<<

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

De europeanisering van regionale nationalistische partijen in de Europese Vrije Alliantie (EVA)

Wetenschappelijke verhandeling

aantal woorden: 24.898

LENNERT HOEDAERT 00601739

MASTERPROEF EU-STUDIES

PROMOTOR: PROF. DR. HENDRIK VOS

COMMISSARIS: DR. ELINE DE RIDDER

COMMISSARIS: DR. FERDI DE VILLE

ACADEMIEJAAR 2011 - 2012 Abstract

Regionale nationalistische partijen, zoals de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) en de (SNP), profileren zich als pro-Europese partijen. Ondanks het feit dat de EU voorlopig amper aan hun zelfbeschikkingseisen tegemoet kwam, is ook hun Europese koepel, de Europese Vrije Alliantie (EVA), sinds haar oprichting een pro-Europese partij. Deze scriptie is een poging tot een nieuwe benadering van de europeanisering van regionale nationalistische partijen in de EVA en dit voor de periode van 2004 tot vandaag.

De laatste studie over bottom-up europeanisering in de EVA dateert uit 2002. De Winter & Gómez-Reino beschouwden de EVA als een voorbeeld van europeanisering en besloten dat deze Europese politieke partij in de loop van haar bestaan succesvol een programma gebaseerd op een democratisch, geweldloos en antiracistisch pro-Europees "inter-nationalisme", het meerlagige federalistische model en de aandacht voor new politics kon samenstellen. We stelden vast dat de EVA, haar core business, het democratisch nationalisme, ook na 2004 kon europeaniseren, maar zich sinds de late jaren '00 minder profileert met het meerlagige federalistische model en new politics.

Om bovenstaande vaststelling te verklaren en omdat er te weinig studies bestaan over de reactie van regionale nationalistische partijen op de EU, werd aan de studie een top-down dimensie toegevoegd. In navolging van Kopecky & Mudde (2002) en Elias (2009 maken we een onderscheid tussen de positie van regionale nationalistische partijen tegenover de Europese realiteit (de evolutie van de EU) en hun Europees idee (of ze zich kunnen vinden in het programma van de EVA). Hun ideologisch programma, (binnenlandse) politieke toestand en traditie met transnationale relaties waren hierin bepalend. De meerderheid van de negen onderzochte partijen zijn euro optimistisch of eurokritisch, en voelen zich volledig thuis in de ideologie van de EVA. Drie uitzonderingen zijn eerder europragmatisch of eurorealistisch. Vooral voor deze partijen is de EVA een middel om hun Europese symboliek in de verf te zetten.

1 Dankwoord

Als thesisstudent wil je af en toe een lopende band zijn die de hoofdstukken zonder nadenken produceert. Zo gaat het dus niet in zijn werk. Het voorbije schrijfjaar was één van vallen en opstaan. Maar gelukkig blijf je een gezond mens en word je bijgestaan door mensen die je met kennis, inspiratie en moedige woorden vooruit helpen. Hen ben ik veel dank verschuldigd.

Er zijn twee professoren die ik wil bedanken voor de begeleiding doorheen mijn studieloopbaan aan de faculteit Politieke Wetenschappen. Het was prof. dr. Hendrik Vos die tijdens de lessen "Europese Politieke Integratie" mijn interesse in de EU opwekte. Verder toonde hij interesse in een minder evident onderwerp als regionaal nationalisme en was hij steeds beschikbaar voor tips. Ook ben ik prof. dr. An Schrijvers dank verschuldigd voor de boeiende lessen "Actuele Vraagstukken van de EU-politiek" en voor het nuttig advies voor mijn scriptie.

Een bijzondere dank gaat uit naar EVA-directeur Günther Dauwen voor zijn inhoudelijk advies, interessante gesprekken en anekdotes. Daarnaast heeft hij mij tijdens een academische stage laten kennis maken met alle facetten van de EVA. Ook Eva Bidania Ibargutxi, Olrik Bouma en Ignasi Centelles waren aangename en boeiende bureaucollega's. Zonder hen was ik nooit tot in de bureaus en vergaderzalen van het Europees Parlement en tot bij de Europarlementsleden geraakt.

Last maar zeker not least wil ik ook mijn persoonlijke entourage bedanken. Mijn ouders hebben mij de kans gegeven om in Gent een tweede universiteitsstudie aan te vangen en deze scriptie opnieuw tot de laatste letter gesteund en aangemoedigd. Een speciale dank wil ik richten aan Steffi Coppens voor de ontelbare lieve woorden en het grenzeloze vertrouwen dat ik nodig had om deze scriptie tot een goed einde te brengen.

2 Inhoudstafel Abstract 1 Dankwoord 2 Inhoudstafel 3 Lijst van afkortingen 6 Hoofdstuk 1: Regionaal nationalisme en Europa 8 1.1. Inleiding 8 1.1.1. Drie onderzoeksvragen 9 1.1.2. Drie hypothesen 10 1.2. Methodologie 11 1.2.1. Afbakening van tijdsperiode en selectie van partijen 11 1.2.2. De bronnen 13 1.2.3. Analysemethode en inhoudsoverzicht 14 Hoofdstuk 2: Regionale nationalistische partijen en europeanisering 17 2.1. Regionale nationalistische partijen 17 2.2. De europeanisering van regionale nationalistische partijen 18 2.2.1. De eenrichtingsvisie 18 2.2.2. De vele gezichten van europeanisering 19 Hoofdstuk 3: De evolutie van de EVA van losse federatie naar erkende Europese politieke partij 21 3.1. Van grensoverschrijdende contacten naar federatie 21 3.2. Van federatie naar "Europartij" 24 3.3. De EVA, "Europese politieke partij" 26 Hoofdstuk 4: Analyse van de EVA sinds 2004 27 4.1. Het Baskische vredesproces 27 4.2. Van multilevel governance naar internal enlargement 29 4.2.1. Europa niet langer de initiator van regionale zelfbeschikking 30

3 4.2.2. Van regio's naar "opkomende staten" 30 4.2.3. Onafhankelijkheid in Europa 32 4.3. Van new politics naar de core business? 33 4.3.1. De sociale tekst 34 4.3.2. De Groene connectie 36 Hoofdstuk 5: De europeanisering van de EVA-partijen 39 5.1. Bloque Nacionalista Galego (BNG) 39 5.1.1. Het programma 40 5.1.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 42 5.1.3. Traditie met transnationale relaties 43 5.2. Die Bayernpartei (BP) 44 5.2.1. Het programma 45 5.2.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 47 5.2.3. Traditie met transnationale relaties 47 5.3. (EA) 48 5.3.1. Het programma 48 5.3.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 51 5.3.3. Traditie met transnationale relaties 52 5.4. Esquerra Republicana de Catalunya (ERC) 52 5.4.1. Het programma 53 5.4.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 53 5.4.3. Traditie met transnationale relaties 56 5.5. De Fryske Nasjionale Partij (FNP) 57 5.5.1. Het programma 58 5.5.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 59 5.5.3. Traditie met transnationale relaties 60 5.6. De Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) 61 5.6.1. Het programma 61

4 5.6.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 64 5.6.3. Traditie met transnationale relaties 65 5.7. - The Party Of 66 5.7.1. Het programma 67 5.7.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 70 5.7.3. Traditie met transnationale relaties 71 5.8. Partido Sardo d'Azione (PSd'Az) 72 5.8.1. Het programma 73 5.8.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 74 5.8.3. Traditie met transnationale relaties 75 5.9. Scottish National Party (SNP) 76 5.9.1. Het programma 76 5.9.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij 79 5.9.3. Traditie met transnationale relaties 79 Hoofdstuk 6: Algemeen besluit 81 Bibliografie 84 Partijbronnen 84 Interviews 84 Wetenschappelijke literatuur 85 Mediabronnen 88 Partijstandpunten 88

5 Lijst van afkortingen

ALPE Autonomie - Liberté - Participation - Ecologie APL Alleanza di Popoli Liberi BP Bayernpartei BNG Bloque Nacionalista Galego CA Chunta Aragonesista CDC Convergència Democràtica de Catalunya CiU Convergència i Unió CSU Christlich-Soziale Union EA Eusko Alkartasuna Edp(-V) Europa de los pueblos(-Verdes) EC Europese Commissie EG Europese Gemeenschap ELV Elsass-Lotharingischer Volksbund EPG Europese Groene Partij ERC Esquerra Republicana de Catalunya EMU Europese en Monetaire Unie EU Europese Unie EVA Europese Vrije Alliantie EVP Europese Volkspartij FNP Fryske Nasjonale Partij IGC Intergouvernementele Conferentie LA Lausitzer Allianz LN LVR Repubblica MEP Europarlementslid MSI Movimento Sociale Italiano N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie OSF Onafhankelijke Senaatsfractie PCTVL Par Cilveka Tiesibam Vienota Latvija PDB Partei Deutschsprachiger Belgier PEL Partij van Europees Links PES Partij van Europese Socialisten

6 PNC Partitu di a Nazione Corsa PNV Partido Nacionalistat Vasco ProDG Pro deutschsprachigen Gemeinschaft PSd'Az Partito Sardo d'Azione PSG Partido Socialista Galego R&PS Fédération Régions et Peuples Solidaires RAS Ruch Autonomi Slaska RMDSZ Romániai Magyar Demokrata Svövetség SAV Strollad ad Vro SLP Sociaal-Liberale Partij SNP Scottish National Party SSW Südschleswigscher Wählerverband STF Süd-Tiroler Freiheit UDB Union Démocratique Bretonne UG Unidade Galega UPC Unione di Populu di Corsi UPG Union do Povo Galego VB Vlaams Belang VU Volksunie VVB Vlaamse Volksbeweging

7 HOOFDSTUK 1: Regionaal nationalisme en Europa

1.1. Inleiding

In 2011 kwamen regionale nationalistische partijen zoals de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) en de Scottish National Party (SNP) regelmatig in de media omwille van hun Europese standpunten. De Vlaams-nationalisten werden wel eens als eurosceptici bestempeld (De Morgen, 27 april 2011). In de commotie rond het veto van David Cameron op de Europese Top van december 2011, waarin hij weigerde om het Begrotingsverdrag te onderschrijven, leek het of de Schotse nationalisten eurofieler waren dan de Engelsen (Radio 1, 12 december 2012). Maar de N-VA stemde wel in met de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon (Matthias Diependaele, N-VA, 2009) terwijl de SNP beide verdragen afkeurde. Toch profileren zowel de N-VA als de SNP zich duidelijk als "pro-Europese" partijen. Hetzelfde geldt voor de Europese Vrije Alliantie (EVA), de Europese politieke partij waar ze respectievelijk sinds 2010 en 1989 deel van uitmaken maar die nog nooit de volledige regionale nationalistische familie vertegenwoordigde (De Winter en Lynch, 2008: 2). Toen Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, stelde dat hij geen enkele nationalistische partij in de EU kent die pro-Europees was, waren de N-VA en haar zusterpartijen in de EVA meteen in het harnas gejaagd (Frieda Brepoels, N-VA, 30 oktober 2010).

De vraag bleef wat de EVA en haar regionale nationalistische lidpartijen in de loop van hun geschiedenis "pro-Europees" heeft gemaakt. In deze scriptie onderzoeken we ook hoe regionale nationalistische partijen van 2004 tot vandaag het programma van de EVA beïnvloed hebben en of deze Europese politieke partij op haar beurt een impact had op hun programma. Tenslotte doen we een poging om de combinatie tussen regionaal nationalisme en new politics binnen de EVA te onderzoeken.

Met dit onderzoek willen we een bijdrage leveren aan de studie van de relatie tussen regionale nationalistische partijen en Europese integratie. Waarom? Ten eerste bestaan er weinig studies over de reactie van regionale nationalistische partijen op de EU. Ten tweede is er nood aan een nieuwe studie over de europeanisering van regionale nationalistische partijen in de EVA. Ten

8 derde is de mogelijke link tussen regionaal nationalisme en de new politics-thesis nog maar weinig in een wetenschappelijk daglicht geplaatst.1

1.1.1. Drie onderzoekvragen

Ten eerste stellen we dat een gezonde euroscepsis tegenover de EU hand in hand gaat met een geloof in een "alternatief" Europees project. Dat geldt voor zowel regionale nationalistische partijen als hun Europese koepel die haar eigen Europese verkiezingsmanifesten opmaakt en zelf beleidsposities inneemt (De Winter en Lynch, 2008: 3). Zo komen we tot de eerste onderzoeksvraag. Wat houdt het "alternatief Europa"-discours van de EVA sinds haar oprichting in en heeft ze dat programma na 2004 verder kunnen verdiepen?

Ten tweede willen we weten voor welke regionale nationalistische partijen de EVA een belangrijke opportuniteitsstructuur blijft. Geloven de regionale nationalistische partijen nog in de zogenaamde uithollingshypothese -- het door de EVA gesteunde idee dat staatsloze naties en de EU samen de macht van de vijandige staat kunnen uithollen --, of kunnen we sinds de teleurstellende Conventie voor de Toekomst van Europa (2002-2003) een paradigmaverschuiving in het gebruik van de EU voor nationalistische doeleinden vaststellen?

Ten derde vragen we ons af wat "progressief" inhoudt in het nationalisme van de EVA en haar "lidpartijen". Heeft dit adjectief een brede "civiel nationalistische" of een diepere betekenis die kan verbonden worden met new politics? Van Atta (2003: 1) ging op zoek naar de link tussen regionaal nationalisme en new politics maar dan in de ledenstructuur. Hanley (2008: 175) legde de verbinding tussen de EVA en de Groenen niet uit aan de hand van Ingleharts new politics-theorie, maar onderscheidde wel gemeenschappelijke ideologische voorkeuren: grass-roots politiek, aandacht voor mensenrechten, duurzame ontwikkeling, solidariteit met de Derde Wereld en voorkeur voor pacifisme boven unilateralisme.

1 Door Ronald Inglehart (1977) geformuleerd als de transformatie in sociaal-psychologische prioriteiten van materiële naar post-materiële waarden, ofwel de "stille revolutie". Volgens Thomas Pogunkte (1987) staat New Politics onder meer voor democratische besluitvorming en participatiepolitiek en de promotie van een politieke agenda gebaseerd op milieubescherming, nucleaire ontwapening en gelijke rechten (beiden geciteerd in Van Atta, 2003: 34). Voor Van Atta zijn ecologie, feminisme, pacifisme, anti-militarisme en homorechten belangrijke onderdelen (ibidem: 49).

9 1.1.2. Drie hypothesen

We vertrekken vanuit de premisse dat de impact van de EVA als Europese politieke partij op haar regionale nationalistische partijen nog te veel onderschat wordt. We beschouwen de EU, en meerbepaald de EVA, in navolging van Lynch (1996), De Winter en Gomez-Reino (2002) en Lynch en De Winter (2008), als een opportuniteitsstructuur voor regionale nationalistische partijen. De EVA werd zelfs met de jaren belangrijker en is sinds 2004 een erkende vzw en ontvangt jaarlijks een financiële subsidie van de EU. Tegelijk houden we vast aan de nieuwe, multidimensionele visie, en meerbepaald aan het analysemodel van Kopecky & Mudde (geciteerd in Elias, 2003; 2009) en Elias (2009) dat een onderscheid maakt tussen posities tegenover het "echte" Europa (de EU als opportuniteitsstructuur) en het discours over een "alternatief" Europa (het politiek programma van de EVA). Bovendien stelde Elias (2003: 8) dat bij regionale nationalistische partijen het discours niet altijd overeen komt met de werkelijke positie tegenover Europa.

In navolging van De Winter en Gomez-Reino (2002) beschouwen we de EVA van na 2004 als een voorbeeld van europeanisering en proberen we onze drie onderzoeksvragen te beantwoorden.2 We gaan ervan uit dat de EVA als Europese politieke partij ook na 2004 de core business van deze partijen -- zelfbeschikking, autonomie en identiteit -- succesvol kon europeaniseren onder de koepel van een democratisch, geweldloos en anti-racistisch "pro-Europees inter-nationalisme". We gaan ervan uit dat de EVA, in tegenstelling tot de jaren negentig, sinds 2004 meer moeite heeft om het meerlagig federalistisch institutioneel model als een reëel toekomstperspectief over te brengen aan haar partijen, en op die manier ook de kansen zag slinken om ze te bekeren tot een gematigd eurocriticisme of zelfs euro-enthousiasme. We gaan ervan uit dat de EVA haar politieke agenda nog steeds op basis van het principe van de "minst gedeelde deler" moet samenstellen en de aandacht voor new politics een middel blijft om de zichtbaarheid van traditionele ideologische verschillen tussen links en rechts te reduceren.

2 De Winter en Gomez-Reino Cachafeiro beschreven drie belangrijke karakteristieken die de EVA profileerden. Ten eerste liet het de EVA als regionale nationalistische partijfamilie toe een gemeenschappelijk, democratisch en geweldloos pro-Europees "inter-nationalisme" te definiëren. De EVA staat alleen open voor regionale nationalistische partijen die een inclusief nationalisme en democratie omarmden. Ten tweede ontstond een bredere politieke agenda op basis van het principe van de "minst gedeelde deler" dat meer zichtbaarheid gaf aan new politics en op die manier de traditionele ideologische verschillen kon reduceren. Naast zelfbeschikking was er ook aandacht voor duurzaamheid inzake milieu, energie en vrede. Ten derde heeft de EVA haar partijdoelstelling van een meerlagig federalistisch institutioneel model kunnen europeaniseren en daarmee haar eurosceptische leden de kans gegeven zich te bekeren tot een Europese ideologie (De Winter en Gómez-Reino, 2002: 17).

10 1.2. Methodologie

1.2.1. Afbakening van tijdsperiode en selectie van partijen

2004 als cesuur We kozen 2004 als cesuur omdat ten eerste in dat jaar de EVA een Europese politieke partij werd, vroeger aangeduid als een Europese partijfederatie, of ook “europartij”, “(pan-)Europese partij” of “transnationale partij”. Enkele maanden voor de Europese verkiezingen, op 26 maart 2004, vormde de EVA zich in Barcelona om tot een volwaardige Europese politiek partij, met in haar schoot ook een jongerenorganisatie. De evolutie van federatie naar politieke partij had te maken met diverse redenen: rechtspersoonlijkheid, financiering en praktische redenen. De partijwerking vroeg steeds meer inspanningen van de europarlementairen en hun medewerkers, en het was steeds moeilijker om dit te combineren met het werk in het EP (Vanhaelewyn, 2006: 40-41). Ten tweede vond in 2004 de grootste EU-uitbreiding ooit plaats. De uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten had nadelige gevolgen voor de EVA en de regionale nationalistische partijfamilie in het algemeen omdat ze de balans deed verschuiven weg van lidstaten met sterke regionale nationalistische bewegingen (De Winter en Lynch: 2008).

Onderzochte partijen Maar liefst veertig partijen zijn lid van de EVA.3 Omwille van die omvang, tijdsgebrek, vele taalbarrières en een gebrek aan wetenschappelijke verhandelingen over relatief kleine regionale nationalistische partijen is het onrealistisch om een alles omvattende studie over de volledige EVA te maken. Daarom selecteren we onze casussen op basis van drie criteria van de "mainstream- ness" van partijen die volgens Ray (2004) bepalend zijn in hun gedrag tegenover de EU (Ray: 2004).

3 De aangesloten partijen zijn: Alands Framtid, Autonomie - Liberté - Participation -Ecologie (ALPE), Bayernpartei (BP), Bloque Nacionalista Galego (BNG), Chunta Aragonesista (CA), , Enotna Lista, Esquerra Republicana de Catalunya (ERC), Eusko Alkartasuna (EA), Fryske Nasjonale Partij (FNP), (LVR), Ligue Savoisienne, Lista per Fiume, , Moravana, Mouvement Région Savoie, Nieuw- Vlaamse Alliantie (N-VA), Omo Ilinden Pirin, Partido Andalucista, Partit Occitan, Partit Socialista Mallorca, Partito Sardo d'Azione (PSdAz), Partitu di a Nazione Corsa (PNC), Plaid Cymru-the Party of Wales, Pro DG, Ouranio Toxo (Griekse Regenboogpartij), Ruch Autonomi Slaska, Scottish National Party (SNP), Slovenska Skupnost, Sociaal Liberale Partij (SLP), Strana Zivnostnikov Slovenska, Südschleswigscher Wählerverband, Süd-Tiroler Freiheit, Union Démocratique Bretonne (UDB), Unitat Catalana en . De partijen met waarnemersstatus zijn Par cilveka tiesibam vienota Latvija (PCTVL), Lausitzer Allianz, Schleswigsche Partei en Aralar. Website EVA (laatst geraadpleegd op 17 juli 2012).

11 De eerste voorwaarde is de meest complexe: ideologisch extremisme. Aangezien de EVA gelooft in een vredevolle en democratische politieke actie en elke vorm van geweld en extremisme afkeurt, kan dit geen geldige voorwaarde zijn. Toch bewijst Ray met deze voorwaarde dat de links/rechts-breuklijn en post-materialistische waarden niet mogen onderschat worden. Elias (2009: 29-42) wees op het belang van deze ideologische profilering bij regionale nationalistische partijen. De meeste EVA-partijen zijn centrum-links en (sociaal-)progressief te noemen (Vanhaelewyn: 49). Maar er zijn genoeg "uitzonderingen". De N-VA is economisch liberaal terwijl Süd-Tiroler Freiheit (STF) en Bayernpartei (BP) een eerder rechts-conservatief maatschappelijk profiel hebben. De Duitstalige regionalisten uit de Oostkantons Pro deutschsprachige Gemeinschaft (ProDG) zijn bijvoorbeeld christen-democraten. Union Démocratique Bretonne (UDB) en Bloque Nacionalista Galego (BNG) zijn dan weer links- nationalisten.

Een tweede voorwaarde is de populariteit van de partij. We kunnen zeggen dat de samenstelling van de EVA wat electoraal succes betreft zeer divers is. De SNP en de N-VA staan vandaag de dag op een eenzame hoogte. Plaid Cymru, Esquerra Republicana de Catalunya (ERC) en BNG kunnen in hun respectieve regio's als middenmotors beschouwd worden. BP, Eusko Alkartasuna (EA), Fryske Nasjonale Partij (FNP) en Partito Sardo d'Azione (PSd'Az) zijn in termen van populariteit "kleinere" partijen.

De derde voorwaarde is deelname aan de macht op het regionale niveau. Opnieuw staan de SNP en de N-VA bovenaan; beiden zetelen in een regionale regering met wetgevende bevoegdheden. Daarnaast zetelen nog vijf andere EVA-lidpartijen in een regering: FNP, ProDG, Psd'Az, RAS en SSW. In een recent verleden hebben ook Plaid Cymru, ERC, BNG en EA deelgenomen aan een regionale regering.

Na selectie op basis van bovenstaande criteria kwamen we tot een gevarieerde groep van negen EVA-partijen: de Vlaamse N-VA, de Schotse SNP, de Welshe Plaid Cymru, BNG uit Galicië, de Catalaanse ERC, EA uit Baskenland, de Friese FNP, BP uit Beieren en tenslotte PSd'Az uit Sardinië.

We moeten er wel op wijzen dat de EVA-partijen uit de nieuwe lidstaten van 2004 en 2007 in dit onderzoek niet aan bod komen. Volgens Kymlicka (geciteerd in Keating, 2004: 375) is regionaal nationalisme veel moeilijker toepasbaar in Oost -en Centraal-Europa waar nationaliteiten niet

12 hetzelfde proces van territoriale consolidatie hebben ondergaan. Regionale nationalistische partijen uit Oost -en Centraal-Europa erbij betrekken, zou het onderzoek nóg complexer maken.

1.2.2. De bronnen

Primaire bronnen De primaire documenten van de EVA waren raadpleegbaar van 2004 tot heden: de notulen van alle algemene vergaderingen, bureaumeetings, conferenties en de algemene teksten van de partij zoals verkiezingsmanifesten en verklaringen. Voor de analyse van de afzonderlijke partijen deden we beroep op verkiezingsmanifesten, online standpunten over het doen en laten van de EU en archiefdocumenten uit de periode 2004-2009, zoals briefwisseling met de EVA.

Interviews Interviews met spilfiguren van de EVA werden aangewend om het onderzoek een originele insteek te geven, om hiaten in het verhaal op te vullen, om de respondenten te confronteren met actuele ontwikkelingen in de EVA en om persoonlijke visies te vergelijken met officiële documenten. Bij Kamerlid en N-VA-delegatieleider Jan Jambon en MEP Frieda Brepoels (N- VA), MEP 's Ian Hudghton en Alyn Smith (SNP), MEP Jill Evans (Plaid Cymru), MEP Ana Miranda (BNG), BP-leider Florian Weber, PSd'Az-delegatieleider Manuel Pirino en internationaal partijverantwoordelijken Jordi Solé (ERC), Lorena López de Lacalle (EA) en Sybren Posthumus (lid van het Friese regionale parlement voor FNP) werd telkens gepolst naar: - hetbelang van new politics (hier thema's als milieubescherming, pacifisme, sociale rechtvaardigheid, gendergelijkheid, etc.); - het belang van de core business (zelfbeschikking, autonomie en identiteit); - het symbolisch belang van metaforen zoals het "Europa van volkeren"; - belang van de vertegenwoordiging door de EVA- groep in het EP; - belang van de Europese realiteit voor de staatsloze natie of regio; - de algemene indruk van de EU binnen de partij vandaag; - het belang van Europese verkiezingen voor de partij.

Tenslotte vonden ook nog interviews plaats met EVA-voorzitter Eric Defoort (N-VA), directeur Günther Dauwen en politiek adviseur Eva Bidania over de evolutie en de invloed van de EVA sinds 2004, de drie soorten "lidpartijen" (cfr. infra.) en de toekomst van de EVA.

13 1.2.3. Analysemethode en inhoudsoverzicht

In hoofdstuk 2 verduidelijken we enkele moeilijke begrippen en leggen we het verband tussen regionaal nationalisme en Europa.

Vervolgens passen we een tweezijdige pragmatische aanpak toe waarbij we eerst de evolutie van de EVA (bottom-up) analyseren en vervolgens haar impact als Europese politieke partij (top- down) bekijken.

De bottom-up analyse beslaat twee hoofdstukken, 3 en 4, en spitst zich toe op de evolutie van de EVA met als hoofddoel: regionalisme ‘uploaden’ naar het EU-niveau. Regionale nationalistische partijen, waarvan sommige eerst in andere groepen zaten, organiseerden zich in de EVA omdat ze een gemeenschappelijke regionalistische agenda naar het EU-niveau wilden brengen.

Hoofdstuk 3 behandelt de evolutie van het programma tot 2004 en van de partij van losse federatie naar Europartij in de drie fasen van Niedermayer (geciteerd in Voerman, 2009): (1) grensoverschrijdende contacten vanaf 1979 (2) permanente organisatiestructuur (3) supranationale organisatie met 2004 als voorlopig eindpunt. Voor dit stuk maken we gebruik van onder meer De Winter & Gomez-Reino (2002) en Vanhaelewyn (2006).

Hoofdstuk 4 behandelt het uploaden van een regionalistische agenda naar het EU-niveau sinds 2004 en moet de eerste onderzoeksvraag beantwoorden. Hoe heeft de EVA als Europese politieke partij sinds 2004 haar programma kunnen verdiepen, en eventueel het Europese niveau kunnen beïnvloeden? Voor dit stuk raadplegen we ook literatuur, maar doen we vooral een eigen onderzoek op basis van de vernoemde primaire EVA-documenten zoals notulen van de Algemene Vergadering en Bureaumeetings en interviews met de medewerkers.

