VOORSTUDIE - SCREENINGSNOTA RUP “Klavertje 3”

Bilzen

COLOFON

Opdracht:

Voorstudie - screeningsnota RUP “Klavertje 3”

Opdrachtgever:

Stad Deken Paquayplaan 3740 Bilzen

Opdrachthouder: Antea nv Posthofbrug 10 Jaarbeurslaan 25 2600 Antwerpen 3600

T : +32(0)3 221 55 00 T : +32(0)89 74 11 00 F : +32 (0)3 221 55 01 F : +32 (0)89 74 11 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer:

2222623006/sd

Datum: status / revisie: november 2011 Voorstudie - screeningsnota

Vrijgave:

Wim Smeets, Account Manager

Controle:

Roland Vanmuysen, Projectleider

Projectmedewerkers:

Marijke Gorissen, Adviseur Sofie Claerbout, Adviseur

 Antea Belgium nv 2011 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.

INHOUD

1 INLEIDING ...... 2 1.1 OPDRACHTOMSCHRIJVING ...... 2 1.2 SITUERING ...... 2 2 JURIDISCH KADER ...... 3 2.1 SAMENVATTENDE TABEL ...... 3 2.2 GEWESTPLAN ...... 4 2.3 NATURA 2000/VEN...... 4 2.4 BUURT – EN VOETWEGEN ...... 5 2.5 SCREENING PLAN MER PLICHT ...... 5 3 BELEIDSKADER EN RELEVANTE STUDIES ...... 6 3.1 STRUCTUURPLANNING ...... 6 3.2 AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED BILZEN ...... 13 3.3 VERKEER ...... 14 3.4 CULTUREEL ERFGOED ...... 15 3.5 OPEN RUIMTEBELEID ...... 17 3.6 WATER ...... 18 4 ONDERZOEK EN ANALYSE ...... 20 4.1 RUIMTELIJK VOORKOMEN EN FUNCTIONEREN ...... 20 4.2 KWALITEITEN , KNELPUNTEN EN POTENTIES ...... 23 5 VISIE ...... 24 5.1 INRICHTINGSSCHETS ...... 24 5.2 VOORONTWERP GRAFISCH PLAN ...... 26 6 VERZOEK TOT RAADPLEGING ...... 28 6.1 KADERING ...... 28 6.2 BESCHRIJVING PLAN EN AFBAKENING PLANGEBIED ...... 29 6.3 BEPALEN VAN DE PLAN -MER-PLICHT ...... 29 6.4 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN ...... 31

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 1

1 Inleiding

1.1 Opdrachtomschrijving De bestaande school voor buitengewoon onderwijs “Klavertje 3” kampt met een grote uitbreidingsnood. De uitbreidingsmogelijkheden binnen het bestaande perceel, gelegen in een zone voor openbaar nut, zijn onvoldoende om aan de toekomstige ontwikkelingsnoden te kunnen voldoen. Een uitbreiding richting het agrarisch gebied is gewenst. Het RUP “Klavertje 3” dient een planologische oplossing te bieden voor het probleem.

1.2 Situering

Demer

N730 onderzoeksgebied

Bilzen

Figuur 1-1 Situering onderzoeksgebied, bron Google Maps Het onderzoeksgebied is gelegen in Bilzen, een stad gelegen in het zuidwesten van de provincie en grenzend aan de stedelijke agglomeratie -Genk. Binnen dit onderzoeksgebied werd een plangebied afgebakend, zie figuur 1.2..

Het plangebied ligt noordelijk van het centrum van Bilzen, vlakbij de N730 waarlangs het plangebied vlot ontsluitbaar is. De N730 heeft buiten een regionale functie tevens een sterke lokale functie nl. het rechtstreeks ontsluiten en verbinden van de verschillende deelkernen zoals Beverst, Munsterbilzen en Mopertingen. Noordelijk wordt het plangebied begrensd door open ruimte gebied, oostelijk door de Demer en westelijk door residentieel, verkaveld gebied.

Figuur 1-2 situering plangebied op topografische kaart

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 2

2 Juridisch kader

2.1 Samenvattende tabel

Type plan Kenmerken

Gewestplan(nen) Sint-Truiden – , KB van 05/04/1977

Gewestelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen PRUP “Afbakening kleinstedelijk gebied Bilzen”, in opmaak. Gemeentelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Geen

Bijzondere plannen van aanleg Grenzend aan BPA “Broekemveld – herziening en uitbreiding”, goedgekeurd door de Vlaamse minister op 2 augustus 2000. Verkavelingsvergunningen Niet aanwezig binnen het plangebied

Rooilijnplannen Aan te leveren door de stad Bilzen, zeer waarschijnlijk geen rooilijnplannen geldig binnen projectgebied. Habitatrichtlijngebieden Geen

Vogelrichtlijngebieden Geen

Gebieden van het VEN – 1e fase Geen

Erkende natuurreservaten Geen

Beschermde monumenten Geen

Beschermde landschappen Geen

Beschermde stads- en dorpsgezichten Geen

Polders en wateringen Geen

Beschermingszones grondwaterwinningen Geen

Buurt – en voetwegen Grenzend aan Chemin nr. 128 (Schureveld)

Herbevestigde agrarische gebieden Geen

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 3

2.2 Gewestplan

Figuur 2-1 Uittreksel uit het gewestplan Sint-Truiden – Tongeren, bron Agiv Het plangebied is gelegen binnen het gewestplan Sint-Truiden – Tongeren dat werd goedgekeurd op 05/04/1977. Het plangebied is deels bestemd als zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, deels als landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

2.3 Natura 2000/VEN Speciale beschermingszones

Er komen geen vogel – of habitatrichtlijngebieden voor in de directe omgeving van het plangebied. VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. In de buurt van het plangebied komen geen VEN/IVON gebieden voor.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 4

2.4 Buurt – en voetwegen De atlassen van de Buurtwegen werden opgemaakt in opvolging van de wet van 10 april 1841. Deze wet op de buurtwegen is nog steeds van kracht. Het plangebied grenst aan Chemin nr. 128 (Schureveld).

2.5 Screening Plan MER plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007 1, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. In het kader van deze wettelijke verplichting wordt voor het RUP ‘Klavertje 3’ een screeningsdossier van de plan-MER-plicht opgesteld. Doelstelling van de MER-screening is het bestuderen van de verwachte milieueffecten t.g.v. de genomen basisopties in het RUP, het aangegeven van mogelijke milderende maatregelen en op basis daarvan aanvullende (externe) criteria te laten voortvloeien m.b.t. randvoorwaarden, mogelijkheden en inrichting van het plangebied. Het verzoek tot raadpleging of screeningsdossier werd opgenomen in hoofdstuk ‘Verzoek tot raadpleging’.

1 De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 5

3 Beleidskader en relevante studies

3.1 Structuurplanning

3.1.1 Bilzen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is in 1997 in werking getreden en vormt het kader voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen tot 2007. Voor de gemeenten en provincies is dit plan richtinggevend. De elementen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen die relevant voor Bilzen worden hieronder aangegeven.

