hooger mate en grootscher opvatting, hetzelfde wat in onze dagen door de Engelschen gevorderd wordt van een gentleman ; wat men bij ons te lande van een welopgevoed man vordert. De kruistochten vooral gaven aan de hoogere standen een fijneren norm. De ken- nis , de rui-mte van opvatting werd uitgebreid door het verkeer met verre en vreemde volken : de meer beschaafde zeden van Zuidelijk Europa oefenden hunnen invloed nit op den inedgezel van Filips van den Eizas of van 13oudewijn' van Constantinopel : en de ruwe geaardheid van den naneef der Germaansche ver- overaars werd door deze aanraking met een meerdere beschaving niet weinig getempord. Edeler vormen , fijner toon, eerbied vooral voor de vrouw , fierheid in al zijn doen ; ziedaar wat de ridder- lijkheid vorderde. Ook hij die nog niet in de uitgelezene broeder- schap was opgenomen ; maar cenmaal hoopte dit gedaan te zullen worden , moest zijne wijze van handelen inrichten naar de opvat- ting der ridders. Reeds vroeg werd de jongeling , de jonge dochter HARE VERPLICHTINGEN. 165 aan die denkwijzen en manieren gewoon gemaakt. Als pages en als kamerjuffers werden zij gezonden aan het hof of op het kasteel van een beroemd ridder. In dienst van deze en diens echtgenoot , leerden zij wat eenmaal van hen , in latere jaren , zou gevpr- derd worden. „Het ridderwezen , merkt_ een groot fransch schrij- ver Villemain, aan, is het leven der middeleeuwen in actie : het is de eerewacht van het leenstelsel. De feodaliteit is moeielijk voor te stollen zonder dezen thorn van krijgslieden, die haar steu- nen ; zonder die hartstochtelijkheid , dat punt van eex , die geest- drift, welke het bezielen en versieren." De machtigste vorst was, zoodra hij eenmaal als ridder was aangenomen evenmin als de eenvoudigste edelman ontslagen van de verplichtingen, welke de ridderslag hem oplegde. Ilij zou door de openbare meening zijn veroordeeld geworden , zoo hij iets deloyaals (de gewone uitdrukking) bedreef. Jan 1, hertog van Brabant, vooral stelde zich er eene eer in, um als een toonbeeld van ridderlijkheid te worden aangezien. Zijne zuster, Maria van Brabant, echtgenoot van Filips den Stoute, koning van Frankrijk, was bij haren gemaal beschuldigd, dat zij haar stiefzoon zou vergiftigd. hebben. De ougelukkige vorstin werd in den kerker geworpen , en liep gevaar op deze valsche beschuldiging ter dood veroordeeld te worden. Zij weet haren broeder, hertog Jan, bericht te bezorgen van den gevaarlijken staat waarin zij ver- keert. Deze wapent zich onmiddellijk, rijdt zonder ophouden door van Brussel naar Parijs, vordert de aanklagers der konin- gin op, om in tweegevecht tegen hem , hunne aanklacht vol te houden. Dezen durven zijne uitdaging niet aannemen. Nu be- veelt de koning een nieuw onderzoek , dat de ouschuld zijuer ge- malin aan het licht brengt. llertog Jan i handelde bij deze ge- legenheid geheel en al, zooals de openbare meening het van een volmaakt ridder verwachtte. Die rennende tocht, die uitdaging tot een godsgericht door tweegevecht, die geringschatting van eigen gevaar , waar het geld de onschuld te verdedigen, voor iemand , voor wie hij verplicht was dat te doen : dit alles paste een ridder.

