biblio.ugent.be

The UGent Institutional Repository is the electronic archiving and dissemination platform for all UGent research publications. Ghent University has implemented a mandate stipulating that all academic publications of UGent researchers should be deposited and archived in this repository. Except for items where current copyright restrictions apply, these papers are available in Open Access.

This item is the archived peer-reviewed author-version of:

Wolf, arend en raaf. Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur en literatuur

Sofie Vanherpen

Unpublished postgraduate’s thesis, 116 pages, 2007.

To refer to or to cite this work, please use the citation to the published version:

Vanherpen, Sofie (2007). Wolf, arend en raaf. Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur en literatuur. (Unpublished postgraduate’s thesis). Univerisiteit Gent, Gent.

Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Academiejaar 2006-2007

WOLF, AREND EN RAAF

Gender en geweld in de Oudnoorse cultuur en literatuur

Promotor: Prof. Dr. G. Laureys Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit voor Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad Postgraduaat in de taal- en letterkunde: Germaanse talen (optie Zweeds) door

Sofie Vanherpen

Nu er hersis hefnd við hilmí efnd. geingr vlfr ok aurn of ynglings born. flugu hauggin hræ Halluarz sæ. grár slitr vnder ari Snarfara.

(Chesnutt, 2001: 40)

The Warrior’s revenge is repaid to the king, wolf and eagle stalk over the king’s sons; Hallvard’s corpse flew in pieces into the seas, the grey eagle tears at Travel-quick’s wounds.

(Óskarsdóttir, 2004: 47)

Sammanfattning

Vanherpen, Sofie (2007). Wolf, arend en raaf. Geweld en gender in de Oudnoorse cultuur en literatuur (Varg, örn och korp. Våld och kön i fornnordiska kultur och litteratur). Seminariewerk Aanvullende Opleiding Germaanse Taal- en letterkunde (Optie Zweeds), Universiteit Gent.

Denna uppsats har undersökt frågan om våld och kön under vikingatid. Syftet har varit att finna ett svar på hur maskuliniteten och kvinnligheten förhåller sig till våld. För att detta arbete ska ge oss en entydig och klar bild måste vi sätta vikingarnas våld i en viss kontext, nämligen i den västerländska kulturen under medeltiden. Redan denna uppsats visar på att man kan konstatera att det finns våld i alla samhällena under medeltiden. Mannen använder våld i deras funktion som krigare. Av dessa krigaren skapar och upprätthåller bärsärkar en stereotyp uppfattning om en våldsam . Det är också ett förhållande mellan kvinnobild och våld. Vissa kvinnor bejakar sin klassiska könsroll fast de tar till våld i rollen som den hämnaren och den uppviglaren. De överskrider ofta sin könsroll i rollen som krigaren till exempel en sköldmö, en valkyrja eller meykongr.

Nyckelord: bärsärk, hämnd, hämnare, krigare, kön, meykongr, sköldmö, uppviglare, valkyrja, våld

1

Inhoudsopgave

Lijst van illustraties 3

Voorwoord 4

1 Inleiding 5

2 Vrees de Vikingen 7 2.1 Miscommunicatie 8

2.2 Verdediging en gevechtstechnieken 16 2.2.1 Verdediging en wapens 16 2.2.2 Slag- en gevechtstechnieken 23 2.2.3 Bloederige mythe 26

2.3 Geweld aan banden gelegd 28 2.3.1 Einvigi 28 2.3.2 Hólmgang 29 2.3.3 Einde van het duel 32

3 De Viking krijger 34 3.1 De militaire troepen 35

3.2 Berserkrwoede en gedaanteverwisseling 40 3.2.1 De berserkr en de hamrammr 40 3.2.2 Berserksgangr en zijn functie in de maatschappij 46

3.3 Poëet en vechtersbaas 50 3.3.1 De dichterkrijger 50 3.3.2 Egill, Viking en dichter 56

4 Krijgslustige vrouwen 64 4.1 De mythologische strijdster 65 4.1.1 De walkure 65 4.1.2 Brynhildr: walkure en strijdster 70

4.2 De heroïsche strijdster 75 4.2.1 De schildmaagd 75 4.2.2 De maagdenkoning 82

4.3 Uitzonderlijk strijdlustige vrouwen 86 4.3.1 Percepties van vrouwelijke krijgers 86 4.3.2 Historische bronnen 89

5 Bloedwraak en familievete 93 5.1 Lust voor wraak 94 5.2 De wreekster 101 5.3 De stoker 105

6 Conclusies 110

Bibliografie 113

2

Lijst van illustraties

1. Ringfort 9 2. Skuldelev 2 – groot oorlogsschip 11 3. Skuldelev 5 – klein oorlogsschip 12 4. Schepen, Tapijt van Bayeux 12 5. Zeeslag bij Svöldr 13 6. Krijger in volle wapenuitrusting 16 7. Fragment maliënkolder, Gjermundbu 17 8. Platenvest, Tapijt van Bayeux 18 9. Spangenhelm, Gjermundbu 19 10. Wapens, helm en schild 20 11. Tabel: Wapens in ’s van de IJslanders 21 12. Strandhögg 23 13. Skjaldborg, Tapijt van Bayeux 24 14. Hólmgang 30 15. Grettir als krijger 37 16. Vikingkrijgers 39 17. Berserkr 41 18. Hamrammr 42 19. Dood van 43 20. Plaat met berserkr 44 21. Zwametende krijger 45 22. Dronken krijgers 48 23. Egil 57 24. Egil en zijn dode zoon 59 25. Egil 60 26. Walkuren als dienaars 66 27. Vrouw als dienares, Broa-steen 66 28. Walkuren uit de Wagner-opera 69 29. Dood van schildmaagd 78 30. Vrouw als legeraanvoerder, Lärbro Stora Hammer-steen 85 31. Vrouw als krijger, Oseberg-tapijt 91 32. Gudrun en Sigurðr 101

3

Voorwoord

Met dit seminariewerk rond ik mijn opleiding Aanvullende Opleiding Germaanse Taal- en letterkunde (optie Zweeds) aan de Universiteit van Gent af.

Tijdens mijn opleiding in de Germaanse taal- en letterkunde kwam ik op het idee om mij te verdiepen in de Oudnoorse literatuur. Wat mij bij de lectuur ervan vooral fascineerde, was het aspect geweld en de rol die zowel mannen als vrouwen daarbij vervullen. De afgelopen twee jaar heb ik mij door grondige studie van de bronteksten en van de secundaire literatuur verdiept in dit onderwerp. De resultaten van deze studie vindt u terug in dit seminariewerk.

De uitvoering van het hier beschreven onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de welwillende medewerking van de bibliothecaris en professoren aan het Arnamagnæanska Institut te Kopenhagen in Denemarken. Mijn dank hiervoor. Verder ben ik veel dank verschuldigd aan mijn promotor Prof. Dr. G. Laureys voor haar kritische blik en waardevolle adviezen.

Gent, 30 mei 2007 Sofie Vanherpen

4

1 Inleiding

Wolf, Arend en Raaf. Misschien een bijzondere titel voor een werk als dit. Toch is hij niet zomaar gekozen. In de Oudnoorse wereld symboliseren raven, de wolf en de arend de gewelddadige natuur van deze heidense god en zijn aanhangers. Deze dieren zijn onlosmakelijk verbonden met het slagveld en de noties oorlog, geweld en dood. Vaak zijn raven de metgezellen van de walkuren wanneer deze op de slagvelden zoeken naar gevallen heldhaftige krijgers. De arend vergezelt steeds grote krijgers. Het beeld van de wolf wordt gebruikt om gevaarlijke mannen te omschrijven zoals de ‘berserkr’.

789: In this year King Beorthric took to wife Eadburgh, daughter of king Offa. And in his days there came for the first time three ships of Northmen, from Hörthaland: and the reeve rode thither and tried to compel them to go to the royal manor – for he did not know what they were – and they slew him. These were the first ships of the Danes to come to England. (Heath, 2006: 10)

Deze passage uit de Anglo-Saxon Chronicle neemt je mee naar het beginpunt van een periode die drie eeuwen lang stand zal houden en die bekend staat onder de naam ‘Vikingtijd’. Doorheen deze periode verwerven de Vikingen naam en faam als goddeloze barbaren die een spoor van vernieling en geweld achter zich laten overal waar ze voet aan wal zetten. In het verleden benaderde men dit aspect vanuit het standpunt van de contemporaine geestelijke geschiedschrijvers die het lot van de slachtoffers met veel zin voor weerzinwekkende details beschreven. Dit werk tracht een beeld te scheppen over de betekenis van geweld in de Oudnoorse cultuur zelf. Hierbij wordt zowel de rol van vrouwen als de rol van mannen bij het aanwenden van geweld van naderbij bekeken. Onderwerpen die aan bod komen zijn: de notie ‘geweld’ in de Vikingtijd en in de middeleeuwen, de representatie van vrouwen als geweldplegers en krijgers, de krijger en de rol van geweld bij de constructie van mannelijkheid, de ontwikkeling van legaal geweld en de criminalisering van bepaalde vormen van geweld, de invloed van staat en kerk bij het definiëren van wat aanvaardbare vormen van geweld zijn en welke niet.

5

Bij de voltooiing van dit seminariewerk is het vooral de bedoeling dat de lezer zich kan inleven in de manier waarop de natuur van geweld en de rol die mannen en vrouwen daarbij vervullen, zich manifesteert in de Oudnoorse cultuur en literatuur. Bovendien zal een gevarieerd beeld van de Viking cultuur worden geschetst waarvan geweld slechts een klein deel uitmaakt. Om dit doel te realiseren is onder andere door studie van verschillende contemporaine fictionele en niet-fictionele bronnen onderzocht hoe het concept geweld wordt ingekaderd. Daarnaast werden hedendaagse studies rond dit onderwerp bestudeerd. De opbouw van het seminariewerk is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt het succes van de Vikingen op vlak van oorlogvoeren belicht en wordt besproken hoe men tot het beeld van de gewelddadige Noormannen is gekomen. Daarnaast komen de recreatieve vormen van geweld en de bestraffing ervan aan de orde. Een bespreking van de representatie van mannelijke krijgers vindt u in hoofdstuk 3, waarna in hoofdstuk 4 dieper wordt ingegaan op de vrouwelijke krijger. In hoofdstuk 5 worden tot slot bloedwraak en vete besproken. Daarna volgen enkele conclusies in hoofdstuk 6.

6

2 Vrees de vikingen

The intensity of the viking onslaught is not less astounding than the range of their raids and voyages. It is strange that adventurers of the three northern nations should have been a terror to the rest of Europe for more than two centuries, able to take land and property from almost all they chose to attack. (Gordon, 1956: xx)

De Vikingen komen in contemporaine bronnen over als barbaars en onmenselijk. Ze worden er doorgaans in een slecht daglicht geplaatst, maar we moeten de Vikingen en hun gewelddadige avonturen plaatsen in de bredere context van de middeleeuwen. De duistere middeleeuwen staan in ons collectief geheugen gegrift als donkere tijden overheersd door oorlogen en geweld. Dit geweld domineerde het dagelijkse leven van alle Europeanen. In wat verschillen de activiteiten van de krijgers uit het Hoge Noorden dan van die van de rest van Europa? Er zijn wel degelijk verschillen tussen de Noormannen en hun buren. Deze verschillen zijn grotendeels gestoeld op de rol en de macht van staat en kerk. In dit hoofdstuk wordt de plaats van het vikinggeweld in het middeleeuwse tijdperk belicht. Verder wordt besproken hoe kerk en staat in de maatschappij van de Noormannen hun stempel drukken op de aanwezigheid van verschillende vormen van geweld en hoe dezen geleidelijk aan het geweld proberen in te perken.