Bilzen

Figuur 3-1 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor Vlaanderen, bron RSV De stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken, het buitengebied, de gebieden voor economische activiteiten en de lijninfrastructuur zijn voor Vlaanderen structuurbepalende componenten. Op basis van de ruimtelijke principes wordt voor deze vier structuurbepalende componenten de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt. • Delen van de stad Bilzen worden geselecteerd als een kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau .2 Het ruimtelijk beleid voor de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau is erop gericht de bestaande stedelijke morfologische structuur en het stedelijk functioneren terug voldoende economische, sociale en ruimtelijke draagkracht te geven. Dit is slechts mogelijk door enerzijds een doorgedreven kernversterkend beleid met alle prioriteit naar inbreiding en het valoriseren van de bestaande stedelijke potenties (bestaande natuurelementen, het historisch karakter, de sterke stedelijke voorzieningen, ...) en anderzijds door een complementair beleid in de aangrenzende goed uitgeruste kernen van het buitengebied. Veel aandacht moet gaan naar de kwalitatieve verbetering van het woningpatrimonium, de stedelijke voorzieningen en de

2 Het plangebied is gelegen binnen de gewenste afbakening van het kleinstedelijk gebied van Bilzen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 6

stedelijke economische structuur veeleer dan naar een ruimtelijke ontwikkeling met alleen een kwantitatieve uitbreiding die opnieuw de stedelijke kern beconcurreert. • De gebieden binnen Bilzen die niet tot het kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau behoren, zijn gelegen in het buitengebied. In het buitengebied is het beleid gericht op het behoud, het herstel, de ontwikkeling en het verweven van de belangrijke structurerende elementen. Dit kan alleen vanuit een integrale, samenhangende ruimtelijke visie op de ruimte en op het buitengebied in het bijzonder. Sectorale ontwikkelingen worden hierin gekaderd. • Bilzen wordt geselecteerd als economisch knooppunt binnen het economisch netwerk van het Albertkanaal. • De gemeente Bilzen grenst aan de hoofdweg A13 (E 313) en ligt ten zuiden van de hoofdweg A2 (E314). De aansluiting van de gemeente Bilzen op de E313 gebeurt d.m.v. de N700. Deze weg wordt als een primaire weg II geklasseerd. Dit betekent dat de verzamelfunctie primeert. De secundaire wegen worden behandeld in het provinciaal structuurplan. Voor mogelijke toekomstige spoorverbindingen worden verschillende trajecten vrijgehouden van bebouwing. Zo wordt ondermeer in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de verbinding tussen Bilzen en Maastricht vooropgesteld.

3.1.1.1 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2005 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Haspengouw-Voeren. Op 5 december 2005 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 41.000ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed. In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Het plangebied is niet binnen de herbevestigde agrarische gebieden gelegen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 7

3.1.2 Bilzen in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg (PRSL) De Vlaamse Regering heeft in februari 2003 de definitieve goedkeuring verleend aan het Provinciaal Structuurplan Limburg. De relevante zaken voor Bilzen en het plangebied in het bijzonder zullen hieronder besproken worden. De gewenste ruimtelijke structuur wordt uitgewerkt aan de hand van de hoofdruimten (met deelruimten) enerzijds en van de deelstructuren anderzijds.

Figuur 3-2 Gewenste ruimtelijke structuur provincie Limburg, bron PRSL

Hoofd- en deelruimten De gemeente Bilzen behoort in hoofdzaak tot de hoofdruimte Haspengouw en Voeren en voor een beperkt deel (uitlopers van het Kempisch plateau) tot de hoofdruimte Kempen. Het plangebied ligt binnen de hoofdruimte Haspengouw-Voeren. Binnen de hoofdruimte Haspengouw en Voeren wordt als visie geponeerd dat de hoofdruimte in het bijzonder een belangrijke open ruimte betekenis heeft voor de provincie. Daarnaast zijn natuurwaarden en het watersysteem te ondersteunen functies. Ten slotte kan recreatief medegebruik op provinciaal niveau bijvoorbeeld onder de vorm van plattelandstoerisme worden gestimuleerd. Binnen de hoofdruimte Kempen ligt ook het accent op het behoud en de versterking van de open ruimte en een gelokaliseerd accent op de economische ontwikkeling en op de verstedelijking binnen de stedelijke gebieden en netwerken. Binnen de hoofdruimte Haspengouw en Voeren behoort Bilzen tot de deelruimte “Herk en Gete”.

Deelstructuren • Natuurlijke structuur De gemeente Bilzen behoort tot het Haspengouws Demerbekken. In dit landbouwgebied is de natuur vooral geconcentreerd in beter te bufferen beekvalleien. Daarnaast wordt een netwerk ontwikkeld van ecologische infrastructuur, uitgaande van bestaande stapstenen van natuurrijke kasteelparken, bosjes, hoogstamboomgaarden, waardevolle oude bossen, holle wegen, poelen en andere kleine landschapselementen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 8

De Demer wordt beschouwd als een rivier- en beekvallei op Vlaams niveau. De beekdoorgangen in verstedelijkt gebied, zoals de Demer in Bilzen, zijn van provinciaal niveau. De verbindende functie moet opnieuw worden versterkt en op strategische plaatsen meer ruimte krijgen. • Nederzettingsstructuur De provincie selecteert Bilzen als een autonoom kleinstedelijk gebied. De autonome kleinstedelijke gebieden zijn omringd door grote aaneengesloten agrarische gebieden met een soms scherp contrast tussen stad en landschap. Bilzen wordt geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp. Het plangebied is gelegen in Bilzen. • Toeristisch – recreatieve structuur De gemeenten met een stedelijk gebied, zoals de gemeente Bilzen, kunnen zowel nieuwe als bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen van provinciaal niveau ontwikkeld worden op voorwaarde dat deze gelegen zijn binnen het stedelijk gebied én dat er een afstemming wordt doorgevoerd op het niveau van het betrokken gebied, de draagkracht van de ruimte en het locatiebeleid. Bilzen is samen met en Genk toegevoegd aan de concentratiezone voor jeugdverblijfsinfrastructuur ‘zuidoostelijke plateaurand’. • Lijnfrastructuur Bilzen wordt in het openbaar vervoersnetwerk als knooppunt van provinciaal niveau aangeduid. Dit niveau voorziet in een aantal assen die de kleinstedelijke gebieden aantakken op het bovenprovinciaal net. • Gewenste landschappelijke structuur Het Park Hoge Kempen, de Demerbossen in Munsterbilzen, Herk en Mombeek en Droog Haspengouw worden geselecteerd als complexe gave landschappen. De open ruimte wordt maximaal behouden. Het behoud en versterking van de landschappelijke relicten die het gebied karakteriseren vormen een essentiële doelstelling.

Autonoom kleinstedelijk gebied Bilzen Bilzen moet zijn ruimtelijke herkenbaarheid en zijn autonome stedelijke positie ten opzichte van het ommeland behouden en versterken. Het stedelijk functioneren kan worden versterkt door te streven naar een hogere concentratie aan stedelijke functies en wooneenheden in de randzone rond de verdichte historische kern. Bijkomende ruimte voor industriële activiteiten wordt gezocht in de vorm van verdichting van industriezones. De niet-kernondersteunende groeitrends kunnen worden ingeperkt door aanwezige infrastructurele en natuurlijke grenzen als groeigrenzen voor het stedelijk gebied te laten fungeren zoals bijvoorbeeld de omleidingweg, de spoorweg, het reliëf van de Demervallei, de heuvelrug en de landschappelijk en agrarisch waardevolle open ruimten. Aangezien de natuur nauwelijks juridische bescherming geniet, is het vooral in het noorden wenselijk de open ruimten te versterken en te bundelen in open ruimte verbindingen die het stedelijk gebied zullen afbakenen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 9

3.1.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Bilzen Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Bilzen werd op 21/06/2006 definitief goedgekeurd door de bestendige deputatie van de provincie Limburg. Hieronder zullen enkel de elementen uit het GRS die van belang zijn voor het plangebied besproken worden. Binnen het GRS wordt de gewenste ontwikkeling van Bilzen opgebouwd aan de hand van deelruimten en deelstructuren.

