6018 Gentse Bijdr 06 Santvoort*

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

6018 Gentse Bijdr 06 Santvoort* DE MISE-EN-SCÈNE VAN HET 19DE-EEUWSE KUNSTENAARSATELIER LINDA VAN SANTVOORT De tentoonstelling Mise-en-scène. Keizer Karel en de verbeel- lyse van de historische beeldvorming: hoe bepaalde scènes in ding van de negentiende eeuw1 bracht lang vergeten historie- beeld werden gezet en de aandacht die daarbij uitging naar stukken en hun makers opnieuw in de belangstelling. Een decor, rekwisieten en de totaliteit van de beeldcompositie. van de aandachtspunten in deze tentoonstelling was de ana- Het leggen van een relatie tussen deze beeldvorming en de Afb. 1. Lourens Alma Tadema, Mijn atelier, 1867. – Groningen, Collectie Groninger Museum. (Foto John Stoel) 114 LINDA VAN SANTVOORT manier waarop de kunstenaar zijn eigen leef- en werkomge- in oosterse stijl met Perzische divans en tapijten, gordijnen ving wist te ensceneren, leek een goed uitgangspunt, te meer van geborduurde zijde en een plafond in ‘Alhambra stijl’. daar historieschilders zich bij uitstek hebben toegelegd op dit De kamer is voorgesteld in een schilderij van Anna Alma aspect. De hierna ten tonele gevoerde kunstenaarsateliers Tadema, dochter van de kunstenaar. Het is een zeer waar- hebben een grote aandacht voor de mise-en-scène van hun heidsgetrouwe weergave, want verschillende objecten, inrichting met elkaar gemeen. De geciteerde en besproken onder meer de aan het plafond hangende vogelkooi, wer- voorbeelden worden niet strikt chronologisch behandeld den na de dood van de kunstenaar vermeld in de veiling- maar voornamelijk op basis van stijl en vormelijke overeen- catalogus van zijn inboedel.7 De ontploffing in 1874 die komsten. Bijzondere aandacht gaat uit naar de contacten zware schade aanrichtte aan Townsend House was de aanlei- tussen de kunstenaars, soms over de grenzen heen, die heb- ding tot de herinrichting met een opmerkelijke combinatie ben bijgedragen tot het stimuleren van de ateliercultuur.2 van oosterse (onder meer Japanse) en Pompeijische invloe- den. Toch kon deze woning op termijn de kunstenaar niet De 19de eeuw wordt gekenmerkt door het fenomeen van bevredigen. Tadema’s laatste woning8 was groter en nog de ‘ateliercultuur’. Kunstenaars hechtten uitermate veel luxueuzer dan de voorgaande en opgevat als een suite van belang aan de inrichting en decoratie van de leef- en werk- ruimten die naar het atelier toe culmineren. Het atelier omgeving. Niet zelden was het de kunstenaar zelf die ver- was een hoge en grote kamer onder een koepel die met antwoordelijk was voor het ontwerp van woning en atelier, aluminiumverf was beschilderd om de lichtinval in het en de inrichting ervan. De meest luxueuze en representa- vaak erg sombere Londen te optimaliseren. De lichtweer- tieve voorbeelden van ‘kunstenaarspaleizen’ zijn te vinden kaatsende verf lag aan de basis van de ‘iriserende’ kleuren in Parijs, München, Wenen, Londen en Brussel. van de schilderijen die in dit atelier tot stand werden gebracht. In het atelier was er een alkoof waarvan het ven- ster achter een scherm in onyx verborgen zat (afb. 2). Die Lourens Alma Tadema alkoof vormde het decor van het schilderij in Mijn atelier (1893) en ook hier weer speelt Tadema in het schilderij de Bij wijze van introductie kan een blik achter de schermen rijkdom uit van de materialen en het speciale effect daar- van de Londense atelierwoningen van Lourens Alma Tadema van op de lichtinval.9 Geheel in overeenstemming met de (1836-1912) als sfeerschepping tellen. Deze kunstenaar van Friese afkomst verbleef een tijd in Antwerpen en Brussel3 en vestigde zich vanaf 1870 definitief in Londen. Hij werd een van de meest gewaardeerde en zeker een van de best betaalde