De naam Scholten, Scholten in Voorst, Oude IJsselstreek

Een vroege vermelding van de naam Scholten in de gemeente Oude IJsselstreek in archieven stamt uit 1550. De Rechter van Wisch, Rutger van Boetselaar, moet in een zitting opnieuw de grenzen vaststellen tussen de gebieden van de Heren van Wisch en de Graaf van Bergh bij Silvolde en Sinderen naar aanleiding van een twist hierover. De grens werd van oudsher gevormd door de Ziegenbeek. Tegenwoordig is dit nauwelijks meer dan een greppel. In die jaren was het echter een water van enkele meters breed, dus duidelijk zichtbaar in het landschap. De Ziegenbeek begint in de buurt van boerderij Seinhorst in Sinderen en loopt naar de Aa-Strang (de oude loop van Böckers brug richting Bontebrug). Men had nog niet de beschikking over een kadaster of andere officiële kaarten. Een gebruikelijk manier was om de hulp in te roepen van oudere getuigen die de streek kenden en konden verklaren hoe de situatie bij hun weten altijd was geweest. Of wat ze van hun ouders, grootouders of anderen hadden gehoord. Eén van de getuigen in dit proces was een Berend Scholten die ten tijde van het proces in 1550 reeds 60 jaar oud is. Hij woont dichtbij de Ziegenbeek.

De broer van Jan Scholten, Wim, heeft ooit verteld in Voorst gehoord te hebben dat de familie Scholten uit Voorst afkomstig was uit Sinderen. In vroegere tijden gingen dit soort verhalen soms vele generaties de familie rond. Het is dus goed mogelijk dat hier een kern van waarheid inzit en onze bron bij de Ziegenbeek ligt.

In het boek “1000 jaar Gendringen” wordt op verschillende plaatsen melding gemaakt van de naam Scholten. Bij een inventarisatie door de Spaanse bezetters in 1571 voor invoering van de Tiende Penning worden als ‘volle bouwing’ vermeld Johan Scholten in Oer, Aelert Scholten op den Schriek en Willem Scholten te Hunten- Varsselder. De Tiende Penning zou een belasting op onroerend goed moeten worden, maar is uiteindelijk nooit ingevoerd. Een ‘volle bouwing’ is een boerderij van tenminste 10 morgen (8.5 ha). Dit is een boerderij die voldoende groot was om volledig van te kunnen leven. Het aantal ‘volle bouwingen’ werd ook wel vermeld om de rijkdom van het bezit van een heer aan te geven.

In 1664 boert Gerrit Scholten op de Meesterij onder Etten. Zijn zoon Jan is waarschijnlijk pachter in 1672. Derck Scholten is in 1754 buurmeester, een soort wijkopzichter, voor de ‘gemeinte’ van Gendringen. Rond dezelfde tijd is Adolf Scholten uit Ulft één van de initiatiefnemers van een protestbrief tegen een dreigende sluiting van ijzerhut in Ulft. Arndt Scholten pacht in 1754 en 1755 de Viscaalstede in Groot-Breedenbroek van de Graaf van Bergh. Eveneens in 1754 wordt Arnoldus Scholten vermeld op een kaart van Mechelen door de landmeter Johan Heinrich Merner gemaakt in opdracht van de Graaf van Bergh.

Over de grens in Duitsland komt de naam Scholten ook relatief veel voor. In de kerkboeken uit Anholt en Rees in de 17e eeuw komt de naam veelvuldig voor. Het is echt een naam uit de grensstreek van de Achterhoek en Twente met Duitsland.

In Elten en Emmerik hebben al vroeg Scholtens geleefd. Uit het Achterhoek Archief:

‘Johan van Schrieck, stadhouder van Andriess van Anderlecht, landdrost, kapitein en superintendant van het land van den Bergh, oorkondt, dat, op verzoek van heer Hermen Scholten en heer Gerart Vischer, Mary Scholten een verklaring aflegt over 2 malderzaad land, behoorende aan de St. Victor- vicarie te Embrick en in pacht geweest bij Warnerus Elferdinck. Actum et datum dem 9 dach dess monats Maii anno etc. 72’.

(9 mei 1572).