De top-down analyse in hoofdstuk 5 spitst zich toe op de mogelijke invloed van de EVA als Europese politieke partij op haar regionale nationalistische partijen. Wanneer kunnen we zeggen dat de EVA een belangrijke factor van europeanisering is? We operationaliseren deze onderzoeksvraag op basis van een eigen interpretatie van de parameters van Ladrech (2002). Het is belangrijk om na te gaan of partijen enkel en alleen hun retoriek veranderen, of zich daarnaast

14 ook actief inzetten op het Europese politieke niveau (in de EVA etc.). We letten in deze scriptie op de volgende aspecten: - Het programma: deze parameter zullen we kwalitatief opvullen met ondermeer de ideologische geschiedenis van de partij aan de hand van Gómez-Reino en Lynch (2006), Elias en Tronconi (2011), partijspecifieke publicaties en de studie van de Europese verkiezingsprogramma's van 2004 en 2009 waarin we op zoek gaan naar onder meer de aanwezigheid van de Europese en New Politics dimensie in hun verwijzingen naar "nationale" politiek; - De binnenlandse politieke toestand: hier meten we de status van de partij op het regionaal en statelijk niveau en of haar geloof in de Europese opportuniteitsstructuur hierdoor beïnvloed werd.4 Dit doen we vooral aan de hand van bestaande wetenschappelijke literatuur, aangevuld met informatie uit interviews; - Traditie met transnationale relaties is een belangrijk bewijs van impact door de EVA. Dit kan zowel binnen als buiten de grenzen van de lidstaat op een bilaterale of multilaterale wijze gebeuren. Dit onderzoeken we op basis van wetenschappelijke literatuur, archiefbronnen en primaire EVA-documenten.

De partijen kunnen we vervolgens in het afsluitende hoofdstuk 6 onderbrengen in de volgende typologie:

- regionale nationalistische partijen die de EVA als belangrijkste opportuniteitsstructuur voor de verbetering van het nationaal lot zien ("eurokritisch"); - regionale nationalistische partijen die zowel de EVA als de EU als opportuniteitsstructuur zien ("euro-optimistisch"); - regionale nationalistische partijen die vooral de EU als opportuniteitsstructuur zien ("eurorealistisch"); - regionale nationalistische partijen die de EU noch de EVA als opportuniteitsstructuur zien ("europragmatisch").

4 De status zal "gemeten" worden op basis van Pedersens model (geciteerd in Elias en Tronconi: 2011) en kan vijf fasen doorlopen: drempel van verklaring, drempel van toestemming, drempel van vertegenwoordiging, drempel van relevantie (potentieel om druk te zetten of coalitiepotentieel) en drempel van bestuur.

15 Houding tegenover het programma van de EVA EVA-gezind Minder EVA-gezind Houding EU-optimist Euro-optimistisch Eurorealistisch tegenover de evolutie van de EU-pessimist Eurokritisch Europragmatisch EU

16 HOOFDSTUK 2: Regionale nationalistische partijen en europeanisering

2.1. Regionale nationalistische partijen

Een eerste begrip, dat we moeten omschrijven, is de "regionale nationalistische partij". Waarom kozen we niet voor een andere terminologie? De term "nationalisme" ligt moeilijk voor bijvoorbeeld Bretoense en Friese regionalisten. Hoe definiëren we dan een "regionale nationalistische partij"?

Eerst zijn er de nogal strikte definities van regionalisme en nationalisme. Karolewski (2007: 12) heeft gelijk wanneer ze met regionalisme verwijst naar de territoriale, culturele of politieke identiteit van een regio die niet noodzakelijk streeft naar een eigen staat, zoals nationalisme. Nationalisme verwijst dan naar de territoriale, culturele en politieke identiteit van een natie. Maar volgens Karolewski hebben naties een "hogere toegangs- en exitbarrière dan de sociaal mobielere regio's". Anderen prefereren dan weer de term "etnoregionalistische partijen" (Dandoy, 2010: 196-197). "Regionalisme" slaat op de geografische of economische ruimte; "etno" op de gemeenschapsruimte. De tweede invulling blijft echter problematisch. Volgens Dandoy gaat het om een volk dat zich naast een culturele status ook een exclusieve groepsidentiteit aanmeet. Dat zou betekenen dat we pakweg de SNP op dezelfde exclusieve, etnische lijn als Vlaams Blok/Vlaams Belang (VB) en Lega Nord (LN) moeten plaatsen.

Ten tweede brengt de term "minderheidsnationalistische partijen" van Elias (2009), Hoppe (2010) en Lynch (1996, 2008) ook geen zoden aan de dijk. Schotten en Vlamingen zijn geen minderheden in hun land, de Catalanen in Catalonie evenmin. Het Catalaans wordt wel "geminoriseerd" in Spanje en de EU. We gebruiken een repliek van Europarlementslid Bernat Joan I Marí op de nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid als illustratie.5 Hij had het over "genormaliseerde talen" of officiële talen die ongeacht rang en stand worden gebruikt, "geminoriseerde talen" die geen volledige officiële status hebben en niet voor elk doel kunnen worden toegepast, ondanks het feit dat ze in bepaalde taalgemeenschappen de hoofdtalen zijn (bijvoorbeeld het Catalaans). Er is ook een derde groep, die van de minderheidstalen (bijvoorbeeld het Fries of Bretoens). De EVA verzamelt op haar beurt drie verschillende groepen

5 EVA, archief ERC, persmededeling Bernat Joan I Marí, 14 november 2006.

17 partijen, volgens de graad van zelfbestuureis: minderheden, autonomisten en independisten, door Dandoy (2010, 203-206) aangeduid als protectionistische, decentralistische en secessionistische partijen. De eerste groep wil erkenning van zijn linguïstieke of culturele identiteit. De tweede groep is een structurele reorganisatie van de staat. De derde groep wenst splitsing, autonomie of onafhankelijkheid.

Als alles omvattende term verkiezen wij "regionaal nationalisme" als een sociale beweging die alle politieke partijen, bewegingen en activisten omvat met de promotie van de regio tot een natie als doel en een grotere autonomie tegenover de centrale staat, andere landen of supranationale lichamen, gebaseerd op aanspraken van historische, culturele, territoriale, linguïstieke of sociaal- economische aard. Een gepaste omschrijving van "regionale nationalistische partijen" vonden we bij Van Atta (2003: 51): het zijn "de electorale armen en mobiliserende krachten van deze bewegingen en streven bijgevolg naar een verbetering van de belangen van de etnische groep en de regio tegenover andere niveaus [vrije vertaling]."

2.2. De europeanisering van regionale nationalistische partijen

Een tweede moeilijk te vatten begrip is europeanisering. Het blijft een cruciaal concept in het veld van Europese studies (Bache 2008), maar heeft vele gezichten (Olsen, 2002), brede (Börzel en Risse: 2003) en ook striktere interpretaties (Ladrech: 1994; Radealli: 2000). In dit deel zullen we ons beperken tot twee toepassingen op regionaal nationalisme (allen geciteerd in Beyers en Bursens: 2006).

2.2.1. De eenrichtingsvisie

In de conceptuele driedeling van Börzel en Risse (2003: 57-80) heeft Europa een directe invloed op het beleid (policy), de politiek (politics) en de instituties (polity) van haar lidstaten.6 Er was dan ook een periode dat de impact van Europese integratie en de poging om regionale eisen door te drukken in Europa hand in hand leken te gaan.

6 Ten eerste wordt met de europeanisering van het nationaal beleid de invloeden bedoeld die nationale beleidsterreinen en –programma’s ondergaan als gevolg van Europees beleid. Landbouw en milieu zijn bijvoorbeeld de geëuropeaniseerde beleidsdomeinen bij uitstek (Beyers en Bursens: 2006). Ten tweede kan europeanisering ook slaan op de impact op politieke processen en structuren in het nationaal niveau. Dit wil zeggen dat de inrichting en het functioneren van Europese besluitvormingsprocessen, de wijze waarop nationale politieke actoren zich organiseren en handelen kunnen beïnvloeden. Het ontstaan van Europese politieke groepen in het Europees Parlement (EP) sinds de eerste Europese verkiezingen in 1979 is hier een mooi voorbeeld van. Ten derde betogen Börzel en Risse dat ook nationale macro-institutionele verhoudingen zullen veranderen onder invloed van Europese integratie. Hierbij wordt voornamelijk de institutionele wisselwerking tussen Europese en nationale besluitvorming bestudeerd (Elias, 2003: 2).

18 Van de late jaren tachtig tot begin jaren negentig beschouwden regionale nationalistische partijen de EU als een bestaande opportuniteitsstructuur waarmee de macht van de traditionele natiestaat kon uitgehold worden en waarin hun staatsloze naties naar meer zelfbeschikking konden streven. Het stemde deze partijen meer pro-Europees, vooral in hun geloof in het potentieel van een "Europa van de regio's". De EU was als opportuniteitsstructuur de onafhankelijke variabele in de Europese positie van deze partijen.7

Vanuit een meer omvattend perspectief liet het multi-level governance-model zien dat ook de relaties tussen nationale en regionale onderdelen van de federale en gedecentraliseerde staten sterk zijn veranderd onder invloed van het Europese integratieproces. Marks, Hooghe en Blank (1996) hechten aan de substatelijke regio's opvallend veel aandacht. Voor Europese regio's was de EU een opportuniteitsstructuur die het mogelijk maakte om hun invloed te vergroten In het model van het "Europa van de Regio's" geloofde men dat regio's op gelijke voet met de EU en de nationale staten in Europa een derde niveau van politieke besluitvorming vormden. Vooral na het Verdrag van Maastricht leek voor bepaalde regionale nationalistische partijen het streven naar een onafhankelijke lidstaat irrelevant te worden. Op een bepaald moment geloofde men zelfs dat de EU zou evolueren van een klassieke statenbond naar een post-Westfaalse bestuursvorm, met veel minder nadruk op de (natie)staten. Met andere woorden: er rezen vragen bij de rol, macht en gezag van staten.

2.2.2. De vele gezichten van europeanisering

De evolutie van de Europese integratie bleef echter gedomineerd bleef door de "soevereine staten". Het geloof van de regionale nationalistische partijfamilie in het "Europa van de regio's" was overduidelijk tanend. De regionale nationalistische partijen stelden zich weer kritischer op tegenover de EU, maar toch werd Europa in haar geheel niet verworpen. De realiteit is gewoon veel complexer (Elias, 2008: 489).

7 Keating (2006) ontwierp hiervoor een speciale term: "nieuw regionalisme" als een territoriale basis voor zelfbeschikking, maar zonder de exclusieve connotatie uit de klassieke nationalistische doctrine. Regio's als Vlaanderen, Baskenland en Wales zijn volgens hem in de loop de jaren, dankzij functionele verandering, institutionele opbouw en sociale constructie, een nieuwe eenheid geworden als Europese regio.

19 Duidelijk beïnvloed door een wetenschappelijk artikel van Olsen uit 2002 (geciteerd in Elias: 2008) over de vele gezichten van europeanisering trok Elias van leer tegen eenrichtingsvisies van Lynch (1996), De Winter en Gomez-Reino (2002) en Börzel en Risse (2003), waarin politieke partijen een passieve rol spelen. Elias pleitte voor een multidimensionele benadering waarin partijen een actievere en centralere rol krijgen. Ze was er dan ook niet van overtuigd dat regionale nationalistische partijen plots vurige supporters werden van de EU door de nieuwe kansen op het supranationale niveau. Volgens Olsen zitten politieke partijen ingebed in een gegeven context. Hun posities tegenover Europese integratie zullen gevormd worden door hun waarden, ervaring en doelstellingen, alsook door hun historische, institutionele en politieke milieu" (Elias, 2008: 563). Vanaf de tweede helft van de jaren nul verschijnt dan ook een nieuwe garde onderzoekers: Dardanelli (2002), Elias (2006) en Hepburn (2007) die in doctoraatsproefschriften onderzochten hoe regionale (al dan niet nationalistische) partijen afzonderlijk gereageerd hadden op het proces van Europese integratie.

Elias (2008) werd ook beïnvloed door Petr Kopecký en Cas Mudde (2002) en hun typologie van euroscepticisme. De auteurs maken een onderscheid tussen het basisidee van Europa enerzijds en de EU als concrete politieke, institutionele en beleidsmakende realiteit anderzijds. Het eerste kan in het geval van regionale nationalistische partijen slaan op een filosofie die zelfbeschikking, autonomie en identiteit compatibel maakt met Europese integratie op lange termijn, bijvoorbeeld het Europa van de regio's. Het tweede slaat op de kosten en baten afgeleid van de ontwikkelingen in economische, politieke en voor onze partijen belangrijke linguïstieke en culturele integratie (Rokkan en Urwin: 1983). Regionale nationalistische partijen, die ervan overtuigd dan zijn dat het Europese niveau via deze beleidsbeslissingen bijdraagt aan hun nationalistische agenda, zijn veel meer geneigd om de EU te steunen.

20 HOOFDSTUK 3: De evolutie van de EVA van losse federatie naar erkende Europese politieke partij

De EVA werd opgericht in 1981 door vertegenwoordigers van negen partijen en bestaat vandaag uit bijna veertig democratische en progressief nationalistische, regionalistische en autonomistische politieke partijen. Ze heeft vertegenwoordiging in zeventien lidstaten. Daarnaast is de EVA in België een erkende vzw en ontvangt ze sinds 2004 jaarlijks een subsidie van het Europees Parlement. Voor het zover kwam, doorliep de EVA een aantal fasen.

Dit hoofdstuk verweeft de evolutie van de EVA van een losse federatie naar een "Europartij" met de belangrijkste ontwikkelingen van haar politiek programma. Voor dit stuk maakten we vooral gebruik van De Winter en Gómez-Reino (2002), Keating (2004), Vanhaelewyn (2006) en Voerman (2009). De eerste twee auteurs onderzochten de constructie van de EVA als Europese partijfamilie en bewezen dat een Europese politiek programma haar toeliet om twee andere breuklijnen, autonomie-onafhankelijkheid en links-rechts, minder te doen opvallen en partijsamenwerking bevorderde. Vanhaelewyn schreef een geschiedenis van vijfentwintig jaar EVA. Voerman publiceerde een overkoepelende geschiedenis van het Europese partijgebeuren op basis van het fasemodel van Niedermayer.8

3.1. Van grensoverschrijdende contacten naar federatie

Volgens De Winter (2001) en De Winter en Gómez-Reino (2002) waren de eerste Europese verkiezingen in 1979 cruciaal voor de regionale nationalistische partijfamilie die tot dan geen traditie had met transnationalisme. De geboorte van Europees politiek niveau heeft met andere

8 Volgens Voerman organiseert een "Europartij" een partijfamilie op het Europees niveau en is ze steeds een "netwerk van drie structuren": de nationale lidpartijen, de Eurofractie en de transnationale, extraparlementaire partijorganisatie; in termen van Katz en Mair respectievelijk de party on the ground, de party in public office en de party in central office. Om de integratie van deze onderdelen te meten hanteerde Voerman de "schaal van Niedermayer". In de eerste fase hebben nationale partijen op ad hoc-basis grensoverschrijdende contacten met partijen in andere landen. In de tweede fase zijn de relaties tussen de nationale partijen ingebed in een permanente organisatiestructuur. In de derde fase ontstaat er een gemeenschappelijk orgaan, de transnationale partijorganisatie die in deze analyse centraal staat (Voerman, 2009: 192). Deze drie stappen lopen min of meer parallel met de constitutionele evolutie van Europa: ten eerste de eerste directe verkiezingen voor het Europees Parlement in 1979, ten tweede de vermelding van "partijen op Europees niveau" in het Verdrag van Maastricht begin jaren negentig en ten derde de invoering van het partijenstatuut in 2003, om in aanmerking te komen voor subsidiëring uit de begroting van de Europese Unie (ibidem: 193).

21 woorden contacten en politieke samenwerking tussen regionale nationalistische partijen vergemakkelijkt (De Winter en Gómez-Reino, 2002: 15).

De EVA pleitte van bij haar oprichting in Straatsburg voor een ander Europa, een federaal Europa waarin de stem van volkeren en regio's werd gehoord.9 Haar partijen stonden er dus redelijk positief tegenover, maar Europa moest wel anders (Vanhaelewyn 2006: 11). Van bij de oprichting werd aldus een duidelijke keuze gemaakt voor Europa, maar de EVA was nooit pro- Europees par excellence.10

In theorie was de "permanente organisatiestructuur" bij EVA een feit in 1981 want er werden toen al een EVA-secretariaat, een Bureau, studiedagen en samenkomsten georganiseerd. Volgens Herman Verheirstraeten, secretaris-generaal van de partij tussen 1981 en 1994, was de EVA in haar beginperiode een organisatie "die niet veel meer had dan een vlag". Bovendien was de VU tot halverwege de jaren negentig de locomotief van de EVA.11

In 1984 trok de EVA voor het eerst met een gezamenlijke tekst naar de kiezer die de nadruk legde op een legaal statut voor alle volkeren, erkenning van alle talen en tradities, een sterk regionaal beleid, een kernvrij Europa, opening naar de Derde Wereld en meer democratie. Omdat ze met te weinig waren voor een eigen fractie vormden de drie EVA-Europarlementsleden (Jaak Vandemeulebroucke, Willy Kuijpers en Michele Columbu) opnieuw een technische coördinatiefractie, samen met elf groene Europarlementsleden en nog twee andere

9 Officieel om staatsloze naties, regio's en minderheden een stem te geven in Europese instellingen, werd in 1981 de EVA op initiatief van de Volksunie (VU) opgericht als een onafhankelijke, losse alliantie van democratische nationalistische en regionalistische partijen die ijverde voor "een vorm van geïntegreerd regionalisme gebaseerd op de betekenisvolle interactie tussen de individuele en nationale identiteit". De Verklaring van de Conventie van Brussel werd ondertekend door vertegenwoordigers van VU, Partei Deutschsprachiger Belgier (PDB), Fryske Nasjonale Parij (FNP) Bretoense Strollad ad Vro (SAV), Elsass-Lotharingischer Volksbund (ELV), Unione di Populu Corsu (UPC), Convergència Democràtica de Catalunya (CDC), de Ier Neil Blaney (Fianna Fail) en de Occitaan Fernand Lebrat. Tijdens de eerste legislatuur van het rechtstreeks verkozen Europese Parlement (1979-1984) verdedigden drie Europarlementsleden in een technische coördinatiefractie een politieke agenda geïnspireerd door de EVA (EVA, 2011: 105).

10 Voorbeelden: de EVA was duidelijk kritisch voor de Europese Akte (1986) omwille van haar centralistische inslag en nadruk op vrije handel (ibidem: 16). Dat de EVA soms op twee benen hinkte wat betreft Europese integratie bewees dan weer de reactie op het Verdrag van Maastricht (1992). Enerzijds beschouwde de EVA Maastricht als "een maat voor niets" omdat de regio's veel te weinig aan bod gekomen waren en het verdrag te veel gefixeerd was op vrije markt. Anderzijds waren de EVA-leden wel principiële voorstanders van de Economische en Monetaire Unie (Vanhaelewyn: 23-24).

11 Ze voorzag de EVA van een hoofdzetel op haar partijsecretariaat aan het Barricadenplein en van logistieke en financiële steun. Verheirstraeten was zelf assistent van toenmalig VU-Europarlementslid Jacques Vandemeulebroucke en zocht tegelijk bij de EVA naar een gemeenschappelijk programma en nieuwe partners. Onder zijn leiding tot 1994 onderging de EVA ook een langzame organisatorische evolutie (Vanhaelewyn, 2006: 13).

22 Europarlementsleden uit Italië en vier uit Denemarken de eerste Regenboog-groep, gepercipieerd als een "zeer linkse en groene" groep (Vanhaelewyn, 2006: 14).

In dat jaar was de EVA merkbaar nog te veel een VU-aangelegenheid, aldus Verheirstraeten. Een ledenbijdrage en een nieuwe samenstelling van het bureau moesten de verantwoordelijkheden meer spreiden en meer solidariteit creëren. Naast de drie Europarlementsleden werd het bureau uitgebreid met drie leden die niet in het Europees parlement zetelden, aangeduid door de algemene vergadering. Daarnaast drong ook het besef door dat er meer samenwerking moest zijn tussen de partijen en de EVA. Volgens VU'er Kuijpers was er meer onderlinge uitwisseling nodig. Zijn collega Vandemeulebroucke stelde dat de EVA in het Europees Parlement de regionale en lokale werking moest versterken (Vanhaelewyn, 2006: 17-18).

Voor de Europese verkiezingen van 1989 waren regionale nationalistische partijen uit Frankrijk (met de groenen), Italië (uit verschillende regio's) en Spanje (tussen Basken, Catalanen en Galiciërs) gedwongen bondgenootschappen aan te gaan. Volgens Vanhaelewyn werden de kartels vergemakkelijkt door de postmaterialistische thema's in het EVA-programma. In dat jaar kende de EVA haar doorbraak in het Europees Parlement. Maar liefst negen EVA-leden werden verkozen en vormden samen met de Deense eurosceptici van Folkebevaegelsen de tweede Regenboog-groep, de enige EVA-fractie in haar geschiedenis. De derde legislatuur wordt dan ook gezien als de gouden tijd voor de partij. Het fractieprogramma was onmiskenbaar geïnspireerd door de EVA. Het wenste een verzoening van Europese en regionale economie, economische en sociale ruimte, economie en ecologie, technologische en humane samenleving, monocultuur en eigen cultuur, regionaal en Europees denken (ibidem: 20).

Ondanks het feit dat begin jaren negentig zich steeds meer partijen aansloten bij de EVA, werd de vierde parlementaire legislatuur (van 1994 tot 1999) een harde periode voor de EVA. De Europese verkiezingen van 1994 waren desastreus voor de EVA. Amper drie kandidaten, Jaak Vandemeulebroucke, Winnie Ewing en Allan Macartney konden zetelen in het Europees Parlement en sloten zich bij de Franse Energie radicale van Bernard Tapie en Radicali Italiani aan in de Europese Radicale Alliantie Groep-groep. Dat was een allesbehalve ideale oplossing, maar de EVA kon vrij autonoom en actief optreden in het Europees Parlement, onder meer voor mensenrechten en taaldiversiteit (ibidem: 29-32). De definitieve uitsluiting van de Lega Nord in 1998 (eerste stap was in 1994) was een duidelijk bewijs van haar verwerping van racisme, xenofobie en populisme. In deze legislatuur kende de EVA de tweede fase in haar transformatie naar een volwaardige Europese politieke partij (EVA, 2011: 105-107).

23 3.2. Van federatie naar "Europartij"

In 1994 werd de EVA een federatie van politieke partijen. De Bask José Luis Linazasoro werd aangesteld als de nieuwe secretaris-generaal van de EVA. Hij zou vanaf dan de reorganisatie van de EVA van de symbolische erkenning van de rol van Europese politieke partijen door het Verdrag van Maastricht (1993) tot de legale erkenning en financiering van de partij in 2004 begeleiden. Volgens Vanhaelewyn en Voerman maakte de EVA in 1995 duidelijk dat zij aspiraties had als "Europartij" door aan haar partijnaam " of the Peoples of " toe te voegen. Toch was zij in de vierde legislatuur onder de "Europartijen"een uitzondering omdat zij door haar beperkte vertegenwoordiging niet kon terugvallen op een permanente fractie in het Europees Parlement (Voerman, 2009: 208).

Belangrijk voor het politiek programma van de EVA was het manifest dat in 1996 werd opgesteld voor de Intergouvernementele Conferentie (IGC) van 1996 tot 1997.12 Vanaf 1999 werkt de EVA in het Europees Parlement samen met de groenen onder de naam "De Groenen / De Europese Vrije Alliantie". De negen EVA-parlementsleden betekenden een versterking van de groenen en maakten van de fractie meteen de vierde grootste in het Europees Parlement. In het gezamenlijk protocol staat te lezen dat de samenwerking tussen de twee progressieve Europese politieke families bedoeld is om hun gemeenschappelijke politieke standpunten te versterken en de zichtbaarheid van beide partners gegarandeerd wordt.13

Vanaf 2000 werd de verdere evolutie van federatie naar partij ook intensief ondersteund door VU/Spirit-Europarlementslid en EVA-voorzitter Nelly Maes (EVA, 2011: 107). Daarnaast moeten we nog de aandacht vestigen op drie belangrijke gebeurtenissen in de vijfde parlementaire legislatuur (De Winter en Gómez-Reino, 2002).

12 Daarin ijverde de EVA voor een meer democratische Europese integratie, een sociale en werkgelegenheidsunie parallel met de Economische en Monetaire Unie (EMU), een effectief en coherent buitenlands beleid in plaats van intergouvernementele samenwerking, bescherming van de kleinschalige landbouw en een opname van duurzame ontwikkeling in het nieuwe EU-verdrag. Om een meer democratisch Europa te bekomen schoof de EVA het integraal-federalisme voorop: een Europa van concentrische cirkels met verschillende graden van solidariteit, met een tweekamersysteem met een Senaat van Volkeren en Regio's, vertegenwoordiging van de regio's in de raad van ministers en toegang voor regio's tot het Europees Hof van Justitie. EVA, archief EVA, Position EFA IGC 1996. 13 Voorbeelden van het eerste zijn "groene" programmapunten, zoals solidariteit met de Derde Wereld en een pleidooi voor duurzaamheid (op vlak van milieu, energie en vrede), die reeds in 1981 deel uitmaakten van het EVA- programma, zelfs voor de doorbraak van de groene partijen op Europees niveau (!). Bovendien kon EVA het verdedigen van taaldiversiteit, decentralisatie en zelfbeschikkingsrecht in de bredere context van mensenrechten plaatsen (Vanhaelewyn: 34-35).

24 Ten eerste vond in 2000 een soort "EVA-top" plaats met honderd vertegenwoordigers van haar partijen. De Top van Ministers, Partijleiders en Europarlementsleden van 9 november 2000 resulteerde in de Verklaring van Brussel, een mijlpaal in de profilering van de EVA. In de verklaring werden de principes van het democratisch nationalisme uiteengezet: een "Europees inter-nationalisme" dat democratisch, pluralistisch, universalistisch (zelfbeschikking geldt voor iedereen) en contextueel (ontwikkeling hangt af van de situatie), civiel en inclusief is en alleen met vredevolle methoden mag verdedigd worden.14

In de verklaring wordt ook verwezen naar duurzame ontwikkeling, respect voor culturele en ecologische diversiteit en mensenrechten. Volgens De Winter en Gómez-Reino was deze verbreding het resultaat van een lange traditie met new politics van de EVA. Door de nadruk op ecologie en milieu, democratisering van de EU, multiculturalisme en bescherming van nieuwe migranten kon de EVA de traditionele ideologische verschillen overbruggen. De EVA was de vertegenwoordiger van een "alternatieve politiek", op basis van de laagst gemene deler (De Winter en Gómez-Reino, 2002: 19).

Een tweede belangrijke gebeurtenis was het ter ziele gaan van de bezieler van de EVA: de VU. Uiteindelijk ontstonden uit de VU twee partijen: de rechtse nationalistische N-VA en de linkse, "regionalistische" Spirit waarvan de twee EVA-Europarlementsleden (Nelly Maes en Bart Staes) deel uitmaakten. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Spirit in 2002 als lid werd toegelaten. Het was niet Maes, want zij was naast Europarlementslid ook EVA-voorzitter, maar partijvoorzitter Els Van Weert die zich in dat jaar tegen het lidmaatschap van N-VA uitsprak. De splitsing van de VU had een grote symbolische geladenheid voor de EVA: de vraag rees of het EVA-project in de toekomst nog wel zou kunnen voortbestaan (Vanhaelewyn, 2006: 35-36).

Ten derde vertegenwoordigde SNP-Europarlementslid Neil MacCormick samen met Johannes Voggenhuber van de Oostenrijkse Groenen de fractie in de Europese Conventie (2002-2003). MacCormick was de spreekbuis van de EVA-subgroep "om de claims van de staatsloze naties en regio's in het hart van het Europese debat te brengen".

14 Volgens Keating is de Verklaring van Brussel een belangrijk bewijs van het feit dat de EVA de normatieve dimensie van het Europese project genegen is, en civiel nationalisme hand in hand gaat met europeanisme. Deze visie is gebaseerd op de afkeuring van het fascisme in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de nadruk op democratie en tolerantie (Keating, 2004: 370-371).

25 Hij verdedigde er negen prioriteiten die op de algemene vergadering van Brno waren vastgelegd.15 Het uiteindelijke ontwerp van grondwet zorgde echter voor verdeeldheid binnen de EVA, met ondermeer oproepen van de Schotse SNP en de Catalaanse ERC om tijdens een referendum tegen de grondwet te stemmen (Ibidem: 36-37).

