UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Joop den Uyl 1919-1987 : dromer en doordouwer

Bleich, A.

Publication date 2008

Link to publication

Citation for published version (APA): Bleich, A. (2008). 1919-1987 : dromer en doordouwer. Uitgeverij Balans.

General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The . You will be contacted as soon as possible.

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

Download date:23 Sep 2021 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 317

Hoofdstuk 13

Softies uit overtuiging

De oliecrisis was bij lange na niet de enige verrassing waarmee het kabi- net-Den Uyl geconfronteerd werd. In februari 1974 kondigde premier Henck Arron onverwacht aan dat hij Suriname vóór eind 1975 onaΩan- kelijk wilde zien. Het Koninkrijksstatuut dat sinds de jaren vijftig de be- trekkingen tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen re- gelde, voorzag in het recht op afscheiding. Niettemin moest er intensief worden onderhandeld over de voorwaarden waarop de Surinaamse onaΩankelijkheid haar beslag kon krijgen. De drie meest betrokken ministers van Nederlandse kant waren De Gaay Fortman onder wiens portefeuille de overige rijksdelen vielen, van Ontwikkelings- samenwerking en Den Uyl. ‘Het was’,aldus Jan Pronk in een terugblik, ‘natuurlijk een vreemde onderhandelingssituatie: we wilden niet iets winnen. We stonden veel meer aan hun kant, in die zin dat we er geza- menlijk een zo goed mogelijke uitkomst voor hen uit wilden krijgen.We waren geen harde onderhandelaars. Softies waren we, maar softies echt vanuiteenpolitiekeovertuiging.’1 Twee van de drie Nederlandse onderhandelaars, Den Uyl en De Gaay Fortman, waren jaren eerder getuige geweest van het uiterst moeizame, niet geweldloos verlopen dekolonisatieproces van Indonesië. Den Uyl had in 1947 nog gecolporteerd met het nummer van Vrij Nederland met op de voorpaginaVan Randwijks artikel‘Omdat ik Nederlander ben’.De GaayFortmanhadvanwegedatzelfdeartikelderedactievanhetprogres- sieveweekbladverlaten. Inmiddels leefde in de hele Nederlandse samenleving en politiek het besef dat kolonialisme uit de tijd was en dat het nooit meer zo moest als het met Indonesië gegaan was.Den Uyl,maar ook zijn minister van Bin- nenlandse (en Koninkrijks) Zaken waren daarvan zeer doordrongen. HunsamenwerkingbijhetbegeleidenvanSurinamenaardeonaΩanke-

317 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 318

lijkheid was nauw en gericht op een soepele,conflictloze overdracht van desoevereiniteit. Enkele dagen nadat premier Arron zijn verlangen naar snelle onaf- hankelijkheid publiekelijk had geuit, sprak Den Uyl in Paramaribo met hem.Hijhad,zeihij,deredevanzijnSurinaamseambtgenootervarenals ‘bevrijdend en verhelderend’.2 Ter voorbereiding van de soevereiniteits- overdracht vonden tussen oktober 1974 en juni 1975 vijf bilaterale confe- rentiesplaats,afwisselendinDenHaagenParamaribo. De onderhandelaars spraken over het bedrag dat Suriname mee zou krijgen aan ontwikkelingshulp en over wat er viel te doen om de met het naderen van de onaΩankelijkheid op gang komende uittocht uit Su- riname naar Nederland af te remmen. Het grootste probleem betrof de weerzin van de Hindoestaanse bevolkingsgroep (de grootste minder- heid in het etnisch diverse Suriname) tegen snelle onaΩankelijkheid. Hun partij, de vhp,onderleidingvanJagernathLachmon,voerdeoppo- sitie tegen de regering-Arron, die op Creoolse partijen steunde. Lach- mon vreesde Creoolse overheersing en etnische onlusten en was bang dat de prille democratische instituties van Suriname de onaΩankelijk- heid niet zouden overleven. Daarom wenste hij een overgangstermijn vantienjaareneenreferendumoverdeonaΩankelijkheid. In hun boek over het Nederlandsedekolonisatiebeleidin deCaraïben schetsen Geert Oostindie en Inge Klinkers het dilemma waarvoor deze interne Surinaamse verdeeldheid Nederland plaatste. ‘Op zich begreep men de politieke oppositie goed.Het kabinet-Den Uyl was zich er echter maaraltezeervanbewustdataandevoorwaardendiedeoppositiestelde aan de onaΩankelijkheid – verdere integratie van de aanwezige bevol- kingsgroepen en ontwikkeling van de economische draagkracht – op zijn best in een verretoekomst voldaan zou kunnen worden.Daaropkon niet worden gewacht.’3 De betrokken Nederlandse ministers spanden zich in om Lachmon en de zijnen – met wie ze los van de regering-Arron ook spraken – over te halen om mee te werken aan de onaΩankelijk- heid.Tegelijk drongen ze er bij het Surinaamse kabinet op aan zich meer moeitetegetroostenvoorhetbereikenvanconsensusmetdeHindoesta- nen. Nederlandstondachter het streven vanArron naar snelleonaΩanke- lijkheid, maar deed zijn uiterste best die pil voor de oppositie te verzoe- ten. Men was bereid tot vergaande concessies bij het vaststellen van de hoogte van de ‘gouden handdruk’ die Suriname zou meekrijgen. Aan-

318 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 319

vankelijk dacht het kabinet aan een bedrag van een miljard gulden, ter- wijl de Surinamers het tienvoudige vroegen.Ten slotte werden de partij- en het eens over een bedrag van 3,7 miljard gulden. Achteraf vond De Gaay Fortman Pronk op dit punt te toegeeflijk Maar ook De Gaay Fort- man was ervan overtuigd dat‘(...) we (...) niet in de positie (waren) voor- waardentestellenvoorhunonaΩankelijkheid’.4 Al waren de twee regeringen het eens over het doel (onaΩankelijk- heid) en de middelen (blijvende Nederlandse steun voor de ontwikke- ling van Suriname), in de gesprekken kon het er stevig aan toe gaan. Jan Pronk: ‘Ik heb nooit onderhandelingen meegemaakt als toen, waarbij zozeer elke dag opnieuw de verworvenheden van de vorige dag ter dis- cussie werden gesteld alsof er niets was gebeurd. (...) Ze begonnen tel- kens van voren af aan, uit een soort boerenslimheid., Nou, dat kan Den Uyl best hebben (...).Die blijft ook doorgaan,hij ziet zoiets als een uitda- ging, als een politiek spel, waarin het niet alleen om de knikkers gaat, maar ook om het plezier waarmee het gespeeld kan worden. Dat klikte wederzijds.Nog in de laatste nacht voor de a≈ondiging van de onaΩan- kelijkheid zijn de onderhandelingen heropend, om elf uur ’s avonds.We waren allemaal per vliegtuig overgekomen, de koningin, de ministers, het hele stel,de volgende ochtend moest alles afgekondigd worden in die kerk en toen heropendeArron de onderhandelingen.Dat ging eerst weer over de controle op de besteding van Nederlandse hulp. Den Uyl en ik hebbentoteenuuroftwee,halfdriemetzezittenonderhandelenentoen ben ik naar bed gegaan. Maar later bleek dat Arron daarna nog weer een vuiltje had over de Surinaamse grenzen die hij door Nederland gegaran- deerd wilde zien, en Den Uyl is nog tot half zes met hen doorgegaan. (...) Erisbijnatotaandedeurvandiekerkonderhandeld.’5 Ten aanzien van de door Nederland eigenlijk gewenste indamming van de Surinaamse immigratie – in 1975 waren er circa 120.000 Surina- mersinhetoudemoederland – steldehetkabinet-DenUylzichooksoe- pel op.Tot de onaΩankelijkheid hadden Surinamers de Nederlandse na- tionaliteit en konden zich vrij in Nederland vestigen. De twee landen spraken af dat vanaf de soevereiniteitsoverdracht degenen die in Surina- mewoondendeSurinaamsenationaliteitkregenendeinNederlandver- blijvende Surinamers de Nederlandse (het zogeheten woonlandcriteri- um). Op aandringen van Suriname kwam er een overgangsperiode van vijf jaar,waardoor de migratie niet abrupt tot stilstand hoefde te komen. Destijds waren het vooral Nederlanders die zich hierover bezorgd maak-

319 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 320

ten – zou zo’n grote groep wel in de Nederlandse samenleving kunnen worden geïntegreerd? Achteraf lijkt veeleer Suriname nadeel te hebben ondervondenvandemetdeexodusgepaardgaandebraindrain. In de aanloop naar de onaΩankelijkheid bleef het lang onzeker of het Nederlandse streven om de Hindoestaanse oppositie met de nieuwe status van het land te verzoenen resultaat zou opleveren. Pas in oktober 1975, nadat in Nederland de Tweede en de Eerste Kamer zich in grote meerderheid voor de onaΩankelijkheid hadden uitgesproken, ging Lachmon overstag. Tijdens de beslissende debatten in de Surinaamse Statenkwamhettoteenverzoeningtussendeoppositieleiderenpremier Arron.De laatste nodigde zijn politieke tegenstander uit om‘als twee lei- ders in dit land (te) tonen dat wij elkaar bestrijden, hard en soms zeer hard,maar dat wij geen vijanden van elkaar zijn,maar in eerste instantie Surinamers zijn op wie de plicht rust dit land gezamenlijk op te bouwen. Ik ga naar de heer Lachmon toe en ik reik hem de hand als Surinamer, want wij gaan samen dit land opbouwen.’ Daarop omhelsden de twee mannen elkaar, Lachmon sprak zijn waardering uit voor het gebaar van Arron,alverhuldehijnietdathijsceptischgestemdbleef.6 Eennieuwe,methulpvanNederlandsejuridischeadviseursopgestel- de, democratische grondwet werd nog vóór 25 november unaniem door de Surinaamse Staten aanvaard. Niet in de laatste plaats dankzij de op- stelling van Nederland – toegeeflijk en gericht op interne Surinaamse verzoening – kondesoevereiniteitsoverdrachtgeweldloos,zelfsharmo- nieusverlopen. Had Den Uyl dus gelijk dat hij‘(...) de manier waarop het kabinet het onaΩankelijk worden van Suriname heeft begeleid’,‘het grootste succes’ uit zijn regeerperiode noemde?7 Achteraf is daarover de nodige twijfel gerezen, gevoed door latere ontwikkelingen in Suriname.Van de beoog- de controle op de ontwikkelingsgelden kwam weinig terecht, er was bij de ontvangers sprake van schrikbarende corruptie. De integratie van de naar Nederland vertrokken Surinamers verliep aanvankelijk niet zonder problemen en tot overmaat van ramp pleegde legerleider Desi Bouterse in 1980 een coup met als dieptepunt de ‘decembermoorden’ op Suri- naamse politici en vakbondsleiders die Bouterse als zijn tegenstanders beschouwde. In de Nederlandse media en politiek klonken sindsdien stemmen die de‘te snelle’onaΩankelijkheid hekelden.Zo sprak de Suri- naams-NederlandseschrijverAnilRamdasvaneen‘(...)dramatischebe- slissing (...) genomen in een sfeer van volstrekte gelatenheid, onmacht