7

2.1 Miscommunicatie 1

A furore Normannorum, libera nos Domine – From the fury of the Northmen, deliver us, O Lord! [...] Summa pia gratia nostra conservando corpora et custodita, de gente fera Normannica nos libera, quae nostra vastat, Deus, regna – Our supreme and holy Grace, protecting us and ours, deliver us, God, from the savage Northman race which lays waste our realms. (Magnusson, 2003: 58)

Een opvallend verschil tussen het Noorden en de rest van Europa is dat het continent grotendeels gekerstend is, terwijl de Vikingen nog heidense goden aanbidden. Het christelijke Europa ziet de gewelddadige en plotse invallen van de Vikingen als rechtstreekse straf van God voor hun zondig bestaan zoals duidelijk blijkt uit bovenstaand citaat. Deze aanvallen komen totaal onverwacht en er bestaat weinig twijfel over dat ze een grote impact hebben op het leven van de slachtoffers. Uit de annalen van de Europese gelovige geschiedschrijvers lijkt het wel alsof enkel de Vikingen in staat zijn tot zinloos bruut geweld. Een beeld dat tot nu toe nog steeds leeft in en aangesterkt wordt door de populaire cultuur (film, televisie, strips en videospelletjes). Om de impact van de vikingaanvallen te kunnen begrijpen en op een correcte wijze te plaatsen in de geschiedenis, moet men deze aanvallen interpreteren vanuit de bredere context van de middeleeuwse maatschappij. Tijdens deze donkere periode verkeert Europa in een constante staat van oorlog en onrust. In die tijd krijgt de krijger een cultstatus waarbij voornamelijk het zwaard een statussymbool is.2 Er is geen sprake van één grote oorlog, maar meestal gaat het om kleine oorlogen en schermutselingen om de macht tussen kleine aangrenzende koninkrijkjes. Dit is bijvoorbeeld ook het geval in Denemarken. Vooral de negende en tiende eeuw zijn onrustige tijden in Denemarken. In de late negende eeuw worden verschillende ringforten gebouwd in de eerste plaats om naburige vijanden op een veilige afstand te houden. Ze worden genoemd naar een van de plaatsen waar zo een fort is gebouwd, namelijk Trelleborg-forten. Vier forten zijn bekend: Trelleborg (in het oosten van Denemarken), Fyrkat (in het noordoosten), Nonnebakken (in centraal Denemarken), en de grootste, Aggersborg (in het noordoosten).3

1 Met dank aan Vikingeskibsmuseet te Roskilde, Denemarken. De overgrote meerderheid van informatie over scheepsbouw in deze paragraaf komt van de website www.vikingeskibsmuseet.dk en van informatie opgedaan tijdens een bezoek aan het museum zelf. 2 Op de krijger wordt dieper ingegaan in Hoofdstuk 3: De Viking krijger, pp. 34-63. 3 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: The . Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 108. 8

In recent years, the Danish population has had to consider a less flattering possibility, hearkening back to the era in which these things were built: this was a time when isolated jarldoms were still being joined together, and not always without a fight. Many jarls or other chieftans, formerly rulers of all they surveyed, did not like the idea of surrendering their power to a distant monarch. They put up a struggle, and had to be violently squelched. This required a nearby, highly-organized army in a secure setting which could guarantee the cooperation of those within their region. This army would be capable of venturing out to quell rebellion, but also had to be able to defend itself from attacks. They were not there to conquer the seaways, but rather the land around them. (Njalsson, 1995: 3)

Deze kleine oorlogen hebben veel gemeen met de twisten en familievetes die veelvuldig voorkomen in de IJslandse familiesaga’s.4 Volgens Patrick J. Smith komen zulke oorlogen en twisten ook in Groot-Brittannië en Ierland voor. In Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793 – 860, toont hij onder meer aan dat er vooral in Ierland constant twisten worden uitgevochten tussen koningen en abdijen, tussen en zelfs in abdijen. De monniken kunnen zich daarbij bovendien uiterst goed verdedigen.5 Hoe komt het dan dat het vikinggeweld anders wordt geïnterpreteerd dan dat van de andere Europeanen? Een eerste reden is het verschil in geloof: Christenen tegenover heidenen. Een andere reden is het verschil in cultuur: Westers tegenover Noords. Het is vooral deze laatste reden die aan de basis ligt van de hevige reacties in de literatuur van de contemporaine geschiedschrijvers. Door de grote verschillen in wetten, uitgesproken en onuitgesproken regelgevingen in verband met geweld en conflicten, interpreteert men de aanvallen van de Vikingen zo anders. Wat als aanvaard en gelegitimeerd geweld wordt beschouwd in de middeleeuwen hangt sterk af van de lokale gemeenschap en afspraken rond geweld zijn vaak van toepassing op een klein afgebakend gebied. De regelgeving rond geweld en gevechten is dus zowel sterk geografisch bepaald als cultuurgebonden.

4 Meer over familievetes en wraak in Hoofdstuk 5: Bloedwraak en familievete, pp. 93-109. 5 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First, pp. 11-30. 9

Eerst en vooral legt een vorst vast in wetten welke vormen van geweld wel aanvaardbaar zijn en welke niet. Hierdoor wil men vooral de vrede bewaren binnen een koninkrijk. In dit kader somt Patrick J. Smith volgende voorbeelden op: In an attempt to curb to Viking menace Louis the Pious outlawed all public meetings of the armed unfree. In seventh-century England Ine of Wessex made a similar attempt at establishing the legitimacy of armed gatherings. He wrote in his royal lawcodes: ‘We call up to seven men thieves, between seven and thirty-five is a band, beyond that is an army.‘ (Smith, 2003-2004: 32)

Daarnaast bestaan er ook ongeschreven, doch algemeen aanvaarde regels betreffende oorlogsvoering. Zo vermeldt Halsall, ‘Old English topography for example suggest that there was a set route armies were expected to take on their way to battle, hence the two occurrences of the place-name Hereford (meaning literally ‘Raiders Ford’) and the one instance of Fyrdstraet (‘Militia Street’).’6 Smith vermeldt verschillende van deze onuitgesproken wetten. Zo noemt hij als een van de basis en fundamentele aspecten in de afspraken tussen strijdende heersers in het christelijke westen “is that if attacked, as they often were, kings would reciprocate. They understood exactly who their enemies were, why they were attacking and where to find them.”7 Men weet wie zijn vijand is en men kan zich vergelden. De eerste aanvallen van de Vikingen zijn allesbehalve conform aan deze regel. De Noorderlingen zijn ervaren zeevaarders. Hun uiterst wendbare houten Vikingschepen, die voorzien zijn van zowel zeilen als riemen, maken het mogelijk dat zij zich zonder veel inspanning de kusten van heel West-Europa en daarbuiten meester kunnen maken. Doordat hun schepen een ondiepe kiel hebben, kunnen ze zonder veel moeite diep in het binnenland doordringen via rivieren en stromen. Zo verrassen ze hun slachtoffers op een onbewaakt moment en deze kunnen onmogelijk nog op tijd reageren. Heel wat van deze Vikingschepen zijn bewaard gebleven waardoor we een gedetailleerd beeld krijgen op het vernuft van de scheepsbouw van de Vikingen. Mooie vondsten zijn onder andere het Oseberg-schip, opgegraven in 1904, en het Gokstad-schip, opgegraven in 1880, in Noorwegen. Beide schepen zijn teruggevonden in grafheuvels opgericht ter ere en ter nagedachtenis van

6 Halsall, G. (1989). Anthropology and the Study of Pre-Conquest Warfare and Society: the Ritual War in Anglo-Saxon England. In: Chadwick-Hawkes, S. Weapons and Warfare in Anglo-Saxon England. Oxford, p. 164. 7 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First, pp. 33-34. 10

vooraanstaande mensen. Dit is een gebruik dat veelvuldig voorkomt, maar de twee bovenvermelde voorbeelden behoren tot de meest waardevolle vondsten in hun soort. Het Oseberg-schip is rijkelijk versierd en meet 21,58 meter op 5,1 meter.8 Het Gokstad-schip is nog groter met zijn afmetingen van 23,24 meter op 5,25 meter.9 Beide schepen zijn imposante vaartuigen die circa 60 à 70 man konden vervoeren. In 1962 werd een spectaculaire ontdekking gedaan van vijf Vikingschepen in Skuldelev gelegen in de Roskilde Fjord, Denemarken. A showcase of viking shipbuilding skills, the find consisted of a longship (skei), a small warship (snekkja), a coastal trader, a small cargo boat and an ocean-going merchant ship (knarr), all of which shared the same basic construction. (Durham, 2006: 179)

De schepen dateren uit de late elfde eeuw, een onrustige en harde tijd in Denemarken. Om de fjord bij Roskilde, de toenmalige hoofdstad van Denemarken te verdedigingen tegen mogelijke aanvallen van op zee bouwen de Vikingen blokkades in zee. Deze blokkades verkrijgen ze door schepen te laten zinken op de bodem van de Peberrende, een natuurlijk kanaal ter hoogte van Skuldelev. De schepen zijn dan ook genoemd naar hun vindplaats, namelijk de Skuldelev-schepen. De vondst is vrij uniek omdat het vijf totaal verschillende schepen zijn. Hierdoor krijgt men een gevarieerd beeld van de scheepsbouw ten tijde van de Vikingen. Voor ons zijn vooral de oorlogsschepen Skuldelev 2 en Skuldelev 5 van belang. Skuldelev 2 is een oceaanwaardig oorlogsschip dat ook wordt aangeduid met de term langskip.10 Het biedt plaats aan 70 à 80 krijgers en men gaat er vanuit dat het een schip is van een vikingaanvoerder. Dit type schip wordt vaak bezongen in de skaldenpoëzie en in de saga’s.

8 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 165. 9 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 165. 10 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 142. 11

In de literatuur krijgen deze schepen de tot de verbeelding sprekende naam drakar. De term is afgeleid van het woord ‘draak’ en betekent zoveel als drakenschip.11 Door de lange, smalle vorm van het schip kan het een grote snelheid halen. Met zestig man aan de riemen kan men een snelheid halen van vijf à zes knopen op lange afstanden, terwijl deze snelheid nog kan oplopen als men de wind in de zeilen heeft. In het Vikingeskibsmuseet ligt momenteel een reconstructie van Skuldelev 2 in de haven onder de naam Havhingsten fra Glendalough (Zeehengst van Glendalough). Deze poëtische naam herinnert aan de namen die men terugvindt in de saga’s: “Oarsteed, Surf Dragon, Fjord Elk, Ocean Striding Bison and […] king Olav Tryggvasson’s Long Serpent and Hararld Hardrada’s Great Dragon.”12

Skuldelev 5 is een kleiner oorlogsschip. Het werd waarschijnlijk gebouwd en onderhouden als een militaire noodzaak door de boeren uit de streek rond Roskilde. Met dertien paar roeien biedt het plaats aan ongeveer 30 krijgers en behoort het tot het kleinste type van het eerder vermelde langskip in de militaire vloot. Ook van dit schip ligt een reconstructie in de haven van Roskilde, namelijk de Helge Ask. Dit type schip is vooral geschikt om te varen in het woelige water voor de Deense en Baltische kust. Op het Tapijt van Bayeux wordt het bouwen van een schip van begin tot einde geïllustreerd.

11 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 234. 12 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 142 en 181. 12

Bovendien wordt in de bovenstaande afbeelding een scène getoond waarbij paarden met ruiters vervoerd worden in schepen. Door middel van experimentele archeologie heeft men bewezen dat het volmaakt mogelijk is om paarden in Vikingschepen te vervoeren.13 Om hun vijanden te intimideren en te imponeren zijn de oorlogsschepen versierd met fijn houtsnijwerk, felle kleuren en schilden op de boorden en de stevens van het schip. Het snijwerk op de voorsteven of boeg is vaak een drakenhoofd, zoals men ook geïllustreerd ziet in het fragment uit het Tapijt van Bayeux. Hieraan dankt dit type schip zijn naam, namelijk drakar. De schilden worden aan beide zijden van de drakar of snek vastgebonden. Deze schilden nemen de Vikingen mee als ze aan land gaan voor de strijd. Maar deze schilden bieden ook bescherming tegen vijandelijke projectielen. Een extra bescherming aan boord van het schip vormt het zeil. Heel zelden wordt een slag op zee uitgevochten. Indien dit wel het geval is dan heeft de slag plaats dicht bij de kust. Schepen worden aan elkaar vastgebonden en staan recht tegenover die van de vijand geplaatst. Pijlen en andere projectielen worden op de vijand losgelaten. Eens ze aan boord van een vijandelijk schip zijn, vechten de zeelui man tegen man. Men is er niet op uit om een vijandelijk schip te verwoesten, maar de Vikingen enteren het. Een schip is altijd waardevol. In King Olaf Tryggvasson’s Saga wordt zo een zeestrijd beschreven. Het vertelt namelijk het relaas van de slag bij Svöldr. Olaf’s ship, the giant Long Serpent, is surrounded by those of his enemies, including Earl Eric Hakonsson of Lade in the Iron Beard. In the battle’s final moments, ‘the most of the Serpent’s men had been killed, brave and stout though they were. Finally King Olaf and Kjolbjorn the marshal leapt overboard, one on each side. But the earl’s men had set out their ship’s boats all round the Serpent and were killing those who leaped overboard. These men tried to seize the king in order to take him to Earl Eric, but King Olaf threw his shield above his head and sank beneath the surface.’ (Harrison, 2006: 94)

13 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 185.

13

Tegen het midden van de dertiende eeuw komt een einde aan de era van de Vikingschepen. Toch houden de tradities in het uiterste noorden van Noorwegen hardnekkig stand. Men bouwt er nog tot het einde van de negentiende eeuw schepen volgens dezelfde technieken als de Vikingen. 14 Uit de bovenstaande informatie kan men afleiden dat de Vikingen inderdaad een andere ‘taal’ spreken dan het Westen wat betreft geweld en oorlogsvoering. Dit wordt eveneens benadrukt door Smith: Aside from the obvious shock of the attacks like the one on Lindesfarne, what really distinguished Viking violence in this period is a difference in cultural values and an ignorance of the rules and norms [...]. If we see warfare itself as a form of communication; it is necessary that both sides understand the same language or “grammar”, of violent conduct to enter a meaningful discourse. (Smith, 2003-2004: 37)

De Vikingen overtreden de meest primaire regel van oorlogvoering doordat hun tegenstanders niet weten wie ze zijn, waarom ze aanvallen en waar ze vandaan komen. Zoals al vermeld, komen de Vikingen als het ware uit het niets te voorschijn door hun behendigheid als zeevaarders en ze verdwijnen al even plots. Hun tegenstanders krijgen dus niet de gelegenheid om zich zorgvuldig voor te bereiden op een aanval. Bovendien kan men zich niet laten vergelden. De term “Viking” is een heel brede noemer en omvat zowat alle volkstammen die uit het Noorden komen. Zo vallen de Vikingen Engeland aan vanuit Noorwegen, Denemarken, de Hebriden en de Orkney-eilanden. Hun slachtoffers weten dus niet wie ze moeten aanvallen en waar ze hun vijand kunnen vinden. Aanvankelijk vallen ze voornamelijk abdijen aan. Dit is echter niet uit hun geloofsovertuiging of om het christendom te vernietigen. De abdijen zijn centra van rijkdom en zijn doorgaans vrij geïsoleerd van de rest van de gemeenschap waartoe ze behoren. Bovendien zijn ze heel goed bereikbaar via waterwegen. Een mooi voorbeeld hiervan is de eerste ons bekende abdij die de Vikingen aanvielen, namelijk Lindesfarne. Lindesfarne is een eiland gelegen voor de kust ten noorden van Engeland. Door de geïsoleerde ligging van het eiland is het makkelijk bereikbaar voor de Vikingen die gebruik maken van hun uiterst wendbare schepen.