3.3. De EVA, "Europese politieke partij"

In 2004 vond de voorlopig laatste fase plaats in de richting van een sterker en coherenter Europees partijensysteem. Net als de Europese Volkspartij (EVP), Partij van Europese Socialisten (PES), Partij van Europese Liberalen en Democraten (PELD), Europese Groene Partij (EGP) en de Partij van Europees Links (PEL) werd de EVA erkend en gesubsidieerd door de EU als een Europese politieke partij. In 2004 werd de EVA op de algemene vergadering van Barcelona daartoe heropgericht.

De Europarlementsleden, hun assistenten en adviseurs konden zich voortaan concentreren op het parlementaire werk. Sindsdien kon een onderscheid gemaakt worden tussen de EVA als parlementaire subgroep en de EVA als erkende Europese partij. De partij kon voortaan optreden als schakel tussen de EVA en de regio's terwijl de groep zich met het eigenlijke parlementaire werk kon bezighouden. Daarbij ging de aandacht naar onder meer minderheidstalen, betrekking van regio's in de Europese besluitvorming, mensenrechten en de Koerden in Turkije (ibidem: 44- 45).

Tegelijk met de stichting van de EVA werd een manifest voor de Europese verkiezingen van 2004 gelanceerd.16Bij haar eerste Europese verkiezingen als Europese politieke partij haalde de EVA slechts vijf zetels binnen: Ian Hudghton en Alyn Smith voor de SNP, Jill Evans voor Plaid Cymru, Bernat Joan i Marí voor ERC en Tatjana Zdanoka van PCTVL die ten persoonlijke titel tot de partij toetrad. Voor de tweede legislatuur op rij was de EVA vertegenwoordigd in de fractie met de groenen.

15 Een beter gebruik van de term 'regio', kiesdistricten die samenvallen met de constitutionele regio's, de hervorming of afschaffing van het Comité van de Regio's, het rekening houden met alle wetgevende instanties van de Unie, het recht op toegang tot het Europees Hof van Justitie voor alle territoriale entiteiten, een duidelijkere definitie van subsidiariteit, een sterkere rol voor de parlementen van de constitutionele regio's en de bescherming van taaldiversiteit in de EU (Vanhaelewyn, 2006: 37). 16 "Sovereignity, Social Justice, Subsidiarity. Towards a Europese of diversity", met centraal de volgende politieke speerpunten: culturele en politieke diversiteit binnen de EU, een Europa van de burgers (lees: meer uitgesproken democratie, een sterker Europees Sociaal Model en meer aandacht voor vrede), een "Europa van de regio's en de volkeren" en tenslotte een duurzaam energiebeleid en de realisatie van de Milleniumdoestellingen. (Vanhaelewyn, 2006: 40-43).

26 HOOFDSTUK 4: Analyse van de EVA sinds 2004 Dit hoofdstuk is gebaseerd op primaire EVA-documenten en interviews met de EVA-voorzitter en de partijstaf. Dit wil zeggen dat we andermaal in de driedimensionale sfeer van De Winter en Gómez-Reino (2002) zullen werken. Daarnaast zullen we rekening houden met de mogelijke input van de EVA-partijen. Dat elke lidpartij tot op vandaag een democratisch en geweldloos pro-Europees "inter-nationalisme" omarmt, is de logica zelve. Anders zouden ze niet meer bij de EVA horen. Toch is het niet nutteloos om een aantal voorbeelden uit de EVA-praktijk aan te halen. Of er binnen de Europese partij een even groot draagvlak is voor het meergelaagde federalistische model en een bredere politieke agenda op basis van new politics moet blijken uit dit onderzoeksdeel.

4.1. "Het is omdat we vrede willen dat we Europa willen": Het Baskische vredesproces

De titel verwijst naar een citaat uit een interview van Arritti, het blad van de Corsicaanse nationalisten, in maart 2005 met EVA-voorzitter Nelly Maes naar aanleiding van haar bezoek aan Corsica. Het woord "vrede" moet veel breder gezien worden. Het citaat van Maes vat het "pro- Europees inter-nationalisme" van de EVA (Gómez-Reino en De Winter, 2002) mooi samen. Vrede, democratie, solidariteit met andere volkeren en geweldloosheid wordt door de EVA in een Europese en internationale context hoog in het vaandel gedragen. Hiervan kunnen we tientallen voorbeelden geven. Ook goedgekeurde moties over Kosova, Palestina, Tibet, de Arabische lente en de verdere democratisering van Noord-Afrika en het Midden-Oosten zouden relevant zijn. Door plaatsgebrek moeten we ons beperken tot een voorbeeld, Baskenland.

In de loop van haar geschiedenis had de EVA aandacht voor identiteitsconflicten in diverse Europese staten. De bekendste conflicten bevonden en bevinden zich in Noord-Ierland, Baskenland en Corsica. Door de EVA werden drie essentiële punten centraal geplaatst: het vredesproces en de erkenning van nationale rechten, het lot van politieke gevangen en de plaats en de rol van staatsloze naties in de EU. Belangrijk is dat zij veel verwachtte van de EU: "La capacité de l'Europe à contribuer à la solution des conflits en Irlande, en Euskadi et en Corse est donc un indicateur important de sa maturité politique, tout comme de sa capacité à anticiper d'éventuels nouveaux conflits

27 demain, au sein des 25 comme parmi les candidats à l'adhésion. Or la Paix est l'objectif majeur de la construction européenne, et la condition sine qua non de sa réussite." 17

Voor dit stuk nemen we als casus het Baskische vredesproces en de rol van de EVA daarin. Een belangrijke tekst is ongetwijfeld de EVA-verklaring "Gernika voor de vrede", naar aanleiding van de herdenking van het bombardement op Gernika op 26 april 1937. EVA-voorzitter Maes wees andermaal op het belang van internationaal pacifisme voor de EVA: "Bij de herdenking van de 70ste verjaardag van het bombardement op Gernika kunnen we niet anders dan ook denken aan alle oorlogsslachtoffers van vandaag in Bagdad, in Afghanistan, in Darfur,... en moeten we nadenken over een manier om die van morgen te voorkomen." In de verklaring werd ook Gandhi geciteerd: "De weg naar vrede bestaat niet, vrede is de weg" en verwezen naar het ethische project van de vrede: "het vereist een onvoorwaardelijk engagement voor de wegen van dialoog en diplomatie [...] veronderstelt een engagement voor de menselijke waardigheid, voor de rechten van de mens en voor pluralisme".

Drie jaar later, op de algemene vergadering van Venetië, veroordeelde de EVA dan ook in een motie het blijvende ETA-geweld. Er werd op voorstel van Sebastian Colio van de Baskische EA gepleit voor de vorming van een niet-gewelddadige "soevereinistische" beweging die alleen politieke en democratische middelen gebruikt. Ook in Mariehamn (2011) werd aandacht besteed aan het Baskische conflict. De EVA nam opnieuw een motie aan van EA waarin ze de democratische principes van de Gernika-overeenkomst steunt, de uitspraak van het Spaanse hooggerechtshof over de illegaliteit van Sortu verwerpt en een kaderwerk van naties van de EU voorstelt die het Baskische democratische proces bevestigen. De overeenkomst was in februari 2011 verdedigd door Frieda Brepoels (N-VA) en EVA-voorzitter Eric Defoort.18 In dat jaar werd in oktober de Aiete-verklaring ondertekend als het resultaat van internationale bijeenkomst in Aiete (San Sebastian), waar Kofi Anan, Gro Harlem Bruntland, Bertie Ahern en Gerry Adams zich achter het vredesproces in Baskenland schaarden.

Het Baskische conflict wordt steeds verbonden met staatsloze naties in een Europese context: "The next few years will be decisive ones for all the peoples of Europe seeking independence. We must join forces in veiew of the upcoming elections in the EU. The internal enlargement of the EU should become a reality because

17 EVA, archief PNC, e-mail aan Nelly Maes, 1 april 2005. 18 Op 25 september 2010 ondertekenden meer dan dertig politieke, sociale en vakbondsorganisaties in Gernika "een akkoord voor een draaiboek van vrede en democratische oplossingen", wat neerkwam op een pleidooi voor de normalisatie en pacificatie van Baskenland door middel van democratische principes. EVA, Verslag EVA-Algemene vergadering van 15 april 2011 in Mariehamn.

28 ' we can make Europe better'". Daarnaast riep de EVA in 2012 de Franse en Spaanse regeringen op om een einde te maken aan het gewapende conflict. In de ogen van de EVA moest Europa bijdragen aan een vredevolle maatschappij. Om verder de druk op te voeren op Frankrijk en Spanje rekenden de Basken op een sterke steun van de EVA.19 Belangrijk was dan ook de vertegenwoordiging en interventie van de EVA op de Baskische vredesconferentie "Aiete: a road- map for peace in the Basque country", georganiseerd in maart 2012 door de Baskische Vriendschapsgroep in het Europees Parlement en de EVA-groep.20 Na afloop van de conferentie was Inaki Irazabalbeitia, toekomstig EVA-Europarlementslid voor Aralar (de tweede Baskische lidpartij), positief over de rol van EVA: "Ze speelt een belangrijke rol in het Baskische vredesproces, zoals vandaag op de vredesconferentie. Zoiets zou in de Spaanse staat nooit gelukt zijn."

4.2. Van multilevel governance naar internal enlargement ?

EVA biedt vandaag onderdak aan een brede waaier van partijen, door de partij grosso modo onderverdeeld in drie categorieën: independistische partijen uit Vlaanderen (N-VA), Schotland (SNP), Baskenland (EA), Catalonië (ERC) en Wales (Plaid Cymru, al neemt ze een ambigue houding aan), autonomistische partijen uit bijvoorbeeld Corsica (PNC) en Galicië (BNG) en tenslotte partijen die minderheden vertegenwoordigen, waarvan de Friese FNP een voorbeeld is. De eerste groep is het best vertegenwoordigd in de EVA-groep (4), vervolgens de autonomisten (2) en de minderheden (1). Voor de tweede en derde groep partijen blijft de EVA dan ook een belangrijk instrument om gehoor te vinden op het Europees niveau. Maurits Coppieters' woorden "Je serai votre député à Bruxelles" zijn in die zin nog steeds relevant, aldus Vanhaelewyn (2006: 49). In dit deel vragen we ons af of deze steeds duidelijkere driedeling op de autonomie- onafhankelijkheid-as een impact had op de EVA-politiek en hoe de partij van deze diversiteit een eenheid heeft kunnen maken. Is het meergelaagde federalistische bestuursmodel nog steeds de overkoepelende term om staatsloze naties in Europa een toekomstig alternatief te geven, of zien we een nieuw buzzwoord opduiken?

19 EVA, Dossier EVA-Algemene vergadering van 23 en 24 maart 2012 in Leeuwarden 20 In de Vriendschapsgroep ijveren sinds januari 2006 Europarlementsleden uit nagenoeg alle politieke fracties voor EU-steun in een vreedzame oplossing van het conflict in Baskenland. Naast alle EVA-Europarlementsleden maken onder meer José Bové (Franse groenen), Bart Staes (!) en Ramon Tremosa (CiU) deel uit van de steungroep (website Basque Friendship Group).

29 4.2.1. Europa niet langer de initiator van regionale zelfbeschikking Tot de jaren '00 geloofde de EVA sterk dat regionale autoriteiten samen met de EU de macht van de staten verder kon uithollen (De Winter en Gómez-Reino, 2002: 23). Dat vertrouwen kende een dieptepunt met de Europese grondwet (zie hoofdstuk 2 en 3) en de twee EU-uitbreidingen.21 Vooral de toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 leverde voor de EVA bij de Europese verkiezingen van dat jaar niet de verwachte resultaten op. Slechts één nieuw Europees Parlementslid, Tatjana Zdanoka, trad toe tot de parlementaire groep en de partij. Haar partij van de Russische minderheid in Letland werd echter geen lid van de EVA. Volgens De Winter en Lynch (2008) hadden de EU-uitbreidingen van 2004 en 2007 nadelige gevolgen voor de "regionale nationalistische partijfamilie" omdat ze de balans deden verschuiven van lidstaten met sterke regionale nationalistische bewegingen naar natiestaten. "In vergelijking met andere Europese politieke partijen zoals de EVP of PES, die tijdens de Europese verkiezingen van 2004 en 2007 voordelen haalden uit beide uitbreidingsgolven, worstelde de EVA om haar vertegenwoordiging in het Europees Parlement te bevestigen", aldus De Winter en Lynch.

De EVA had dus meer en meer redenen om kritisch te zijn over de EU. De decentraliseringprocessen in de EU-lidstaten daarentegen stemden haar wel positief. Zo waren er het nieuwe statuut voor Catalonië in 2006, waarin het als "natie" werd erkend, de verkiezingsoverwinningen van SNP (2007 en 2011) en N-VA (2009 en 2010), het voor autonomisten positief devolutiereferendum in Wales (2011) en het succesvolle debuut van linkse nationalisten van Bildu in Baskenland (2011). In 2011 schreef EVA-voorzitter Defoort: "[...] EFA also promotes 'internal enlargement', referring to an increase in the number of EU Member States following a process of secession and dissolution in one Member State." De EVA is ervan overtuigd dat regio's in de EU meer inspraak kunnen krijgen via een grotere autonomie. Maar de EVA zou geen pro- Europese partij zijn, als ze ook niet zou geloven in een (aangepast) Europees mechanisme om in de EU een luidere stem te krijgen.

4.2.2. Van regio's naar "opkomende staten" Voor de EVA was er begin de jaren tweeduizend niet alleen nood aan uitbreiding, maar ook aan "inbreiding" (ofwel interne uitbreiding). In 2001 lieten de vier EVA-Europarlementsleden uit Groot-Brittannië (Evans, Hudghton, Eurig Wyn en Neil MacCormick) al dit nieuwe geluid horen.

21 Hoewel de taal- en culturele diversiteit beter beschermd leek, was de Europese Grondwet teleurstellend voor regionale autoriteiten. Ten eerste bleven de lidstaten de poortwachters in de betrokkenheid van de regio's in het besluitvormingsproces. Ten tweede worden de regionale parlementen niet rechtstreeks betrokken in het subsidiariteitmechanisme. Ten derde hebben ze geen directe toegang tot het Hof van Justitie. F. Ingelaere, 'Evaluation of the Regional Dimension in the European Constitution', EVA, 22 juni 2004.

30 In een brief aan toenmalig premier Tony Blair eisten ze dat "constitutionele regio's een plaats kregen binnen de EU". Belangrijk is dat ze die eis verbonden met de toekomstige toetreding van "kleine staatjes" in 2004.

EVA-voorzitter Maes verdedigde op haar beurt in een brief aan toenmalig Belgisch premier Guy Verhofstadt het traditionele EVA-standpunt met onder meer een parlementair tweekamersysteem met een Kamer die de burgers vertegenwoordigt en een Senaat van staten en regio's. Ook in het EVA-manifest voor de Europese verkiezingen van 2004 is het typische EVA-discours nog te lezen: "Het tijdperk van de natiestaat is voorbij. We kunnen echter niet aanvaarden dat die natiestaat wordt vervangen door een monolithische EU waarin de macht is geconcentreerd bij de grote lidstaten." De EVA was tegen het "staat-zijn" als enige voorwaarde om erkend te worden in de EU. Dit komt overeen met wat Keating (2004) besloot over het federaal Europa van de volkeren als een middel om zich boven de staat te verheffen. Dat het post-soevereinisme al lang over zijn hoogtepunt (in het midden van de jaren negentig, zie hoofdstuk 2) was, weerhield de EVA er niet van het ideaal te benadrukken in haar manifest. EVA-activisten zoals François Alfonsi (PNC) en Gustave Alirol (Parti occitan) stelden in 2006 ook nog dat het Europa dat de EVA beoogt het egoïsme van de staten overstijgt en dichter bij de burgers brengt.22 Ook Nelly Maes hield vast aan het traditionele discours: "We do not see the European Union as a European superstate but as an original democratic construction with different layers in which elected representatives take the important decisions or submit them to the voters, in full respect of the principle of subsidiarity", met andere woorden dat van een politiek gelaagde samenleving van het lokale niveau over regio's tot Europa.23

In 2009 is pas duidelijk dat de EVA mee evolueert met de voor sommige van haar lidpartijen (zoals de SNP vanaf 2007) positieve tijden. Ze wijdde een titel in het institutionele deel van haar manifest voor de Europese verkiezingen van 2009 aan "opkomende staten". Er werd verwezen naar geplande referenda in Schotland, Wales, Catalonië en Baskenland die beschreven werden als "een nieuwe categorie van politieke entiteiten in de EU", "op weg naar nationale zelfbeschikking en een plaats aan de Europese tafel". De EVA wilde dat de EU de politieke en wetgevende grondslag zou creëren om interne uitbreiding mogelijk te maken: toen omschreven als "Europa aanpassen aan de veellagige werkelijkheid waarin we leven". Het veelgelaagde bestuursmodel werd dus nog steeds als het ideaal gezien om alle drie categorieën EVA-lidpartijen in te sluiten. Dat de EVA solidariteit hoog in het vaandel droeg, bleek ook uit haar ambitie om "een grotere

22 EVA, Verslag EVA-Bureau van 20 februari 2006 in Brussel 23 EVA, 'EVA conclusions for the future', EVA-Algemene vergadering van 10 en 11 mei 2006 in Brussel

31 participatie van alle volkeren en naties in het politieke proces te bereiken". Daartoe achtte ze "een hervorming van de EU-instellingen, met inbegrip van het Parlement" essentieel om een "grotere openheid en transparantie in de besluitvorming te creëren." Zo moest het Comité van de Regio's versterkt en hervormd worden tot een Senaat van de regio's.

4.2.3. Onafhankelijkheid in Europa Het is pas vanaf de eclatante verkiezingsoverwinning van N-VA dat vooral de EVA-groep aandacht besteedt aan onafhankelijkheid in Europa, daarin gesteund door de partij. Zo was er de conferentie "Independence in Europe: equality for nations in the 21st century" die focuste op staatsloze naties op zoek naar gelijkheid met onafhankelijke EU-staten in de eenentwintigste eeuw. De centrale boodschap was dat Europa klaar moest zijn voor interne uitbreiding, door een EVA-Europarlementslid omschreven als "de mogelijkheid voor een staatsloze natie om zich binnen de EU af te scheiden van een lidstaat waarna zowel de nieuwe als de oude lidstaat tot de EU kunnen behoren". Kleinere regionale nationalistische partijen konden vervolgens hun wagentje hangen aan dat van grote broers SNP en N-VA. Het doel van de conferentie was dan ook look[ing] at how independence movements based on civic values at home can contribute to securing a progressive EU, based upon unity in diversity”. Dat voor de EVA eenheid in diversiteit essentieel is, werd andermaal gesteld door Evans: "We are ‘emerging member states’ all of us travelling at our own speed but in the same direction, together.”

In november 2011 organiseerde de EVA-groep in nauwe samenwerking met de partij een conferentie in het Europees Parlement ("From nations to member states: a new architecture for Europe") met als centraal thema de heropleving van staatsloze naties in een context van economische turbulenties. De meeste sprekers grepen de eurocrisis aan als een katalysator voor meer regionale autonomie op economisch vlak en hadden het over "een andere EU, waar plaats is voor nieuwe lidstaten en sterke institutionele regio's". De komst van N-VA-voorzitter De Wever was vergelijkbaar met die van Salmond op de algemene vergadering van 2006. Net als Salmond was hij de publiekstrekker en gaf hij uitleg bij de "pro-Europese" positie van zijn partij, het “subsidiariteitsbeginsel” en de toekomst van zijn natie als een onafhankelijke EU-lidstaat.

Dat de EVA haar lot nog meer verbindt met haar independistische partijen, bewijst een artikelserie in Independence Magazine, het blad van de SNP. In opdracht van de EVA verschijnen in de loop van 2012 achtereenvolgens artikels over Catalonië (door Jordi Solé), Baskenland (door Lorena López de Lacalle) en Vlaanderen (door Frieda Brepoels).

32 Ook in de statuten van de EVA dringt stilaan de veranderde tijdsgeest door. De voorgestelde update van artikel 3 (gemeenschappelijk politiek programma) ging als volgt: "Promotion of the right to self-determination, supporting the aspirations which EFA member parties have for their countries, including Independence, greater autonomy, linguistic and cultural recognition". Op de vraag van een delegatielid wat er met de SNP in de EVA zou gebeuren als Schotland onafhankelijk zou worden, antwoordde Hudghton: "de SNP zal kritisch blijven voor de EU en haar lidstaten, dus waarom niet?". Bij een EVA-militant werd het onafhankelijkheidsstreven van sommige EVA-partijen echter als "nationaal egoïsme" beschreven.

Ook twee moties op de algemene vergadering van 2012 gingen over dat onafhankelijkheidsstreven. De eerste motie, getiteld "onafhankelijkheid in Europa", werd geïntroduceerd door ERC, de SNP, de N-VA en EA en verwees naar de doelstelling van een onafhankelijke EU-lidstaat "door het proces van interne EU-uitbreiding". De tweede motie, getiteld "fiscale onafhankelijkheid voor naties en regio's, werd geïntroduceerd door ERC, BNG en Plaid Cymru en handelde over fiscale onafhankelijkheid voor naties en regio's met wetgevende bevoegdheden als de meerderheid van het volk dat wenst.24

4.3. Van new politics terug naar de core business ? De Winter en Gómez-Reino (2002) toonden aan traditionele ideologische verschillen binnen de EVA minder zichtbaar waren door haar "progressief" nationalisme, waarmee ze sociale thema's en new politics-onderwerpen zoals ecologie, milieu, multiculturalisme en de verdediging van nieuwe migranten omarmde, trachtten te verenigen met zelfbeschikking. In dit deel vragen we ons af de EVA vanaf 2004 tot vandaag deze "progressieve" agenda verder kon verdiepen.

In haar manifesten voor de Europese verkiezingen van 2004 en 2009 nam de EVA telkens zelfbeschikking ("een Europa van de verscheidenheid"), een sociaal Europa ("het Europees sociaal model") en duurzame ontwikkeling ("een Groen Europa") als rode draad.25 We bekijken

24 EVA, dossier EVA-algemene vergadering van 23 en 24 maart 2012 in Leeuwarden. In deze context past een publicatie over interne uitbreiding was Centre Maurits Coppieters (CMC), de politieke stichting van de EVA. In 2011 verscheen een analyse van de legale en politieke gevolgen van afscheiding of ontbinding van een EU-lidstaat, waarin niet enkel verwezen werd naar onafhankelijkheid, maar ook naar "interne tekortkomingen van EU-lidstaten". Eén belangrijke voorwaarde was de expressie van de democratische wil van politieke gemeenschappen op het intra- statelijke niveau (Matas e.a., 2011: 46). In tegenstelling tot het meergelaagde bestuursmodel vestigde de EVA met interne uitbreiding haar hoop vooral op de regionale entiteit, en niet zozeer op de EU waarvoor ze steeds kritischer werd. 25 De meeste hoofdstukken van de manifesten uit 2004 en 2009 komen overeen met het Europees manifest van Spirit uit 2004, en in mindere mate met het Europees programma van SLP uit 2009. Het manifest van SLP wijdde ook hoofdstukken aan een duurzaam en een sociaal Europa. Alles rond zelfbeschikking werd opgenomen in "Voor

33 aan de hand van twee voorbeelden zowel de lidpartijen als de thema's die de voorbije zeven jaar een impact hadden op de bredere EVA-agenda.

4.3.1. De sociale tekst

"Europa zal sociaal zijn, of het zal ons Europa niet zijn": het zijn de woorden van voormalig Commissievoorzitter Jacques Delors. Volgens hem moest de Europese integratie ook een sociale dimensie hebben. Voor de EVA was "het sociale Europa" ook een reden om haar politieke agenda verder open te trekken. In het licht van het debat over de Europese Grondwet, dat volgens de voorstanders duidelijk een sociaal georiënteerd deel bevatte, debatteerde de EVA over het sociale Europa.26 Volgens de EVA ging de sociale dimensie van de Grondwet niet ver genoeg.

Op de algemene vergadering van Rennes in 2005 stond in de marge van het debat over de Grondwet sociaal Europa centraal. De sociale tekst zou pas op de vergadering van 2006 goedgekeurd worden. Het eerste wat opvalt in het debat, was de federalistische analyse van EVA- voorzitter Maes. Ze had kritiek op de beslissingsprocedure binnen de EU waarbij lidstaten met een veto de vooruitgang in "sommige zaken" konden ophouden. De grondwet voorzag een gekwalificeerde meerderheid in plaats unanimiteit voor stemmingen over sociale veiligheid. Volgens haar was het meest ideale scenario dat alle EU-landen "dezelfde minimumstandaarden" in sociale voorzieningen gebruikten. Ze legde uit hoe de Grondwet het kader was voor een sociaal Europa dat ook focust op duurzaamheid, het milieu en de kwaliteit van het leven. Volgens haar moest het doel van de EVA "een meer gebalanceerd Europa" zijn. Uiteraard hadden ook andere partijen input in de sociale tekst. UDB ging het verst. Hij pleitte voor een Europese harmonisatie van de fiscale regimes en het immigratiebeleid. Ook Plaid Cymru haalde een sociaal- democratische reflex van stal, verbonden met zelfbeschikking. Haar Europarlementslid, Jill Evans, had twee punten van kritiek op het toenmalige Europese sociale model. Volgens Gorda Knörr, ex-Europarlementslid en delegatielid van de Baskische EA, moest de focus niet alleen liggen op economie, maar ook op sociale politiek en onderwijs. Knörr omschreef de EU als een "economische haas, politiek schildpad en sociale krab".27 een transparant en democratisch Europa" en "Europa en de economie van de toekomst" was een totaal nieuw deel. Website SLP, "Naar een ambitieus Europa: Durven Veranderen. NU zeker", SLP Programma voor de Europese Verkiezingen van 7 juni 2009. 26 Volgens de voorstanders van de Grondwet was dat het meest "sociale verdrag" dat de EU ooit geproduceerd had, met onder anderen de integratie van het Charter van de Grondrechten met inbegrip van de sociaal-economische rechten. Ook was de Grondwet volgens hen dé aanloop naar een politiek Europa. 27 Ten eerste was het cohesiebeleid, dat de regionale economische verschillen moet verminderen, "bedreigd in veel lidstaten zoals in het Verenigd Koninkrijk". Ten tweede waren de loonverschillen tussen mannen en vrouwen nog te

34 De EVA pleitte in haar finale tekst voor een Europees sociaal model dat balanceert tussen dynamische duurzame economische ontwikkeling, volledig tewerkstelling, sociale bescherming, welvaart en sociale rechtvaardigheid in de brede zin. In de Lissabon-strategie erkende de EVA het belang van duurzame ontwikkeling en volledige tewerkstelling, maar stond erop dat sociale cohesie en de milieudimensie centraal moesten blijven. De EVA wees net als in haar manifest voor de Europese verkiezingen van 2004 het neo-liberaal beleid met de vinger, ditmaal omwille van de "beknotting" van volledige tewerkstelling en de harmonisatie van arbeidsrechten. Wat het cohesiebeleid betrof, vond de EVA dat de harmonisering van de verschillende belastingsystemen prioritair was om de sociale verschillen tussen de Europese regio's te verminderen. In het discriminatieluik pleitte de EVA voor een inclusief immigratiebeleid en "meer open, genereus en eerlijk Europa wat betreft burgers die van derde landen komen". Maar: de EVA wilde ook dat regio's met wetgevende macht en lidstaten (na consultatie van hun regio's) vrij zouden zijn in de selectie van diensten van algemeen nut. Tenslotte wenste ze ook dat "zelfbeschikking" in de toekomstige grondwet of aankomende verdragen zou worden als "een essentieel recht van de volkeren van Europa".28

EVA-voorziter Maes trok in haar slotspeech op de algemene vergadering van 2006 (Brussel) van leer tegen het toekomstbeeld van de EU, als economische reus, het neo-liberale model en armoede: "Nor can the EU be an economic giant without having its own political decision taking power when it comes to democracy, human rights, the fight against poverty, underdevelopment, oppression or terror. The EU cannot be an appendage of the US. The ultra liberal model which has held sway over the past years must be corrected urgently through a powerful social policy which improves the quality of employment and seeks to eradicate poverty and unemployment in Europe and across the world".29

Ook in het sociaal-economische deel van het manifest voor de Europese verkiezingen van 2009 lukte het de EVA om zich te positioneren als een "sociaal progressieve" partij, hoewel sommige stukken vager zijn dan vroegere teksten. Het Europese Sociale Model kon versterkt worden door "solidariteit, volledige tewerkstelling met kwaliteitsjobs en gendergelijkheid in een gezonde en veilige werkomgeving met toegang tot algemene diensten [...]". Verder pleitte de EVA andermaal

hoog. De voorstellen van de Europese Commissie, de Open Coördinatiemethode, vond ze niet sterk genoeg en te algemeen. Met de sociale problemen in Wales in het achterhoofd pleitte Evans om de sociale ongelijkheid verder aan te pakken. van de Venetiaanse LVR wees op het belang van sociale interventie in het economisch beleid. EVA, Verslag EVA-Algemene vergadering van 26 en 27 mei 2005 28 EVA website, Sociale tekst, 4 november 2005. 29 EVA, Verslag EVA-Algemene vergadering van 10 en 11 mei 2006.