320 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 321

en berusting’. De ‘snelle en slordige aΩandeling’ van de Surinaamse onaΩankelijkheid was volgens Ramdas te wijten aan de angst opnieuw te vervallen in de fouten die bij de dekolonisatie van Indonesië waren ge- maakt.‘In Suriname won Den Uyl de vorige oorlog’,merkte hij enigszins honendop.8 Ook Oostindie en Klinkers komen in hun standaardwerk over deko- lonisatie in deWest tot een kritisch oordeel. Ze noemen de aanloop naar de onaΩankelijkheid (februari 1974 tot november 1975)‘veel te krap be- meten’ en het proces ‘buitengewoon hectisch’.‘De soevereiniteitsover- dracht vond plaats op democratische wijze en met inachtneming van de formele regelgeving van het Statuut, maar zou overigens in zijn voorbe- reiding, uitwerking en vooral in resultaten allerminst de“modeldekolo- nisatie” zijn die Nederland zo graag had willen bewerkstelligen,’ aldus deze historici.Ze wijzen er echter tevens op dat een alternatief beleid niet goed mogelijk was.‘Men stelle zich de situatie voor dat het kabinet-Den Uyl op enig moment had geweigerd verder mee te werken aan de verwe- zenlijking van de onaΩankelijkheid of tenminste het tempo had willen verlagen.Wat het laatste betreft: van uitstel zou waarschijnlijk afstel zijn gekomen (...) nieuwe verkiezingen zouden mogelijk in Nederland,maar zeker in Suriname het momentum teniet hebben gedaan.Een regelrech- te weigering zou het kabinet-Den Uyl in een onmogelijke positie hebben gebracht.(...)Hetkabinet-Arronzouzondertwijfelennietzondergrond eendergelijkeNederlandseopstellinginternationaalaandekaakhebben trachten te stellen en ook in Nederland protesten hebben georgani- seerd.’9 Al kan achteraf niet worden gesproken van een‘modeldekolonisatie’, Den Uyl, Pronk en De Gaay Fortman hebben er, vanuit een zeer lastige uitgangspositie, het best mogelijke van gemaakt. Hun geloof in de Suri- naamse veerkracht is niet geloochenstraft.Het heeft zich op eigen kracht enmethulpvanenigeNederlandsepressieweervanhetdictatorialeBou- terse-regime weten te ontdoen. De etnische tegenstellingen zijn sterk verminderd, de natievorming kwam op gang, de band tussen de Suri- naamseSurinamersendediasporainNederlandisintactgebleven,dein- tegratie van die laatste groep in de Nederlandse samenleving is geslaagd en haar betrokkenheid bij Suriname is dat land ten goede gekomen. De dekolonisatie van Suriname kan worden gekenschetst als een ingrijpend procesdatmetgroteschokkengepaardisgegaan,zoalsvrijwelaltijdwan- neerdebandtussenkolonisatorenkoloniewordtverbroken.

321 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 322

In de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw werd Nederland ge- tro^en door een reeks terroristische acties, iets wat zich hier te lande nooit eerder had voorgedaan. De twee ernstigste, eind 1975 en in het voorjaar van 1977, waren een indirect uitvloeisel van ’s lands koloniale verleden.De terroristen in kwestie waren jonge Zuid-Molukkers,de kin- deren van vroegere knil-militairen die eind jaren veertig aan Neder- landse kant tegen de Indonesische onaΩankelijkheidsstrijders hadden gevochten. Na de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië waren ze naar Nederland overgebracht, naar hun eigen overtuiging slechts tij- delijk, want ze hielden vast aan hun ideaal van een eigen onaΩankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Hun trouw aan het Nederlands gezag werd niet beloond: ze werden uit de militaire dienst ontslagen en onder- gebracht in aparte woonoorden, her en der over het land verspreid, met matig comfort en weinig toekomstperspectief. Hun hier opgroeiende kinderen namen er aanstoot aan dat Nederland hen zo had laten vallen en wonden zich erover op dat de politieke eis van onaΩankelijkheid hier nietserieuswerdgenomen. Er was een beweging, de RMS, onder leiding van ingenieur Joop Ma- nusama, die werd beschouwd als president in ballingschap van de Repu- bliek der Zuid-Molukken, als opvolger van de in 1966 door Indonesië geëxecuteerde Chris Soumokil en er waren nog een paar kleinere groe- pen. Jaarlijks organiseerden ze in Den Haag een grote manifestatie die in het teken stond van de nagestreefde vrije Zuid-Molukken.Maar geleide- lijk begon die jaarlijkse hoogtijdag trekken te vertonen van een ritueel. De kans op politiek succes was te verwaarlozen, want Indonesië dacht er niet over de Molukse wensen in te willigen en ook voor Den Haag was de Molukse onaΩankelijkheid geen issue. Sinds in 1966 generaal Soeharto aan de macht was gekomen, was de tot dan toe ijzige relatie van Neder- land met Indonesië een stuk verbeterd.Den Haag voeldeer niets voor die betrekkingen te belasten door het aan de orde stellen van de Zuid-Mo- lukse kwestie.De Molukkers beseften dat het met de verwezenlijking van hun ideaal somber was gesteld.Geen wonder dat sommige Zuid-Moluk- se jongeren op zoek gingen naar e^ectieve manieren om actie te voeren voorhunideaal. Bij die speurtocht lieten ze zich inspireren door het ‘bevrijdend ge- weld’ dat door guerrillabewegingen in de DerdeWereld in praktijk werd gebracht en dat door sommige radicale groepen ook in hetWesten werd toegepast. Eind jaren zestig begonnen Palestijnen vliegtuigen te kapen

322 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 323

om de aandacht te vestigen op hun strijd tegen Israël.De Duitse Rote Ar- meeFraktion voerdekapingen en gijzelingen uit om‘het westersimperi- alisme’ te bestrijden. In oktober 1972 gijzelde een groep Palestijnen in München tijdens de Olympische Spelen een ploeg Israëlische atleten.De pogingvandeDuitsepolitieomeeneindaandegijzelingsactietemaken, liep op een bloedbad uit.Ook Nederland kreeg met het fenomeen van de terroristische actie te maken. In november 1973 kaapte een Arabische groep een klm-vliegtuig en dwong het naar Damascus te vliegen, waar de kapers zich overgaven. In de strafgevangenis van Scheveningen vond een kortstondige gijzeling plaats van het gevangeniskoor, met wapens die door een monnik, broeder Mattheüs, onder zijn pij naar binnen wa- ren gesmokkeld.De geestelijke in kwestie bleek een kennis uit Brabant te zijnvanministerVanAgt,diedanookineersteinstantienietkongeloven dat de broeder bij de zaak betrokken was. Een van de pas gevormde Bij- zondere Bijstandseenheden van de politie kon zonder bloedvergieten eeneindaanditgewelddadigincidentmaken. Ernstiger was de bezetting van de Franse ambassade door drie leden van het Japanse Rode Leger in september 1974.De negen mensen die zich op dat ogenblik in de ambassade bevonden,onder wie ambassadeur Jac- ques Senard, werden in gijzeling genomen. De gijzelnemers eisten de vrijlating van een kameraad van hen, Furuya, die in Parijs gevangenzat. Vervolgens wilden ze met z’n vieren,met de gijzelaars,wapens en losgeld in een Frans vliegtuig van Schiphol vertrekken. Op het ministerie van Justitie werd een crisiscentrum ingericht.De leiding daarvan berustte bij een team ministers, behalveVanAgt waren dat Den Uyl,Van der Stoel en De Gaay Fortman.Tijdens deze eerste vuurproef lag de leiding duidelijk in handen van Den Uyl. Van Agt, de eerst verantwoordelijke minister, werd naar eigen zeggen ‘geduld, maar veel verder dan dulden ging het niet. Bij de latere gijzelingen heb ik de zaak steeds meer naar mij toe wetentetrekken.’10 Den Uyl drukte zijn stempel op de aanpak van deze crisis en dat bete- kende veel praten.Er leek zich een unieke‘Dutch approach’van terroris- tischeactiesteontwikkelen.DenUylhadtweedoelenvoorogen:degijze- laars moesten ongedeerd blijven en als het ook maar enigszins mogelijk was, moest ieder bloedvergieten worden voorkomen. Om met de gijzel- nemers te kunnen onderhandelen werd de tweede secretaris van de Ja- panse ambassade ingeschakeld. De ambassadeur van Egypte bood hulp aanbijhetzoekennaareenbestemmingwaarheendeterroristenkonden

323 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 324

vliegen. De in Parijs vastzittende Furuya was intussen door de Fransen naar Schiphol overgebracht,maar decommunicatietussen Den Haag en Parijsverliepbijzondermoeizaam.DenUylzelfvloognaarParijsompre- mier Chirac te smeken een Boeing naar Schiphol te sturen. De Fransen waren in het geheel niet gecharmeerd van de zachte Hollandse benade- ring. Ze wilden de ambassade laten bestormen, zoals Den Uyl vlak na de ontknoping bekendmaakte. ‘Doodschieten, riepen ze in Parijs. Met de Sûreté-man hebben we de plattegrond nog eens bekeken. De conclusie was telkens: gekkenwerk. Dat betekent minstens twaalf doden.’11 Uitein- delijk stuurden de Fransen toch een vliegtuig, wat ze aanvankelijk had- den geweigerd. Een Franse bemanning kwam er niet, een Nederlandse crew vanTransavia vloog de Boeing met de vier Japanners,twee pistolen en een losgeld van driehonderdduizend dollar naar Damascus.De terro- ristenlietendegijzelaarsenderestvanhunwapensbijhetverlatenvande ambassade achter.Eenmaal in de Syrische hoofdstad aangekomen lever- den ze ook de twee pistolen en de dollars bij de bemanning in.Die gaf het geld in bewaring bij de Franse ambassade in Damascus, waar het spoor- loosverdween.12 Het crisisteam had nog even overwogen om het vertrek van het terro- ristische viertal vanaf Schiphol te verhinderen. Daarbij rees de vraag of de regering verplicht was aan terroristen gedane toezeggingen na te ko- men. De betrokken ministers waren unaniem van mening dat zo’n ver- plichting noch in juridisch noch in ethisch opzicht bestond, maar het leek hun toch onverstandig om de gedane beloftes te breken, omdat het dan veel moeilijker zou worden bij mogelijke toekomstige terroristische actieshetvertrouwenvandedaderstewinnen.13 Den Uyl legde in de Tweede Kamer een verklaring af waarin hij liet blijken niet ontevreden te zijn over de afloop van het drama.‘Terreur is een daad tegen de menselijkheid’,verklaarde hij met enig pathos.‘Van- daag (...) zeg ik op grond van wat ik dezer dagen ervaren heb, met heel mijn hart dat de menselijkheid toch gewonnen heeft.’14 Die visie werd hoe langer hoe minder gedeeld door . Hem zat dwars dat het misdrijf onbestraft bleef, zelfs leek te lonen, wat een aanmoediging voortoekomstigeterroristenzoukunnenzijn. HetisinderdaadnietuitgeslotendatdeZuid-Moluksejongerendiein december 1975‘de eerste treinkaping in de wereldgeschiedenis’15 op hun naambrachten,kortdaaropgevolgddoordebezettingvanhetIndonesi- sche consulaat in Amsterdam, zich mede hebben laten inspireren door