schilders van het Victoriaanse Engeland. Alma Tadema ver- klaarde in 1899 in een interview: ‘Ik heb altijd ervaren dat het licht en de kleur in een atelier een grote invloed op me had (sic) in mijn werk. Ik schilderde eerst in een studio met zwart gedecoreerde panelen. Vervolgens was ik in mijn atelier in Brussel omgeven door een felrode kleur, terwijl ik in Lon- den, in Townsend House, Regent’s Park, werkte onder invloed van een lichtgroene tint. Tijdens de winter die ik in Rome doorbracht in 1875-76, toen ik gedwongen was mijn huis in Londen te verlaten als gevolg van een explosie aan het Regent’s Canal, probeerde ik het effect uit van een witte stu- dio. Zoals u ziet is de overheersende kleur momenteel zilver- achtig wit, en dat komt volgens mij het best overeen met mijn huidige stemming, artistiek gesproken.’4 Mijn atelier (1867) (afb.1) is de voorstelling van zijn Brus- selse werkplaats5, die toen al door tijdgenoten werd opge- merkt wegens de ongewone en persoonlijk-decoratieve stijl.6 In Londen gearriveerd kocht hij een woning die hij volledig verbouwde naar eigen smaak. Townsend House werd naar eclectische gewoonte ingericht, elke kamer kreeg er een eigen stijl. Tadema maakte uitvoerig gebruik van Afb. 2. Lourens Alma Tadema aan het werk in zijn textiel in de aankleding: deuren werden verwijderd en ver- Londense atelier. – Leeuwarden, Collectie Fries Museum vangen door gordijnen. Een van de kamers was ingericht (Foto Johan van der Veer) DE MISE-EN-SCÈNE VAN HET 19DE-EEUWSE KUNSTENAARSATELIER 115 Victoriaanse traditie vormde deze kunstenaarswoning het dige reconstructies van klassieke architectuur in zijn schil- gedroomde decor voor ontvangsten: ‘Een paar ezels met derijen. Een buitengewone eer voor iemand die geen aangelegde schilderijen, omhangen met een losse draperie architect was.11 uitgestald voor bezoekers, die op de maandagsche recepties het vertrek vullen met gefluisterde lachcomplimentjes, zij- Tadema’s interesse voor het interieur zoals hij die vooral in degeritsel en gedempt gepraat, dat door sierlijk declameren zijn eigen woningen tentoonspreidde, kan op vele manie- met parasol of hoed wordt toegelicht. (…) Hier en daar ren zijn aangewakkerd. Er is de onbetwistbare invloed van zijn gezellige hoekjes met lage stroo-stoelen tusschen dra- de Victoriaanse kunstenaars die in sommige Londense wij- perieën, ingericht voor een babbelpartijtje en een kopje ken elkaar de loef afstaken met hun paleizen. Townsend afternoon tea.’10 House moest zeker niet onderdoen voor de woning van Frederic Leighton (1830-1896).12 Toch menen we te Sir Lawrence Alma Tadema oogstte succes met zijn atelier- mogen stellen dat de kiem van Lourens Alma Tadema’s en interieurdecoratie en trad herhaaldelijk op als interi- interesse voor de interieurdecoratie al veel vroeger was eurontwerper. Dat leverde hem in 1906 een medaille op gelegd. De invloed van zijn Antwerpse leermeester Henri van het Royal Institute of British Architects, toegekend om Leys (1815-1869), die zelf uitzonderlijk veel aandacht zijn verdienste voor de architectuur, in het bijzonder voor schonk aan de inrichting van zijn woning, moet hier zeker de inrichting van zijn eigen woning en voor de vakkun- een rol hebben gespeeld. Afb. 3. Henri De Braekeleer, De eetkamer in de woning van Henri Leys, 1869. – Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. 