14 Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 195.

14

De Vikingen zijn geen hersenloze gewelddadige barbaren. Ze zijn uiterst gedreven en gemotiveerde krijgers die gewoon te sterk zijn voor hun concurrenten. Deze conclusie sluit mooi aan bij de conclusie die Smith maakt. It is important not to understate the achievements these Scandinavians made in the field of warfare. They might be for Wallace-Hadril nought but ‘long-haired tourists who occasionally roughed up the locals’, but there was skill and sophistication behind Norse and Danish violence. Quite simply, very often the English found themselves very soundly beaten by more experienced professional fighters. (Smith, 2003-2004: 41)

15

2.2 Verdediging en gevechtstechnieken

With a butcher’s aplomb They spread out your lungs And made you warm wings For your shoulders. (Heaney, 1975: 24)

De Vikingen zijn niet alleen ervaren zeevaarders, ze zijn ook heel vakkundig in verdediging en gevechtstechnieken. Deze vakkundigheid zorgt ervoor, zoals we in de vorige paragraaf al hebben besproken, dat zij hun tegenstanders weten te overtroeven. Dit leidt er onder andere toe dat ze als meedogenloze barbaren worden afgeschilderd in contemporaine bronnen. Dit terwijl de Vikingen verdediging, wapens en slagtechnieken tot een ware kunst verheven en hierdoor met kop en schouders boven hun tijdgenoten steken. Hun vermaarde wreedheid en uitgesproken vechtkunst geeft ook aanleiding tot het ontstaan van enkele hardnekkige mythes rond hun gewelddadige inborst. In deze paragraaf worden achtereenvolgens de volgende punten van naderbij belicht: verdediging, wapens, slagtechnieken en enkele hardnekkige mythes.

2.2.1 Verdediging en wapens

Op een morgen bij zonsopgang stond Hervör op een van de wachttorens boven de burchtpoort. Zij zag een grote stofwolk in het zuiden in de richting van het bos, waardoor de zon lange tijd verborgen bleef. Daarna zag zij een schijnsel onder de stofwolk, alsof zij op één goudgloed uitkeek, zij zag prachtige met goud beslagen schilden, vergulde helmen en witte maliënkolders. (Otten, 2004: 274)

Uit bovenstaand citaat blijkt dat de Vikingen zichzelf verdedigen en beschermen aan de hand van schilden, helmen en maliënkolders.

16

Het schild is de meest voorkomende vorm van verdediging en bescherming bij de Vikingen. Deze schilden zijn rond van vorm en kunnen tot een meter diameter groot zijn. Ze zijn gemaakt uit hout en in het midden zijn ze voorzien van een ijzeren handgreep. In Hlöðskviða gebruikt koning Angentyr de ‘schitterend wit lindehout” als hij het heeft over schilden.15 Over de handgreep is een bolvormige ijzeren bescherming aangebracht om de hand van de krijger te beschermen. Uit de Saga’s van de IJslanders blijkt dat deze schilden soms beschilderd zijn met eenvoudige patronen en zelfs heel gedetailleerde mythologische scènes vertonen. Rond het jaar 1000 ziet men dat het rondvormige schild vervangen wordt door een ruitvormig schild dat meer bescherming biedt aan de benen.16 Bij archeologische vondsten, zoals dat van het Gokstad-schip, heeft men vaak schilden gevonden. Helmen en maliënkolders uit de Vikingtijd zijn artefacten die men met één uitzondering niet heeft teruggevonden bij archeologische opgravingen. Aanvankelijk en vooral in de oudere literatuur komen ‘byrnies’ voor. In de saga’s komen zowel de termen brynja als spangabrynja voor. Brynja is een ‘cuirass, haubrek, coat of chain mail (sometimes in multiple layers)’ of ook wel ‘breastplate, shield, defence’.17 De byrnie is de voorloper van de maliënkolder. Maliënkolder is een samenstelling van de termen malie (metalen ring) en kolder (leren harnas, ringkraag) en betekent zoveel als hemd van metalen ringetjes.18 Van deze byrnies of maliënkolders zijn slechts drie fragmenten tot ons gekomen waarvan de bekendste die van Gjermundbu in Noorwegen is.19 De maliën zelf bestaan uit aaneengeschakelde ringetjes met

15 Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius enverwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning, p. 273. 16 Heath, Ian (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 62-63. 17 ONP. 18 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, pp. 534 en 471. 19 Vike, V. (2000). Brynjevev : metallografisk analyse av brynjematerial ved Oldsaksamlingen i Oslo. Semesteroppgave - Universitetet i Oslo, pp. 1-47. 17

overlappende einden die gevormd worden doordat men een ijzeren of metalen draad rond een staaf draait en die dan telkens afknipt in de lengte. De productie van een maliënkolder vergt vanzelfsprekend veel metaal en neemt veel tijd in beslag, vandaar dat een maliënkolder heel duur is. Dit en het feit dat slechts enkele fragmentarische resten van kolders zijn overgeleverd leidt tot de conclusie dat enkel rijke heren en vorsten zich een brynja konden veroorloven. Dit wordt doorgaans bevestigd door de Oudnoorse saga’s en de Edda. Toen de koning dat hoorde smeet hij zijn mes op tafel, stond op, trok zijn maliënkolder aan, nam het witte schild in zijn ene hand en zijn zwaard in de andere. (Otten, 2004: 272)

Maliënkolders verschillen van elkaar in grootte, de materiaalsoort waaruit de ringen vervaardigd zijn, de lengte van de kolder en de lengte van de mouwen, en of ze een coiffe hebben of niet. De coiffe is een kapje of muts gemaakt uit maliën.20 Een helm kan ook maliën hebben ter bescherming van de nek. In Heimskringla beschrijft Snorri Sturlusson de maliënkolder van de koning als ongewoon lang op knie-lengte en zo bijzonder dat het een naam kreeg, namelijk ‘Emma’.21

Het gebruik van een platenvest of een vest bestaande uit lamellen komt weinig of niet voor in het Noorden. Een platenvest is een hemd dat is bekleed met lamellen of schubben uit diverse materialen. Deze schubben zijn dakpansgewijs aan elkaar bevestigd. Op het tapijt van Bayeux lijken de krijgers zo een platenvest te dragen. Al kan men hier ook argumenteren dat een maliënkolder wordt afgebeeld aangezien het hemd ook een coiffe heeft. In Birka, een handelscentrum in centraal Zweden, werden enkele platen

20 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 136. 21 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 130. 18

of lamellen gevonden, maar hun aanwezigheid kan verklaard worden door de handel met het Oosten waar platenvesten gebruikelijker waren.22 In de illustratie op pagina 16 is te zien dat de krijger een dikke stoffen bepantsering onder zijn maliënkolder draagt. Deze bepantsering of vorm van bescherming is meer gebruikelijk dan de platenvest. Vaak gebruikt men hiervoor leer of andere materialen die bestand zijn tegen zwaardsteken en pijlinslagen. Wat veel voorkomt is het gebruik van een dierenhuid als vorm van bepantsering.23 Dit geeft aanleiding tot het geloof dat bepaalde vikingkrijgers het uiterlijk van een dier, waarvan ze de huid als bescherming dragen, kunnen aannemen. Dit type krijger noemt men een berserkr of een hamrammr. Evenals maliënkolders worden helmen door rijke krijgers en leiders gedragen. Het was een zegswijze vroeger, dat een man met wapens en paarden werd geboren. Dat sloeg op het gebruik dat de wapens die werden gemaakt toen de man werd geboren, evenals het vee, de levende have, ossen en paarden, die werden geworpen, allemaal naar mannen van hoge afkomst werden gebracht om hem te eren, zoals hier wordt verteld over Hlöd, de zoon van :

Hlöd werd geboren in het land van de Hunnen met dolk en zwaard, in een lang maliënkolder, een ringversierde helm en een scherpe kling, met een goed getemde hengst in het heilige woud. (Otten, 2004: 271)

Net zoals er slechts enkele fragmentarische overblijfselen van maliënkolders tot ons zijn gekomen, is er slechts een echte vikinghelm overgeleverd. Dit uniek exemplaar stamt uit de tiende eeuw en werd gevonden in het graf van een man in Gjermundbu in Noorwegen. De Gjermundbu-helm is een zogenaamde Spangen-helm, een samenstelling van spang/spöng (gesp, haak) en helm/hjalmr (hoofddeksel).24 Deze metalen helm is bolvormig en heeft een brilvormige bescherming ter hoogte van ogen en neus. Zoals de naam van dit type helm al aangeeft, is er een gesp bevestigd aan de

22 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 130 23 Voor een uitvoerige bespreking van de berserkr en de hamrammr, zie Paragraaf 3.2.1, pp. 40-46. 24 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 824 en 371 19

helm. Waarschijnlijk had de helm ook maliën ter bescherming van de nek. Dat Vikingen gehoornde helmen droegen is een misverstand dat gebaseerd is op het bestaan van zulke helmen in de Bronstijd en afbeeldingen van zulke helmen op platen uit diezelfde periode. Volgens Dr. Knut Wester is er slechts een metalen vikinghelm overgeleverd omdat Vikingen geen helmen droegen en hij haalt verschillende argumenten aan om zijn standpunt te ondersteunen.25 Ten eerste merkt hij op dat mensen in de Vikingtijd begraven werden met hun kostbaarste bezit om de hoge status van hun familie in de maatschappij te tonen. Aangezien een helm vrij duur was en veel tijd kostte om te vervaardigen, zou dit zeker een grafgoed zijn. Ten tweede droegen vikingleiders geen kroon of helm ten teken van hun macht en status. Het statussymbool bij uitstek was het zwaard. De leiders gaven dan ook vaak hun zwaard als erfstuk door aan de volgende generatie. Ten slotte wijst Wester op het feit dat metalen helmen uit oudere periodes en andere culturen wel bewaard bleven ondanks het feit dat ze soms uit dunner metaal zijn gemaakt. Hij concludeert dat Vikingen vaak geen hoofdbescherming droegen en als ze dat wel deden dat de helmen uit vergankelijk materiaal waren vervaardigd. Dit is een standpunt waar ik mij volledig bij aansluit.

Aangezien enkel schilden veelvuldig zijn opgedoken in de archeologische vondsten, kan men aannemen dat dit de voornaamste vorm van bescherming was. De Vikingen maken echter ook gebruik van wapens om zichzelf te verdedigen in de strijd. Wetten uit de Late Vikingperiode tonen aan dat iedere vrije man geacht werd wapens te bezitten. De voornaamste verdedigingswapens zijn het zwaard, de speer en de aks, maar ook andere wapens komen voor. Deze worden niet alleen aangewend in gevechten, maar zijn tevens symbolen van de status en

25 Wester, Knut (2000). The Mystery of the Missing Viking Helmets. In: Neurosurgery, 47, pp. 1216-1229. 20

macht van hun eigenaars. Vele van deze voorwerpen zijn dan ook rijkelijk versierd en krijgen een eigen naam (hierover verder meer). In een onderzoek naar het gebruik van wapens in de Saga’s van de IJslanders werd geconstateerd dat meer dan veertig verschillende wapens worden gebruikt.26

In ongeveer veertig procent van de gevallen waar een wapen wordt gebruikt gaat het om een zwaard. Een zwaard is duur om te maken en is een duidelijk teken van hoge status. De kling heeft meestal twee snijkanten en is ongeveer negentig centimeter lang, maar klingen met slechts een snijkant komen ook voor.27 Sommige smeden geven hun naam weer op de zwaarden die ze vervaardigen. Zo is onder andere de wapensmid INGELRII uit het midden van de Vikingperiode bekend.28 In de literatuur krijgen heel wat zwaarden een naam toegekend, bijvoorbeeld Gullenhjalti, Skofnung, Tyrfingr, Hrotti, (het zwaard van ) en Gram. Naast het lange zwaard komen ook korte zwaarden voor die men aanduidt met de term sax en daarnaast heeft men ook nog het huishoudelijke mes. Ook de speer wordt veelvuldig aangewend in de saga’s. Speren bestaan uit een metalen kop en een houten staaf van twee à drie meter lengte. Aangezien een speer makkelijk te vervaardigen is en bovendien erg goedkoop is, worden ze het vaakste gebruik door de gewone krijgers. De speer is geen statussymbool en daardoor wordt het ook minder teruggevonden in graven.29

26 Short, William R. (2006). Arms and Combat in of Icelanders. A Statistical Summary of Weapans Usage in Sagas of Icelanders. http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm . 27 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 134. 28 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 134. 29 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 136. 21

De bijl of aks die men onder andere gebruikt om hout te hakken, wordt eveneens in gevechten gebruikt. When he was ready to leave, he went to see King Eirik. At their parting, Eirik presented Thorolf with an axe, saying he wanted Skallagrim to have it. The axe was cresent- shaped, large and inlaid with gold, and its shaft was plated with silver, a splendid piece of work. (Óskarsdóttir, 2004: 64-65)

De meeste bijlen hebben slechts een blad, toch komen ook bijlen met twee bladen voor. Deze laatsten heten in het Oudnoors bryntroll.30 De hellebaard is eveneens een soort bijl die bevestigd is op een staaf. Het woord is een samenstelling van de term helm (steel) en het Middelnederlandse ba(e)rde (bijl).31 In het Oudnoors duidt men dit voorwerp aan met de term höggspjót, een afleiding van het werkwoord hogga (to cleave, hew) en het substantief spjót (spear), of men gebruikt ook wel de term atgeirr (thrusting spear).32 Thorolf was equipped with a broad, thick shield and a tough helmet on his head, and was girded with a sword which he called Long, a fine and trusty weapon. He carried a thrusting-spear in his hand. Its blade was two ells long and rectangular, tapering to a point at one end but thick at the other. The shaft measured only a hand’s length below the long and tick socket which joined it to the blade, but it was exceptionally stout. There was an iron spike through the socket, and the shaft was completely clad with iron. Such spears were known as ‘scrapers of mail’. Egil was equipped like Thorolf, girded with a sword that he called Adder and had received in Courland, an outstanding weapon. Neither of them wore a coat of mail. (Óskarsdóttir, 2004: 95)

Zoals de naam ‘scrapers of mail’ al aangeeft, kan dit wapen heel wat schade aanrichten. Merk ook op dat noch Egil noch zijn broer Thorolf een maliënkolder dragen. Bovendien draagt Thorolf een ‘tough helmet’, dus niet specifiek een helm uit een of ander metaal. Als bescherming gebruikt men dus vooral schilden en dierenhuiden. Terwijl de Vikingen om zich te verdedigen het meeste gebruik maken van bijl en speer. Enkel mannen van hoog aanzien bezitten een zwaard en dragen een maliënkolder.

