6018 Gentse Bijdr 06 Santvoort*
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DE MISE-EN-SCÈNE VAN HET 19DE-EEUWSE KUNSTENAARSATELIER LINDA VAN SANTVOORT De tentoonstelling Mise-en-scène. Keizer Karel en de verbeel- lyse van de historische beeldvorming: hoe bepaalde scènes in ding van de negentiende eeuw1 bracht lang vergeten historie- beeld werden gezet en de aandacht die daarbij uitging naar stukken en hun makers opnieuw in de belangstelling. Een decor, rekwisieten en de totaliteit van de beeldcompositie. van de aandachtspunten in deze tentoonstelling was de ana- Het leggen van een relatie tussen deze beeldvorming en de Afb. 1. Lourens Alma Tadema, Mijn atelier, 1867. – Groningen, Collectie Groninger Museum. (Foto John Stoel) 114 LINDA VAN SANTVOORT manier waarop de kunstenaar zijn eigen leef- en werkomge- in oosterse stijl met Perzische divans en tapijten, gordijnen ving wist te ensceneren, leek een goed uitgangspunt, te meer van geborduurde zijde en een plafond in ‘Alhambra stijl’. daar historieschilders zich bij uitstek hebben toegelegd op dit De kamer is voorgesteld in een schilderij van Anna Alma aspect. De hierna ten tonele gevoerde kunstenaarsateliers Tadema, dochter van de kunstenaar. Het is een zeer waar- hebben een grote aandacht voor de mise-en-scène van hun heidsgetrouwe weergave, want verschillende objecten, inrichting met elkaar gemeen. De geciteerde en besproken onder meer de aan het plafond hangende vogelkooi, wer- voorbeelden worden niet strikt chronologisch behandeld den na de dood van de kunstenaar vermeld in de veiling- maar voornamelijk op basis van stijl en vormelijke overeen- catalogus van zijn inboedel.7 De ontploffing in 1874 die komsten. Bijzondere aandacht gaat uit naar de contacten zware schade aanrichtte aan Townsend House was de aanlei- tussen de kunstenaars, soms over de grenzen heen, die heb- ding tot de herinrichting met een opmerkelijke combinatie ben bijgedragen tot het stimuleren van de ateliercultuur.2 van oosterse (onder meer Japanse) en Pompeijische invloe- den. Toch kon deze woning op termijn de kunstenaar niet De 19de eeuw wordt gekenmerkt door het fenomeen van bevredigen. Tadema’s laatste woning8 was groter en nog de ‘ateliercultuur’. Kunstenaars hechtten uitermate veel luxueuzer dan de voorgaande en opgevat als een suite van belang aan de inrichting en decoratie van de leef- en werk- ruimten die naar het atelier toe culmineren. Het atelier omgeving. Niet zelden was het de kunstenaar zelf die ver- was een hoge en grote kamer onder een koepel die met antwoordelijk was voor het ontwerp van woning en atelier, aluminiumverf was beschilderd om de lichtinval in het en de inrichting ervan. De meest luxueuze en representa- vaak erg sombere Londen te optimaliseren. De lichtweer- tieve voorbeelden van ‘kunstenaarspaleizen’ zijn te vinden kaatsende verf lag aan de basis van de ‘iriserende’ kleuren in Parijs, München, Wenen, Londen en Brussel. van de schilderijen die in dit atelier tot stand werden gebracht. In het atelier was er een alkoof waarvan het ven- ster achter een scherm in onyx verborgen zat (afb. 2). Die Lourens Alma Tadema alkoof vormde het decor van het schilderij in Mijn atelier (1893) en ook hier weer speelt Tadema in het schilderij de Bij wijze van introductie kan een blik achter de schermen rijkdom uit van de materialen en het speciale effect daar- van de Londense atelierwoningen van Lourens Alma Tadema van op de lichtinval.9 Geheel in overeenstemming met de (1836-1912) als sfeerschepping tellen. Deze kunstenaar van Friese afkomst verbleef een tijd in Antwerpen en Brussel3 en vestigde zich vanaf 1870 definitief in Londen. Hij werd een van de meest gewaardeerde en zeker een van de best betaalde schilders van het Victoriaanse Engeland. Alma Tadema ver- klaarde in 1899 in een interview: ‘Ik heb altijd ervaren dat het licht en de kleur in een atelier een grote invloed op me had (sic) in mijn werk. Ik schilderde eerst in een studio met zwart gedecoreerde panelen. Vervolgens was ik in mijn atelier in Brussel omgeven door een felrode kleur, terwijl ik in Lon- den, in Townsend House, Regent’s Park, werkte onder invloed van een lichtgroene tint. Tijdens de winter die ik in Rome doorbracht in 1875-76, toen ik gedwongen was mijn huis in Londen te verlaten als gevolg van een explosie aan het Regent’s Canal, probeerde ik het effect uit van een witte stu- dio. Zoals u ziet is de overheersende kleur momenteel zilver- achtig wit, en dat komt volgens mij het best overeen met mijn huidige stemming, artistiek gesproken.’4 Mijn atelier (1867) (afb.1) is de voorstelling van zijn Brus- selse werkplaats5, die toen al door tijdgenoten werd opge- merkt wegens de ongewone en persoonlijk-decoratieve stijl.6 In Londen gearriveerd kocht hij een woning die hij volledig verbouwde naar eigen smaak. Townsend House werd naar eclectische