324 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 325

de‘goede afloop’voor de Japanners,een jaar tevoren.Het was niet de eer- ste Zuid-Molukse actie waaraan geweld te pas kwam.In 1970 hadden en- kele tientallen uit Drenthe a≈omstige jongeren de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar bezet. De ambassadeur wist in pyjama te ontkomen,een agent kwam om.De jongeren hieven de bezet- ting op na bemiddeling van onder anderen Manusama. Naarmate dui- delijkwerddatdeactieinWassenaarweinighadopgeleverdzettederadi- caliseringondereendeelvandeMoluksejongerendoor.Zevormdeneen eigen losjes georganiseerde beweging, de Vrije Zuid-Molukse Jongeren, en voerden een paar kleinere acties uit: een brandje bij de Indonesische luchtvaartmaatschappijGaruda,hetbekogelenvanhetVredespaleismet molotovcocktails. Een plan om koningin Juliana op paleis Soestdijk te gijzelen,inmaart1975,gingophetallerlaatstemomentnietdoor,hetwas uitgelekt.Debetrokkenjongerenwerdenwelvoorderechtergebrachten tot betrekkelijk korte gevangenisstra^en veroordeeld. Hun vrijlating was een van de eisen van de treinkapers van Wijster. In juni 1975 waar- schuwdeingenieurManusamaDenUylineenbriefvoor‘bepaaldeonge- wensteacties’,alshijwereldkundigzoumakendateropdeMolukkeneen golfvanrepressiegaandewastegenvoormaligeactivistenvanderms.‘Ik zal wanneer het erop aankomt, mijn plicht tegenover mijn volk vóór la- ten gaan boven mijn plicht tegenover Uw rechtsorde’,schreef hij nogal dreigend.Maar Manusama,zelf tegen het gebruik van geweld,zwakte dit dreigement weer af door Den Uyl om advies te vragen‘(...) in deze neteli- gekwestie(...)’.16 De ‘ongewenste acties’ kwamen toch. Op 2 december 1975 stapten zeven Zuid-Molukse jongeren op station Assen in de stoptrein die uit Groningen onderweg was naar Zwolle, nadat ze eerst netjes een kaartje hadden gekocht. Ter hoogte van het plaatsje Beilen trok een van hen aan de noodrem en maakte de gewapende groep zich meester van de trein. Daarbij raakte de machinist zwaar gewond, hij stierf kort daarop. Zo snel mogelijk werd zowel lokaal als landelijk een crisiscentrum inge- richt en werd getracht contact te krijgen met de gijzelnemers in de trein. Die hadden een reeks van eisen: vrijlating van strijders voor de Molukse zaak in Nederland en in Indonesië,een gesprek tussen‘president’Manu- sama en president Soeharto van Indonesië, en een gesprek tussen Ma- nusama en de Nederlandse regering. Bovenal verlangden ze de komst van een bus van het reisbureau Raterink uit Beilen, waarmee ze met de gegijzelde passagiers en met hun wapens naar Schiphol wilden om

325 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 326

vandaar te vertrekken naar een land dat hen zou willen ontvangen. De autoriteiten – in Assen en Den Haag, waar Van Agt de leiding had van het crisisteam met daarin Den Uyl, De Gaay Fortman,Van der Stoel en minister H. van Doorn van crm, onder wie de Molukkers vielen – probeerdenweerde‘Dutchapproach’toetepassen,metalsdoelhetover- halen van de terroristen om zich over te geven. Indien enigszins moge- lijk, wilde men de vrijlating van de gijzelaars en de overgave van de Mo- lukkers bereiken zonder concessies te doen.Aanvankelijk leek het uiterst twijfelachtig of die aanpak deze keer zou werken. De treinkaping had de eerstedageneen‘uitermategrimmigkarakter’.17 De kapers begonnen onmiddellijk met het stellen van ultimata en het dreigen met executie van gijzelaars. In de middag van 2 december werd inderdaad een treinpassagier, L. Bulter, om het leven gebracht.Twee da- gen later ,op 4 december,doodden de gijzelnemers een tweede passagier, A. Bierling. In de middag van 4 december bezette een bevriende groep van zeven jongens het Indonesische consulaat in Amsterdam. Ook zij eisten een bus voor vervoer naar Schiphol en verder een radio en een tv, waardoor ze op de hoogte zouden zijn van de ontwikkelingen rondom de trein. Hierdoor werd de vrijheid van handelen van de regering verder beperkt:eventueeloptredentegendetreinkaperszouookdegijzelaarsin hetconsulaatingevaarbrengenenomgekeerd.Debezettersvanhetcon- sulaat zetten hun eisen kracht bij met een‘balkonscène’18; drie gijzelaars werden aan elkaar vastgebonden op het balkon gezet. Ze werden weer weggehaald na de belofte dat de gevraagde Zuid-Molukse contactperso- nen zouden komen. De ‘balkonscène’ werd later op de middag nog een keerherhaald. Na het doden van de tweede gijzelaar in de trein was de stemming van de kapers daar omgeslagen.Er was een soort band met de passagiers ont- staan – samen moesten ze eruit zien te komen – en de kapers hadden een slecht gevoel over de liquidaties. Ze beloofden – na een gesprek met onder anderen Josina Soumokil, weduwe van wijlen‘president’Soumo- kil – geen gijzelaars meer te doden. Dit schiep meer ruimte voor de ‘Dutch approach’,maar leidde vooralsnog tot een impasse. Gesprekken met onder anderen Manusama leverden geen concessies van de kapers op,ookdeautoriteitenhieldenhetbeenstijf.Nuerdodenwarengevallen was het crisisteam unaniem van mening dat de kapers Nederland niet stra^eloos zouden mogen verlaten. Dit betekende een belangrijke ac- centverschuiving vergeleken bij de bezetting van de Franse ambassade.

326 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 327

Het streven van de regering was nog steeds gericht op een vreedzame op- lossing,maarzonderdeterroristentegemoettekomen. De aanvankelijk uiterst gespannen toestand in de trein en in het con- sulaat bracht , het vijfde lid van het ministeriële crisis- team, tot een bijzonder, tot nu toe onbekend gebleven initiatief. Hij wendde zich met een vertrouwelijk schrijven tot Den Uyl. Het was een kort brieΔe, waarvan de letterlijke tekst luidde:“Joop, is gedacht aan een inruil mogelijkheid in die zin dat de Drente-terroristen alle gijzelaars vrijlaten, nadat een lid van het kabinet zich voor besprekingen, maar in feite ook als gijzelaar bij de terroristen heeft gevoegd.Zo’n lid van het ka- binet zou de“Molukkenminister”kunnen zijn.Wil je over deze gedach- ten met helemaal niemand spreken! Heb zelf met niemand – behalve mijn vrouw – over zo’n stap gesproken. Harry.’19 De reactie van Den Uyl, die zich dag en nacht met de gijzelingen bezighield, op dit voorstel is jammergenoegnietbekend. Om op alles voorbereid te zijn, lagen er plannen klaar om desnoods met geweld een eind aan de beide terroristische acties te maken. Er be- stond overeenstemming dat dit zou moeten gebeuren als opnieuw gijze- laars werden gedood of weer een‘balkonscène’werd opgevoerd.VanAgt begon bovendien ongeduldig te worden, ook De Gaay Fortman helde, toen de impasse bleef aanhouden,over naar het gebruik van geweld.Van Agt waarschuwde Manusama op 13 december dat geweld vrijwel onver- mijdelijk werd, maar ging op aandringen van de Molukse politicus ak- koord met nog een poging van mevrouw Soumokil om op het gemoed van de kapers in de trein te werken.Onder de voorstanders van hard op- treden was ook de landelijk met terreurbestrijding belaste oªcier van justitie R.Gonsalves:‘Ik vond,dat,nu er al drie dodelijke slachto^ers wa- ren gevallen,alle grenzen waren overschreden.Naar mijn mening zou er nu zo snel mogelijk moeten worden ingegrepen.Maar het crisiscentrum in Den Haag had zich nu eenmaal op het standpunt gesteld dat deze ka- ping door middel van onderhandelingen tot een einde moest worden gebracht.’20 Endatluktewatdetreinkapingbetreftop14december.MevrouwSou- mokil maakte indruk op de kapers met haar betoog dat door hun toe- doen de mensen op de Molukken in de problemen zouden komen.Vier vandezevenkaperswarenerdaaromvooromdeactietestaken,deande- redrielegdenzichdaarbijneer.Zeborgenhunwapensop,gavenzichover aanmevrouwSoumokilenir.Manusamaenwerdengearresteerd.

