Walden in Droom En Daad
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Walden in droom en daad Walden-dagboek en notulen van Frederik van Eeden e.a. 1898-1903 Frederik van Eeden e. a. editie J.S. De Ley en B. Luger bron Frederik van Eeden e.a., Walden in droom en daad. Walden-dagboek en notulen van Frederik van Eeden e.a. 1898-1903 (ed. J.S. De Ley en B. Luger). Huis aan de Drie Grachten, Amsterdam 1980 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/eede003wald01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / J.S. De Ley / erven B. Luger 1 Inleiding I Waarom dit boek? De geschiedenis van Van Eedens kolonie ‘Walden’, een produktiecoöperatie die bestond van 1898 tot 1907, is lange tijd in duisternis gehuld gebleven. In diverse publikaties werd weliswaar aandacht besteed aan dit project, maar de geboden informatie is meestal onvolledig, onnauwkeurig en subjectief. Deze gebreken vertonen zowel kritiek en verslagen van tijdgenoten en kolonisten1 en sociaalkritisch werk van Van Eeden zelf2, als studies van later datum3. Nog niet lang geleden is hierin echter verandering gekomen door het verschijnen van de studie van J.M. Welcker over ‘De vrije arbeid op Walden’4, die ons eindelijk de gewenste objectiviteit en onderlinge samenhang biedt. Uit een korte opsomming van de inhoud moge reeds blijken hoe zorgvuldig het onderzoek is aangepakt. Achtereenvolgens komen aan de orde: de eerste opzet van de kolonie, de bewoners, de statuten en reglementen, de werkverdeling en produktie, de verhouding tot de buitenwereld en tenslotte de interne conflicten. Men kan zich afvragen, waarom opnieuw een publikatie over Walden? Welnu, de reden is niet ver te zoeken. Bij lezing van Welckers studie valt op dat zij één bron veelvuldig geraadpleegd 1 Zoals: T. Luitjes, Theorie en practijk van binnenlandsche kolonisatie, 1902; C.J. Vervloet, Eenige ervaringen opgedaan in de kolonie van dr. Frederik van Eeden, 1903. 2 Zie het hoofdstuk over de ontwikkeling van Van Eedens sociale denkbeelden. Bovendien: De vrije arbeid op Walden, 1906; Mijne ervaringen op sociologisch gebied, in: De Gids, 1907; Happy Humanity, 1912. 3 Zoals in: G. Kalff, Frederik van Eeden, psychologie van den Tachtiger, 1927; A.C.J. de Vrankrijker, Onze anarchisten en utopisten rond 1900, 1972. 4 Gepubliceerd in de bundel Bedrijven in eigen beheer van Frans Becker en Johan Frieswijk, 1976. Bovendien in iets uitgebreider vorm opgenomen in het proefschrift van J.M. Welcker, Heren en arbeiders, 1978. Frederik van Eeden e. a., Walden in droom en daad 2 heeft, het Walden-dagboek, waarvan zij het bestaan zonder meer bekend lijkt te veronderstellen. Slechts weinigen zullen echter weten dat Van Eeden naast zijn officiële Dagboek, dat onlangs nog weer in vier delen herdrukt is, ook een apart Walden-dagboek bijhield. Het betreft hier een schrift dat in het Van Eeden-Museum te Amsterdam bewaard wordt en nog nooit eerder is uitgegeven. Het is trouwens niet alleen een dagboek: Van Eedens persoonlijke aantekeningen over het wel en wee van de kolonie eindigen op 7 juli 1901. Vanaf 25 september van dat jaar werden er notulen in opgetekend. Hoewel er door Welcker veel informatie aan ontleend is, zien wij toch de publikatie van het manuscript in zijn geheel als gerechtvaardigd, vooral omdat het uniek vergelijkingsmateriaal biedt met het Dagboek. Zo ziet men dat Van Eeden op één dag in beide journalen hetzelfde over Walden