De Geologie, De Bodemvorming En De Waterstaatkundige Ontwikkelingvan Het Land Van Maas En Waal En Een Gedeelte Van Het Rijk
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
STICHTING VOOR BODE M K A RTER IN G / WAGENINGEN DE GEOLOGIE, DE BODEMVORMING EN DE WATERSTAATKUNDIGE ONTWIKKELINGVAN HET LAND VAN MAAS EN WAAL ENEE N GEDEELTE VAN HETRIJ K VAN NIJMEGEN WITH A SUMMARY GEOLOGY, SOIL FORMATION AND HISTORY OFTH E DRAINAGE CONDITIONS IN THE LAND VAN MAAS EN WAAL AND A PART OF THE RIJK VAN NIJMEGEN DR. L. J. PONS L.I. DIRECTIE VAN DELANDBOUW , HOOFDAFD. DOCUMENTATIE EN PUBL1KATIES VERSL. LANDBOUWK. ONDERZ. No. 63.11 — 'S-GRAVENHAGE — 1957 i \° iv ;- STAATSDRUK 1957 INHOUD WOORD VOORAF BIZ. I. INLEIDING ' I II. GEOLOGISCHE WORDINGSGESCHIEDENIS, PLEISTOCEEN 3 1. Oudere gegevens en methode van onderzoek 3 2. Het Ongestuwd Hoogterras 5 3. Fluvioglaciaal 6 4. Afzettingen uit het Würmglaciaal 9 5. Erosie van diepe dalen in het Gestuwd Hoogterras en in het Fluviogla ciaal; solifluctie 9 6. Dekzanden 10 7. Het Fluviatiel Laagterras met de „Hochflutlehm" 13 a. Inleiding 13 b. Verbreiding 13 c. Verticale opbouw 13 cl. Morfologie 15 e. Verhang 19 ƒ. Datering 19 8. Gedeeltelijke erosie van het Fluviatiel Laagterras van Rijn en Maas . 21 9. Solifluctieverschijnselen, hernieuwde dalvorming en nieuwe afzettingen in de riviererosiedalen 25 10. Stuifzandvormingen uit het Laatglaciaal 26 a. Inleiding 26 b. Stuiving in het Pleniglaciaal 27 c. Stuiving in de Oudste Dryastijd 27 d. Stuiving in de Jongste Dryastijd 28 III. GEOLOGISCHE WORDINGSGESCHIEDENIS, HOLOCEEN 30 1. Preboreale en boreale dalerosie en de gedeeltelijke opvulling van de door deze erosie gevormde dalen 30 2. Holocene verstuivingen in het jong-pleistocene stuifzandlandschap . 30 3. Rivierkleiafzettingen in het Atlanticum 32 De auteur promoveerde op 13 december 1957 aan de Landbouwhogeschool te Wageningen op een gelijkluidend proefschrift tot Doctor in de Landbouwkunde. Deze publikatie verschijnt tevens in de reeks Mededelingen van de Stichting voor Bodem- kartering als No. 3 van de serie Bodemkundige Studies. Biz. 4. Verband tussen de veranderingen van het klimaat en de fluviatiele sedi mentatie 35 5. Subboreale afzettingen in het rivierkleigebied en de bewoning daarop 40 6. Subatlantische vóór-Romeinse oeverwalvorming 42 7. Vóór-Romeinse subatlantische oeverwallen buiten het Land van Maas en Waal en de Maaskant 44 8. Het klimaat, de afzettingen en de bewoning van ca. 200 v. Chr. tot ca. 250 n. Chr 45 9. Het klimaat van omstreeks 250 n. Chr. tot het einde van de middel eeuwen 47 10. Laat- en na-Romeinse overstromingen 48 11. Morfologie van het jonge kleidek in het Land van Maas en Waal . 49 12. Doorbraakgeulen 51 13. Afvoer van het komwater 53 14. Het opdringen van de jonge komklei over het rivierleemsysteem naar het oosten 55 15. Oorzaken van de enorme laat-en na-Romeinse sedimentatie 55 16. Periodieke overstromingen in het rivierkleigebied in het tijdvak van ca. 260 n. Chr. tot het sluiten van de dijkring (1321) 57 17. De sedimenten uitd everschillend e laat- en na-Romeinse overstromings perioden 59 18. Het jonge kleidek uit de drie laat- enna-Romeins e overstromingsperio den buiten het Land van Maas en Waal 61 19. De dateringen met de 14C-methode 65 IV. BODEMVORMING 71 1. Inleiding 71 2. Het huidige kalkgehalte van degronde n 72 3. Ontkalkingsverschijnselen in het rivierkleigebied 75 4. De sedimentatie van de kalkloze, kalkarme en kalkrijke sedimenten . 