Willem ii , Floris v waren niet ' minder toonbeelden van het- geen men, in hunne dagen, van eenen ridder verlangde. De wijze, waarop de moordenaars van laatstgenoemde hem overvielen ; het 166 IIU1SELIJK LEVEN DER BIDDERS EN BURCHTVROUWEN. deloyale en verraderlijke daarvan, wekte bij den tijdgenoot niet minder verontwaardiging op dan de moord zelve. Het was een fier , stout en krachfig ras , die afstatnmelingen der veroveraars, die in de middeleeuwen den adel vormd.en , en naar de eer des ridderschaps streefden. Zij hadden hunne kas- teelen nog niet verlateu , om zich door den damp der hofgunst te lateii ontzenuwen : gelijk hunne verbasterde afstanamelingen van latere tijdvakken. Lichaamsoefening, hanteeren van wape- iien , jacht , verre tochten te paard waren de gewolle, bezigheden van den edelman. Middelerwiji zat de burchtvrouw statig te mid- den harer dochters , kamtrjuffers (insgelijks zoo de burchtvrouw een zeer aanzienlijke was, van edel geslacht) en dienstrnaagden. Zij bestierde zelve alley, wat tot de huiselijke zaken behoorde. Onder haar toevoorzicht werden de kleederen gemaakt, het lin- nen gc-Aveven, de levensiniddelen verzorgd en voor den winter bewaard. Stil en statig vlood het level been : sleclits afgewisseld door bezoeken van vrienden en verwanten, die zich niet ontza- gen , vrouw en zoowel als mannen , orn uren afstand te paard of te leggen. Het was eene vreugdevolle gebeurteuis , zoo eeii rei- ziger gastvrijheid kwam verzoeken , en aan den haard, oil welken de edeiman en zijn gezin en gevolg gezeten waren , verhaalde van zijne tochten naar Jeruzalem of Constantinopel ; van de verre landed vreemde volken, die hij had gezien ; van de wapenfei- ten , die hij bijgewoond ; of wel van zijne pelgrimstochten , die hij tot boete zijner zonden, voor het lierstel van vrouw of kind , gedaan had, naar St-Pieter te Rome , naar St-Jacob van Compos- tella , of eenige andere plaats, beroemd door eeii heilige. Wan- neer dan de pelgriin eenige reliquie kon toonen, de wonderda- den des geprezenen heiligen kon verhalen; dan geraakten zijne hoorders in verrukking : eir de zuclit naar dergelijke verre toch- ten werd levendig bij het jonge geslachtt. Soms ook kwam niet een teruggekeerd krijgsman of vrome pelgrim naar een vrolijke gast, lierberg aan de burchtpoort verzoeken. Het was een meis- treel : een rondreizend dichter en zanger , die de dappere wapen- feiten des edelen ridders , de aanminnigheid der schoone vrouwe , met zang en snarenspel verheerlijkte ; die geschiedenissen , spro- ken en fabels verhaalde van Charlemagne en zijne pairs; van Godfried van Bouillon ; van koning Artur en zijne Tafelronde; TOERNOOIEN. 161 van Hector van Troye ; van den grooten Alexander ; of wel de liefde van Floris en Blanchefleur. Zulk een gast was niet min- der welkom , en levendig speelde de fantaisie zijner hoorders , met hetgeen hij hen verhaalde. Gem blijder tijding dan dat ergends een rijk grad' of baron een steekspel zou houden. Weken te voren werd dit aangekondigd. Van heinde en verre. stroomden genoodigden en be- langstellenden toe. Van alle wegen zag men edellieden in hunne wapenrusting , edelvrouwen te paard gezeten , burgers van steden en dorpen zich naar de plants van het toernooi begeven. Op de voorplaats van het kasteel , by. op die van het binnenhof in den Haag , op de markt eener stad, Haarlem , werd alles afgebakend; met zitplaatsen voor de genoodigden ; met een troonhemel voor de dames , die den prijs zouden uitdeelen. Met stompe , maar dikwijls toch gevaarlijke wapenen , vielen de deelnemers aan het steekspel elkander aan; hetzij in tweestrijd , hetzij troep tegen troep. De wetten van het toernooi werden evenzeer bepaald, en nog nauwkeuriger dan bij een hedendaagsch volksfeest, bard- draverij of zoo jets. Wie valsch spel speelde werd met veront- waardiging bejegend : de overwinnaar daverend toegejuicht, en uit de hand der dame van het feest ontving hij den prijs. Die steekspelen , waarop geheel de adel verzot was , liepen altijd niet even gelukkig af. Wij hebben reeds verhaald, hoe graaf Floris van Holland , te Corby, en Willem van Dampierre ten gevolge van de wonden in • een toernooi gekregen , het leven lieten. Op het toernooi volgden gewoonlijk festijne'n, die soms dagen duurden. De tafelweelde was reeds in de mile eeuw onder de hoogere klassen groot genoeg. Wijnen uit Frankrijk uit Spanje, maar vooral , wat Holland betreft, van den Rijn werden in verbazende hoeveelheden gebruikt. Bier , in alle soorten kwistig geschonken , en de over- vloed van vleesch en van wildbraad gewoonlijk in het overdtevene. De burgerijen der steden stonden, in de algemeene achting , niet op die hoogte als de adel. Evenwel steeg het naar gelang zij in macht en rijkdom toenamen. Gelijk wij reeds in een vo- rig hoofdstuk medegedeeld hebben , waren verscheidenen onder hen van even . oud en aanzienlijk geslacht als de adel zelve; be- hoorden verscheidenen van hen tot die bevoorrechte klasse. Et- t elijke edelen gingen zich zelfs binnen de muren eener stad yes- 168 RECHTEN EN ZEDEN DER POORTERS. tigen en lieten zich onder hare burgers opnemen of wisten het vonrrecht te verkrijgen van als buitenpoorters te worden be- schouwd. Deze aanzienlijke burgers leefden geheel en al op den voet van den adel : de Borluuts, de Arteveldes te Gent, de Ser- claes to Brussel behoefden in aanzien niet onder te doer voor de machtigste edellieden. De groote meerderheid der gezetene burgers maakte echter geen aanspraak om in achting en aanzien met den adel gelijk op en neder te gaan. Zij waren poorters eerier stad , wilden dit blijven, en dachten er niet aan zich in kleeding , manieren enz. op gelijken voet te plaatsen. Ook zij hadden hunne rechten. Gezeten in de schepenbank hunncr stad, gevoelden. zij , dat zij niet minder beteekenden dan de bezitter van eene heerlijkheid. Voor hunne eerzucht en bedrijvigheid was een even ruime baan geopend. Daarenboven konden zij door halide] en nijverheid eene macht verwerven , welke allengskens die des adels begon te verduisteren : de macht des rijkdoms. font en veelkleurig, en toch te gelijker tijd in andere opzich- ten eentoonig , was het level" van de stedelingen dier dagen. Hoezeer ook het verkeer tusschen stad en stad met ieder tien- tal jaren toenam , toch was men toen veel meer dan thans ge- boncien aan de plaats zijner inwening. Gebaande wegen waren or niet velen.: dezen werden, eerst in veel later eeu straat. Het winterjaargetijde , slecht weder maakte het verkeer , tusschen naburige steden zelfs, moeielijk ; vooral wanneer zij niet door waterwegen met elkander waren verbonden. De afstand moest te paard of op ellendige wagons , sours met paarden , dikwijls met ossen bespannen , afgelegd worden. Vandaar dat de groote meerderheid der bevolking slechts zelden eenigszins verwijderde plaatsen bezocht. Het gevolg hiervan was, dat ieder stad meer een eigenaardig karakter kreeg ; dat ieder stedeling zich sterker lied-Ate aan zijne stad ; maar vandaar ook eene eigenaardige be- krompenheid van opvatting, die vaak in vooroordeel, dikwijls in traditioneele antipathie van de burgers der eene stad tegen die der andere ontaardde. Men gevoelde zich veel meer Gentenaar , Dortenaar of Haarlemmer dan in latere eeuwen ; want de kring der gedachten en der belangens bewoog zich veelal slechts in den nauwen cirkel van zijne eigene stad. Maar dat leven in zijne eigene stad, hoevele eigenaardigheden HUNNE GEHECIITHEID AAN HET TRADITIONEELE. 169 had het toen, die in latere tijden zijn te niet gegaan ! De poor- ter beminde zijne stad boven alles. Hare voorrechten waren voor hem zijne eigeue voorrechten, op welke hij Fier was : hare eer zijne eer ; hare belangens zijne helangens. In die parochiekerk , waarin hij was gedoopt en eenmaal hoopte begraven te worden, was het graf zijner ouders ; soms het graf van een reeks van voorvaders; het huffs , dat hij bewoonde , behoorde van oudsher aan zijne familie ; het gilde, van hetwelk hij lid was, had zijnen vader en den vader vau zijnen vader insgelijks als. lid geteld ; alles was traditioneel , tot zelfs de bruidstooi en de sieraden eener bruid, die reeds aan hare moeder hadden toebehoord. Die liefde voor het overgeleverde was evenzeer de kracht van den aanzien- lijken poorter als van den edelnian. Terwijl daar buiten de beer eener heerlijkheid achter de stee- nen muren van zijn slot zich veilig achtte en met trots neder- zag op de vesten en kasteelen, die zijnen vijand van zich kon- den athouden; zoo tag de burger met niet minder trots neder op de muren zijner stad : dat was zijn kasteel. Het eerste wat eene gemeente als voorrecht vorderde , (zonder dat kon zij zelfs niet bestaan), was het recht om zich met wallen en grachten te omheinen. Hooge muren met schietvensters voorzien, sterke poor- ten met ijzeren valdeuren en ophaalbruggen werden gebouwd. Van de hooge tinnen des torens hield steeds een wachter het waakzaam oog gericht, op hetgeen in den omtrek geschiedde. 's A.vonds werden de poorten gesloten, de sleutels een overheids- persoon in bewaring gegeven, en zoo er slechts eenigszins onrust was , wachten .uitgezet. Dan rekende men zich veilig en stork : dan kon soms eene enkele stad het leger van eenen vorst trot- seeren ; want het was er verre van of dat die burgerijen krach- teloos en weerloos waren. Zij behoefden geene vreemde krijgs- knechten ter hunner bescherming. leder burger was in den wa- penhandel geoefend. De aanzienlijken en welgeborenen streden te paard , met de wapenen der ridders , want gelijk wij reeds aan- gemerkt hebben , zeer velen order hen waren de gelijken van dezen ; de massa der burgerij was gewoon als voetvolk te strij- den. En zij hanteerden hunne wapenen uitmuntend. Tot uitspan- ning oefende ieder hunner zich met de hand- of voetboog , zoo tie nood het vereischte waren zij terstond als boogschutters ge- 470 HUNNE WAPENS EN UITSPANNINGEN. reed. De werpspies, een soort van kort zwaard , waren insgelijks geduchte wapenen in hunne hand ; maar niet het minst een soort van strijdkolven met ijzeren pennen, goedendags geheeten. Met dit wapen sloegen de Bruggenaars bij Kortrijk duizenden Fran- schen ter neder. Zoodra was niet het teeken gegeven , door den stormklok of op andere wijze, of ziet ; ieder burger, die de wa- penen moest dragen , verliet zijne woning schaarde zich onder de bather van zijn gild, onder zijne hoofdmaunen ; en in korten stolid was een krachtig , wel toegerust burger weer gelled en al gereed, om den vijand het hoofd te biedeh. Door deze krijgs- haftigheid en deze organisatie naar ambachten , gilden , wijken of hoe itet nu in deze dan in gene stad geregeld werd , laat zich verklaren waarom de gemeenten al spoedig zoo geducht werden en zulk een gewicht in de schaal konden leggen. Brugge, Gent , Utrecht ; Dordrecht en vele andere steden , konden in weinig uren tijds eenige duizende manner onder de wapenen brengen. Het gezellige leven der burgers won hot van dat des adels : deze toch woonde verspreid op het land in hunne kasteelen , de burgers binnen de muren hunner stad. Openbare vermakelijk- heden , als in onze dagen in schouwburg of societeit aangebo- aeu werden, misten zij. vv at weer is , zooc,ra het duister was geworden, was het niet eens altijd even veilig om zich buitens huffs te begeven : er was geene verlichting , dan die welke ieder met zich droeg , of de meester door zijn Bezel voor zich liet dragen. De menigvuldige twisten en de vaardigheid , waarmede ieder zijn eigen rechter zocht te wezen , maakte het vaak mod- zakelijk , dat men zich door eenige flinke gezellen in den avond liet geleiden ; maar dat geniis aan openbare vermakelijkheden werd vergoed door andere, Eerstens had men de vergaderingen en maaltijden der verschillende gilden; tweecle,ns waren de fami- liefeesten veel talrijker en veel gezochter dan in onze eeuw. Bruiloften, geboortefeesten, doopmalen, werden met groote plech- tigheid gevierd; de lijkplechtigheden door een ruim magi ge- volgd. Paar de meeste leden eener familie in dczelfde stad woonden , en de familieband alle leden zeer naauw vereenigde waren die gelegenheden tot festijnen talrijk genoeg. De weelde, die door de rijke burgers bij dergelijke feesten ten toon ge- HUNNE KLEED,ING. VERSCHIL VAN STANDEN. '171 spreid werd, behoefde weinig voor die des adels onder te doen. Hetzelfde was het geval met de kleeding. Wij hebben reeds verhaald, hoe de gemalin van Filips den Schoone spijtig aan- merkte , dat er in Brugge wel honderd koninginnen schenen te zijn , zoo waren die vrouwen der rijke kooplieden met rijke stof- fen, good en juweelen overladen. Fluweel was de dracht der rijken: de kleederen van mannen , zoowei als vrouwen waren veelkleurig ; schoon de suede niet zoo naar de grilligheid der mode veran- derde als in latere eeuwen ; fijn bontwerk was een zeer gezoehte zaak , en de Ylaam.sche kooplieden ontzagen zich niet om de rein naar Novogorod in Rusland te doen , om dat dure handels- artikel te halen. De gewone .dracht der burgers was echter, zoo- wel voor mannen als vrouwen , laken, meestal van donkere kleur : de mindere man moest zich met mindere stof verge- noegen. Over 't algemeen was de kleeding in de Nederlandsche gewesten zeer voldoende : immers de menigvuldige fabrieken in Vlaanderen , Brabant en Holland brachten teweeg , dat de stol- len niet door vele handers behoefden te gaan , om in die des verbruikers te komen. • Maar gelijk in onzen tijd was er een groot verschii in wel- vaart tusschen de verschillende burgers eener stad. Het paupe- risme was missehien niet minder dan in onze dagen. De bevol- king der fabrieksteden Teed door dezelfde handelscrisissen als in de xix° eeuw. Een oorlog met Engeland kon honderdduizen- den Vlaamsche arbeiders in nood brengen; wij1 dan de wol, de eerste grondstof voor hun fabrikaat, achterwege bleef. Het leven van den fabriekarbeider was echter vrolijker, daar hij niet , gelijk thans in een ongezonde werkplaats, bij honderden in een zaal opgehoopt werd, maar be weven gewoonlijk geschiedde in werkplaatsen , voor weinige personen to gelijk. In tal van ver- eenigingen, maar het incest van alles , in de gilde-instelling vond hij steun en bescherming , onderstand bij ziekte of ouder- dom. Be association der verschillende ambachten , gelijk wij ze thans weder zien te voorschijn komen , association die dienen , om de belangen van het handwerk te bevorderen , de leden , door geregelde geldelijke bijdragen , die zij opbrengen , later bij ziekte of sterfgeval te ondersteunen, deze zijn niets anders dan zwakke navolgingen van de krachtige associatie der middeleeuwen. 172 HET PLATTELAND.

Kwam men buiten de muren der steden, zonder het adellijk kasteel te bezoeken , men kwam in eene geheel andere wereld. Het was er verre van af , dat de plattelandsbewoners in de eeuwen, over welke wij thans spreken, die zelfde mate van wel- varen en vrijheid, in evenredigheid tot de poorters eener ge- meente, genoten als dit thans , onder de algemeene gelijkheid voor de wet , het geval is. Bet levee was voor den dorpeling veel moeielijker dan thans het geval is. Eerstens had hij veel grooter strijd te strijden tegen de natuur van den grond. Wat in onze dagen welig bouw- of weiland is, was then nog bosch en moeras. Wel is waar , had de bijl reeds op vele plaatsen de eeuwenoude boomen geveld, en was de grond ontgind ; maar nog bleef er eene groote uitgebreidheid van de oppervlakte met bosschen bedekt. Verreweg het grootste gedeelde van Noord- Brabant, was niet anders dan heido en bosch ; tusschen welke hier en daar een dorpstorentje versciieen. Ofschoon de meeste dorpen op het einde der xine eeuw reeds bestonden , was het er verre af dat zij eenige belangrijkheid bezaten. In het midden der xme eeuw begon graaf Willem n de grondslagen te leg ;en van het slot , dat 's Gravenhage heeft doen ontstaan. Graaf Flo- kon nog heinde ell verre door bosschen jagen, te midden van welke hij zijn jachthuis te Vogelenzang bouwde. Van den hock van Holland tot aan Alkmaar, en noordelijker nog, was een groot bosch, aan welks zoom steden en dorpen begonnen to ver- rijzen. De Veluwe was nog niets anders dan eene on.vruchtbare wildernis, zeer schaars bewoond. Friesland , met tallooze wate- ren en moron doorsneden , was door de natuur met een ring- muur van moerassen on poelen voorzien. Het land, waar thans de Zuiderzee is, begon in de xn' eeuw allengs door den Oceaan verzwolgen to worden. De grootste vijand, waannede vooral de bewoners der noor- delijke gewesten hadden to kampen, was het water. De Oceaan was ten alien tijde de vriend en de vijand tevens van onzen landzaat. Duizenden bunders zijn door zijn slik gevormd : duizenden bunders werden door hem verzwolgen. Zelfs wanneer iiij zijne prooi wederom los het , was en bleef hij toch verschrikkelijk. Onder de vernielendste watervloeden , wordt de zoogenaamde St Juliaansche gerekend : aldus genoemd , omdat hij op then hei- OVERSTROOMINGEN. DIJKWERKEN. 173 ligendag, in het jaar 1164 , plaats vond. Geheel de landstreek tusschen het Vlie en den mond van de Elbe in Duitschland, werd er door geteisterd. Het water liep over Frieslands dijken , over- stroomde een groot gedeelte van dat gewest en sleepte eene ver- bazende hoeveelheid land , huizen en vee met zich mede. Het getal omgekomene menschen werd , misschien overdreven , op hon- derd duizend begroot. •Eenige jaren later (1170) ondervond de geheele Noorder noordwestkust weder dezelfde ramp. Het huidige Noord-Holland werd geheel en al overstroomd ; het zeewater kwam tot voor de muren van Utrecht ; in de Zeeuwsche eilanden wer. den dammen en dijken vernield. In 1272 en in 1288 brachten de niet minder verschillende overstroomingen weder in Friesland en Groningenland dezelfde verwoestingen te weeg. De Zuiderzee is waarschijnlijk gevormd door de voortdurende watervloeden der mir eeuw vooral door dien van 1170. Het moerasachtige lage land rondom het meer Flevo werd door die overstroomingen , die , naar het verhaal der kronijkschrijvers , met aardschuddiugen gepaard gingen , bedolven. De Dollart is , in 1272, door de overstroomingen der sNoordzee rev ormd. Geen wonder dat onze voorouders reeds vroeg zich toelegden op de dijkwerken. Een der redenen van herhaalde geschillen tus- schen naburige streken , was • het geschil over -de afdamming en afwatering. Graaf Floris in van Holland kwam met Utrecht over de afdamming bij Zwammerdam , in zulk een onmin dat de tus- schenkomst van keizer Frederik Barbarossa noodig was om het geschil bij to leggen. Het leggen en bewaren van dijken was eene levensvraag voor Holland en Friesland. De inwoners dier gewes- ten hadden dan ook , te recht , den naam van in dat werk zeer bedreven te zijn. Toen Vlaanderens graaf , Filips van den Elzas, in 1167 , met graaf Floris van Holland vrede sloot , begeerde hij , dat doze hem duizend dijkwerkers uit zijn graafschap zou zenden , om dijken aan te leggen , waardoor Brugge tegen de zee zou beschermd worden. Deze dijkwerkers kwamen , Iegden dijken en eel' haven aan. Zoo ontstond Damme , dat Brugges havenstad werd. ook het werk der droogma kerijen was onzen voorouders in de xir en xIIIe eeuw niet onbekend. Pit ge- schiedde echter vooral door het graven van grachten en slooten, 1'74 STERKTE VAN BEVOLKING,