RICHTINGGEVEND DEEL

Deelruimten Het plangebied behoort tot de deelruimte “kleinstedelijk gebied Bilzen”. Algemeen kan gesteld worden dat het kleinstedelijk gebied Bilzen als belangrijkste pool met regionale uitstraling moet versterkt worden. Een doorgedreven stedelijk beleid op alle fronten, gestoeld op duurzaamheid, leefbaarheid en kwaliteit, moet deze visie waar maken. De ontwikkelingsperspectieven voor deze deelruimte die van toepassing zijn op het plangebied zijn de volgende: - Ontwikkelen van de stedelijke randwijken “de Tabaert”, “Merem” en “Gansbeek”. Het plangebied is gelegen tussen de wijken “de Tabaert” en “Gansbeek”. Het grenst oostelijk aan “Gansbeek”; - Behouden en versterken van de open ruimte lobben als open landschap: de open ruimte lob ten noordoosten van het kleinstedelijk gebied, ter hoogte van de Demervallei, tevens ook een gedeelte van de geselecteerde provinciale open ruimte verbinding, moet ten allen tijde gevrijwaard blijven. - Integreren van de Demervallei als een groenblauwe structurerende drager: Integratie van de Demervallei als een groenblauwe structurerende drager. De Demer wordt als structurerende drager in het beeld en de belevingswaarde van Bilzen centrum terug opgenomen. De Demervallei creëert als structurerend element en als natuurlijke entiteit een landschappelijke meerwaarde binnen de sterk bebouwde omgeving. Binnen de toekomstige projecten grenzend aan de Demer wordt deze visie ondersteund. De groene ‘longen’ van het centrum (park Heilig Graf, de Borreberg en het goed; Claes, park Haffmans, de Katteberg, de bosjes achter de Alma… .).worden als groene stapstenen aangetakt aan de Demer zodat de natuurlijke en ecologische waarde van dit valleigebied hersteld en versterkt wordt. Naast het behouden, versterken en beheren van de natuurlijke kwaliteiten van de Demervallei is het tevens ook noodzakelijk dat fiets- en voetgangerslinken behouden blijven en waar nodig versterkt worden. De toegankelijkheid wordt hierdoor verbeterd en de link tussen de aanwezige ‘groene longen’, de omliggende bezienswaardigheden (Alden Biesen, Apostelhuis, … ) en het centrum van Bilzen worden hierdoor hersteld.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 10

plangebied

Figuur 3-3 Gewenste ruimtelijke structuur deelruimte kleinstedelijk gebied Bilzen (RD – kaart 3)

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 11

Deelstructuren • Gewenste nederzettingsstructuur: visie op de gewenste lokale nederzettingsstructuur: kleinstedelijk gebied Bilzen Binnen het stedelijk gebied worden een aantal groene structuren geïntegreerd om de stadskern niet de verstikken. De doortocht van de Demervallei vormt de belangrijkste structurele drager van de groene open ruimte doorheen het stedelijk gebied. • Gewenste natuurlijke structuur Naast de VEN gebieden en de provinciale natuurverbindingen, die een rol vervullen in het ecologisch netwerk op bovenlokaal niveau, zet het gemeentelijke structuurplan een strategie uit voor haar systeem van (gemeentelijke) kleine eenheden natuur, lokale natuurcorridors, gemengde gebieden en kleine landschapselementen die moeten geënt worden op het bovenlokale netwerk. De middenloop van de vallei van de Demer vanaf Bilzen tot aan de kruising met de spoorlijn (vanaf daar Habitatrichtlijngebied) wordt geselecteerd als gemengd gebied , het plangebied is hierbinnen gelegen: “Een gemengd gebied is een aaneengesloten gebied. Het is een gebied waar de functies beroepslandbouw, hobbylandbouw, bosbouw en natuur nevengeschikt zijn en andere functies ondergeschikt zijn, waar landbouw, bosbouw en natuur gedifferentieerd voorkomen, waar de biologische waarde kan toenemen, waar het bestaande grondgebruik kan gegarandeerd blijven, waar een duurzame instandhouding van specifieke ecotopen kan worden gegarandeerd”. Om te vermijden dat landbouwbedrijven in problemen geraken door andere wetgevingen (bv. Vlarem, die eventueel aan de zone gemengde gebieden bepaalde supplementaire eisen kan koppelen) vormen de bestaande bedrijfszetels met hun huiskavels geen onderdeel van de gemengde gebieden. Belangrijk is dat deze gemengde gebieden tenminste een vertakt netwerk van KLE’s behouden of ontwikkelen zodat ze tenminste ook kunnen fungeren als lokale natuurverbindingsgebieden. De beheerders kunnen landbouwers zijn in hoofd- of nevenberoep, hobbylandbouwers, jagers, natuurverenigingen, ed. Het is de bedoeling dat in deze geselecteerde gemengde gebieden de natuurwaarde wordt behouden, hersteld of ontwikkeld. De gemeente wil de natuurontwikkeling stimuleren in overleg met de plaatselijke eigenaars, gebruikers en verengingen. Het beleid per geselecteerd gemengd gebied zal systematisch uitgewerkt worden via het GNOP, de GNOP commissie en de landbouwraad. • Gewenste lijninfrastructuur De gemeente ondersteunt het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk en zal haar gemeentelijk functioneel fietsroutenetwerk hierop laten aansluiten. De gemeente ontwikkelt verder haar functioneel netwerk door het aanbod van veilige en wervende hoofdfietsroutes als dragers van een logisch netwerk verder uit te werken. Op die manier wordt het fietsverkeer gestimuleerd. Binnen dit netwerk dient de nadruk te liggen op een goede bereikbaarheid van onderwijsinstellingen en winkelvoorzieningen in de verschillende kernen. In de totale structuur vormt het stimuleren van fietsrelaties tussen de woongebieden ook een belangrijk aandachtspunt. Langs het plangebied loopt het lokaal fiets- en wandelroutenetwerk.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 12

3.2 Afbakening Kleinstedelijk gebied Bilzen

plangebied

Figuur 3-4 Gewenste afbakening kleinstedelijk gebied Bilzen, bron kennisgevingsnota plan-MER Afbakening kleinstedelijk gebied Bilzen In april 2009 werd de kennisgevingsnota van het plan MER “Afbakening kleinstedelijk gebied Bilzen” afgerond. Bilzen is in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geselecteerd als kleinstedelijk gebied. Binnen de stedelijke gebieden wordt een kernversterkend beleid gevoerd. Om tot een kernversterkend beleid te komen, werden in de voorstudie van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Bilzen de nodige acties geformuleerd. Hiervan zijn er 3 die een invulling krijgen in het kader van de opmaak van het PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied. De eerste actie is van belang voor het plangebied: • Actie nr. 1 : Deelplan 1 betreft het voorstel van afbakeningslijn voor het kleinstedelijk gebied Bilzen. De aanzet tot afbakening is gebaseerd op de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, de taakstellingen inzake wonen en bedrijvigheid, de behoeften op kleinstedelijk niveau op vlak van groen, voorzieningen, … en de grensstellende elementen van binnen in (randen van woongebieden, bedrijventerreinen, harde infrastructurele grenzen, …) en van buiten uit (landschap, natuur en landbouw). Al deze elementen worden met elkaar geconfronteerd om te komen tot een afbakeningslijn. Op een aantal plaatsen zal deze confrontatie ook eventuele onzekerheden of mogelijke conflicten aan het licht brengen. Voor deze locaties zal bijkomend onderzoek noodzakelijk zijn om tot een uitspraak over de ligging van de afbakeningslijn te komen (focusgebieden). Het plangebied is gelegen binnen de afbakeningslijn, net aan de grens. Stand van zaken 3 Het openbare onderzoek rond het ontwerp PRUP is momenteel lopende (van 16 augustus tot 14 oktober).Naar alle waarschijnlijkheid wordt het PRUP dan eind 2011, begin 2012 definitief goedgekeurd. De afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied ter hoogte van het plangebied is niet gewijzigd.