30 ONP. 31 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 370. 32 Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to . Oxford: Clarendon Press, pp. 358, 384 en 333. 22

2.2.2 Slag- en gevechtstechnieken

As they headed back to the ship they saw three hillocks on the beach inland from the cape. Upon coming closer they saw they were three hide- covered boats, with three men under each of them. They divided their forces and managed to capture all of them except one, who escaped with his boat. They killed the other eight and went back to the cape. On surveying the area they saw a number of hillocks further up the fjord and assumed them to be settlements. (Thorsson, 2000: 642)

Bovenstaand citaat vertelt over de eerste ontmoeting tussen de Viking Thorvald en de autochtone bevolking van Amerika, de Skraelings. Wat hier beschreven wordt, is een van de meest gewelddadige en schrikwekkende manifestaties van een gevechtstechniek van de Vikingen, beter bekend onder de naam strandhögg. Strandhögg is samengesteld uit het substantief strand (shore) en het substantief högg (stroke, blow).33 Het betekent dus letterlijk ‘strandslag’. Ian Heath definieert het als volgt: ‘[A] coastal raid for rounding up cattle and sheep, and for securing young women and youths for the slave-trade.’34 In de Saga of the Greenlanders laten de inboorlingen deze uiterst gewelddadige aanslag niet ongestraft voorbij gaan en ze gaan in de tegenaanval. Zoals blijkt uit het geciteerde fragment, ging het niet om een georganiseerde groep Vikingen. Van een professioneel leger bij de Vikingen is niet echt sprake in de literatuur. De enige groep die enigszins in deze zin kan genoemd worden, is de

33 Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, pp. 386 en 358. 34 Heath, Ian (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 71. 23

Jomsvikingen.35 Ook al bestond er geen leger als dusdanig, toch zijn de Vikingen vrij goed georganiseerd. Al op vrij jonge leeftijd krijgen Noormannen trainingen in het omgaan met wapens door te jagen en door sport en spel. Hun vechtlust en kunde om met verschillende wapens om te gaan wordt sterk aangemoedigd. Individuele wapenbehendigheid wordt hoog in het vaandel gedragen. Het verklaart ook deels waarom de Vikingen zich zo goed kunnen verdedigen in een gevecht of op het slagveld. Bovendien gingen veel vikingkrijgers in dienst bij bekende en belangrijke heersers om aan hun zijde te vechten en zo roem te vergaren. Dit gebruik komt vaak voor in de literatuur. Dit is onder andere het geval in Egils saga waar de broers Egil en Thorolf aan de zijde van koning Athelstan vechten in de slag bij Wen Heath. Thorolf overleeft de strijd niet, maar Egil wint er eeuwige roem en bekendheid.36 Ondanks het feit dat de Vikingen geen leger hebben, zijn er wel bepaalde gevechtstechnieken die voorkomen in de literatuur. Een eerste techniek is de skjaldborg en betekent letterlijk ‘muur van schilden’.37

Zoals de term zelf al aangeeft, vormen de krijgers een muur door zich in een lijn op te stellen met hun schilden naast of over elkaar te plaatsen. Zo bieden ze bescherming aan de krijgers achter de ‘muur’ die speren en pijlen op de tegenstander kunnen afvuren zonder zelf gewond te raken. Deze tactiek werd bijvoorbeeld aangewend bij de slag bij Hastings en wordt afgebeeld op het tapijt van Bayeux (zie illustratie boven). Ook op het negende-eeuwse tapijt van Oseberg wordt een skjaldborg

35 Meer over hen in het volgende hoofdstuk, pp. 35-39. 36 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2000). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, pp. 90-94. 37 Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 382. 24

afgebeeld met gedeeltelijk overlappende schilden.38 Koning Harald maakte gebruik van deze techniek. The shield wall was used defensively by Harlad Hardrada at Stamford Bridge when he arranged his forces in a circular formation that lacked depth. The rear ranks of this formation locked shields in the same manner as the front rank. Hardrada’s advice to his spearmen reflects what was probably standard practice for infantry formations facing a mounted charge [...]. The front rankers were told to set the butt of their spear to the ground and aim the point at the rider’s chest; those in the second line were instructed to level their spear point at the horse. In addition, the bodyguards of Tostig and Harald formed a mobile reserve intended to counter the more dangerous English assaults. This elite unite is said to have included archers who were commanded to give close support to hand-to-hand fighters. (Harrison,2006: 95)

Als deze skjaldborg niet efficiënt genoeg is, gaat men over tot de directe aanval om zo door te breken in de troepen van de tegenstander. Hiervoor stelt men zich op in een wigvorm met de punt gericht op de vijand. Deze techniek staat bekend onder de naam svinfylka of ‘zwijnenslagorde’. Harrison zegt het volgende over deze techniek: ‘Described in Flateyjarbok as having two men in the first rank, three in the second and five in the third, it could be fielded either singly or in multiples joined at the base, the whole line thus resembling a zig-zag.’39 Volgens Mark Harrison is er nog een andere slagtactiek in de Scandinavische oorlogsvoering , het zogenaamde hazelled field en hij definieert deze als volgt: ‘This was a specially chosen battlefield, fenced with hazel branches on all sides, where a battle was fought at a prearranged time and date by mutual agreement of the protagonists. Once challenged to fight in a hazelled field, it was apparently a dishonour to refuse or to ravage your opponent’s territory until after the battle had been fought.’40 Deze techniek wordt onder andere toegepast door koning Athelstan in de slag bij Wen Heath in Egils saga.41 In deze slag werken Vikingen uit IJsland samen met een Angelsaksische groep om de Noorse koning Olaf te verslaan. Naast deze gevechtstechnieken op het land, hanteren de Vikingen ook bepaalde technieken op zee. Deze technieken werden al toegelicht in de vorige paragraaf.42 Hun slag- en gevechtstechnieken maken de Vikingen heel succesvolle en efficiënte krijgers.

38 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 95. 39 Harrison, Mark (2006), p. 97. 40 Harrison, Mark (2006), p. 100. 41 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2000). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, pp. 90-94. 42 Zie paragraaf 2.1 Miscommunicatie, pp. 8-16. 25

2.2.3 Bloederige mythe

De gewelddadige reputatie van de Vikingen berust grotendeels op enkele mythes die een geheel eigen leven zijn gaan leiden. In deze paragraaf belicht ik er een van: de bloedarend. Het citaat aan het begin van deze paragraaf is een fragment uit het hoofdstuk ‘Viking Dublin: Trial Pieces’ uit de dichtbundel North van Seamus Heaney en beschrijft de bloedarend.43 De bloedarend, beter bekend onder de Engelse term blood- eagle, is een marteling- en executiemethode die heel sporadisch wordt vermeld in de Oudnoorse literatuur. Dit ritueel wordt uitgevoerd door de ribben van het slachtoffer bij de ruggengraat af te snijden, de ribben te breken op zo een manier dat ze lijken op bloedrode vleugels, en de longen naar buiten te trekken. Vaak wordt ook zout op de wonden gestrooid. In Orkneyinga saga past Torf-Einar dit bloedige ritueel toe. Next morning when it was light they went to look for runagate men among the isles if any had got away; and each was slain on the spot as he stood. Then earl Einar took to saying these words: "I know not what I see in Rinansey, sometimes it lifts itself up, but sometimes it lays itself down, that is either a bird or a man, and we will go to it." There they found Halfdan Long-leg, and Einar made them carve an eagle on his back with a sword, and cut the ribs all from the backbone, and draw the lungs there out, and gave him to Odin for the victory he had won [...]. (http://www.orkneyjar.com/history/vikingorkney/torfeinar.htm)

In bovenstaand citaat wordt dit ritueel uitgevoerd ter ere van Odin. Er bestaan echter vijf verschillende overgeleverde manuscripten van Orkneyinga saga. Volgens Roberta Frank voert Torf-Einar in drie van de vijf manuscripten zelf de bloedarend uit als wraak en offer aan Odin voor de overwinning. In de andere twee manuscripten laat hij het ritueel door iemand anders uitvoeren.44 Deze manuscripten dateren uit een latere periode dan het originele verhaal. Hierdoor reist niet alleen de vraag welke verhaallijn de meest origineelste is, maar ook of het motief van de bloedarend in het origineel voorkomt. Kopiisten zijn niet vrij van fouten en geven soms graag een eigen interpretatie aan het verhaal dat ze neerschrijven. Zo ontstond er een grote discussie over het mythische karakter van dit ritueel. Volgens Roberta Frank, Wallace- Hadrill, James Graham-Campbell, Patrick Wormwald, Gwyn Jones en Erik John is het

43 Zie pagina 16 voor het citaat. 44 Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old Norse-Icelandic Literature. A Critical Guide. Ithaca and London, p. 176. 26

een element van pure fictie en het is volgens hen een eigen leven gaan leiden.45 Behalve enkele illustere verwijzingen en beschrijvingen in verschillende saga’s en skaldenpoëzie, bestaat er weinig bewijs voor het voorkomen van de blood-eagle. Een overtuigde voorstander van de historische authenticiteit van het ritueel is Alfred Smyth.46 Hij gaat ervan uit dat er een link is tussen de bloedarend en de rituele offers ter ere van de oppergod Odin. Smyth en andere gelijkgezinden ondersteunen hun theorie door zich te baseren op de manier waarop koning Ælla wordt gedood in het werk van Saxo Grammaticus en de saga’s. In de Anglo-Saxon Chronicle sterft Ælla, maar er is geen expliciete aanwijzing in de tekst dat dit gebeurt door toedoen van de bloedarend. De enige contemporaine bron voor de dood van Ælla is een gedicht van de Sighvatr. Dit beaamt ook Roberta Frank: ‘The only contemporary evidence is a half-stanza composed between 1025 and 1038 by the skald Sighvatr cited in one manuscript of Ragnars saga and in the Hauksbók redaction known as the Þáttr af Ragnars sonum.’47 Ok Ellu bak, And Ívarr who At lét hinn’s sat, dwelt at York Ívarr, ara, had Ella’s back Iórvík, skorit. scored with (or by) an eagle. (Frank, 1985: 171)

In de skaldenpoëzie maakt men vaak gebruik van en symbolen om iets op een meer poëtische manier uit te drukken. De arend wordt in de Noorse mythologie vaak geassocieerd met bloed en de dood. Het is dus goed mogelijk dat Sighvatr de uitdrukking ‘scored with an eagle’ hier als een symbolische beschrijving aanwendt om eenvoudig weg uit te drukken dat Ælla gedood wordt door een zwaardslag. Een verkeerde interpretatie van de literatuur kan al gauw aanleiding geven tot het ontstaan van hardnekkige mythes. Dit is een standpunt waar Roberta Frank zich bij aansluit. The blood-eagling procedure varies from text to text, becoming more lurid, pagan and time-consuming with each passing century. By the beginning of the nineteenth century, the various saga motifs – eagle sketch, rib division, lung surgery, and salting – were combined in inventive sequences designed for maximum horror. (Frank, 1985: 170-171)

45 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal), Volume 1, p. 17. 46 Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal), Volume 1, pp. 17-18. 47 Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old Norse-Icelandic Literature. A Critical Guide. Ithaca and London, p. 171. 27

Het is dus aannemelijker om het bloedarend-ritueel als een literair motief te beschouwen dan als een effectief bestaande gruweldaad. 2.3 geweld aan banden gelegd

Een belangrijk concept in de Oudnoorse maatschappij is de eer. Voor de Noorderlingen is eer van uiterst belang zowel voor het individu als voor de familie. Bovendien is de Oudnoorse cultuur een krijgercultuur waarbij het verwerven en behouden van eer uiterst belangrijk is. In de Oudnoorse literatuur speelt het concept eer dan ook een cruciale rol. Honour (sæmd) is to the conception of character in the sagas as feud is to the plot. Honour does not consist merely of avoiding shame or disgrace. It is the more powerful desire for approbation, good reputation, distinction. Its social function is to forge and maintain bonds of kinship, marriage, friendship and political alliance. Its narrative function is to keep the saga moving forward in accordance with ethical rules that give the feud plot a sense of heroic inevitability. (Thorsson, 2000: xxxix-xl)

Als die eer geschonden wordt, moet men die onmiddellijk herstellen. Dit herstel houdt vaak geweld in en geeft aanleiding tot een waar sneeuwbal effect in de saga’s. Dit is vooral duidelijk in het thema van de wraak en wederwraak waarbij soms hele stammen worden uitgemoord om de eer van de getroffen partijen te herstellen.48 Om deze slachtingen af te remmen gaat de maatschappij maatregelen opleggen om het geweld aan banden te leggen zowel ter bescherming van het individu als ter handhaving van de maatschappij. Het spreekt voor zich dat staat en kerk hierbij een belangrijke rol spelen. Twee van deze maatregelen, einvigi en holmgáng, worden in deze paragraaf in meer detail toegelicht.