waardoor het overtollige water van moerasgronden in die grachten werd afgeleid , de opgebaggerde grond op het droog geworpen , deze daardoor opgehoogd en zoo tot vruchtbare landerijen geschapen. Men kan derhalve to recht zeggen , dat de Hollanders hunnen eigen bodem gemaakt hebben. Zij hebben die veroverd op de rivieren en op den Oceaan. Men moet uit ettelijke omstandigheden de gevolgtrekking ma- ken , dat Vlaanderen , Holland en Friesland in de xm° eeuw reeds vrij sterk zijn bevolkt geweest, en dat dit niet slechts het geval was met de steden, mar ook vooral met het platte- land. In 1196 trokken , ten gevolge van hongersnood en Buren tijd duizenden Vlamingen naar de Oostzee-landen , en stiehtten kolonien in het Mexklenburgale, Pommeren en Pruisen. IDS- gelijks trokken talrijke kolonien naar bet graafschap Wallis , in Engeland , en nog bleef de bevolking dicht op een , zoodat mis- schien met overdrijving gezegd werd , dat Vlaanderen een lioen weerbare mannen kon op de been brengen. Het getal van honderd duizend personen , die in Friesland (waaronder geheel Noord-Holland, Friesland en Groningen verstaan wordt) bij een watervloed zonden omgekomen wezen , moge wet vergroot ziin , zeker is het, dat de landen iimigs cie Noordzee-kust sterk beyolkt waren. In 1288 kwamen bij een overstrooming, volgens de be- eedigde opgave der pastoors tussehen het Vlie en de Lauwers dertig duizend , en tusschen de Lauwers can de Eems, twintig duizend mensehen om het leven : waaronder drie duizend kloos- terlingen. En nu bleven er alleen van de orde van Prernon- streit nog vier duizend kloosterlingen over; zeker een bevvijs voor de talrijke bevolking van deze streken. In Holland en Friesland vooral maakten de plattelandsbewo- ners ongetwijfeld verreweg de groote meerderheid der bevolking uit. Ook in het Sticht, Gelderland en Brabant waren zij de meerderheid. In -Vlaanderen was de bevolking der steden, naar evenrediglieid , talrijkex dan in andere gewesten. De plattelands- bevolking, wij hebben dit zoo even reeds gezegd, genoot op verre na niet alom dezelfde rechteii en vrijheden als de burgers der stederr. De mate der vrijheid van de plattelandsbevolking, was echter in versciaillende oorden zeer verschillend. Hoe meer de bevolking van onvermengd Friesehen oorsprong was , naar die mate DE ONAFRANKELIJKHEID VAN HET PLATTE LAND. 175 was het yolk op het land vrijer. In de streken, die door de- Franken waren ingenomen , schoot het leenstelsel dieper wortel. In Brabant, dat geheel en al Frankisch was, was nagenoeg alles leen. Dit was evenzeer het geval in Gelderland : minder in Holland; het minst in West-Friesland, Friesland en Gronin- gerland. In Vlaanderen had de bevolking van de zeekusten meest van Frieschen oorsprong, het leenstelsel moeielijk kunnen gedoogen. De bevolking van Groningerland bestond voor het grootste gedeelte uit vrije boeren , die op het land verspreid woonden ; hunne eigene rechtbanken kozen, en onder eigen gekozen over- heden , naar hunne oude gewoonten , leefden. Het bevatte in twee kwartieren, Hunsingo en Fivelingo, die ieder eene eigene admi nistratie en rechtsbedeeling hadden. In Friesland leefden de man- nen der beide kwartieren (vroeger graafschappen) Oostergoo en. Westergoo insgelijks naar hunne eigene wetten, onder eigen ge- kozen rechters. Adel in den zin, welke daaraan in de zuidelijke gewesten werd gehecht, bestond er niet. Het geheele land zocht allengskens zich vrij en onafhankelijk te maken van de bisschop- pen van Utrecht en Hollands graven. Zij wilden als vrije ge- meenten leven ; en slechts den keizer als oppersten peer erkennen. Keizer Rudolf van Habsbur, schonk hun uitgebreidi voorrech- ten , die lien grootendeels in hunne vrijheden bevestigden. Ook de bevolking van West-Friesland , en Kennemerland stond min- der onder het gezag van den feodalen adel dan de bewoners der meer zuidelijke gedeelten van Holland In Kennemerland waren velen , en sommige machtige heeren, zooals de Egmonds en Brederodes ; maar er leefde nog eene zeer taliijke klasse van vrij- geborenen. De goede genegenheid, welke graaf Floris v dezen betoonde , de privilegien welke hij aan ettelijke hunner dorpen gaf, waren een doom in hit oog des adels. De West-Friezen leefden in dorpen bijeen, die bestierd werden door hunne, eigen gekozen schepenen. Het eigenlijk West-Friesland, tusschen Hoorn,. Medemblik en Enkhuizen, heeft nooit heeren gehad. Tot op het einde der voorgaande eeuw hadden eenige dorpen , te zamen de stede de Grootebroek genaamd , hunne eigene .schepenbank , die zelfs recht had om doodvonnissen uit te spreken. Later toen het land als schier overwonnen gewest werd beschouwd door de gra- 176 SCHOUTEN. yen uit het Beiersche huis, gaven deze verschillende dorpen als heerlijkheden aan hunne gunstelingen. Zelfs in het zuidelijk gedeelte van Holland was, ofsclioon het leenstelsel daar meer wortel had geschoten , de klasse der vrijgeborenen of huislieden, gelijk zij ook wel genoemd werden, zeer talrijk. De plattelandsbevolking kan dus onderscheiden worden in die, welke onder adellijke heeren stond , en die , welke slechts den graaf (of welken titel de vorst voerde) boven zich , als heer erkende. Het laatste word vcor verreweg het verkieslijkste ge- acht. Men rekende, het als een gewichtig privilegie voor eene gemeente, dat zij nooit van de grafelijkheid zou mogen ge- scheiden worden. Over het algemeen was de toestand voor die dorpen, welke eigene heeren hadden, het ongunstigst. kleine heer had in den regel groote behoeften : daarom vorderde hij meer van zijne onderhoorigen dan de machtige en rijke graaf. Een groot getal inderdaad drukkende rechten werden door de heeren geheven; arbeid ten zijnen behoeve ; opbrengsten bij ge- boorte , bij trouwen , bij sterven gebodsbepalingen, om zich el- ders te vestigen, of met onderhoorigen van andere heeren te huwen ; persoonlijke diensten ; tienden en wat er meer kon nit- gevonden worden , waren middelen in de hand van hardvochtige meesters, om eene weerlooze bevolkilig mare lasten te doen dra- gen. Niet alle heeren ecliter waren even hardvochtig : zeer ve- len bevorderden het belting hunner onderhoorigen en bestierden hen naar recht en billijkheid. Het recht , het beheer en de inniii der inkomsten en lasten , de politie werden zoowel door den lancisheer als door de ambachts- heeren opgedragen aan ambtenaren , die gewoonlijk den naam van . Schout voerden. Het gezag van dezen was natuurlijk meer ge- eerbiedigd in die gemeenten welke tot de grafelijkheid behoor- den , dan in de ambachtsheerlijkheden waar hij onmiddellijk on- der het oog van den heer w{1 ,. De sellout, bijgestaan door de schepenen, geburen redgers (in Groningerland) of welken naam zij voerden; maar gekozen uit de aanzienlijksten en onbespro- kenen huislieden , sprak reedit ; lief de vonnissen ten uitvoer brengen. Van de vonnissen des schouts kon men in beroep komen bij des gra en baljuw. Aan dezen moesten zich ook de schouten en ambachtsheeren onderwerpen. Een graafschap of RECHTSPLEGING. 177 hertogdom was gewoonlijk in verscheidene baljuwschappen verdeeld by. Delfland , Rijnland, Kennemerland enz. Pe baljuw in zijn baljuwschap , de schout in zijn rechtsgebied, bijgestaan door zijne schepenen of raden , vaardigde plaatselijke verordeningen nit, trok aan het lloofd der weerbare mannen , die den graaf ter heer- vaart moesten volgen , nit : had het beheer over wegen, dijken en waterwerken : wetgevende macht , rechterlijke macht admini- stratie , krijgsbeheer , was voor zooverre hun werkkring betrof , ge- heel en al in hunnen persoon vereenigd. De waterschapsbesturen vormden later afzonderlijke collegien, bekend onder den naam van dijkgraven en heemraden. Het was in de nil' eeuw nog de ge- woonte, dat over alle gewichtige aangelegenheden eener gemeente , alle vrije burgers of buurlieden , daartoe bijeengeroepen, hunne meening uitten. Allengskens werden echter alleen ettelijken van de aanzienlijksten of vroedsten (dat is verstandigsten) bijeengeroe- pen. De algemeene belangstelling in de algemeene zaak , iets wat zoo zeer in de overlevering der German en wortelde , was nog zeer groot. Vandaar de hartstochtelijkheid, waarmede het yolk, zoowel in de steden als op het platte land, partij trok bij bin- nenlandsche verdeeldheden. De stedelingen vooral waren niter- mate welbekend met hunne privilegien en waren ten alien tijde zeer naijverig daarop. Maar ook de plattelandsbevolking betoonde zich volstrekt niet onverschillig daarvoor getuige het vuur, waar- mede zij de zaak van graaf Floris v tot de hare maakte. wij hebben zoo even gesproken van de rechtspleging. Deze werd verdeeld in hooge en lage rechtspleging : alta et bana gelijk men zich in het middeleeuwsche Latijn uitdrukten. Of eene gemeente , eon ambachtsheerlijkheid , alleen laatstge- noemde , of wel beiden to gelijk, bezat , hing of van de verschil- lende rechten , die zij door verloop van tijd of door privilegien verkregen hadden. De steden , die slechts eenigermate van belang waren , bezaten de hooge rechtspleging. Deze gaf recht tot het uitspreken van doodvonnis8en : de lage rechtspleging slechts tot het opleggen van geringere straffen , als verlies van een oor, voet enz., het gevangen zetten , boeten opleggen. In de eerste tijden der eeuwen , over welke wij thans spreken, ging de graaf of hertog zelf het land dgor , sprak recht en liet de vonnissen, meestal in zijne tegenwooitdigheid , op staande voet ten uitvoer D. 12 178 HOOREN EENER STILLE OF GEMEENE WAARH E1D.