327 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 328

Nog één keer spande het erom bij het Indonesisch consulaat. De be- zetters verklaarden zich op 17 december bereid om de actie op te geven met als enige voorwaarde een gesprek tussen de Nederlandse regering en Manusama. Een positief antwoord bleef vooralsnog uit. Die nacht ont- stond er paniek in het Amsterdamse beleidscentrum, omdat daar uit af- geluisterdegesprekkendeindrukwasontstaandatdebezettersgijzelaars wilden gaan executeren. Een bestorming van het consulaat stond op het punt te beginnen, toen burgemeester Samkalden, die een mondje Indo- nesisch sprak tot de conclusie kwam dat de woorden van de kapers ver- keerd waren uitgelegd.De militaire actie werd afgelast.21 Op 19 december 1975 verlieten ook de bezetters van het Indonesische consulaat dat ge- bouw vrijwillig. Ingenieur Manusama had inmiddels de toezegging ge- kregen dat het gesprek tussen Molukse leiders en het Nederlandse kabi- neterzoukomen.Iedereenwasbijzonderopgelucht. Op 17 januari 1976 vond inderdaad een gesprek plaats tussen een Mo- lukse delegatie onder leiding van Manusama en de ministers Den Uyl, Van Agt, De Gaay Fortman,Van der Stoel en Van Doorn. Een soortgelijk gesprek in 1970, tussen onder meer Manusama en premier had weinig opgeleverd, Den Uyl wilde dolgraag dat er deze keer wel iets zou uitkomen dat het gevoel van vervreemding,onbegrip en sociaal iso- lement binnen de Molukse gemeenschap zou helpen verminderen. Hij bemoeide zich naarstig met de voorbereiding van het gesprek, schreef een nota voor de collega-bewindslieden, met daarin kernbegrippen als ‘meer mogelijkheden tot zelfexpressie’ en ‘dialoog in Nederland’.22 Hij overlegde ook over de kwestie met zijn zwager, de hoogleraar culturele antropologie André Köbben en uit dat gesprek werd de gedachte gebo- ren om een adviescommissie voor Zuid-Molukse aangelegenheden in het leven te roepen, met vijf Nederlandse en vijf Molukse leden. Den Uyl stelde dit tijdens het gesprek met de Molukkers voor; de commissie kwam er onder het co-voorzitterschap van Köbben en het Molukse lid LoulouMantouw. De sfeer binnen de gemengde commissie was goed en de ambities waren aanvankelijk niet gering.De commissie-Köbben/ Mantouw wilde de door de gijzelingen verder opgelopen spanningen tussen Molukkers en Nederlanders verminderen, de zogeheten stootkussenfunctie. Ze be- gon aan een historisch onderzoek naar de ontvangst van de Molukkers in Nederland en onderzocht ook in hoeverre er op de Molukken nog sprake was van het rms-ideaal van een eigen, onaΩankelijke republiek.

328 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 329

Die twee onderzoeken kwamen in 1978 klaar,ondanks tegenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar de indruk bestond dat de commissie sterk onder Zuid-Molukse invloed stond. In werkelijkheid hadden de voorzitters Köbben en Mantouw te kampen met bedreigin- gen uit radicale Zuid-Molukse kring. In de Molukse gemeenschap bleek men er niet aan toe om de realistische conclusies van de commissie te aanvaarden. De kern ervan werd door Köbben als volgt samengevat:‘Als iemand dacht dat het ideaal van de rms hartstikke dood was,dan vergist hij zich.Als iemand dacht dat het ideaal springlevend was,dan vergist hij zich nog erger.’23 Köbben was er blij mee dat deze conclusie unaniem door de tien commissieleden onderschreven werd, maar kort na de pu- blicatievanditonderzoeksrapportstaptenviervandevijfMolukseleden uit de commissie, op aandringen van ir. Manusama, die de relativering van zijn RMS-ideaal veel te ver vond gaan. Daarmee kwam een eind aan de pogingen van de commissie-Köbben/Mantouw om de maatschappe- lijke oorzaken voor het Molukse terrorisme weg te nemen. Al een jaar eerder, in mei 1977,was gebleken dat dit doel niet op korte termijn haal- baar was, want weer begonnen radicale Zuid-Molukse jongeren een gij- zelingsactie.InmiddelswaswelophetministerievoorCultuur,Recreatie en Maatschappelijk Werk een Inspraakorgaan Welzijn Zuid-Molukkers opgericht, met alleen Molukse leden. Dit adviesorgaan liep vooruit op hetminderhedenbeleid,zoalsdatindejarentachtiggestaltezoukrijgen. Uit opinieonderzoek dat de regering in 1976 liet uitvoeren,was geble- ken dat onder de Nederlandse bevolking slechts een minderheid enig begrip voor de Molukse acties kon opbrengen (41 procent in december 1975 en nog maar 27 procent in juni 1976) en dat een grote meerderheid (77procent)ervóórwasterroristischegroepenharderaantepakken,bij- voorbeeld door gewapend optreden.24 TochwasdereactieonderdeNe- derlandse bevolking op de terreuracties in 1975/76 en 1977 gematigd in vergelijking met de enorme schokken die in 2002 en 2004 door de moor- denopPimFortuynenTheovanGoghteweegwerdengebracht.Natuur- lijk beheersten de gijzelingen, zolang ze gaande waren, de actualiteit, maar bepalend voor het politieke klimaat waren ze niet. Er vonden geen wraakacties plaats tegen Molukse objecten, vergelijkbaar met de latere pogingen om brand te stichten in moskeeën en in het al genoemde opi- nieonderzoek gaf 63 procent van de respondenten aan dat hun ideeën over de Molukse bevolkingsgroep ongewijzigd waren.25 Zonder twijfel werden de Molukse acties en het feit dat daarbij doden vielen ervaren als

329 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 330

beangstigend en wekten ze ook woede op,maar tot een algehele sfeer van paniekleiddenzeniet.Devraagnaardeoorzakenvanditverschilisintri- gerend. Zowel in de jaren zeventig als aan het begin van het nieuwe millenni- umvormdendeterroristischeactiesinNederlandeenonderdeelvaneen breder internationaal patroon,al was de golf van aanslagen die op 11 sep- tember 2001 in NewYork begon spectaculairder.Belangrijk voor het ver- klaren van het verschil in reactie is echter ook de veel grotere terughou- dendheidbijpoliticienmediaindejarenzeventig.Uitgangspuntdaarbij was dat de terroristische actievoerders paniek wilden veroorzaken en dat dit zoveel mogelijk moest worden voorkomen. Bedreigingen aan het adres van politici werden daarom buiten de publiciteit gehouden. Dat gold bijvoorbeeld voor het dreigement om Den Uyl of ‘een van zijn schoolgaande kinderen’ iets aan te doen, a≈omstig uit de hoek van de familie van de aanvoerder van de treinkapers bij De Punt, in 1977.26 Den Uyls jongste dochter Ariane zat destijds in de hoogste klas van de basis- school en kreeg politiebewaking. Ze vertelde er nogal laconiek over. ‘In de tijd van de Molukse gijzelingen hadden ze aanwijzingen dat ons misschien iets zou overkomen. Ik mocht een tijdje niet thuis slapen en kreeg politiebewaking. Ik logeerde bij m’n oudste zus. Die agent ging overal mee naar toe, stond dus ook in de klas. Het gaf me eerlijk gezegd meerhetgevoel:watisditnuweervoorietsgeks,dandatikerangstigvan werd.’27 In de ochtend van 23 mei 1977 sloegen Molukse terroristen uit Boven- smilde in Drenthe opnieuw toe,twee dagen voor de beoogde Kamerver- kiezingen. Om even na negen uur overvielen negen jongeren (acht jon- gens en een meisje) voorbij Assen de sneltrein die vanuit de Randstad op weg was naar Groningen. De trein kwam tot stilstand bij De Punt en zou daartot11juniblijvenstaanmetdekapersen54passagiersaanboord. Diezelfde meimorgen bezetten vier Molukse jongens de lagere school in hun woonplaats Bovensmilde en werden heer en meester over het leven van 105kinderen en zesonderwijzers.Weer werden een (lokaal) be- leidscentrum en een (Haags) crisiscentrum ingericht. De verkiezingen gingen op 25 mei wel door, maar de campagne was afgebroken en in plaats van elkaar te attaqueren in televisie-lijsttrekkersdebatten (met Den Uyl, Van Agt en Hans Wiegel), moesten de premier en de minister van Justitie samen met De Gaay Fortman, Van der Stoel en Van Doorn aan het werk om te proberen de kapers en bezetters zo snel mogelijk tot

330 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 331

overgave te bewegen. Daarbij had het vrij krijgen van de kinderen uit de schooldeallerhoogsteprioriteit. De gebeurtenissen volgden tot op zekere hoogte het al bekende pa- troon: de gijzelnemers eisten een vrije aftocht, de hulp van Molukse be- middelaars werd ingeroepen, de psychiater Dick Mulder die ook een rol had gespeeld bij het beëindigen van de bezetting van het Indonesische consulaat werd opnieuw als contactpersoon ingeschakeld. Maar er wa- ren ook een paar verschillen vergeleken met 1975. Een daarvan was dat het deze keer niet kwam tot de executie van gijzelaars.Peter Bootsma laat daarover in zijn boek over de Zuid-Molukse acties een van de gijzelne- mers in de trein aan het woord.‘Wedachten aan wat Den Uyl had gezegd. Hij zei dat als er mensen gedood werden,dat de regering dan niet met de kaperszouwillenpraten.Daarhebben wijleringuitgetrokken:ermoch- ten in ieder geval geen mensen gedood worden.Dat mocht in geen geval gebeuren.’28 Een tweede verschil, dat uiteindelijk doorslaggevend bleek, was dat Van Agt vastbesloten was de regie ditmaal in handen te houden en géén concessies te doen. Het latere lid van de Raad van State Rein-Jan Hoek- stra, indertijd medewerker van Den Uyl op Algemene Zaken, beschreef de samenwerking tussenVanAgt en Den Uyl in deze zaak als‘redelijk’.Hij voelde zich‘soms wel een spion’,want hij werd geregeld naar het hoofd- kwartier op Justitie gestuurd ‘om te zorgen dat de relevante informatie bij Den Uyl kwam. Daar zag je dus toch wel wantrouwen. Den Uyl wilde op de hoogte zijn als de ministers elkaar weer spraken. Bij Justitie be- stond de neiging om te zeggen: wij zijn aan zet,want er is het vermoeden van een stra∫aar feit.Daar was Den Uyl niet van gediend.Dan kwam De Gaay Fortman weer in beeld als trait d’union. Onze taak was om met de ambtenaren opJustitie,zoalssecretaris-generaalAlbert Mulder,een goe- de relatie te blijven onderhouden.Dat is gelukt,daar heb ik zelf ook altijd in geloofd: als het op het hoogste niveau niet echt botert, hebben de ambtenaren een extra taak om te zorgen dat de informatiekanalen niet dichtslibben.’29 De methode van Den Uyl was: praten, laten bemiddelen, de kapers overhalen om gijzelaars vrij te laten en uiteindelijk om het op te geven. In eerste instantie botste dat niet met Van Agt, want ook die wilde wel onderhandelen om tijd te winnen en de terroristen af te matten. Hoek- stra had grote waardering voor de alertheid waarvan Van Agt in zulke crisissituaties blijk gaf. ‘Dan was hij volstrekt aanwezig, heel geprofi-