gewoonte ingericht, elke kamer kreeg er een eigen stijl. Tadema maakte uitvoerig gebruik van Afb. 2. Lourens Alma Tadema aan het werk in zijn textiel in de aankleding: deuren werden verwijderd en ver- Londense atelier. – Leeuwarden, Collectie Fries Museum vangen door gordijnen. Een van de kamers was ingericht (Foto Johan van der Veer) DE MISE-EN-SCÈNE VAN HET 19DE-EEUWSE KUNSTENAARSATELIER 115 Victoriaanse traditie vormde deze kunstenaarswoning het dige reconstructies van klassieke architectuur in zijn schil- gedroomde decor voor ontvangsten: ‘Een paar ezels met derijen. Een buitengewone eer voor iemand die geen aangelegde schilderijen, omhangen met een losse draperie architect was.11 uitgestald voor bezoekers, die op de maandagsche recepties het vertrek vullen met gefluisterde lachcomplimentjes, zij- Tadema’s interesse voor het interieur zoals hij die vooral in degeritsel en gedempt gepraat, dat door sierlijk declameren zijn eigen woningen tentoonspreidde, kan op vele manie- met parasol of hoed wordt toegelicht. (…) Hier en daar ren zijn aangewakkerd. Er is de onbetwistbare invloed van zijn gezellige hoekjes met lage stroo-stoelen tusschen dra- de Victoriaanse kunstenaars die in sommige Londense wij- perieën, ingericht voor een babbelpartijtje en een kopje ken elkaar de loef afstaken met hun paleizen. Townsend afternoon tea.’10 House moest zeker niet onderdoen voor de woning van Frederic Leighton (1830-1896).12 Toch menen we te Sir Lawrence Alma Tadema oogstte succes met zijn atelier- mogen stellen dat de kiem van Lourens Alma Tadema’s en interieurdecoratie en trad herhaaldelijk op als interi- interesse voor de interieurdecoratie al veel vroeger was eurontwerper. Dat leverde hem in 1906 een medaille op gelegd. De invloed van zijn Antwerpse leermeester Henri van het Royal Institute of British Architects, toegekend om Leys (1815-1869), die zelf uitzonderlijk veel aandacht zijn verdienste voor de architectuur, in het bijzonder voor schonk aan de inrichting van zijn woning, moet hier zeker de inrichting van zijn eigen woning en voor de vakkun- een rol hebben gespeeld. Afb. 3. Henri De Braekeleer, De eetkamer in de woning van Henri Leys, 1869. – Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. 116 LINDA VAN SANTVOORT Henri Leys Dit brengt ons naar een van de vroege en expliciete expo- nenten van de ateliercultuur in België. Henri Leys bouwde in 1855 een woning aan de Antwerpse Meir- steeg13, mogelijk naar ontwerp van architect Joseph Schadde.14 De gevel van deze woning is gekenmerkt door een voor die tijd typische overgangsarchitectuur, waarbij het strakke neoclassicisme stilaan plaats ruimde voor een meer plastisch uitgewerkte vormentaal. Vooral wat er zich achter die gevel bevond, maakte grote indruk op de tijd- genoten, zoals blijkt uit de beschrijving van toenmalig stadsarchivaris P. Génard: ‘De voorzael in modernen trant Afb. 4. Eugène Dubois, Gezicht in het atelier van Leys, 1869. gebouwd, is met pracht versierd. Haer voornaemste toei is – Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, Prentenkabinet. echter het heerlyke afbeeldsel van mevrouw Leys door den (© KBR) heer Josef Lies geschilderd (…). Dan treedt men in schil- ders galery, verrykt met voortbrengselen van verscheidene oude meesters. (…) Hiernaest bevindt zich de groote zael; bestond erin om de werkruimte af te schermen van de aen dit vertrek hebben en schilder en bouwmeester een buitenwereld. byzonder karakter gegeven. In ogivalen trant gebouwd, treft zy het oog door hare keurige en ryke versieringen. Een prent van de hand van Eugène Dubois (1839-?), Hier is alles zynnebeeldig; alles heeft zyne bediedenis. De Gezicht in het atelier van Henri Leys (1869) (afb. 4), geeft zoldering, in verscheidene vakken verdeeld, bevat een aen- een idee van de inrichting van de werkruimte. Die is zo tal schildekens met de teekens der kunst, en de naemlet- goed als volledig vrijgehouden voor een grote schilders- ters van schilders kinderen. (…) De oppervlakte der ezel. Kroonstuk in het atelier is de monumentale schouw muren is in twee deelen gescheiden; het ondere is met van een (neo)gotisch type met dito kachel. Het schrijn- sierlyk houtwerk bekleed; het hoogere bevat de meester- werk en de kasten in renaissancestijl en de in ateliers zo achtige fries (…).Wanneer de indruk is verdwenen, welke vaak voorkomende chaise Rubens17 ondersteunen het de gotische zael op het gemoed hebben gemaekt, dan decor dat als ‘rustiek’ kan worden bestempeld.18 Eugène wordt de bezoeker getroffen door het schilderachtige uit- Dubois koos bij deze voorstelling voor een standpunt zicht waarop zyn oog plotselings wordt geroepen. Hy met het ateliervenster achter zich. De prent laat ook een opent de deur der zael, en zie, hy denkt zich in eenen zenitale lichtinval vermoeden. Uiterst links is er nog een andere luchtstreek te bevinden.