brengen. Allengm liet hij dit over aan zijne ambtenaren ; maar de gewoonte, dat de graaf zelf, wanneer hij eene streek bezocht, daar recht sprak , bleef nog langen tijd bestaan. Over misdaden, die des graven g(3zag aantastten, bleef hij zelf recht uito efenen ; by. in geval var verzet en oproer. Pat hierdoor vaak eene on- rechtvaardige en willekeurige rechtspleging plaats had, blijkt uit verscheidene gebourtenissen in de geschiedenis d.er Nederlaiidsche gewesten. In de steden spraken de schepenbanken recht : en, in verreweg de meeste stedel van eenig aanzien , zonder eenig hooger beroep te veroorloven. De schepenbank eener stall richtte alleen over mis- daden op eigen rechtsgebied. bedreven , en liet was vaak het ge- val.; dat zeer vele kategorieen van personen niet onder hare juris- diktie stonden maar onder die by. van eene abdij : of zooals het geval was I aet des graven gevolg al166n onder de officieren van den graaf zelf. De schepenbanken hadden gewoonlijk eon

ambtenaar , me3stal Schout geheeten, die hun ter zijde stand om de politin te hAndltaven , misdadigers op te sporen en vonnissen ten uitvoer to brengen. Het recht word gesproken ter openbare vierschare of in zoogenaamde stifle waarheid. Bet eerste geschiedde , wanneer eene zaak in 't openbaar word onderzocht en vervolgd. De tweede manier van rechtspleging was nog een overblijfsel van de rechtsplegi ig der Frankische koniEgen. Alle vrije lieden uit eon street: moesten dan een of meermalen 's jaars voor de koninklijkq an.btenaren verschijnen op de mallern public= (open- bare terechtzii ting). Elk hunner was gedwongeii op straffe van boete, alle n isdaden en overtredingen, die in de streek ge- schied waren , en van welke hij kennis had , to openbaren. leder word zelfs vorplicht om zijne eigene overtredingen bekend to maken on daervoor een eed of to leggen. Doze wijze van rechts- pleging was i a de xme eeuw nog vrij algemeen. Aloud, baljuw van Zuid-Hol and, de aanhanger van Frank van Borselen, die in 1299 to Dordrecht word vermoord, had dat jaar nog een stale of gemeene waarheid (gelijk zij ook wel genoemd word) ge- 00rd. Pit was eene der oorzaken van de °To te0 verbittering der poorters van Dordrecht en Delft tegen zijn persoon. Want die wijze van rechtspleging was zeer gehaat. De steden zochten DE OPENBARE VIERSCHAAR. 179 het dan ook als een der eerste privilegien , welke zij begeerden gedaan te krijgen, dat de graaf hen daarvan ontsloeg. Het hoo- ren der stille waarheid was nog onder de regeering van het huis van Henegouwe in Holland in zwang : in Brabant nog later. Allengskens echter werd de eene stad voor, de andere na , en later ook het platteland daarvan ontheyen. De openbare vierschaar was de gewone wijze van rechtspleging. Er geschiedde geene vervolging dan op aanklacht , maar waar er tegen de openbare zaak misdreven was, mocht ieder als aankla- ger optreden. Zoogenaamde Godsoordeelen; by. de proef des waters , des vuurs 1) waren nog wel in zwang; doch de gewoonte daarvan begon nit te slijten. Het tweegevecht , als bewijs van schuld of onschuld, werd nog dikwijls gevorderd. Moest op dergelijke wijze een geding beslist worden , dan traden de edelen., geharnast met speer en zwaard ; onedelen, met gewone wapenen., bijl, strijd- kolf enz. ; lijfeigenen met knuppels in het strijdperk. De over- winnaar werd in het gelijk gesteld , de overwonneling , aan den rechter overgeleverd om gestraft te worden. In de straffen bleef nog zeer veel van de oude Germaansche gewoonten over. Het weergeld nam nog altijd een groote plaats in onder de straffen, die door den rechter konden opgelegd wor- den. Doodvonnissen werden ten uitvoer gebracht door hangen onthoofden , verdrinken , verbranden, radbraken : in enkele ge- vallen zelfs door levend begraven. Dit laatste was bij de Germa- nen de straf voor heiligschenners en verraders. Verlies van een hand , een voet , een oor , als straf van eenige misdaad werd dik- wijls toegepast gewoonlijk volgens het jus talionis (recht van wedervergelding , hand voor hand en oog voor oog) : zelfs de barbaarsche van uitsteken van oogen werd soms toegepast. De rechtspraak geschiedde niet naar een vast wetboek ; maar naar plaatselijke keuren ; of na zoogenaamd landrecht, gelijk hertog Jan I dit in 1292 voor Brabant gaf ; of gelijk by. dit in 1251 door de keur van Hunsingo in Groningerland werd vastgesteld.

1) Bij de waterproef werd iemand in het water geworpen : dreef hij boven dan werd hij als schuldig beschouwd : bij de vuurproef nam iemand een gloei- end ijzer in de hand : men meende , in geval hij onschuldig was, dat het hem niet zou deren. 180 BOETEN OP VERSCHILLENDE NIISDRUVEN DIE

Die wetgevingen gin ;en niet volgens algemeone beginselen te work , maar daalden in bijzonderheden af : zij stelden slech is fei- ten , gelijk zij die zagcn geschieden , en bepaalden dan voor iedere bijzondere misdaad een bijzondere straf. Zij daalden af in de kleinste naauwkeurigheden van verschillende verwondingen , en gewelddaden; voorzeker een bewijs , dat men herhaaldelijk zulke geweldenarijen zag bedrijven. De Brabantsche keur gaf scheld- woorden op, en bepaalde, dat hij die ze uitte, vijf schellingen aan den landheer zou verbeuren ; maar zoo een Boer ze een rid- der toevoegde , verbeurde hij honderd schellingen ; werden ze gezegd tot een schildknaap dan twintig schellingen. Vuistslagen en schoppen werden beboet met tien schellingen. Zoo een dor- per een ridder sloeg , werd hem de hand afgekapt. Het bedrei- gen met een stok werd gestraft met 10 sch. ; het bedreigen met een zwaard met 20 sch.; slagen waarop geene verbloeding volgde met 20 sch. ; een slag met een zwaard, zonder dat er verminking opvolgde, met 100 sch. wie een ander slaat met een pot, wordt beboet met drie pond ; druipt en bloedt hij, met 100 sch. ; die iemand uit kwaadaardigheid begiet met wijn of bier, verbeurt 10 sch. Diefstal beneden 5 sch. wordt gestraft met brandmerk ; dief- stal ten tweeden male , bran dstichting , roof , p...ewelddadige rant- soeneering wordt met den dood gestraft. Hem, die een vrouw of maagd verkracht, wordt den hals met een houten zaag afgezaagd. Vredebreuk , dat is oproer , wordt gestraft met den dood door in vier stukken gehouwen te worden. Op bet geweldig wegvoe- ren van onmondige kinderen, maagden en vrouwen stond de doodstraf. Het omverhakken of bederven van iemands boomen of akker wordt gestraft met schadevergoeding en vijf schellingen boeten. enz. De Hunsigoosche keur van 1252 is een merkwaardig docu- ment van de rechtspleging dier dagen. Een tal van kwetsuren en beleedigingen werden er in opgesomd , en de boete op ieder gesteld , zoo nauwkeurig, naar de waarde, die men aan een lich- aamsdeel, of het grievende der beleediging toekende dat men zou meenen een catalogus voor zich te hebben met de bepaling van prijs er bij. Op het breken van drie bcenderen , stond by. de boete van 12 schillingen ; op het doorstekeii van het hoofd 12 sch. ; op het toebrengen eener draaiing in het hoofd : 36 RUWE VOLKSGEAARDHEID KENSCHETSEN. 181 sch. ; op het verwekken van koorts : 10 sch. ; op het afrukken van het haar van het onderste ooglid : 5 sch. ; op het staarblind- maken van een oog : 36 sch. , op het wegnemen van den baard : 10 sch. 8 penningen ; enz. Uit deze beide belangrijke overblijfselen der middeleeuwsche rechtspleging blijkt, dat het yolk zich nog aan velerlei geweld- daden , de gevolgen van een zeer ruwe geaardheid , overgaf. Het gebruik van wapenen te dragen , dat vrij algeineen was, droeg niet weinig bij tot die menigvuldige verwondingen. Geen wonder , dat in verschillende stedelijke keuren maatregelen geno- men werden , om die misbruiken te keeren. In Haarlem mocht iemand zelfs gees mes bij zich steken. De keure van Zierikzee verbood het nemen van wapenen eens vreemden in zijn huis; het leenen van wapenen aan vreemden , om er mede te vechten. In de Hollandsche keuren werd bepaald, dat een schuldeischer, , die zijn schuldenaar in handen kreeg , en hem volgens de wet- ten en gewoonteu dier tijden mocht gevangen houden , hem de kost moest geven , en hem geenerlei lichaamlijke kwellingen mocht aandoen. In deze wetsbepalingen . werd aan stedelingen verboden naar buiten te gaan , om daar het yolk gewapender- hand te lijf te vallen. Deze enkele voorbeelden mogen ten bewijs strekken van de menigvuldigheid en omslachtigheid der wetsbepalingen , die dienstig geoordeeld werden om het krakeel- zuchtig en woest karakter des yolks te breidelen. HOOFDSTUK X.

Wetensehap. Literatuur. Kunst in de XIIe_XIVe eeuw.