De OVGG (Oudheidkundige Vereniging Gemeente Gendringen) meldt dat in het jaar 1468 een Goosen Schulten de boerderij ‘Imminkstede’ (Elsterweg, Veldhunten) pachtte van de Graven van Bergh. Als we aannemen dat Schulten en Scholten door elkaar gebruikt werden, dan zou hier ook een vroege relatie met de Scholtens in de vroegere Gemeente Gendringen kunnen liggen.

Schulten is een oudere naam die wel voor kwam in Oostelijk Achterhoek. Ook in plaatsen als Rees en Anholt zijn in de oudere kerkboeken de naam Schulten te vinden. Nog iets ouder is de naam Sculten of Scultete.

In een lijst van gebrandmerkt vee, dat in het Breedenbroek gedreven mocht worden, staat onder de beesten die op 3 mei 1539 op de boerderij van Berndt Lumenss zijn ingebrand: Berndt Schulten 7 beesten. Volgens deze lijst heeft deze Berndt Schulten in of rond Breedenbroek gewoond. Aparte vermeldingen zijn er voor Silvolde, Dinxperlo, Voorst en Anholt. In de lijst van Voorst komen de namen Scholten of Schulten niet voor.

Voorbeelden uit het Gelders Archief:

182 Johan Scultete, richter Varsseveld, met keurnoten Rolof van Zunderen, Willem Koemiker, Henric Hertebroec, Arent Post, Gumpert Hobinc, Henric Varenholt, Helmich Leeftinch, Johan Meyghe, Herman Bunsinc, Albrecht Doepyken en Henric die Smit ther Bosch, dat Gedde Roterdinc aan proost Nycholaus Bethlehem verzekert zijn best te doen, wanneer hij iets tegen een Bethlehem toebehorende heeft, dit met de proost te bespreken, en wanneer dit niet kan het de bank van Varsseveld voor te leggen. Periode: 1301-1350

326 Wolter Scherpenborgh, richter Dotinchem, lude Lambert Sculten zone en Johan Bolte, dat Johan Willembeyst Nersen soen en echtgenote Styne, kinderen Bernt, Aleit verkochten Bethlehem 1 molder roglands in der Laer tussen Gherner en ter Borch voor tijnsgoed aan proost Bethlehem en eruit gingen. 19.11.1395 Gherner is Gaanderen en ter Borch is de oude naam voor .

Of al de Scholtens in de Gemeente Gendringen verwant aan elkaar zijn geweest is (nog) niet bekend. Oude pachtcontracten, boedelscheidingen e.d. zouden bestudeerd moeten worden om familiebanden vast te leggen. Enkele banden zullen echter zeker bestaan hebben. In de kerkboeken uit de Gemeente Oude IJsselstreek tussen 1700 en 1800 zijn een groot aantal naamgenoten aan te treffen. In die jaren was het dus een relatief veel voorkomende naam in deze omgeving.

Volgens het Meertens Instituut waren er in 1947 in Nederland 8391 dragers van de naam Scholten. In de gemeentelijke bestanden in 2007 waren in Nederland 13.129 naamdragers bekend. In 1947 was de naam geconcentreerd in , de Oost- en de Achterhoek. Ook had relatief veel naamdragers (486).

Oorsprong van de naam Scholten

De naam Scholten verwijst naar een beroep, een bestuurlijke functie. Omdat er meerdere personen met een dergelijke functie een familielijn gevormd kunnen hebben is het aannemelijk dat niet alle Scholtens verwant aan elkaar zijn.

Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor de oorsprong van de naam. De concentratie van de naam in Oost-Nederland wijst op een specifiek kenmerk voor die streek. Het begrip Scholtenboer is typisch voor de Achterhoek ten oosten van de Oude IJssel en voor Twente.

