1986L0465 — Nl — 13.03.1997 — 003.001 — 1
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen ►B RICHTLIJN VAN DE RAAD van 14 juli 1986 betreffende de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden in de zin van Richtlijn 75/ 268/EEG (Duitsland) (86/465/EEG) (PB L 273 van 24.9.1986, blz. 1) Gewijzigd bij: Publicatieblad nr. blz. datum ►M1 Richtlijn 89/586/EEG van de Raad van 23 oktober 1989 L 330 1 15.11.1989 ►M2 Beschikking 91/26/EEG van de Commissie van 18 december 1990 L 16 27 22.1.1991 ►M3 Richtlijn 92/92/EEG van de Raad van 9 november 1992 L 338 1 23.11.1992 ►M4 gewijzigd bij Beschikking 93/226/EEG van de Commissie van 22 april L 99 1 26.4.1993 1993 ►M5 gewijzigd bij Beschikking 97/172/EG van de Commissie van 10 L 72 1 13.3.1997 februari 1997 ►M6 gewijzigd bij Beschikking 95/6/EG van de Commissie van 13 januari L 11 26 17.1.1995 1995 1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 2 ▼B RICHTLIJN VAN DE RAAD van 14 juli 1986 betreffende de communautaire lijst van agrarische probleemge- bieden in de zin van Richtlijn 75/268/EEG (Duitsland) (86/465/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet opRichtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april1975 betref- fende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 797/85 (2), inzonderheid opartikel 2, lid 2, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement (3), Overwegende dat bij Richtlijn 75/270/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de communautaire lijst van agrarische probleemge- bieden in de zin van Richtlijn 75/268/EEG (4) de gebieden in de Bondsrepubliek Duitsland zijn aangewezen die worden aangemerkt als probleemgebieden in de zin van artikel 3, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 75/268/EEG; Overwegende dat de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn 75/268/EEG heeft verzocht om uitbreiding van de communautaire lijst van agrari- sche probleemgebieden in de zin van artikel 3, lid 4, van Richtlijn 75/ 268/EEG, opgrond van een nieuwe definitie van de criteria voor het aanwijzen van de probleemgebieden en het transfereren van gebieden die voorheen waren ingedeeld bij de gebieden als bedoeld in artikel 3, lid 5, van die richtlijn en die integraal deel uitmaken van de voor- noemde aan de lijst toegevoegde homogene gebieden; dat die Regering bovendien heeft verzocht om toevoeging van bepaalde gebieden met een geringe oppervlakte en met specifieke handicaps aan de lijst van gebieden als bedoeld in artikel 3, lid 5, van de richtlijn; Overwegende dat de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn 75/268/EEG heeft medegedeeld welke gebieden kunnen worden opgenomen in de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden en gegevens heeft medegedeeld met betrekking tot de kenmerken van deze gebieden; Overwegende dat de zeer ongunstige klimatologische omstandigheden als bedoeld in artikel 3, lid 3, eerste streepje, van Richtlijn 75/268/ EEG en de ligging opeen hoogte van ten minste 800 meter (centrum van de plaats of gemiddelde hoogte van de gemeente) als criteria zijn gehanteerd; Overwegende dat bij combinatie van klimatologische factoren met de hellingsfactor als bedoeld in artikel 3, lid 3, derde streepje, van Richt- lijn 75/268/EEG, als criteria een ligging opeen hoogte van ten minste 600 meter en een steilte van ten minste 18 % zijn aangemerkt; Overwegende dat wat betreft de aanwezigheid van minder produktieve grond en aanzienlijk beneden het gemiddelde liggende bedrijfsresul- taten als bedoeld in artikel 3, lid 4, onder a) en b), van Richtlijn 75/ 268/EEG, voor het aanwijzen van de gebieden een complex criterium is gehanteerd, het zogenaamd criterium van agrarische vergelijkbaar- (1) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1. (2) PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1. (3) PB nr. C 227 van 8. 9. 1986, blz. 153. (4) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 10. 1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 3 ▼B heid (Landwirtschaftliche Vergleichszahl, LVZ) dat door de belasting- diensten wordt gehanteerd ten aanzien van de bedrijfsresultaten van de ondernemingen; dat dit criterium gebaseerd is opde natuurlijke produktiviteit (bodemkwaliteit en klimaat), gecorrigeerd aan de hand van factoren zoals heterogeen karakter van de grond, natuurlijke situ- atie inzake waterafvoer, enz., met inbegripvan andere dan natuurlijke produktieomstandigheden; Overwegende dat de maximale waarde van genoemd criterium voor de agrarische probleemgebieden werd vastgesteld op 28, wat overeenkomt met 70 % van het nationale gemiddelde (40) (behalve voor twee gebieden: 29,1 en 29,2); dat voor bepaalde specifieke gevallen deze waarde is vastgesteld op32,5 voor agrarische