OSO. Tijdschrift Voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde En Geschiedenis
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen] 2007 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001200701_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. [Nummer 1] Afbeelding omslag De afbeelding op de omslag is de flyer die is gebruikt ter aankondiging van het IBS Colloquium 2006. Vormgeving van de flyer is ontleend aan een enveloppe ten behoeve van eerste dag van uitgifte te Paramaribo, begin jaren zestig. Voor het ontwerp tekende het grafisch en vormgevingsbureau Urban Perception, www.urbanperception.nl. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 6 Van de redactie Oso: Naar nieuwe horizonten Met ingang van dit eerste nummer van de jaargang 2007 krijgt de redactie van dit tijdschrift een andere aanvoerder. Sinds 1992 heeft Wim Hoogbergen de koers van Oso ferm mee bepaald. Al te bescheiden noemde hij zich eindredacteur, terwijl hij in feite vijftien jaar (1992 tot en met 2006) lang de functie van hoofdredacteur vervulde - veel langer dan welke andere hoofdredacteur vóór hem. Hij heeft zijn taak met bijzonder grote inzet vervuld. Bij een zo pluriform en zich almaar uitbreidend gezelschap als dat der Surinamisten is het onmogelijk om de hoofdredactionele taak in de ogen van werkelijk iedereen goed te doen. De hoofdredacteur is nu eenmaal ook de buffer tussen de redactie en de ontevredenen. Maar laat hier gezegd zijn dat dit tijdschrift enorm veel aan Wim Hoogbergen te danken heeft en dat onze erkentelijkheid en respect daarvoor buitengewoon groot zijn. Wim: zeer veel dank! Met het aantreden van Michiel van Kempen als nieuwe hoofdredacteur zal Oso geen radicaal nieuwe koers inslaan, maar enkele accentverschuivingen zullen de lezer mogelijk niet ontgaan. In een tijd van gemakkelijker reizen, mondialisering en een sterkere toenadering van de republiek Suriname tot de andere Caraïbische landen, wil Oso het venster op het Caraïbisch gebied wat verder openzetten. Artikelen over Caraïbische verschijnselen die ook voor de Surinamistiek bijzondere relevantie hebben zullen in Oso worden verwelkomd, zeker wanneer ze een duidelijk comparatistisch element bevatten. De door Irene Rolfes zo voortreffelijk verzorgde rubriek Recente Publicaties zal voortaan ook een keuze bevatten van de voornaamste publicaties over wat nu nog genoemd wordt de Nederlandse Antillen en Aruba. Met ingang van de komende jaargang zal het blad als ondertitel meekrijgen: tijdschrift over Suriname en het Caraïbisch gebied. Verder zal er geleidelijk aan plaats worden ingeruimd voor enkele nieuwe rubrieken waarin verschillende kunstdisciplines (film, beeldende kunst enzovoort) hun eigen plaats zullen krijgen met beschouwende bijdragen die de actualiteit van de dagbladjournalistiek overstijgen. De al in het vorige nummer gestarte rubriek Essay wordt gecontinueerd en geeft ruimte aan eigenzinnige en soms controversiële opinies die met verve worden verwoord. Op het laatste IBS-colloquium in Amsterdam - waarvan de lezingen in dit nummer in bewerkte vorm zijn afgedrukt - is al gebleken dat de Surinamistiek zich in een steeds grotere belangstelling mag verheugen. Een jonge garde van academici en wetenschappelijk geïnteresseerden dient zich aan. Ook Oso wil nadrukkelijk een forum van nieuwe inzichten, nieuwe geluiden zijn. Wij verwelkomen dan ook met plezier drie nieuwe, OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 7 jonge redacteuren: Karin Boven, Guno Jones en Yvon van der Pijl. De verjonging tekent zich ook af in de Adviesraad (vroeger Redactieraad geheten), waarin Paul Tjon Sie Fat en Ellen Klinkers zitting hebben genomen. Wij hopen dat het nieuwe elan de centrale plaats die Oso inneemt in de Surinamistiek kan doen versterken en dat het tijdschrift zo ertoe kan bijdragen dat de studie van Suriname binnen zijn regionale en mondiale context zo mogelijk nog rijker en pluriformer wordt dan zij al was. Michiel van Kempen, hoofdredacteur Peter Sanches, voorzitter IBS OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 8 Aspha Bijnaar Paramaribo, The City! Nieuwkomers; Sociale en etnische dimensies in de hoofdstad Het stedelijke landschap van Paramaribo is de laatste tijd sterk veranderd door de komst van ‘nieuwe’ groepen als Marrons, Brazilianen en Chinezen. Hun aanwezigheid heeft ongemerkt een sterke invloed op het sociale en culturele leven in Paramaribo. Wat betekent het voor de dynamiek van de stad nu Surinamers die moeten delen met Chinese bouwvakkers, maffiabazen en prostituees, Braziliaanse goudzoekers en koks? Hoe kijkt men aan tegen de opkomst van Marrons in Paramaribo wier