In de achtste en negende eeuw werd de Achterhoek ingelijfd in de Frankische rijken. Daarbij werd het leen- en hofstelsel ingevoerd. Via het leenstelsel konden keizer en koning hun macht handhaven door inschakeling van plaatselijke edelen. In ruil voor trouw en hulp aan de keizer kregen ze een stuk land in bruikleen en mochten er een kasteel of versterkte boerderij bouwen. Zo’n kasteel kon alleen in stand worden gehouden door het hofstelsel. Hiermee werden de machtigen, adel en geestelijkheid, voorzien in hun levensonderhoud. In de Achterhoek speelden de boeren een belangrijke rol bij het in stand houden van kastelen en kloosters. In de twaalfde en dertiende eeuw was een groot deel van de bevolking en grondbezit in hofverband georganiseerd. De grotere hoven kregen een geografische naam, bijv. Hof te (Ahof). De kleineren hoven kregen een eigen naam. De boeren moesten een deel van de opbrengst van het land afstaan en hand- en spandiensten verrichten voor de hoven. In geval van oorlog moest in principe elke man meevechten, de grotere boeren moesten vrachten versjouwen, de keuterboeren hielpen op het land, in de bossen of de gracht uitbaggeren. Geld werd nog niet gebruikt dus alles gebeurde in natura. De landheren waren niet altijd zelf aanwezig, vaak hadden ze meer bezittingen. De bewoner van een grotere boerderij (Schultenhof, Oberhof, Scholtenhof) werd aangewezen voor het beheer van het goed. Deze boer zorgde dat het werk op de Scholtenhof werd uitgevoerd door de horige boeren, de opbrengsten van het land bij de heer kwam, dat de diensten door de horige boeren op de hoven werden uitgevoerd. Hun verdere taak was het toezien op maten en gewichten, de zekerheid van de akkermaalstenen (grensstenen), de veldpolitie. Ze kregen op een gegeven ogenblik ook rechterlijke macht. Ze zaten het hofgericht voor. Elk hof had aanvankelijk een eigen rechtbank of gericht waar recht werd gesproken in geschillen tussen heer en horige. Deze Scholtenboeren, zoals ze genoemd werden konden soms ook bemiddelen bij geschillen of zelfs vonnissen uitspreken en onvrije personen lichamelijk laten bestraffen. Al met al was een scholte een bijzondere status, een titel, die ook vererfde en aan een bepaalde boerderij gekoppeld was.

In de veertiende eeuw verdween de functie van Scholte, omdat het bestuur en de rechtspraak werd geconcentreerd op regionaal of landelijk niveau. In dezelfde tijd komt de naam Schulte of Scholte weer terug in Tegenerscholten of Hofscholten die een functie hebben in de rechtspraak. Deze taak is fundamenteel anders dan bij de vroegere scholte. De scholtenboeren behielden een zeker aanzien, ook al omdat het over het algemeen grote tot zeer grote boerderijen waren met soms tot honderden hectares grondbezit. In de kwartierstaten van Jan Scholten en Anna Borkes komen o.a. voor Scholte Borninkhof, Scholte Te Welscher. Toen in latere eeuwen de landadel door schulden of concentratie op bezittingen in het westen van het land langzamerhand verdween, namen de scholtenboeren vaak plaats in het lokale bestuur. Hierbij ondervonden ze meestal weinig weerstand, waardoor hun status weer groeide. Na 1815 (Napoleon) verdween het oude hofstelsel geheel. Het streven van de Scholtenboeren om bezit binnen de familie te houden en binnen de familie te trouwen, hun bijzonder conservatief gedrag heeft er toe geleid dat einde 19e eeuw hun invloed sterk terugliep. Hun boerderijen waren vaak sterk verouderd en verarmd en families stierven uit.

Het is voorgekomen dat de naam Scholten familienaam werd dankzij het huis waar de familie vandaan kwam, erve Scholten, dat altijd bewoond was door de scholte.

Een andere functie waar de naam Scholten uit kan zijn ontstaan is de functie van scholt of scholtus.

Het was gebruikelijk in het gebied van de Graven van Bergh dat er met enige regelmaat plaatselijk recht werd gesproken door de heer en later een richter namens de heer. Aanvankelijk traden de Graven van Bergh zelf nog op als richter, echter na 1412 niet meer. Elk kerspel had een eigen rechtbank en een richter, Gendringen vanaf ongeveer 1375. Niet alleen werd er bestraft, maar ook passeerden er documenten m.b.t. aan- en verkoop van goederen en rechten en geschillen. De taak van de richter was het strikt uitvoeren van de orders van de graaf. Hij behandelde criminele en civiele zaken als volontaire akten over testamenten, erfdelingen, verpandingen, schuldbekentenissen. Hij moest ook waken over het jachtrecht. De richter werd bijgestaan door de gerechtsdienaren scholt, onderscholt of vorster. De scholt voerde rechtelijke bevelen uit, bekeurde en gaf leiding aan werk aan wegen en waterlopen. In het woord scholt is het woord schuld te herkennen. De scholt is degene die iemand op zijn schuld, zijn verplichtingen aanspreekt. In Gendringen waren er naast de richter twee scholten, één voor Gendringen en één voor Etten. Ze werden bijgestaan door onderscholten.