3 Stand van zaken dd 27/09/2011

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 13

3.3 Verkeer

3.3.1 Functioneel fietsroutenetwerk Het "Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk" is een programma dat i.s.m. de provincies werd opgestart. Het heeft tot doel een concept van fietsroutenetwerk op te stellen. In dit concept worden de belangrijkste gemeentelijke/stedelijke kernen en attractiepolen met elkaar verbonden. Het gaat hier over een functioneel routenetwerk omdat het betrekking heeft op de zgn. "functionele" verplaatsingen (werken, onderwijs volgen, winkelen...) en niet op het fietsen als ontspanning. Het netwerk bevat hoofdroutes, functionele fietsroutes en alternatieve functionele hoofdroutes.

Figuur 3-5 Uittreksel uit het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk, bron provincie Limburg (rood: hoofdroute, paars: functionele fietsroute, oranje: alternatieve route)

Het plangebied grenst aan een functionele fietsroute.

3.3.2 Recreatief/toeristisch fietsroutenetwerk

plangebied

Figuur 3-6 Toeristisch-recreatieve fiets- en wandelroutes, ruiterpaden en speelbossen, bron GRS Bilzen (ID- kaart 26)

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 14

Binnen het recreatief fietsroutenetwerk kan een onderscheid gemaakt worden in een provinciaal fietsroutenetwerk en een lokaal fietsroutenetwerk. Groot Bilzen is ingeschakeld in het fietsroutenetwerk “Limburg Regio Haspengouw” van het “Regionaal landschap Haspengouw”. Dit fietspadennetwerk is een recreatief fietsroutenetwerk op provinciaal niveau met een knooppuntensysteem. Bij ieder knooppunt is er een plan voorzien en vertrekt een route naar een ander knooppunt. Het plangebied grenst aan het provinciaal fietsroutenetwerk “Limburg Regio Haspengouw”.

3.4 Cultureel Erfgoed

3.4.1 Inventaris Onroerend Erfgoed Op 14/09/2009 stelde de administrateur-generaal van het VIOE de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaanderen vast. Hierdoor is er voor het eerst een eenduidige lijst van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. In Vlaanderen kunnen waardevolle monumenten en stads- en dorpsgezichten beschermd worden. De juridische basis hiervoor is te vinden in het decreet van 03/03/1976 tot Bescherming van Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten. Het gebouw, de groep van gebouwen of de site die voorgedragen wordt moet een waarde van algemeen belang hebben. Concreet kan een goed worden beschermd omdat het een artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of een andere sociaal- culturele waarde heeft. Het Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed is verantwoordelijk voor de bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Ze adviseert over stedenbouwkundige vergunningen en verleent toelatingen voor werken aan beschermde onroerende goederen.

Er bevinden zich geen beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten binnen het plangebied. Ook zijn er geen relicten terug te vinden binnen het plangebied.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 15

3.4.2 Landschapsatlas

Figuur 3-7 Uittreksel uit de landschapsatlas, bron Agiv In de ‘Landschapsatlas van Vlaanderen’ - opgemaakt door de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap en verschenen in het voorjaar van 2001 werden behalve ankerplaatsen ook relictzones, puntrelicten en lijnrelicten geselecteerd. Het geheel vormt een historische momentopname van de Vlaamse landschappen op het eind van de 20e eeuw.

Het plangebied is deels gelegen binnen het traditioneel landschap ‘Boomgaardgebied Tongeren- ’ (zuidelijk gedeelte), deels binnen het traditioneel landschap ‘Vochtig Haspengouw’ (centraal gedeelte) en het traditioneel landschap ‘Demervallei’ (noordelijk gedeelte). Grenzend aan het plangebied ligt het lijnrelict ‘Demer en afgesneden meanders’. Er bevinden zich verder geen ankerplaatsen, relictzones of puntrelicten binnen het plangebied.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 16

3.5 Open Ruimtebeleid

3.5.1 Biologische waarderingskaart

Figuur 3-8 Uittreksel uit de biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu.

Het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen in biologisch minder waardevol gebied. Noordelijk ligt het plangebied binnen een complex van biologisch waardevolle en minder waardevolle elementen. De zone van de Demer, die grenst aan het plangebied, wordt aangeduid als biologisch waardevol gebied.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 17

3.6 Water Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Het plangebied situeert zich in het Demerbekken. Het plangebied grenst aan de Demer.

Figuur 3-9 Watertoets: overstromingsgevoeligheid – grondwaterstromingsgevoeligheid – erosiegevoeligheid – infiltratiegevoeligheid, bron Agiv Op basis van de watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen gemaakt worden: - Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het mogelijk overstromingsgevoelig gebied situeert zich noordelijk binnen het plangebied; - De gronden binnen het plangebied zijn zeer gevoelig voor grondwaterstroming ; - De erosiegevoeligheid van het plangebied is beperkt ; - Het volledige plangebied is niet infiltratiegevoelig .

Conclusie Bepaalde zones binnen het plangebied zijn mogelijk overstromingsgevoelig. Voor de aanleg van infrastructuur in deze gebieden wordt aanbevolen om aan de adviesinstantie een wateradvies te vragen ten behoeve van de watertoets. Voor de zones binnen het plangebied die zeer gevoelig voor grondwaterstroming zijn moet er voor constructies en gebouwen van meer dan 3m diep en 50m lang advies worden aangevraagd aan de bevoegde instantie. Het plangebied is volledig niet infiltratiegevoelig. Bij nieuwe ingrepen moet beslist worden of de aanleg van infiltratievoorzieningen of waterdoorlatende verhardingen al dan niet zinvol zijn, en of er

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 18 mogelijk schadelijke effecten kunnen optreden naar het grondwater toe, zowel kwantitatief als kwalitatief bij het al dan niet aanleggen van dergelijke nieuwe voorzieningen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 19

4 Onderzoek en analyse

4.1 Ruimtelijk voorkomen en functioneren

4.1.1 Plangebied in zijn ruime omgeving

Figuur 4-1 Situering plangebied in z’n ruime omgeving, bron Google Maps Het plangebied ligt aan de noordrand van het historische centrum van Bilzen. Dit historische centrum wordt sterk gekenmerkt door en radiaal verlopend stratenpatroon, met duidelijk herkenbaar “resttraject” van de Middeleeuwse wallen. Deze omgeving wordt in de eerste plaats gekenmerkt door het asymmetrisch verloop van de Demervallei, met een steile oosthelling en flauwe westhelling. De Demer loopt door het centrum van Bilzen en stroomt in grote lijnen van zuid naar noord. De rivier is ongeveer 3-5m breed op deze plaats, en stroomt in een brede vallei zonder groot verval. Recent werd de Demer volledig “gerenoveerd”: aangeslibde bedding werd deels uitgediept, rivieroevers werden verstevigd, in het centrum werden ze zelfs versteend, er kwamen zithoekjes en wandelpaden langs de Demer. De directe omgeving van het plangebied wordt verder gekenmerkt door enkele grootschalige gebouwen. • Bouwwerf van toekomstig politiekantoor, ingeplant waar vroeger het stedelijk slachthuis stond. Toekomstig politiekantoor wordt drie bouwlagen hoog. • Huidige gebouwen van de technische dienst en politie, gelegen aan Schureveld (doodlopend deel aan de Demer). Verder is de omgeving vooral ingenomen door woningen van diverse stijlen en volumetrie, en door enkele meergezinswoningen. Onmiddellijk ten westen van het plangebied ligt Broekemveld, een grootschalige woonwijk ten noorden van Bilzen, bestaande uit zowel private als sociale woningen. Aan de overzijde van de Demer is de eerste bebouwing gesitueerd langs de Branbantsestraat, waar een landbouwuitbating gelegen is. De straat waaraan het plangebied grenst, is eigenlijk een fiets- en wandelpad, dat slechts toegang geeft tot de school zelf en tot enkele achtertuinen van woningen aan de Winterstraat. Dit pad loopt verder noordwaarts naar Munsterbilzen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 20