35 voor sociale minimummaatregelen en regulering in crisistijden en, in plaats van tolerantie voor marktfundamentalisme, meer controle op fraude en de financiële markten. Tenslotte werd een Europees Sociaal Stabiliteitspact, met bindende kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen, verdedigd om "volledige tewerkstelling, eerlijke lonen, sociale welvaart, sociale gelijkheid, gendergelijkheid, culturele diversiteit en ecologische duurzaamheid" te bereiken.30

Het innemen van een sociaal-economische standpunt leek al veel moeilijker op de algemene vergadering van 2011 (Mariehamn). Volgens deelnemers Jan Jambon (N-VA), Ian Hudghton (SNP) en Fabrizio Comencini (LVR) moest de EVA focussen op haar core issues zoals identiteit, talen en naties. Volgens Evans (Plaid Cymru) en Ana Miranda (BNG) diende de EVA een opinie te hebben over "wat er in Europa en de wereld gebeurde" (lees: economie) omdat het leven van een volk in een bepaald gebied, regio of natie hierdoor wordt beïnvloedt. Een motie van de Galicische BNG over de financiële en economische crisis, waarin het "graaiende casinokapitalisme" met de vinger gewezen was, werd dan ook niet goedgekeurd. Een teken aan de wand voor de toekomst? Verderop zal ook blijken dat sommige partijen moeite hadden met het "groene" programma van de EVA.

4.3.2. De Groene connectie

Zoals uitgelegd in hoofdstuk 3 werken de EVA en de Europese Groenen sinds 1999 samen om hun gemeenschappelijke politieke eisen in het Europees Parlement te versterken. Tegelijk werd de ideologische vrijheid en zichtbaarheid van beide partners verzekerd (Vanhaelewyn, 2006: 34). Toch werd de (ideologische) verbinding met de Groenen in de periode vanaf 2004 meermaals bediscussieerd. Op de algemene vergadering in het voorjaar van 2004 (Barcelona) wees José Luis Linazasoro, secretaris-generaal van de EVA-groep, er op dat het noodzakelijk was om "een zo groot mogelijk blok van Europarlementsleden" te hebben en dat de EVA moest beslissen of ze al dan niet de gemeenschappelijke fractie met de Groenen wilde verder zetten. Voor EVA- voorzitter Maes was een vernieuwde verbinding met de Groenen niet meer dan logisch.31

In het manifest voor de Europese verkiezingen van 2004 is de progressieve, groene dimensie van de EVA duidelijk te vinden. Dit heeft niet alleen te maken met de samenwerking in het Europees Parlement, maar ook met de ideologische geschiedenis van de EVA (zie hoofdstuk 3).

30 EFA European election manifesto 2009 (zie website EVA, laatst geraadpleegd op 9 juli 2012). 31 EVA, Verslag EVA-Algemene vergadering van 25 en 26 maart 2004 in Barcelona

36 "Duurzaamheid is het kernpunt in de doelstellingen van onze fractie, zowel op het gebied van cultuur, taal als op milieugebied. Wij willen duurzame gemeenschappen opbouwen in een duurzaam Europa". De EVA verbond naar alle traditie zelfbeschikking met ecologie. Hetzelfde gold voor het pleidooi voor een GGO-vrij Europa: volgens de EVA zowel een kwestie van voedselveiligheid als een democratisch recht om "te kiezen wat je eet". Daarnaast had de EVA ook aandacht voor de strijd tegen de klimaatverandering, nam ze "eendrachtig en eenduidig standpunt [in] tegen kernenergie" en steunde ze de milleniumdoelstellingen van de VN.32

Een gelijkaardig verhaal is te lezen in het manifest voor de Europese verkiezingen van 2009, hetzij lichtjes aangepast aan de actualiteit. Voor de EVA waren culturele, linguïstieke en ecologische duurzaamheid een en-en-en-verhaal. De EVA positioneerde zich in het anti-GGO- kamp met dezelfde motieven: het "democratisch recht van het volk om te eten wat het wil", dat voor winst moet komen. In haar steunbetuiging aan de strijd tegen klimaatverandering pleitte ze voor een sterke rol voor Europa op de klimaattop van Kopenhagen. Daarnaast maakte de EVA haar antinucleaire houding concreter. Naar analogie met EURATOM pleitte ze voor EURENEW, een "Europees Verdrag voor Hernieuwbare Energie". Opvallend was dat het idee afkomstig was van de links-liberale partijen SLP (EVA-lid) en D66.33

Vanaf de zevende legislatuur van het Europees Parlement (2009-2014) werd het groene profiel van de EVA meer gecontesteerd. Zo was er op de algemene vergadering van 2010 (Venetië) een hoog opgelopen discussie over de relatie met de Europese Groenen in het Europees Parlement, een van de pijlers van een gloednieuw strategisch plan (2009-2014). Ian Hudghton (SNP), Frieda Brepoels (N-VA) en Jan Jambon (N-VA) gingen niet akkoord met het plan om met de Groenen een exclusieve relatie op punt te stellen. Ze poneerden dat de relatie met de Groenen van technische aard was, voordelen opleverde en dus niet politiek bedoeld was. Marta Rovira (ERC) en Jill Evans (Plaid Cymru) daarentegen waren van mening dat er al van 1999 sprake was van een politiek akkoord en er tussen de EVA en de Groenen altijd ideologische overeenkomsten waren. Daarom werd in het finale plan de relatie met de Europese Groenen niet expliciet vermeld en gewezen op het belang van een parallel discours tussen biodiversiteit enerzijds en linguïstieke en culturele diversiteit anderzijds, tussen sociale gelijkheid enerzijds en linguïstieke en culturele gelijkheid anderzijds. Voorts wenste de EVA een eigen beleid over new politics (zoals milieu,

32 EFA European election manifesto 2004, website EVA (laatst geraadpleegd op 9 juli 2012). 33 EFA European election manifesto 2004 (zie website EVA,). Website SLP http://web.mac.com/gpdude/duurzamestroom/Welkom.html (beide laatst geraadpleegd op 9 juli 2012).

37 biodiversiteit, duurzame ontwikkeling en gevecht tegen klimaatopwarming) en sociaal- economische thema's (pensioenen, sociale gelijkheid en veiligheid).34

Binnen de EVA-groep worden gelijkaardige vragen gesteld bij de samenwerking met de Groenen. De gemeenschappelijke fractie in het Europees Parlement werd gepercipieerd als "zuiver technisch" (lees: weinig partijdiscipline en weinig ideologische samenhang). Als voorbeelden werden aangehaald: de negatieve reactie van Daniel Cohn-Bendit, de medevoorzitter van de fractie, op de verkiezingsoverwinning van N-VA en het feit dat de Groenen soms focussen op biologische diversiteit zonder rekening te houden met culturele en taaldiversiteit. De samenwerking bleef dus democratisch, pragmatisch. De respondenten wezen erop dat het zeker geen langetermijnproject was. Voor de samenwerking was er één praktische motivatie: de EVA- groep was ook na de Europese verkiezingen van 2009 te klein om een zelfstandige fractie in het Europees Parlement te hebben. De vraag is of de interne discussies over de groene connectie een impact zal hebben op het manifest voor de Europese verkiezingen van 2014. Het antwoord volgt wellicht dat jaar.

34 Een jaar later, op de algemene vergadering in Mariehamn (Aland), ontstond er discussie over een motie over kernenergie waarin het antinucleaire profiel van de EVA zou herbevestigd worden. Deze profilering was belangrijk voor bepaalde groene, sociale en progressieve EVA-leden, maar werd gecontesteerd door de N-VA en de SNP. De motie werd goedgekeurd door dertien leden tegenover liefst zeven tegenstemmen en drie onthoudingen. Volgens Ana Miranda (BNG) had de EVA zich opnieuw moeten profileren als een antinucleaire partij, zoals in de manifesten van 1999, 2004 en 2009. Ook voor Europarlementslid Evans was het antinucleaire profiel belangrijk voor de EVA. Volgens Jambon en Brepoels van de N-VA, Hughton van de SNP en Comencini van LVR dreigden stemmingen over nucleaire energie, net als over sociaal-economische thema's (zie 4.4.3.), de ideologisch diverse EVA te verdelen. EVA, dossier Algemene vergadering van 23 en 24 maart in Leeuwarden, met verslag van de algemene vergadering in Mariehamn (Aland).

38 HOOFDSTUK 5: De europeanisering van de EVA-partijen

In het vorige hoofdstuk bestudeerden we de input van partijen in de EVA, hun machtsoverdracht en Europese partij-integratie. In dit hoofdstuk komt de impact van de Europese integratie en de EVA op de regionale nationalistische partijen aan bod. We proberen de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: welke partijen konden zich vanaf het begin in het EVA-profiel vinden? Of: welke partijen engageerden zich het meest in de EVA?

Als theoretisch kader gebruiken we de analyse van Olsen (geciteerd in Elias, 2008: 563) voor de EVA-lidpartijen: "Given that political parties are deeply embedded in a given context, attitudes towards European integration will be shaped by each actor's values, experience and objectives, as well as the historical, institutional and political environment in which the actor exists."

Zoals reeds aangehaald in de inleiding wordt het hoofdstuk als volgt opgebouwd. Voor elke onderzochte partij geven we een korte inleiding over haar geschiedenis in de EVA. Vervolgens zullen drie aspecten van europeanisering onderzocht worden: ten eerste de ideologische geschiedenis en, indien mogelijk, het Europees programma van 2004 en 2009 (als een prisma waardoor Europa gefilterd wordt); ten tweede de status van de partij op het regionaal en statelijk niveau (kan dus ook een druk betekenen voor activiteit in EVA) en of haar geloof in de Europese opportuniteitsstructuur hierdoor beïnvloed werd; ten derde de partijtraditie met transnationale relaties, in het bijzonder met de EVA. Omwille van plaats- en tijdsgebrek hebben we de interne organisatorische veranderingen met betrekking tot de EVA niet kunnen behandelen. Daarom zullen we, indien beschikbaar, de gegevens opnemen in de transnationale relaties.

5.1. Bloque Nacionalista Galego (BNG)

BNG bestaat sinds 1982, maar de Partido Socialista Galego (PSG), opgericht in 1963, en de in 1964 opgerichte radicaal nationalistische (en communistische) Union do Povo Galego (UPG)35 zorgden eigenlijk al voor het ideologische framework dat later geïncorporeerd werd in BNG. In historisch perspectief vertoont BNG volgens Gómez-Reino een heel bescheiden palmares, maar de partij werd eind jaren negentig wel een van de succesvolste actoren in de door De Winter en

35 Deze marxistische BNG-strekking ondertekende in februari 1974 het Charter van Brest met vertegenwoordigers van de Bretoense UDB, het Ierse Sinn Fein, Herri Alderdi Sozialista Iraultzailea (HASI), Cymru Goch, Partido Socialista de Liberación Nacional-Provisional, Esquerra Catalana dels Traballadors, Su Populu Sardu en Loita Occitana. Het waren allemaal marxistische, nationalistische en anti-Europese partijen.

39 Türsan genoemde "derde golf van mobilisatie in Europa". Aan de electorale marginaliteit kwam dan ook pas vanaf de regionale verkiezingen van 1989 een einde (Gómez-Reino, 2006: 172-175). BNG werd in 2000 volwaardig lid van de EVA. Van 1999 tot 2004 was Camilo Nogueira Europarlementslid en actief in de EVA-groep. Zijn voormalige assistent Ana Miranda is Europarlementslid van 2012 tot 2013 en zetelt in het bureau van de EVA als vice-president.

5.1.1. Het programma

Ideologie BNG evolueerde dan wel van een radicaal linkse partij naar een meer gematigd progressieve positie op nationalistisch en sociaal-economisch vlak, maar de partij deed nooit volledig afstand van haar oude, marxistische principes. Zo is Michael Hechters intern kolonialisme nog steeds inspirerend voor de partij. Ze richt zich op de verdediging van de nationale rechten van Galicië wiens economische, politieke en culturele situatie werd beïnvloed door de perifere en afhankelijke positie in Spanje en Europa.36

Het verbaast niet dat in haar Europees programma van 2004 het Galicisch nationalisme, linkse ideologie en internationalisme als onderdelen van hetzelfde verhaal omschreven werden. Niettemin kwam een uitgebreid sociaal programma aan bod. Onder de titel "voor een Europa van welzijn: de verdediging van de democratische en sociale rechten" eiste BNG een versterking van het Europees sociaal beleid met het oog op een herverdeling van inkomen, een verbetering van de kwaliteit van het leven en de bestrijding van alle vormen van sociale uitsluiting. Tenslotte bekritiseerde BNG de rigide beperkingen van het Stabilisatie- en Groeipact, die onder het mom van "budgettaire stabiliteit" de sociale uitgaven doen verlagen en meer flexibiliteit doordrukken. Onder de titel, "het beleid voor de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid", vroeg BNG om de strategie van Lissabon (2000) uit te breiden met maatregelen om de productie en werkgelegenheid op te krikken en werkloosheid te bestrijden.37

De Europese verkiezingen van 2009 vonden plaats in de context van een diepe financiële en economische crisis. Het Europees programma van BNG uit dat jaar heeft het dan ook over het economische model van de EU, dat zich vooral richtte op marktliberalisering, deregulering en privatiseringen ten dienst van de economische lobby en transnationale ondernemingen.

36 Interview met Ana Miranda, Brussel, 7 mei 2012. 37 BNG, Eleccións ao Parlamento Europeo 2004.

40 Vervolgens werd de structurele economische crisis omschreven als het bewijs van het falen van een ultra-liberaal economisch beleid dat ook de EU inspireerde. De diepgaande analyse van BNG maakte daarmee duidelijk dat de crisis van het neoliberalisme ook een crisis van de Europese economische en monetaire integratie was.38

New politics Het new politics-gedachtegoed van BNG is duidelijk gedefinieerd door haar profiel als linkse partij. Ze houdt er een discours gericht tegen politiek kolonialisme en imperialisme op na. Verder is ze voorstander van internationale solidariteit met steun aan alle nationale bevrijdingsbewegingen, wereldvrede en ontwapening (Gómez-Reino, 2006: 182-183). Wat internationale solidariteit betreft, verdedigde ze in 2004 en 2009 een multilateraal, internationaal beleid op basis van vrede en solidariteit met alle mensen en volkeren in ellende. Ook ecologie, pacifisme, vrouwenrechten en anti-militarisme kregen in het verleden aandacht in het BNG-programma (Ibidem: 184).

Het Europees programma van 2004 begint ondermeer met een pleidooi voor een EU met respect voor mensenrechten en gelijkheid tussen naties, die tegen discriminatie is, die de integratie van immigranten begunstigt, die vrouwenrechten respecteert, die begaan is met de jeugd. Verderop in het programma is er aandacht voor de bescherming van het milieu. BNG juicht de Europese milieureglementering toe, maar vindt dat milieubescherming nog al te vaak gedegradeerd wordt tot een secundair thema na economische ontwikkeling. Daarnaast bleek volgens BNG uit de opeenvolging van ecologische rampen de noodzaak tot verdere verbetering van milieunormen. Ook in 2009 klaagde BNG nogmaals aan dat milieubescherming nooit een centraal element geweest is van de EU. De partij pleitte vervolgens voor een verhoging van de Europese inzet.

Galicië in Europa In tegenstelling tot haar Europees discours in de jaren negentig wijzigde haar positie tegenover de Europese realiteit daarentegen niet. In haar Europees programma van 2004 pleitte de partij overduidelijk voor een Europa dat meer rekening houdt met alle volkeren: een EU die welvaart, democratie, welzijn en het subsidiariteitsbeginsel hoog in het vaandel draagt en rekening houdt met alle parlementen (waaronder dat van Galicië), omschreven als "pluralisme". BNG wees op het feit dat de EU de staatsloze, historische naties negeert en alleen maar de talen van de staten erkent. Met de uitbreiding van de EU in 2004 in het achterhoofd wees BNG op het feit dat sommige staatsloze naties demografisch gezien groter zijn dan sommige EU-lidstaten. "Het

38 BNG, Eleccións Europeas, Programma Electoral, 2009.

41 andere Europa" van BNG plaatst de volkeren en burgers in het middelpunt en overstijgt de economische en monetaire unie. Ook in haar campagne tegen de Europese Grondwet gebruikte ze de slogan "Europa ja, maar niet zoals dit" om aan te geven dat ze niet akkoord ging met het antwoord van de EU op de politieke, economische en culturele noden van de Europese minderheden. Zoals gezegd had ze in haar Europees programma van 2009, onder invloed van de actualiteit, vooral aandacht voor de economische crisis, en meerbepaald voor een alternatief voor het neoliberaal model van de EU. Opnieuw wordt een Europa van de volkeren, dat burgerschap, transparantie, democratie omarmt en respectvol is voor alle nationale, etnische en religieuze minderheden, als ideaal gezien voor de Galicische natie.

Als BNG tot vandaag zeer kritisch is voor de EU, die niet beantwoordt aan de noden van staatsloze naties, wat maakt de partij dan "pro-Europees"? Ten eerste is er volgens de partij nog steeds hoop. Ze probeert samen met de EVA de EU het multi-level governance-model door te duwen. Volgens de partij is de EU van vandaag niet langer federaal, maar opnieuw in handen van de staten. Toch blijft de EU essentieel voor de partij: in tegenstelling tot in Spanje kunnen de Galicische belangen verdedigd worden. Zowel in het Europese programma van 2004 als 2009 nam de BNG het dan ook op voor de Galicische industrie, landbouw, zuivel- en visserijsector. Begin 2012 zijn echter enkele prominente mandatarissen (waaronder Xosé Manuel Beiras en zijn Encontro Irmandinho) uit de pro-Europese vleugel, die de Europese lijn van de partij in de jaren negentig veranderd hadden, uit de partij gestapt. Of deze split iets zal veranderen aan het Europees programma van BNG, zal pas blijken in 2014.

5.1.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Volgens Elias (2009) onderging BNG een belangrijke evolutie van een marginale protestpartij in de jaren tachtig naar een meer mainstream "machtspartij" vlak voor de millenniumwissel. Gómez-Reino (2011) beschreef de partij zelfs als een interessante case om de spanningen ten gevolge van de transformatie van nichepartij naar mainstreampartij te onderzoeken, aangezien de partij haar radicaal links, nationalistisch en eurosceptisch discours in de loop de jaren verving door een meer gematigd discours, om in Galicië meer kiezers aan te trekken. Ook de deelname van BNG aan een coalitieregering van 2005 tot 2009 met de Galicische socialisten verliep niet zonder (interne) strubbelingen, aldus Elias (2009) en Gómez-Reino (2011).

42 Op het regionale niveau heeft de partij dus de vijf fasen van Pedersen doorlopen: de drempel van verklaring (oprichting), de drempel van toestemming (van deelname aan verkiezingen), de drempel van vertegenwoordiging (in een parlement), de drempel van relevantie (het potentieel om druk te zetten, of coalitiepotentieel) en tenslotte de drempel van bestuur (regeringsdeelname). Anno 2012 is BNG met twaalf van de 75 zetels in het Galicische parlement de derde partij van de regio en teruggevallen tot de status van relevantie. Als ze we Elias (2009) volgen, werd het Europees discours van de partij tijdens haar regeringsdeelname herleid tot symboliek. Dat de partij zich sinds 2012 weer meer focust op concrete Europese politiek, is vrij logisch, aangezien ze met Ana Miranda, weliswaar voor een korte periode, opnieuw een Europarlementslid in haar gelederen heeft.

In het Europees Parlement is BNG dankzij de roterende zetel van de vernoemde lijst Europa de los Pueblos-Verdes (Edp-V) weer voor even vertegenwoordigd, net als tijdens de legislatuur van 1999 tot 2004. Waarom duurde het zo lang eer BNG Europees doorbrak? Volgens Gómez-Reino (2011: 129) lag dat zowel aan strategische redenen (focus op regionale niveau) als aan de eurosceptische positie van de partij tot eind jaren negentig. Net als het Spaanse Congres werd het Europees Parlement als een strategische plaats gezien om de Galicische belangen te verdedigen, maar door haar gelimiteerde statelijke en Europese aanwezigheid is BNG niet in staat om het debat te beïnvloeden (Gómez-Reino, 2011: 142). Ook op statelijke niveau beperkt BNG zich tot de drempel van vertegenwoordiging, sinds 1996. Vandaag bezet ze in Madrid amper twee van de 350 zetels.

5.1.3. Traditie met transnationale relaties

BNG was geen volwaardig lid van de EVA tot ze binnentrad in het Europees parlement. In 1999 sloot het enige BNG-Europarlementslid zich meteen aan bij de EVA-groep, en zo bij de gemeenschappelijke fractie met de Groenen. BNG was al sinds 1994 observator van de EVA om haar transnationale relaties te verhogen en werd volwaardig lid in 2000.39

Het eerste grote bewijs volgde in januari 2001 toen BNG assisteerde aan een meeting van de interparlementaire groep voor staatsloze naties, geleid door haar Europarlementslid Camilo

39 Volgens Gómez-Reino (2006) hielp de Europese vertegenwoordiging om het anti-Europeanisme van de partij te temmen. Europarlementslid Ana Miranda legde uit hoe de EVA haar partij overtuigde van een vlotte relatie tussen het Europees parlement en Galicië, het idee van interne uitbreiding, multilaterale oplossingen in een Europese en internationale context en netwerken met andere staatsloze naties.

43 Nogueira, in Santiago de Compostela in Galicië. Het tweedaagse congres diende om een antwoord te formuleren op de uitkomsten van de Eurotop van Nice. Vanzelfsprekend was BNG daar met een grote delegatie aanwezig.40 Sinds ze lid werd van de EVA, intervenieerde BNG regelmatig op de Algemene Vergaderingen van de EVA en ontving ze delegaties van andere regionale nationalistische partijen. Omwille van haar links en progressief karakter adviseerde BNG de EVA op de Algemene Vergadering van november 2004 (Brussel) om contacten te onderhouden met "progressieve partijen" uit kleine EU-lidstaten die staatsmacht hebben.

Voor de BNG is de EVA dan ook een ideologisch project. Ze wil Europa meer democratisch, sociaal en ecologisch maken zodat het meer beantwoordt aan de noden van de Galicische natie. "Als we de EVA verliezen, is de idee van een "ander Europa" ook verdwenen", aldus Miranda. De nationale kwestie blijft wel de hoofdreden voor transnationale contacten, dat blijkt ook uit het Europees programma van 2004 (vrije vertaling): "in samenwerking met andere nationalistische organisaties blijven wij opkomen voor het zelfbeschikkingsrecht van volkeren en vechten om deel te nemen aan de politieke structuur van de EU [...]". Tot vandaag heeft BNG met Ana Miranda, als een Europarlementslid én vice-voorzitter van het bureau, een belangrijke pion in de EVA. Omgekeerd is zij voor de EVA een belangrijk aanspreekpunt in BNG aangezien ze lid is van de Nationale Raad van de partij. Ook hier heerst de vraag: wat zal veranderen met de Europese verkiezingen in 2014?

5.2. Die Bayernpartei (BP)

De BP, opgericht in 1946, was van de eerste regionale nationalistische partijen die supporterde voor de afscheiding van een Europese regio, Beieren, tot een onafhankelijke lidstaat in een Europees politiek kader. Pas in 2004 toonde de partij namens voorzitter Florian Weber interesse in de EVA. De EVA ging in 2006 in op de uitnodiging van de BP voor de viering van haar zestigjarig bestaan, waar het recht op een eigen staat werd herhaald.41 In 2007 werd de BP observator van de EVA. Sinds 2008 is ze volwaardig lid. Waarom het zo lang duurde en hoe de partij zich tot de EVA verhield, proberen we hieronder na te gaan.

40 EVA, archief BNG, dossier Encentro Europeu Intergrupo des Nacións sen Estado, 2001. 41 EVA, archief BP, Das Recht Auf Eigenstaatlichkeit door Karl Albrecht Schachtzchneider, 28 oktober 2006.

44 5.2.1. Het programma

Ideologie Is de BP economisch links of rechts? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. De Beierse partij gelooft niet in een absolute vrije markt, maar ook niet in het socialisme. Volgens de EVA stond ze in 2006 dichter bij de sociaal-democraten dan bij de liberalen of de christen-democraten omdat "ze nogal veel kritiek [had] op het neoliberalisme". Volgens de BP moeten grote ondernemingen gereguleerd worden en kleine bedrijfjes gedereguleerd worden. Voor de Duitse Bondsdagverkiezingen van 2005 vond ze de slogan "Sparen Sie sich Berlin!" uit. Hiermee verwees ze naar het feit dat Beieren elk jaar meer dan zestien miljard euro moet betalen aan de andere bondslanden. Het is vrij logisch dat de BP opkomt voor de belangen van Beieren.

Hepburn (2007) schetst een vrij rechts-conservatief beeld van de partij: "de BP gelooft dat de economische toekomst van Beieren in haar landbouwtradities ligt en de partij wil haar homogene cultuur en etnische groep afschermen van vreemde invloeden". We gingen dit na in een programma uit 2008 met als kop "Beieren zonder Duitsland: meer dan 1.300 euro meer voor allen!". BP wenste in de eerste plaats een hervorming van de federale republiek Duitsland. Ze is ook voorstander van een regionalisering van sociale zekerheid en de gezondheidszorg. Verder komen traditioneel conservatieve standpunten aan bod. De BP ziet de familie als de "kiemcel van de gemeenschap en centraal oord van opvoeding" en is ervan overtuigd dat in Duitsland veroordeelde buitenlanders hun straf moeten uitzitten in hun land van oorsprong. Groene thema's, zoals milieu, publiek transport en hernieuwbare energie worden ook belangrijk geacht, en verbonden met de Beierse cultuur, bevolking en economische infrastructuur.

New politics De BP is tegen nucleaire energie en GGO's (omdat ze bezorgd is om voedselveiligheid en de consument) en voorstander van hernieuwbare energiebronnen. Ook steunt de partij kleinschalige, ecologische landbouw en dierenwelzijn. Zoals reeds gezegd, kon het new politics-programma verbonden worden met de instandhouding van de Beierse identiteit. Om die reden wil de partij immigratie beperken tot een bepaald niveau. "Teveel vreemdelingen mogen de Beierse cultuur niet aantasten", aldus een partijlid.