Scult of scultete is afgeleid van het Duitse ‘Schultheiss’. Letterlijk betekent het dat de Schultheiss iemand op zijn schulden en verplichtingen aanspreekt. Het is niet een rechtsdienaar, maar een soort bestuurder of opzichter over de bezittingen van een bijzonder persoon of stichting. Hij sprak wel eens recht bij civiele zaken. In Duitsland zijn namen als Scholz en Schulz afgeleid van Schultheiss. Oudere vormen hiervan zijn o.a. Scholze en Schulze of Scholzen (Trier), Schulte (Münsterland) of Scholten (Rees). Het beroep van Schultheiss is al bekend in de 8e eeuw.

Andere namen waren Scholte, Sculteto, Schulheisz, Schultze. Vergelijkbare functies elders waren villicus, maior, meijer, en hofmeijer.

Waar de Scholtens uit Voorst vandaan komen is niet bekend. Voorst, Breedenbroek, Ulft, Gendringen en omstreken vielen grotendeels onder Bergh. De Scholtenboeren kwamen meer naar het oosten voor. Het is daarom goed denkbaar dat de naam van de vroege voorouders van Jan Scholten is verbonden met het ambt van scholt of scult en dat de oorsprong eerder ligt in de gemeenten Gendringen, Bergh en aangrenzend Duits gebied dan in de oostelijke Achterhoek met de Scholtenboeren.

Garrit Scholten en Hendrina Rouwenhorst

De oudst bekende Scholten uit Voorst is Garrit Scholten, getrouwd met Hendrina (Hendrien) Rouwenhorst. Het is niet bekend waar beiden vandaan komen. In plaats van Rouwenhorst komt ook wel de naam Rouwhorst, Roenhorst, Groenhorst, Rounhorst, Ruinhorst of Rhuinhorst voor. Ze zullen rond 1710 geboren zijn en tegen 1740 getrouwd zijn. Hun vermoedelijk eerste kind Jan Willem Scholten is geboren in 1742. De juiste data zijn niet bekend omdat de Gereformeerde Kerkboeken van Gendringen van voor 1744 verloren zijn gegaan. Deze Scholtens hoorden bij de Nederduits Gereformeerde Kerk in Gendringen. Garrit en Hendrien Scholten zijn de voorouders van Jan Scholten. Zie ook de kwartierstaat bij nummer 32. Ze woonden op de boerderij ‘Het Loo’ of ‘Het Lohr’, ‘Het Loor’ in Voorst.

Het Loo was in die tijd een relatief grote boerderij met een oud verleden. Het is het oudst bekende huis uit Voorst. Het wordt in een document uit 1329 beschreven als pachtgoed van het klooster in Vreden. In 1505 was het goed Loe onder Voorst nog in bezit van het Stift van Vreden. Het archief van Vreden bevindt zich tegenwoordig in het archief van Slot Anholt.

Latere documenten plaatsen het Loo als boerderij horende bij de Hardenberg. De Hardenberg viel ook onder Anholt. Behalve het Loo was ook de Ruyssenstee en Huis Enbergen van oudsher ‘thobehoir’ bij de Hardenberg. Het ‘Verpondingskohier van het graafschap 1643-1651 vermeldt:

‘Een harbergs goet. Boulant 5½ mergen, weidelant 6¾ mergen. Is te leeghe verpacht. T’Huis op Garrit op t’Loe 2½ Sch gefalig (?) end een kleyn haexken weidelant, in alles ¾ mergen’

Een morgen is een stuk grond dat in één ochtend omgeploegd kon worden. Een Gelderse morgen is 0.86 hectare en komt ongeveer overeen met een bunder.

Bij een twist over de nalatenschap van de bewoner van de Hardenberg, Diederik van Zuylen, kwamen Engbergen, Ruyssenstee en Loo in handen van Hendrik van . In 1641 was het Loo in bezit van Catharina van Bronckhorst en haar echtgenoot Thomas van Hoevel tot Hoykinck. Het kadaster in 1822 geeft aan dat het Loo weer een pachtboerderij van Anholt is.