331 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 332

leerd,niet doldriest,maar de situatie knap analyserend,stap voor stap.’30 Stap één was zoals gezegd het bevrijden van de kinderen.Op de vierde avond van de schoolbezetting werden na het eten enkele kinderen ziek, vrij ernstig naar het zich liet aanzien.De speculaties dat er opzettelijk iets in het eten was gedaan om de kinderen ziek te maken en zo vrij te krijgen, zijn nooit verstomd. Hoekstra:‘Als ik daarover iets onder ede had moe- ten verklaren,had ik gezegd:ik heb daar wel eens iets over gehoord,maar juist dat het niet zou gebeuren.Mocht het toch zijn gebeurd,dan hebben hoogstens een of twee mensen daarvan geweten. Ik niet. Ik vind het ook nogal ver gaan.’31 Hoe dan ook, de schoolbezetters lieten de zieke kinde- ren gaan en kort daarop mochten alle kinderen weg, overigens nadat de bezettersdestelligeindrukhaddengekregendatzedanopeenvrijgelei- de mochten rekenen.VanAgt was daartoe echter absoluut niet bereid en debezettersvondendatzewarenbedrogen. Ooktussendekapersvandetreinendeautoriteitenontstondeenim- passe. Ondertussen werd er een plan ontwikkeld om met geweld een eind aan de acties te maken met zo min mogelijk slachto^ers.De bespre- kingenovereenvrijgeleidesleeptenzichvoort,hetwasaljuniendrievan de vijf meest betrokken ministers wilden ingrijpen. : ‘Wehaddentehorengekregendatzewellichttochweergijzelaarszouden gaan doden en hoe dan ook was het een heel ernstige inbreuk op de rechtsorde, ook omdat het al zo lang duurde. Dus de vraag was: moet je dan maar blijven hopen dat het goed afloopt,hoewel de aanwijzingen in een andere richting gaan?’ De ministers lieten zich het aanvalsplan uit- leggen. De school zou door pantserwagens worden geramd. In de trein zou de aandacht van de kapers worden afgeleid door laag overvliegende, luid ronkende straaljagers, waarna meteen een bestorming zou volgen. Van der Stoel:‘Wezagen aankomen dat er een beslissing moest vallen,we hebben gezegd: laten we twee uur uit elkaar gaan,dan kan ieder zelf den- ken, daarna besluiten we en wat er ook uitkomt,we voeren het gezamen- lijk uit.’32 Van Agt, De Gaay Fortman en Van der Stoel kozen voor optre- den, Den UylenVan Doorn waren tegen,omdat volgenshen nogniet alle andere middelen waren uitgeput. Den Uyl legde zich, zoals afgesproken, neerbijhetmeerderheidsbesluit,mettranenindeogen. In de vroege ochtend van 11 juni werden op de school in Bovensmilde de zes onderwijzers ontzet en de bezetters gearresteerd zonder dat er een schot viel. Tezelfdertijd werd bij De Punt de trein bestormd. Twee gijze- laarsenzesvandenegenMoluksekapersvondendedood.

332 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 333

Zodra de actie was afgerond verklaarde Den Uyl namens het kabinet: ‘Dat geweld nodig was om een einde te maken aan de gijzeling ervaren wij als een nederlaag. Maar wij moesten het gebruiken om erger te voor- komen.’33 In de kantlijn van deze verklaring noteerde hij in handschrift: ‘Gewelddadige acties zijn nederlagen voor een democratie.Voel dat ook persoonlijk zo.’34 Een paar dagen later kwam hij in de Tweede Kamer, waar hij verantwoording aflegde over het gevoerde beleid, nog een keer op dit thema terug:‘(...) elk uitzicht op overreding van de kapers,zo ooit aanwezig,was weggevallen.In die afweging is vrijdagavond besloten met toepassing van geweld een einde te maken aan de beide gijzelingen.Wij, de direct betrokken bewindslieden, hebben dat besluit, zo heb ik zater- dag gezegd, ervaren als een nederlaag. (...) De regering blijft voor ogen staan een samenleving waarin op grondslag van gelijkwaardigheid min- derheden kunnen werken en leven. Waarin op grond van rechtsregels burgers afdoende worden beschermd.Waarinhet recht het geweld over- wint.’35 Deerkenningdat eigenoptreden,hoewelonvermijdelijk,ookeenne- derlaag kan zijn,is voor een regeringsleider uitzonderlijk,maar kenmer- kend voor Den Uyl. Hij gaf er uitdrukking mee aan zijn eigen gevoel, maar hoopte zo ook de bitterheid in Zuid-Molukse kring over de dood van de zes jongens wat te verzachten. Uit de commissie-Köbben/Man- touw was hiertoe nog een ander opmerkelijk voorstel opgeborreld. Kon koningin Juliana niet een condoleancebrief schrijven aan de nabestaan- den van de omgekomen Zuid-Molukkers?André Köbben:‘Met als strek- king: “Ik heb zeer met u te doen, maar het lijkt mij toch de vraag: is geweld de juiste oplossing?” In de Weimar-tijd heeft de moeder van de vermoorde Duitse minister van Buitenlandse Zaken,Walther Rathenau, zo’n brief geschreven aan de moeder van de terrorist,en dat heeft veel in- druk gemaakt.Juliana zag er wel iets in,die zei:“Goh,een brief schrijven? Gewoon met een postzegel?”’36 Köbben besprak het idee met Den Uyl, maarhetkabinetvonddezesuggestiealteweekhartig. De‘softe’aanpakvanterrorismehadzowelvoor-alsnadelen.Potenti- elepolitiekegeweldplegerskondenerdoorwordengesterktinhunillusie dat ze zonder zelf al te grote risico’s te lopen een poging konden wagen. De afschrikkende werking was gering. Daartegenover stond als voordeel dat ruimte maken voor overleg de kans op dodelijke slachto^ers daad- werkelijk verminderde. Ook de terroristische actievoerders beseften dat ze door een overmaat aan geweld hun eigen uitzicht op succes verklein-

333 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 334

den.De uitspraak van de treinkaper bij De Punt dat er beslist geen doden mochten vallen,omdat Den Uyl gezegd had dat er dan niet meer gepraat konworden,vormthiervaneenovertuigendeillustratie. De ‘methode-Den Uyl’, waarbij het accent lag op overreding en ge- weld als laatste redmiddel werd gezien,is een op zichzelf staande episode gebleven. Dat kwam ook doordat het gebruik van terroristisch geweld voor politieke doelen in Europa na de jaren zeventig tijdelijk op zijn re- tour was. Daardoor verstomde ook de discussie over de meest e^ectieve manier om terreur te bestrijden.Tegen de tijd dat zich, na het jaar 2000, eennieuwegolfvanterrorismeaandiende,wasdeherinneringaandevo- rigeverbleekt.

Een crisis van totaal andere aard, maar met potentieel haast even explo- sieve consequenties, was de Lockheed-a^aire die begin 1976 aan de op- pervlakte kwam. Tijdens hoorzittingen van een Amerikaanse senaats- commissie, de commissie-Church, genoemd naar voorzitter Frank Church, verklaarde een getuige, Lockheed-directeur Carl Kochian, dat prins Bernhard steekpenningen had ontvangen van de vliegtuigfabriek Lockheed. Den Uyl onderkende op slag de ernst van de situatie. Stel dat de mededeling op waarheid berustte en de prins, de echtgenoot van het staatshoofd, corrupt was, dan kon het voortbestaan van de constitutio- nelemonarchieinhetgedingkomen. Van huis uit was Joop den Uyl een warm aanhanger van Oranje. Bij zijn breuk met het geloof en de gereformeerde politiek speelde het ko- ningshuis geen rol en er zijn ook geen aanwijzingen dat hij zich daarna het hoofd heeft gebroken over de meest gewenste staatsvorm. Daartoe was ook geen aanleiding, want in de wederopbouwperiode was het ko- ningschapvanWilhelminaenvervolgensJulianaonomstreden,ondanks de met grote geheimzinnigheid omgeven ruzies – in de jaren vijftig – in hetkoninklijkgezinoverderolaanhethofvandepacifistischegebedsge- nezeres Greet Hofmans.Tentijde van de opschudding over het huwelijk van prinses Beatrix met de Duitser Claus von Amsberg was Den Uyl mi- nisteronderCals;zoalsveleanderenvondhijachterafhetnegerenvande protesten tegen een huwelijk inAmsterdam (waar de herinnering aan de jodenvervolgingpijnlijkleefde)nietverstandig.Datmaaktehemniettot voorstander van de republiek,de voorkeur daarvoor bij Nieuw Links be- schouwde hij als Spielerei. De Oranjes waren geliefd onder de bevolking en sociaal-democraten hadden andere prioriteiten dan het ter discussie stellenvandemonarchie. 334 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 335

Als minister-president had Den Uyl zeer regelmatig contact met de koningin, net als zijn voorgangers ging hij er elke maandag op bezoek. Het klikte wonderwel tussen Joop en Juliana.Ze deelden bijvoorbeeld de a≈eer van geweld. Het was pais en vree tot ineens de prins in opspraak raakte. In een na zijn dood gepubliceerd verslag van negen gesprekken die hij voerde met Pieter Broertjes en Jan Tromp van de Volkskrant heeft prins Bernhard toegegeven dat de in verband met de Lockheed-zaak tegen hem geuite beschuldigingen grotendeels juist waren. Het klopte dat hij in 1960 een door Lockheed aangeboden privévliegtuig had geweigerd en in plaats daarvan een miljoen dollar op de rekening van zijn vriend, de Lockheed-agent Fred Meuser, had laten storten. Bernhard: ‘Ik heb toen tegen Bob Gross gezegd: geef mij maar een miljoen in plaats van die zes- miljoen-dollar-kist. En stort dat bedrag dan op de rekening van Meu- ser.’37 Volgens zijn zeggen had Bernhard een kwart van dat bedrag aan vriendenuitgedeeldenhadMeuserderestmogenhouden.Zelfzouhijer geen cent van hebben opgemaakt. Hij bleef ontkennen dat hij de‘Victor Baarn’ was, aan wie Lockheed in 1968 honderdduizend dollar had over- gemaakt, maar gaf toe dat hij in 1974 twee brieven aan Lockheed had ge- schreven, waarin hij op aandringen van Meuser om een miljoen dollar commissie vroeg.‘Ik dacht: die brieven gaan naar Lockheed. Nederland koopt die vliegtuigen,ik krijg dat geld,dat geld gaat naar hetWorldWild- life Fund (...).Meuser zei nog dat ik vier miljoen moest vragen.Ben je be- lazerd,hebikgezegd,eenmiljoenisdikvoldoende.’38 Hoewel hij dus volhield dat het geld voor een goed doel bestemd was – in werkelijkheid heeft het World Wildlife Fund niet van de giften van Lockheed en waarschijnlijk ook niet van die van de concurrerende firma Northrop geprofiteerd – en zweeg over wederdiensten die hij de vlieg- tuigfabrikanten had verleend, erkende de prins achteraf wél dat hij fout had gezeten en hij verklaarde die faux pas uit‘een behoorlijke dosis zelf- overschatting’.39 Voor de Prins der Nederlanden gingen in eigen land en daarbuiten al- le deuren open. Bernhard was dat vanzelfsprekend gaan vinden en had zich aangewend er gebruik van te maken als dat zo uitkwam.Daarin was hij door opeenvolgende regeringen ook aangemoedigd,geregeld was het de prins die in het buitenland de geesten rijp maakte voor een Neder- landse handelsmissie. Ook vervulde hij enkele hoge functies, onder an- dere inspecteur-generaal van de krijgsmacht. Het maakte de extraverte,