45 Beieren in Europa De BP is een regionale nationalistische partij wiens Europees gedachtegoed verwarrend kan overkomen. Enerzijds claimde partijleider Weber dat de BP de eerste partij was die na de oorlog het belang van Europese politieke integratie erkende en dit in haar partijdoelen opnam (2007: 129). Anderzijds is de BP bij monde van Weber tegen een centralistisch Europa. Van bij haar oprichting zou de BP een onafhankelijk Beieren in een intergouvernementeel Europa -- volgens een EVA-document is de BP "compromisloos" voor Beierse onafhankelijkheid, daarom noemen ze zich separatisten en níet nationalisten -- gesteund hebben. Dat blijkt ook uit een brief van Weber waarin hij zich uitsprak tegen een Europees rookverbod. De BP was radicaal tegen omdat ze rekening hield met de culturele en historische verschillen tussen de verschillende Europese regio's: een bewijs van haar intergouvernementele kijk.42

In de jaren tachtig nam de BP onder Maximilian Zierl, partijleider van 1979 tot 1989, een uitgesproken Eurosceptische positie in. Dat veranderde begin jaren negentig met de opkomst van het "Europa van de regio's"-ideaal. Het Europa-programma van de BP reflecteerde volgens Hepburn (2007) in grote mate het intergourvernementele standpunt van de SNP . De slogan "A free Bavaria now" deed dan ook denken aan "It is time for Independence" van de SNP. Kunnen we hiermee zeggen dat de BP een mooi voorbeeld is van het "gebruik" van Europa als een symbolische "opportuniteitsstructuur"?

Volgens Hepburn alvast wel. Zij stelde dat de BP een gesloten visie heeft van de Beierse samenleving, waarin Europese integratie nuttig is zolang het Beierse soevereiniteit garandeert. In tegenstelling tot andere regionale nationalistische partijen heeft de BP haar ideologie niet geopend voor Europese invloeden. De BP is conservatief in cultureel opzicht, met andere woorden tegen een Europese cultuur. Ook in haar partijblad Freies Bayern velde de BP een streng oordeel over Europa: ze wilde geen "Europa van bureaucraten en geldverspilling", maar wel een Europa van de regio's waarin Beieren een eigen staat kan vormen.43

In haar Europees programma van 2009 kwam niet zozeer haar intergouvernementele voorkeur bovendrijven, maar wel het multi-level governance-model. Het "Europa van de regio's" werd gebruikt als tegenhanger van het egoïsme van het Europa van de staten, dat geen rekening houdt met de

42 EVA, archief BP, brief van Florian Weber aan Jill Evans, 2 juli 2009.

43 EVA, archief BP, Freies Bayern, oktober 2006.

46 historische regio's die dichter bij de burger staan. Haar model zou leiden tot "staatsafbouw", subsidiariteit en een federalisme dat de regio's zo veel mogelijk vrijheid geeft.

Er werden nog heel wat andere thema's aangesneden. Zo pleitte de BP voor een direct democratisch Europa dat de burger zo veel mogelijk betrekt bij politieke beslissingen door middel van transparantie, de directe verkiezing van Europese Commissarissen en referenda. Ook wenste ze een Europa dat de kansen van globalisering benut, maar ook het vaderland beschermt (lees: de diversiteit van de Europese volkeren behoudt). Het sociaal Europa stond ondermeer voor een sociale marktwerking, duidelijke regels voor banken en de bescherming van de middenstand. Verder verklaarde ze zich voorstander van een principiële EU-buitenlandpolitiek, ontwikkelingshulp voor de minder bedeelden (en niet voor de regeringen) en een strenge aanpak van illegale migratie. Pas op het einde van het manifest verklaarde ze wanneer een meerderheid dat wenste, Beieren een onafhankelijke natiestaat in Europa moest worden.44

5.2.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Tijdens de eerste Bondsdagverkiezingen, in 1949, behaalde de BP 20,9 % van de stemmen en maar liefst zeventien zetels in de Duitse Bondsdag, waar ze vertegenwoordigd was tot 1953. Ook in Beieren haalde de BP de drempel van vertegenwoordiging zeer vlot. In 1950 nam ze 39 zetels in het Beierse parlement in. Van 1954 tot 1957 zat de partij zelfs in een regering met de Beierse socialisten en liberalen. Tot 1966 had de BP nog vertegenwoordigers in het parlement van Beieren. Daarna ging het snel bergaf met de BP: ze ging ten onder aan interne spanningen over particularisme en katholicisme, en de plannen om een alliantie te smeden met de Christlich- Soziale Union (CSU), die toen de dominante partij aan het worden was in de Beierse politiek. Vandaag heeft de BP geen vertegenwoordiging op het regionale, statelijke of Europese niveau.

5.2.3. Traditie met transnationale relaties

De EVA zag het lidmaatschap BP als een startpunt om op langere termijn nog meer regionale (nationalistische) partijen uit Duitsland bij de EVA aan te trekken, zoals de Wendische Volkspartei (de latere Lausitzer Allianz, LA) en Südschleswiger Wählerverband (SSW): "graag zien we de BP als de spreekbuis naar de andere partijen om zo samen de stem van de Beieren, de

44 Wahlprogramm Eurowahl: Europa regional und demokratisch gestalten, 2009.

47 Sorben, de Friesen en de Denen te laten weerklinken in Europa."45 Dat de BP samenwerkte met andere partijen uit Duitsland, zoals Die Friesen en SSW, bleek uit de poging van de partij om vier duizend handtekeningen te verzamelen om deel te nemen aan de Europese verkiezingen van 2009.46 Ook in de EVA nam de BP initiatieven. Ze diende op de Algemene Vergadering van 2009 een motie in over het sociaal en huizenbeleid. In 2012 werkte ze al samen met SSW en Die Friesen: volgens de EVA-staf het resultaat van een eerste zomeruniversiteit van de EVA-partijen uit Duitsland in 2011.

Uit een interview bleek dat de politieke acties van de EVA niet van kapitaal belang zijn voor de partij. Voor de BP komt de EVA vooral van pas om op de hoogte blijven van andere regionale nationalistische partijen en voor de "symbolische solidariteit". De EVA heeft (nog) geen politieke invloed uitgeoefend op de BP. Voor de BP is de EVA geen progressieve partij, maar een amalgaam van ideologisch diverse partijen die de Europese politieke partij als middel gebruiken.

5.3. Eusko Alkartasuna (EA)

Onder de regionale nationalistische partijen geldt EA net als BNG als een vrij jonge partij. Ze ontstond in 1986 uit de Partido Nacionalista Vasco (PNV) ten gevolge van een persoonlijke clash tussen de voormalige Baskische president Carlos Garaikoetxea en PNV-leider Xabier Arzalluz. In 1986 werd EA meteen lid van de EVA. Garaikoetxea was van 1987 tot 1999 de eerste partijleider en van 1987 tot 1991 Europarlementslid (inclusief voorzitter van de EVA van 1990 tot 1991) gedurende twee legislaturen. Dankzij Europa de los Pueblos was EA later ook vertegenwoordigd in het Europees Parlement: Gorka Knörr van 1999 tot 2001 en zijn voormalige parlementaire assistent Mikel Irujo van 2007 tot 2009.

5.3.1. Het programma

Ideologie en new politics De partijnaam staat vertaald voor "Baskische Solidariteit". EA is met andere woorden een partij die onafhankelijkheid en gelijkheid hoog in het vaandel draagt. Aan de basis van de breuk met de PNV lagen dan ook ideologische discussies. Ten eerste was er een dispuut over de vorming van

45 EVA, archief BP, brief van G. Dauwen aan A. Settele en F. Weber, 14 maart 2007. 46 EVA, archief BP, brief van F. Weber aan G. Dauwen, 29 september 2008.

48 Baskenland. EA verklaarde zich voorstander van een sterk Baskenland met zwakke provincies terwijl de PNV sterkere provincies eiste. Ten tweede namen beide partijen een andere positie in op de ideologische breuklijn. Tot op vandaag is EA eerder sociaal-democratisch, waarmee het zich duidelijk profileert tegenover de "christen-democratische" PNV. Volgens haar manifest is EA nationalistisch, progressief en pacifistisch.47

Haar nationalistisch en sociaal progressief profiel verklaart waarschijnlijk waarom EA in 2007 voor het eerst in acht jaar zonder de PNV naar de kiezer trok. Van 1999 tot dan had ze haar lot verbonden met de PNV waarachter haar partijprofiel verborgen zat. Het belangrijkste verschil was dat de grotere partner PNV zich profileerde als een gematigde, "regionalistische" partij, niet als een independentistische partij. Een factor die het EA nog moeilijker maakte om het verschil met PNV programma te onderstrepen, was dat de focus van het Baskische politieke leven volledig bij het vredesthema en de ETA zat. De sociaaldemocratische en ecologische thema's, waarmee EA zich ook van de PNV kon onderscheiden, kwamen zelfs nooit aan bod. Bovendien waren vele militanten en politici van de EA ervan overtuigd dat de kiezer recht had op een links, pacifistisch en sociaal-democratisch alternatief voor de PNV.48

Baskenland in Europa Volgens Acha is Europa een cruciale ideologische referentie voor EA, een onderwerp van stijgend strategisch belang als "meest pro-EU partij in Baskenland". Ondermeer door het Baskische vredesproces ziet EA de EU als een positieve structuur. Van bij haar oprichting staat de partij dan ook achter een "Europa van de burgers, de volkeren en de naties", en meerbepaald een veralgemeende regionalisatie van Europa.49 Omwille van haar gewenste status van "natie" én de diversiteit in de EVA spreekt de EA dus liever niet van een "Europa van de regio's". EA is volgens de auteur dan ook actief in de EVA "om de macht en leiderschap van staten te bevechten in het voordeel van naties en volkeren".

47 Als een independistische partij beoogt EA specifiek centrum-linkse stemmers in het nationalistische kamp en breder bekeken een sterk nationalistisch segment van de Baskische bevolking die onafhankelijkheid steunt, maar zich afzet van geweld. Van bij haar oprichting schreef de partij zich dan ook in in een civiel nationalisme, dat de erfenis van historische rechten respecteerde, maar dit niet zag als de basis voor politieke eisen. Daarnaast is het ultieme politieke doel van EA de creatie van een "vrij, Baskisch sprekend, modern en progressief Baskenland". Een andere hoeksteen van haar ideologie is haar socialistisch profiel, waardoor ze regelmatig kritiek uitoefent op zowel neoliberale recepten als het 'derde weg'-socialisme. Ook in andere sociale en morele issues (de zogenaamde new politics) vertoont de EA een progressief karakter (Acha, 2006). 48 Interview van Günther Dauwen met EA-militanten, Bilbao en Brussel, 22 juni 2007. 49 In 2004 stapte de PNV na 4 jaar observerlidmaatschap van EFA over naar de centristische Europese Democratische Partij. De relatie tussen EA en PNV in de Europese politieke arena is anders dan die in Baskenland. EA verdedigt meer de rechten van staatsloze naties (Acha, 2006: 98).

49 Ook de EA is op langere termijn meer gewonnen voor een confederaal Europa ("liever geen Europa zoals Verhofstadt wil"). Toch neemt ze een groot voorbeeld aan grote Europese leiders zoals Schuman en Delors, omdat zij Europa één stem in de wereld gaven. Enerzijds is EA vandaag gewonnen voor een sterke EU in de internationale politiek en handel. Anderzijds wil ze niet dat Europa raakt aan haar diversiteit van volkeren. "Europa mag geen supranationaal monster zijn dat boven de hoofden van de volkeren beslissingen neemt, maar moet na een lang proces een consensus bereiken tussen alle staten".

Toch is er ook bij EA ontevredenheid met de Europese realiteit, en dat op twee vlakken: onafhankelijkheid en het sociaal-economische model. Dat blijkt ondermeer uit haar kritiek op de Europese Grondwet. Overeenkomstig haar nationalistisch en links profiel bekritiseerde ze het gebrek aan erkenning van staatsloze naties en de zwakke democratische en sociale inhoud. Ten eerste ging de grondwet in tegen kleine staten en staatsloze naties. "Wij, vertegenwoordigers van partijen die historisch gezien betrokken zijn bij het Europese project, zijn bezorgd om de goedkeuring van het nieuwe Constitutionele Verdrag dat een onherroepelijke stap zal betekenen dat niet zal leiden naar een democratische en sociale EU en een meervoud van naties" (vrij vertaald), zo luidde het manifest. Volgens EA was de Europese Grondwet een akkoord tussen de regeringen van lidstaten, en niet door de kamers van volksvertegenwoordigers. In de voorbereidende Conventie hadden de lidstaten zelfs de deelname geweigerd van Europa's constitutionele regio's aan het debat. Ten tweede vond de partij dat het Charter voor de Fundamentele Rechten niet voldoende was om een Europees sociaal model te creëren en het milieu te beschermen. "Beyond the formal and procedural aspects, the new Treaty has serious shortcomings for our political movements, which are identified with progress and a sustainable socio-economic model, with regard to social relations, taxation and the environment."50

Uit een document van voormalig EA-Europarlementslid Irujo blijkt waarom de partij zo radicaal voor onafhankelijkheid is en niet geloof in een "Europa van de regio's". De studie ging over de gedecentraliseerde staten van de EU die regelingen hebben uitgewerkt waardoor regionale entiteiten bij de communautaire instanties konden vertegenwoordigd worden. In tegenstelling tot Spanje hadden Duitsland, Oostenrijk, België en het Verenigd Koninkrijk dergelijke regelingen uitgewerkt waardoor hun regio's bijvoorbeeld in de Raad van Ministers konden zetelen. "Bovendien stoelt de EU van vandaag op het etatistisch beginsel", aldus Irujo, "alleen de staten zijn de echte hoofdrolspelers in de Europese politiek [...] daarom moeten wij, zo lang er geen

50 ERC and EA position on the European Constitution. Manifesto on a democratic Europe of the nations, 2005.

50 substantiële verandering in dit etatistische concept komt, voor onafhankelijkheid zijn [...]"51. Als de EU wèl regionale actoren rechtstreeks toegang zou geven, zou EA dan nìet voor onafhankelijkheid zijn? Dat is een vraag die we onmogelijk kunnen beantwoorden. Wat wel vaststaat is dat de EA, net als andere regionale nationalistische partijen, haar hoop vestigt in "interne uitbreiding" (cfr. supra) "om samen Europa beter [voor staatsloze naties, regio's en minderheden] te maken".52

5.3.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Volgens Beatriz Acha (2006: 67) bepaalt de split met PNV tot heden haar interne en externe evolutie. Sindsdien moest de partij zich profileren tegenover PNV en de radicalere links- nationalistische partijen zoals Herri Batasuna, Euskal Herritarror, en, sinds 2000, Aralar (momenteel observerlid van de EVA), in een zogenaamde "derde ruimte" (Ibidem: 76).53

De jaren tussen haar oprichting in 1986 en 1991 worden als de beste beschouwd in haar geschiedenis. EA haalde toen tussen 15 en 17% in Baskenland en was een sterke oppositiepartij (lees: met het potentieel om druk te zetten). Volgens Garaikoetxea lag het succes aan het feit dat de eerste jaren "meer emotioneel dan ideologisch" waren (geciteerd in Acha: 72). Vanaf begin jaren negentig begon de dalende electorale trend op alle niveaus. In de eerste helft van de jaren negentig bleef EA rond 11% hangen, in de tweede helft van de jaren negentig onder 10%. Dat weerhield de partij er niet van om van 1991 tot 1995 en van 1995 tot 1998 mee te besturen in Baskenland. Paradoxaal genoeg vormde EA van 1999 tot 2007, omwille van strategische overwegingen, allianties met zijn grootste rivaal, de PNV. Het liet de gemarginaliseerde partij wel toe om zijn institutionele aanwezigheid in Brussel twee maal te herstellen: met Knörr in 1999 en met Irujo de legislatuur erna.

Voor de Baskische lokale en regionale verkiezingen van 2011 vormde EA een strategische coalitie met andere regionale nationalistische partijen die achter onafhankelijkheid staan (Bildu). Voor de Spaanse verkiezingen van november 2011 werd een gelijkaardige Baskische coalitie gesmeed onder het mom "samen maken we Baskenland beter": Amaiur.54 Beide coalities deden het electoraal verrassend goed. Desondanks bekleedt EA vandaag amper één zetel in het Baskische

51 Mikel Irujo, Regelingen voor de vertegenwoordiging van naties zonder staat bij de Europese instellingen. 52 L. Lopez de Lacalle, "Cruising Speed", in: Independence Magazine, mei 2012, p. 32. 53 Aralar splitte van Batasuna na onenigheid over de weigering om ETA 's terugkeer naar geweld te veroordelen. Aralar deelt eigenlijk hetzelfde politieke veld met EA: democratisch, links en sterk nationalistisch. Ibidem: 96. 54 L. Lopez de Lacalle, ibidem.

51 parlement en één zetel in het Spaanse congres. Ze is niet vertegenwoordigd in het Europees Parlement. Of er voor de volgend Europese verkiezingen een gelijkaardig strategisch verbond komt, zal in 2014 blijken.

5.3.3. Traditie met transnationale relaties

Volgens Acha (2006: 81) had het Europees lidmaatschap van Spanje van bij den beginne belangrijke ideologische en strategische voordelen voor EA, wat volgens haar van de partij meteen een bij momenten centrale speler in de EVA-groep maakte. Zo was EA in april 2007 gastpartij in Bilbao voor de Algemene Vergadering van de EVA.

Net als ERC heeft EA in de geschiedenis twee secretarissen-generaal in de EVA kunnen afvaardigen: José Luis Linazasoro (1994-2004), een voormalig parlementair medewerker van Garaikoetxea, en Begoña Lasagabaster (2005-2007). Met Lasagabaster had EA voor een lange periode een vlijtige militant in de EVA. Ze was actief in de EVA sinds ze in 1987 als parlementair assistente van Garaikoetxea voor het eerst in contact kwam met de EVA in het Europees Parlement. Vervolgens werd ze verantwoordelijke voor de internationale relaties van de partij. In 2006 zag ze de Groenen/EVA-fractie voor haar partij nog steeds als een "thuis, niet alleen ter verdediging van onze staatsloze naties, maar ook ter verdediging van onze vrijheden, duurzame ontwikkeling, vooruitgang, openheid naar de wereld en steun aan andere naties" (Vanhaelewyn, 2006: 65). Ook Europarlementsleden Knörr en zijn opvolger Irujo waren geëngageerd binnen de EVA en brachten geregeld bezoeken aan andere Europese regio's (Vanhaelewyn, 2006: 78-79).

Als opvolger van Lasagabaster heeft EA met partijverantwoordelijke voor Internationale Politieke Relaties, Lorena Lopez de Lacalle, nog steeds een actieve partijvertegenwoordiger en vicevoorzitter in het bestuur van de EVA. Binnen de EVA onderhoudt EA tegenwoordig vooral contacten met andere independentistische partijen: ERC, de N-VA en de SNP. Dat bleek ondermeer uit een motie over onafhankelijkheid in de EU op de Algemene Vergadering van Leeuwarden.

5.4. Esquerra Republicana de Catalunya (ERC)

ERC, opgericht in 1931, is de oudste levende partij in Catalonië. Tot 1939 beleefde de partij haar gouden tijd. Onder de dictatuur van Franco (1939-1975) was de partij verboden. Door de

52 gewijzigde Catalaanse maatschappij, door ondermeer Spaanse migratie en onderdrukking van de regionale cultuur, vertegenwoordigde ERC na het tijdperk van Franco maar een politieke minderheid. In de jaren tachtig vormde de ERC, net als EA, een pact met haar grootste concurrent, Convergenica i Union (CiU), en moest ze steeds meer opboksen tegen electorale marginalisering.

ERC is sinds 1989 volwaardig lid van de EVA en had in het verleden reeds vier Europarlementsleden in de EVA dankzij de Europa de los Pueblos-coalitielijst. Van 1991 tot 1994 zetelde Heribert Barrera i Costa, de historische leider van ERC. Miquel Mayol i Raynal was de ERC-vertegenwoordiger in Europa van 2001 tot 2004, Bernat Joan i Mari van 2004 tot 2007. Huidig partijleider Oriol Junqueras tenslotte zetelde in deze legislatuur van 2009 tot 2011.

5.4.1. Het programma55

Ideologie en new politics In haar partijnaam zit meteen de essentie van ERC vervat: Esquerra ("links") staat voor socialisatie van rijkdom in niet-marxistische zin. Republicana ("republikein") betekent de verdediging van burgerlijke en politieke rechten van de gemeenschap. Catalunya ("Catalonië") staat voor de erkenning van het nationaal karakter van Catalonië.

Net als de andere onderzochte regionale nationalistische partijen uit Spanje, EA en BNG, zit ERC niet langer in een regionale regering. Nog een gelijkenis met EA is dat ze zich vandaag richt op een moeilijke "derde pool" in de regionale nationalistische politiek. ERC moet concurreren met zowel de rechtsere CiU als met meer linkse partijen zoals Iniciativa per Catalunya Verds (ICV). Zo kan de ERC zich weer op haar independistische core business richten. ERC maakte recentelijk de verbinding tussen de financieel-economische crisis en zelfbeschikking om aan te tonen dat Catalonië er veel beter aan toe was dan de rest van Spanje. "Een onafhankelijk Catalonië zou niet langer zijn wat het vandaag is: een land dat, ondanks een ondernemende en krachtige industriële basis, economisch verstikt is en zijn sociale cohesie bedreigd ziet door de impact van de crisis op individuen, families, bedrijven en administraties." Terwijl EA wees op het succes van Bildu en Amaiur als bewijs van het stijgende nationale bewustzijn, waren er volgens ERC in Catalonië drie factoren die op een gelijkaardige groei wezen: de "mislukking" van het

55 Deels gebaseerd op Basic Principles of ERC, Digital Library of National Movements: CMC, website CMC (laatst geraadpleegd op 17 juli 2012).

53 huidige statuut voor Catalonië; de aanwezigheid van ERC in de Catalaanse regering gedurende zeven jaar en de onofficiële volksraadpleging over onafhankelijkheid, georganiseerd in bijna 440 Catalaanse gemeenten tussen 2009 en 2011.56 Ook haar Europees profiel zou door haar hernieuwde focus op independentisme weer wat meer aandacht krijgen. Of dat zo is vandaag en wat historische achtergrond daarvan is, gaan we hieronder na.

Catalonië in Europa Het Europese integratieproces is altijd belangrijk geweest voor de Catalaanse beweging. Volgens Jordi Solé, die instaat voor de internationale relaties van ERC, was het "Europa van de regio's" twintig jaar geleden belangrijk voor zijn partij. Toch liet het Europees programma van 1999 nog invloeden van het multi-level governance-model zien: ERC eiste een senaat van alle Europese "volkeren" naast de opname van het recht op zelfbeschikking in de Europese "grondrechten". Volgens Nagel (2009: s.p.) was het programma een bewijs van de steeds grotere desillusie van ERC in de Europese realiteit (lees: ERC wilde net als de EVA een "ander" Europa).

In plaats van radicale veranderingen (zoals het recht op zelfbeschikking) te eisen, toonde ERC zich gematigder en paste zich in haar programma voor de Catalaanse verkiezingen van 2003 aan de realiteit van de Europese instellingen aan. Net als BNG, toen ze in 2004 Galeusca vormde met de meer gematigde PNV en CiU, schaarde ERC zich na de regeringsvorming in Catalonië achter de transformatie van Spanje in een "federale plurinationale republiek". Over onafhankelijkheid van de Spaanse staat werd niet gesproken.

Volgens Nagel betekende de periode 2004-2005 een einde van de gematigde positie van de ERC tegenover de EU, omdat de grondwet bevestigde dat de EU nooit de staatsloze naties zal opnemen. In haar Europees programma van 2004 betreurde ze dat de soevereiniteit in de Europese Grondwet niet gebaseerd was op de "volkeren van Europa" en dat de versterking van de Europese instituties niet ver genoeg ging. Ze eiste opnieuw om zelfbeschikking op te nemen in de grondwet en het Catalaans als officiële Europese taal te erkennen. De oude kritische argumenten tegen een kapitalistisch Europa leken dan wel verdwenen, toch was de propaganda van ERC tegen de grondwet in 2005 niet alleen gebaseerd op nationalistische argumenten, maar ook op haar bezorgdheid om democratie en welvaartstaat (Nagel, 2009). Haar (opvallend gematigd) Europees programma van 2009 lag ongeveer in dezelfde lijn: ze verdedigde een pluralistisch Europa (dat de nationale, culturele en linguïstieke diversiteit beschermt), een socialer,

56 J. Solé i Ferrando, "Hope on the horizon", in: Independence Magazine, maart 2012, p. 7.

54 duurzamer en competitiever Europa, een transparanter en democratischer Europa en tenslotte een Europa dat meer internationale solidariteit toont en de mensenrechten beschermt.57

Net als Irujo van EA (cfr. supra) bewees de reeds vernoemde Solé in 2012 dat zijn partij vandaag "in een andere wereld leeft dan de periode van de tweede Regenbooggroep [1989-1994]". "We leven in een tijd van "staatsopbouw" in Catalonië, Schotland, Baskenland, Wales en Vlaanderen. Toch blijft zijn partij geloven in solidariteit tussen alle staatsloze naties en regio's. ERC is dan ook voor meer Europese integratie. De partij is net als EA voorstander van Europese belastingen en één Europese stem in de internationale politiek ("als Europa een grotere wereldspeler wil worden"). De EU moet volgens ERC in tijden van globalisering ook een krachtigere handelsmacht worden, "op voorwaarde dat het rekening houdt met mensenrechten en minderheden".58

Kort gezegd: ERC wil Catalonië als een staat in een federaal en democratisch Europa. Volgens bronnen werd ERC net als EA door het succes van SNP en N-VA gestimuleerd om haar onafhankelijkheidseis opnieuw in de verf te zetten. Uit een artikel in het partijblad van SNP bleek alvast dat de Catalaanse independentisten opkijken naar Schotland, omwille van twee redenen. Ten eerste is Schotland de Europese natie bij uitstek die het dichtst staat bij de status van onafhankelijke staat. Ten tweede wordt Schotland geleid door een "Schotse" regering. Tenslotte wees de auteur erop dat ERC tevens onafhankelijkheid wil bereiken, maar dan via een gradualistische, pragmatische en stapsgewijze strategie.59 Het recentste bewijs van samenwerking tussen de SNP, de N-VA, EA en ERC was een gezamenlijke motie over onafhankelijkheid op de Algemene Vergadering van 2012.60

5.4.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Sinds de val van Franco was ERC steeds vertegenwoordigd in het Catalaanse parlement. In de jaren tachtig was de partij een mogelijke coalitiepartner. Ze zat zelfs voor een korte periode in de regering. Ook van 2003 tot 2010 zetelde ERC in de Catalaanse regering. Haar regeringsdeelnames bleken echter nadelig voor de verkiezingsresultaten, want de regionale verkiezingen van 2010 verliepen dramatisch voor ERC. In vergelijking met 2003 (23 zetels) en 2006 (21 zetels) haalde ze

57 ERC, Programa Electoral Eleccions al Parlament Europeu, 2009. 58 Interview met Jordi Solé i Ferrando (ERC), Leeuwarden, 23 maart 2012. 59 J. Solé i Ferrando, ibidem. 60 EVA, dossier Algemene Vergadering van 23 en 24 maart in Leeuwarden.

55 amper tien van de 135 zetels binnen. Volgens Argelaguet (2006: 145) kon ERC de regionale politiek beïnvloeden als drukkingspartij, bijvoorbeeld in het debat over het nieuwe autonomie- statuut voor Catalonië in 2006.61De tegenstem van ERC leidde tot nieuwe verkiezingen. Vandaag voert ze vooral oppositie tegen de regering van Artur Mas.

Ook op het statelijke niveau heeft ERC altijd vertegenwoordiging gekend. De Spaanse verkiezingen van 2004 waren een hoogtepunt voor de ERC. Ze behaalde acht zetels en werd de vierde parlementaire groep in het Spaanse Congres. Voor het eerst in haar geschiedenis had ze het potentieel om druk te zetten. Ze zetelde in een Catalaanse regering met de regionale socialisten terwijl de Spaanse socialisten naar steun zochten voor hun minderheidsregering. Sinds 2008 is de partij teruggevallen op drie zetels in het Congres en heeft ze minder impact.

Op Europees niveau is de partij de fase van vertegenwoordiging al sinds begin jaren negentig voorbij, zoals reeds aangehaald bij EA dankzij coalities met andere regionale nationalistische partijen op de Europa de los Pueblos(-Verdes)-lijst. In de EVA is er uiteraard vertegenwoordiging, maar geen grote invloed in het Europees Parlement (Argelaguet, 2011: 147- 152).