2.3.1 Einvigi

Zoals al gezegd wou men aan de hand van beperkende maatregelen het geweld beperken ter bescherming van het individu en de gehele gemeenschap. According to Járnsíða, feud should be eradicated because it robs society of its best men and the king of his best subjects ... . This may be (the law points up the tendency in feud societies in general for retribution to fall not on the killer himself but on a member of his family), but it can hardly be the main reason for the suppression of the practice. In Iceland no less than in other feud societies, feud was a form of clan law and it was in the interest of the state and [later] the Church to reduce the power of the clan.

48 Meer over het thema wraak en wederwraak in Hoofdstuk 5: Bloedwraak en familievete, pp. 93-109. 28

(Clover, 1986: 144)

Een eerste maatregel die genomen wordt, is einvigi. Einvigi betekent letterlijk ‘aanval door een persoon, een eenmansgevecht’ of ‘man tot man gevecht’.49 Het is dus een term waarmee de Vikingen een duel aanduiden. Het concept zelf dateert al van voor de Vikingtijd aangezien het verwante termen heeft in andere Germaanse talen: einvighe in het Oudzweeds, einwic in Oudhoogduits en artwig in het Oudengels.50 Aangezien het hier een duel betreft tussen slechts twee personen, probeert men op deze manier het aantal betrokkenen en eventuele slachtoffers te beperken. Bovendien tracht men zo het herstel van eerbreuk sociaal en legaal in te bedden in de maatschappij en de leefwereld van de Vikingen. Toch is einvigi een ongecontroleerd duel. Men vecht met een willekeurig wapen, op een willekeurige plaats zonder vooraf afspraken te maken rond de regels van het duel.51 Dit is ook meteen de voornaamste reden waarom einvigi geen directe oplossing biedt tegen het veelvuldige geweld. ‘If one of the combatants were slain in the einvigi; his relatives were entitled still to eptirmál, the right of legal prosecution after killing.’ De overlevenden kunnen dus een keuze maken als ze de zaak voor het thing brengen: zich wreken of weergeld vragen voor hun gevallen familielid. Aangezien in de Vikingcultuur het wraakmechanisme al zo lang was ingebed, kiest men in zulke gevallen meestal niet voor een vergoeding. Men kon niet steeds op een vergoeding rekenen en op wraak nemen stond geen limiet. Dit illustreert onder andere de Gulaþing wet: ‘Now no one, neither man nor woman, has any personal right to atonement more than thrice if he does not avenge himself meantime.’52 De eer van de betrokken partijen kan vrij vlug geschonden worden en al vlug hervalt men in het oude systeem waarbij wraak escaleert in wederwraak.

2.3.2 Hólmgang

In Noorwegen en IJsland ontstaat een nieuw beperkingmechanisme opnieuw onder de vorm van het duel, genaamd hólmgang. Einvigi komt nog een tijd naast

49 ONP. 50 Bø, Olav (1969). Hólmganga and Einvigi: Scandinavian Forms of the Duel. In: Medieval 2, p. 145. 51 Jones, Gwen (1933). Some Characteristics of the Icelandic Hólmganga. In: Journal of English and Germanic Philology 32, p. 217. 52 Foote, Peter G. and David M. Wilson (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 488. 29

hólmgang voor, maar in de literatuur speelt voornamelijk het systeem van hólmgang een voorname rol. Dit laatste is net zoals einvigi een duel tussen twee mannen, maar het verschilt van einvigi in die mate dat het beantwoordt aan een aantal strikte en specifieke regels, beter bekend onder de naam hólmgangulog. Men mag deze term niet al te letterlijk opvatten. Er bestaat niet zoiets als een gereglementeerde wet (log) over dit gebruik, want de regels verschillen van plaats tot plaats. Toch bestaat er een grote eenduidigheid over de manier waarop dit duel vorm krijgt in de praktijk. Hólmgang betekent letterlijk ‘naar het eiland gaan’.53 Dit wordt verklaard door het feit dat men een bepaalde plaats uitkiest voor het duel die wordt gemarkeerd en waardoor het hele gebeuren afgesloten is van de rest van de wereld. Men vecht als het ware op een soort eiland. Zo wordt in Egils saga de plaats van het duel afgebakend met stenen, wat onder andere hieronder geïllustreerd wordt.

The next day, Fridgeir prepared himself to set off, with a large band of men. Egil was with them. It was good weather for sailing, and they set off and they reached Valdero island. There was a fine field a short way from the shore where the duel was to be held. Stones had been arranged in a circle to mark out the site. (Thorsson, 2000: 124)

In sommige saga’s worden deze duels op een echt eiland uitgevochten, zoals hierboven op ‘Valdero island’. Ook in Gunnlaugs saga ormstungu daagt Gunnlaug Hrafn uit tot een duel op een welbepaald eiland. Then Gunnlaug Serpent-tongue said, ‘You know that you have married my intended and have drawn yourself into enmity with me because of it. Now I challenge you to a

53 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 744. 30

duel to take place here at the Althing in three days’ time on Oxararholm (Axe River Island).’ (Thorsson, 2000: 585) Volgens de regels mogen duellisten elkaar om beurt aanvallen. Daarbij gebruiken ze een of twee zwaarden om aan te vallen en een schild om zich te beschermen. Er staan ook steeds een of meer getuigen bij die een schild vasthouden voor het geval dat een van de schilden breekt. Hermund held his brother Gunnlaug’s shield for him; and Sverting, Goat-Bjorn’s son, held Hrafn’s. Whoever was wounded was to pay three marks of silver to release himself from the duel. Hrafn was to strike the first blow, since he had been challenged. (Thorsson, 2000: 586)

Als er bloed vloeit kan het duel gestopt worden, waarbij de gewonde zichzelf kan uitkopen door een compensatie te betalen van drie zilveren marken of een vooraf bepaald bedrag. According to the laws of duelling in those days, a man who challenged someone for anything and won would collect the stake, but if he lost he would pay a sum that had been determined beforehand. If he was killed in the duel, he would forfeit all his property and his slayer would inherit it. The laws also said that if a foreigner died with no heirs in that country, his inheritance would pass to the king. (Thorsson, 2000: 126)

De meest uitgebreide beschrijving van de regels inzake hólmgang of hólmgangulog vindt men terug in Kórmaks saga: The duelling laws had it that the cloak was to be five ells square, with loops at the corners, and pegs had to be put down there of the kind that had a head at one end. They were called tarses, and he who made the preparations was to approach the tarses in such a way that he could see the sky between his legs while grasping his ear lobes with the invocation that has since been used again in the sacrifice known as the tarse-sacrifice. There were to be three spaces marked out all round the cloak, each a foot in breadth, and outside the marked spaces there should be four strings, named hazel poles; what you had was a hazel-poled stretch of ground, when that was done. You were supposed to have three shields, but when they were used up, you were to go on the cloak, even if you had withdrawn from it before, and from then on you were supposed to protect yourself with weapons. He who was challenged had to strike. If one of the two was wounded in such a way that blood fell on the cloak, there was no obligation to continue fighting. If someone stepped just one foot outside the hazel poles, he was said to be retreating, or to be running if he did so with both. There would be a man to hold the shield for each one of the two fighting. He who was the more wounded of the two was to release himself by paying duel ransom, to the tune of three marks of silver. (Thorsson, 2000: 744-745)

Hólmgang heeft heel wat positieve eigenschappen. Ten eerste zijn de duelleerders ver verwijderd van toeschouwers omdat ze soms letterlijk op een eiland duelleren. Bovendien stopt men het duel van zodra er bloed begint te vloeien. Daarnaast krijgt

31

men compensatie in de vorm van een bepaalde geldsom. De strikte regels maken het bijna onmogelijk om wederwraak te nemen.

2.3.3 EINDE VAN HET DUEL

Hólmgang limiteert het geweld aanzienlijk, maar er komt al gauw misbruik van dit systeem. Vooral in de saga’s komt dit misbruik uitgebreid aan bod. Vele mannen zijn gespecialiseerd in het duelleren. Dit is een aspect dat ook in hun naam wordt gereflecteerd, bijvoorbeeld Hólmgangu-Ljótr of Ljot in Egils saga. Most people did not mourn Ljot’s dead, because he had been such a troublemaker. He was Swedish and had no kinsmen in , but had gone there and grown wealthy by duelling. After challenging many worthy men to duels, he had killed them and claimed their farms and lands, and had great wealth in both property and money. (Thorsson, 2000: 126)

In de meeste saga’s komt een zelfde patroon voor. Meestal gaat het om een berserker die de dochter van een boer wil trouwen. Deze berserker daagt de boer uit tot een duel en verdient op deze manier veel geld, want hij is steeds de sterkere partij. Hij wordt dan ook beschouwd als een gevaar voor de gemeenschap en wordt door iedereen gemeden. In IJsland wordt het duel officieel verbannen door de wet in 1006, zes jaar nadat de IJslanders het christendom hebben aanvaard. Dit wordt ons meegedeeld in Gunnlaugs saga ormstungu. Now the following day, it was laid down as law by the Law Council that all the duelling should be permanently abolished. This was done on the advice of all the wisest men at the Althing, and all the wisest me in Iceland were there. Thus the duel which Hrafn and Gunnlaug fought was the last one ever to take place in Iceland. (Thorsson, 2000: 587)

Enkele jaren later, in 1014, wordt het duel ook in Noorwegen verboden bij wet door Jarl Eirikr. Before leaving Eirik summoned all his Landmen and the larger bondis to meet him. Eirik the jarl was an able ruler, and they had much discussion regarding the laws and their administration. It was considered a scandal in the land that pirates and berserks should be able to come into the country and challenge respectable people to the hólmgang for their money or their women, no wergild being paid whichever fell. Many had lost their money and been put to shame in this way; some indeed had lost their lives. For this reason jarl Eirik abolished all hólmgang in Norway and declared all robbers and berserks who disturbed the peace outlaws. (Fox, 1961: hoofdstuk 19)

32

Vaak wordt aangenomen dat de afschaffing van het duel en de opkomst van het christendom hand in hand gaan. In de heidense Vikingwereld staat wraak centraal, terwijl in de christelijke wereld de nadruk ligt op vergeving. Toch huurt de Kerk duelleerders in in West-Europa om voor hen te vechten. Dit wordt bevestigd door Ciklamini: ‘The Church in Western Europe at this time relied upon the duel as a participant in litigation: abbeys paid champions to represent them in judicial duels, and priests were found as combatants in duels as well.’54 Zo wordt in Njals saga verteld hoe de missionaris Þangbrandr duelleert met een heiden: Þorkell challenged Þanbrandr to a duel; Þangbrandr defended himself with a crucifix instead of a shield, but even so he managed to defeat Þorkell and kill him. (Hollander, 1998: 240)

Het is dus niet zo zeer dankzij de Kerk dat het duel uit de Oudnoorse maatschappij verdwijnt. Het is veeleer toevallig dat de wetten op het verbod tegen hólmgang samenvallen met de introductie van het christendom in IJsland en Noorwegen. De Vikingen vinden dus zelf dat de tijd rijp is om het duel af te schaffen om hun gemeenschap in stand te houden en het individu meer te beschermen tegen geweld.

54 Ciklamini, Marlene (1963). The Old Icelandic Duel. In: Scandinavian Studies, 35:3, p. 190. 33

3 de viking krijger

Bij het horen van het woord Viking, roept dit een beeld op van de onverschrokken genadeloze barbaar met gehoornde helm op zijn hoofd en een bijl in de hand die er niet voor terugdeinst om zowel mannen, vrouwen als kinderen te doden. Dit beeld komt echter niet overeen met de werkelijkheid. Zo waren gehoornde helmen heel zeldzaam en ze werden enkel op ceremoniële aangelegenheden gedragen. Bovendien is dit een zeer eenzijdige visie op de Oudnoorse krijger, die vooral gevoed wordt door achttiende- en negentiende-eeuwse romantische schilderijen. In dit hoofdstuk worden drie frappante types van de vikingkrijger voorgesteld. In paragraaf 5.1 wordt de professionele krijger van naderbij bekeken. In de volgende paragraaf wordt wat meer verteld over de ‘berserkr’. Ten slotte wordt ook de dichterkrijger besproken.