Tot slot dient ook de parking tussen de Winterstraat en Schureveld aangehaald te worden. Hier worden ca. 100 parkeerplaatsen aangeboden. 4.1.2 Ruimtelijk functioneren plangebied

Pad naar Munsterbilzen Bouwwerf toekom- stig politiekantoor

Huidige gebouwen techn. Dienst en politie

Figuur 4-2 Zoom op plangebied, bron Google Maps Het plangebied grenst aan de volgende percelen en/of terreinen: • Oosten: Demervallei; • Zuiden: terrein met bouwwerf voor toekomstig politiekantoor van de stad Bilzen; • Westen: fiets- en wandelpad naar Munsterbilzen; • Noorden: open weiden langsheen de Demer. Het zuidelijk deel van het plangebied is bebouwd met de hoofdinfrastructuur van de school: twee bakstenen gebouwen, gekoppeld, met tentdaken, en één tot twee bouwlagen hoog. Deze gebouwen staan geschikt op een lijn evenwijdig met het voorliggend fiets-/wandelpad. Achter deze gebouwen ligt een speelplaats voor de kinderen, en de overgang naar de vallei van de Demer wordt gevormd door wilde oeverbegroeiing in de vorm van een struweel en diverse wilgen.

Figuur 4-3 vooraanzicht schoolgebouw, bron Anteagroup

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 21

Figuur 4-4 speelplaats achter hoofdgebouw, bron Anteagroup Het noordelijk deel wordt ingenomen door een educatief project, dat momenteel als “speeltuin” voor de verschillende leefgroepen dienst doet. Hier is met allerlei middelen een overwegend groen en avontuurlijk geheel gecreëerd. Meer oostwaarts op dit deel staan enkele tijdelijke containerklassen – er is nu reeds een nijpend tekort aan klaslokalen.

Figuur 4-5 “speeltuin”: algemeen zicht, bron Anteagroup De overgang naar de eigenlijke oever – 1,50m lager gelegen dan de speelplaats en schoolgebouwen – wordt gevormd door een tweede educatief project, namelijk een moes-/planten- en vijvertuin. Verschillende “tuinkamers” werden hier ingericht, met zitgelegenheid, speelhoekjes en kleinschalige bergingen voor het tuinmateriaal. Deze plekken worden door de verschillende leefgroepen intensief gebruikt tijdens de pauzes, maar ook tijdens de lessen. Van de natte oever is gebruik gemaakt om een vijver uit te graven, die ook in het leerproces wordt ingeschakeld. De rand van deze zone is begroeid met wild opschot van struiken, waaronder voornamelijk wilg en els. Deze vormen een hoge haag rondom de educatieve tuin, en bevinden zich buiten de terreinen van de school.

Figuur 4-6 educatieve tuin (links) en vijvertuin (rechts), bron Anteagroup

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 22

4.2 Kwaliteiten, knelpunten en potenties

4.2.1 Kwaliteiten • De ligging: van de school voor bijzonder onderwijs aan de rand van de stad en aan een rivieroever zeer kwaliteitsvol en vormt een bijzondere en leerrijke omgeving. • Gebouwen zijn ruim, recent en goed onderhouden. • Voldoende parkeerruimte in de onmiddellijke nabijheid, en op eigen terrein. • Ontsluiting langs rustige weg, die beperkt autoverkeer toelaat: zeer veilige plek om brengen en afhalen van kinderen te organiseren. 4.2.2 Knelpunten • Overstromingsgevaar (gereduceerd sinds de werken aan de bedding van de Demer). 4.2.3 Potenties • Terrein biedt mogelijkheden om lineair en noordwaarts uit te breiden. • Hellend verloop laat aanleg in twee “plateaus” toe: bebouwing op hoog plateau, speelplaats en groenaanleg op laag plateau. • Huidige educatieve “speeltuin” kan de centrale groene long worden van een uit meerdere, losstaande gebouwen bestaande scholencampus. • Het halfopen coulissenlandschap in het noorden kan als zichtas voor de toekomstige bebouwing gebruikt worden.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 23

5 Visie

5.1 Inrichtingsschets Voor deze school werd een helder concept uitgewerkt: het concept rond een park/speelplek/natuurplek Aan de hand van onderstaande indicatieve inrichtingsschets / schematische weergave wordt getracht om dit concept te verduidelijken. 4

4 De figuren zijn louter indicatief van aard, ze dienen om een beeld te schetsen van een mogelijk e ontwikkeling, ze zijn op geen enkele manier bindend.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 24 aanzichten

De Demer is een opvallend en structurerend lijnelement in deze omgeving. De vallei is hier ook duidelijk aanwezig in de vorm van typische begroeiing en een reliëfgradiënt op de oostelijke oever. Vanuit dit vertrekpunt worden een aantal plekken noord-zuid uitgezet: • De straat Schureveld met een structurerende bomenrij, groot formaat bomen; • Een eerste bouwvolume , strak afgelijnd op deze straat; dat de bestaande schoolgebouwen omvat; uitbreiding blijft hier nog in beperkte mate mogelijk; deze zone is 55m breed en 60m lang, totaal 3.300m2; speelplaats is hier ook mogelijk. • Een park/speelplek/natuurplek : bestaande inrichting als parkje wordt bestendigd en uitgebreid inclusief de Demeroever als een centrale rustplek met groen en water temidden

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 25

van de twee bouwvolumes; verhardingen toegelaten, maar waterdoorlatend (mogelijk overstromingsgebied!) • Een tweede bouwvolume , gericht op het centrale park; concept van U-vormig gebouw met centrale open ruimte die overgaat in vermelde park/speelplek/natuurplek; bouwhoogte wordt hier sterker beperkt, twee bouwlagen is het uiterste, verplicht plat dak; ook deze zone is 55m breed en 60m lang, totaal 3.300m2; speelplaats is hier ook mogelijk. De bebouwing en bomenrij zal er voor zorgen dat langsheen Schureveld een straatwand met een derde dimensie (hoogte) zal ontstaan. Er moet een zeker gradiënt in de bebouwing komen, om een “fade-out” effect te verkrijgen: de bebouwing gaat over in het open landschap door verkleinen van de korrel van de bebouwing. Dit is vooral van belang voor het tweede, nog te realiseren bouwvolume. De diverse speelplaatsen en de oeverzone vormen eigenlijk één geheel: een overgang van harde zone (speelplaats met eventuele bebouwing) naar natuur (de Demer). Ontsluiting voor voertuigen kan gebeuren tussen elk bouwblok door, en er is ruimte voor een rijparking onder de bomen langs Schureveld. Vooraan, ter hoogte van het bestaande gebouw, kan een kiss-and-ride georganiseerd worden.