116 LINDA VAN SANTVOORT Henri Leys Dit brengt ons naar een van de vroege en expliciete expo- nenten van de ateliercultuur in België. Henri Leys bouwde in 1855 een woning aan de Antwerpse Meir- steeg13, mogelijk naar ontwerp van architect Joseph Schadde.14 De gevel van deze woning is gekenmerkt door een voor die tijd typische overgangsarchitectuur, waarbij het strakke neoclassicisme stilaan plaats ruimde voor een meer plastisch uitgewerkte vormentaal. Vooral wat er zich achter die gevel bevond, maakte grote indruk op de tijd- genoten, zoals blijkt uit de beschrijving van toenmalig stadsarchivaris P. Génard: ‘De voorzael in modernen trant Afb. 4. Eugène Dubois, Gezicht in het atelier van Leys, 1869. gebouwd, is met pracht versierd. Haer voornaemste toei is – Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Prentenkabinet. echter het heerlyke afbeeldsel van mevrouw Leys door den (© KBR) heer Josef Lies geschilderd (…). Dan treedt men in schil- ders galery, verrykt met voortbrengselen van verscheidene oude meesters. (…) Hiernaest bevindt zich de groote zael; bestond erin om de werkruimte af te schermen van de aen dit vertrek hebben en schilder en bouwmeester een buitenwereld. byzonder karakter gegeven. In ogivalen trant gebouwd, treft zy het oog door hare keurige en ryke versieringen. Een prent van de hand van Eugène Dubois (1839-?), Hier is alles zynnebeeldig; alles heeft zyne bediedenis. De Gezicht in het atelier van Henri Leys (1869) (afb. 4), geeft zoldering, in verscheidene vakken verdeeld, bevat een aen- een idee van de inrichting van de werkruimte. Die is zo tal schildekens met de teekens der kunst, en de naemlet- goed als volledig vrijgehouden voor een grote schilders- ters van schilders kinderen. (…) De oppervlakte der ezel. Kroonstuk in het atelier is de monumentale schouw muren is in twee deelen gescheiden; het ondere is met van een (neo)gotisch type met dito kachel. Het schrijn- sierlyk houtwerk bekleed; het hoogere bevat de meester- werk en de kasten in renaissancestijl en de in ateliers zo achtige fries (…).Wanneer de indruk is verdwenen, welke vaak voorkomende chaise Rubens17 ondersteunen het de gotische zael op het gemoed hebben gemaekt, dan decor dat als ‘rustiek’ kan worden bestempeld.18 Eugène wordt de bezoeker getroffen door het schilderachtige uit- Dubois koos bij deze voorstelling voor een standpunt zicht waarop zyn oog plotselings wordt geroepen. Hy met het ateliervenster achter zich. De prent laat ook een opent de deur der zael, en zie, hy denkt zich in eenen zenitale lichtinval vermoeden. Uiterst links is er nog een andere luchtstreek te bevinden.
Recommended publications
  • To Theo Van Gogh. London, Sunday, 20 July 1873
    To Theo van Gogh. London, Sunday, 20 July 1873. Sunday, 20 July 1873 Metadata Source status: Original manuscript Location: Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b10 V/1962 (sheet 1) and b1457 V/1962 (sheet 2) Date: Letter headed: Londen 20 Juli 1873. Additional: Original [1r:1] Londen 20 Juli 1873 Waarde Theo, Dank voor je brief, die mij veel genoegen deed. Ik ben blij dat het je goed gaat, & t je bij Mr. Schmidt aan huis bevallen blijft. Mr. Obach had met pleizier kennis met je gemaakt.1 Ik hoop dat wij in t vervolg veel zaken met jelui zullen doen. Dat schij van Linder3 is zeer mooi. Wat de photogravure betreft, ik weet wel zoowat hoe zij gemaakt worden, maar heb het niet gezien, en t is mij niet helder genoeg om het uit te leggen.5 1 Obach2 had made a journey to the Netherlands and had evidently visited Brussels as well. Cf. FR b2644, 19 July 1873. 3 It is possible that Van Gogh is referring to the French painter Philippe Jacques Linder4; it is not known which work Theo wrote about. 5 The essence of the process of photo-engraving is the application of a light-sensitive layer to the matrix (the copper plate), upon which a transparency is projected. The exposed material hardens and the unexposed material 1 2 To Theo van Gogh. London, Sunday, 20 July 1873. De Engelsche kunst trok mij in t begin niet erg aan, men moet er aan wen- nen. Er zijn echter knappe schilders hier, o.a. Millais die The Huguenot, Ophelia &c.
