Download (PDF)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 1 De Vrije Fries 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 2 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 3 De Vrije Fries JAARBOEK uitgegeven door het KONINKLIJK FRIES GENOOTSCHAP VOOR GESCHIEDENIS EN CULTUUR/ KENINKLIK FRYSK GENOATSKIP FOAR SKIEDNIS EN KULTUER en de FRYSKE AKADEMY zeven en tachtigste deel 872007 sinds 1839 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 4 DE VRIJE FRIES SINDS 1839 ZEVEN EN TACHTIGSTE DEEL 2007 Jaarboek uitgegeven door het Koninklijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cultuur/ Keninklik Frysk Genoatskip foar Skiednis en Kultuer en de Fryske Akademy REDACTIE Piet Bakker, Johan Frieswijk (eindred.), Derk Jansen (secr.), Goffe Jensma (voorz.), Otto Knottnerus, Gilles de Langen REDACTIE-ADRES Redactie De Vrije Fries p.a. Fryske Akademy Postbus 54 8900 AB Leeuwarden [email protected] ONTWERP Buro Invorm - Tom Sandijck OPMAAK EN DRUKWERK Hellinga Grafische Specialisten ISBN 978-90-6171-002-7 FA-nummer 1012 NUR-code 680 De redactie houdt zich aanbevolen voor kopij. In het algemeen gaat haar voorkeur uit zowel naar weten- schappelijke artikelen als naar meer essayistische bijdragen op het terrein van de Friese geschiedenis, kunst, literatuur en archeologie. De plaatsing van de Friese ‘stof’ in een bredere context is daarbij gewenst. Kopij dient, voor zover mogelijk, te worden aangeleverd op floppydisk (plus één uitdraai), opgemaakt vol- gens richtlijnen die bij het redactiesecretariaat kunnen worden opgevraagd. Bijdragen kunnen anoniem worden voorgelegd aan een externe deskundige. 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 5 Inhoud Van de redactie ................................................................................................................... 7 BIJDRAGEN Reinder Reinders en Ypie Aalders Friese klinkerschepen in de vroege Middeleeuwen .................................. 9 O.D.J. Roemeling De Premonstratenzer abdij Lidlum en de zielzorg in Noordelijk Westergo ........................................................................................................................ 29 Herman Noordegraaf J.W.B. Cohen, christen-pacifistisch predikant in Dokkum (1935-1942) .................................................................................................................. 63 KRITIEK EN TERUGBLIK Goffe Jensma, Onno Hellinga, Wiebe Bergsma, Jacob van Sluis en Johan Frieswijk Vijf eeuwen J.J. Kalma .............................................................................................. 91 BRONNEN EN EGODOCUMENTEN Douwe Kooistra Een bekeringsgeschiedenis in de Rottevalle (1752) ................................... 121 Karwan Fatah en Bouke Walstra Een Friese schipper in Franse krijgsgevangenschap ................................. 143 Het journaal van Wytze Gerbens Hellinga (1794-1795) ............................ 173 KRONIEK Gilles de Langen en Froukje Veenman (red.) Archeologische kroniek van Friesland over 2005 en 2006 ....................... 173 Jaarverslag Koninklijk Fries Genootschap over 2006 ....................................... 277 Over de auteurs ................................................................................................................282 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 6 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 7 Van de redactie Josef Wilhelm Bernard Cohen, een pas op latere leeftijd tot het christendom bekeerde joodse jongen, was van 1935 tot 1942 predikant in Dokkum. Zowel voor als in de oorlog werd hij vanwege zijn antimilitarisme vervolgd, eerst door de Nederlandse overheid, later door de Duitse bezetter. Hij stierf in 1942 in een Duits concentratiekamp. Herman Noordegraaf wijdt in deze aflevering een intrigerend artikel aan Cohens tragische levensloop. Eveneens gods- diensthistorisch is de bijdrage van Douwe Kooistra. Hij vond in het archief een stuk terug waarin een anonieme achttiende-eeuwse Fries vertelt over de religieuze ervaring die hij in 1742 in een weiland te Rottevalle beleefde; het werd het begin van een bekeringsproces dat meer dan tien jaar duurde. Kooistra geeft deze Rottevalster variant op Siebelinks Knielen op een bed violen hier voor de eerste keer uit en plaatst het in de religieuze context van zijn tijd. Het religiehistorische drieluik wordt voltooid door Otto Roemeling, die bronnenstudie heeft verricht naar de mate waarin kloosters in het algemeen en in het bijzonder het klooster van Lidlum door middel van pastoors en vicarissen ook buiten de kloostermuren aan zielzorg deden. Voor de archeologen Reinder Reinders en Ypie Aalders is een overzicht van zoiets kleins en onooglijks als de klinknagel uitgangspunt voor een beschouwing