Volgens Argelaguet (Ibidem) blijft Catalonië het belangrijkste politieke niveau voor ERC, niet alleen omwille van de symboliek, maar ook door concrete strategische redenen. Volgens hooggeplaatsten in de partij kan vooral in Catalonië de Catalaanse natie opgebouwd worden door "beleidsmakerij" om zo de economische, sociale en culturele welvaart van het Catalaanse volk te verbeteren. In 2006 ging de partij daar vrij ver in. ERC stemde tegen het nieuwe Statuut van Autonomie voor Catalonië. De periode nadien ging vooral gepaard met electorale neergang en interne spanningen. Sindsdien werd ERC gemarginaliseerd door CiU, de belangrijkste regionale speler die meer autonomie eist (ibidem: 161-168).

5.4.3. Traditie met transnationale relaties

ERC werd lid van de EVA in 1989. Net als EA hebben de Catalaanse nationalisten heel wat ideologische overeenkomsten met de EVA. Volgens Solé waren beide partijen niet alleen

61 In november 2005 besliste het Spaanse Parlement om de onderhandelingen te openen met de Catalaanse regeringspartijen over de toekomstige relatie tussen Catalonië en de Spaanse staat. De belangrijkste punten in het Catalaanse voorstel waren de financiële stromen en de definitie van Catalonië als een natie. EVA, archief ERC, brief van Joan i Mari aan Günther Dauwen, 1 december 2005.

56 gebonden door zelfbeschikking, maar ook door progressieve, sociale thema's, mensenrechten en ecologie. ERC was immers net als de VU in Vlaanderen de eerste "groene" partij in Catalonië. Maar de EVA en de Europese Groenen blijven twee verschillende politieke partijen, aldus Solé, met een verschillende core business: "Voor EVA is dat zelfbeschikking, voor de Europese Groenen ecologie en voor ERC is dat onafhankelijkheid in Europa". De samenwerking met de Groenen in het Europees Parlement is voor de ERC vooral technisch en pragmatisch.62

Ook na 2004 kende ERC een lange en actieve traditie in de EVA. Ten eerste kregen haar secretarissen voor Internationale Relaties een leidinggevende functie binnen de EVA: Jesús Maestro (2004-2005), Bernat Joan i Mari, Marta Rovira en vandaag Jordi Solé i Ferrando. Ten tweede zette ERC haar schouders onder een paar EVA-bijeenkomsten. Zo organiseerde haar Europarlementslid Bernat Joan i Mari, professor Catalaanse taal en literatuur, in oktober 2005 een EVA-conferentie over taalbeleid en taalplanning in de EU in zijn geboorteplaats Ibiza: voor de EVA de ideale gelegenheid om een taalstrategie te verbinden met territoriale autonomie, economie, sociale ontwikkeling en de integratie van nieuwkomers. Nadien vond op uitnodiging van Joan i Mari een Bureaubijeenkomst plaats in Ibiza. "The meeting of the Bureau and the Conference [...] is [sic] to reinforce the Catalan and the European project. We feel that our co-operation with EFA is improving the Catalan and European construction.", zei het Europarlementslid daags na de bijeenkomst.63 Bovendien was ERC sinds 2004 twee maal in Barcelona gastpartij voor de jaarlijkse Algemene Vergadering van de EVA (maart 2004 en maart 2009). Ten derde nam Joan i Mari het als zijn voorganger Mayol i Raynal op voor de Europese minderheden, zoals de Hungaren in Slowakije, de Macedoniërs in Bulgarije en Griekenland (Vanhaelewyn, 2006: 81).

5.5. De Fryske Nasjionale Partij (FNP)

De FNP werd opgericht in 1962 door activisten van de Fryske beweging die ontstaan was in de negentiende eeuw. In 1966 won de FNP haar eerste zetel in de Provinciale Staten en vijf zetels in vijf verschillende stadsraden. Sindsdien is de partij een gevestigde waarde op het provinciale niveau. In 2003 behaalde de partij haar beste resultaat ooit. Met 13,2% van de stemmen won ze zeven zetels in de Provinciale Staten. Haar campagne focuste op het plan om sporen voor een magneettrein door te trekken. De FNP is enkel lokaal en provinciaal actief en houdt

62 Interview met Jordi Solé i Ferrando (ERC), Leeuwarden, 23 maart 2012. 63 EVA, archief ERC, persbericht van Bernat Joan i Mari, 6 oktober 2005.

57 zich vooral bezig met de Friese taal, cultuur en economie. De partij is wel sinds de oprichting in 1981 lid van de EVA en had met Roelof Falkena een van de langst dienende EVA-bestuurders in haar gelederen.

5.5.1. Het programma

Ideologie De afwezigheid van een economisch programma in de partij werd in 1973 opgelost door de slogan "we zijn niet rechts, we zijn niet links, we zijn alleen Fries". De links-rechtskwestie is problematisch sinds de oprichting van de FNP volgens Hemminga, maar speelt een kleinere rol in de partij (Hemminga, 2006: 151). Volgens Van der Zwet (2011: 99) bevestigt de partijslogan "Fries, Sociaal en Groen" vandaag enerzijds dat de FNP een centrum-linkse partij is met een sterke sociale dimensie. Anderzijds snijdt de partij ook culturele onderwerpen, lokalisme en landelijk leven aan om meer conservatieve denkers aan te trekken.

De facto is de FNP geen regionale nationalistische partij. Ze pleit niet voor verregaande autonomie of onafhankelijkheid, maar wel voor een federalistisch politiek systeem. De ideologie van FNP kan volgens Van der Zwet (2011: 145) het best worden samengevat in twee woorden: Fries en federaal. Ten eerste is de partij bezorgd om de Friese taal en cultuur. Ten tweede beoogt de FNP een democratisch en federalistisch Nederland en Europa. De partij hecht veel waarde aan het subsidiariteitsbeginsel en lokale democratie. Het tweede punt is met het eerste punt verbonden: de FNP gelooft dat een federaal systeem de Friese cultuur en belangen beter kan beschermen (Van der Zwet, 2011: 97).

Toch sprak Hemminga (geciteerd in Van der Zwet, 2011: 109) van een inclusief "Fries nationalisme" dat verbonden wordt met de Friese taal, maar ook met eigen tradities, sporten en sociale structuren in Friesland. Volgens beide auteurs gaat de FNP-agenda dan ook vooral over de instandhouding van Friese taal en cultuur, de bescherming van het platteland, kleinschalige industriële ontwikkeling, recreatie en huisvesting.

New politics In de sfeer van new politics staat de FNP wel duidelijk aan de linkerzijde van het politiek spectrum: volgens Hemminga omdat ze duidelijk links-progressief is in de domeinen van environmentalisme, energiepolitiek en landbouw. Ondanks dat de FNP er niet zelf kan over

58 beslissen (wegens geen vertegenwoordiging in de Tweede Kamer), kan ze zich goed vinden in typische progressieve thema's van de EVA zoals ontwikkelingssamenwerking, pacifisme en ecologie. Ook is de EVA sinds haar ontstaan in 1962 voorstander geweest van biologische landbouw en natuurbescherming. De FNP vindt dan ook dat de EVA een positie moet innemen over ecologie, energie en landbouw, omdat ze dan pas "een volwaardige Europese politieke partij" kan zijn.

Friesland in Europa Aangezien de FNP te klein is om op te komen voor de Europese verkiezingen -- de ganse stemgerechtigde bevolking van Friesland zou op de partij moeten stemmen --, heeft de partij geen Europese programma's. Niettemin denkt de partij over Europa net als over Nederland: het subsidiariteitsbeginsel en lokale democratie van onderuit moeten gerespecteerd worden. Daarnaast is de FNP voorstander van een Europese kieslijst, zodat een Friese kandidaat voor het Europees Parlement kan gepromoot worden. Een grote meerderheid van de FNP was voorstander van een Europese Grondwet omdat Europa de verschillen op gebied van taal en cultuur eerbiedigde, ook voor minderheden. De regio's moesten volgens de FNP echter meer macht krijgen. De FNP wilde het Comité van de Regio's op termijn als de Europese tegenhanger van de Eerste Kamer (lees: een soort senaat).64 Het "Europa van de volkeren"-ideaal staat bij de FNP vanaf haar oprichting centraal. Verzet tegen het "Europa van de lidstaten" is altijd een kernwaarde geweest van de FNP. De partij beseft dat haar ideaal in de toekomst moet bijgesteld worden aangezien bepaalde lidpartijen momenteel een eigen staat nastreven en dat doel als "een realistische mogelijkheid kan gezien worden".65

5.5.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Zoals reeds aangehaald bereikte de FNP haar hoogtepunt toen ze in 2003 zeven zetels won in Friesland. In 2007 viel ze terug tot vijf zetels, maar naderde ze wel de drempel van coalitievorming. Ze onderhandelde over een zitje in de Gedeputeerde Staten, het dagelijkse bestuur van een Nederlandse provincie, maar bleef in de oppositie. In 2011 won ze amper vier zetels, maar bereikte ze wel de drempel van bestuur met één gedeputeerde.

64 "Friese meren met EU-geld op diepte gebracht. Een interview met Adriaan Readbergen", in Volkskrant, 25 maart 2005. 65 Dit stuk is grotendeels gebaseerd op literatuuronderzoek en een uitgebreid e-mailinterview met Sybren Posthumus (4 en 23 april 2012).

59 In 1995 verbond de FNP zich samen met andere provinciale partijen met de Groenen (niet GroenLinks) in de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF). Tussen 2003 en 2011 werd de OSF in de Eerste Kamer vertegenwoordigd door een FNP'er: Henk ten Hoeve.66 Op statelijk niveau is de drempel van vertegenwoordiging nog nooit "voor honderd procent" bereikt. De FNP kon nog niet deelnemen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Aangezien de FNP een regionale partij blijft, die vooral draait op vrijwilligerswerk, zijn de regionale verkiezingen (lees: in de provincie Friesland), de gemeenteraadsverkiezingen en de Waterschapsverkiezingen het belangrijkst. In deze drie organen is de FNP direct vertegenwoordigd. In de Eerste Kamer (OSF) en Europa (EVA) blijft ze indirect vertegenwoordigd. Om in contact te blijven met het Europese niveau zijn transnationale relaties in de EVA van belang voor de FNP.

5.5.3. Traditie met transnationale relaties

De FNP heeft een lange geschiedenis met de EVA. Falkena stond met Maurits Coppieters aan de wieg van de EVA in 1981. Falkena was meer dan vijfentwintig jaar lang verantwoordelijk voor de contacten tussen de FNP en de EVA. Hoewel hij nooit Europarlementslid kon worden (door de Nederlandse nationale kieskring), maakte Falkena van de EVA gebruik om de Friese interesse in het Europese niveau op te wekken. Van 1981 tot 2007 zetelde Falkena, ook een tijd lokaal en provinciaal actief, in het dagelijks bestuur van de EVA (Vanhaelewyn, 2006: 20). In 2007 werd hij afgelost door Sybren Posthumus, tevens lid van het "Friese Parlement".

Om de contacten tussen Leeuwarden en Brussel te stroomlijnen, riep de FNP zelfs een "EVA- FNP-commissie" in het leven. Via deze raad probeert de partij voor brandende kwesties die zich in Friesland afspelen de hulp van Brussel (EVA-Europarlementsleden) in te roepen, of omgekeerd de Europese politiek te volgen wanneer het Friesland aanbelangt. Door de bureaubijeenkomsten en Algemene Vergaderingen kan de partij ook de Europese politieke ontwikkelingen op de voet volgen. In 2012 was de FNP de gastpartij voor de Algemene Vergadering van de EVA, 25 jaar nadat ze die in Leeuwarden voor de eerste keer had georganiseerd. Ook haar vijftigjarig bestaan zat daar voor iets tussen.

66 De Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) werd opgericht in 1999 en bestaat uit 11 verschillende politieke partijen. De zetel van de partij in de Eerste Kamer werd tussen 1999 en 2003 ingenomen door Marten Bierman (Hemminga, 2006: 159). Sinds 2011 zit Kees de Lange van 50Plus voor de OSF in de Eerste Kamer.

60 5.6. De Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA)

De N-VA werd opgericht in 2001 na de splitsing van de Volksunie (VU) en is pas EVA-lid sinds 2010. Frieda Brepoels, nochtans Europarlementslid sinds 2004, zetelt sinds 2009 in de EVA- groep. Dat het zo lang duurde, heeft te maken met het veto van Spirit, dat tevens ontstond uit de VU, in 2004. Binnen de EVA luidt een regel dat wie al lid is (Spirit sinds 2001) over een veto beschikt om concurrenten uit hetzelfde kiesgebied buiten de deur te houden. Spirit maakte gebruik van dit eerstgeboorterecht.67 Naast volwaardig lidmaatschap eiste de N-VA, als een van de grootste EVA-partijen, in 2010 ook het voorzitterschap op. Daarop gaf Nelly Maes, EVA- voorzitster sinds 2000, de fakkel door aan Eric Defoort, historicus en emeritus professor, oud- ondervoorzitter van de VU en de N-VA en gewezen voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging (VVB). De band tussen de N-VA en de EVA is onlosmakelijk verbonden met de teloorgang van de VU en Spirit (later VlaamsProgressieven en Sociaal-Liberale Partij). Daarom zullen we in de analyse van de N-VA ook deze twee partijen aan bod laten. Uiteraard gaan we vooral na hoe strak de (ideologische) band is tussen de N-VA en de EVA.

5.6.1. Het programma

Onderlinge ideologische verschillen De VU werd opgericht in 1954 en was tijdens haar eerst vijf levensjaren een bescheiden partijtje. Vanaf de jaren zestig groeide ze uit tot een belangrijke factor in de Belgische politiek. Volgens De Winter (geciteerd in Massetti, 2009: 505) begon de VU als een centrum-rechtse partij en evolueerde vanaf eind jaren zestig naar het politieke centrum. Ze bleef daar in de jaren zeventig en tachtig. In de jaren negentig was ze eerder centrum-links net als een van haar opvolgers, Spirit.

In loop van haar geschiedenis passeerden bij de VU zowel federalisten, confederalisten als independentisten, maar de Vlaamse strijd werd ook gezien als een sociale strijd. Naast amnestie en staatkundige kwesties bekommerde de partij zich ook om thema's als werkgelegenheid en democratisering. Later kwamen daar ook ecologisme, pacifisme en internationale solidariteit met de Derde Wereld bij. Volgens De Winter voer de VU daardoor een progressieve koers, "maar niet noodzakelijk een linkse koers".

67 H. Renard, in Knack, 7 april 2010.

61 Spirit, opgericht in 2001, daarentegen profileerde zich wel als een centrum-linkse partij. In haar beginselverklaring koos ze voor het links-liberalisme. Ze maakte deze opstelling ook duidelijk in haar politiek handelen. Vrijheid, verantwoordelijkheid en gelijke kansen vormden de leidraad doorheen haar programma en stellingnames. Een ander groot verschil met de VU was het verdwijnen van de verwijzing naar het Vlaams-nationalisme. In de plaats daarvan kwam een "open en Europees regionalisme" en het "integraal federalisme". Spirit eiste meer macht voor de Vlaamse regio en een grondwet voor Vlaanderen, maar dan binnen een confederaal België en een federaal Europa. Daarnaast hechtte de partij ook belang aan directe democratie, en multiculturalisme.

De N-VA werd opgericht in 2001 en verschilde volgens De Winter (2011: 45-46) ook meteen van de VU op een aantal sleutelonderwerpen. Ten eerste zag de partij zichzelf als het syndicaat van het Vlaamse gemeenschappelijke goed. Ze eiste op lange termijn de volledige onafhankelijkheid van een Vlaamse republiek in een federaal geïntegreerd Europa. Ten tweede pleitte ze voor minder directe democratie. Ten derde hoorde ze meer thuis in de rechterzijde van het politieke spectrum. Zo pleitte de N-VA voor een "geforceerde assimilatie" van migranten (ook "economische migratie") en een economisch ondernemerschap, en staat ze achter een "conservatief maatschappijmodel".

Vlaanderen in Europa68

De N-VA daarentegen verdedigt niet meer een "ander" Europa - of dat nu een "Europa van de regio's" of een "Europa van de volkeren" is --, maar exploiteert volgens Dardanelli (2010, 2011) in toenemende mate de Europese dimensie. Dat de N-VA een heel "geëuropeaniseerde" partij is, werd in 2004 bewezen door haar nieuwe slaglijn "Nodig in Vlaanderen. Nuttig in Europa" (2010: 36).69 In het Europees programma van dat jaar klaagt de N-VA aan dat Vlaanderen geen eigen stem in Europa heeft (aangeduid als een "democratisch deficit") en dat het sociale en ecologische Europa achterop hinkt. Verder pleit de N-VA voor een eigen lidstaat in een democratische EU, die subsidiariteit, identiteit en culturele verscheidenheid respecteert. De toekomst van Europa ziet de N-VA niet als één superstaat, maar wel als een bond van soevereine lidstaten die na ratificatie door het parlement een deel van hun soevereiniteit afstaan. Opvallend is dat de N-VA in 2004 nog pleit voor een "tweekamerstelsel waarbij de ene kamer een afspiegeling is van de

68 Wat de N-VA betreft gedeeltelijk op interviews met Jan Jambon (25 april 2012) en Frieda Brepoels (26 april 2012). 69 N-VA verkiezingsprogramma Europese verkiezingen 13 juni 2004.

62 demografische verhoudingen in de hele Unie, en de andere een gelijkwaardige vertegenwoording van de lidstaten zou garanderen".

Volgens Dardanelli (2011: 14) exploiteerde de N-VA in de federale verkiezingen van 2010, toen ze de grootste partij van Vlaanderen werd, de Europese dimensie meer dan ooit tevoren. De verkiezingen waren een "bewijs van haar gebruik van de Europese dimensie om autonomie voor Vlaanderen te behalen". Volgens Dardanelli is die strategie steeds intenser geworden met de jaren door de verdere Europese integratie, met dewelke ze pragmatisch evolueert, en de verschuiving van de partij naar een independistische positie. Hetzelfde gold al in 2009 ("Het Belgische dak lekt en moet vervangen worden door een stevig Europees dak [...]"). Het Europees programma van 2009 bevat dan ook veel positieve punten over de Europese realiteit, maar ook veel verwijzingen naar Vlaanderen en de politieke, democratische en economische verschillen met Wallonië. Het meest geschikte macroniveau voor de N-VA is Europa (voor de munt-, defensie-, migratie-, interne markt- en energiepolitiek). Het meest geschikte microniveau is Vlaanderen. Opnieuw pleit de N-VA voor "een sterker Europa, dat niet alleen economisch maar ook politiek alsmaar sterker en eendrachtiger wordt". Ook dezelfde kritiek uit 2004 komt terug: dat Vlaanderen nog steeds geen eigen stem heeft op het Europese forum. Nieuw is uiteraard haar positieve commentaar op het Verdrag van Lissabon (2007): "het gloednieuwe verdrag van Lissabon bevat een aantal ingrijpende hervormingen die de EU in staat moeten stellen democratischer, transparanter en daadkrachtiger op te treden". In de toekomst wil de N-VA een sterkere Europese Commissie (als gezicht voor Europa) en een sterker Europees Parlement.70

In hetzelfde programma profileert de N-VA zich als "de enige echter Vlaams-Europese partij" in België. Houdt ze er daarom een blind geloof in Europa op na? Het antwoord is neen. Enerzijds ziet de N-VA de Europese integratie de Belgische staat verder uithollen, en voor de politieke en economische zekerheid zorgen om op termijn een meerderheid te creëren die voor een onafhankelijk Vlaanderen is. Anderzijds ziet de partij ook dat het integratieproces de gewenste soevereiniteit voor Vlaanderen uitholt. Daarom profileert ze zich als "kritisch Europeaan" en blijft ze tot vandaag respect voor minderheidsculturen- en talen, democratische besluitvorming en het subsidiariteitsbeginsel hoog in het vaandel dragen. Een N-VA-Kamerlid verklaarde in 2011 dat het democratische gehalte van de EU op de lange termijn moet opgekrikt worden met een

70 N-VA verkiezingsprogramma Europese verkiezingen 7 juni 2009.

63 tweekamerstelsel, waarbij een Europese Senaat voor een betere representatie van de kleinere staten zorgt. De vraag is dus of dat soort verklaringen niet louter symbolisch zijn.71

5.6.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

De VU was van 1954 tot 1999 vertegenwoordigd in het Belgische parlement. Vanaf de eerste Vlaamse verkiezingen in 1995 bereikte ze meteen de drempel van vertegenwoordiging. Daarnaast zetelde de VU drie keer in een Belgische regering, en ook meerdere keren in de Vlaamse en de Brusselse regering. Ook was ze in de jaren zeventig een mogelijke coalitiepartner toen de onderhandelingen over de tweede staatshervorming plaatsvonden .In de loop van de jaren negentig volgde haar electorale val, tot ze in 2001 finaal splitte. Op dat moment zetelde de VU nog in de Vlaamse regering.

Van 2002 tot 2008 vormde Spirit (later VlaamsProgressieven en SLP) een kartel met de sociaaldemocratische sp.a. Ondanks haar wisselvallig electoraal succes, maar dankzij het kartel kon Spirit zowel in een federale regering (Verhofstadt II, van 2003 tot 2007) als in drie (!) Vlaamse regeringen van 2003 tot 2009 (Somers I, Leterme I, Peeters I) mee besturen.

De N-VA op haar beurt bleef in haar beginjaren electoraal marginaal en was pas echt succesvol in de Vlaamse verkiezingen van 2009 en federale verkiezingen van 2010. Dat was pas na de breuk van het kartel met de CD&V in 2008 (het zogenaamd Vlaams Kartel). Toch zetelde de N-VA sinds 2004 al in twee Vlaamse regeringen (Peeters I en momenteel Peeters II). Op het federale niveau bereikte ze sinds 2007 de drempel van relevantie en was ze zelfs twee maal een mogelijke coalitiepartner in de aanslepende regeringsonderhandelingen. In 2010 werd de N-VA de grootste partij van België.

71 Website Steven Vandeput, N-VA, 28 april 2011 (laatst geraadpleegd op 20 juli 2012).

64 5.6.3. Traditie met transnationale relaties

Zoals uitgelegd in hoofdstuk 3 was de EVA tot diep in het eerste decennium van het nieuwe millennium vooral een zaak van de VU.72 Tot de EVA in 2004 erkend en gefinancierd werd als een Europese politieke partij werden de meeste Algemene Vergaderingen in Brussel georganiseerd.

De N-VA wierp zich in 2001 op als de enige opvolger van de VU, zowel in termen van partijstructuur als het democratische nationalistische gedachtegoed van de VU. Volgens haar was Spirit "de verliezende groep". De N-VA werd echter niet uitgenodigd voor de Algemene Vergadering van de EVA in november 2001.73 Spirit, later VlaamsProgressieven en SLP, paste wel in de EVA. Volgens Maes benadrukte Spirit steeds een solidair "Europa van volkeren en regio's" en het integraal federalisme in plaats van te streven naar een onafhankelijke lidstaat in de EU.74

In tegenstelling tot andere regionale nationalistische partijen in de EVA - PNC in Frankrijk, EA en ERC in Spanje en, in mindere mate, SNP en Plaid Cymru in het Verenigd Koninkrijk - heeft de N-VA in België níet de natuurlijke sympathie van Groen! en . De politieke context in België is één reden. Daarnaast staat de N-VA voor een verschillend maatschappijmodel dan de meeste EVA- en groene partijen. Kort gezegd: de N-VA is de grote rechtse (vreemde) eend in de centrum-linkse bijt van de EVA. Volgens de N-VA is de verbinding met de Europese Groenen dan weer vooral pragmatisch bedoeld. "Omdat de EVA-groep slechts 7 verkozenen telt, vormt zij samen met de Groenen een fractie in het Europees Parlement. In een protocol garanderen

72 Eerst werd de EVA opgericht door Maurits Coppieters, VU-Europarlementslid tussen 1979 en 1981. Vervolgens groeide het kind vooral op in de armen van VU'er Jaak Vandemeulebroucke die voorzitter van de EVA was van 1981 tot 1990 en van 1994 tot 1997. Bovendien was Vandemeulebroucke Europarlementslid van 1981 tot 1998. Voor één legislatuur (van 1984 tot 1989) had de VU met Willy Kuijpers een tweede vertegenwoordigers in het Europees Parlement. Nelly Maes, Europarlementslid tussen 1998 en 2004 en EVA-voorzitster van 2000 tot 2010, en Bart Staes, actief in de EVA van 1999 tot zijn overstap naar Agalev (nu Groen!) in 2002, zetten het titanenwerk van hun voorgangers voort. Net deze twee Europarlementsleden stapten na de split van de VU over naar Spirit. Het was dus niet meer dan logisch dat Spirit meteen lidmaatschap van de EVA opeiste. 73 EVA, archief N-VA, brief van G. Bourgeois aan J. L. Linazasoro, 29 november 2001. 74 Het Europees programma van Spirit uit 2004 vertoont dan ook opvallend veel gelijkenissen met dat van de EVA uit hetzelfde verkiezingsjaar. Ook was voor Spirit de groene en progressieve profilering van de EVA noodzakelijk. De samenwerking met Europese Groenen in het Europees Parlement sinds 1999 was voor haar niet alleen technisch of pragmatisch, maar ook ideologisch. Als voorbeelden haalde Maes de antinucleaire standpunten, focus op duurzaamheid, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, democratische instelling en principieel pacifisme van de EVA aan. SLP fusioneerde in 2009 zelfs met Groen! Tot 2012 blijft de partij actief in de EVA. Interview met Nelly Maes, Leeuwarden, 23 maart 2012.

65 beide groepen elkaars eigenheid en autonomie en beklemtonen ze de intentie om nauw samen te werken waar mogelijk."75

Toch was lidmaatschap van de EVA in 2010 voor de N-VA als "Europees thuis komen". Bij monde van haar voorzitter Bart De Wever verklaarde de N-VA dat lidmaatschap belangrijk was omwille van twee redenen: ten eerste omdat het civiel nationalisme in Vlaanderen in de verdediging zat door de xenofobe variant van het Vlaams Belang, ten tweede wilde de partij laten zien dat ze met haar Europees gedachtegoed deel is van een Europese beweging. De N-VA wilde nogmaals bewijzen dat ze een "uitgesproken pro-Europese partij" is.76 Diezelfde De Wever zette het N-VA-lidmaatschap van de EVA in de verf door zijn aanwezigheid op de Algemene Vergadering van de EVA in 2010 in Venetië en op een EVA-conferentie in 2011 in het Europees Parlement.

De N-VA blijft geen EVA-partij pur sang. In de Europese politieke partij voelt ze zich ongetwijfeld thuis aangezien zelfbeschikking nog steeds het bindmiddel is. Ondanks haar solidariteit met autonomisten (zoals de BNG) en minderheden (zoals de FNP) vindt ze het "wenselijker om allianties te smeden met regionale nationalistische partijen uit andere staatsloze naties die regeringsverantwoordelijkheid dragen". Om die reden onderhoudt de N-VA goede contacten met CiU, PNV en de SNP, maar ook met de independistische partijen ERC en EA. Voor de N-VA is een Europese politieke partij geen doel op zich, maar een middel om haar binnenlandse doelstelling, een onafhankelijke staat worden, te bereiken. De EVA als een "independistische internationale" in het Europees Parlement zou dan ook voor haar het perfecte scenario zijn. De slogan "Je serai votre député" van Coppieters, waarmee de EVA-oprichter bedoelde dat de Europarlementsleden de stemmen van de stemloze regio's in Europa moesten zijn, is nog steeds een van de motieven van de SLP en de EVA, maar in mindere mate bij de N- VA. Het is dan ook niet zeker of de N-VA in 2014 op het Europees niveau vertegenwoordigd zal zijn in de EVA.