Het is eene der meest verkeerde voorstellingen , die schier door een onophoudelijk herhalen tot eene erkende zaak zijn ver- hovel' ; dat de middeleeuwen een tijdvak van domheid en on- wetendheid zijn geweest. Waar, daarentegen, is het woord van een groot denker 1) , die zeide : „de middeleeuwen ziju duister voor • hen, die er niet klaar in zien ; zij zijn een tijdvak van onkunde voor hen , die ze niet kennen.'' Het is er verre van of , dat

// eerie algemeene duisternis van onkunde en domheid" toen het menschdoin overdekte. Een geslacht, dat zulke kunstgewrochten wist to voorschijn to brengen , als de gothieke kathedralen, die van Keulen by. , of milieu wij bij ons vaderland blijven; de Dom, en reeds vroeger de Mariakerk van Utrecht , moet bekend geweest zijn met eon tal van wetenschappen en kunsten , waarop onze eeuw thans, to recht, zoo for is. Dat men in de XIIIe eeuw niet zoovele kun- digheden bezat , als Clans, ligt in den aard der zaak• leder menschengeslacht erft de ondervinding en den schat van kennis van het geslacht, dat voorgegaan is. De menschelijke geest moge in de XIIIe eeuw geringer schat van kennis gehad hebben dan in do XIXe ; maar hij was toen niet minder krachtig. Omdat de schat van kennis minder was , wist men van lien schat des to beter gebruik to maken : even als men meer nut weet to trekken van hetgeen men kan omvatten dan van hetgeen men niet kan om- vatten. Mocht men minder weten , men zocht met des to meer

1) Wanneer mijn geheugen mij niet bedriegt, is het J. de Maistre, die dit gezegd heeft. WAREN DE MIDDELEEUWEN EEN TIJDVAK VAN ONKUNDE ? 183 begeerte , met kinderlijke nalveteit en kinderlijk verlangen naar kennis. Moge de voorstelling, alsof de middeleeuwen een tijdvak van domheid en onkunde waren , onjuist zijn , volkomen juist is het, dat de schat van kennis minder algemeen verspreid was ; dat zij slechts in het bezit was van betrekkelijk weinigen doch deze bezitters van wetenschap en kunst werden er des te meer om ge- acht. Kinderlijk naIef (om nogmaals die uitdrukking te bezigen) is de geestdrift en de bewondering , waarmede men den man van wetenschap , waarmede men den dichter begroette. De eer- bied, waarmede hij werd bejegend, de genegenheid, waarmede hij bij vorsten, prelaten en edelen werd ontvangen ; de namen , die bewoudering aanduidden 1) , bewijzen welke groote waarde de mannen dier dagen hechtten aan wetenschap en kunst. In de xi* en xne eeuw nog mochten sommige edelen de kunst van lezen en schrijven beschouwen als iets, wat hunner onwaardig en slechts aan klerken (dat is : aan den geestelijken stand) paste , dat vooroordeel slonk weg als mist voor de zonnestralen. Ook hierop oefenden de kruistochten een gunstigen invloed. De beschaving der Zuid-Europeesche Staten leerde aan de ridders van het Noorden , welke macht kennis , welk genot kunst biedt. In de rule eeuw kan men zeggen was het vooroordeel ver- dwenen , dat de wetenschap, de kunst der klerken er deed minachten. Maar onderwijs en wetenschap staan met elkander in de nauwste verbintenis. Zonder onderwijs geene wetenschap. De Kerk, die met haren geest het geheele maatschappelijk leven der Wester- sche volken bezielde , was het, die zich het onderwijs aantrok, toen de naneven der Germanen het nog hunner onwaardig acht- ten , om zich met iets anders dan net de wapenen bezig te hou- den. Zij nam de task op zich, om de onkundigen te leeren. De richting van het onderwijs , de manier waarop het gegeven werd, moest noodwendig daardoor volgens hare richting en hare manier wezen. ,,Van haar inzonderheid gingen de belangrijkste tingen van onderwijs uit, en hare bevoorrechte leden, geestelij- ken en religieuzen , leverden tot in de xvie eeuw het grootste en niet het minst bruikbare contingent van leeraren aan alle

1) By. Doctor Anyelicus. Doctor Solemnis enz. UNIVERSITEITEN. scholen, van de ncderige bijscholen in maze steden tot de uni- versiteiten in den vreemde, die gezamenlijk voor ons yolk zoo- veel zegen droegen , als de aard van den middeleeuwschen geest, diein haar ademde gedoogde 1)." In het tijdvak , over hetwelk wij thins handelen , werd, in de Nederlanden , nog geen eigenlijk gezegd universiteits-onderwijs gegeven. In het Zuiden van Europa mochten reeds bloeiende scholen bestaan, aan welke rechtsgeleerdheid, geneeskunst wer- den onderwezen , in de Nederlandsche gewesten was dit het geval niet. Trouwens in wetenschappelijko ontwikkeling waren deze lan- den bij hunne Zuidelijke naburen ten acliter. Zells de Theologie, die voornaainste der wetenschappen, op welke men zich in de middeleeuwen toelegde , werd in ons land op verre na niet zoo grondig onderwezen als in andere landen. Het geniis aan leer- stoelen , die door rijke middelen en geleerde onderwijzers een tal van scholieren tot zich trokken, deed zich bereids gevoelen. Van- daar dat de zonen onzer voorvaderen, wanneer zij zich een rij- keren schat van kennis en wetenschap wilden verwerven naar bet *buitenland trokken. Zij , die de Theologie als hunne hoofd- studio kozen , trokken naar Parijs. De universiteit dier stad was gelled Europa door beroemd. Groot was het getal vreemdelingen, die derwaarts gingen, om beroemde leermeesters te hooren. Onder de vreemde studenten van verschillende volken , ontbraken ook de zonen van Nederland niet. Ofschoon do universiteit van Ox- ford, in Engeland , wel niet met die van Parijs kon wedijveren, zoo trok zij ook talrijke studenten in de Theologie tot zich. Zij, die van het Romeinsche of Kanonieke recht hunne lioofdstudie maakten, gingen de lessen hooren aan de rechtsgeleerde facultei- ten van Boulogne en Padua in Italie of van Orleans in Frank- rijk. Zij, die een weer dan gewone kennis in de geneeskunst wil- den verkrijgen , gingen naar Montpellier : de geneeskundige school van Salerno moest reeds in de xine eeuw haren roem met deze deelen. De klassieke letteren werden aan alle deze scholen ge- Ieeraard : en de kennis daarvan was ook gemakkelijker, , dan die van andere wetenschappen in eigen land op te doen. De studio der rechtsgeleerdheid bepaalde zich bij het Romein-

1) Moll, lierkgeschiedenis van ...A"ederland vddr de Hervorming , II, 230. NATUURWETENSCHAPPEN. 185 sche en Kanonieke recht. Het was volstrekt geen vereischte om in een schepenbank te zitten en vonnis te vellen , dat men rechts- geleerde was : de eigene keuren, het Germaansche gewoonterecht, dit veronderstelde men , waren ieder, die in de schepenbank ge- kozen werd, bekend. Eerst in latere eeuwen zien wij de beoefe- naars van het Romeinsche recht een grooten invloed uitoefenen, op de wetgeving en rechtspleging, Daar de Kerk hare eigene wetgeving en eene jurisdiktie bezat 'over zeer vele zaken die thans tot de bevoegdheid van den burgerlijken rechter behooren, zoo was de- kennis van het Kanonieke recht in de eeuwen, over welke wij thans handelen van zeer groot gewicht. Het werd dan ook vlijtig beoefend. Vele geestelijken maakten er hunne hoofdstu- die van. De geneeskunst, stood op een nog zeer lagen trap : en van de natuurkundige wetenschappen , kruidkunde , scheikunde, had men niets anders dan een zeer flauw begrip. De natuur was voor den mensch in de XIlIe eeuw, nog met een waas van geheim- zinnigheid bedekt. Overblijfselen van oude Germaansche en Ro- meinsche bijgeloovigheden roarer_ verinengd met een tal van bij- geloovigheden , die allengskens waren opgekomen. Aan wondere krachten van sommige planten en mineralen , aan middelen, die een mensch onzichtbaar konden maken, die hem konden dwin- gen zijne gedachten te openbaren, die hem tot of keer en liefde konden nopen werd sterk geloof gehecht. Amulettel L , bezwe- ringen speelden een groote rol in de geneeskunst dier dagen. Verschijnselen , aan welke in onze tijd, de eenvoudigste mensch gewoon is geraakt, werden als lets wonderdadigs beschouwd. Zoo werd als een groot wonder verhaald, dat de geleerde Alber- tus Magnus, te Keulen , koning Willem ii den graaf van Hol- land des winters bracht in een twin , in welke de schoonste bloe- men en heerlijkste vruchten prijkten derhalve , niets anders dan hetgeen men thans in de broeikassen van een buitenplaats , da- gelijks kan zien. De geneeskunst werd gewoonlijk uitgeoefend door geestelijken vooral door kloosterlingen. Slechts hier en daar in eene stad vond men een eAkelen man , die als arts een grooten naam bezat. Daarentegen was de kennis van ettelijke heelkundige bewerkingen zeer algemeen. Iedere adellijke dame, die er . aanspraak op maakte , dat zij eene vrouw was , bekend 186 DRIEERLEI SCHOLEN. KAPITTELSCHOLEN, met alles wat Naar geslacht kon versieren , verstond de kunst om zalven voor wooden te bereiden, verbanden aan te leggen enz. In de ridderromans , die getrouwe afspiegeling van de zeden dier tijden , telden de vrouwen herhaaldelijk als wondheel- sters op. De studievakken, in welke een bewoner der Nederlandsche gewesten , de -noodige maat van kennis kon verkrijgen, zonder zijn vaderland te moeten verlaten, waren : de Theologie, voor zoo- verre die gevorderd word van iederen geestelijke , die geen aan.- spraak wilde maken , op die hooge geleerdheid , welke met den naam van Doctor werd beloond : verder alles wat tot de kerke- lijke dienst behoorde , als liturgie, zang enz. ; de catechismus, de Latijnsche taal en letteren, eenige kennis van de mathesis en sterrekunde ; en eindelijk de eigen moedertaai. Wat men van ge- schiedenis en aardrijkskunde leerde , was weinig of liever niets. Men leerdc het niet als afzondf:rlijk leervak, maar door de be- oefening van andere vakken. Het onderwijs werd gegeven in scholen , door de geestelijk- heid gesticht, bezoldigd en onderhouden. Men kende er drieer- lei : de kapittelsscholen, kloosterscholen en parochiescholen. Het was vooral aan Innocentius III te danken, dat het stich- ten der scholen, geheel de christenheid door, tot een algemeenen maatregel werd verheven. Hij bepaalde , in 1215 in het Conci- lie van Lateranen , dat niet alleen bij de kathedralen maar ook bij alle andere kerken van aanzien, leeraars (magisters) zouden wooden aangesteld, die van wege de kerk met eon voldoend in- komen voorzien , onderwijs zouden geven in de grammatica en andere wetenschappen ; en dat bij iedere kathedraalschool eon theoloog de priesters en lagere geestelijken zou onderrichten in de H. Schrift , en al hetgeen tot de zielenzorg behoorde. 1) Ongeveer zestig collegiaal-kerken , welke alleen in die gewesten welke thans tot het koningrijk der Nederlanden behoorden (de Belgische Nederlanden telden er niet minder) hadden ieder hare kapittelschool, waaraan door een of meer onderwijzers , niet slechts gegoeden, maar ook armen werden onderwezen. De kathedraal-

