Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, Nijmegen 1990 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001199001_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 2 [Nummer 1] Afbeelding omslag De afbeelding op de omslag stelt een maluana voor. Dit is een ronde houten schijf van bijna een meter middellijn, die door de Wayana-Indianen in Suriname wordt gebruikt om in ronde huizen de nok van binnen af te sluiten. Gezien het feit dat het Surinaamse woord OSO ‘huis’ betekent, heeft de maluana voor ons een belangrijke symbolische betekenis. Op deze maluana, waarvan het origineel in het Academiegebouw te Leiden te zien is, zijn aan weerszijden van het middelpunt figuren afgebeeld die een zogenaamde Kuluwayak voorstellen, een dier (geest) met twee koppen en kuifveren. Foto Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9 5 Woord vooraf Dit eerste nummer van de negende jaar van OSO toont een gewijzigde opmaak, als gevolg van een verandering in de produktiewijze. We hopen dat onze lezers er een verbetering in zien. Voor commentaar en suggesties houden we ons aanbevolen. De inhoud van dit nummer is, zoals bij het eerste nummer van een jaargang inmiddels traditie is, gevarieerd. Drie artikelen gaan echter over nauw verwante onderwerpen, namelijk Surinaamse namen: Just Wekker schrijft over de aardrijkskundige namen van indiaanse oorsprong, Alex van Stipriaan over plantagenamen en creoolse familienamen en Man A Hing over Chinese familienamen. Hiermee is dit nummer zoiets als een ‘half-themanummer’ geworden. We hebben de indruk dat veel mensen in naamkundige kwesties geïnteresseerd zijn. We hopen daarom in het eerste nummer van de volgende jaargang opnieuw een aantal artikelen over namen te kunnen plaatsen. Naamkundige bijdragen, in het bijzonder over de bevolkingsgroepen die nu nog niet besproken zijn, zijn dus welkom. Naast deze drie naamkundige artikelen bevat dit nummer een bijdrage van Adriaan van Putten over de aanleg van de Lawa-spoorlijn en met name over de rol van gouverneur Lely hierbij; een korte bijdrage van Jan van Donselaar over een manuscript dat vermoedelijk aan de gebroeders Penard moet worden toegeschreven; een recensie-artikel van Pieter Muysken over recent onderzoek op het gebied van Surinames creolentalen; en een bijdrage van Renata de Bies die enkele kwesties m.b.t. het vorig jaar verschenen Woordenboek van het Surinaams-Nederlands (van Van Donselaar) ter discussie stelt. In de rubriek Recensies wordt aandacht besteed aan het recentverschenen Trefossa-nummer van het nieuwe tijdschrift Mutyama. Er is opnieuw een zeer uitgebreide lijst Recente publikaties. De rubriek Berichten sluit dit nummer af. Het overzicht van Suriname-collecties, voorzover in Nederland aanwezig, is in OSO 8/2 (voorlopig) afgerond. Het was nog niet mogelijk reeds in dit nummer van OSO door te gaan met het overzicht van de in Suriname aanwezige collecties. Hiermee zal nu een begin worden gemaakt in OSO 9/2. 9/2 zal voorts, als thema-nummer, gewijd zijn aan het IBS-colloquium van 9 juni 1990 over de Surinaams-Javaanse cultuur in Suriname en in Nederland. De redactie OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9 7 Indiaanse geografische namen in Suriname en de overige Guyana's Just Wekker Het is bekend dat de mens bij het zoeken en inrichten van zijn woonplaats zaken en voorvallen die indruk op hem gemaakt hebben, in de geografische naamgeving verwerkt. Hierdoor vormt zo'n naam een schakel tussen de mens en zijn woongebied, de geografische naam wordt deel van de geschiedenis van de mens. In dit artikel wil ik ingaan op het aandeel dat de verschillende Indiaanse volken hebben gehad in de geografische naamgeving van ons land en de overige Guyana's. Onder de Guyana's wordt begrepen de landstreek tussen de Orinoco en de Amazone. Dit gebied werd ook aangeduid als de Wilde Kust en Caribana. Volgens De Goeje (1934) is ‘Guyana’ vrij zeker de naam van een Indianenstam aan de Beneden-Orinoco. Geografische namen worden verdeeld in toponiemen (plaatsnamen), hydroniemen (namen voor waterlopen) en oroniemen voor terreinreliëf; de algemene aanduiding voor alle soorten geografische namen luidt: choroniemen. In het onderstaande bespreek ik eerst de migratie- en vestigingsgeschiedenis van de Indianen in de Guyana's. In sectie 2. ga ik in op de ouderdom en authenticiteit van de indiaanse choroniemen. Vervolgens bespreek ik achtereenvolgens indiaanse hydroniemen, oroniemen en toponiemen. 