5.7. Plaid Cymru - The Party Of Wales

Plaid Cymru, opgericht in 1925, evolueerde van een zogenaamde, streng afgebakende nichepartij naar een centrum-linkse, nationalistische partij. Sinds 1983 is Plaid Cymru dan ook een

75 EVA, Nieuw-Vlaams Magazine, februari 2010. 76 H. Renard, in Knack, 7 april 2010.

66 enthousiast, volwaardig lid van de EVA. Ten gevolge van de EVA-perikelen met Lega Nord (zie hoofdstuk 3) bleef Plaid Cymru even weg uit de EVA. Lang dienstdoend Plaid Cymru- en EVA- activiste Jill Evans is sinds 1999 Europarlementslid en sinds 2009 presidente van de EVA-groep in het Europees Parlement. Van 1999 tot 2004 had Plaid Cymru nog een tweede Europarlementslid: Eurig Wyn.77

5.7.1. Het programma

Ideologie Officieel streeft Plaid Cymru naar een "volledige nationale status" binnen de EU, steunt ze een "gedecentraliseerd socialisme" en een "tweetalige gemeenschap die een heropleving van de Welshe taal promoot". Socialisme maakt sinds 1981 deel uit van haar programma, maar Plaid Cymru stond nooit voor het socialisme dat traditioneel geassocieerd werd met het centralisme en collectivisme van Labour. Door Van Morgan (2006: 270-271) werd de partij beschreven als de "non-Labour Left in Welsh politics", en bijgevolg in de linkervleugel van het politiek-ideologische spectrum gesitueerd.

Volgens Alan Sandry (2006) is Plaid Cymru ideologisch complexer dan algemeen aangenomen en vertoont ze politieke raakpunten met zowel een environmentalistische groene agenda, een decentralistische liberale als een socialistische agenda gericht op welvaart. Sandry besluit dat Plaid Cymru geen zuiver nationalistische partij is, maar meer een socialistische partij, met een complexe matrix van achterliggende ideologieën.

Volgens Van Morgan (2006: ibidem) moet de partij dan ook schipperen tussen drie verschillende vleugels: een jong progressief publiek dat zich aangesproken voelt door de new politics-agenda, een "oud - linkse" groep, die aanstuurt op economische herverdeling, en traditionalisten die vooral begaan zijn met taal en cultuur.

77 Het partijprogramma focuste zich exclusief op een “Welsh Wales”, een Welshe volk dat de Welshe taal zou spreken. Gwynfor Evans, partijleider van 1945 tot 1981, verbond het onafhankelijkheidsstreven van de partij met pacifistische waarden. Ook voor hem was het verschil tussen links en rechts niet relevant voor de Welshe ontvoogding. Onder Dafydd Elis-Thomas werd “gecentraliseerd socialisme” in de jaren tachtig aangenomen als een nieuwe synthese tussen het Welsh nationalisme en de economische strijd van de Welshe arbeidersklasse. De mislukking van de grote mijnwerkersstaking van 1985 toonde de limieten aan van deze visie. Medio jaren tachtig was Plaid Cymru opnieuw gemarginaliseerd in de Welshe politiek. Het antwoord op haar identiteitsvraag vond de partij in Europa (Elias, 2008: 535-536).

67 New politics Een belangrijk deel van het linkse profiel van Plaid Cymru is haar "groene imago". Naast pacifisme komt de partij ook op voor milieubescherming en ecologische duurzaamheid, en is ze een passioneel verdediger van actie tegen klimaatopwarming. Vooral in de loop van de jaren negentig bekeerden zich vele linkse “sympathisanten” in de partijrangen tot ecologische ideeën. Een van de gevolgen daarvan was de alliantie van Plaid Cymru met de Wales in één Welsh kiesgebied in 1992 (Elias, 2009: 538-540).

De Winter (geciteerd in Van Morgan: ibidem) beschreef Plaid als de regionale nationalistische partij met het sterkste new politics-profiel. Bewijzen zijn de sterke banden van Plaid Cymru met de Committee for Nuclear Disarmament (CND), haar oppositie tegen de oorlog in Irak, steun aan demonstraties tegen genetisch gemodificeerd voedsel en haar enthousiast pleidooi voor dierenrechten. Toch is er ook intern verzet tegen het new politics- profiel van de partij.

Wales in Europa Elias (2008) onderscheidt verschillende fasen in de evolutie Plaid Cymru's positie tegenover Europa. Vanaf medio jaren zeventig tot medio jaren tachtig combineerde de partij een verbintenis tot Welshe zelfbeschikking met een virulente oppositie tegen de EEG, uit angst dat de Europese regels de economische sleutelsectoren van Wales zouden benadelen. Pas vanaf de jaren tachtig, toen de partij lid werd van de EVA, tot de late jaren negentig nam de partij een passioneel Europees discours aan. Inspraak in Europa werd voor Plaid Cymru in de jaren tachtig een fundamenteel ideologisch ingrediënt. De slogan "volledige nationale status in Europa" was de expressie van de Welshe ambitie om een rol te spelen in een toekomstig Europa van de regio’s.78

Het pad dat de Europese integratie vanaf het nieuwe millennium volgde, vooral het falen van het "Europa van de regio's", en de devolutie in Wales vanaf 1999 hebben volgens Elias voor een herformulering van haar Europees discours gezorgd. In 2003 vulde Plaid Cymru voor het eerst "volledige nationale status voor Wales in de EU" in met een pleidooi voor onafhankelijkheid. Verder bleef ze voorstander van Europese integratie in buitenlands beleid, landbouw- en voedselregels, milieubeleid, sociaal beleid en taalrechten. Ook haar Europees programma van 2004 eist een plaats op voor een onafhankelijk Wales in Europa. Het manifest zet vijf prioriteiten voor Wales in Europa centraal: de versterking van

78 Plaid Cymru beschouwde Europa voortaan als een veelbelovend forum voor haar nationalistische doelstellingen. Daarnaast bood Europa ook een framework om het sociaal-economisch over een andere boeg te gooien. De radicaal-socialistische terminologie werd vervangen door een geloof in een “sterke economische unie van regionale democratieën” (Lynch, 1996; De Winter en Gómez-Reino, 2002; Elias, 2009).

68 Wales in een versterkte EU, een welvarend Wales, een duurzaam Wales dat de bescherming van kwaliteitsvolle en kleinschalige Welshe productie verzekert, een groen Wales waarin milieubescherming de norm is en de verdediging van de taal- en arbeidsrechten van het Welshe volk in de EU.79

Volgens Elias zorgde deelname van Plaid Cymru aan de One Wales-coalitie in Wales (tussen 2007 en 2011) voor een meer realistische en conventionele kijk op de toekomst van Wales in Europa. De duidelijke "onafhankelijkheid in Europa"- doelstelling werd voor een paar jaar herleid tot het "domein van de symbolische politiek" (Elias, 2008: 571).

In het minder independentisch getinte Europees programma van 2009 merken we een nadruk op economie en sociale onderwerpen. Plaid Cymru profileert zich als de enige partij die in Europa de belangen van Wales verdedigt en steunt een "open en democratisch Europa van volkeren en naties". Het programma legt uitvoerig uit hoe de Welshe regering de storm van de globale financiële crisis doorstaat en wat haar oplossingen voor de toekomst zijn. De partij werpt zich op een fervent strijder tegen klimaatopwarming en verdediger van Welshe energiebronnen en de Welshe gemeenschap in Europa. Hoewel meer op de achtergrond verschoven, pleit Plaid Cymru voor een vaag beschreven nationale toekomst van Wales ("onafhankelijk lid van de EU") in Europa en voor de rechten van andere staatsloze naties en minderheden. "We believe that independence will give us the strong voice we need in Europe and the legislative ability to implement a truly integrated and sustainable approach to the development of Wales incorporating economic, environmental and social concerns."80

Europarlementslid Jill Evans vindt het belang van de EU als opportuniteitsstructuur voor Wales zeer groot, net als uit beide manifesten bleek, maar gaf toe dat onafhankelijkheid in Wales het electoraat afschrikt en Plaid Cymru afdoet als "separatisten". Zoals Elias (2008) gebruiken de Welshe nationalisten dan ook de ambiguïteit rond hun toekomstvisie in Europa als een tactisch wapen om al te veel controverse rond onafhankelijkheid van Wales te vermijden.81

79 Fighting hard for Wales. A manifesto for the Elections 2004. 80 On Your Side. Plaid Cymru European Manifesto 2009. 81 Interview met Europarlementslid Jill Evans, Brussel, 25 april 2012.

69 5.7.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Sinds haar oprichting in 1925 is Plaid Cymru geëvolueerd van een electoraal irrelevante drukkingsgroep naar een middelgrote partij in de Welshe politiek, ondermeer dankzij de evolutie van een nauwe fixatie op cultureel conservatisme naar een bredere aandacht voor sociaal- democratische en institutionele issues. Ondanks haar wisselvallige electorale evolutie heeft Plaid Cymru bijgedragen aan een radicale verandering van het Welshe politieke landschap, vooral met de invoering van regionale verkiezingen en de opening van de National Assembly for Wales in 1999 (Van Morgan, 2006: 542-543).

De start van het Welshe parlement in 1999 was voor Plaid Cymru dan ook een keerpunt. Het regionale niveau werd voor de partij de grootste opportuniteitsstructuur waarin het zijn politieke vertegenwoordiging een boost gaf en een realistische beleidsagenda vormde. De eerste reigonale verkiezingen van 1999 waren meteen een overdonderend succes. Plaid Cymru haalde 30% van de stemmen en werd met 17 zetels in National Assembly for Wales de grootste oppositiepartij in Wales. Dat jaar en in 2003 was Plaid Cymru meteen een potentiële coalitiepartner. Plaid Cymru passeerde in 2007 voor het eerst de drempel van regering toen het een regering vormde met de Party. In tegenstelling tot de SNP, en net als EA en ERC, werd ze als regionale nationalistische partij in een coalitie geconfronteerd met aanpassingsproblemen. Plaid Cymru slaagde er niet in om het electoraat te overtuigen als de beste verdediger van de Welshe belangen en om voornaamste concurrent Labour te vervangen als de partij met de grootste bestuursgeloofwaardigheid (Elias, 2012: 15). Bij de regionale verkiezingen van 2007 viel ze terug op 15 zetels. In 2011 haalde ze amper 11 zetels: haar zwakste resultaat ooit in Wales.

Sinds ze in 1966 haar eerste zetel in Westminster haalde, zat Plaid Cymru steeds op de drempel van vertegenwoordiging op statelijke niveau. Enkel in 1974 en 1992 kon ze opklimmen tot de drempel van relevantie. Tweemaal kon ze druk zetten op de Britse regering. In 1974 kon Plaid Cymru net als de SNP van de minderheidsregering van Wilson een devolutiereferendum afdwingen. In 1992 deed de regering-Thatcher een aantal toegevingen in ruil voor de steun van Plaid Cymru aan het Verdrag van Maastricht.

70 5.7.3. Traditie met transnationale relaties82

Vanaf de jaren tachtig toonde Plaid Cymru een groot Europees engagement. Hoewel ze tot 1999 moest wachten voor ze een vertegenwoordiger naar het Europees parlement kon sturen, was lidmaatschap van de EVA belangrijk voor haar Europees profiel.83 Volgens Elias (2011: 259-282) bekeek Plaid Cymru het engagement vooral vanuit een symbolisch oogpunt: om de verbinding met een regionaal Europa in haar discours in de verf zetten. Dankzij de verbinding met de EVA kon Plaid Cymru ook steunnetwerken met andere Europese regionale nationalistische partijen uitbouwen en haar new politics-agenda, in het bijzonder de groene topics, verder verdiepen.

In haar topjaar 1999 verzilverde Plaid Cymru niet alleen een grote vertegenwoordiging in Wales, maar behaalde ze ook twee zetels in het Europees Parlement. Desondanks bleef de focus van de partij in Wales. Sinds het einde van de coalitie met Welshe socialisten in 2011 en het tegenvallende verkiezingsresultaat in datzelfde jaar lijkt de partij weer meer aandacht te besteden aan het Europese niveau. Volgens Jill Evans spelen ook andere factoren mee: het geplande onafhankelijkheidsreferendum in Schotland (en de mogelijke gevolgen voor andere staatsloze naties bij een "ja"-overwinning) en de opkomst van het begrip "interne uitbreiding" in regionale nationalistische sferen (zie hoofdstuk 4).

Elias (2008: 572) poneerde dat regionale nationalistische partijen in een coalitieregering hun territoriale eisen afzwakken, zich meer ideologisch profileren en meer aandacht besteden aan beleid. In oppositietijden zouden ze opnieuw meer inspelen op hun nationalistische core business, perfect combineerbaar met een "onafhankelijkheid in Europa"-retoriek. Als we de redenering van Elias volgen, zou Plaid Cymru meer haar onafhankelijkheidsclaim uitspelen, mede door het succes van de SNP en de N-VA. Het recentste bewijs hiervan volgde in juli 2012, toen Plaid Cymru een studie van het CMC, de denktank van de EVA, voorstelde. De studie is van de hand van Matthew Bumford, lokaal medewerker in Wales van Jill Evans, en argumenteert dat er voor

82 Gedeeltelijk gebaseerd op een uitgebreid interview met Europarlementslid Jill Evans, Brussel, 25 april 2012. 83 Philip Williams vertegenwoordigde in de vroege jaren tachtig Plaid Cymru bij de EVA als verantwoordelijke voor de internationale relaties van de partij (Vanhaelewyn, 2006: 28). Ook huidig Europarlementslid Jill Evan zet zich sinds de begindagen van de EVA in voor de Europese politieke partij. Een ander bewijs van de verstrengeling tussen Plaid Cymru en de EVA in het verleden is de organisatie van drie Algemene Vergaderingen van de EVA (1986, 1993 en 1998) in de Welshe hoofdstad . Naast deelname aan bijeenkomsten rond de rechten van historische naties en regio's van Europa stond Plaid Cymru in de jaren tachtig samen met de VU aan de basis van een gedetailleerd EVA-plan voor een alternatief "Europa van de volkeren" (met voorstellen als een bicameraal systeem met een Europees parlement en een senaat van volkeren, cfr. supra).

71 Wales geen obstakels in de weg liggen als het een volwaardige lidstaat van de EU wil worden door onafhankelijkheid.84

Heeft daarom de Europa-visie van Plaid Cymru, het "Europa van de volkeren en de regio's" voorgoed afgedaan? Volgens Jill Evans niet. Plaid Cymru past zich zoals bijvoorbeeld ERC (zie 5.4.1.) aan de Europese realiteit aan, maar de partij blijft moeilijkheden hebben met het begrip "onafhankelijke staat", officieel omdat Spanje en Frankrijk geen "natiestaat" zijn, maar ook omdat er in Wales geen draagvlak bestaat voor onafhankelijkheid (cfr. supra). Plaid Cymru wil erkenning voor alle staatsloze naties in Europa.

Er zijn genoeg bewijzen dat Plaid Cymru een actieve EVA-lidpartij blijft. Ze was dan wel geen gastpartij meer voor de Algemene Vergaderingen van de EVA, toch onderhield ze haar transnationale relaties door ondermeer in 2001, 2006, 2007 en 2008 een spreker van de EVA , in de meeste gevallen toenmalig voorzitster Maes, uit te nodigen op haar jaarlijkse partijconferentie. In tegenstelling tot de SNP associeert Plaid Cymru zich met de EVA in haar Europese verkiezingsmanifesten en brochures. Bovendien toonde de nieuwe partijleider van Plaid Cymru, Leanne Wood, reeds interesse in de EVA.

5.8. Partido Sardo d'Azione (PSd'Az)85

Psd'Az was oorspronkelijk geen regionale nationalistische partij, maar een Sardijnse afsplitsing van een bredere beweging van ex-soldaten na de Eerste Wereldoorlog, de Associazione Nazionale dei Combattenti (ANC). De partij zag het levenslicht in 1921 en werd door Antonio Gramsci omschreven als "de eerste seculiere partij voor landbouwers, in het bijzonder in Centraal -en Zuid-Italië". De Sardijnse beweging kan historisch gezien in drie punten gekarakteriseerd worden: de quasi afwezigheid van culturele claims, voorkeur voor behoud van de link met (een gefederaliseerd) Italië en een gematigd linkse aard. 86 Psd'Az is lid van de EVA sinds 1984, toen

84 N. Powell, "Plaid report promises more clout in Brussels", ITV News, 16 juli 2012 (http://www.itv.com/news/wales/2012-07-16/report-promises-more-clout-in-brussels/), laatst geraadpleegd op 22 juli 2012. 85 Aangezien PSd'Az niet beschikt over een duidelijk Europees programma uit 2004 en 2009, werd dit stuk grotendeels gebaseerd op de bevindingen van Roux (2006), Vanhaelewyn (2006), Hepburn (2007) en Massetti (2009), aangevuld met een uitgebreid e-mailinterview met Manuel Pirino (4 mei 2012). 86 De Sardijnse identiteit wordt sinds jaar en dag als vanzelfsprekend aangenomen. Iedereen was in staat om Sardijns te spreken en het Italiaans werd nooit als een bedreiging ervaren (Roux: 195). In dit verband kan ook Giovanni Lilliu, sleutelfiguur voor de Sardijnse prehistorie en archeologie, vermeld worden. Hij ontwikkelde een theorie over het "constante Sardijnse verzet" tegen externe machten (Ibidem: 208).

72 Michele Columbu verkozen werd in het Europees Parlement. Hij werd van 1989 tot 1994 opgevolgd door Mario Melis dankzij de "Europa per il federalismo"-lijst.

5.8.1. Het programma

Ideologie en new politics De vage hoofddoelstelling van PSd'Az, de verdediging van de soevereiniteit van het Sardijnse volk, heeft in de loop van haar geschiedenis verschillende invullingen gekregen. Zo verdedigde de partij tussen 1979 en 1993 en vanaf 1998 onafhankelijkheid. Volgens Roux distantieerde PSd'Az zich van het separatisme door de opkomst van de Lega Nord begin jaren negentig. Het historische doel van haar bestaan was voortaan van Italië een federale staat te maken. Van zodra de Lega Nord een centrumrol speelde in de Italiaanse politiek en deel uitmaakte van de Italiaanse regering (van 1995 tot 1996, van 2001 tot 2006), schoof PSd'Az weer op naar indepentisme. Niettemin bleef ze sinds die periode een ambigue positie innemen (Hepburn, geciteerd in Massetti, 2009: 509).

Ook ideologisch blonk PSd'Az uit in vaagheid. Mede door het complexe kiessysteem bij verschillende verkiezingen wisselt de partij constant af tussen coalities met links en rechts. Aangezien Sardinië een arme regio blijft, staan materialistische problemen tot vandaag bovenaan de agenda van de eerder linkse PSd'Az (Ibidem: 207-209). Een uitzondering was het langdurig protest van de partij met PNC tegen de NAVO-basis op de Maddalena-archipel. In deze actie leken zelfbeschikking, pacifisme en de bescherming van de natuurlijke gebieden op Sardinië hand in hand te gaan.87

Sardinië in Europa Volgens Roux ontwikkelde PSd'Az nooit een duidelijke visie op het Europese integratieproces. Europa was dan ook nooit haar voornaamste bezorgdheid, wel de relatie met de Italiaanse staat.

87 In Sardinië met het seculaire centrum (de liberale Partito Repubblicano Italiano in de jaren vijftig en zestig), met de communisten (in de jaren zeventig), met gematigd links (in de jaren tachtig en negentig) en in de vroege jaren van het nieuwe millenium met andere separatistische bewegingen.Toch had de linkervleugel in de partij een meerderheid vanaf 1968. Volgens Smith (geciteerd in Roux: 208) had dit te maken met een etnische revival in Sardinië, beïnvloed door de marxistische visie van anti-kolonialisme (zoals in Galicië). Sardinië werd meer en meer omschreven als een regio geëxploiteerd door externe, kapitalistische ondernemers, en won aan belang. Tussen 1992 en 1998 namen de Sardijnse nationalisten opnieuw een neutrale, eerder autonomistische en centristische positie in, maar sinds 1998 profileerde ze zich opnieuw als een (centrum-)linkse partij. In dit verband werden ook een beperkt aantal post- materialistische standpunten, gelinkt aan regionale cultuur, milieu en onderwijs, verdedigd.

73 Toch heeft de partij altijd de Europese politieke en economische integratie gesteund en plaatste ze Sardijnse autonomie net als in Italië in het bredere geheel van een federale unie, zowel op het mediterrane als Europese niveau, van naties en volkeren, gebaseerd op soevereiniteit, solidariteit en gemeenschappelijke belangen (Vanhaelewyn, 2006: 175).

Uit een interview blijkt dat PSd'Az enerzijds voor Europese integratie is op vlak van defensie, buitenlands beleid, sociaal beleid en integratie. Hierin wil ze de macht van de huidige natiestaten verder uitgehold zien. Anderzijds wil ze een democratisch en vrij Europa "van volkeren" dat de mens "als persoon en niet als businessobject centraal zet". Het Europees gedachtegoed van PSd'Az sluit nauw aan bij de oude EVA-visie van een "ander Europa". Ze is ervan overtuigd dat de nationale staten op instorting staan en dat alleen een "nieuw Europa van volkeren" de EU kan redden. "Als de nationale staten de onderdrukkers blijven en niet meer vertrouwen kunnen opwekken, dan zullen ze vroeg of laat uiteen vallen", aldus een partijmilitant. Voor een vredevolle stabiliteit van de EU is een bescherming van de cultuur, identiteit en taal van de Europese volkeren nodig. Verder is de partij gekant tegen een klerikaal en kapitalistisch Europa dat "nog steeds in handen is van de oude conservatieve partijen".

5.8.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij In de literatuur werd PSd'Az beschreven als een "brede kerk die op instorten staat door interne spanningen en een gebrek aan een duidelijk ideologisch profiel" (Hepburn, 2007: 14). Terwijl ze in haar beginjaren makkelijk 35% haalde, is de partij sinds begin jaren negentig maar een marginale kracht in Sardinië.88 Dankzij een gedeelde lijst van regionalisten ("Europa per il federalismo") kon Melis van 1989 tot 1994 zetelen in het Europees Parlement. Bij de laatste regionale verkiezingen (2009) haalde de partij amper 4,3%. Toch blijft regionale vertegenwoordiging een constante (vandaag vijf zetels in de Regionale Raad) en regeert de partij sinds 2004 mee in Sardinië.

88 Roux (2006: 203-204) onderscheidt in de electorale geschiedenis van de partij vier stappen. In de eerste fase (1921- 1949) speelde PSd'Az een sleutelrol in de regionale politiek, met 15 tot 30% van de Sardijnse stemmen in nationale en regionale verkiezingen. Zo kon de partij meteen na de Tweede Wereldoorlog voorstellen doen omtrent het Speciale Statuut voor Sardinië in de Italiaanse Grondwet. Ze kon met andere woorden druk voeren op het statelijke niveau. In de tweede fase, van 1950 tot 1980, verloor ze haar centrale positie in de politiek door interne verdeeldheid en haalde ze amper tussen 3 en 7%. De derde periode (1981-1991) staat gelijk aan het "Sardijnse decennium". PSd'Az werd opnieuw electoraal succesvol dankzij een radicaal links en independistisch programma onder impuls van Columbu. In 1984 en 1989 haalde de partij respectievelijk 13,8% en 12,4%. In deze periode was de partij met Melis vertegenwoordigd in het Italiaanse parlement. Later werd Melis zelfs president van Sardinië, aan het hoofd van een coalitie van vijf, voornamelijk linkse partijen. Columbu vertegenwoordigde de partij in het Europees Parlement tussen 1984 en 1989. Sinds begin jaren negentig haalde de partij in Sardinië nooit meer dan 5%.

74 5.8.3. Traditie met transnationale relaties

De partij was heel vroeg bij de EVA. Het was Europarlementslid Columbu die PSd'Az in 1984 in de EVA loodste. Zijn opvolger Melis was tevens een actief Europarlementslid in de EVA. Twee keer was PSd'Az gastpartij voor de Algemene Vergadering van de EVA: in 1988 en in 2003. Franco Piretta probeerde vanaf de jaren negentig als een soort "minister van buitenlandse zaken" van de partij het werk van de twee iconen van de Sardijnse beweging en EVA-coryfeeeën verder te zetten. Zonder een zetel in het Europees Parlement probeerde hij de Sardijnse zaak te verdedigen op het Europese niveau, vooral in de EVA.

Op de Algemene Vergadering van november 2004 bleek Piretta een groot voorstander van Europese partij-integratie. Aangezien PSd'Az door het complexe Italiaanse kiessysteem er niet meer in slaagde om een Europarlementslid verkozen te krijgen, stelde hij voor om als een Europese politieke partij naar de Europese verkiezingen te gaan. Net als onder andere de FNP en EA wenst ook PSd'Az omwille van praktische redenen een Europese kieskring: mensen uit andere regio's kunnen op die manier op haar kandidaten stemmen.89 Een voorbeeld van een grensoverschrijdende actie, waarvoor de partij banden samenwerkte met de Corsicaanse PNC, is de actie in 2004 en 2005 tegen de nucleaire onderzeeërs op de NAVO- basis op Sardinië. In die periode verdween Piretta, lang dienstdoend lid van het dagelijks bestuur van de EVA, uit beeld van de EVA waarop de Europese contacten van de partij verwaterden. Ook in Italië kwam een netwerk van regionale nationalistische partijen maar niet van de grond. Fabrizio Comencini van Liga Veneta Repubblica (LVR) gaf in 2008 toe dat het moeilijk was om alle "Italiaanse" partijen opnieuw samen te krijgen voor een coalitielijst in 2009. Naast PSd'Az had hij het ook over Slovenska Skupnost, die opkomt voor de de Sloveense minderheid, en Süd- Tiroler Freiheit, die de belangen van het Duitstalige Zuid-Tirol verdedigt.90 Volgens de EVA-staf zijn de politieke cultuur, de verdeel- en heerspolitiek in het kiessysteem, de taalbarrières en de geografische spreidstand tussen de partijen mogelijke verklaringsfactoren voor het herhaaldelijk falen van een transregionale lijst in Italië.91

Vandaag proberen Manuel Pirino en Marco Calaresu de band van PSd'Az met de EVA te herstellen en op die manier Europa dichter bij de Sardijnse nationalisten te brengen. Het eerste bewijs volgde in maart 2011, toen de EVA en Psd'Az samen de conferentie "La Sovranità dei

89 EVA, notulen Algemene Vergadering van 8 en 9 november 2004 in Brussel. 90 EVA, notulen Groepmeeting van 17 september 2008 in Brussel. 91 Interview met Günther Dauwen en Eva Bidania, Brussel, 23 april 2012.

75 Popoli in Europa" in Cagliari organiseerde. Daar kwam de opnieuw geactiveerde Alleanza di Popoli Liberi (APL) ook samen. Het netwerk tussen regionale nationalistische partijen in Italië kwam in de loop van 2011 nog op drie andere plaatsen samen: in , Aosta en Rome.92 De vraag is of APL zal leiden tot een nieuwe coalitielijst in 2014, de grote ambitie van de EVA in Italië.

5.9. De Scottish National Party (SNP)

De SNP werd opgericht in 1934, maar is een bepalende factor in de Britse politiek sinds ze in 2007 de regerende partij werd in Schotland. De SNP werd al in 1983 observatorlid van de EVA, maar koos van 1979 tot 1989 voor een andere parlementaire groep dan de EVA. Het was Winifred "Winnie" Ewing (ofwel "Madame Eçosse”), Europarlementslid tussen 1975 en 1999, die de SNP in de tweede Regenbooggroep in het Europees Parlement bracht. George Leslie en de vroegtijdig overleden Allan Macartney, Europarlementslid tussen 1994 en 1998, probeerden al tussen 1983 en 1989 de SNP te overtuigen voor de EVA te kiezen (Vanhaelewyn, 2006: 38). Macartney werd opgevolgd door Ian Hudghton, die tot vandaag Europarlementslid is. Een tweede SNP-zetel werd van 1999 tot 2004 ingenomen door Neil MacCormick, die op zijn beurt in 2004 werd opgevolgd door Alyn Smith.

Net als ze steeds een ambivalente houding heeft tegenover de EU, staat de SNP sceptisch tegenover samenwerking met andere partijen in een Europese politieke partij (Van der Zwet, 2011: 175). De redenen hiervoor proberen we te achterhalen.