noteert of althans nagenoeg, maar ook dat hij in zijn particuliere Dagboek iets anders schrijft over hetzelfde onderwerp, soms enige toelichting geeft of op andere momenten juist weer iets - al dan niet bewust - verzwijgt. Het komt eveneens voor dat hij in het Dagboek totaal niets over zijn kolonie vermeldt, terwijl zich daar dan toch het nodige heeft voorgedaan, omdat hij op dat ogenblik door geheel andere zaken (bijvoorbeeld literaire aangelegenheden) in beslag wordt genomen. Dit werkt ook in tegengestelde richting. Leemten in het Walden-dagboek kunnen aangevuld worden met informatie uit het Dagboek. Soms maakt Van Eeden lange tijd geen enkele notitie in zijn Walden-schrift, terwijl uit het Dagboek op te maken valt dat hij in die periode druk bezig is met het schrijven van een roman of ziek is, dan wel een buitenlandse reis maakt of persoonlijke moeilijkheden heeft. Op dezelfde wijze kan zijn afwezigheid in de presentielijsten der notulen verklaard worden. De publikatie van de vergaderverslagen uit het Walden-dagboek is ons inziens eveneens van belang. Hierdoor kan nauwkeurig gevolgd worden wat zich afspeelde in deze bijeenkomsten, wat de probleempjes van alle dag waren waarmee de kolonisten zich bezighielden, hoe het gesteld was met de onderlinge verhoudingen en het verloop van de bevolking. Ook kan de lezer hier als het ware persoonlijk kennismaken met diverse notulisten, waaronder min of meer bekende figuren als de christen-anarchist ds. De Koe, de jonge idealistische ingenieur Van Hettinga Tromp en de vakbekwame, maar omstreden tuinder Hoekstra. Hun stijl, Frederik van Eeden e. a., Walden in droom en daad 3 woordgebruik en spelling vormen de zogenoemde ‘personale’ aspecten van de tekst, die mede de curiositeit ervan bepalen. Hierover straks meer. Voorts dient gezegd dat het Walden-dagboek een voor de kolonie zeer essentiële periode betreft: de jaren 1898 tot en met 1903. De ‘Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit’ (G.G.B.) werd door Van Eeden en enkele anderen opgericht (oktober 1901). Verscheidene kolonies werden gesticht, die alle min of meer kontakt onderhielden met Walden, bijvoorbeeld doordat onderling kolonisten werden uitgewisseld. Zo ontstonden achtereenvolgens de kolonie van Jakob Hessing, een familielid van Van Eeden, te Lunteren (eind 1900), die der Internationale Broederschap te Blaricum (juni 1900), waarmee aardbeienfeesten gevierd werden, de christen-anarchistische gemeenschap in Nieuwe Niedorp (begin 1902), waar de landbouwer Jan Koorn vandaan kwam, de communistische kolonie ‘De Solidairen’ in Midlaren (maart 1902), waar Van de Bunt naar toeging, Waldens zusterkolonie ‘Nieuw Harmonie’ (september 1902), die opgezet werd door De Boer en Rypma en tenslotte ‘Fry Fryslân’ te Beets (maart 1903), dat mede door toedoen van Van Eeden gesticht was. Begin 1903 vonden twee spoorwegstakingen plaats. Bij de tweede staking raakte Van Eeden persoonlijk betrokken en naar aanleiding van dezelfde staking werd de Blaricumse nederzetting gedeeltelijk door brand vernietigd. Dit alles vindt zijn weerslag in het Walden-dagboek, dat eigenlijk een ‘close-up’ van die tijd verschaft. Tenslotte zij vermeld dat het Walden-dagboek een onomstotelijk bewijs levert van Van Eedens optimistische stemming in de begintijd. Later heeft hij erkend dat er weinig reden voor was, omdat zowat alles van het begin af fout was gegaan5. Ondertussen had hij wel veel geld