34

3.1 De militaire troepen

Farit hefi ek bloðgum brandi I have wielded a blood-stained sword sua at mer ben þiðuðr fylgdi and howling spear; the bird ok giallanda geiri. of carrion followed me var harðr o vikingum. when the Vikings pressed forth; giorðum reiðir rostu In fury we fought battles, rann eldr of siot manna. fire swept through men’s homes, Ek let blodga buka we made bloody bodies I borghliðum sæfaz. slump dead by city gates. (Chesnutt, 2001: 73) (Óskarsdóttir, 2004: 84)

Dit korte gedicht van de hand van Egil Skalagrimsson typeert het beeld dat nog steeds leeft over de Vikingen. Ze worden hier geportretteerd als woeste krijgers die met zwaard en speer in de hand een vernielende weg banen langs talloze kusten. Doch, de Vikingen zijn geen roekeloze barbaren die zomaar in het wilde weg met een zwaard klieven. Meestal gaat het om goed getrainde mannen die dankzij hun brede kennis van onder andere gevechtstechnieken, wapens en scheepsbouw een voetje voor hebben op veel van hun eigentijdse tegenstanders.55 In de Oudnoorse maatschappij had men niet zoiets als een leger of een soldaat in de moderne betekenis van het woord. Maar op een gegeven moment in de geschiedenis groeperen verschillende Vikingen zich en zij ondernemen overzeese tochten die zo gewelddadig en abrupt waren, dat zij een blijvende stempel hebben gedrukt op de bladzijden van ons verleden. 793. In this year terrible portents appeared over Northumbria which sorely affrighted the inhabitants: there were exceptional flashes of lightning, and fiery dragons were seen flying through the air. A great famine followed hard upon these signs; and a little later in the same year, on the 8th of June, the harrying of the heathen miserably destroyed God’s church on Lindisfarne by rapine and slaughter. (Magnusson, 2003: 29)

Deze aanval van de Vikingen kwam als een donderslag bij heldere hemel en luidde het begin aan van een tijdperk dat gedomineerd werd door de Vikingen. De naam Viking komt enkel voor in Scandinavische bronnen en deze benaming verwijst naar deze eerste aanvallen via de zee. Vikingr betekent zoveel als ‘piraat’. Er zijn vele mogelijke verklaringen gegeven voor deze term. Het woord zou afgeleid zijn van het woord vík, ‘baai of fjord’ en in deze betekenis zou vikingr een piraat zijn, die zich verstopt in een fjord of baai.56 Een andere aannemelijke verklaring is dat de term

55 Zie Hoofdstuk 2 voor meer informatie over gevechtstechnieken, wapens en scheepsbouw, pp. 7-25. 56 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 943. 35

afgeleid is van Vík, een oude naam voor de Oslofjord en de aansluitende zeebocht. Niemand was voorbereid op de komst van deze strijdwaardige krijgers.57 De eerste betekenis van het woord ‘Viking’ verwijst naar de aanvalstechniek van de Noormannen. De tweede betekenis verwijst naar een specifieke bevolkingsgroep in Scandinavië en heeft in de moderne betekenis van het woord een betekenisuitbreiding gekregen, namelijk alle bewoners van Noord-Europa. Niemand bleek voor een heel lange tijd opgewassen tegen deze mannen uit het koude Noorden. Toch is er nooit echt sprake geweest van een vikingleger dat geleid werd door een koning. Hoe kan men dan de sterke band tussen deze krijgers verklaren? Volgens Mark Harrison werden de troepen die vanaf het begin van de achtste eeuw de Europese kusten aanvielen geleid door een hersir.58 At this time the hersir was typically an independent landowner or local chieftain. His equipment was usually superior to that of his followers. By the end of the 10th century, the independence of the hersir was gone, and he was now typically a regional servant of the Norwegian king. The hersir’s equipment and status were now comparable to that of an immediate retainer of the Scandinavian or English king, similar, for example, to a Huscarl at the time of the battle of Hastings. (Harrison, 2006: 82)

De hersir stond aan het hoofd van een groep die vaak bestond uit leden van een familie. De Oudnoorse naam voor zo een uitgebreide familie is aett en wordt in de Poëtische Edda aangewend om Angantýr en zijn zonen die een militaire eenheid vormen te beschrijven. 59 Naast familieleden bestond de aett verder nog uit huursoldaten en pleegkinderen. Verschillende familiegroepen samen vormden dan een leger dat behoorlijk groot kon zijn zoals men in onderstaande passage uit Hlöðskviða kan lezen: In de lente rekruteerden zij een leger zo groot, dat in Hunnenland niemand te vinden was die nog in staat was een wapen te dragen. Alle mannen van twaalf jaar en ouder die met wapens konden omgaan, gingen mee met al hun paarden van twee jaar en ouder. Er was zoveel volk, dat je per duizend moest tellen en elk leger bestond minstens uit ettelijke duizenden. Een aanvoerder werd aangewezen over elke duizend man, een vaandel werd gevoerd over elke legereenheid. Elke legereenheid telde vijfduizend man, elk duizendtal dertienhonderd man. Elk honderdtal was viermaal veertig man sterk en er waren drieëndertig legereenheden. (Otten, 2004: 274)

57 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 943. 58 Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 82. 59 Harrison, Mark (2006), p. 84. 36

A warrior cannot be a Jomsviking Who would flee from an enemy who is Not of much better strength, not much Better armed than himself. (Jomsvikingasaga)

Jomsvikingasaga vertelt zoals zovele saga’s over de dood van koningen, vetes en wraakacties tussen verwanten en buren, en de avonturen van jonge Vikingen. Toch is deze saga uniek in die zin dat het centrale personage een groep van jonge krijgers is. Deze krijgers hadden rond zich een soort van leger opgericht dat bekend stond onder de naam ‘Jomsvikingen’. De saga begint met hoe en waar deze militaire orde is ontstaan. Het weidt uit over hun specifieke cultuur die alle krijgeridealen omvat. De saga brengt verslag uit over hun veldtochten en eindigt met de slag van Hjlrunga Bay, waar de verslagen Jomsvikingen uit elkaar gaan.60 Ze bieden ons met andere woorden een unieke kijk op de wereld van de Oudnoorse militaire krijger. Of zoals James Wilhelm het verwoordt: ‘Nothing quite like the Saga of the Jomsvikings occurs anywhere else in Norse literature. There are many sagas detailing the exploits of single men, or chronicling blood feuds between rival families. However, there is no mention of a separate order of men devoted to expressing the exemplary traits of their society.’61 Om tot deze exclusieve groep krijgers te behoren moesten de nieuwe leden zich aan bepaalde regels houden. Deze regels dienden tegelijkertijd ook om de al aangeworven Jomsvikingen een bepaald doel voor ogen te houden en om ze discipline bij te brengen. Volgens Jomsvikingasaga waren dit de basisregels: 1. No man older than 50 or younger than 18 to be enrolled. 2. Kinship not to be taken into consideration on enrolment. 3. No man to run from an inferior opponent. 4. Jomsvikings to avenge one another as brothers. 5. No man to indicate fear by speech regardless of events. 6. Plunder to be held in common on pain of expulsion. 7. No one to stir up contention. 8. No spreading of rumours. The leader to disseminate all news. 9. No man to have a woman within the fortress. 10. No one to absent more than three days.

60 Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings. http://members.aol.com:/jdowl33910/jwilhelm2.html (11/09/2006). 61 Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings. 37

11. The leader to have the final say in any dispute over kin-slaying which may have occurred outside the Jomsviking brotherhood. (Harrison, 2006: 89)

Diegene die een van deze regels overtrad, werd meteen uit de groep verbannen. Aangezien er geen vrouwen waren toegelaten, kan men aannemen dat vele Jomsvikingen niet getrouwd waren of in ieder geval gescheiden leefden van hun gezin. Volgens de eerste regel moesten nieuwe leden van een bepaalde leeftijd zijn. Toch staat in Jomsvikingasaga te lezen dat een twaalfjarige jongen, genaamd Vagn, door zijn opmerkelijke optreden in een gevecht met Sigvaldi, een toekomstige leider van de Jomsvikingen, op twaalfjarige leeftijd wordt toegelaten tot deze elitegroep. Het kwam niet alleen door deze regels dat ze sterke tegenstanders waren. Ze waren daarnaast vermaard voor hun goede wapentechnieken en voor hun kundigheid als krijgers. Hierdoor werden ze vaak ingehuurd door andere heersers. Toch blijkt dat ze niet altijd zo standvastig waren als wordt beweerd in Jomsvikingasaga. […]King Olaf Tryggvasson’s Saga observes that ‘at that time it was considered prestigious to have Jomsborg Vikings with an army’. The truth of the matter would appear to be somewhat different, since all three of the major campaigns in which the sources claim the brotherhood participated ended in disaster for their employers: Styrbjorn Starki, contending for the throne of Sweden, was beaten by his uncle, Erik the Victorious, at Fyrisvold near Uppsala; Swein Forkbeard’s attack on Earl Hakon of Norway was disastrously defeated at Hjdrungavag c.990; and King Olaf Tryggvasson of Norway was defeated and killed by the and Danes at Svöldr in 1000. All three defeats appear to have resulted from the same cause – that Earl Sigvald had a nasty tendency to cut and run if the prospects began to look dubious. (Harrison, 2006: 89-90)

Het uitzonderlijke verhaal van de Jomsvikingen kent een triest en abrupt einde. Bij Slag van Hjørungavåg werden de Jomsvikingen letterlijk afgeslacht. Slechts zeventig onder hen overleefden de slag en werden gevangengenomen. Een voor een werden ze geëxecuteerd. Tot een onder hen zijn lot in eigen handen nam en zijn leven samen met dat van de nog resterende Jomsvikingen redde. The eleventh man to be led to his execution was an eighteen-year-old boy with long silky golden hair. He asked that someone of warrior rank should hold his hair away from his head to prevent it becoming blood-stained. One of the earl’s henchmen stepped forward, took hold of the hair and twisted it round his hands. But the axe fell on the man who was holding his hair, cutting off both his arms at the elbows. This brilliant ploy so delighted the Norwegians that the young Jómsvíking was offered his life; but he only accepted on condition that the rest of his companions were spared, too. And so they were. (Magnusson, 2003: 24)

38

De Viking krijger leefde volgens welbepaalde idealen waarbij roem en noodlot belangrijke kerngedachten vormden. Die idealen worden nooit letterlijk opgesomd in de saga’s. Men kan wel een aantal verzen uit Hávamál lezen als een handboek voor de krijger. De man die ergens een drempel overschrijdt moet eerst zijn blik links en rechts laten dwalen de deuren achter en voor zich in prenten want men weet nooit waar vijanden zich in huis op zullen houden.

Nooit moet een man op de vlakte één stap van zijn wapens vandaan gaan nooit weet hij zeker wanneer onderweg hij zijn speer nodig heeft.

Vee sterft verwanten sterven zelf sterf je ook een goede naam sterft nooit die terecht is verkregen.

Vee sterft verwanten sterven zelf sterf je ook ik ken iets wat nooit sterft het oordeel over iedere dode. (Otten, 2004: 36, 40, 45)

De Vikingen waren in tegenstelling tot hun tegenstanders niet bang om te sterven. Het was voor hen een hele eer om op het slagveld hun dood te vinden en dit bracht hen bovendien eeuwige roem. Hun motivatie moet gesitueerd worden in de context van hun geloof in het walhalla of de zaal der gesneuvelden. Als zij op het slagveld een heldhaftige stierven, werden ze uitverkoren door hun oppergod Óðinn om hem te vergezellen in het hiernamaals. Daar werden ze als helden ontvangen en op hun wenken bediend door de walkuren. Door het steevaste geloof in een leven na de dood konden de Vikingen zich met hart en ziel in de strijd gooien zonder vrees voor het einde van hun leven. Dit zorgde ervoor dat ze veel sterker en zelfzekerder vochten dan hun tijdgenoten en tegenstanders.

39

3.2 Berserkrwoede en gedaanteverwisseling

Sau er sagt at þeim monnum væri farit er hamramar ero. eða þeim er besserks gangr var a at meðan þat var framit. þa voro þeir sua sterker at ecki hellz við þeim. en fyst er af var gengit þa voro þeir omatkari en at vanda. (Chesnutt, 2001: 40)

It is said that people who could take on the character of animals, or went berserk, became so strong in this state that no one was a match for them, but also that just after it wore off they were left weaker than usual. (Óskarsdóttir, 2004: 48)

De reputatie van de Vikingen als beestachtige krijgers zonder vrees of enige vorm van moraal is grotendeels gebaseerd op een uitzonderlijk gespecialiseerde krijger, namelijk de berserkr. Doorgaans vormden een dozijn berserkir samen een elite gevechtstroep die hun heer vergezelden op het slagveld. Men schreef deze mannen heel bijzondere krachten toe en hierdoor vertonen ze een nauwe verwantschap met de gedaanteverwisselaars en weerwolven uit het volkse bijgeloof.

3.2.1 De berserkr en de hamrammr Rond de etymologie van de term berserkr bestaat veel onenigheid. De term kan ten eerste geïnterpreteerd worden als een samenstelling van de Oudnoorse woorden bera (beer) en serkr (hemd).62 In deze interpretatie verwijst de term naar de wijze waarop deze krijgers gekleed waren, namelijk met een berenhuid. Volgens Prof. Anatoly Liberman is deze interpretatie ongegrond. However, *berr “bear” does not occur in Old Icelandic outside the compound berfjall “bearskin”, so that berserkr must be either partial borrowing from German [...] or a relic of ancient usage. Berserkr does not turn up in runic inscriptions, and the seem to have been unaware of berserkers’ deeds. Contrary to *berr, the nouns bera “female bear” and bersi, bessi/bassi “bear” have been recorded. Ber- is the historic stem of björn < *bernu; bessi is from *bersi. Their existence does not prove that *berr was also current in Early Scandinavian.63

Een tweede verklaring voor de term kan gevonden worden in bare-sark, te lezen als “zonder hemd”. Dit verwijst dan naar het feit dat de berserkir zonder maliënkolder of enige andere vorm van bescherming ten strijde trokken.