De naam Voorst (Forsto) komt voor in het document uit 1329 dat ook het goed Loe meldt. Voorst duidt op een stuk bos met een bepaalde bestemming, bijvoorbeeld jacht. Het was niet het eigendom van iemand dus was de koning er de baas. De buurt mocht wel hout sprokkelen, maar het kappen van waardevolle bomen was bijvoorbeeld voorbehouden aan de vorst. In Engeland kent men ‘forest’, in Frankrijk ‘forêt’, in Duitstand het beroep Vorster.

Het woord ‘loo’ staat voor een lichter bos op hogere zandgrond en is afkomstig van het Germaanse ‘lauha’. De uitgang –lo in Dinxperlo komt hier ook vandaan.Vele boerderijnamen in de Heurne eindigden vroegen op –lo bijvoorbeeld Welschelo (Welscher) en Mebelo (Mebel)

Een oudere vermelding van Voorst wordt gegeven in ‘Bijdragen en Mededelingen’ van de Vereniging Gelre uit 1898. In een stuk over Hameland staat:

‘Men vindt den pagus Leomerike het eerst vermeld in eene oorkonde van 23 Maart 838, en als daarin gelegen , Eltinge en Westerhees. In eene andere van 3 Aug. 970 is sprake van Heltnon (Elten), Fornon (Voorst, een buurtschap onder Gendringen), Voirthusen (Voorthuizen bij Emmerik) en Emmerik. Deze plaatsen lagen alle niet ver van elkander en zeker wel in de Hamelandsche gou de Lijmers, daar zij in 't bezit geweest waren van graaf Wichman. Dan volgen Hamme, Liemerscha en Rynharen (Kinderen)’.

Wie de bewoners waren op het Loo voor Garrit Scholten en Hendrien Rouwenhorst is niet bekend. Met name de vraag of er al langer een Scholten of Rouwenhorst heeft gewoond blijft onbeantwoord. Wellicht kan het archief van Anholt uitkomst bieden. In oudere documenten naast die uit 1329 wordt het Loo ook wel vermeld in samenhang met andere namen. Een lijst met gebrandmerkt vee in het Breedenbroek uit 1539 vermeldt voor Voorst ‘Henrick upt Loe 6 beesten’ en ‘Claes upt Loe 2 beesten’ (Dinxperlo 700 jaar).

In het transcript van J.H.G. te Boekhorst (Genealogiedomein, internet) van een document dat de oorlogsschade opsomt in de heerlijkheden Gendringen en Etten in het rampjaar 1672 wordt voor ‘De Bourschap Voorst’ o.a. vermeld dat Jan opt’Loo door de Munsterse een schade heeft geleden van 62 gulden en 10 stuiver en door de ‘staeten Ruitters van Duesborgh’ 1 gulden en 4 stuivers. Het eerder vermelde verpondingsregister meldt voor 1643-1651 een Gerrit op t’Loe.

De namen Scholten of Rouwenhorst komen in beide documenten niet voor. De aanduiding ‘upt Loe’ of ‘opt’Loo’ kan in de betreffende jaren gewoonte zijn geweest. Als de Scholtens echter langere tijd gewoond zouden hebben op het Loo dan zou de naam Scholten na verloop van tijd zeker verdwenen zijn. Mogelijk met een overgangsfase van ‘Opt’Loo alias Scholten’. Het was heel gebruikelijk dat de bewoner de naam kreeg van de boerderij en zeker als het een eeuwenlang bekende boerderij als het Loo betrof. Het is daarom goed mogelijk dat de familie nog niet lang woonde op het Loo. Theoretisch zou ook een familie Rouwenhorst gewoond kunnen hebben op het Loo en Garrit Scholten zou ingetrokken kunnen zijn. Er heeft inderdaad een Rouwenhorst gewoond in Voorst zoals blijkt uit het volgende.

Het Trouwboek van de Nederduits Gereformeerde Gemeente in Dinxperlo vermeldt voor 18.04.1706 de ondertrouw van ‘Willem Rouwenhorst jm zv Garrit Rouwenhorst w. in Voorst en Christina Westerveld wd v Derck Leussen w. in de Soederwijck’. Ze trouwen 02.05.1706 ‘met attest naar Varseveld’. Er is dus bericht vanuit Dinxperlo naar Varsseveld gestuurd dat Willem en Christina getrouwd waren. Mogelijk zijn Willem en Christina in Varsseveld of in de buurt (Sinderen) gaan wonen.