    [Show full text]
  • The Letters of Vincent Van Gogh
    THE LETTERS OF VINCENT VAN GOGH ‘Van Gogh’s letters… are one of the greatest joys of modern literature, not only for the inherent beauty of the prose and the sharpness of the observations but also for their portrait of the artist as a man wholly and selessly devoted to the work he had to set himself to’ - Washington Post ‘Fascinating… letter after letter sizzles with colorful, exacting descriptions … This absorbing collection elaborates yet another side of this beuiling and brilliant artist’ - The New York Times Book Review ‘Ronald de Leeuw’s magnicent achievement here is to make the letters accessible in English to general readers rather than art historians, in a new translation so excellent I found myself reading even the well-known letters as if for the rst time… It will be surprising if a more impressive volume of letters appears this year’ — Observer ‘Any selection of Van Gogh’s letters is bound to be full of marvellous things, and this is no exception’ — Sunday Telegraph ‘With this new translation of Van Gogh’s letters, his literary brilliance and his statement of what amounts to prophetic art theories will remain as a force in literary and art history’ — Philadelphia Inquirer ‘De Leeuw’s collection is likely to remain the denitive volume for many years, both for the excellent selection and for the accurate translation’ - The Times Literary Supplement ‘Vincent’s letters are a journal, a meditative autobiography… You are able to take in Vincent’s extraordinary literary qualities … Unputdownable’ - Daily Telegraph ABOUT THE AUTHOR, EDITOR AND TRANSLATOR VINCENT WILLEM VAN GOGH was born in Holland in 1853.
    [Show full text]
  • 30 MAI 1924 ~Ourquoi ~As ? L
    ATORZIÈU A!CNÉE. - N' 51:1 Le numéro : 75 centimes ourquoiPas? GAZETTE HBBOOMÂDAIRB PA.R.AJSSA.NT LB VBNDREDI L. OUMONT-WILDBN O. OARNIR L. SOUOUBNBT ÉMILE \Il AUTERS :: ; , Br~• ll.i JMtJ suPh1turt1 J e haut ~n bas - lis dent• 111/iricutej dt hal en haut. ' " :: t ~ efnoil cela, C'1d 11 uul mog11. Je J~. 6orraun ln 1ntuJl1m -!.:. "°''~ d1ntur1Jes l'>lc.; t!.::; - ~ m1nts qui y oJl,,..rc•·J. R.,Jfll'U#f/_,, ,_,,. ,._ r. ~ i \ tA1.)()'\ h4,.. .... h- 1J. rw 1'44~ "' l-~. BRl.IXELl.ES, :......... ............................................: bes deux meilleurs hôtels·1'estaorants de Bruxelles LE M ÉT ROPOLE LE MAJESTIC PLAC E DE BROUCKÈRE PORTE DE NAMUR S plendide aalle pour noces •t banqueta Salle de restaurant au premier Mac• : -1 LE DERNI ER MOT DU CONFORT MODERNE :-: .lt.:ATORZI P. MI! ANNtl!. - N° 513 VENDREDI 30 MAI 1924 ~ourquoi ~as ? L . DUMONT- WILDB N - O. OARNIR - L. SOUOUBNBT AJ>)IOOSTUT&Ua • Albert Colla AaOHN&MIJ'rtTI u.,.,. 6 Mots l M.011 A D)llNISTU TION : 1 Compte cb&q11 .. postau. Bcf6fttUe. 30.00 18.00 9 .00 a• 16.664 1, fi• dt Bcrl1 lmoo l, BRUXBLLBS Con... 35.00 14.150 - . ~CT, se oo 20 OO 1 Il Tflfph11 : N., 137,&J cl l9J,0 , Emile WAUTERS Après un,· lungue absence. Enul,· W<1utt'rs •'>t Il arpartient à une /anulle de bourgeois de Bru­ donc re1·e11u au f'"Y"· rour 1uuir de la gloire; 011 ne :œl/ô uù, ctrtes, on >a~·a1t ,,. que c'e>t qu'un lil­ 1ouit i·raiment de la gloire qu'aux lieux qui 1·uu:.