62 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 89. 63 Liberman, Anatoly (2004). Berserkir: A Double Legend. In: Brathair 4 (2), p. 98. 40

In Snorri Sturlusons Heimskringla werd van Odins krijgers gezegd dat ‘they went to battle without coats of mail and acted like mad dogs and wolves. They bit their shields and were as strong as bears or bulls. They killed people, and neither fire nor iron affected them. This is called berserker rage.’64 In Snorri’s definitie van de berserkr worden de twee bovengenoemde interpretaties met elkaar gecombineerd in die zin dat een berserkr zonder beschermende kledij met de kracht van een beer zich in een gevecht stortte. Bovendien legt Snorri ook de link tussen de berserkr en andere dieren dan de beer, meer bepaald honden, wolven en stieren. Zo gebruikt men onder meer de term “wolvenhuiden” om de berserkir van koning Harald te benoemen in Grettirs saga. In King Harald’s saga wendt men de term ulfhedinn (wolvenjas) aan.65 Dezelfde term komt eveneens voor in Vatnsdæla saga, Grettirs saga en Hrafnsmál.66 In de meeste saga’s nemen deze krijgers vaak de vorm aan van een dier of gedragen ze zich op een beestachtige manier. Zo wordt van Kveldulfr (Nacht Wolf) uit Egills saga gezegd dat hij een “shape-shifter” is. (Óskarsdóttir, 2004: 3) In Hrolf’s Saga Kraka wordt het verhaal verteld van de krijger Bjarki, die tijdens de slag tussen Hrolf en Skuld de vorm van een beer aanneemt: King Hjorvarth and his men saw how a huge bear advanced before king Hrolf’s men, [...]. He killed more men with paw of his than any five of the king’s champions. Blows of missiles rebounded from him, and he beat down both men and horses from king Hjorvarth’s host, and everything within reach he crunched with his teeth, so that alarm and dismay arose in king Hjorvarth’s host. (Jones, 1999: 313)

In Gods of the Ancient Northmen verwijst Dumezil naar dit aspect met de termen (‘spirit’ of ‘soul’) en (‘spirit form’), die zich in de vorm van een droom of visioen, alsook in de realiteit aan de berserkr kunnen voordoen.67

64 Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of Norway. Austin: University of Texas Press, p. 10. 65 Davidson, Hilda R.E. (1978). Shape-changing in the Old Norse Sagas. In: Joshua R. Porter & William M.S. Russell (Eds.). Animals in Folklore. Cambridge: Brewer, pp. 132-133. 66 Fox, Denton & Palsson, Hermann (1961). Grettir’s Saga. Toronto: University of Toronto Press, p. 3. 67 Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of California Press, p. 142. 41

Bjarki is net als Kveldulfr een gedaanteverwisselaar. Naar deze laatste wordt ook met de term berserkr verwezen, dit geldt echter niet voor Bjarki. Hij maakt geen deel uit van de berserkir in de saga, maar is wel een van de verdedigers van koning Hrolf. Toch is het onderscheid tussen een berserkr en een hamrammr niet altijd zo duidelijk zoals dat het geval is in Hrolfs Saga Kraka.

In de meeste bronnen worden hybride types zoals Kveldulfr afgeschilderd en het is voornamelijk Snorri’s definitie van deze woeste krijgers die hier van toepassing is. De oorsprong van de term hamrammr moet gezocht worden in het heidense geloof van de Oudscandinavische bevolkingsgroep. In The Book of Were-Wolves legt Sabine Baring-Gould de oorsprong van het woord als volgt uit: In Norway and Iceland certain men were said to be eigi ein hamir, not of one skin, an idea which had its roots in . The full form of this strange superstition was, that men could take upon them other bodies, and the natures of those beings whose bodies they assumed. The second adopted shape was called by the same name as the original shape, hamr, and the expression made use to designate the transition from one body to another, was at skipta hönum, or at hamaz; whilst the expedition made in the second form, was the hamför. By this transfiguration extraordinary powers were acquired; the natural strength of the individual was doubled, or quadrupled; he acquired the strength of the beast in whose body he travelled, in addition of his own, and a man thus invigorated was called hamrammr. (Baring-Gould, 1865: 15-16)

Het concept van de gedaanteverwisseling wordt toegekend aan zowel de berserkr als de hamrammr en het is tevens iets dat ze gemeen hebben met de heidense oppergod Óðinn of Wodan. In Ynglingasaga verhaalt Snorri hoe Óðinn de gedaante van een vogel, vis of ander dier kan aannemen.68 De berserkr en de hamrammr tonen niet alleen in deze zin een sterke verwantschap met Óðinn. De naam Óðinn is

68 Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of Norway. Austin: University of Texas Press, p. 10. 42

afgeleid van het Oudnoorse odur of óðr.69 Adam van Bremen beschreef de Noordse oppergod als ‘Wodan – id est furor’ (Wodan – dat betekent woede). De naam Wodan is verwant met het Duitse wut, ‘razernij, woede’, en aan het Gotische wods, ‘bezeten, waanzinnig’.70 Die razernij, woede en waanzinnigheid is terug te vinden in het gedrag van de berserkr.

Een andere bijzondere eigenschap die de berserkir delen met Óðinn is dat ze in hun staat van razernij immuun blijken te zijn voor om het even welk wapen. In Havamál, spreekt Óðinn enkele magische gezangen uit die ter bescherming van een krijger dienen. Ik ken een derde als de nood groot is om iemand die ik haat te hinderen ik maak het zwaard van mijn vijanden bot wapen noch knots kan mij verwonden. […] Ik ken een elfde als ik oude vrienden naar de oorlog moet leiden ik krijs onder hun schildrand en in triomf gaan ze veilig het gevecht in veilig het gevecht uit veilig keren ze overal weer. […] Ik ken een dertiende als ik een jonge held met water besprenkel dan zal hij niet vallen in het gevecht de man zijgt niet neer onder een zwaard. (Otten, 2004: 55-56)

69 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 978 70 Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of California Press, p. 36. 43

In vele saga’s wordt gezegd dat geen enkel wapen of ijzer hen kan bijten. Volgens Saxo Grammaticus konden berserkir blootsvoets door vuur lopen en door een zwaard geraakt worden zonder gekwetst te raken.71 Bovendien hadden ze zo een kracht dat ze in staat waren om een zwaard met hun handen te plooien. Deze immuniteit wordt door Peter Fisher als volgt verklaard: The medieval stories of animal skins used as protective garments may have been based on technical experiments in the hardening of various materials. The intention was to afford partial protection in battle, particularly against burning when incendiary weapons were used and such experiments in the Middle Ages may help to account for the many tales about shirts which rendered their wearers imperious to wounds. (Fisher, 1979: 34)

Het verklaart eveneens het feit dat deze krijgers in dieren zouden veranderen. Een krijger in dierenhuiden gehuld die zich als een razende door de vijandelijke troepen een weg baant zonder dat de wonden die hij heeft opgelopen hem hinderen, moet een schrikwekkende invloed hebben gehad op om het even welke tegenstander. Men gaat ervan uit dat de berserkr deel uitmaakte van een sekte rond de cultus van Óðinn. Bij de initiatie tot die sekte horen heel wat rituelen. Zo kan men bijvoorbeeld op een plaat uit Torslunda, Zweden een krijger zien die danst met een op een beer lijkende figuur. Dit type van gekostumeerde halfmens, halfdier figuren zijn terug te vinden op heel wat relicten uit Zweden, zoals helmen en bracteaten. Volgens Jens Peter Schjødt is er een duidelijk verband tussen Óðinn, de berserkr en de misopvatting dat zij een dierenvorm aannamen. Het initiatieritueel tot de cultus van Óðinn is daar de oorzaak van. Those who venerated Óðinn where those who were initiated (in a more or less spectacular way) to the god. And they were those who could expect to go to Valhöll after their death. This means that being initiated to Óðinn was also a way of securing an ideal life in the beyond. Being initiated, however, always means passing through some kind of liminal sphere, a sphere in which the semantic properties of the society are turned upside down compared to their everyday use. It is in this connection that we must view the animal properties of the warriors. Of course they were not conceived as bears or wolves in general, but on the symbolic level they were compared to fierce animals, exactly as we use different kinds of animals in order to characterise different kinds of people. Things were no doubt institutionalised to

71 Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the Danes. Cambridge: Brewer, Rowman and Littlefield, pp. 110-111. 44

another degree at that time, and when saga writers centuries later wrote about the past, they confused symbolic animals with real animals, ritual situations with reality, and therefore the warriors became bears or wolves who killed other animals. Imagining initiations of warriors, however, all the elements in these narratives come to make sense as parts of such rituals. (Schjødt, 2006: 5-6)

Hrolfs Saga Kraka bevat een mooie beschrijving van een dergelijk ritueel. In deze saga valt Hjalti onder de bescherming van Boðvarr Bjarki en om een volwaardige krijger te worden moet Hjalti eerst het bloed drinken van een monster dat Bjarki gedood heeft. Hierna neemt Hjalti de krachten over van het beest. Waarna hij het (dode) beest symbolisch moet aanvallen om zo een plaats te verwerven onder de helden van koning Hrolf.72 Opvallend is ook dat een groep van berserkir meestal bestaat uit twaalf leden. Bovendien dragen de meeste berserkir een naam die etymologisch verwant is met ‘beer’, zoals Bjarki (kleine beer) of Bjorn (beer), of met ‘wolf’, zoals Kveldulfr (nacht wolf). Recent onderzoek heeft uitgewezen dat berserkir een soort drug consumeerden onder de vorm van een hallucinogeen, de paddenstoel Amanita muscaria, beter bekend onder de naam vliegenzwam.73 Men visst hända det också att infödda åt sig alltför på flugsvamp med vilda ögon, konvulsioner, raseriliknande utbrott och kollapser som följd. Den berusade kunde bli helt omedveten om omgivningen, ragla runt och bryta sönder alt som råkade stå i vägen. […] Det finns några fall från östra Siberien som tyder på att en väl avvägd och måttlig mängd svamp kan förvandla människor till stålmän. Litet flugsvamp i kroppen lär ha givit en person krafter att bära en 54 kilo tung mjölsäck en och en halv mil. (Högberg, 2003: 55) Naast deze algemene oorzaak voor de berserkrs razernij, zijn andere suggesties voor de hallucinaties naar voorgebracht, onder andere het eten van rauw vlees (Fisher, 1979: 106), overmatig alcoholgebruik (Wernick, 1979: 285), hysterie- en epilepsieaanvallen, mentale ziektes of genetische zwakheden (Foote & Wilson, 1970: 285).

72 Jones, Gwyn (1999). Eirik the Red and Other Icelandic Sagas. Oxford: Oxford University Press, pp. 282-4. 73 Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific Montly 83, p. 232. 45

Niet alleen door zijn gedrag boezemde de berserkr angst in, zijn uiterlijk droeg eveneens bij tot het schrikwekkende beeld dat zijn naam nog steeds oproept. In de saga’s worden de meeste berserkir en hamrammir beschreven als zijnde heel lelijke en humeurige mannen. Met deze termen beschrijft men in Egils saga Egil, zijn vader Skallagrim en zijn grootvader Kveldulfr. Van Egil zegt men dat hij “black-haired and as ugly as his father” (Óskarsdóttir, 2004: 54) is en aan het hof van koning Æþelstan trekt hij de meest afschrikwekkende gezichten: His eyes were black and his eyebrows joined in the middle. He refused to touch a drink even though people were serving him, and did nothing but pull his eyebrows up and down, now this one, now the other, [...]. (Óskarsdóttir, 2004: 100)

In een gelijkaardig portret wordt de berserkr Ogmundr Eythof’s-Killer beschreven in Örvar-Odd’s Saga:

He had black hair, a thick tuft of it hanging down over his face where the forelock should have been, and nothing could be seen of his face except the teeth and eyes … for size and ugliness they were more like monsters than like men. (Edwards, 1970: 37)

Bij de hamrammr was het zo dat zij de uiterlijke vorm van een dier aannamen. In tegenstelling tot de berserkr waren ze enkel nog te herkennen aan hun ogen, die menselijk en liefdevol waren. In Hrolfs Saga Kraka, verandert Bjorn in een wilde beer en zijn geliefde Bera herkent hem enkel aan zijn ogen.

One evening it happened that the carl’s daugther saw this same bear. The bear went up to her and made friendly gestures to her. She seemed to recognize the eyes of Bjorn the king’s son in the bear, and made little attempt to evade it. (Jones, 1999: 265)

3.2.2 Berserksgangr en zijn functie in de maatschappij

De eigenlijke razernij die de berserkr ondergaat, duidt men aan met de term berserkjagangr of berserksgangr.

This fury, which was called berserkergang, occured not only in the heat of battle, but also during laborious work. Men who were thus seized performed things which otherwise seemed impossible for human power. This condition is said to have begun with shivering, chattering teeth, and chill in the body, and then the face swelled and changed its color. With this was connected a great hot-headednes, which at last gave over into a great rage, under which they howled as wild animals, bit the edge of their shields, and cut down everything they met without discriminating between friend or foe. When this condition ceased, a great dulling of the mind and feebleness followed, which could last for one or several days. (Fabing, 1956: 234)

46

Tijdens deze razernij herkent de berserkr vriend noch vijand. Hij trad als het ware buiten zichzelf en kon zelfs niet langer communiceren. Het enige wat hij nog kon voortbrengen waren dierengeluiden.74 Het onvermogen om bekenden te herkennen blijkt heel duidelijk uit de onderstaande passage uit Egils saga.