Willem of Garrit Rouwenhorst vinden we nergens anders terug in Voorst, Gendringen, Dinxperlo etc. Het is echter mogelijk dat Hendrina Rouwenhorst een dochter is geweest van Garrit Rouwenhorst en een zuster van Willem. Het leeftijdsverschil is dan wel behoorlijk groot. Logischer zou echter zijn echter dat Hendrina een dochter is van Willem Rouwenhorst en Christina Westerveld en dus na 1706 geboren zijn. Garrit Scholten en Hendrien zijn omstreeks 1740 getrouwd. Een geboortedatum van Hendrina rond 1710 past in het verhaal. Een geboorte en huwelijk in Varsseveld in het begin van de 18e eeuw is echter moeilijk terug te vinden. Door een grote brand op 14 september 1723 zijn alle oudere doopboeken verloren gegaan. De beschikbare doopboeken beginnen in 1730, de trouwboeken van de Nederduits Gereformeerde Kerk in 1772. Dit maakt het ook begrijpelijk dat geboorte van Hendrina en huwelijk van Garrit en Hendrina nergens anders terug te vinden is.

Uit ‘Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre’ 1902, p. 411:

‘Het dorp Varsseveld is op 14 September 1723 door een hevigen brand geteisterd. In het ordinair protocol der Hoogheid Wisch over de jaren 1721 tot 1747 vinden wij daarover de volgende aanteekening: Nota. Is te weten, dat desen brand door eenen smitt, Jan Sweerinck genoemt, veroorsaeckt is, als hij stonde en smeede een mistgreep, spijende op het ambeelt, waarop een schilver van 't ijser vliegt in 't afdack. En also het dese geheele soomer sterck en weergaloos gedroogt heeft, so was alles even spreu, waardoor een korten tijd daaraen, sijnde des nademiddags om 4 uren, het huys in brant raeckte, wanneer de meeste inwoonderen na Groot Nibbelinck genoot waren om daar een neuw huys, soo in de voorsomer afgebrant was, te rigten, waarom weinig reddinge heeft konnen geschieden, soodat binnen 3 uyren tijd het gehele dorp met kerck en toorn in de asse was’. Het huwelijk tussen Willem Rouwenhorst en Christina Westerveld in 1706 en mogelijke relatie met Hendrina is in dit stuk niet zomaar vermeld. Er is goede reden om deze lijn te volgen. Het volgende fragment uit de kwartierstaat van Jan Scholten geeft informatie over de kinderen van Garrit en Hendrina en - zeer informatief - over de doopgetuigen. ______

32 Garrit Scholten, landbouwer, wever, geboren ca. 1710, overleden 08.03.1776 (?) te Voorst, ‘Het Loo’. Getrouwd ca. 1740 met

33 Hendrina (Hendrien) Rouwenhorst, geboren ca. 1710. Overleden 06.02.1785 te Voorst. Hun kinderen:

1. Jan Willem Scholten, wever, ongehuwd, geboren 15.04.1742 te Voorst, ‘Het Loo’, en overleden 21.10.1813 te Voorst, Gendringen. 2. Hendrik Jan Scholten, wever, geboren 11.10.1744 te Voorst, ‘Het Loo’, gedoopt (NH) 15.10.1774 te Gendringen. Getuigen: Hendrik te Pas, Jenneken Rouwhorst , Derk en Janna Luesing. Getrouwd 20.11.1775 te Gendringen met Catharina Margaretha Seinhorst. 3. Derck Jan Scholten, geboren 11.10.1744 te Voorst, ‘Het Loo’, gedoopt (NH) 15.10.1744 te Gendringen.Getuigen: Hendrik te Pas, Jenneken Rouwhorst en Derk en Janna Leusing. 4. Enneken Scholten, geboren 12.01.1749 te Voorst, ‘Het Loo’, gedoopt 12.01.1749 (NH) te Gendringen. Getuigen: Garrit Jan Koenders en Enneken Wolters.