    [Show full text]
  • The Belgian Federal Parliament
    The Belgian Federal Parliament Welcome to the Palace of the Nation PUBLISHED BY The Belgian House of Representatives and Senate EDITED BY The House Department of Public Relations The Senate Department of Protocol, Reception & Communications PICTURES Guy Goossens, Kevin Oeyen, Kurt Van den Bossche and Inge Verhelst, KIK-IRPA LAYOUT AND PRINTING The central printing offi ce of the House of Representatives July 2019 The Federal Parliament The Belgian House of Representatives and Senate PUBLISHED BY The Belgian House of Representatives and Senate EDITED BY The House Department of Public Relations The Senate Department of Protocol, Reception & Communications PICTURES This guide contains a concise description of the workings Guy Goossens, Kevin Oeyen, Kurt Van den Bossche and Inge Verhelst, KIK-IRPA of the House of Representatives and the Senate, LAYOUT AND PRINTING and the rooms that you will be visiting. The central printing offi ce of the House of Representatives The numbers shown in the margins refer to points of interest July 2019 that you will see on the tour. INTRODUCTION The Palace of the Nation is the seat of the federal parliament. It is composed of two chambers: the House of Representatives and the Senate. The House and the Senate differ in terms of their composition and competences. 150 representatives elected by direct universal suffrage sit in the House of Representatives. The Senate has 60 members. 50 senators are appointed by the regional and community parliaments, and 10 senators are co-opted. The House of Representatives and the Senate are above all legislators. They make laws. The House is competent for laws of every kind.
    [Show full text]
  • The Image of Early Netherlandish Art in the Long Nineteenth Century
    ALISON HOKANSON & EDWARD H. WOUK The past is always present: The image of early Netherlandish art in the long nineteenth century In 1881, the American collector Stephen Whitney Phoenix bequeathed to the Metropolitan Museum of Art in New York a painting by the artist Wilhelm (Guillaume) Koller (1829- 1884/1885) entitled Hugo van der Goes painting the portrait of Mary of Burgundy (fijig. 1). Koller, who trained in Vienna and Düsseldorf, moved in 1856 to Belgium, where he exhibited this painting at the Brussels Salon of 1872.1 The picture imagines an encounter between Van der Goes (ca. 1440-1482) and Mary of Burgundy (1457-1482), shown as a child seated on the lap of her young stepmother Margaret of York (1446-1503). Behind them is likely 1 Charles the Bold (1433-1477), who married Margaret after the death of Mary’s mother, Wilhelm (Guillaume) Koller, Hugo 2 van der Goes painting the portrait Isabella of Bourbon (1434-1465). Koller’s painting offfered nineteenth-century audiences of Mary of Burgundy, ca. 1872, an appealing, if fijictional, image of an esteemed northern European artist depicting a oil on panel, 59.4 x 86.4 cm, New York, The Metropolitan moment in the domestic life of a noble dynasty closely identifijied with the history and Museum of Art, inv. 81.1.662. heritage of Belgium.3 146 Oud Holland 2020 - 3/4 volume 133 Downloaded from Brill.com09/27/2021 04:53:44PM via free access Koller specialized in genre scenes celebrating fijifteenth- and ixteenth-centurys European culture, and particularly that of present-day Belgium, Austria, and Germany.