5.9.1. Het programma

Ideologie en new politics Volgens Lynch (2009: 625-634) evolueerde de SNP in de loop van haar geschiedenis van een centrumpartij naar een uitgesproken sociaal-democratische partij, en zijn er vandaag bewijzen dat de SNP opnieuw moeilijk in één ideologisch hokje te stoppen is.93

92 EVA, dossier Algemene Vergadering van 23 en 24 maart in Leeuwarden, 2012. 93 In haar eerste dertig jaar was de SNP een marginale politieke kracht in het ideologische centrum en een catch- allpartij, die verschillende ideologische strekkingen groepeerde en de natie en het nationaal belang boven alles plaatste (Finlay, geciteerd in Lynch, 2011: 238). In de loop van de jaren zeventig kwam de sociaal-democratische traditie stilaan tevoorschijn. Billy Wolfe, partijleider van 1969 tot 1979, transformeerde de SNP tot een moderne politieke partij met een sociaaldemocratisch profiel, hoewel de partij electoraal nog steeds geen potten brak. De "79 Group", een ideologische factie met huidig Schots First Minister Alex Salmond als één van de leiders, zette de

76 Volgens Lynch zorgen twee karakteristieken dat SNP een uitzondering is in de regionale nationalistische partijfamilie. Ten eerste ontstond de partij niet uit een taal- of cultuurbeweging, de typisch etnische roots van regionale nationalistische partijen, maar wel uit de wens om politiek en economisch zelfbestuur. Ten tweede was onafhankelijkheid het onmiddellijke politieke doel van de SNP, meer dan regionale autonomie, devolutie of federalisme. Deze doelstelling veranderde het standpunt van de partij tegenover devolutie en de Europese integratie meteen.

Schotland in Europa

Volgens Lynch (ibidem) plaatste de SNP pas vanaf de late jaren tachtig haar onafhankelijkheidsdoel in een Europese context. Hepburn en McLoughlin (2011: 1-2) beschreven vier factoren die ervoor zorgden dat de SNP tegen het einde van de jaren tachtig Europa omarmde. Ten eerste was er haar inclusief en progressief nationalisme. Ten tweede kwam de financiële hulp van Brussel aan perifere regio's op gang. Ten derde was het Europese niveau gezien als een platform om de Schotse belangen op een ander niveau dan het Britse te verdedigen. Ten vierde was er de mogelijkheid om een alliantie te smeden met andere regionale nationalistische partijen (cfr. infra).

Van der Zwet (2011: 171-174) haalde nog een andere belangrijke factor aan. De pro-Europese positie was een overkoepelend kaderwerk waar eensgezindheid over bestond in tijden van interne spanningen. Daarnaast kon een Europese strategie beschuldigingen van Kleinstaaterei en isolationistische politiek wegwerken. Ook kon de SNP zich onderscheiden van de eurosceptische houding van de regering-Thatcher en de nadruk leggen op "historische continuïteit" ter verdediging van haar onafhankelijkheidseis: "dat Schotland altijd al een deel was van Europa, maar dat de Acts of Union [1707] deze verbinding verbroken hadden" Kortom, Europa werd voortaan voorgesteld als een betere partner voor Schotland dan het Verenigd Koninkrijk.94 partijleiding verder onder druk om de SNP te transformeren tot een openlijk socialistische partij, om de hegemonie van Labour in Schotland te breken.93 Een extra katalysator in de jaren tachtig was de Conservatieve regering- Thatcher: voor de SNP de ideale periode moment om zich te positioneren als een centrum-linkse partij. Pas onder leiding van Salmond, partijleider van 1990 tot 2000, transformeerde de SNP zich tot een expliciet “sociaal democratische partij in de Europese mainstream” (Lynch: 240). Wanneer Salmond terugkeert als partijleider in 2004 verschuift het centrum-linkse ideologisch profiel van de SNP meer op de achtergrond ten voordele van een politieke agenda over economische groei, de publieke sector en verdere devolutie. 94 Begin jaren negentig heeft de SNP heel even geflirt met het "Europa van de regio's" - dat gericht was tegen het Europees systeem van natiestaten. De "onafhankelijkheid in Europa"-strategie won snel weer aan steun van zodra duidelijk werd dat regio's geen grotere rol kregen in de EU. De SNP kon zich niet langer vinden in de "post- soevereine" opstelling (zoals het Europa van de regio's") van bepaalde EVA-partners. Halverwege de jaren negentig werd de SNP opnieuw kritischer tegenover de EU. Het hoogtepunt van haar kritiek volgde in 2004, toen het

77 De Europese verkiezingen worden door de SNP vooral "gebruikt" om de Schotse belangen te verdedigen. Zo ook in 2004. In tegenstelling tot pakweg de N-VA werd met bijna geen woord gerept over de Europese integratie. SNP verklaarde dat Schotland alleen door onafhankelijkheid een stem kan hebben in het Europese en internationale forum. Zo zou onafhankelijkheid Schotland toegang geven tot de Europese Raad, de Raad van Ministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Verder gaf de SNP aan dat ze gelooft in een EU als een confederatie van staten. Klimaatverandering, mensenrechten, gelijke kansen, armoede, internationale criminaliteit en veiligheid zijn de thema's die Europees en internationaal moeten aangepakt worden. Voor de rest is het de ambitie van de SNP om de Schotse economie (in het bijzonder de visserij), werknemers en milieu te beschermen.95

Ook in het Europees programma van 2009 gaat vooral over Schotland.96 "As [...] Scotland's Party in Europe, we are determined to do more to make this nation healthier, safer, fairer, greener and wealthier", luidt de introductie van Salmond. Verder in het manifest wordt opnieuw verwezen naar onafhankelijkheid als een nieuw partnerschap in Europa en als de enige manier om het Schotse volk (ondermeer door referenda) een stem te geven in Europa. SNP is ervan overtuigd dat ze in de EU ook kan investeren in de toekomst van Schotland: ondermeer in economische groei, groene energie en de ondersteuning van de landbouw. Wat opvallend is, is dat in het Europees programma de successen van de Schotse regering (waarin de SNP sinds 2007 de plak zwaait) worden opgesomd. In haar manifesten associeert de SNP zich niet met het Europees programma van de EVA. Hudghton legde uit waarom. Zelfs een kleine zin uit een EVA- document kan misbruikt worden door onze politieke vijanden. Bovendien moet een manifest nuttig zijn."97 "We willen Schotland veranderen, niet Europa", zei het andere SNP- Europarlementslid.98

aangepaste landbouw- en visserijbeleid in het grondwetsvoorstel inging tegen de Schotse belangen. Volgens Hepburn en McLoughlin (ibidem) deed de striemende kritiek denken aan de jaren tachtig, toen in de ogen van de SNP Europa elitair, centralistisch en ondemocratisch was.

95 Vote For Scotland. European Manifesto, 2004. 96 We've got what it takes. European Manifesto, 2009. 97 Interview met Ian Hudghton, Leeuwarden, 24 maart 2012. 98 Interview met Alyn Smith, Brussel, 7 mei 2012.

78 5.9.2. De (binnenlandse) politieke toestand van de partij

Sinds de Schotse verkiezingen in 2007 heerst er in de SNP een gedisciplineerde focus op het regionale niveau. Bepalend voor de SNP was dan ook de oprichting van het regionale parlement in Edinburgh in 1999. Na de verkiezingen van 1999 en 2003 was ze een mogelijke coalitiepartner. In 2007 kon de SNP met de steun van de Schotse groenen een minderheidsregering vormen. Sinds 2011 staat de partij nog sterker in haar schoenen: ze behaalde een absolute meerderheid en kon opnieuw een regering vormen.

Sinds ze haar eerste zetel scoorde in Westminster in 1970, zit de SNP op de drempel van vertegenwoordiging in het statelijke niveau. In 1974 was de SNP zelfs een mogelijke coalitiepartner (de drempel van relevantie). Dankzij haar goed verkiezingsresultaat kwam de regering-Wilson in ruil voor steun een aantal Schotse eisen tegemoet. Van 1979 tot vandaag (zes zetels in het Britse Lagerhuis) zit de SNP stevig op de drempel van vertegenwoordiging. Omwille van haar referendumplannen, die heel wat Londense politici doen beven, kunnen we zeggen dat de SNP opnieuw de drempel van relevantie (en meerbepaald het potentieel om druk te zetten) bereikt heeft.

In het Europees Parlement heeft de SNP sinds 1979 een of twee vertegenwoordigers. Het Europees niveau werd gezien als het belangrijkste niveau om de Schotse stem te verkondigen, tot de oprichting van het Schotse parlement in 1999 (Lynch, 2011: 233-257).

5.9.3. Traditie met transnationale relaties

Volgens Lynch (ibidem) heeft de SNP zich altijd ambivalent verhouden tot politieke samenwerking met regionale nationalitische partijen in Europa (lees: in de EVA), in het bijzonder tegenover partijen die een kleinere graad van autonomie eisen of electoraal minder sterk zijn.99 Ook Van der Zwet deelde de EVA op in een "kleine EVA" en een "grote EVA". De eerste groep

99 Van 1979 tot 1989 koos de SNP, toen nog overwegend eurosceptisch, voor een andere parlementaire groep dan de EVA. In de Europese Progressieve Democraten zetelde ze met de Ierse republikeinen van Fianna Fail en de Franse gaullistische Rassemblement pour la Republique (RPR). De SNP werkte liever samen met grotere regeringspartijen en kreeg meer debattijd in het Europees parlement, dan in een "politieke verdeelde" Europese partij met vooral electoraal zwakke partijen. Tegen het einde van de jaren tachtig werd deze positie steeds meer onhoudbaar en schadelijk omdat de SNP steeds meer naar links opschoof en Fianna Fail en RPR steeds meer onstabiele partners werden (Van der Zwet, 2011: 175). In 1989 koos de SNP voor lidmaatschap van de EVA. Ewing was van 1991 tot 1994 voorzitter van de EVA. De EVA was voor de SNP toen nog een katalysator ("maar niet de enige", aldus Hudghton) op weg naar meer autonomie.

79 zet identiteit en taaltradities centraal in plaats van politiek. Volgens bepaalde SNP'ers is "de EVA een kortetermijnoplossing, waar we passen in lange termijn is een centrum-linkse sociaaldemocratische partij" (Van der Zwet, 2011: 177). "Uiteraard voelt de SNP zich met andere partijen in de EVA verbonden door zelfbeschikking", legde een SNP'er uit, "maar ideologisch gezien voel ik mij meer verbonden met de Europese Groenen. In de EVA is het niet mogelijk om een gemeenschappelijke agenda uit te werken". Volgens de SNP moet de EVA dan ook meer inzetten op onafhankelijkheid en autonomie.

De SNP wil pas investeren in de EVA "als het Schotland ten goede komt", legde een SNP'er uit. Bij Hudghton klonk op de Algemene Vergadering van de EVA in 2010 (Venetië) eenzelfde geluid. Hij keek uit naar "a situation in which there is no hesitation from the parties to pay their contribution because there is clear evidence in terms of the benefit for the party, politically and financially". Smith verklaarde zelfs op een Bureaubijeenkomst in 2008 dat de "EFA does not add any value to the SNP". Alle geld en energie van de SNP ging naar de Schotse verkiezingen. Dat de partij niet meteen happig was om financieel bij te dragen tot de EVA, van zodra ze zich omvormde tot een Europese politieke partij, is vandaag niet zo verrassend. Gedurende een paar jaar betaalde de SNP haar verplichte contributies niet door financiële problemen. In 2007, 2008 en 2009 bleek ze dan ook geen spreek- en stemrecht te hebben op de Algemene Vergaderingen. Sinds 2010 is de SNP formeel terug in de EVA en probeert ze de EVA opnieuw meer relevant te maken voor haar politiek project.

Toch probeert de SNP net als de N-VA de symbolische solidariteit met andere staatsloze naties, regio's en minderheden in de verf zetten. Zo was Salmond, toen nog SNP-vertegenwoordiger in Westminster, de opvallendste spreker en publiekstrekker op de Algemene Vergadering van 2006. Daarnaast verwelkomde de SNP meerdere keren vertegenwoordigers van de EVA in Schotland, in de rand van haar jaarlijkse conferentie. In 2006 waren Nelly Maes en Ian Hudghton de gastsprekers op een voorstelling over 25 jaar EVA, door de SNP en de EVA georganiseerd. In 2010 en 2011 waren ook aparte meetings met en over EVA. Vorig jaar speechten Bart De Wever en Eric Defoort in Inverness over onafhankelijkheid en natieopbouw.100

100 EVA, dossier Algemene Vergadering van 23 en 24 maart in Leeuwarden, 2012.

80 HOOFDSTUK 6: Algemeen besluit

Dankzij primaire bronnen kregen we een meer realistisch beeld van de EVA. Hoewel de partij de door Niedermayer geconstrueerde stadia van "contact" en "coöperatie" al lang voorbij lijkt en ze sinds 2004 erkend is als een Europese politieke partij, is ze nog lang geen volledig geïntegreerde partijorganisatie. Het is hoogst twijfelachtig of dat het toekomstperspectief van de EVA, als Europese politieke partij die subsidiariteit hoog in het vaandel draagt, is. De lidpartijen lijken dus de logische poortwachters van de EVA blijven omdat ze in de eerste plaats de vertegenwoordiger van hun staatsloze natie, regio of minderheid zijn. Ze willen een scenario vermijden waarin Europese politici uitsluitend als Brusselse elite bestempeld worden.

Toch kon de EVA tot diep in de jaren '00 zowel een brede civiel nationalistische als een diepe progressieve agenda, waarmee ze aansluiting vond met new politics, uitbouwen. De core business van de partij, ondermeer zelfbeschikking en autonomie, ging perfect samen aandacht voor grass-roots politiek, mensenrechten, duurzame ontwikkeling, solidariteit met de Derde Wereld en pacifisme.. "Think different. Think EFA!" was de slogan die het allemaal mooi samenvatte.

In de loop van de jaren '00 hadden enkele lidpartijen wat meer moeite met het new politics-profiel van de EVA en het meerlagig federalistisch bestuursmodel, dat voordien als ideologische koepel diende als het om zelfbeschikking ging. Sinds de EVA in 2004 als een Europese politieke partij erkend en gefinancierd wordt, is dan ook veel veranderd. Zo was er in Europa ondermeer de voor de EVA de teleurstellende Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon. Vervolgens kreeg de EU het zwaar te verduren tijdens de financiële en economische crisis. Net als de reactie op de klimaatcrisis bleek het besparingsverdrag niet voldoende. Ook bewoog er heel wat in de Europese regio's. In Vlaanderen, Schotland en Wales bleek een meerderheid gewonnen voor meer autonomie, een evolutie die gelijkaardige bewegingen in Baskenland en Catalonië inspireerde.

We gingen ervan uit dat ook de EVA na 2004 interne veranderde en botsten op twee belangrijke evoluties. Ten eerste zijn in de EVA, in tegenstelling tot de jaren negentig, minder regionale nationalistische partijen overtuigd van het meerlagige federalistisch institutioneel model als een overkoepelend toekomstperspectief. Ten tweede is binnen de EVA het draagvlak verkleind voor new politics, en daarmee ook het middel om de zichtbaarheid van de ideologische verschillen tussen meer linkse en meer rechtse lidpartijen te reduceren. Beide evoluties legden samen met hun

81 ideologie, binnenlandse politieke toestand en transnationale relaties de Europese voorkeuren bloot van tien onderzochte EVA-partijen die we onderbrachten in onderstaande typologie.

Houding tegenover het programma van de EVA EVA-gezind Minder EVA-gezind Houding EU-optimist Euro-optimistisch Eurorealistisch tegenover de EA, ERC, FNP, Plaid N-VA evolutie van de Cymru EU EU-pessimist Eurokritisch Europragmatisch BNG, PSd'Az BP, SNP

Ten eerste zijn er regionale nationalistische partijen die in Europa de EVA als de belangrijkste opportuniteitsstructuur voor de verbetering van hun nationaal lot zien. BNG en PSd'Az leven en ademen sinds hun betekenisvol lidmaatschap van de EVA. Zolang de EU hun eisen voor meer zelfbestuur, sociale rechtvaardigheid, duurzame ontwikkeling en vredevolle democratie ten goede komt, blijven ze voorlopig "eurokritisch". De EVA is hun ideologische thuis.

Ten tweede zijn er regionale nationalistische partijen die in Europa zowel de EVA als de huidige EU als een belangrijke opportuniteitsstructuur zien. EA, ERC, FNP, Plaid Cymru zijn al meer dan twee decennia volwaardig lid van de EVA en voelen zich er nog steeds thuis, maar zijn tegelijk aangepast aan het "Europa van de lidstaten" ("euro-optimistisch"). Voor EA, ERC en Plaid Cymru is onafhankelijkheid in de EU al lang geen taboe meer, maar het liefst van al zien ze een Europa dat beantwoordt aan de eisen van alle staatsloze naties.

Ten derde zijn er regionale nationalistische partijen die in Europa vooral de huidige EU als opportuniteitsstructuur zien. N-VA is de enige "eurorealistische" partij in de EVA omdat ze zich niet volledig vindt in het "progressieve" programma van de EVA. Het "Europa van de regio's en de volkeren" is een louter symbolische en solidaire verbinding in haar discours. Bij voorkeur ziet ze haar regio (Vlaanderen) zo snel mogelijk een onafhankelijke EU-lidstaat worden. De rest zal wel volgen.

Ten vierde zijn er regionale nationalistische partijen die in Europa de EU noch de EVA als een belangrijke opportuniteitsstructuur zien. De BP en de SNP zijn "europragmatisch" omdat ze zich

82 altijd sceptisch opstelden ten aanzien van de EU en de EVA, zelfs na lidmaatschap. Ze profileren zich amper als EVA-lidpartijen. De EU wordt vooral als een alternatief voor de staat op een symbolische wijze geëxploiteerd.

Voor alle duidelijkheid: de EVA blijft succesvol haar core business europeaniseren onder de koepel van een democratisch, geweldloos en antiracistische pro-Europese beweging. Zelfbeschikking blijft samen met een afkeer van geweld en xenofobie de lijm tussen alle lidpartijen en de raison d'être van de EVA. Wat ook duidelijk werd, is dat de EVA meer en meer haar hoop vestigde in wat ze noemt "opkomende staten" in plaats in de EU om de dynamiek van haar gewenste "andere Europa" op gang te trekken. Andere staten zouden als dominostenen vallen, of op zijn minst grondig veranderen, nadat één staatsloze natie onafhankelijk wordt. In 2014 zullen we het antwoord krijgen als een meerderheid van de Schotten voor onafhankelijkheid kiest.

83 Bibliografie Partijbronnen

 DIGITAAL ARCHIEF EVA

EFA Conferences (1992-2001) EFA Documents (EFA GA 12 Dossier, priority list EFA 2009-2014) EFA GA and Bureau (1981-2012) EFA General Texts (1979-2012)

 GESLOTEN ARCHIEF EVA

Archiefmappen BNG, BP, EA, ERC, FNP, N-VA, Plaid Cymru, PSd'Az en SNP

 PARTIJMANIFESTEN

Europese programma's BNG (2004, 2009), BP (2009), ERC (2009), N-VA (2004, 2009), Plaid Cymru (2004, 2009) en SNP (2004, 2009)

Interviews

 E-mailinterview met Sybren Posthumus (EVA-Bureaulid voor FNP), 4 en 23 april 2012.  E-mailinterview met Manuel Pirino (PSd'Az), 3 mei 2012.  Interview met Alyn Smith (Europarlementslid voor SNP), Brussel, 7 mei 2012.  Interview met Ana Miranda (Europarlementslid voor BNG), Brussel, 7 mei 2012.  Interview met Eric Defoort (EVA-voorzitter), Gent, 14 november 2011.  Interview met Florian Weber (BP-voorzitter), Leeuwarden, 23 maart 2012.  Interview met Frieda Brepoels (Europarlementslid voor N-VA), Brussel, 26 april 2012.  Interview met Ian Hudghton (Europarlementslid voor SNP en EVA-Bureaulid), Leeuwarden, 24 maart 2012.  Interview met Jan Jambon, Brussel, 25 april 2012.

84  Interview met Jill Evans (Europarlementslid voor Plaid Cymru en EVA-Bureaulid), Leeuwarden, 25 april 2012.  Interview met Jordi Solé (ERC en secretaris-generaal van de EVA), Leeuwaarden, 23 maart 2012.  Interview met Günter Dauwen en Eva Bidania (EVA-partijstaf), Brussel, 23 april 2012.  Interview met Nelly Maes, Leeuwarden, 23 maart 2012.

Wetenschappelijke literatuur

 Basic Principles of Esquerra Republicana de Catalunya. Digital Library of National Movements in Europe: Centre Maurits Coppieters.  BEYERS, J. & BURSENS, P. (2006) Europa is geen buitenland: over de relatie tussen het federale België en de Europese Unie. Leuven: Uitgeverij Acco.  BORZEL T. A. & RISSE T. (2003) 'Conceptualizing the Domestic Impact of Europe', in: Featherstone K. & Radaelli C. M. (red.), The Politics of Europeanization. Oxford: Oxford University Press, pp. 57-82.  CRESPY, A. & VERSCHUEREN N. (2009) 'From Euroscepticism to Resistance to European Integration', in: Perspectives on European Politics and Society, vol. 10, nr. 3, pp. 377- 393.  DANDOY, R. (2010) 'Ethno-regionalist parties in Europa: a typology', in: Perspectives on Federalism, vol. 2, nr. 2.  DARDANELLI, P. (2002) Europeanisation and Devolution of Power: Evidence from a Comparative Analysis of Scotland over Time, 30th ECPR Joint Sessions of Workshops, Turijn 22-27 maart 2002.  DARDANELLI, P. (2010) The Europeanisation in Flanders' Quest for Autonomy. 5th PSA Territorial Politics Conference, Oxford 7-8 mei 2010.  DARDANELLI, P. (2011) Europeanisation and Federalisation in Belgium. A Comparative Study of Flemish Parties, Political Studies Association 61st Annual Conference, Londen 19-12 april 2011.  DE WINTER, L. (2001). The Impact of European integration on ethnoregionalist parties, Working paper nr. 195, Barcelona: ICPS.  DE WINTER, L. & GOMEZ-REINO, M. (2002) 'European Integration and Ethnoregionalist Parties', in: Part Politics, vol. 8, nr. 4, pp. 483-503.

85  DE WINTER, L., GOMEZ-REINO M. en LYNCH, P. (2006) Autonomist parties in Europe: Identity Politics and the Revival of the Territorial Cleavage. Barcelona: ICPS.  DUDEK, C. (2003) EU challenges to domestic politics: A regional nationalist response, Nashville, Tennesee.  ELIAS, A. (2003). Europeanisation and the symbolic politics of ethnoregionalism: towards an expanded framework of analysis, ECPR Joint Sessions of Workshops, Edinburgh 28 maart-2 april 2003.  ELIAS, A. (2008). 'From Euro-enthusiasm to Euro-scepticism? A re-evaluation of minority nationalist party attitudes towards European integration', in: Regional & Federal Studies, vol. 18, nr. 5, pp. 557-582.  ELIAS, A. (2009). Minority Nationalist Parties and European Integration. London: Routledge.  ELIAS, A. & TRONCONI F. (red.) (2011). From Protest to Power. Autonomist Parties and the Challanges of Representation. Wien: Braumüller.  GIORDANO, B. en ROLLER, E. (2002) 'Catalonia and the Idea of Europe', in: European Urban and Regional Studies, vol. 9, nr. 2, pp. 99-113.  HANLEY, D. (2008) Beyond The Nation State: Parties in the Era of European Integration. Basingstoke: Palgrave.  HEPBURN, E. (2007) The New Politics of Autonomy. Territorial Strategies and the uses of European Integration by Political Parties in Schotland, Bavaria and Sardinia 1979-2005. Firenze: European University Institute (onuitgegeven doctoraatsverhandeling).  HEPBURN, E. (2008) 'The Rise and Fall of a Europe of the Regions', in: Regional and Federal Studies, vol. 18, nr. 5, pp. 537-555.  HEPBURN, E. (2011) 'Celtic and Supranationalism: Comparing Scottish and Norhtern Ierland Party Responses to Europe', in: The British Journal of Politics & International Relations, vol. 13, nr. 3, pp. 383-399.  HOPPE, M. (2010) 'Minority Nationalist Parties and European Integration: A Comparative Study', in: Journal of Common Market Studies, vol. 48, nr. 2, pp. 447-448.  JOLLY, J. (2005) Fear, Loathing, and the Optimal Size of Nations: Assessing Regional Party Views on European Integration, Conference on Euroskepticism, Amsterdam 1-2 juli 2005.  KAROLEWSKI I. P. (2007). ', nationalism and European Integration', in: Karolewski, I. P. & Suszycki, A. M. (red.). Nationalism and European Integration. New York: Continuum.

86  KEATING, M. (1998). The New Regionalism in Western Europe. Territorial Restructuring and Political Change. Cheltenham & Northhampton: Edward Elgar.  KEATING, M. (2004). Regions and Regionalism in Europe. Cheltenham: Edward Elgar.  LADRECH, R. (2002). 'Europeanization and Political Parties: Towards a Framework for Analysis', in: Party Politics, vol. 8, nr. 4, pp. 389-404.  LYNCH, P. (1996) Minority Nationalism and European Integration. Cardiff: University Of Wales Press.  LYNCH, P. (2008) 'The Shrinking Political Space of Minority Nationalist Parties in an Enlarged Europe of the Regions', in: Regional & Federal Studies, vol. 18, nr. 5, pp. 583-606.  LYNCH, P. (2011) 'From Social Democracy back to No Ideology? The Scottish National Party and Ideological Change in a Multi-level Electoral Setting', in: Regional & Federal Studies, vol. 19, nr. 4-5, pp. 619-637.  MATAS, J., GONZALEZ, A. JARIA, J. & ROMAN, L. (2011). The Internal Enlargement of the European Union. Brussel: Centre Maurits Coppieters.  NAGEL, K.-J. (2009). The Nationalism of Stateless Nations and Europe. The Catalan Case. GRTP Political Theory Working Paper nr. 6, Barcelona: Grup de Recerca en Teoria Politica.  PEDERSEN, M. (1982) 'Towards a New Typology of Party Life-spans and Minor Parties', in: Scandinavian Political Studies, vol. 13, nr. 1, pp. 1-16.  RAY, L. (2004) 'Don't Rock the Boat: Expectations, Fears and Opposition to EU Level Policymaking', in: Marks, G. & Steenbergen, M. (red.), European Integration and Political Conflict. Cambridge: Cambridge University Press.  SANDRY, A. (2011) Plaid Cymru: An Ideological Analysis. Cardiff: Welsh Academic Press.  VANHAELEWYN, M. (2006) : Voice of the peoples of Europe. The first 25 years (1981-2006). Brussel: Europese Vrije Alliantie; Antwerpen: ADVN.  VAN ATTA, S. (2003) 'Regional Nationalist Activism and the New : A Comparison of the Bloque Nacionalista Galego and Plaid Cymru', in Regional & Federal Studies, vol. 13, nr. 2, pp. 30-56.  VAN DER ZWET, A. (2011) A Comparison of Civic and Ethnic National Identities in the Scottish National Party and and their impact on attitudes towards European integration, immigration and multiculturalism. Glasgow: University of Strathclyde (onuitgegeven doctoraatsverhandeling).

87  VOERMAN, G. (2009) 'Partijformaties op Europees niveau: van federaties naar Europartijen', in: Voerman, G. (red.) Jaarboek 2007 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Groningen: DNPP, pp. 191-221.

Mediabronnen

 RENARD, H. (2010) Interview met Frieda Brepoels, in: Knack Extra, jg. 2, nr. 12.  VAN BEKHOVEN, L., Schotland en Wales not amusd over Brits EU-veto, Radio 1, 12 december 2011.

Partijstandpunten

 European Free Alliance - European < http://www.e-f-a.org/  N-VA Kamerlid Steven Vandeput < http://www.stevenvandeput.be/>  N-VA Europarlementslid Frieda Brepoels < http://www.friedabrepoels.eu/>  N-VA Vlaams Parlementslid Matthias Diependaele < http://www.matthiasdiependaele.be/>

88