______

Bij de tweeling Hendrik Jan en Derck Jan zijn Hendrik te Pas, Jenneken Rouwhorst en Derk en Janna Leusing doopgetuigen. Gezocht is ook naar de namen Leussen, Luessen en Leusink (Leusing) , omdat deze vaak door elkaar werden gebruikt. Hierbij is het volgende parenteel van Berent Leusijnck gevonden.

Uit de parenteel van Berent Leusijnck (Genealogie in de Achterhoek):

______

Jan Luesen, ook wel Leusijnck geschreven. Geb. circa 1640. Zn. van Berent Leusijnck . Tr. kerk ??-01-1664 te Dinxperlo. Echtgenote is Jenneken Kemink. Geb. circa 1640 te Suderwick. Dochter van Derck Kemijnck. Uit dit huwelijk:

1. Berentjen Luesen. Gedoopt op 02.11.1665 te Dinxperlo. Getuige Lucas Luesink. 2. Derk Luesen. Gedoopt op 17.11.1667 te Dinxperlo. Zie verder. 3. Aaltien Luesen. Gedoopt op 19.09.1669 te Dinxperlo. Ondertrouw op 02-01-1698 te Dinxperlo, tr. kerk op 27-01-1698 te Haalderen, met attestatie naar Halderen. Echtgenoot is Willem te Wierboom. Geboren te Haalderen. Zoon van Sweer te Wierboom. 4. Gerrit Luesen. Gedoopt op 18.02.1672 te Dinxperlo. 5. Jan Luesen. Gedoopt op 04.10.1674 te Dinxperlo. Getuigen: Teunis Kemink, Jan Veelers en Geertien Boland. 6. Jan Luesen. Gedoopt op 16.01.1676 te Dinxperlo. 7. Barend Luesen. Gedoopt op 15.08.1680 te Dinxperlo.

Derk Luesen Gedoopt op 17.11.1667 te Dinxperlo. Getuigen: Teunis te Mebel, Trijn te Hendriks en Wesselken Kemink. Zoon van Jan Luesen en Jenneken Kemink. Trouwt in de kerk op 05.06.1692 te Dinxperlo. Echtgenote is Christina Westerveld. Geboren circa 1672. Dochter van Coendert Westerveld en Grietje Hendriks. Uit dit huwelijk:

1. Joanna Luesen. Gedoopt op 25.05.1693 te Dinxperlo. Getuigen: Aaltjen Konink, Aaltjen Luesen en Coendert Westerveld. 2. Coendert Luesen. Gedoopt op 03.11.1695 te Dinxperlo. 3. Grietjen Luesen. Gedoopt op 31.10.1697 te Dinxperlo. Getuigen: Grietje Doornink, Hendrina Westerveld en Garrit Luesen. 4. Maria Geertruid Luesen. Gedoopt op 30.06.1700 te Dinxperlo. 5. Derk Luesen. Gedoopt op 28.03.1703 te Dinxperlo. Getuigen: Jan Luesen, Berend Vriese, Hendersken ten Holte van Hengel. ______

De doopgetuigen Derk en Janna Leusing zijn mogelijk de Johanna en Derk Luesen uit bovenstaande parenteel. Dit is een goede indicatie dat Christina Westerveld waarschijnlijk de moeder van Hendrina is geweest. Derk en Janna zijn daarmee mogelijk halfbroer en zuster geweest van Hendrina. Christina trouwde voor de tweede keer met Willem Rouwenhorst toen ze ca. 34 jaar oud was. Kinderen uit het tweede huwelijk zijn dus zeer wel mogelijk.

Het Overlijdensboek van Gendringen 1752 – 1796 meldt op 18.05.1758 dat IJenneken Roenhorst is overleden. Dit kan de doopgetuige Jenneken Rouwhorst zijn geweest. Qua leeftijd zou het een zuster van Hendrien kunnen zijn geweest. Niet bekend is waar deze Jenneken woonde of met wie ze getrouwd was. Een interessante gedachte is om haar over de grens te zoeken. Je kon tot de WOII vrij eenvoudig met een plank over de grenssloot van Voorst naar de buurtschap Dwarsefeld in Duitsland, minder dan een kilometer van het Loo. In Anholt woonde rond 1676 een Willem Rhoenhorst. Zijn kinderen waren o.a. Margaretha, Hendrina, Hendrijn, Gerritjen en Evert. Hendrina trouwde met Tönnis Gilder in het Dwarsefeldt. Margaretha trouwde 09.11.1728 in Anholt met Berndt Schwering. Evert Roenhorst geboren ca. 1716 te Anholt (Malhünten) vertrok rond 1720 naar Gendringen en later naar Varsseveld. Hij is getrouwd met Hendersken ter Maat. Een relatie met het echtpaar Rouwenhorst-Westerveld is nog niet gevonden.

