Een Idylle in De Late Negentiende Eeuw Rosa Rooses' Brieven Aan Cyriel Buysse
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ADA DEPREZ EEN IDYLLE IN DE LATE NEGENTIENDE EEUW ROSA ROOSES' BRIEVEN AAN CYRIEL BUYSSE Een privé-editie GENT 1982 ADA DEPREZ EEN IDYLLE IN DE LATE NEGENTIENDE EEUW ROSA ROOSES' BRIEVEN AAN CYRIEL BUYSSE EEN PRIVÉ-EDITIE GENT Cultureel Documentatiecentrum 't Pand Rijksuniversiteit 1982 Gentse bijdragen tot de literatuurstudie m onder de redactie van prof . dr . Ada Deprez Copyright 1982 Prof.Dr. Ada Deprez, Onderbergen 1, B-9000 Gent. D.1982/3453/3 3 De herdenking van het vijftigjarig overlijden van Cyriel Buysse te Gent in 1982 vormt de aanleiding tot de publikatie van deze zijdelingse belichting van de jonge Buyese, die de neerslag is van een lezing in de Academie in maart 1976 gehouden. De 19de-eeuwse geschiedschrijving heeft ons - niet be- paald verwend met beschrijvingen van het leven van alle- dag en de plaats van de vrouw in de Vlaamse stedelijke of landelijke samenleving. In de briefwisseling van Jan Frans Willems, die aan het begin van deze periode staat, vangt men alleen een paar glimpen van Mevrouw Willems op, en dan nog enkel bij hoogst uitzonderlijke omstandigheden of als post-scriptum. Ook in de correspondentie van Snellaert, Blommaert, De Laet, Conscience en Ledeganck dwalen de vrou- wen alleen als bleke schimmen rond. Om een blik te werpen op het leven in een plattelands- gemeente vallen wel de enkele jaren geleden door wijlen Gilbert Degroote u. tgegeven brieven van Mevrouw Courtmans- Berchmans 1 over Maldegem in de jaren van de schoolstrijd aan te stippen. Enige tijd vddr haar had Maria van Ackere- Doolaeghe haar oeuvre geschreven: hoewel in haar verzen on- getwijfeld autobiografische elementen aanwezig zijn, en ook haar briefwisseling met Snellaert, Blieck en Van Duyse om diverse redenen interess.ant 2 is, toch ontbreekt hier de per- soonlijke kijk, de levendigheid en een poging tot weergave van een landelijke samenleving. Dit vinden we wel enigszins terug in de novellen en de autobiografische herinneringen van de gezusters Loveling 3 , waar ze het Nevele van hun ge- boorte met zijn inwoners beschrijven. Het leven in de stad én de grootstad bleef ondertussen een verwaarloosd gebied, of we zouden naar de kinderteke- 4 ningen en dito versjes van Roaalie en Virginie - Loveling moeten verwijzen, dvsti j ds -door Dr.^er Schmook. met zoveel brio gepubliceerd 4 . Alleen de memoires van Constance Teich- mann door Maria Belpaire zijn voorhanden, om een idee te krijgen van het leven in de hogere society van Antwerpen 5 . Daarom is de ontdekking van de correspondentie van een an- dere jongedame -uit onze havenstad, maar dan in zijn meest Vlaamse geledingen, die ons in de vorm van brieven aan de pas debuterende literator Cyriel Buysse bewaard bleven, dJbbel welkom en loont het de moeite om aan de hand van de- ze veilige en betrouwbare gids op verkenning te gaan in een "Vlaams binnenhuisje", om kennis te maker met het gezel- schapsleven te Gent en te Antwerpen, en literaire figuren als Virginie Loveling, Paul Fredericq, Leonard Willems, Willem,Rogghé, Max Rooses, Frans van Kuyck, Jan van Rijs- wijck in hun natuurlijk milieu te zien 'evolueren en zelfs de jonge De Mont, Vermeylen en De Bom druk doende met de oprichting van het tijdschrift Van Nu en Straks nader te leren kennen. Wat weten we vábr deze idylle van haar? In feite zeer weinig: er bevindt zich in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen wel een volumineuze brie- venreeks van haar aan haar ouders en broertje, maar dit pakket ti omvat slechts kinderlijke uitingen van genegenheid, die inzetten omtrent haar achtste levensjaar - ze werd ge- boren in 1872 - en later de neerslag van haar kostschool- jaren. Te Brussel verbleef ze tussen 1887 en 1889, van haar 15de tot haar 17de levensjaar in een "pensionat de jeunes filles"f en in 1889-1890, toen ze 18-19 jaar geworden was, te Bad Godesberg in een dito inrichting. De bedoeling was haar naast het Nederlands, dat ze van huize uit vloeiend moet hebben beheerst, ook een voor de jonge vrouw uit het , betere milieu onontbeerlijke kennis van Ë;j het Frans, Duits en Engels bij te brengen, haar de rudimen- ta van de hiermee corresponderende literaturen mee te ge- ven, haar op te leiden in zeer elementaire kunstbegrippen en kunstbeoefening (cf. nr.26) en vooral haar karakter en houding te stroomlijnen: zullen we deze opleiding gemaks- halve een soort middelbaar onderwijs noemen? Zij schrijft plichtbewust over de "ordre, maintien et politesse" die ze dient na te streven, over haar "amabilité" die blijkbaar nog te wensen overlaat, over de noodzaak "à ne pas devenir une jeune fille raide" maar integendeel "à me rendre agréa- ble, gentille et utile", alles samen ongetwijfeld de echo- werking van wat ouders of opvoeders haar voorhielden? Ty- pisch is daarbij dat ze na één maand verblijf 'te Brussel al overschakelt naar het Frans, een feit dat ongetwijfeld me- de ingegeven was door de noodzaak de directrice haar brie- ven