aan de zaak verspild, van hemzelf maar ook van anderen! De vraag rijst wellicht waarom dit document niet eerder aan de vergetelheid is ontrukt. Dit was echter gedeeltelijk reeds het geval. In het begin van de jaren zeventig leidde B. Luger een werkgroep van pre-kandidaatsstudenten aan het Instituut voor Neerlandistiek te Amsterdam. Zij verrichtten een onderzoek naar 5 Zoals bijv. in: De vrije arbeid op Walden, 1906; Verslagen, maar niet verwonnen, in: De Pionier, 11-5-1907; Mijne ervaringen op sociologisch gebied, in: De Gids, 1907; Happy Humanity, 1912. Frederik van Eeden e. a., Walden in droom en daad 4 het reilen en zeilen van Walden in relatie tot Van Eedens werk en ‘ontdekten’ toen, in een der vele documentatiemappen van het Van Eeden-Museum, het Walden-dagboek. In 1973 nam A. Wieles-Maathuis het dagboek-gedeelte als uitgangspunt van haar doctoraalscriptie en in 1975 volgde J.S. van Winden-De Ley in haar voetspoor met een doctoraalscriptie over de notulen. Beide scripties, aanwezig in het Instituut voor Neerlandistiek, vormden het basismateriaal van deze uitgave, terwijl ook dankbaar gebruik is gemaakt van het verslag van de voornoemde werkgroep. Frederik van Eeden e. a., Walden in droom en daad 5 II De weergave van de tekst Ieder die een in handschrift overgeleverde tekst wil editeren, komt eens voor de beslissende keuze tussen een diplomatische en een kritische uitgave te staan. Voor hij echter die keuze maakt moet hij een aantal onderling nauw samenhangende vragen beantwoord hebben, zoals: - met welk doel geeft hij de tekst uit, anders gezegd: welk lezerspubliek wil hij dienen? - wat zijn de - ook materiële - eigenschappen van de tekst? - welke van die eigenschappen zijn van belang voor zijn lezers? - op welke wijze kan, ook al voert misschien ‘jede Konsekwenz zum Teufel’, hij zijn keuze waarmaken en volhouden zonder het ene principe met het andere te laten botsen? Indertijd zijn nogal wat lieden geschrokken, toen zij de eerste proeven van uitgave met commentaar van werk van P.C. Hooft zagen en bijna ontdaan constateerden dat de langverwachte Hooft-editie onleesbare teksten bevatte. Hun klacht berustte echter op een misverstand: de uitgave was bestemd om bestudeerd, niet om gelezen te worden. Ofschoon dit antwoord een vage gelijkenis vertoont met een oud mopje over bedorven sardines van Max Tailleur, ‘ze zijn ook niet voor consumptie, ze zijn voor de handel!’, zat er veel waars in. In ieder geval, onze uitgave is er om geconsumeerd te worden en is bedoeld voor lezers voor wie de vorm van de tekst ondergeschikt is aan de inhoud. Immers, in het Walden-dagboek ziet men niet zozeer een groot schrijver - en dan nog zouden alleen de dagboeknotities en niet de notulen, die vaak door andere Waldensers geschreven zijn, in aanmerking komen - worstelen met de vorm, varianten tegen elkaar afwegen en zijn tekst reviseren en polijsten teneinde naar volmaaktheid te streven, neen, men ziet een overigens groot schrijver bezig met zakelijke notities. Ook Goethes huishoudboekje vraagt een andere aandacht dan zijn Faust! Dat zakelijke van het Walden-dagboek baseren wij overigens op vergelijking met het grote, het privé-dagboek. En dat zakelijke zal dan ook wel het argument geweest zijn van de uitgevers van het Dagboek, toen zij Frederik van Eeden e. a., Walden in droom en daad 6 - naar onze mening ten onrechte - besloten het Walden-dagboek buiten hun uitgave te laten.