77 5. De bodemontwikkeling van de hoge gronden zonder en met weinig grondwaterinvloed in het profiel 84 6. De bodemontwikkeling van de middelhoge gronden met meer of minder sterke grondwaterinvloed in het profiel 92 7. De lage gronden 97 Biz. 8. Gebroken, gehomogeniseerde en gecolluvioneerde gronden en oude bouwlandgronden 104 / a. Voorkomen van gebroken gronden 104 b. Vorming van gebroken gronden 105 c. Homogeen lemige en/of kleiige zandgronden 106 d. Oude bouwlanden en oude bewoningsgronden 107 e. Colluviatie 108 V. DE WATERSTAATKUNDIGE ONTWIKKELING 111 1. Inleiding 111 2. Bescherming tegen het binnenwater 111 3. De oudste bedijkingen in West-Nederland en het rivierkleigebied . 112 4. De oudste bekadingen in het Land van Maas en Waal 113 a. Inleiding 113 b. De bekadingen van de Maasdorpen 114 c. De bekadingen van de Waaldorpen 116 d. Conclusie 117 5. Aantasting van het oudste kadenstelsel 117 6. Afwatering vóór de 14e eeuw 118 a. Natuurlijke afwatering 118 b. Weteringen 119 7. De waterstaatkundige werken in het begin van de 14e eeuw 120 a. Inleiding 120 b. Dijken en dammen 121 c. Verkaveling van het restant van de kommen 122 d. De weteringen, sytwinden, schutlakens en sluizen 123 8. De werking van het waterstaatkundig stelsel 127 a. De principes waarop de gecombineerde waterlossing berustte ... 127 b. De moe";'kheden met Alphen, Dreumel en Wamel 128 c. De moeilijkheden tussen de boven- en benedendorpen om de Rijkse Wetering, de Blauwe Wetering en het Puiflijkse schutlaken .... 129 d. De toestand in de 18e en 19e eeuw 133 e. Dijkdoorbraken 133 f. Het invoeren van de bemalingen 135 g. De Maas-verbeteringen in de 20e eeuw 138 9. Plannen tot verbetering van de cultuurtoestand van de gronden . 140 Biz. SUMMARY 143 LITERATUUR 148 BIJLAGEN: T. Namenkaart van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen. II. Tabel 2. Schema van de in dit geschrift gebruikte indeling van Pleistoceen en Holoceen en de voornaamste geologische gebeurtenissen in en rondom het Land van Maas en Waal. III. Tabel 3. De palynologisch bepaalde ouderdom van enige afzettingen in het Land van Maas en Waal. IV. Tabel 4. Overzicht van de oorspronkelijke en tegenwoordige gehalten aan kalk van de verschillende sedimenten in het Land van Maas en Waal. V. Tabel 5. Bodemontwikkelingsreeksen van hoge en middelhoge gronden. VI. Tabel 6. Bodemontwikkelingsreeksen van lage gronden. VII. Fig. 28. Rivierafzettingen uit de voor-Romeinse sedimentatieperiode (onge veer 400 v. Chr. — 200 v. Chr.) en de Inheems-Romeinse bewoning daarop in het Land van Maas en Waal en omgeving. VIII. Fig. 29. Rivierafzettingen uit de laat-Romeinse sedimentatieperiode (ongeveer 250 fi. Chr. — 500 n. Chr.) en de bewoning daarop in Merovingische en Karolingische tijd in het Land van Maas en Waal en omgeving. IX. Fig. 36. Rivierafzettingen in de middeleeuwse sedimentatieperiode (ongeveer 850n . Chr. — 1000n . Chr.) en de bewoning daarop in de latere middeleeuwen in het Land van Maas en Waal en omgeving. X. Fig. 37. Rivierafzettingen uit de laat-middeleeuwse sedimentatieperiode (ongeveer 1250 n. Chr. —1450 n. Chr.) in het Land van Maas en Waal en omgeving. XL Fig. 56. De waterstaatkundige toestand in het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen omstreeks 1300. WOORD VOORAF Het tot stand komen vanee n studie alsdez e isnie t de uitsluitende verdiensteva n de auteur. Ik ben mij dan ook sterk bewust, dat het ontstaan van dit werkstuk niet mogelijk geweest zou