1. Indianen Migraties Een van de meest recente opvattingen, die voor het gehele gebied der indiaanse migraties naar de Guyana's het meest aanvaardbaar lijkt, wordt door J.J. Janssen (1974) als volgt geschetst: De jagerstammen, die omstreeks 12.000 jaar geleden in Alaska hun trek begonnen, bereikten reeds 1000 jaar later Vuurland. De migratieroute ging naar het zuiden over de landengte van Panama en splitste zich daar in verschillende richtingen. Omstreeks 9 of 10.000 jaar geleden verschenen de eerste palaeolitische jagers in Zuid-Suriname. Hun stenen pijlpunten en andere werktuigen werden in grote getale gevonden op de Sipaliwinisavanne. Omstreeks 3000 voor Christus waren Indiaanse stammen in het centrale Amazone bekken erin geslaagd zich door middel van landbouw een bestaan te verschaffen. De periode van de grote jachtpartijen was voorbij terwijl het succes in de landbouw zo groot was, dat de stammen talrijk werden en er behoefte ontstond aan nieuwe landbouwgronden. Een steeds durende migratie langs de rivieren met de jonge alluviale afzettingen nam een aanvang. Zo trokken groepen Arowak-sprekende Indianen via de Rio OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9 8 Negro naar de Orinoco en de kusten der Caraïbische Zee. Behalve archeologische vondsten (potscherven, petroglyphen, slijpgroeven en dergelijke) is ook de studie der indiaanse talen en taalfamilies van groot belang gebleken voor de reconstructie van de gebeurtenissen in dit deel van het Zuidamerikaanse continent, sinds de uitvinding van de landbouw. Zo was het mogelijk de migratie van zo'n groep Arowakken te reconstrueren, die omstreeks 500 na Christus vanuit het westen het laagland der Guyana's binnenkwam. Tenslotte bewoonde deze groep het kustgebied van Guyana (voorheen Demerara, Essequibo en Berbice), Suriname en Frans-Guyana. Waarschijnlijk omstreeks het jaar 1100 is de invasie van Karaïben er de oorzaak van geweest, dat de Arowakken hun bloeiende landbouwtechnieken (kleiterpen, kanaaltjes, landbouwakkers, raised fields) en hun woonplaatsen moesten opgeven. De migratie c.q. veroveringstochten van de Karaïben volgden weer de grote rivieren. Langs de Orinoco kwamen zij aan de kusten der Caraïbische zee, terwijl zij via de benedenloop van de Amazone ook de kust van de Atlantische Oceaan bereikten. Stammen, taalfamilies en aantallen Indianen Door John Gillen (1948) wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de stammen, stamnamen en onderverdelingen van de Arowakken en Karaïben. Paul Kirchoff beschrijft in dezelfde uitgave van het Handbook of South-American Indians de Warrau-stam. Deze stam komt in Suriname niet meer voor, wel in Guyana; in Venezuela vormt hij de grootste minderheidsgroep. Voor ons onderwerp spelen de talen der Arowakken en Karaïben een rol. De Goeje (Encyclopedie van Nederlandsch West-Indië 1914-'17: 380) geeft het volgende overzicht van de indiaanse taalfamilies in de Guyana's: ‘de Karaïbische taalfamilie (Kalienja, Ojana, Aparai, Trio, Saloema, Pianakoto), de Arowakasche of Maipoersche taalfamilie (Arowaksch), de Tupi-Guarani taalfamilie (Emerillion) en de Warau of Guarauno taalfamilie.’ en voegt hieraan toe: ‘Als gevolg van het ontbreken van een letterschrift bezit geen dezer talen een eigen litteratuur, waardoor wij voor studie aangewezen zijn op hetgeen Europeanen met behulp hunner kennis van de taal te boek stelden of uit den mond der Indianen opteekenden.’ Deze opmerking geldt, zoals in het vervolg van dit artikel zal blijken, in het bijzonder met de betrekking tot de indiaanse geografische naamgeving. Daarbij zijn - onder andere vanwege de transcriptie volgens Nederlandse spellingsgewoonten - nogal wat steken gevallen. Had de toegepaste transscriptie, met allerlei misspellingen en inconsequenties, ons geen parten gespeeld, dan hadden de oorspronkelijke geografische namen ons meer over de geschiedenis der Indianen kunnen vertellen. Groot is ook de onzekerheid omtrent de aantallen Indianen in de Guyana's op enig tijdstip in de geschiedenis. Nog in deze OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9 9 eeuw verzuchtte de Gouverneur-Generaal van Suriname Van Panhuys (1921-'22: 95): ‘In Suriname zegt het Bestuur: “Wij hebben zoveel inwoners”, maar daar zijn de Bosnegers en Indianen niet bijgerekend.’ Tot dan toe vonden er slechts schattingen plaats, waarbij veelal gebruik gemaakt werd van gegevens van missie en zending. Het is daarom niet wel doenlijk een aannemelijke opgave te doen van het aantal Indianen in Suriname ten tijde van de komst der Europeanen in onze regio. Hoewel het hem ongelooflijk voorkwam, vermeldt Abbenhuis (1943: 93) hetgeen de Engelse geograaf Majoor Scott in 1668 hieromtrent doorgaf (en wat door De Goeje werd onderschreven); het getal