over de schepen die de beroemde vroeg-middeleeuwse Friese handelaren gebruikten als ook over de vraag of de scheepsbouw met behulp van klinknagels mogelijk van Friese origine was. Ook is in deze aflevering weer een archeologische kroniek opgenomen, waarin dankzij de enthousias- te hulp van een groot aantal vrijwilligers verslag van de belangrijkste archeo- logische vondsten uit 2005 en 2006 kan worden gedaan. Karwan Fatah en Bouke Walstra analyseren in hun artikel het verslag dat de Grouwster schipper Wytze Gerbens Hellinga in de jaren 1794 en 1795 schreef tijdens zijn gevangenschap in Quimper, Frankrijk. Op de website van het Fries Genootschap is dit uitvoerige verslag bovendien integraal opgeno- men. Tenslotte, dit jaar is het 100 jaar geleden dat de Jacob Jetzes Kalma werd geboren; voor de redactie was dit reden om vijf auteurs te vragen om, onder de titel ‘Vijf eeuwen J.J. Kalma’, de verdiensten van deze bijzondere predikant en historicus voor de geschiedschrijving van de zestiende tot en met de twin- tigste eeuw te wegen. De redactie wenst U veel leesplezier. 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 8 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 9 Friese klinkerschepen in de vroege Middeleeuwen REINDER REINDERS EN YPIE AALDERS Inleiding De Van Dale geeft een hele reeks woorden in de Nederlandse taal die zijn afge- leid van ‘klink(en)’: klinkbout, klinkblok, klinken, klinkerboot, klinkerbouw, klinkersgewijze, klinkgat, klinkhamer, klinkkop, klinknaad, klinknagel, klink- nagelsteel, klinkplaatje, klinkverbinding en klinkwerk. Bij de bouw van geklonken schepen worden de overnaadse planken van de scheepshuid met rijen klinknagels aan elkaar bevestigd. Eerst wordt een gat geboord door de elkaar overlappende planken. Vervolgens wordt de klink- nagel, ook wel klinkbout genoemd, van buiten naar binnen door het klinkgat geslagen zodat de kop aan de buitenkant van de scheepshuid zichtbaar is. Daarna wordt aan de binnenkant een plaatje over de klinknagelsteel gescho- ven. Het uiteinde van de steel wordt dan tot een sluitkop tegen het plaatje gehamerd, nadat eventueel een deel van de steel is verwijderd. Het aantal vondsten van klinkerschepen, fragmenten van schepen of zelfs klinknagels is in Nederland gering. Dat komt mogelijk door een gebrek aan belangstelling voor de scheepsbouwtraditie in klinkertechniek, terwijl lief- hebbers die met detectoren op zoek zijn naar metaalvondsten niet direct warm lopen voor onooglijke artefacten als klinknagels. Overnaadse, geklon- ken schepen worden in Nederland vaak gezien als Scandinavisch en daarbij vooral in verband gebracht met plundertochten van de Vikingen. Onlangs is in Nederland een gestage stroom publicaties op gang gekomen over archeo- logische vondsten van geklonken schepen, scheepsfragmenten en losse klinkbouten en -plaatjes. Dat vraagt om bijstelling van de plaats van klinker- bouw in ons maritiem verleden. De Deen Jan Bill heeft in 1994 twee verspreidingskaarten van het gebied rond de Noordzee en de Oostzee gepubliceerd met de vindplaatsen van over- naadse, geklonken schepen, bootgraven en klinknagels: een kaart voor de periode tot 500 na Chr. en een andere voor de periode 500-1100 na Chr.1 Hij noemt geen enkele vindplaats in Nederland, omdat destijds, in 1994, geen klinkervondsten uit ons land bekend waren. Zijn conclusie luidt: The blossoming of the clinker technique in an area not far from the Roman border and Roman influence is thought-provoking; an important key to the origin of the clinker-technique may be buried somewhere at the Saxon or Frisian North Sea coast. On the other hand the seeming absence of finds from this area may indicate the technique to be Scandinavian in origin. De Vrije Fries 87 (2007) 9-28 32IO66_DeVrijeFries_2007_Binnenwerk 14-12-2007 09:22 Pagina 10 10 Reinder Reinders en Ypie Aalders In dit artikel zullen we de aandacht richten op het Nederlandse kustgebied in de vroege Middeleeuwen, en in het bijzonder op de gedachte van Jan Bill, dat de oorsprong van de klinkertechniek misschien ergens langs de Friese Noord- zeekust verborgen ligt, en op de vraag welk type schip de Friezen gebruikten.2 Het Nederlandse kustgebied In de vroege Middeleeuwen was een groot gedeelte van Nederland bedekt door een uitgestrekt veengebied rond een meer met een uitlaat naar zee: het Flevomeer, dat zich in latere tijd uitbreidde en Almere werd genoemd. In de kustgebieden leefden Friezen, wier woongebied zich uitstrekte van het Zwin in Vlaanderen (België) tot de rivier de Wezer in Noord-Duitsland. Tussen Vlie en Wezer lag achter een rij eilanden een omvangrijk kweldergebied, dat twee keer per etmaal overstroomde. Het was een vruchtbaar en relatief dicht bevolkt gebied, waar de bevolking woonde op kunstmatig opgeworpen terpen.