    [Show full text]
  • Branding Brussels Musically: Cosmopolitanism and Nationalism in the Interwar Years
    BRANDING BRUSSELS MUSICALLY: COSMOPOLITANISM AND NATIONALISM IN THE INTERWAR YEARS Catherine A. Hughes A dissertation submitted to the faculty at the University of North Carolina at Chapel Hill in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in the Department of Music. Chapel Hill 2015 Approved by: Annegret Fauser Mark Evan Bonds Valérie Dufour John L. Nádas Chérie Rivers Ndaliko © 2015 Catherine A. Hughes ALL RIGHTS RESERVED ii ABSTRACT Catherine A. Hughes: Branding Brussels Musically: Cosmopolitanism and Nationalism in the Interwar Years (Under the direction of Annegret Fauser) In Belgium, constructions of musical life in Brussels between the World Wars varied widely: some viewed the city as a major musical center, and others framed the city as a peripheral space to its larger neighbors. Both views, however, based the city’s identity on an intense interest in new foreign music, with works by Belgian composers taking a secondary importance. This modern and cosmopolitan concept of cultural achievement offered an alternative to the more traditional model of national identity as being built solely on creations by native artists sharing local traditions. Such a model eluded a country with competing ethnic groups: the Francophone Walloons in the south and the Flemish in the north. Openness to a wide variety of music became a hallmark of the capital’s cultural identity. As a result, the forces of Belgian cultural identity, patriotism, internationalism, interest in foreign culture, and conflicting views of modern music complicated the construction of Belgian cultural identity through music. By focusing on the work of the four central people in the network of organizers, patrons, and performers that sustained the art music culture in the Belgian capital, this dissertation challenges assumptions about construction of musical culture.
    [Show full text]
  • Artist-Dealer Agreements and the Nineteenth-Century Art Market: the Case of Gustave Coûteaux
    Jan Dirk Baetens Artist-Dealer Agreements and the Nineteenth-Century Art Market: The Case of Gustave Coûteaux Nineteenth-Century Art Worldwide 19, no. 1 (Spring 2020) Citation: Jan Dirk Baetens, “Artist-Dealer Agreements and the Nineteenth-Century Art Market: The Case of Gustave Coûteaux,” Nineteenth-Century Art Worldwide 19, no. 1 (Spring 2020), https://doi.org/10.29411/ncaw.2020.19.1.2. Published by: Association of Historians of Nineteenth-Century Art Notes: This PDF is provided for reference purposes only and may not contain all the functionality or features of the original, online publication. License: This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial 4.0 International License Creative Commons License. Baetens: Artist-Dealer Agreements and the Nineteenth-Century Art Market Nineteenth-Century Art Worldwide 19, no. 1 (Spring 2020) Artist-Dealer Agreements and the Nineteenth-Century Art Market: The Case of Gustave Coûteaux by Jan Dirk Baetens In 1887, the Belgian art journal L’Art moderne (Modern Art) published an article entitled “The Stock Market of Paintings,” which attacked the habit of treating works of art like shares in the stock market. [1] The direct target of L’Art moderne’s piece was an article in the French periodical Gil Blas on the evolution of the prices paid for the works of a number of French and foreign artists, including Belgian, since the financial crisis of 1882: The paintings by [Florent] Willems, the Belgian painter, have lost 90 percent; what was sold, twenty years ago, for 15,000 francs, now hardly finds a buyer for 1,500.
    [Show full text]
  • Frederic, Leon
    Léon Frédéric, La petite Ardennaise à la robe bleue (Young Ardennaise Girl in a Blue Dress) Brussels 1856 – 1940 Schaerbeek oil on panel 20 5/8 by 15 inches (52.5 by 38 cm.) signed and dated lower right: ‘Léon Frédéric 1896’ provenance: Dr. Jules Destrée, Brussels; Georges Hulin de Loo, Ghent; Georges Frédéric, Brussels by 1948; Professor Lucien Deloyers, Brussels exhibited: Rétrospective Léon Frédéric, Palais des Beaux-Arts, Brussels, 1948, no. 57. Exhibition, Hotel communal et Maison des Arts Schaerbeck, Léon Frédéric, December 5 – January 27, 2001. literature: Georges Frederic, Catalogue raisonnée de l’oeuvre de Léon Frédéric, n° ?. note: Leon Frédéric drew on contemporary and earlier influences as well as on his own personal spiritual views of life and nature to evolve a unique artistic style. Working during a period when Impressionism and its offspring Divisionism and Post-Impressionism were the main currents of avant-garde art, Frédéric’s idiosyncratic realism comes as a considerable surprise. Frédéric studied briefly under Charle-Albert before attending the Académie Royal des Beaux-arts in Brussels, where he became a pupil of Jules Vankeirsblick (1833-96) and Ernest Slingeneyer (1820-94). He also worked in the studio of Jean-François Portaels (1818-1895). The tenor of Frédéric’s work was formed largely by the Italian and Flemish art of the fifteenth and sixteenth centuries, and the poetic paintings of the English Pre-Raphaelites. A two-year sojourn in Italy (1876-78) which included visits to Venice, Florence, Naples and Rome, exposed Frédéric to the works of the Italian Renaissance. This experience conveyed to the painter the profound beauty of nature with its artistic disposition toward harmony, and the inherent nobility of mankind.