335 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 336

impulsieveprinsenigszinsovermoedig,hetideedathemalleswastoege- staan, was hem niet vreemd. kreeg als minister van De- fensie al vlug te maken met de neiging van de prins om zich niet teveel aan te trekken van de constitutionele verhoudingen. Vredeling: ‘Ik zat pas op Defensie en ontdekte in juli 1973 dat mijn voorganger ter gelegen- heid van het zilveren regeringsjubileum van Juliana een hele parade had voorbereid, bij Amersfoort, met tanks en vliegtuigen en alles erop en eraan. Ik voelde daar niets voor en heb het afgelast. Ik kreeg een haast huilende Juliana aan de telefoon,ze vond het erg,dat afzeggen.Ze vroeg: “Zouu’termetm’nmanoverwillenhebben?”Ikzei:“Datisgoed.”Hij belde met een heel verhaal, dat we het moesten laten doorgaan, omdat het was toegezegd. Ik herhaalde wat ik ook al tegen de koningin had ge- zegd: dat er nu een ander kabinet zat dat er anders over dacht.Hij bleef er maar tegenin gaan met dat het echt zo niet kon. Tot ik op een gegeven moment kwaad werd en zei: “Moet u horen, u vindt dat nou wel, en ik vind het tegenovergestelde, maar dat is niet helemaal hetzelfde, want ik ben hier degene die beslist.” Bernhard was even stil, letterlijk stomver- baasd,entoenheefthijzichlatenafpoeieren.’40 Verontwaardigder nog was Vredeling over die ene keer dat Bernhard hem op Soestdijk had uitgenodigd en er nog een andere gast aanwezig bleek te zijn:de algemeen directeur van Northrop,Tom Jones.Vredeling: ‘Dat gesprek bleek te gaan over de aanschaf van een nieuw vliegtuig als opvolger van de Starfighter. Ik vond het absoluut onverantwoord dat Bernhard mij daarin betrok.Ik durf er een eed op te doen dat het mij ook een aardig zakcentje had opgeleverd als ik toen had laten blijken dat ik welinwasvoordedoorJonesaangeprezenCobra.’41 Meteen nadat de onheilspellende berichten uit Washington Den Haag hadden bereikt,ging Den Uyl tot actie over.Vanuit de ministerraad werd weer een soort crisisteam samengesteld, dat zich met de begelei- ding van de a^aire ging bezighouden. Het bestond uit Den Uyl, de juris- tenVanAgt en De Gaay Fortman,Van der Stoel (vooral met het oog op de Amerikaansekantvandezaak)enDuisenberg(omdathetomgeldging). De ministers besloten de beschuldigingen tegen Bernhard te laten uit- zoeken door een onaΩankelijke commissie van drie ‘wijze mannen’,de rechtsgeleerde mr.A.M.Donner,die als voorzitter optrad,de oud- presi- dent van De Nederlandsche Bank, dr. M.W.Holtrop en de voorzitter van deAlgemene Rekenkamer,drs.H(arry) Peschar,een partijgenoot en ver- trouweling van Den Uyl. De commissie-Donner moest helderheid zien

336 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 337

te verkrijgen over wat er waar was van de aantijging dat Bernhard hand- en spandiensten had verleend aan Lockheed en wellicht nog andere firma’s en als dank daarvoor forse bedragen geïncasseerd had. Als die duidelijkheid er eenmaal was, stonden Den Uyl en zijn kabinet voor nog twee opgaven die potentieel met elkaar konden botsen: het nemen van maatregelendiebeantwoorddenaanhetrechtsgevoelenhetvoorkomen van een koningscrisis.In een gesprek met Ed vanThijn aan de vooravond van de publicatie van het rapport-Donner vatte Den Uyl zijn dilemma kernachtig samen: ‘Dramatische situatie (...) HM overeind én toch ge- rechtigheid.’42 In de periode dat de‘Commissie van Drie’bezig was met haar onder- zoek zweeg Den Uyl over de kwestie, tegenover iedereen met uitzonde- ring van de direct betrokkenen: de collega-ministers uit het crisisteam, koningin Juliana en, zo blijkt uit Den Uyls aantekeningen, hij sprak ook een paar keer met de leden van de commissie zelf. Het was van meet af aan duidelijk dat de beschuldigingen serieus genomen moesten worden en aanvankelijk leek een strafrechtelijk vooronderzoek niet uitgesloten. Eind mei had de commissie de hand weten te leggen op de twee met de hand geschreven brieven uit 1974 waarin Bernhard Lockheed om geld vroeg. Op 17 juni stelde de commissie Den Uyl op de hoogte van een ge- sprekdatzehierovermetBernhardhadgevoerd. Hoe onverteerbaar het optreden van de prins in Den Uyls ogen ook mocht zijn, hij besefte ook dat een proces en eventuele veroordeling ko- ningin Juliana in een onmogelijke positie zouden brengen. De echtge- noot van het staatshoofd naar de gevangenis? Moeilijk voor te stellen dat Juliana dan opgewekt verder zou regeren.Volgens en was het echter niet alleen de zorg om de positie van Ju- liana die Den Uyl ondanks morele twijfels tot de overtuiging bracht dat er geen strafrechtelijke vervolging tegen Bernhard moest komen. Naar de mening van deze twee bewindslieden gaf de doorslag dat prinses Be- atrix onder deze omstandigheden niet zou willen opvolgen.Stemerdink, destijdsstaatssecretarisonderVredeling,verklaardegoedopdehoogtete zijn omdat een jaargenoot van hem op de Koninklijke Militaire Acade- mie,‘een hele goede vriend van mij’,adjudant van de majesteit was. Ste- merdink:‘De crisis kwam niet door de loyaliteit van Juliana ten opzichte van Bernhard,de crisis dreigde doordat Beatrix weigerde op te volgen en danzoujeinvolleomvangeenkoningskwestiehebbengehad.’43 Wim Duisenberg onderhield tijdens het onderzoek van de Commis-

337 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 338

sie van Drie persoonlijk contact met de kroonprinses.Duisenberg:‘Bea- trix moest het nieuws over het onderzoek uit de krant halen, want haar moeder was wat de geheimhouding betreft zeer strikt. Toen ik haar te- genkwambijdeschaatskampioenschappeninFrieslandhebikaangebo- den haar van tijd tot tijd op de hoogte te houden hoe de zaak liep. Inder- daad ben ik, zonder chau^eur, in een afgereden Ford Taunus een paar keernaarDrakesteyngeweest.DathebikaanDenUylgemeld,diezei“dat had je niet mogen doen, maar zorg, nu het eenmaal is gebeurd, dat het tussen jullie blijft en houd mij op de hoogte”.Ik vond dat Beatrix in die tijdvrijwanhopigwas.Zehadhetgevoeldathiereenbeerputwerdopen- getrokken, waarvan de stank ondraaglijk was. En zij was de aanstaande koningin, maar ze kreeg haar twijfels of ze dat wel zou moeten doen en dat zou een crisis in Nederland hebben veroorzaakt die niet te overzien was.’44 Den Uyl heeft zich bij de verdere behandeling van de zaak in belang- rijke mate laten door de wetenschap dat een proces tegen Bern- hard een onbeheersbare constitutionele crisis zou veroorzaken. Er moesteenmiddenwegwordengevondentussenstrafrechtelijkoptreden en niets doen. De commissie-Donner zat op dezelfde lijn, waarbij ook een rol zal hebben gespeeld dat het onderzoek wel sterke aanwijzingen had opgeleverd voor het betalen van steekpenningen aan prins Bern- hard, maar – met uitzondering van de twee brieven uit 1974 waarin de prinsomgeldvroeg – geenkeihardebewijzen. Den Uyl en de vier andere ‘Lockheed-ministers’ konden zich hele- maalvindenindeconclusiesdiedeCommissievanDrieinaugustus1976 presenteerde. Of Donner c.s. over dat eindoordeel met Den Uyl hebben overlegd alvorens hun conclusies op schrift te stellen, is niet duidelijk. Het is wel waarschijnlijk, gezien de eerdere periodieke contacten tussen de commissie en Den Uyl.Het kabinet nam de bevindingen van de com- missie over in de brief waarmee het eindrapport werd aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Ze logen er niet om:‘Samenvattend komt de commissie tot het oordeel,dat Z.K.H.in de overtuiging dat zijn positie onaantastbaar en zijn oordeel niet te beïnvloeden was, zich aan- vankelijk veel te lichtvaardig heeft begeven in transacties die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten.Vervolgens heeft hij zich toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen. Tenslotte heeft hij zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren en die hemzelf en het Nederlandse aan-

