Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 bron Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29. Johannes Müller, Amsterdam 1908 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005190801_01/colofon.php © 2011 dbnl i.s.m. I Verslag van het bestuur over het dienstjaar 1907. In de samenstelling van ons Bestuur bracht het achter ons liggende jaar geen verandering. Tenminste geen blijvende. De 1ste Secretaris, Mr. S. Muller Fz., deelde ons namelijk in het najaar mede, dat toenemende drukke werkzaamheden hem het wenschelijk deden achten zich voor eenigen tijd geheel vrij te gevoelen van alle beslommeringen met betrekking tot het Genootschap. Pogingen aangewend om den heer Muller van zijn voornemen terug te brengen mochten tot ons leedwezen niet slagen; wij koesteren echter de hoop, dat wij binnen niet te langen tijd onzen onmisbaren 1sten Secretaris, zonder wien het Historisch Genootschap het Historisch Genootschap niet is, weder in ons midden zullen zien terugkeeren. Een ander verlies van niet minder ernstigen, doch thans van blijvenden aard hangt ons echter boven het hoofd. Reeds in den afgeloopen zomer gaf Mr. Baert ons te kennen, dat hij wegens zijn hoogen leeftijd het penningmeesterschap aan eene jongere kracht wenschte over te dragen, al wilde hij nog gaarne de finantieele afwikkeling van het dienstjaar 1907 voor zijn rekening nemen. Op zijn verzoek hielden wij reeds eenige voorloopige besprekingen betreffende de vervulling der a.s. vacature, doch Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 II een keuze van een nieuwen Penningmeester deden wij nog niet, verheugd als wij zijn den ouden nog onder de onzen te mogen tellen, die onlangs weder eenige malen daadwerkelijk bewees, dat geen moeite hem te veel is en hij de belangen van het Genootschap boven zijn eigen rechtmatige weet te stellen, waar het den bloei van onze aan zijn zorgen toevertrouwde finantiën aanbelangt. In het vorige Jaarverslag gaven wij reeds te kennen, dat de heer Van Dokkum, onze amanuensis, die zoo lange jaren zijn goede zorgen aan onzen boekenschat en de belangen van ons leesgezelschap had gewijd, met het oog op zijn wankelen gezondheidstoestand niet meer voor een herbenoeming in aanmerking wenschte te komen. Hoewel die gezondheidstoestand bij voortduring achteruitgaande was, verklaarde de heer Van Dokkum toch nog op de bres te willen blijven tot zijn plaats vervuld zoude zijn en zoo werd het Mei voor wij hem, onder dankbetuiging voor de bewezen diensten, op de meest eervolle wijze het gevraagde ontslag konden verleenen. Lang heeft hij niet van de algeheele rust, die hem thans geworden was, mogen genieten. Toen wij na de zomervacantie onze werkzaamheden hervatten, moesten wij vernemen, dat onze oudamanuensis in het laatst van Juli op 68-jarigen leeftijd was overleden. Als een hoogst ijverig, nauwkeurig en welwillend mensch zal hij in de herinnering van het Bestuur voortleven. Toen zich in den aanvang van het jaar reeds een candidaat voor de binnenkort openvallende plaats van amanuensis, belast met de belangen van boekerij en leesgezelschap, opdeed, rees bij ons de vraag of thans niet het oogenblik gekomen was om in één persoon te vereenigen de werkzaamheden, door den heer Van Dokkum verricht, met die van administra- Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 III tieven en wetenschappelijken aard, waarmede indertijd mejuffrouw Miedema belast was, wier plaats immers na haar vertrek niet was vervuld. Eenige personen, geschikt om in deze dubbele functie werkzaam te zijn, meldden zich aan, doch het scheen ons als aangewezen tot het vervullen daarvan die werkkracht aan het Genootschap te verbinden, die in het voorjaar door den Minister van Binnenlandsche Zaken tot amanuensis aan het Rijksarchief-depôt in Utrecht werd benoemd, om aldaar gedurende halve dagen werkzaam te zijn. Genoemde titularis, mejuffrouw E. De Clercq, die zich reeds als volontair bij het Rijksarchief in Groningen had verdienstelijk gemaakt, verklaarde zich bereid tegen een vaste bezoldiging de andere helft van haren werkdag te besteden aan den arbeid, door den heer Van Dokkum verricht, alsmede aan die administratieve werkzaamheden, waarmee zij de taak der beide secretarissen kon verlichten. Eventueel haar op te dragen arbeid van wetenschappelijken aard zou telkens naar billijkheid worden beloond. Mej. De Clercq was tot nu toe zoozeer tot onze tevredenheid werkzaam, dat wij met het begin van het nieuwe jaar haar aanvankelijk tijdelijke in een vaste benoeming veranderden. In den loop van het jaar vroeg ook onze bode, de heer B. Van Wijnen, zijn ontslag. Zijn opvolger als concierge-binder aan het Rijksarchief alhier, de heer W.H. De Bouter, werd in zijn plaats benoemd. Nog een verlies heeft het Bestuur te boeken, dat, al valt het buiten het kader van onzen kring of van de door ons benoemde beambten, niettemin zwaar gevoeld werd. In het begin des jaars overleed onverwacht de heer P.H. Visser, de meesterknecht ter drukkerij der firma Kemink en Zoon. Diegenen onzer medewerkers, die hetzij mondeling, hetzij schriftelijk met dezen bekwamen