Complicerende factor is dat de Roenhorst uit Dwarsefeld ook onder een andere naam bekend is. In het Doopboek (RK) van Anholt is op 20.11.1730 vermeld de doop van Joannes Schwering, zoon van Bernardi Schwering en Gritjen Honorst. In Rees is op 13. 12. 1682 (RK) geboren, Theodorum, zoon van Wilhelmus Honorst en Hester Coenders. Op 10.11.1694 wordt zijn broer Gerrardus Honorst gedoopt. Mogelijk is het handschrift verkeerd gelezen. Anders moet de zoektocht worden uitgebreid met Honorst en moeten ook de RK doop- en trouwboeken geraadpleegd worden.

Tenslotte geeft het Trouwboek uit Dinxperlo de informatie dat op 06.09.1680 Gerrit Brussen uit De Heurne trouwde met Jenneken Ruijnhorst, dochter van Arent Ruijnhorst wonende in ‘Breenbroeck’. Waarschijnlijk was deze Jenneken bij de geboorte van Hendrik Jan en Derk Jan echter al te oud om doopgetuige te zijn.

Het boek ‘Boerderij- en veldnamen in Wisch’ vermeldt twee boerderijen Roenhorst op het gebied van de vroegere gemeente Wisch en wel in Heelweg.

Blijft over de getuige Hendrik te Pas. Een Hendrik (Hendrick Willem) te Pas trouwt in 1741 met Hendrina Scholten. Hendrick is geboren te IJsselhunten. Hendrina is dus mogelijk een zuster van Garrit Scholten. Hendrina is volgens de kerkboeken een dochter van Hendrik Scholten en Alyda Schut. Zoon Hendrik van Hendrik en Alyda te Pas is echter volgens Geneanet informatie RK gedoopt. Dit roept de vraag op of dit de juiste getuige Hendrik te Pas is.

Bij dochter Jenneken van Garrit en Hendrina Scholten zijn Garrit Jan Koenders en Enneken Wolters getuige. Enneken Wolters was echtgenote van Derk Luessen, de mogelijke halfbroer van Hendrien Rouwenhorst. Een Garrit Jan Koenders woont in Beggeler, is gedoopt 21.10.1725 te Suderwick en is getrouwd met Janna Grietjen Wikkerink. Een relatie met Garrit en Hendrien is onbekend.

Vaak kunnen de doopgetuigen de weg wijzen naar de grootouders. De oudst bekende zoon van Garrit en Hendrien is Jan Willem Scholten. De doopboeken rond zijn geboortedatum zijn echter verloren gegaan zodat niet bekend is of er doopgetuigen zijn geweest. De doopdatum is uit de volkstelling van 1822 gehaald. Het is ook niet zeker of Jan Willem de oudste is geweest. Hij is niet bedrijfsopvolger geworden, maar zijn jongere broer. Waarom Jan Willen niet opvolgde zal wel nooit bekend worden. Nog meer oudere broers lijkt niet waarschijnlijk gezien de bedrijfsopvolging toch vaak bij de oudste zoon kwam te liggen. Een oudere dochter is ook mogelijk. De naam Willem zou kunnen verwijzen naar Willem Rouwenhorst. De naam Derk Jan kan verwijzen naar Derk Luesen. Zou Hendrik Jan vernoemd kunnen zijn naar de vader van Gerrit, een Hendrik? Blijft over een vernoeming naar oma Christina Westerveld. Het kan de moeite waard zijn om te zoeken naar een Christina Scholten geboren rond 1740.

Geneanet noemt Theodora Scholten, geboren te Azewijn, als mogelijke dochter van Garrit Scholten. Zij is 03.05.1763 (RK) te Ulft getrouwd met Joannes Welman uit Megchelen. Theodora zou dochter geweest kunnen zijn. Azewijn en aangrenzende gebieden kennen veel Scholtens, maar haar RK huwelijk spreekt tegen.