1) De bijzonderheden ontleenen wij aan het voortreffelijk, door geleerdheicl van den schrijver, uitstekend werk van W. Moll, Kerkgeschiedenis van Neder- land v66r de Bervorminy. KLOOSTEII.- EN PAROCHIESCHOLEN. 187 school van Utrecht vooral was beroemd : die van St Lebuinus to Deventer, deed slechts voor haar onder. In rang en aanzien op de kathedraalscholen volgden de kloos- terscholen. leder klooster van eenig belang had er eene. Het ge- tal dier kloosterscholen moet niet gering geweest zijn. Men be- denke slechts, dat alleen in Noord-Nederland ongeveer vijfhon- derd kloosters hebben bestaan. De meesten dier kloosters hadden hunne scholen, binnen de kloostermuren zelve; sommigen echter ook daar buiten. Zoo opende Sibrandus, abt van Mariengaarde bij Hallum, in 1230 een openbare school (schola publica). Hij plaatste aan haar hooM zekeren magister (meester) Frederik. Deze genoot eene aanzienlijke jaarwedde. Hij las in de morgenuren met zijne leerlingen de heidensche paten en geschiedschrijvers; na het middagmaal, Ambrosius , Augustinus , Hieronymus. Ook de abdij van Rijnsburg had hare buitenschool. De Latijnsche taal, het lezen van eenige dichters en kerkvaders , de christelijke leer , het kerkelijk gezang , waren de voorname takken van onderwijs, zoo wel aan deze kloosterscholen als aan anderen. Ook de vrou- wenkloosters verwaarloosden het onderwijs niet. Rijnsburg had in zekeren zin hetgeen wij een jonge-dames-pensionaat zouden noemen. Er was bij dat klooster een schoolmeester, die aan de aanstaande nonnen en ook aan de dochters van den Nederlandschen adel , welke er in opgenomen werden lezen , schrijven en Latijn leerde. Verder werd er les gegeven in den zang en de vrouwe- lijke handwerken. Een derde soort van scholen waren de parochiescholen. Deze waren verbonden aan de parochiekerken. Reeds onder Karel den Groote werden zij bier en daar opgericht. Later gingen zij , ten gevolge van de invallen der Noormannen en de verwarring der xe en xi° eeuw to niet. Allengs verrezen zij hier en daar weder; zoodat in de xrve en xr eeuw steden en de meeste dorpen van ons land hunne eigene parochiescholen hadden. Ook deze stonden onder het toevoorzicht der geestelijkheid en .werden uit hare bezittingen onderhouden. Het begeven van eene school, stond aan hem , die het kerkelijk patronaat-recht bezat : dat is : die het recht bezat, aan eene kerk eon priester, ter zijner keuze, aan to stellen , krachtens het privilegies dat hem toekwam. , hetzij als heer der heerlijkheid, hetzij als nazaat van een machtigen 188 HET LATIJN. begunstiger der Kerk. In deze hoedanigheid bezaten de graven van Holland : b. v. het patronaat-recht , en ook het recht tot aanstellen van schoolineesters te Dordrecht, 's Gravenhage , Haar- lem, Hoorn, Enkhuizen en vele andere plaatsen. Het onderwijs, lag aan de drie soorten van scholen werd ge- geven , verschilde niet in aard en studie ; maar slechts daarin of het op een weer of minder uitgebreide schaal werd gegeven. Alle drie soorten waren kerkelijk en voornaamlijk ingesteld om hen , die op eenige wijze aan de kerk verbonden waren , eene behoorlijke mate van kennis te bezorgen. Vandaar dat kerk- muzijk en Latijn aan alien geleerd werd. Lezen , schrijven moest natuurlijk geleerd worden, eer men tot de studie der Latijn- sche taal kon overgaan, Het onderwijs in het rekenen schijnt zeer verwaarloosd to zijn geworden ; insgelijks dat in de moeder- taal. Trouwens het was eerst op het eind der XIIe eeuw , dat de Dietsche taal zich het burgerrecht in de letteren wist te ver- overen ; en dit nog maar zeer onvolledig. Be taal der geestelij- ken der geleerden, der staatsmannen bleef het Latijn : de moe- derspraak word nog als barbaarsch beschouwd, lie boekenschat, welke in een der rijkste boekerijen van het graafschap Holland, in die van de abdij van Egmond, was te vinden, bestond bijna uitsluitend uit Latijnsche schrijvers Yirgilius, Ovidius, Horatius Seneca , Cicero , Boetius waren schrijvers wier geschrift ,m het meest govonden werden : de kerkvaders, de level's der hei:igen , wonnen het in getal en aanzien van de heidensche schrijvers ; maar ook die oudvaders, die legenden, waren in het Latijn ge- schreven. Ge3n wonder derhalve dat zij , die door het voorbeeld van vroegere schrijvers aangelokt, ook de pen wilden opnemen , insgelijks de Latijnsche taal gebruikten. De oudste kronieken (ge- schiedenissen kunnen wij ze niet noemen) waren in die taal geschreven. Echter niet in het sierlijke Ciceroniaansche Latijn. Er had zich door vreeinde inmengselen, door verbastering , door noodzakelijkheid om uitdrukkingen te bezigen, die zaken aan- duidden , van welke de oude Romeinen geen begrip hadden, een taal gevormd, welke men gewoon is middeleeuwsch Latijn te noemen. Bit is eene taal zoo geheel en al met eigene vor- man en eigene woorden , dat er een afzonderlijke studie voor noodig is om haar te verstaan. Gelijk de uitstekende Italiaansche DE D1ETSCHE MOEDERTAAL. 189 geschiedschrijver Caesar Cantu mededeelt, is die taal oorspronke- lijk het dialect geweest, hetwelk in Italie, tijdens de Romeinsche heerschappij werd gesproken. In de Germaansche landen vooral kreeg zij nieuwe inmengselen door woorden, die zelfs in Italie in de x of me eeuw nooit bekend geweest waren 1). Dat middel- eeuwsch Latijn nu was de taal, die door ieder ontwikkeld geeste- lijke, iederen diplomaat, iederen geleerde werd gesproken. liVerd de Dietsche taal door „de geleerden" Bering geschat , zij vond een toevluchtsoord bij de dichters. Doze namen haar op , gaven vastheid aan haar vormen en verschaften 'mar eerlang den rang , welken zij verdiende. In de )(me eeuw kan men zeggen, was zij reeds gelled en al gevormd ; zij bezat then eene buigzaamheid , eene schoonheid van uitdrukking , die in latere eeuwen eer af- dan toegenoinen is. Een der oudste , zoo niet de oudste oorkonde in ongebonden stijl , welke tot ons gekomen is, is een privilegie van graaf Wil- lem II. Als een voorbeeld van de Dietsche taal der xme eeuw laten wij eenige verzen volgen uit het meesterstuk der middel- Nederlandsche dichtkunst, uit den Vos Reinacrde. „Dit horde Brune , ende sprat; „Elelpe , lieve Vos Reinaert Hebdi honich dus onwaeit ? Honich es ene soete spise , Die ic yore alien gherechten prise , Ende yore alien gherechten minne. Reinaert , helpt mi , dat ics ghewinne ! Edele Reinaert, soete neve , Also langhe als ic sal leven Willie u daeromme minnen : Reinaert , helpt mi , dat ics ghewinne ! „— Ghewinne , Bruin ? ghi hout- u spot !" — „In doe , Reinaert ; so warie sot , Bildic spot ; neen ic niet. Reinaert sprac : „Braun mochtijs let? Oft ghi honich moghet eten , Bi uwer trounce , laet mj weten ; Mochtijs jet , ic souts u saden. Ic sals u also vele beraden.

1) By. Feuilum , Mallum , Earo en duizend anderen. 190 LETTERKUNDE.

Ghine atet niet met u tiene, Waendic u hulde daer met verdienen." Eer nog de volkstaal gebruikt werd voor officieele stukken, of door schrijvers in ongebonden stijl werd geschreven , hadden reeds verscheidene menestreels Naar gebezigd , om de sehitterende kinderen eener rijke fantaisie vorm en leven te schenken. Gelijk ook dit bij de oude Grieken en Romeinen geschied is , zijn de paten de prozaschrijvers voorafgegaan. De middeleeuwsche poezij is eeuwen lang , sinds de xvie eeuw vooral, veracht en daardoor voor een groot gedeelte verloren geraakt. In onze eeuw echter heeft men daarop zijne aandacht weder gevestigd en ontwaard dat men menig een schoon juweel als een ruwen kei had wegge- worpen. Gelijk men het tijdvak der middeleeuwen gevoegelijk in drie tijdvakken kan verdeelen : dat der ruwe en woeste krachten, die streefden naar eenen vasten vorm , zonder die nog te kunnen vinden dat der feodaliteit ; dat der gemeenten ; zoo kan men ook drie tijdperken in de poezij aannemen. Van het eerste is zoo goed als niets overgebleven, en zal ook weinig ooit bestaan hebben ; althans wat een vrucht van Dietschen bodem is te noe- men. Met het tijdvak der feodaliteit , dat is de xne en xme eeuw , kornt de ridderpoezij overeen. Met het tijdvak van den bloei der gemeenten : het leerdicht. Over Maerlant , den dichter van het leerdicht , ofsehoon hij voor het jaar 1300 leefde , zul- len wij dus spreken , wanncer wij can later tijdvak behandelen. De christelijke poezij, die der legenden , en berijmd.e heiligen-ge- schiedenissen, bloeide zoowel in de XIIe en xine eeuw als in de XIVe en xve. De ridderroman is de eigenlijke poezy van het hel- dentijdvak der middeleeuwen , dat begint met den eersten kruis- tocht , en eindigt met de overwinning door de Vlaamsche ge- meenten bij Kortrijk behaald op de Fransche ridderschap. De dichters dier dagen, meistreels , menestreels geheeten , waren gewoon hunne zangen te laten hooren aan de hovers der vorsten en in de kasteelen des ado's. Zij reisden het land road, alom gaerd, en als blijde gasten onto- angers. Filips van den El- zas, graaf van Vlaanderen , begunstigde hen grootelijks. Het onderwerp hunner gezangen kwam geheel en al overeen met de zienswijzen en zeden der tijden, waarin zij leefden. Te gelijk ga- yen zij ook eene getrouwe schildering van de mate van kennis KARELROMANS. 191 en wetenschap , welke men toen bezat. De weelderigste fantaisie speelde met de geschiedenis. Karel de Groote had een diepen indruk gemaakt op geheel het nageslacht. Zijne grootste daden, verbonden aan de herinnering van het Romeinsche keizerrijk speelde voor den geest van den dichter. De kruistochten oefenden insge- lijks een geweldigen indruk uit op . de verbeelding. Zoo werden de minst belangrijke krijgstochten van den grooten Karel, die tegen de Saraceenen in Spanje , het feit , dat het sterkst op de verbeelding werkte. Charlemagne werd de groote held , die de Christenheid verdedigd had tegen Mahomed : de inval der Sara- ceenen in Frankrijk ; de nederlaag, welke Karel Martel hen aan de oevers van de Loire deed ondergaan , smolt ineen met de her- innering aan den grooten Karel. Zijne veldheeren werden twaalf pairs , dat is gelijken, zoo als later de groote vazallen van Frank- rijks koning werden genoemd. Het ridderwezen , toernooien, me- nestreels, in een woord de geheele samenleving , gelijk zij be- stond in de tijden van Boudewijn van Constantinopel of Willem van Holland werd teruggebracht tot de tijden van Charlemagne. Denkbeeldige helden werden geformeerd : gelijk Ogier van Arden- nes, de 4 Heemskinderen. Personen, die inderdaad b3staan hebben, gelijk Roland , werden geldealiseerd. Zoo ontstond een reeks van gedichten , die men de Karelsgedichten noemt, wijl de groote keizer er steeds een rol in speelt ; doch niet eens altijd de schoonste. Want, even als de groote leenmannen zich niet ont- zagen om tegen hunnen leenheer de wapenen op te vatten, zoo ontzag men zich ook niet om den keizer zelf , soms tegenover zijne vazallen in het ongelijk te stellen. Maar toch meest altijd blijft Charlemagne de groote , de machtige, de roemrijke, de dienaar Gods , door Dezen uitverkoren. Ons bestek gedoogt niet , dat wij het punt der middeleeuw sche literatuur uitvoeriger behandelen , dan wij thans doen. Trou- wens zij vereischt een bijzonder geschiedverhaal, zoo omvangrijk en zoo belangrijk is zij. Onder de Karelromans behooren Ogier van Ardenner , waarschijnlijk van de XIIe eeuw : Karel en Elegast van de nne eeuw : Floris en Blanceflcer , een van de liefelijkste