5.2 Voorontwerp grafisch plan Vanuit bovenstaande visie werd een voorontwerp grafisch plan uitgewerkt. Hierbij worden 2 zones onderscheiden, met name: • Zone voor gemeenschapsvoorzieningen, centraal ter hoogte van de bestaande en toekomstige gebouwen • Zone voor landschapsbuffer: langs de Demer en noordelijk in het plangebied

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 26

Figuur 5-1: voorontwerp grafisch plan

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 27

6 Verzoek tot raadpleging

6.1 Kadering In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP “Klavertje 3” te Bilzen wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (Gemeente Bilzen) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: • 1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; • 2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Op 14/07/2011 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP). Op 04/08/2011 werd door de dienst BGP een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek dienen aangeschreven te worden, het betreft:

Directie Infrastructuur, Sectie 3.2.2 Provinciebestuur Universiteitslaan Ruimtelijke Ordening, - Ruimtelijke Ordening Provinciehuis 3500 Hasselt Limburg 1 Milieu en natuur – Planning en beleid

Koningin Astridlaan ANB - Limburg VAC 3500 Hasselt 50 bus 5

Agentschap Ruimte en Ruimtelijke Ordening Koningin Astridlaan VAC 3500 Hasselt Erfgoed Limburg 50 bus 1

Agentschap Ruimte en Onroerend Erfgoed Koningin Astridlaan VAC 3500 Hasselt Erfgoed Limburg 50 bus 1

Koningin Departement Afdeling Duurzame Limburg VAC Astridlaan 50 3500 Hasselt Landbouw en Visserij Landbouwontwikkeling bus 6

Afdeling Graaf de Koning Albert II- De heer Bram Vogels VMM Operationeel 1000 Brussel Ferrarisgebouw laan 20, bus 16 Waterbeheer

Koningin Agentschap Wegen en Buitendienst Limburg t.a.v. Cindy Houben VAC Astridlaan 50 3500 Hasselt Verkeer bus 4

Koningin Astridlaan VLM Limburg t.a.v. Paul De Vis 3500 Hasselt 10

Agentschap Wonen- t.a.v. Hilde Van den Koning Albert II- Afdeling Wonen Afdelingshoofd 1210 Brussel Vlaanderen Bosch laan 19 bus 40

Afdeling Lucht, Hinder, Dienst Hinder en Graaf de Ferraris- Koning Albert II- Departement LNE Risicobeheer, Milieu en 1000 Brussel Risicobeheer gebouw laan 20, bus 8 Gezondheid

Afdeling Toezicht Vlaams Agentschap Koningin Astridlaan Volksgezondheid VAC 3500 Hasselt Zorg en Gezondheid 50 bus 7 Limburg

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 28

t.a.v. Natalie Stationsstraat 2800 OVAM Afdeling Bodembeheer Dienst Databeheer Hoffmann 110 Mechelen

Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het plangebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het RUP ‘Klavertje 3’ over te maken aan Antea Group , optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de gemeente Bilzen en dit op volgend adres: Antea Group Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem t.a.v. Sofie Claerbout

6.2 Beschrijving plan en afbakening plangebied Gezien de huidige school voor Buitengewoon onderwijs “Klavertje 3” kampt met een grote uitbreidingsnood, wenst de gemeente Bilzen via het RUP “Klavertje 3” in eerste instantie te voldoen aan de korte termijn behoefte van de school, via een uitbreidingszone in het noorden. Deze school is de enige school voor buitengewoon onderwijs in de ruime omgeving van het plangebied. Hierdoor kan het aantal leerlingen in de toekomst moeilijk ingeschat worden en hiermee samenhangend de lange termijn behoefte van de school. Daarom wordt in de noordelijke uitbreidingszone een voldoende groot bouwkader voorzien. In eerste instantie zal hier een gebouw en bijhorende speelplaats aangelegd worden. Indien nodig kan later ter hoogte van de speelplaats bijkomende bebouwing voorzien worden. In het voorontwerp RUP worden volgende zones afgebakend: • Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en open baar nut centraal in het plangebied; • Zone voor landschapsbuffer in het oosten en noorden van het plangebied, in aansluiting met de Demer. Hierbij is het de bedoeling de bestaande educatieve projecten in de centrale zone langs de Demer te behouden, gezien het belang hiervan voor de kinderen in het bijzonder onderwijs. In het noorden en het zuiden zal de zone voor landschapsbuffer als groen- en bufferzone behouden blijven. In het westelijk deel van de zone voor landschapsbuffer kunnen eveneens natuureducatieve projecten gerealiseerd worden.

6.3 Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden:

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 29

• Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie; • Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (steden-bouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “Klavertje 3” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. • Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist):  Plannen die het kader vormen voor projecten die vallen onder het toepassingsgebied van de Omzendbrief LNE 2011/15 of plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én in beide gevallen niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde);  Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden. o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant). Het RUP “Klavertje 3” is niet van rechtswege plan-MER-plichtig , gezien het plan het gebruik regelt van een ‘klein gebied op lokaal niveau’. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.

5 Milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie t. België).

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 30

6.4 Potentiële milieueffecten van het plan

6.4.1 Bodem Uit de bodemkaart blijkt het plangebied te bestaan uit een vochtige leembodem (Adp). Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (toestand 20/01/2011) blijkt dat net ten zuiden van het plangebied twee oriënterende bodemonderzoeken werden uitgevoerd (dossiernummers 26794 en 27065). In het plangebied zelf is nog geen bodemonderzoek gekend. Verder onderzoek werd dan ook niet nodig geacht.

Figuur 6-1 bodemkaart ter hoogte van het plangebied, bron Agiv. Door vergraving zal het bodemprofiel in het plangebied verstoord worden, echter het volledige plangebied wordt gekenmerkt door profielontwikkeling ‘p’ wat betekent dat hier geen profiel aanwezig is. Er worden bijgevolg geen significant negatieve effecten verwacht ten aanzien van profielverstoring. Binnen het plangebied zijn geen activiteiten gepland die bodemverontreiniging met zich mee kunnen brengen. Er zijn ook geen gegevens bekend over een mogelijks bestaande verontreiniging die door vergraving zou kunnen verspreid worden. Vanuit de discipline bodem worden geen aanzienlijke effecten verwacht.

6.4.2 Water Het plangebied is gelegen in het deelbekken van de Demer, waarbij de Demer (hier een waterloop van 2 de categorie) de oostelijke grens van het plangebied vormt. De beschrijving van de referentiesituatie en de kaarten van de watertoets zijn gebundeld in §3.6. Aanvullend wordt nog meegegeven dat op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart blijkt dat het plangebied in weinig kwetsbaar gebied gelegen is (Cc).

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 31

Naast het vermelde kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s), de risicozones voor overstromingen en de overstroomde gebieden bij de meest recente overstromingen ( 14- 15/11/2010 en 14/01/2011) aangeduid. In het plangebied zijn geen van die zones ingekleurd. Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het zuidelijk deel van het plangebied wordt op de zoneringsplannen van de VMM aangeduid als centraal gebied, wat betekent dat een riolering hier aanwezig is. Het noordelijk deel wordt niet aangeduid op het zoneringsplan, doch er kan van uitgegaan worden dat ook de uitbreiding van de school zal aansluiten op de aanwezige riolering. Het plangebied is gelegen in het zuiveringsgebied van Bilzen, waarbij het afvalwater afgevoerd wordt naar een RWZI met een basiscapaciteit van 18.000 IE.

Figuur 6-2 Zoneringsplan, bron Geoloket VMM Op basis van de watertoetskaarten kunnen de volgende opmerking gemaakt worden: • Het plangebied is aangeduid als zeer grondwaterstromingsgevoelig. Wanneer de ondergrondse constructies dieper zijn dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m hebben, dient advies te worden gevraagd aan de bevoegde instantie. Dergelijke constructies worden echter niet voorzien. • Het volledige plangebied is niet infiltratiegevoelig. Bij nieuwe ingrepen moet beslist worden of de aanleg van infiltratievoorzieningen of waterdoorlatende materialen al dan niet zinvol zijn en of er mogelijk schadelijke effecten kunnen optreden naar het grondwater toe. • De erosiegevoeligheid ter hoogte van het plangebied is beperkt. De noordoostelijke zone, grenzend aan de Demer wordt aangeduid als erosiegevoelig. Het maaiveld loopt af naar de Demer toe, waarbij de sterkste helling zich in de nabije omgeving van de Demer bevindt (in de toekomstige zone voor landschapsontwikkeling). • Het plangebied is niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop. • Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied, met name de meest noordelijke zone, waar bijkomende bebouwing mogelijk zal zijn. De invulling van het plangebied voorziet in de mogelijkheid van bijkomende gebouwen waardoor er effecten op het lokale afwateringssysteem kunnen zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 32

Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen kan in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Het plangebied is grotendeels gelegen in mogelijks overstromingsgevoelig gebied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de bestaande gebouwen nog nooit onder water gestaan hebben (bouwjaar begin de jaren ’90). De ervaring leert dat de weilanden ten oosten van de Demer eerst overstromen bij een stijgend waterpeil. Het gelijkvloerspeil van het toekomstig bouwvolume zal gelijk zijn aan dat van de bestaande bebouwing en is ca. 1,5m hoger dan de oeverkruin van de Demer. Verder dient er ook opgemerkt te worden dat de Demer in het centrum van Bilzen onlangs heraangelegd werd, waarbij onder andere het debiet vergroot werd. Gezien het plangebied stroomafwaarts het centrum gelegen is, zal door deze werken het overstromingsrisico ter hoogte van het plangebied afgenomen zijn. Samengevat worden geen significante effecten op het overstromingsrisico verwacht. Het gebied wordt aangeduid als weinig kwetsbaar op de grondwaterkwetsbaarheidskaart. Het is echter altijd aan te raden grondwaterverontreiniging te voorkomen. Binnen het plangebied zijn geen activiteiten gepland die een risico vormen op verontreiniging. Het zuidelijk deel, waar zich de bestaande gebouwen situeren, is volgens het zoneringsplan gelegen in het centraal gebied. Het noorden van het plangebied is niet ingekleurd op het zoneringsplan. Indien in de toekomst nieuwe bebouwing wordt opgericht binnen deze zone zal het afvalwater afkomstig van dit gebied eveneens moeten afwateren op de riolering en zal dit gebied eveneens dienen ingekleurd te worden in de toekomst, zo niet dient een IBA voorzien te worden. Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

6.4.3 Fauna en flora Er komen geen vogel- of habitatrichtlijngebieden, VEN-gebieden of Vlaamse of erkende natuurreservaten voor in de directe omgeving van het plangebied. Op de biologische waarderingskaart (versie 2.2 – zie Figuur 3-8) wordt het zuidelijk deel van plangebied als biologisch minder waardevol aangeduid (ua: half open bebouwing). Het noordelijk deel (waar een uitbreiding van de schoolgebouwen zal mogelijk zijn), wordt net als de percelen ten oosten van de Demer, gebruikt als soortenarm permanent cultuurgrasland (Hp). Wegens de aanwezige bomenrijen langs de Demer worden deze percelen aangeduid als “complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen”. De Demer zelf wordt in de nabije omgeving van het plangebied aangeduid als waardevol of complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. In de ruime omgeving van het plangebied zijn in het westen geen biologisch waardevolle elementen aangeduid, gezien hier de kern van Bilzen gelegen is. In het zuiden zijn enkele waardevolle percelen gelegen in aansluiting met de Demer. De noordelijke zone kent een meer open karakter met het voorkomen van graslanden en KLE’s. De meeste percelen worden aangeduid als waardevol tot zeer waardevol.

Binnen het plangebied zal het RUP weinig effecten teweeg brengen.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 33

Het zuidelijke deel bestaat momenteel uit bestaande schoolgebouwen en een speelplaats. Een beperkte uitbreiding hiervan zal in de toekomst mogelijk zijn. Gezien het bouwkader niet verder naar het oosten gelegen is dan de huidige verharde oppervlakte, wordt de zuidelijke bestaande buffer naar de Demer gevrijwaard, waardoor geen significante effecten te verwachten zijn wat betreft fauna en flora. Het bestaande park/ speelzone/ natuurzone ten noorden van de bestaande gebouwen zal bestendigd worden, waarbij de Demeroever als een centrale rustplek met groen en water temidden van de twee bouwvolumes zal dienen. In het noorden van het plangebied zal een uitbreiding mogelijk zijn. Hiervoor wordt een tweede bouwkader van ca. 60m op 55m aangeduid, waarbij de aanleg van een speelplaats eveneens wordt toegelaten. Hierdoor zal een soortenarme weide verdwijnen, wat als beperkt negatief wordt beschouwd. De Demer zelf wordt hier als biologisch waardevol aangeduid. Hierdoor is het belangrijk een voldoende brede bufferzone naar de Demer te behouden. Het RUP voorziet hier een zone voor landschapsontwikkeling met een gemiddelde afmeting van ca. 10 à 20m. Gezien de meest waardevolle vegetatie in aansluiting met de Demer gevrijwaard blijft, worden in deze zone geen significant negatieve effecten verwacht. In het westen en het noorden van het plangebied zal een bomenrij aangelegd worden, wat positief beoordeeld wordt. Ten opzichte van de eventueel voorkomende fauna kan gezegd worden dat er mogelijks bijkomende rustverstoring zal zijn ten gevolge van de uitbreidingszone, zeker op het moment van de speeltijden. Echter momenteel is deze rustverstoring ook reeds aanwezig, en er wordt verondersteld dat er genoeg vluchtmogelijkheden zijn naar het noorden, waardoor de effecten op fauna beperkt negatief worden ingeschat. Inzake verlichting worden geen significant negatieve effecten verwacht, gezien er na de schooluren geen permanente bijkomende verlichting voorzien wordt (de gebouwen zullen niet gebruikt worden voor naschoolse activiteiten). Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

6.4.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Zie ook § 3.4 Momenteel is ca. 2/3 de van het plangebied reeds ingevuld, namelijk de bestaande gebouwen in het zuiden en de speel- en natuurzone centraal in het gebied. De noordelijke zone bestaat momenteel uit een weiland. Ten noorden en ten oosten van het plangebied is het landschap meer open, ten zuiden en ten westen bevindt zich de kern van Bilzen, waardoor het landschap hier gesloten is. Het plangebied is gelegen binnen 3 traditionele landschappen, met name “Boomgaardgebied van Tongeren-Borgloon“ in het zuiden, “Vochtig Haspengouw” centraal en “Demervallei” in het noorden. Deze hebben volgende kenmerken: • Boomgaardgebied van Tongeren-Borgloon − kenmerken : open landbouwgebied op golvend plateau, versneden met smalle valleien met gesloten landschap, hoop- en nevelvlekdorpen op korte afstand van elkaar en grote geïsoleerde hoeven en verspreide bosjes, in valleien kortere zichten en doorkijken, talrijke kleine geomorfologische, cultuurlandschappelijke, archeologische en biotische elementen met een sterk structurerend vermogen door opvallendheid in de open ruimte. − wenselijkheden : maximaal behoud van de eigen landschappelijke identiteit van open field op een gedifferentieerde manier voor de verschillende subeenheden (behoud regionale diversiteit) door behoud van de hoofdfunctie landbouw; weren lintbebouwing en open veld-verkavelingen; vrijwaren van het aparte kleinschalige gesloten landschap van de valleien als structurerend element; maximaal behoud en herstel van kleine (lineaire) landschapselementen; groenconnectiviteit verbeteren; zorg