    [Show full text]
  • The Human Passions
    Brussels, City of Art The and History Human Passions Writing and iconographic research Werner Adriaenssens – Curator of the collections 20th Century at the Royal Museums of Art and History / Professor at the faculty Art Sciences and Archaeology at the Free University Brussels (VUB) André Demesmaeker – Architect-Conservator at the Belgian Buildings Agency Claudine Houbart – Lecturer at the faculty of Architecture at Université de Liège Support committee Julie Coppens, Paula Dumont, Murielle Lesecque – urban.brussels Barbara Van der Wee Coordination Okke Bogaerts, Julie Coppens, Paula Dumont, Valérie Orban – urban.brussels Translation Linguanet Proofreading Judith Flush Photographic credits (abbreviations) AAM Archives d’Architecture Moderne AHM Archives of the Horta Museum, Saint-Gilles ACB Archives of the City of Brussels CIVA Centre International pour la Ville, l’Architecture et le Paysage KBR Royal Library of Belgium KIK-IRPA Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium / Institut royal du Patrimoine artistique KMSKA Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen RMAH Royal Museums of Art and History RMFAB Royal Museums of Fine Arts of Belgium SAB State Archives of Belgium Graphics La Page Printing db Group Distribution Diffusion Nord-Sud Responsible publisher Bety Waknine, General Director, urban.brussels (Regional Public Service of Brussels, Urbanism and Heritage) – Mont des Arts/Kunstberg 10-13 – 1000 Brussels Printed in Belgium Legal deposit D/2021/6860/005 – ISBN 978-2-87584-194-0 digital version www.urban.brussels Cover picture: The Pavilion of Human Passions, arch. Victor Horta. Interior view after restauration, 2014. (© Belgian Buildings Agency). BRUSSELS, CITY OF ART AND HISTORY The Human Passions Werner Adriaenssens, André Demesmaeker, Claudine Houbart The Human Passions, marble, Jef Lambeaux, 1889-1899.
    [Show full text]
  • Press File Openning: 6 December 2013
    Press File Openning: 6 december 2013 Under the High Patronage of Their Majesties the King and the Queen Press service MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM BE CULTURE General Manager: Séverine Provost Project Coordinators: Charlotte Materne (FR) [email protected] - +32 (0)484 82 19 43 Lore Lambrechts (DU) [email protected] - +32 (0)478 43 66 67 T: (0)2 644 61 91 - [email protected] - www.beculture.be Communication & External Relations ROYAL MUSEUMS OF FINE ARTS OF BELGIUM Press - Barbara Porteman [email protected] - +32 (0)2 508 34 08 www.fine-arts-museum.be 1 SUMMARY 1. EDITORIAL BY MICHEL DRAGUET 3 2. PRESS RELEASE 7 3. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM, A BEACON OF BELGIAN HERITAGE 8 4. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM WITH EDUCATEAM 20 5. A TECHNICAL CHALLENGE 21 6. A UNIQUE MULTIDISCIPLINARY PARTNERSHIP 24 7. MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM AND BASE DESIGN 30 8. EUROPALIA INDIA 31 9. VISITOR INFORMATION 32 2 1. EDITORIAL BY MICHEL DRAGUET Many contemporary studies see a major role for culture and, more particularly, for cultural heritage, in the development of an economy in Europe in order to break out of the crisis. Characterized as “old” and aware of the need to develop an economy based on sustainable development, Europe has to draw a vital impulse from what makes it historically distinctive : a knowledge economy rooted in a heri- tage that brings together, within a single perspective, natural sites and the evidence of an unrivalled past. In 2009 the first edition of the Forum d’Avignon emphasized this dual aspect of the development of our territory that would combine sustainable development with the promotion of our cultural heritage.