probleemgebiedenwaar de oppervlakte van weiden en blijvend grasland meer dan 80 % van de totale oppervlakte cultuurgrond (OCG) uitmaakt; Overwegende dat als criterium inzake geringe bevolkingsdichtheid als bedoeld in artikel 3, lid 4, onder c), van Richtlijn 75/268/EEG een rela- tief hoge waarde van 130 inwoners per km2 is gehanteerd (waarbij, in één geval, de bevolking van stedelijke en industriële centra niet is meegerekend); dat dit criterium desalniettemin opongeveer 50 % ligt van het nationale gemiddelde (247); dat dit een afspiegeling is van de situatie in een dichtbevolkte Lid-Staat met een sterk gedecentraliseerde secundaire en tertiaire sector die zijn verschillende gebieden met talrijke voorzieningen en diensten (infrastructuur) heeft uitgerust; dat de rentabiliteit van deze voorzieningen en diensten een relatief hoge bevolkingsdichtheid vereist; dat bovendien als minimumaandeel van de landbouwberoepsbevolking in de totale beroepsbevolking 15 % is aangehouden, behalve voor twee gebieden (7,7 en 12,1 %), terwijl het nationale gemiddelde 5,1 % bedraagt; Overwegende dat voor het aanwijzen van de gebieden die met speci- fieke handicaps te kampen hebben en die met probleemgebieden kunnen worden gelijkgesteld, als bedoeld in artikel 3, lid 5, van Richt- lijn 75/268/EEG, als criteria zowel het bestaan van voor de produktie ongunstige omstandigheden (LVZ in het algemeen minder dan 25) als problemen die voortvloeien uit de verplichtingen in verband met de kustbescherming en het behoud van het landschapin aanmerking werden genomen; dat bovendien de totale oppervlakte van deze gebieden niet meer dan 4 % van de totale oppervlakte van de betrokken Lid-Staat bedraagt; Overwegende dat de aard en het niveau van de voornoemde, door de Regering van de Duitse Bondsrepubliek gehanteerde criteria voor het aanwijzen van de drie soorten aan de Commissie opgegeven gebieden beantwoorden aan de kenmerken van respectievelijk berggebieden, probleemgebieden en gebieden met specifieke problemen, als bedoeld in artikel 3, lid 3, lid 4 en lid 5, van Richtlijn 75/268/EEG; Overwegende dat volgens door de betrokken Lid-Staat verstrekte gege- vens, deze gebieden over toereikende collectieve voorzieningen beschikken, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 De in de bijlage vermelde gebieden van de Bondsrepubliek Duitsland worden opgenomen in de communautaire lijst van agrarische probleem- gebieden in de zin van artikel 3, lid 3, lid 4 en lid 5, van Richtlijn 75/ 268/EEG. Artikel 2 Richtlijn 75/270/EEG wordt ingetrokken. Artikel 3 Deze richtlijn is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland. 1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 4 ▼B ANEXO — BILAG — ANHANG — ΜΠΑΠΤΗΜΑ — ANNEX — ANNEXE — ALLEGATO — BIJLAGE — ANEXO BENACHTEILIGTE GEBIETE IN DER BUNDESREPUBLIK DEUTSCHLAND — GEBIETSVERZEICHNIS — Schleswig-Holstein Benachteiligte Agrarzone Kleines Gebiet Hamburg Kleines Gebiet Niedersachsen Benachteiligte Agrarzone Kleines Gebiet Bremen Benachteiligte Agrarzone Nordrhein-Westfalen Berggebiet Benachteiligte Agrarzone Hessen Benachteiligte Agrarzone Rheinland-Pfalz Benachteiligte Agrarzone Kleines Gebiet Baden-Württemberg Berggebiet Benachteiligte Agrarzone Kleines Gebiet Bayern Berggebiet Benachteiligte Agrarzone Saarland Benachteiligte Agrarzone Kleines Gebiet Berlin Kleines Gebiet 1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 5 ▼B SCHLESWIG-HOLSTEIN BENACHTEILIGTE AGRARZONE 001 Flensburg, Kreisfreie Stadt Gemeinde mit Teilflächen 000 Flensburg mit Gemarkung Flensburg Flur W 43 bis W 45 Flur X 40 bis X 45 Flur Y 39 bis Y 46 Flur Z 38 bis Z 47 Flur A 38 bis A 47 Flur B 38 bis B 47 Flur C 38 bis C 48, C 52 Flur D 38 bis D 43, D 52/D 53 Flur E 38 bis E 42 Flur F 38 bis F 41 Flur G 38, G 39 004 Neumünster, Kreisfreie Stadt Gemeinden 000 Neumünster 051 Kreis Ditmarschen Gemeinden 001 Albersdorf 002 Arkebek 003 Averlak 004 Bargenstedt 005 Barkenholm 008 Bergewöhrden 010 Brickeln 012 Buchholz 015 Bunsch 016 Burg (Dithmarschen) 019 Dellstedt 020 Delve 023 Dörpling 026 Eggstedt 030 Fedderingen 032 Frestedt 035 Gaushorn 036 Glüsing 037 Großenrade 039 Gudendorf 040 Hagen 044 Heide, Stadt 048 Hemmingstedt 049 Hennstedt 051 Hochdonn 1986L0465 — NL — 13.03.1997 — 003.001 — 6 ▼B 052 Hövede 053 Hollingstedt 054 Immenstedt 060 Kleve 061 Krempel 063 Krumstedt 064 Kuden 067 Lieth 068 Linden 069 Lohe-Rickelshof 071 Lunden 078 Nindorf 080 Norderheistedt 082 Nordhastedt 083 Odderade 085 Offenbüttel 086 Osterrade 087 Ostrohe 088 Pahlen 089 Quickborn 092 Rehm—Flehde—Bargen 097 Sankt Michaelisdonn 098 Sarzbüttel 099 Schafstedt 100 Schalkholz 102 Schlichting 104 Schrum 107 Stelle-Wittenwurth 110 Süderhastedt 111 Süderheistedt 114 Tellingstedt 117 Tielenhemme