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 34

voor het bouwkundig en archeologisch patrimonium; bijzondere aandacht voor het afremmen van de bodemerosie in het kader van duurzame ontwikkeling. • Vochtig Haspengouw − kenmerken :golvend heuvelland versneden door asymmetrische valleien en soms brede vlakte, boomgaarden, open ruimte van kleine tot matige omvang begrensd door vegetatie (boomgaarden) of bebouwing. − wenselijkheden : vrijwaren en beheer archeologisch en cultuurhistorisch patrimonium; beperken lintbebouwing en controle op aangepaste architectuur; vrijwaren van het aparte landschap van de valleien als structurerend element; groenconnectiviteit verbeteren. • Demervallei - kenmerken : brede vallei met begrenzende dalwanden en vegetatimassa’s en schermen en verstedelijkt weefsel; open ruimte met sterk wisselende omvang, begrensd door vegetatie, topografie en bebouwing; (lineair) groen versterkt topografische structuur - wenselijkheden : vrijwaren waterrijke valleigronden Het relatief beperkte plangebied is binnen 3 traditionele landschappen gelegen, waardoor het plangebied telkens op de grens ervan gelegen is. Hierdoor en gezien de beperkte uitbreiding die voorzien wordt in het RUP, worden er geen significante effecten voor elk van de traditionele landschappen verwacht. De bijkomende bebouwing is gesitueerd in nabijheid van de Demer, maar is beperkt (zowel in oppervlakte als in hoogte) en sluit aan bij de kern van Bilzen. Hierdoor worden geen verzichten onderbroken. De bestaande groenelementen in aansluiting met de Demer kunnen behouden blijven en zullen wegens de beperkte bouwhoogte van de nieuwe volumes visueel zichtbaar blijven vanuit het westen. Vanuit het oosten zullen de nieuwe bouwvolumes zelfs visueel gebufferd worden door het aanwezige groen. Hierdoor worden geen significant negatieve effecten op de landschappelijke waarde van het gebied verwacht. Volgens de landschapskenmerkenkaart komt volgend landschapselement voor ter hoogte van het plangebied: “Alluviale broekbossen in de vallei van de Boven-Demer”. Echter in praktijk zijn binnen het plangebied geen bossen gelegen, er is enkel een strook met opgaande vegetatie aanwezig in aansluiting met de Demer, die behouden zal blijven. De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder onderzoek te worden vastgesteld. De Centraal Archeologische Inventaris meldt in de ruime omgeving van het plangebied verschillende vondsten. Binnen een straal van ca. 160m worden er ten zuiden van het plangebied 3 vondsten gemeld uit de Nieuwe Tijd, met name Schuurhove (inventarisatienummer 51451), Pijpenhof (inventarisatienummer 51180) en Meershoven molen (inventarisatienummer 51452). Het kan dus niet worden uitgesloten dat bij bijkomende vergraving van het plangebied archeologisch erfgoed wordt aangetast wat steeds negatief wordt beoordeeld. Daarnaast dienen de wettelijke handelingen bij het aantreffen van archeologische relicten zoals voorgeschreven door het Decreet op het Archeologisch Patrimonium opgevolgd te worden.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 35

Figuur 6-3 Uittreksel Centraal Archeologische Inventaris t.h.v. het plangebied Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

6.4.5 Mens Zie ook §3.3.

Ruimte en functies Het ruimtelijk functioneren wordt toegelicht in § 4.1. Het plangebied is volgens het gewestplan gelegen in “gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut” (zuidelijk deel ter hoogte van de bestaande gebouwen) en “landschappelijk waardevol gebied” (noordelijk deel ter hoogte van de huidige speel- en natuurzone en uitbreidingszone). Ten noorden en ten oosten grenst het plangebied aan landschappelijk waardevol gebied, ten westen is een woongebied gelegen en ten zuiden loopt te zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut verder. Het plangebied is niet gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van herbevestigd agrarisch gebied. Door toepassing van het RUP zal centraal en in het noorden van het plangebied landschappelijk waardevol agrarisch gebied grotendeels omgezet worden naar zone voor gemeenschapsvoorzieningen. Gezien de zone voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied binnen het plangebied − beperkt is in oppervlakte, − niet gelegen is binnen herbevestigd agrarisch gebied, − in het zuiden reeds in gebruik is als speel- en natuurzone, − in het noorden een weiland met beperkte oppervlakte zal verdwijnen,

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 36

− in aansluiting met de (zuidelijke) zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut gelegen is, − in aansluiting met de woonkern gelegen is, worden de effecten niet significant tot beperkt negatief ingeschat. Een deel van het landschappelijk waardevol agrarisch gebied zal omgezet worden naar zone voor landschapsontwikkeling. Gezien de landschappelijk waardevolle elementen kunnen behouden blijven of eventueel versterkt worden (bomenrij) worden ook hier geen significant negatieve effecten verwacht. De impact op het ruimtelijk functioneren zal niet significant tot beperkt negatief zijn.

Mobiliteit De buurtweg Chemin nr. 128 (Schureveld) grenst in het westen aan het plangebied en wordt eveneens aangeduid als fietsroutenetwerk “Limburg – regio Haspengouw”. Deze weg blijft behouden in zijn huidige toestand (= fietsweg), zodat geen significante effecten ten gevolge van het RUP te verwachten zijn. De hoofdontsluiting van het gebied gebeurt via het zuiden (via Schureveld). Schuin tegenover de bestaande gebouwen is momenteel een ruime parking gelegen die blijft bestaan en er is ruimte voor langsparkeren tussen de bomen langs Schureveld. Er wordt geen significante toename van het verkeer verwacht. Gezien het karakter van de school (buitengewoon onderwijs), en gezien deze school de enige is in de ruime omgeving van het plangebied, komt het grootste deel van de kinderen via speciaal daarvoor ingezette bussen naar de school. Voor de kinderen die toch per auto gebracht worden, wordt verondersteld dat de bestaande parking ook in de toekomst voldoende zal zijn.

Hinder Zoals reeds aangegeven onder §6.4.4 wordt weinig visuele hinder verwacht door de mogelijke uitbreiding: zowel de oppervlakte als de hoogte van het bijkomend bouwvolume dient beperkt te blijven. Hierdoor zal het achterliggend opgaand groen ter hoogte van de Demer zichtbaar blijven vanop Schureveld. Vanuit het oosten zorgt het opgaand groen voor een visuele buffer. In de noordelijke uitbreidingszone wordt mogelijkheid tot bijkomende speelplaats geboden. Hierdoor kan ter hoogte van de woningen ten noordwesten van het plangebied een verhoging van de geluidsproductie optreden ten aanzien van de huidige situatie. Schoolgebouwen met bijhorende speelterreinen brengen namelijk onvermijdelijk geluidsproductie met zich mee. Deze zijn echter beperkt in de tijd (speeltijden, enkel op schooldagen) en genereren slechts beperkte overlast in de vorm van spelende kinderen. De hinderlijkheid hiervan is echter dikwijls een persoonlijk aanvoelen. Hierbij dient eveneens in overweging genomen te worden dat schoolactiviteiten in zekere zin aansluiten bij een woonomgeving. Gezien deze mogelijk verhoogde geluidsproductie zich enkel op schooldagen zal voordoen, tijdens de (beperkte) speeltijden, zullen de effecten voor de bewoners beperkt blijven. Er worden geen hindereffecten verwacht ten aanzien van verlichting. Na de schooluren wordt er immers geen bijkomende permanente verlichting voorzien.

Veiligheid Binnen een straal van 2 km rond het plangebied zijn geen SEVESO-inrichtingen aanwezig. Er wordt bijgevolg geen significante impact wat betreft veiligheid verwacht. Er worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht vanuit de discipline mens, wanneer bovenvermelde aanbevelingen worden gevolgd.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 37

6.4.6 Overige aspecten en conclusie Gezien de aard van het voorliggende RUP worden geen significante negatieve effecten verwacht inzake de milieuaspecten ‘stoffelijke goederen’, ‘energie- en grondstoffenvoorraad’ en ‘gezondheid van de mens’. Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld. Gelet op de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘Klavertje 3’. Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP ‘Klavertje 3’ geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn, temeer gezien het plangebied slechts een beperkte uitbreiding betreft. Globaal kunnen we besluiten dat het RUP ‘Klavertje 3’, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, niet onder de plan-MER-plicht, zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/04/2007, valt.

2222623006/screeningsnota - RUP “Klavertje 3” Pagina 38