I) Zie W. Everts. Geschiedenis der Nederlandsche Letteren , 2e druk. C. L. van Langenhuysen. 492 ARTURROMANS. voortbrengselen der middeleeuwsche poezy, , het kunstgewrocht van Diederik van Assenede , die in het midden der xme eeuw leefde aan het hof van Vlaanderens gravin , Margareta ; verder de geschiedenis der vier Haymonszonen (de vier Heemskin- deren) , insgelijks in het midden der xme eeuw in de Diet- sche taal bewerkt : Willem van Oranje °lustre eks 1217 naar het Fransch bewerkt , door Claes , de zoon van vrouw Brechte, te Haarlem ; en meer anderen. De Karelromans bewogen zich om de heroische figuur van eon held , die inderdaad bestaan heeft ; dit is niet het geval met de Arturromans. Doze zijn over het algemeen van eenigszins la- tere dagteekening. Ook getuigen zij van een meer opgewonden verbeeldingskracht , wiens rijkdom in weelderigheid ontaardt. Artur , is een denkbeeldige held , vau Brittannie. Om eene rondo tafel, heeft hij een tal van helden verzameld , van wien de een den ander niets toegeeft in verbazende kracht , ge- vechten tegen geheele legers ; avonturen met reuzen , ewer en , toovenaars; liefdesgeschiedenissen met schoone vrouwen, niet al- tijd even kiesch en even kuisch. Ridderlijkheid, mystiek (want het streven der ridders van de ronde, tafel is het vinden van den Graal, dat is de beker , waarin Jozef van Arimathea het blood van den Zaligmaker opving) verfijnde zinnelijkheid zijn in de Ar- turromans dooreen gemengd. Meer dan de Karelromans getui- gen zij van vreemden oorsprong : minder dan doze koinen zij over- een met den G-ermaaiischen geest onzer Dietsche voorvaderen. Dit neemt niet weg , dat zij reeds in de xine eeuw , en veel moor nog in de xive on xve populair waren , even als in onze dagen de Fransche romans. Onder "de Arturroinans zijn de romans van Lancelot , van Walewein en Ferguut in de middel-Nederland- sche vertalingen , die van het begin of het midden der xme eeuw dagteekenen , tot ons gekomen. Behalve de Karel- en Arturromaiis zocht de verbeeldingskracht ook nog andere velden, De oudheid zweefde, als in een scheem- ring nog , voor de oogen der middeleeuwsche dichters. Virgilius had hen bekend gemaakt met Troje en de holden, die om hare muren streden ; uit Quinctus Curtius hadden zij Alexander den Groote leeren kennen. De poezij maakte zich van deze helden , gedaanten meester , om die , naar eigeu opvatting, om te wer- IN EN UITHEEMSCHE POIZY. 193

ken. Hector van Troje , Alexander worden herschapen in ridders, wier daden , wier zed.en en wier ideeen gelijken op die van eenen kruisvaarder , of van eenen gezel van Filips August bij den slag van Bouvines. De historie , ook van latere tijden , werd omge- werkt naar de begrippen van de dichters der XIIe en XIIIe eeuw. Aan eenen Diederich van Buch werden daden toegeschreven, die de historie toekent aan Boudewijn met den TJzeren Arm. Die Diederich zou de eerste forestier van Vlaanderen zijn geweest; het verhaal zijner daden is echter niets anders dan een ridder- roman. De oorsprong van de graafschappen Teisterbaut en Kleef werd verbonden aan de legende van den ridder onet de Zwaan" en deze denkbeeldige persoon wederom met Godfried van Bouil- lon. Maar in al deze rijke scheppingen der dichterlijke verbeel- dingskracht van de xne en XIIIe eeuw ademt een geest, die der ridderlijkheid ; de poezij is eene terugkaatsing van het leven. Bijna al de riddergedichten , in nederd. vormen tot ons ge- komen, zijn vertalingen nit het fransch. Bij den sterken wasdom der overlevering op de tong des volks-zelven , was intusschen, het onderscheid van verdiensten tusschen een vertaler en een oorspronkelijk schrijver ilia zoo groot Om fijnheid van waarneming en behandeling wordt de Beatrije zeer geprezen , en deze kan men zeggen , dat een noderlandsch poeem is Eene der liefelijkste voortbrengselen der middel- eeuwsche poezij , behoort zij tot een geheel ander soort dan die, over welke wij zoo even gesproken hebben. Naast de rid- derschap , ja nog veel hooger. dan deze, stonden de heiligen in de achting der middeleeuwen. Gelijk de fantaisie zich beelden schiep , die leven ontvingen in de pairs van Charlemagne of van Artur, , zoo vond ook de fantaisie een nog ruimer veld in de legenden dier vrome manners en vrouwen, die het rijk Gods op aarde zochten nit to breiden. Gelijk de feeen, de toovenaars, de reuzen een rol speelden in den ridderroman , zoo kwamen Gods Engelen en de booze geesten uit den afgrond ten tooneele in de legenden. Zeer velen daarvan .bezitten eene historische waarde : velen zijn verhalen op waarheid gegrond , doch rijkelijk door de verbeelding opgesmukt. Heynrich van Veldeke bradht de legende van S' Servaas , den patroon en eersten bisschop van Maastricht, in Dietsche verzen. Hij zelf was waarschijnlijk van lye D. 13 194 REINTJE DE VOS.

Maastricht; zijn gedicht is van omstreeks 1175. Willem van Af- flighem bracht in het einde der )(me eeuw het leven van de H. Luitgardis in Dietsche verzen over. De reize van St Brandaan , de sproke van St Patricius' vagevuur , en meer anderen, • behoor- den insgelijks tot de Belief koosde dichtstukken , die reeds voor den aanvang der xiv• eeuw in de Nederlanden bekend waren. De eerste plaats in de iiiddeleeuwsche poezij der Nederlanden komt echter toe aan het Dieren-Epos. Elieronder verstaat men een soort van heldendicht (Epos) , in welke de dieren denkend, handelend en sprekend optreden. Men kan het niet geheel en al vergelijken met de fabels van La Fontaine of anderen. Het is een geheel van eenige duizende verzen. De leeuw , de vos , de beer , de wolf en andere dieren spelen er hunne rol in. Het is in vele opzichten eene getrouwe schildering van de zienswijzen, gewoonten , rechtspleging enz. van de xine eeuw. Dat beroemde gedicht (eigentlijk is het niet een gedicht, maar een &plus van gedichten) bekend onder den naam „Vanden Vosse Reinaert," later in de wandeling uReintje de Vos" geheeten schetst ons de slimme streken van den Vos , die voor zijn koning en leenheer de Leeuw geroepen , om zijne geweldenarijen ter dood wordt verwezen ; doch door logen, slimheid en beleid , niet slechts zich zelven weet to redden , maar ook zijne vijanden ten •val brengt. Het is allermoeielijkst to zeggen, vanwaar het Dieren-Epos zijn eersten oorsprong heeft ontleend , of het van een dichter van Gallo-Romaanschen , dan wel van Germaanschen stam is ge- dicht : of de Reinaert in Dietsche taal eene omwerking, dan wel het oorspronkelijke gedicht zelve is. Vele gegronde redenen pleiten voor het laatste gevoelen. Voor bijna zeker kan men aannemen , dat het eerste deel van den Reinaert , gelijk dat tot ons gekomen is , omstreeks het midden of de helft der xne eeuw in West-Vlaanderen is gedicht. Het gedicht zelve, ofschoon het den vos als een oproerigen leenman, den leeuw als eon vergramden leenheer voorstelt , ademt een meer burgerlijken geest. Het is eene fijne satyre vol gloed , beweging en leven : de aandacht waardig , die groote dichters in latere eeuwen er aan geschonken hebben. Maar de kunst , die gedurende de middeleeuwen , al in het BOUWKUNDE IN HET ALGEMEEN. 195 tijdvak , over hetwelk wij thams spreken , het meest beoefend word , tot den hoogsten bloei geraakte, en de bewonderingswaar- cligste kunstgewrochten heeft achtergelaten, is de bouwkunst. Wij hebben, toen wij over het vorige tijdvak der middeleeuwen (die van 900 —1100) spraken , dit onderwerp onaangeroerd gelaten; thans zullen wij een beknopt ovekiiiht van de bouwkunst der middeleeuwen , tot ongeveer het jaai,1300 geven. Clm zich de ontwikkeling der bouvvkunst in Nederland van 800 tot 1300 goed voor to stellen , moet men eenige algemeene begrippen wel in het cog houden. Vooreerst , dat de bouwkunst, op het gebied der kunst, die zich in zichtbare vorinen openbaart (in onderscheiding van letter- en toonkunst, wier gewrochten door het ilehoor tot ons spreken) de meest maatschappelijke der kunsten is zij betreedt terstond het veld der publiciteit, zij vol- doet op breede schaal vooral ook aan de behoeften der samen- leving. Het kennelijkst openbaart zij zich dan ook in werken, die aan de hoofdbehoeften der maatschappij beantwoorden. Geen wonder, dat hare belangrijkste voortbrengselen in het tijdperk 800-1300 de kerken en de kasteelen zijn. Bidden en krijgvoe- ren waxen twee voorname levensbestanddeelen ; en er was geen wetensehap geen landbouw , geen handel, geen nijverheid moge- lijk , of de moed en de lust daartoe en het wetboek daarvoor moest rusten op de bovennatuurlijke orde, die door de Kerk ver- tegenwoordigd werd ; ze inoesten bescherming vinden in de ver- eering van een rechtvaardigen God : binnen de muren van wel gesloten steden , of in den omtrek van baniervoerende burchten, verdedigd door gewapende torens. Voor de kasteelen en stadsmuren gaf het krijgstuig van• aan- val van zelve de hoofdvormen aan : de kasteelbouw werd dus in zijn vorinen vooral door de stoffelijke noodzakelijkheid bepaald, en daar zijn mar betrekkelijk geringe afvvijkingen en hervormin- gen op het gebied van de wapening der krijgslieden , en inrich- ting der legers van de ixe tot de xrve eeuw op to raerken; ja, vele krijgstuigen waren zelfs, in hunne hoofdvormen, nog aan de Romeinsche wereld ontleend. in Nederland, waar men geen bergegAoeft, werd voor 4e ver- ,dediging van steden en sloten veel park" getrokken van het, daarentegen , overvloedige water, en dit verdedigingsmiddel brengt 196 BURGERLIJKE EN KRLIGSBOUWKUNST.