338 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 339

schaªngsbeleid bij Lockheed – en zo moet er thans aan worden toege- voegd, ook bij anderen – in een bedenkelijk daglicht moesten stellen. (...) De regering is tot de conclusie gekomen dat (...) de handelwijze van de Prins het belang van de staat heeft geschaad.’45 Het kabinet was daar- om van mening dat de prins zich diende terug te trekken uit alle functies die tot belangenverstrengeling hadden geleid of dat nog zouden kunnen doen. Dat betekende dat hij eervol ontslag kreeg als inspecteur-generaal vandekrijgsmachtendefunctiesdiehijinhetbedrijfsleven(ondermeer bij klm) bekleedde moest opgeven. Ook sprak het kabinet de wens uit dat hij zich niet langer in het openbaar in uniform zou vertonen, een oªcieus verbod dat er bij Bernhard flink inhakte. Hoewel de onder- zoekscommissie twijfel had uitgesproken of het rapport zich in zijn ge- heel voor openbaarmaking leende46,besloot het kabinet dat wel te doen. Pijnlijk voor de prins en een spectaculaire breuk met de geheimzinnig- heid die in 1956 het rapport van de commissie-Beel over de a^aire Hof- manshadomgeven. Aan de plechtige aΩandeling van de kwestie in de Tweede Kamer – DenUylverscheenerbijwijzevanhogeuitzonderingineenfraai,donker pak47 – was een emotionele dag in de ministerraad voorafgegaan. Op 20augustusomvieruur’smiddagswerdderaadbijeengeroepenendeel- deDenUylderapportenuit.OnderwijsministerJosvanKemenade:‘Joop zei:“Ganaarhuisomhettelezenenalsiemandookmaardegeringstein- formatie hieruit doorgeeft, dan deel ik nu mee dat hij ontslagen wordt. Vanavond om acht uur komen we bijeen om te bespreken wat er verder moet gebeuren.”Ik heb het rapport op m’n studeerkamer gelezen en ik vielvanm’nstoel.Ikdacht:alszevanavondnoumaarmeteenfatsoenlijk voorstel komen, want als ze het in de doofpot willen stoppen dan accep- teer ik dat niet. De voorstellen waarmee ze kwamen vond ik fatsoenlijk, maar er is wel discussie over geweest, omdat sommigen vonden dat er toch strafvervolging moest worden ingesteld.’Van Kemenade kon zich niet meer precies herinneren wie dat hadden gevonden, hij dacht Hans Gruyters, Henk Vredeling noemde in dit verband de naam van . Maar zij lieten zich door Den Uyl overtuigen.Van Kemenade: ‘Ons werd duidelijk gemaakt dat het echt tot een crisis van de monarchie zou leiden. Het knappe was dat Joop die boodschap overbracht zonder het met zoveel woorden te zeggen.Dat moest ook zo,want als hij had ge- zegd: dan zitten we midden in een koningscrisis,dan ís die crisis er.Want alskabinetkanjenietaanvaardendathetstaatshoofdeenvanjebesluiten

339 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 340

weigert te onderschrijven. Dan moet je zeggen: wij maken dat uit, punt. IkvonddatJoopfantastischdoordatmijnenveldlaveerde.’48 HenkVrede- ling,allerminsteenbewonderaarvandeprins,drongooknietaanopeen proces,naar zijn zeggen is het voorstel om Bernhard niet langer zijn uni- form te laten dragen wel van hem a≈omstig.Vredeling:‘Ik weet nog dat op het moment dat ik dat voorstelde het hele kabinet stil viel. Niemand dorst wat te zeggen. Degene die de situatie redde was De Gaay Fortman. Hijzei:“Decollegaheeftgelijk.”ToenkonDenUyldaarmeeookverder.’49 Nog kon Den Uyl er niet zeker van zijn dat hij zijn doel had bereikt: prins Bernhard op z’n nummer zetten zonder dat dit tot een constitutio- nele crisis zou leiden. Een van de staatssecretarissen, , dreigde roet in het eten te gooien.Van Dam was niet bij de bespreking in deministerraadgeweest,maar hadweltehorengekregenwat in grotelij- nen de inhoud van het rapport-Donner was en welke stappen het kabi- net ten opzichte van de prins wilde nemen. Dat vond hij ten enenmale onvoldoende. Hij besloot om op te stappen en schreef een ontslagbrief metzijnmotivatie.Tegenzijnminister,Gruyters,zeihij:‘Ikgaweg.’Daar- op belde Gruyters Den Uyl. Marcel van Dam:‘Den Uyl is in z’n auto ge- stapt en naar m’n huis gereden. Daar heeft hij tot diep in de nacht op me ingepraat met als resultaat dat ik toch maar geen ontslag heb genomen. Ik heb m’n ontslagbrief aangepast,dat werd een betoog waarin ik uiteen- zettewaaromikzobijzonderzwaaraandekwestietilde.’50 Van Dam schreef onder andere:‘Waarom is de zaak nu zo belangrijk en waarom zijn naar mijn opvatting de conclusies van de Regering on- voldoende. Dienaren van de overheid moeten onkreukbaar zijn. In de eerste plaats vanwege de hoge morele maatstaven die aan een rechtsstaat ten grondslag dienen te liggen. (...) Ik kan me gruwelijk ergeren aan de mensendienuzeggendatdePrinsineenwereldleefdewaardeverleidin- gen zo groot waren en dat we daarom begrip moeten hebben. De verlei- dingen voor de gewone burger om zijn belastingformulier niet helemaal eerlijk in te vullen, geen B.T.W.(...) af te dragen, geen sociale premies te betalen,tenonrechteeenuitkeringoptestrijken,enz,enz.zijnveelgroter (...). Wordt aan die verleidingen te veel toegegeven, (...) dan worden de fundamenten voor een rechtvaardige samenleving aangetast. (...) Dit leidt tot de conclusie dat (...) nu er is afgezien van een strafrechtelijk on- derzoek (...) de Prins zoveel mogelijk moet terugtreden uit het openbare leven en niet alleen uit een aantal posities die tot een verwarring van functiesenbelangenhebbengeleid.’51

340 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 341

De argumenten vanVan Dam maakten indruk op Den Uyl. Hij vroeg zijn staatssecretaris zelfs of die het goed vond als hij zijn brief aan konin- gin Juliana liet lezen. Daar had Van Dam uiteraard niets op tegen en in- derdaad heeft Den Uyl Juliana Van Dams brief gegeven met een begelei- dend schrijven. De tekst van dat korte, met de hand geschreven brieΔe luidde:‘Mevrouw, Hierbij de brief van v. Dam. Ik heb hem toestemming gevraagd zijn brief aan U te geven. Ik kan niet verhelen dat veel van wat hij schrijft mijn persoonlijke benadering van de zaak heeft bepaald sinds ik van het rapport van de Commissie van Drie kennis nam.U zeer toege- wijd,DenUyl.’52 Het is een boeiende vraag waarom Den Uyl het van belang vond om Juliana kennis te laten nemen van de argumenten van Van Dam. In de eerste plaats omdat hij die argumenten overtuigend vond en de konin- gin ervan wilde doordringen dat het gedrag van prins Bernhard hem te- rechtheelergkwalijkgenomenwerd.TentweedekonDenUylzoindirect duidelijk maken dat de maatregelen die het kabinet ten aanzien van de prins had genomen relatief heel gematigd waren, volgens velen zelfs te gematigd. Ten slotte mocht de premier hopen dat de brief Juliana ertoe zou brengen haar man ertoe te pressen om zich echt aan de door het ka- binetopgelegdebeperkingentehouden. Weliswaarhaddeprinsaleenverklaringuitgegevendathijdeconclu- sies van de commissie-Donner en de consequenties ervan aanvaardde, maar gezien Bernhards onhandelbaarheid in het verleden was Den Uyl er niet helemaal gerust op dat hij zich voortaan wel volgens het boekje zou gedragen en niet zou gaan ageren tegen de rooie rakkers die hem zo dwarszaten. DievreesspeeldebijDenUylmetnameeenroltenaanzienvandemi- litaire top – Bernhard werd immers afgezet als inspecteur-generaal.Met zijn minister van Defensie nam Den Uyl daarom nauwkeurig door waar de legerleiding zou zijn op het ogenblik dat het rapport-Donner open- baar werd,tijdens het Kamerdebat.Vredeling:‘Onze overweging was: we moeten er wel voor zorgen dat ze niet met elkaar gaan bellen terwijl Joop in de Kamer dat verhaal staat te houden. Dus heb ik de chef defensiestaf opgedragen om samen met de drie opperbevelhebbers (van land-, zee- en luchtmacht) op zijn kamer op de televisie naar de rede van Den Uyl te kijken en onmiddellijk daarna naar mijn kamer te komen.Daar zat geen seconde speling tussen, want onze kamers lagen vlak bij elkaar, dus ze hadden geen tijd om te telefoneren. Ik heb toen gezegd dat het kabinet

341 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 342

besloten had dat de prins geen uniform meer mocht dragen.Dat hebben ze zwijgend aangehoord,zonder een woord van protest.Op initiatief van Den Uyl heb ik het zo aangepakt om te voorkomen dat ze onderling af- spraken zouden gaan maken. Er is geen aanwijzing geweest dat er iets subversiefs broeide hoor, maar Joop vertrouwde het toch niet helemaal. Daar heb ik wel begrip voor, want die lui zijn erg koningsgezind en die zaakmetBernhardsuniformlaggevoelig.’53 Ook volgens Bram Stemerdink was de argwaan tegen de militairen niet geheel ongegrond. Stemerdink: ‘Er waren er die vonden dat als de prinskwaadwerdgedaanerwelietsmoestgebeuren.Dathetkabinetdan niet kon blijven zitten. Je moet niet meteen aan de hoogste rangen den- ken, maar er is altijd wel een overste die bereid is amok te maken.Aan het eind van de rit stond de militaire top volstrekt achter ons beleid,maar de rangendaarbenedenblevenmoeitehoudenmetsociaal-democratenop defensie,datoudesentimentspeeldeeenrol.’54 Voor zijn behandeling van de Lockheed-a^aire is Den Uyl in brede kring geprezen.Terrechter zijde waar men vanouds koningsgezind was, heerste grote tevredenheid dat ondanks de onmiskenbare misstappen van de prins koningin Juliana en haar Huis niet ernstig waren bescha- digd. Bij links was een grote meerderheid gelukkig met de ongekende openheid van de commissie-Donner en het kabinet-Den Uyl en met de publieke terechtwijzing van prins Bernhard. Als Den Uyl op één punt alom lof is toegezwaaid voor zijn kwaliteiten als crisismanager,dan is het de Lockheed-zaak. Uit het voorgaande komt inderdaad het beeld naar voren van een omzichtig manoeuvrerende, behoedzaam maar tegelijk doelbewust opererende premier die alle klippen wist te omzeilen, en voor een zwaar op de maag liggende zaak een formule vond waarmee iedereen kon leven.Maar op dit fraaie beeld valt wel iets af te dingen,met namewatbetreftdieveelgeprezenopenheid. Op 12 augustus 1976 overhandigde de Commissie van Drie haar eind- rapport aan premier Den Uyl en hield op te bestaan.Den Uyl noteerde in zijnmultobandje:‘12-8Cievan3,“wij”zijnernietmeer.’Erstondnogeen zinnetje achter:‘Stuk Northrop persoonlijk.’55 Deze zin heeft betrekking opeen bijlage van twaalf pagina’s,getiteld‘De Meuser-Weisbrod connec- tie in de Northrop-zaak’,die nooit openbaar is geworden en die zich ook niet in het archief van Den Uyl bevindt.56 Uit dit stuk blijkt dat de com- missie-Donner tot de conclusie was gekomen dat er behalve de Lock- heed-zaak een tweede a^aire van niet minder betekenis was geweest die