zijn zonder de medewerking van velen. De veldwerkzaamheden vonden plaats van oktober 1947 tothet voorjaa r 1950.Z e werden in hoofdzaak uitgevoerd door de assistenten A. M. VANDEN AKKER, B. H. STEEGHS enP . HARBERS. Voor kortere tijd werkten hier de assistenten J. LAMMERSe n J. VAN HAALEN. Het palynologisch onderzoek van een aantal veenprofielen werd verricht door prof. dr.mr .F . FLORSCHÜTZ, met wie wij ook uitvoerig van gedachten wisselden over allerlei hiermee in verband staande problemen. Dr. R.D . CROMMELIN en dr.G . C. MAARLEVELD hielpen ons bij hetoplosse n van enkele geologische problemen, terwijl de laatste een aantal grindtellingen verrichtte en zo vriendelijk was het eerste hoofdstuk kritisch door te nemen. De tijdens de veldwerkzaamheden gevonden oude woonplaatsen werden door dr. P.J . R. MODDERMAN archeologisch geïnventariseerd. Met dr. MODDERMAN hadden wij verder ookvruchtbaa r contact inzake de ontstaanswijze, voorzover deze verband hield met archeologische verschijnselen. Prof. dr.H .D E VRIESte nslott e was zovriendelij k een aantal ouderdomsbepalingen uit te voeren volgens de 14C-methode van een aantal monsters uit Maas en Waal. De landbouwkundige interpretatie van de bodemkundige verschillen werd in de eerste plaats opgebouwd aan de hand van gesprekken met de landbouwers uit het gekarteerde gebied, terwijl hierover ook besprekingen plaatshadden met de voor lichtingsdiensten. Ten slotte werden de kaarten en de figuren verzorgd door de heer C. P. VAN DER SPEK, terwijl ir. J. C. PAPE en M. OSSE de eindredactie van het manuscript verzorgden en de heer J. PH. VAN DRIEST een groot deel van het tijdrovende correctiewerk van de drukproeven verzorgde. Al degenen, diemi jverde r metraa d endaa d bijdi twer k behulpzaam zijn geweest, bedank ik hiervoor ten zeerste. I. INLEIDING Evenals dit in andere delen van het rivierkleigebied het geval is, raakte bij de steeds verdergaande moderne ontwikkeling ook het land van Maas en Waal in vergelijking met de omringende zand- en vooral zeekleigebieden achterop. De oorzaken hiervan moeten voornamelijk worden gezocht in de moeilijke water staatkundige toestand van het gebied en de slechte ligging van de bedrijfsgebouwen ten opzichte van het land, terwijl ook het isolement van de streek daarbij een rol heeft gespeeld. De moeilijke toestand kwam vooral aan het licht tijdens de laatste oorlog toen met weinig hulpmiddelen toch een zo hoog mogelijke produktie moest worden behaald. De mogelijkheid, dat de natuurlijke gesteldheid van de bodem een factor zou kunnen zijn, waardoor de landbouwkundige produktie op de ene plaats hoger zou kunnen zijn dan op de andere, speelde in deze tijd geen rol. Deze gedachte, die weliswaar altijd bij de boeren geleefd had, maar nog nooit tot de hogere bestuurskringen was doorgedrongen, kwam na de oorlog langzamer hand naar voren. Ook in het land van Maas en Waal was men in deze tijd actief. Men trachtte er te komen tot een betere beheersing van de waterstanden, zowel door een betere indeling en beheer van het in waterstaatkundig opzicht verbrokkelde gebied als door verbete ring van de technische omstandigheden. Uit een opdracht van het polderbestuur voor een nieuw ontwateringsplan ten be hoeve van een groot gedeelte van het land van Maas en Waal en het Rijk van Nijme gen volgde een opdracht aan de Stichting voor Bodemkartering door de toenmalige Rijksdienst voor de Uitvoering van Werken voor een onderzoek naar de bodem gesteldheid.