van zelf een eigenaardig karakter voor do krijgsbouwkunst en burgerlijke bouwkunst mee. Hooge muren , overdekte gangen moesten de steden beschermen tegen het geweld der blijden en andere steenblokwerptuigen. Dikke muren moesten het geduld van gravende katten en borende stormrammen .uitputten ; zij moesten wegen voor het dagliclit aanbieden , die zoo min mo- gelijk doortocht aan pijlen verschaften. kanteelen op de . muren moesten schuil- en wijkplaats voor boogschutters opleveren ; uit- gebouwde hangtorens moesten gelegenheid tot bespieding van den vijand geven. Spitse daken moesten het hemelwater afvoeren ; uitgebouwde, schoorsteenen moesten , zonder de kamers te ver- kleinen , gelegenheid geven zich in dit vochtige land tegen negen maanden km), erg uuurheid te. voorzien. Het water der rivieren, grachten en slooten maakte bruggen en sluizen noodig , die het bouwkarakter van het land hielpen bepalen. Het m.ateriaal bij gebrek van bergsteen , uit gebakken kleiaarde van verschillende kleuren gevonden, was ook van groo- ten invloed op den vorm der bouwwer_ken, zoowel burgerlijke als gewijde. Uit de afwezigheid van groote steenblokken en platen was de groote en vruchtbare opgang geboren van het waif- en boogstel- sel. De baksteenen wigge , ziednar het hoofdelement der bouw- kunst in deze landen. Waar men , om de meerd.ere hardheid van den bergsteen, dozen aanvoerde en voor steunpunten, pijlers en boogwerk gebruikte, het materiaal meer spel aan de fan- taisie van den bouwmeester-vercierder. Als men in dikke muren deur- en vensteropeningen aanbracht, werd men , in den loop der .eeuwen , er steeds meer op bedacht den over. gang van den dikken muur, op de betreklijk dunne deuren , ramen of luiken langzamerhand voor to bereiden, zoo dat bijv. de buitenste boog, die eon muur aan weerszijde vertoonde , vaak de dubbele breedte had van de deuropening, en het scheen of de muur uit verschil- lende voor elkander geplaatste lagen bestond. Doze lagen nu. :sprongen bij den baksteenen homy in den regel haaks op elkan- der vooruit. Bij den bergsteen kon men in tegendeel die in- of uitsprongen mar welgevallen met bagetten of kralen , hollen, ojieven, parel- en diamantlijsten en andere profielen versieren. Vandaar, dat hier te lande , zoo wel de burgerlijke en krijgs- GEWIJDE ARCHITEKTUUR. 197 bouwkunst als de kerkbouw een bijzonder karakter van een- voud aanbiedt. Nochtans is , uit den aard der zaak , de kerkbouw een rijker vertegenwoordiging van den volksgeest en volkssmaak dan de an- dere takken der bouwkunst, in een tijdvak van betreklijk ruwe zeden. Nederland bezit van de architektuur , die aan het tijdvak der groote puntboogkerken vooraf ging, eenige hoogst belangrijke ge- denkteekens. De kapel, door Karel den Groote op de burcht van 't Valkhof te Nijmegen gebouwd', is, zoo goed als Karels stich- ting, de Dom van Aken , een centraalbouw , een kerk met acht- hoekig plan. Men noemt dit beginsel, dat ook herkenbaar is in de Byzantijnsche kunst , centraalbouw : in onderscheiding van de baziliek, die geen cirkel of achthoek maar een rechthoekig pa- rallelogram tot hoofdelement heeft, en waarvan al de westersch- Europeesche kerken van de xi-ye tot de xvne eeuw toepassin- gen zijn. Een overblijfsel van eene andere kapel, die zich insgelijks op het Valkhof bevindt , legt getuigenis of van onze bouwkunst der xne eeuw , daar hoogstwaarschijnlijk Frederik Barbarossa, bij zijn herbouw van het ,,Hof van Nijmegen", deze kapel gesticht heeft. Aanzienlijke bouwwerken , die , het jaar 1000 voorbij , zich nader aan de Karolingische periode aansluiten , vallen er, in het Noorden althands., wel niet aan te wijzen. De invallen der Noor- mannen , binnenlandsche oorlogen, de moedeloosheid op het na- derend schrikjaar , de tand des tijds , de oplevende zucht van twee tijdperken (omstreeks 1100 en omtreeks 1250) om nieuwe en grootere kerken te bouwen , zijn oorzaak , dat er zoo weinige gedenkstukken van de eeuwen , die onrniddellijk op Karel den Groote volgden, meer voorhanden zijn. Zelfs het klooster van St Bavo to Gent in Oost-Vlaanderen , waarvan het ontwerp aan Einhard , den geheimschrijver van Karel den Groote gedankt wordt, heeft te groote veranderingen ondergaan , om nog als een kennelijk toonbeeld van de Karolingische bouwkunst te gelden, Van de kerken , door beroemde bisschoppen van Utrecht en Luik reeds in de xe eeuw gesticht , is weinig meer over. De belangrijkste bouwwerken , die sedert het *ix 1000 en v66r de de helft der xine eeuw verrezen zijn , vindt men mede in de 198 DE ROM AANSCHE EN

tegenwoordige provincien Utrecht , Gelderland , Luik en Lim- burg. Hoogst rnerkwaardig zijn de onderaardsche kerken -van Anderlecht bij Brussel, van St Lebuinus te Deventer en der Abdijkerk van 's-Hertogenrade (Rolduc). Het karakter van den xne-eeuwschen kerkbouw is nog goed te zien aan de St_Nicolaas te tltrecht en de hoer Eyck van 'Guy- lichem heeft eon duidelijk geheel geleverd , samengesteld uit de kerken van Kerkwijk , Wadenoyen en Haren, waardoor men een beeld erlangt van onzen kerkbouw der xis" eeuw. In de xiu° eeuw , dat tijdperk van zoo rijke krachtsontwikkeling en hoogen bloei op velerlei gebied , treedt ook voor Nederland de groote overgang op het gebied der kerkelijke bouwkunst in. Juist ter helft van de eeuw werd in Keulen eene der schoonste kerken, waarin de rondboog hecrscht, volbouwd , en de eerste steen gelegd van den wereldberoemden Dom , in den nieuwen stij1 ontworpen en uitgevoerd. Het grondplan der groote kerken , die het westersch Europa , (om hier alleen van to spreken) na den val der Karolingen , on- der de Hohenstaufen en Habsburgers voor en na, Richard Leeuwenhart , Godfried van Bouillon en den H. Lodewijk overdekt hebben , is een langwerpig vierkant in drie, vijf of weer beuken verdeeld, (waarvan de middelste de breedste is en middenschip heel) , met eon nitspringend dwarspand, waarvan de middenbeuk , even als het middenschip hooger dan de zijbeuken is. Aan de (smalle) oostzijde van dat vierkant ontwikkelt zich het koor, dat zich, vooral in den nieuweren stijl, tot de hoogte van het middenschip verheft , zoodat zich eon hoog liggend kruis vormt , dat aan de kerken den naam van kruiskerken heeft doen geven. Op het ktaispunt maar oneindig veelvuldiger v66r de westzijde, verheft zich de toren. Het groote onderscheid nu, in de middeleeuwsche kerken van den ouderen (zoogenaamden Romaanschen) en van den nieuweren (zoogenaamden Gotliischen) Stijl, bestaat in de aanwending - bij laatstgemelden van den spitsboog. Door dezen spitsboog verkre- gen de kerken eene veel grootere hoogte. Het stelsel van druk- king en tegendrukking bij de welfspanningen , bracht die sier- lijke schraagbogen voort, die wij aan de hoofdkerken van Utrecht en den Bosch o. a. bewonderen. DE GOTHISCHE I3OUWSTIJL. 199

In het Karolingiesch tijdvak waren de muren doorgaans overal van gelijke en aanzionlijko dikte ; in liet latere Romaanscho werkto men met dikke bogen en rechtstaiiden verdikte lantbekleodin- gen , ell verdunde muren; in het Gothieseh tijdperk met betrek- lijk duane inures , grooto venAeropeningen , en aanzienlijke ver- dikking op de weerstlndspunten der welvon doze verdikkingen noemde men schraagpijlers, boren , freiten of konterforten. Nog bestaat er cell belaugrijker onderscheid tusschen den Romaanschen en den Gothischen stijl in liet beginsel waarnaar de gewel- ven gebouwd worden; maar het Lou ons to ver op het gebied der teehniek voc.ren om dit bier te on twikkelen. Het zij genoeg to zeggen , dat eon Romaansch gewelf bestaat uit twee tongewel- yen (2 halve hollo cylinders) die elka(Ir rechthoekig snijden, dat de welfsveldon van het spitsbooggewelf daare:itegen elk zelf- standig uit de ribbon , die zieh in den sleutel of middonsteen vereenigen, worden voortgebouwd. Het koor van den Utreehtschen Dom en de thands grooten- deels vervallen kerk der abdij van bij Brussel geven de schoone evenrediglieden aan , die do gotliiek der xine ceuw in Nederland beheerschen. Ver do meeste kerken hier te lande : zelfs de St Jan van den Bosch zijii van cen later tijdperk. Een onwaardeerbaar monument van do kunst van v66r 1250 bezitten we in de Munsterkerk van Roermond, die ons de Gothische bloom in den Romaanschen knop to genieten geeft. Die oudore stij1 word meest beoefend door kloosterbroeder- schappon; de niouwere , vooral door do bischoppen tot ontwik- keling gebracht, was in banders van wereldlijke ambachtsgilden. Kenmerkend voor do g‘theele kunstbooefening van de ix" tot de xiv" eeuw (het tijdperk dat ons bezighoudt) , is do onderge- schiktheid der andere beeldonde kunsten aan do boumlunst. Zij belleerschto ze alle , en niet dare iii verband met de plants, door lillar aangewezen, en met don werkkring, waarop door hear gerekend word , treden beeldhouwvormen schilderwerken , tapiit- werken, smederij en graveerwerk to voorschijn, om hot maat- schaplijk en persoonlijk leven der denkende en voelende men- schen to doordringeii , to bezielen , to verhelfon, to vercieren. MI al hetgeen wij in dit hoofdstuk medegedeeld hebben, zal de lezer tot de ge -■ olgtrekking zijn gekomen , dat gedurende het 200 VOORUITGANG EN BESCHAVING. tijd.vak van den grootsten bloei der middeleeuwen, do mensche- lijke geest volstrekt niet met nevelen was ornhuld, en y de vrije gedachte" wend versmoord ; rnaar dat de menschheid, gekid door een hooger begrip , strevende om vooruit to pan , met de god- delijke Openbaring als wegwijzer , evenzeer getuigde van krach4ii, mood , ware vrijheid en holed° tot ware ontwikkeling als laterc eeuwen zich hierop kunnen boroemen. -De Nederlanden bleven op die baan met ton achter : wel waren de Romansch() volken vender in beschaving wetensehap on ontwikkeling ; dit echter was het gevolg , niet van nicenlere traagheid en onverschillig- heid onzer voorvadoren, maar van de algeineene Europeesche toe- standen. Do Christelijke beschaving was later geplant bij de Crermaansehe volken; zij zou er ook later vruchten voortbrengen.