    [Show full text]
  • Burial, Reburial, and the Thuja Tree
    Afterword Burial, Reburial, and the Thuja Tree Dr. Gachet placed a small ornamental tree on the first grave of Vincent van Gogh. The initial burial arrangement was for a fifteen year, nonrenewable concession, and on June 9, 1905, a new and bigger site was arranged by Johanna van Gogh-Bonger, to be held in perpetuity. On June 15, 1905, Vincent's remains were duly transferred. Dr. Gachet's son recalled how the roots of that ornamental tree had completely entwined the casket, and it was indeed remarkable that the shrub survived extrication and transplanta­ tion to the Gachet garden. When I first saw that ornamental tree it was almost one hundred years old and almost as tall as the three-storied house. It is a thuja tree, Thuja occidentalis, source of thuja oil and namesake of thujone. The most toxic constituent in absinthe was thujone. * Vincent was enamored of cypress trees in the south of France and he incorporated symbolic, flame-like renditions of them in several canvases from St. Remy. The cypress does not grow as far north as Auvers, but Vincent maintained the same style and symbolism when he painted the ornamental trees in Dr. Gachet's garden. This had undoubtedly inspired the choice of grave decoration. It was indeed an unwittingly pathetic choice to have a thujone-bearing plant on his mortal remains for fifteen years. * Arnold WN. 1988. Vincent van Gogh and the thujone connection. Journal o/the American Medical Association 260: 3042-3044. Acknowledgments Special thanks are due to my colleague Loretta Loftus for sharing ideas about the illness ofVincen t van Gogh, making her extensive library available to me, and checking quotations.
    [Show full text]
  • La Réforme, No. 56 (25 Février 1885). Letter from Fernand Khnopff
    1885 Khnopff, Fernand, « Lettre adressée à La Réforme, » La Réforme, no. 56 (25 février 1885). Letter from Fernand Khnopff to La Réforme Lundi soir Monsieur, Vous écrivez dans la Réforme du 23: « M. Khnopff a pris, pour incarner Léonora, la tête, d’une frappante ressemblance, d’une de nos artistes lyriques les plus belles et les plus applaudis. » C’est faux. J’ai trouvé dans la description éparai de Joséphin Péladan (entre pages 2, 23, 69, etc.) les traits caractéristiques de ma figure; lorsque j’ai été averti de la ressemblance, j’ai fait tout ce qui était possible pour l’atténuer et si, à l’exposition, je n’ai pas retiré le dessin, c’est qu’on était loin de s’accorder sur la « frappante ressemblance. » Quant au reproche, venant d’autre part, d’ « avoir abusé de la complaisance de Mme. Caron pour exposer aux tableau dont elle repousse tout espèce de collaboration, alors que j’étais venu chez elle pour faire son portrait en tenue de ville, » il est absolument ridicule. Le portrait—commandé—est vu d’un tout autre coté que le dessin, et si j’avais voulu « prendre la tête » de Mme. Caron, il eut été plus facile et surtout plus rapide de me servir d’une photographe. Veuillez, Monsieur, insérer dans votre prochain numéro ces explications définitives et agréer l’expression de mes sentiments distingués. Fernand Khnopff P.S. Dans l’intérêt de l’art, je conseille à Félicien Rops de ne pas risquer, en ce moment, un exposition de son œuvre, ou ne se comptant plus les « têtes, d’une frappante ressemblance, d’une de nos artistes lyriques les plus belles et les plus applaudis.
    [Show full text]