aandeel in politiek, wetenschap, en ook in de dancehall scene een hoge vlucht neemt? Hoe vallen de groeiende groepen van Surinaamse remigranten en witte Nederlandse stagiaires bij de autochtone stadbewoners? Zulke vragen kwamen aan de orde tijdens het zeer goed bezochte colloquium over de invloed van nieuwkomers op nieuwe stedelijke trends dat de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek organiseerde op zaterdag 28 oktober 2006 onder de titel: Paramaribo, The City! Nieuwe sociale en etnische dimensies in de hoofdstad. Voor u ligt het themanummer dat een weerslag is van de bijdragen die tijdens het colloquium werden gepresenteerd. De bijdrage van Ad de Bruijne draagt de sprekende titel ‘De eigenlijke bevolking van Suriname.’ Aan de hand van een krantenartikel uit 1907 bespreekt de auteur de groei en samenstelling van de bevolking sinds 1852. De omvang van de Surinaamse bevolking was de 55 jaar voorafgaande aan 1907 gegroeid met slechts 1.425 zielen. Zorgwekkend, concludeert de krant, ‘want de eigenlijke bevolking sterft uit, terwijl er miljoenen guldens worden besteed aan de invoer van immigranten.’ Uit het bericht wordt duidelijk dat de Aziatische immigranten niet tot de ‘eigenlijke’ bewoners werden gerekend, hoewel ze toen al jaren in Suriname woonden en werkten. Integendeel, er werd geklaagd over deze nieuwkomers, zoals men in Suriname ook nu klaagt over nieuwe nieuwkomers. Honderd jaar na het verschijnen van dit krantenartikel, blijkt er dus niets nieuws onder de zon. Paramaribo is nog steeds een stad die migranten uit alle hoeken van de aarde trekt. De overheid besteedt daar nu ook weer handenvol geld aan. Opvallende ‘nieuwe’ aanwezigen in Paramaribo zijn de Marrons die nu in omvang tot de derde bevolkingsgroep van Suriname behoren. Vanwege de jarenlange achterstelling van het binnenland door de overheid, en vooral door de binnenlandse oorlogen trekken ze steeds meer naar de OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26 9 hoofdstad. Marike Goossens onderzocht in ‘Migratie van Saramakaners naar de hoofdstad’ de motieven van Saramakaanse binnenlandbewoners die met pijn in het hart hun dorpen hebben verlaten. Waren het aanvankelijk Marronmannen, tegenwoordig trekken ook veel Marronvrouwen naar Paramaribo op zoek naar betere levensomstandigheden. Die hopen ze te vinden via onderwijs en werk. Het artikel gaat uitgebreid in op de manieren waarop Marronvrouwen in de hoofdstad proberen inkomsten te verwerven. Door deze urbanisatie maken Marrons een enorme emancipatieslag op het gebied van politiek, wetenschap en onderwijs. Vooral de jongere generatie Marrons valt op door haar fascinatie voor Jamaicaanse reggae en dancehall, waarin ze zich profileren als muzikant of entertainer. Deze twee muziekstijlen zijn in Paramaribo zeer geliefd. In de bijdrage ‘Jonge Marronmuzikanten’ onderzoeken Joliens Sanders en Rivke Jaffe de drijfveren. Dan blijkt dat deze jonge Marrons via hun muziek populariteit en respect proberen te verwerven. In de ogen van de stadsbewoners zijn Marrons al sinds de afschaffing van de slavernij achterlijke bosbewoners. Hoewel Marrons zich sterk bewust zijn van hun gemarginaliseerde positie in Paramaribo, stellen ze zich in hun muzikale expressies vrij kosmopolitisch op: het zijn reflecties op hun eigen Marron-roots, op hun Surinaamse ghettoidentiteit, op hun pan-Caraïbische zelfbeeld en op hun verbondenheid met de Afrikanen in Afrika en de diaspora. Ze switchen moeiteloos tussen al deze identiteiten op zoek naar lobi nanga lespeki. Ook de ‘Immigratie van Chinezen schijnt de laatste jaren toe te nemen’ in Paramaribo. Zo lezen we in de bijdrage van Paul Brendan Tjon Sie Fat die het anti-Chinese discours in Suriname onder de loep neemt. De stroom nieuwe Chinezen roept gevoelens op van onbehagen onder de bewoners van Paramaribo. Die zien troepen onaangepaste Chinezen actief in de kleinhandel, in de bouw, in nachtclubs en in de harde criminaliteit. De negatieve gevoelens uiten zich vooral via aloude stereotyperingen van Chinezen. Ook deze antihouding is niet nieuw. Al in de jaren dertig van de vorige eeuw werd de aanwezigheid van Chinezen als probleem gepresenteerd: de auteur herinnert aan de klopjacht op piauw en de wilde verhalen over Chinezen die in een onbewaakt ogenblik het geliefd huisdier, de hond, zouden slachten voor het vlees. Meer bloedige details staan vermeld in deze bijdrage. De auteur onderzoekt verder in hoeverre deze negatieve beeldvorming samenvalt met het falende migratiebeleid van de overheid. Falend immigratiebeleid komt ook in andere bijdragen aan de orde. Immers, ‘De Brazilianen stelen al ons goud!’ en de overheid staat dat