vooraf te laten lezen en censureren! Hét opvoedings- ideaal was "de devenir une jeune fille comme vous le dési- rez, avant une bonne éducation, une bonne instruction et beaucoup d'ordre". In deze volgorde... Bij haar terugkeer in de metropool wachtte haar een beschermd en afgeslotengg bestaan. Een dergelijke. afscherming werkt langs beide kanten. De jonge vrouw wordt behoed en doeltreffend beschermd - tegen verkeerde invloeden en onge- wenste ,contacten van buitenaf. Tegelijk werkt de protectie echter afgrendelend naar binnen: men ziet zich beperkt tot familiaal en amicaal verkeer thuis, bij familie of in be- vriende huizen (nr.41), men wordt op straat vaak gechape- ronneerd door vader, moeder, broertje, tante, meid of vriendin (nr.43), men voelt zich als persoonlijkheid ge- fnuikt en gefrustreerd, belemmerd in zijn vrijheid en zijn zin voor initiatief. Een dergelijk gevoel moet haar trou- wens soms hebben beslopen: ergens schrijft ze dat ze zich "gebonden voelt aan een koordje, zooals een schoothondje" (nr.53). 6 Indien men daartegenover da vrijbeid van de men uit het gegoede burgerlijke milieu stelt, wie oogluikend occa- sionele of permanente liaisons werden toegelaten, op voor- waarde dat dit zijn naam en familie niet él te opvallend in opspraak bracht, dat men met name niet het voorwerp van fluistercampagnes werd, kan afmeten hoe groot de kloof der geslachten is geweest (nr.2, 3, 5). Wie zich daar niet aan hield werd door de publieke opinie niet geaccepteerd: dit valt af te leiden uit de Gentse burgerlijke reacties op het ardere lid van het -tweeluik, nl. Cyriel Buysse (nr.19) . Belangrijker dan de reeks brieven uit haar kindertijd en adolescentie is daardoor immers de reeds vermelde reeks brieven aan de jonge literator Cyriel Buysse, die toen vol- op in zij'fl naturalistische fase zat en pogingen aanwendde zijn werk hierover gepubliceerd te -krijgen. Waar dit met de novelle "De Biezenstekker" nog vrij vlot van stapel was ge- lopen, bleek dit voor zijn uitvoerige roman over "Het Recht van de Sterkste" heel wat minder vlug te gaan 8 . De aanleiding tot de briefwisseling met Cyriel Buysse was de volgende: tussen twee reizen naar Amerika in, nl. in juli 1891, viel het begin van zijn idylle met de jonge en lieftallige Rosa Rooses -- want zij is de jongedame in kwes- tie -, de dochter van de bekende en eminente Vlaamse criti- cus en kunsthistoricus Max Rooses; na zijn terugkeer in maart 1892 werden de betrekkingen opnieuw aangeknoopt en ontstond een levendige briefwisseling (in totaal 56 brieven) die een goed jaar omvatte, vanaf april 1892 tot de defini- tieve breuk in mei 1893. Een luik van deze correspondentie bleef ons bewaard, en wel in een grappig ouderwets oranje koekjestrommeltje, met felle decoraties versierd, dat na Buysses overlijden op 25 juli 1932 in zijn vermaarde paalwoning op de Molenberg te Deurle werd gevonden.. Toen René baron Buysse, Cyriels 7 enige zoon, en zijn echtgenote fret schrijversatelier gingen opruimen en de massa papieren en manuscripten sorteerden, kwam nl. de oude gedienstige Netje voor de dag met het doos-- je dat jarenlang op zolder had gestaan, en dat, naar zij vermoedde, wel eens iets van belang kon bevatten. Dit laatste bleek inderdaad het geval, en het feit is des te opmerkelijker omdat Buysse niet de gewoonte had zijn correspondentie te bewaren : hij hechtte aan deze - brieven blijkbaar bijzonder veel belang. Dit valt bij de lectuur ook licht te begrijpen: hij zal voor de afzendster veel hebben gevoeld en heeft blijkbaar haar kleurige, pittige, frisse en vaak ontroerende brieven uit piëteit willen behouden. Het tegendeel moet helaas worden gezegd van Cyriels antwoorden, die ongetwijfeld van literair oogpunt uit en voor het schetsen van het debuut van de jonge romancier heel wat belangrijker waren. Rosa had nochtans in haar afscheids- brief van mei 1 893 verzekerd, dat ze zijn brieven steeds zou bewaren: "Als gij een groot man zult geworden zijn zal men ze drukken gelijk die va,n Multatuli"! (nr.53) 9 . Zoals de zaken nu staan is daar geen uitzicht meer op en zijn we voor het reconstrueren van deze tedere liefdes- verhouding aangewezen op Rosa's brieven en de schaarse fei- telijke gegevens die ze bevatten. Het geheel maakt een ver- fijnde en hoogstaande indruk en doet ons de romancier zien als een rijpe jongeman van 33 jaar, vrijgezel, groot en flink gebouwd, sportief .en energiek, kerngezond en reeds om- huld met het beginnend waas van roem en literair talent. Wie ons echter nog duidelijker voor ogen treedt is de Antwerpse jongedame van amper twintig lentes, die met sier- lijke hand en met vlotte stijl de pen (meestal het potlood!) wist te voeren, want ze diende haar brieven in gestolen ogenblikken op verdoken plaatsen te schrijven: op zolder (nr.2, 49), op haar kamer (nr.2)(maar daar mocht de deur niet van dicht)(nr.1D), vaak ook 's nachts in haar vaders 8 studeerkamer als de rest van da fam lje te ruste was: wen die pen-krept záo en ik kan er onmogelijk eens andere balen op gevaar van betrapt te worden" (nr.5).