342 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 343

ook betrekking had op de aanschaf van gevechtsvliegtuigen,ditmaal van de firma Northrop, waarbij dezelfde personen als bij Lockheed betrok- ken waren – Fred Meuser en de Zwitserse advocaat HubertWeisbrod –-, en met bijna honderd procent zekerheid wederom prins Bernhard in de hoofdrol. In april 1968 sloot Northrop – waar Thomas V.Jones, een vriend van prins Bernhard, general-manager was – een overeenkomst met Weis- brod die daarmee verkoopagent werd voor de F-5 in België, Denemar- ken, Frankrijk,de Bondsrepubliek,Italië,Luxemburg,Nederland,Noor- wegen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Aan Weisbrod zouden krachtens deze overeenkomst compensations worden uitbetaald tot een maximum van 1 miljoen dollar. In feite heeft Weisbrod tussen mei 1968 en augustus 1973 750.000 dollar ontvangen in zes gedeeltes.De commis- sie-Donner in de bijlage: ‘In de desbetre^ende periode heeft Northrop alleen een transactie met Nederland afgesloten.’57 Volgens documenten van Northrop heeft Weisbrod zich tussen 1968 en 1973 zeer voor Nor- throp ingespannen. Hij zou een zekere rol hebben gespeeld bij de aan- schaf van de F-5 door Nederland. Dankzij hem kreeg Northrop‘een bui- tengewoon helder inzicht in de vele discussies onder hooggeplaatste functionarissen in Europa die van belang kunnen zijn voor de verkoop van Northrop-vliegtuigen’.58 Volgens de Northropdocumenten was de belangrijkste verdienste vanWeisbrod‘(...) dat hij een sleutelrol heeft ge- speeld bij het initiatief van de Westduitse regering om de ontwikkeling van de P-5-30 te financieren,waartoe zij een voorstel heeft gedaan aan de Nederlandseregering’.59 Decommissienoemthet‘(...)minderwaarschijnlijk(...)’,enzelfs‘(...) uitgesloten(...)’datWeisbrod Northrop zulke belangrijke diensten heeft kunnen verlenen.60 ‘De Commissie heeft vastgesteld dat de rol van de heerWeisbrod zich beperkte tot die van het ontvangen van Northropgel- den (...) voor door anderen verrichte diensten.’61 Donner c.s. stelden voorts vast dat het Weisbrod-contract van 1968 met Northrop vrijwel identiek was aan het contract tussen Weisbrod en Lockheed uit 1960 en aan het voorstel voor zo’n overeenkomst met Lockheed van prins Bern- hard uit 1974. Ook was er inderdaad sprake geweest van een West-Duits voorstel aan Nederland om samen mee te betalen aan de ontwikkeling van de P-5-30 (ook bekend als Cobra). ‘Uit een brief van 15 januari 1971 van de toenmaligeWest-Duitse minister van Defensie,Helmut Schmidt, aanzijnNederlandseambtgenootdeheerW.denToom,blijktdatZ.K.H.

343 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 344

de heer Schmidt kort daarvoor heeft aangesproken over het P-5-30- projektvanNorthrop.’62 Het loont de moeite om de laatste drie punten uit de samenvatting vandeongepubliceerdebijlageoverNorthropbijhetrapport-Donnerin hun geheel aan te halen.De twee eerste punten herhalen de bevindingen van de commissie over de functie (betaling aan derden) en vorm (het- zelfde als een eerder en later (voorgesteld) contract met Lockheed) van het ‘Weisbrodcontract’.Punt 3 luidt vervolgens:‘3. De aktiviteiten waar- voor Northrop de betalingen verrichtte, hadden in belangrijke mate be- trekking op Nederland. 4. Z.K.H. heeft, waarschijnlijk eind 1970, de Westduitse minister van Defensie benaderd met het oog op het P-5-30- projekt van Northrop.5.Northrop heeft de betaling van $ 750.000 aan de heer Weisbrod onder meer gemotiveerd met diens beweerde rol bij het inspireren van het Westduitse initiatief tot financiering van het P-5-30- projekt.’63 Kort samengevat: De commissie-Donner was ervan overtuigd dat prins Bernhard vanaf 1968 zijn best deed voor de aanschaf van Nor- throp-gevechtsvliegtuigen en als dank hiervoor via Hubert Weisbrod in verschillendetermijnentot1973eenbedragvan750.000dollarontving. Wat deed Den Uyl met deze figuurlijke tijdbom die de commissie- Donner hem bij het scheiden van de markt had toegespeeld? Helemaal niets. Hij borg het document op in een kluis waar het zich tot op heden bevindt en nam over de Northrop-a^aire een oorverdovend zwijgen in acht.Geruchten drongen niettemin tot de buitenwereld door,begin 1977 publiceerde Het Vrije Volk over de zaak64 en daarop stelde het Kamerlid FredvanderSpekdepremierschriftelijkevragen.VanderSpekvandere- publikeinsgezindePacifistischSocialistischePartijwildewetenofdepre- mier op de hoogte was van rapportage van de commissie-Donner over betrekkingen tussen prins Bernhard en Northrop en zo ja, waarom deze gegevens dan niet waren gepubliceerd.65 Den Uyl erkende in zijn ant- woord dat de commissie-Donner in een afzonderlijke brief had gewezen op een zakelijke betrekking tussen Northrop enWeisbrod‘(...) die ook in de Lockheeda^aire een rol heeft gespeeld. De commissie heeft op deze voor ieder toegankelijke gegevens over de gedragingen van Northrop willen wijzen opdat de Regering niet zou worden verrast indien deze door anderen te berde zouden worden gebracht.’ In het eindrapport kwamendezegegevensvolgenshetantwoordvanDenUylnietvoor,om- dat ze‘(...) eldersreeds gepubliceerd (...)’waren en omdat het betrekking had ‘(...) op een zaak die buiten haar taakopdracht viel’. Op de derde

344 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 345

vraag van Van der Spek – ‘Is de Minister-President bereid om ook deze zaak grondig te doen onderzoeken en de resultaten van het onderzoek te zijner tijd te publiceren?’ – luidde het antwoord: ‘Overeenkomstig het ter zake gevoerde regeringsbeleid zal ik, indien zich concrete gegevens voordoen die opheldering behoeven,niet aarzelen die grondig te onder- zoeken.Hetonder1gesteldegafdaartoegeenaanleiding.’66 Den Uyls antwoorden op deze Kamervragen kunnen op z’n vriende- lijkst worden omschreven als half waar – hij ontkende immers niet het bestaan van de Northrop-bijlage.Wat hij daarover losliet was echter on- volledig en misleidend.Want de bijlage bevatte niet alleen elders – in de door Northrop aan de Amerikaanse commissie-Church overhandigde documenten – al gepubliceerde gegevens over de relatie tussen Weis- brod en Northrop, maar ook de goed onderbouwde conclusie van de commissie-Donner dat niet Weisbrod maar een ander, vrijwel zeker prins Bernhard, Northrop waardevolle diensten had verleend en daar- voor financieel was ‘gecompenseerd’.Het is geen al te gewaagde veron- derstelling dat publicatie van de Northrop-bijlage in 1976, tegelijk met hetLockheed-rapport,ofeenhalfjaarlaterinreactieopdeKamervraqen de discussie over Bernhard heftiger en moeilijker beheersbaar zou heb- ben gemaakt.Het is één ding om tientallen jaren later laconiek te consta- teren dat het ook niet zoveel uitmaakt of de prins dubieuze contacten had met één of met twee vliegtuigfabrieken.Maar als op het moment dat Nederland al geschokt was door de Lockheed-kwestie naar buiten was gekomen dat prins Bernhard ook nog smeergeld van een andere firma had ontvangen, dan was diens positie naar alle waarschijnlijkheid on- houdbaar geworden en was de koningscrisis een feit geweest. Door dit explosieve gegeven‘onder de pet’te houden heeft Joop den Uyl véél meer dan reeds bekend was verhinderd dat Nederland in een langdurige con- stitutionele crisis terechtkwam. Hij heeft daarbij op de koop toe geno- men dat hij ernstig a∫reuk deed aan de – naar nu blijkt maar zeer ge- deeltelijkbetrachte – openbaarheidindea^airerondprinsBernhard. Slechtszeerweinigenblekenopdehoogtevandedilemma’swaarmee Den Uyl in deze kwestie moet hebben geworsteld en van die weinigen wildendemeestenblijvenzwijgen.ZoalsHarryPeschardieverklaardede geheimen van de commissie-Donner mee in het graf te willen nemen en Dries van Agt die vermoedde dat hij hoogstens ten behoeve van zijn ei- gen biografie opening van zaken zou geven en zelfs dat liever niet. Her- man Tjeenk Willink en Rein-Jan Hoekstra konden zich de toedracht

345 Den Uyl-revisie 18-01-2008 10:08 Pagina 346

rond Northrop niet exact herinneren, al memoreerde Hoekstra wel dat zij beiden en de secretaris-generaal van Algemene Zaken, Derk Ringnal- da, betrokken waren geweest bij het opstellen van het antwoord op de vragen van Van der Spek, want dat luisterde nauw. De ministers uit het kabinet-Den Uyl die niet in de ministeriële ‘groep van vijf’ voor Lock- heed hadden gezeten wisten er echt niets van. Het meest openhartig was Max van der Stoel die opmerkte‘dat ik in die tijd wel de overtuiging had dat verder zoeken waarschijnlijk nog meer materiaal had opgeleverd. Ik hadhetidee:meergravenhadmeeraanhetlichtgebracht,datwel,ja.’Als redenenomdatverdergravenachterwegetelatennoemdehij‘datdande crisis misschien niet beheersbaar zou zijn of dat de bewijsvoering mis- schienmoeilijkwasgeweestofeencombinatievandietwee’.67 Door de wijze waarop Den Uyl de escapades van de prins had afge- handeld, oogstte hij de eeuwige dankbaarheid van Juliana. Dat blijkt uit een persoonlijke,met de hand geschreven brief die (toen inmiddels weer prinses) Juliana Den Uyl in november 1987 op zijn ziekbed stuurde. Ze schreef onder meer:‘Ik ben u intens dankbaar voor de zware “operatie” die u indertijd op mijn man hebt uitgevoerd en die uiteindelijk tot zijn herstelgeleidheeft.Uwoude“praatpaal”Juliana.’68

346