man, die door Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 IV jarenlange ervaring geheel op de hoogte van onze uitgaven en de daarbij gevolgde usantiën was, te doen hebben gehad, zullen beseffen dat zijn dood aanvankelijk eenige vertraging in den gang onzer uitgaven bracht. Wij betalen aan zijn nagedachtenis gaarne den tol onzer dankbaarheid. Ons ledental bleef nagenoeg gelijk aan dat van het vorige jaar. Door verschillende oorzaken verloren wij 27 gewone leden, terwijl 1 honorair lid, Prof. Felix Rachfahl te Giessen, de geschiedschrijver van Margaretha van Parma en laatstelijk van Willem van Oranje, en 28 gewone leden door ons werden benoemd. De lijst der 32 honoraire en 464 gewone leden volgt hierachter als Bijlage A. Ons ruilverkeer breidde zich ditmaal niet belangrijk uit. Als een gevolg nog van de door ons in 1906 verzonden circulaire verklaarden zich de Verein für Geschichte der Mark Brandenburg te Berlijn en de Verein für nassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung te Wiesbaden bereid met ons in geregelde betrekking te treden. De lijst van de 103 genootschappen, redacties, archieven en bibliotheken, waarmede wij in ruilverkeer staan, volgt hierachter als Bijlage B. De toestand onzer kas geeft geen aanleiding tot bizondere opmerkingen. Uit het eveneens hierachter volgende overzicht (Bijlage C) van onze ontvangsten en uitgaven blijkt, dat hij voldoende is. Met het oog op de hooge geldprijzen in het afgeloopen jaar had onze Penningmeester een bedrag van f 8100 in prolongatie gegeven, doch de daarentegen lage koersen van een aantal soliede beleggingsfondsen gaven hem aanleiding ons in het najaar voor te stellen ongeveer de helft van het in prolongatie gegeven bedrag op te vragen en daarvoor effecten te koopen. Wij gaven hem gaarne de gevraagde Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 V machtiging en vereenigden ons evenzoo met zijn voorstel om tot meerder gemak van zijn opvolger in het penningmeesterschap de administratie onzer fondsen, die in open bewaargeving bij de Nederlandsche Bank berusten, geheel aan dit lichaam over te dragen. De onkosten zijn gering en het nut scheen ons onbetwistbaar. Blijkens het voor kort bij ons ingediend Verslag van onzen 1sten Bibliothecaris laat de staat onzer boekerij en der handschriften niets te wenschen over. Van de overbrenging van onzen boekenschat naar de lokalen van het nieuwe bibliotheekgebouw der Universiteit, alsmede van de collationneering onzer gedrukte eigendommen, die wij daarmede gepaard wilden laten gaan, is, hoe dikwijls zij in het vooruitzicht werden gesteld, tengevolge van onvoorziene omstandigheden nog niets kunnen komen. Onder Bijlage D vinden onze leden de opgave der werken, waarmede in 1907 onze bibliotheek tengevolge van schenking, ruilverkeer of aankoop is vergroot. Van ons leesgezelschap behoeft weinig gezegd te worden. Het getal leden te Utrecht, Amsterdam en Middelburg bleef nagenoeg op dezelfde hoogte en de lijst der rondgaande tijdschriften wijst eenige vermeerdering aan. Op verzoek van onzen Penningmeester brachten wij het pensioen onzer bodin, waardoor de rekening van het leesgezelschap te veel bezwaard werd, op die van het Genootschap over. Van de werkzaamheden van de door ons benoemde Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische Schetskaarten van Nederland legt het hierachter als Bijlage E afgedrukte Jaarverslag getuigenis af. Waar wij in het achter ons liggende jaar met het oog op het te Amsterdam gehouden 5de Nederlandsch Philologen-congres geen Algemeene Vergadering der leden van het Genootschap uitgeschreven Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29 VI hebben, bestaat bij ons het voornemen dit tegen de Paaschdagen van 1908 wel te doen. Reeds verklaarden zich de heeren Dr. H.T. Colenbrander en Mr. J.G.C. Joosting bereid in die bijeenkomst als sprekers op te treden. Uit den aard der zaak eischten in onze maandelijksche vergaderingen de uitgaven van het Genootschap het leeuwendeel van onzen tijd en onze zorgen voor zich op. Gelukkig behoeven wij ditmaal niet in den klaagtoon te vervallen, zooals tevoren wel eens niet kon uitblijven. Veel wat lang op zich had laten wachten konden wij in het licht zenden; van wat reeds geruimen tijd in voorbereiding was konden wij veel ter perse leggen en ook aan nieuw aanbod ontbrak het niet, al konden wij niet alles aanvaarden. Evenals het vorige jaar konden wij behalve de Bijdragen en Mededeelingen aan onze leden twee uitgaven doen toekomen en wel het Diarium van Arend van Buchell, door de heeren Dr. G. Brom en Dr. L.A. van Langeraad bewerkt, en de Journalen van de admiralen Van Wassenaer-Obdam en De Ruyter gedurende hunne scheepstochten in de Deensche wateren (1658-1660), door den Archief-secretaris aan het deensche Rijksarchief, den heer G.L. Grove, voor ons persklaar gemaakt. Wie onzer leden de Jaarverslagen van het laatste decennium en vroeger gevolgd hebben zullen kunnen beseffen met welk een zucht van verlichting het zeer zeker niet onvoldragen papieren kind, het Diarium, door ons, zijn peters, bij zijn geboorte werd begroet.