Skalagrim was filled with such strength that he seized Thord and dashed him to the ground so fiercely that he was crushed by the blow and died on the spot. Then he seized Egil. [...] ‘You’re attacking your own son like a mad beast, Skallagrim’. (Óskarsdóttir, 2004: 68-69)

Egil wordt gered door de vrouw Brak die zelf gedood wordt door de woede- uitbarsting van Skallagrim. Na de berserksgangr was men totaal uitgeteld. Zo staat in Egils saga geschreven: ‘Kveldulf was the same, so that when his frenzy wore off he felt exhausted by the effort he had made, and was rendered completely powerless and had to lie down and rest.’75 Het is vaak tijdens deze toestand van totale uitputting dat helden zich wreken op de berserkir. Dit is onder andere het geval in Hervarar Saga waarin Hjalmar en Arrow- Odd de berserkir doden terwijl deze uitgeteld zijn na hun woedeaanval.76 De rol van de berserkr in de maatschappij was sterk gelimiteerd. Als krijgers genoten ze de bewondering van velen. Maar doordat ze onbetrouwbaar en een constant gevaar vormden niet alleen voor hun vijanden maar ook voor hun vrienden, werden ze door de meeste mensen als de pest gemeden. De term niðingr is van toepassing op de berserkr. De niðingr was een buitenstaander en werd door iedereen in de Oudnoorse maatschappij geweerd. Hij was het mikpunt van haat en boezemde iedereen angst in. De niðingr was een man die de erecode van de krijger aan zijn laars lapte; hij verraadde zowel vriend als vijand. Op een elfde-eeuwse monument dat werd opgericht ter nagedachtenis van een broer in Soderby in Uppland, Zweden, staat het volgende te lezen: ‘And Sassur killed him and did the deed of niðingr - - - he betrayed his comrade.’77 De voornaamste functie die de berserkr vervulde was die van gespecialiseerde krijger in het leger van zijn heer. Zo ziet men dat onder andere koning Halfdan, koning Athils en koning Hrolf in Hrolfs Saga Kraki beschikken over berserkir die ze

74 Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the Danes. Cambridge: Brewer, Rowman and Littlefield, p. 105. 75 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 48. 76 Tolkien, Christopher (1960). The Saga of King Heidrek the Wise. New York: Thomas Nelson & Sons, pp. 5-7. 77 Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 426. 47

voornamelijk inzetten als shocktroepen. Buiten deze functie, ziet men dat ze al gauw bestempeld worden als de aardschurk en in de saga’s manifesteert zich dat in het stereotiepe beeld van de moordlustige, gewelddadige ruziestoker. Ze dagen zelfs de helden van hun heer uit, zoals wordt beschreven in onderstaande passage:

The winter wore on now to the time when king Hrolf’s berserks were expected home. Bothvar asked Hjalti about the berserks’ habits. It was their custom, he said, when they returned to court to go up to every man present, and first of all to the king, and ask whether he reckoned himself as brave as they. (Jones, 1999: 285)

Fabing beschrijft hen als volgt: ‘a predatory group of brawlers and killers who disrupted the peace of the Viking community repeatedly’.78 Ook Saxo Grammaticus vermeldt in zijn een dergelijke groep krijgers:

The young warriors would harry and pillage the neighbourhood, and frequently spilt great quantities of blood. They considered it manly and proper to devastate homes, cut down cattle, rifle everything and take away vast hauls of booty, burn to the ground house they had sacked, and butcher men and women indiscriminately. (Fisher, 1979: 163)

De berserkir waren ook niet vies van het kidnappen en verkrachten van vrouwen die achteraf door de held van de saga werden gered. Over dit gedrag was Saxo ontzet en hij schrijft hierover het volgende:

So outrageous and unrestrained were their ways that they ravished other men’s wives and daughters; they seemed to have outlawed chastity and driven it to the brothel. Nor did they stop at married women but also debauched the beds of virgins. No man’s bridal-chamber was safe; scarcely any place in the land was free from the imprints of their lust. (Fisher, 1979: 118)

78 Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific Montly 83, p. 232. 48

Het mag ons dan ook niet verwonderen dat deze praktijk aan banden werd gelegd door de wet. In 1015 verbood koning Erik berserkir en berserksgangr. Een eeuw later, in 1123, verklaarde de IJslandse Christelijke Wet het volgende: ‘If someone goes berserk, he is punished with lesser outlawry and the men who are present are also banished if they do not bind him.’ Fjorbaugsgarðr (lesser outlawry) was een straf waarbij de beklaagde drie jaar verbannen was van het land. Berserksgangr werd hierdoor geclassificeerd onder heidense en magische praktijken, allemaal onaanvaardbaar in een Christelijke gemeenschap.79 Met de opkomst van het christendom in Scandinavië in de twaalfde eeuw en het verdwijnen van de cultus van Óðinn, verdween ook de berserkr uit de Viking maatschappij.

79 Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson, p. 285. 49

3.3 Poëet en vechtersbaas

He was a great, hulking crag of a man, larger than life and twice as ugly. He was a man of violence and violent contrast, a demonic, greedy, ruthless warrior with an extraordinary genius for poetry, volcanic rages and merciless brutality who was still capable of deep and abiding love, a miserly, spiteful man who was also touched with a sublime nobility of the soul. (Magnusson, 2003: 236)

Deze beschrijving typeert een wel heel bijzonder personage uit de IJslandse familiesaga’s: de dichterkrijger. Het is een type krijger vol van tegenstrijdigheden. Hij combineert op een unieke wijze een gewelddadige inborst met een uitzonderlijke zin voor schoonheid en emotie.

3.3.1 De dichterkrijger

Tijdens de Vikingtijd bestond een traditie van dichters in Noorwegen en IJsland die men skalden noemde. De IJslandse skalden torenden ver boven hun Noorse collega’s uit. De weinige Noorse skalden die men nog bij naam kent na Eyvindr zijn van absoluut geen betekenis. Men zou daaruit kunnen concluderen dat de skaldenkunst in Noorwegen uitstierf en op IJsland voortleefde, omdat de uitwijking zoveel grote begaafde geslachten uit het land verwijderde. Zo een conclusie zal wel niet juist zijn; de kunst moet ook in Noorwegen voortgeleefd hebben. Ze is echter niet bewaard, omdat de optekening een IJslandse traditie was en zeer waarschijnlijk is, dat IJslanders de liederen van landgenoten wilden bewaren, en niet die van hun concurrenten, de Noren. (Bolckmans, 1984: 55)

Bovendien staat in acht IJslandse familiesaga’s een dichterkrijger centraal: Egils saga Skallagrimssonar; Kormákrs saga; The Saga of Hallfreðr the Troublesome Poet; Bjarnar saga Hítdælakappa; Gunnlaugs saga Ormstungu; Fóstbrœdra saga; Killer-Glums saga; Víglunds saga.80 Deze saga’s zijn een combinatie van de genres lyriek en biografie. Alle portretteren ze figuren die vol paradoxen en ambiguïteit zitten. Wiliam Sayers verwoordt het als volgt: ‘The saga protagonists from the tenth and eleventh centuries are multifaceted – poets, fighters, wits, raiders, and traders – but they also have personalities shot through with contradiction and ambiguity. Approaching them through the combination of biographical prose, the skalds’ own verses, and spurious compositions, we have a further refracted view of this fissuring.’81

80 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. lx. 81 Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. 50

Deze biografieën vertellen een diepmenselijk verhaal waarin de protagonist sterk psychologisch wordt afgeschilderd. De figuur van de dichterkrijger is opgebouwd rond tegenstellingen, een tweestrijd die zich op allerlei mogelijke manieren manifesteert in zijn levensverhaal. Ze zijn verwikkeld in een hevige strijd die ze niet enkel voeren met anderen, maar ook een innerlijk vaak alles verscheurend gevecht. In de prozatekst en nog meer in de poëzie komt de dichters ware aard naar boven. Zijn levensverhaal wordt niet alleen opgedeeld in deze twee vormen, elke vorm krijgt zijn eigen functie toebedeeld. In versvorm geeft de dichter uitdrukking aan zijn diepste gevoelens en bewondering voor andere personen, in volzinnen krijgen we de zakelijke feiten over het leven dat de poëet leidt. Volgens Sayers is hier ook sprake van een zekere vorm van ‘emotional cross-dressing’.82 Het uiten van gevoelens is een eigenschap die wordt toegeschreven aan vrouwen. Een man moet vooral sterk zijn en in ieder geval zijn emoties niet tentoonspreiden. Men krijgt hier als het ware een vervrouwelijking van de dichterkrijger. De functie van de dichterkrijger in de maatschappij is tweeledig. Enerzijds vervult hij de rol van hofdichter en rondreizend krijger. Als krijger neemt hij deel aan vele gevechten waarvan hij aan de hand van ingenieuze kennings later verslag uitbrengt. Het was in de eerste plaats zijn taak “to celebrate ‘institutionalized violence’ in stereotypical phrases for the delights of the military paymasters and their retinues. Self-awareness was not the result of withdrawal from collective fury or boisterousness, but of sharing it. As the chief bends waves, winds, men, women, and peoples to his will, so the poet wrestles the whole experience into metre, and addresses the chief by the second person singular: thou, like an equal.”83 Zij bezingen de geschiedenis van een roemrijk heerschap. In Gunnlaugs saga Ormstungu, draagt Gunnlaug een gedicht op aan koning Ethelred bij zijn aankomst aan diens hof: All the army’s in awe and agog at England’s good prince, as at God: everyone lauds Ethelred the King, both the warlike king’s race and men’s kin. (Thorsson, 2000: 572)

In het buitenland kent de dichterkrijger veel succes zowel als persoon als als dichter. Anderzijds is hij ook een buitenstaander in zijn thuisland, IJsland. Naast zijn primaire functie als hofdichter die heldhaftige en bloedige veldslagen meemaakt, geeft de dichter in zijn poëzie uiting aan een brede waaier van persoonlijke gevoelens.

82 Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. 83 Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the . Oxford: Blackwell Publishing, p. 28. 51

Kormákr Ogmundarson’s adulterous thoughts on the Steingerðr he loved, and his contempt for her husband; Bjorn Hítdælakappa’s bitterness of his former betrothed Oddny’s married sex-life; Egill’s disgust at his own infirmities; show rampant self-regard among the gifted colonials, if they can be relied on as viking-age utterances in their present form. (Christiansen, 2006: 28)

Het is net door het uiten van deze persoonlijke gevoelens dat ze geen sociale aanvaarding genieten in IJsland. Zo verleiden ze met hun gedichten getrouwde en ongetrouwde vrouwen. Kormakr verwoordt zijn liefde voor een vrouw in zijn poëzie, maar wordt door haar afgewezen en ze trouwt tot tweemaal toe met een andere man. Hun gedichten dienden niet enkel om vrouwen te eren, ze spraken ook lasterlijk over mannen. Hierdoor kwamen ze vaak in opspraak met de wet. Bepaalde vormen van laster waren zo krachtig dat het IJslandse wetboek Grágás voorschreef dat een man vrij was om een ander te doden die bepaalde beledigingen had uitgesproken.84 Volgens dit zelfde wetboek waren beledigingen die in versvorm werden geuit nog veel krachtiger. Zo was volgens Grágás het componeren van slechts een halve strofe met de bedoeling om een ander te beledigen voldoende om volwaardige vogelvrijverklaring te krijgen.85 De straf voor het reciteren van een dergelijk gedicht was dezelfde als die voor het componeren. Doorheen Bjarnar saga Hítsdælakappa, zijn Bjorn en Þórður verwikkeld in een strijd die ze uitvechten door het uitspreken van schandelijke verzen. Na een aantal twisten, sluiten ze een overeenkomst. Wanneer Þórður zich realiseert dat hij een vers minder gereciteerd heeft dan Bjorn, reciteert hij nog een vers waardoor de overeenkomst teniet gedaan wordt. De woorden van een dichter waren potentieel gevaarlijk. In Hávamál verwoordt Óðinn het als volgt: Twee verslaan één, de tong doodt het hoofd; Onder elke pels verwacht ik een vuist. (Otten, 2004: 45)

Wat trouwens heel opvallend is, is dat bijna alle dichterkrijgers sterven in een gevecht buiten IJsland. Ze vallen letterlijk buiten de IJslandse maatschappij. Of zoals Sayers zegt: ‘The poet is a cultural ambassador but lacks an equivalent function at home.’86

84 Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press, p. 376. 85 Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press, p. 238. 86 Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. 52

In de meeste saga’s rond een dichterkrijger worden twee antagonisten tegenover elkaar geplaatst. In Gunnlaugs saga Ormstungu plaats men twee dichters, Gunnlaug en Hrafn, tegenover elkaar. Beiden houden van dezelfde vrouw Helga the Fair, kleindochter van die andere grote dichterkrijger Egil Skallagrimssonar. Beiden vechten om de liefde van deze vrouw. Aanvankelijk voeren ze dit gevecht in versvorm, later gaan ze elkaar te lijf met stalen zwaarden. De verzen die ze beiden uitspreken voor het duel dat hun beider dood tot gevolg heeft, vormt een finale climax van hun dichtkunst, hun haat ten opzichte van elkaar en hun liefde voor die ene vrouw: Before Gunnlaug went out on to the island, he spoke this verse: I’m ready to thread the isle where combat is tried –God grand the poet victory – a drawn sword in my hand; into two I’ll slice the hair-seat of Helga’s kiss-gulper; finally, with my bright sword, I’ll unscrew his head from his neck.

Hrafn replied with this: The poet doesn’t know which poet will rejoice – wound-sickles are drawn, the edge fit to bite leg. Both single and a widow, from the Thing the thorn-tray will hear – though bloodied I might be – tales of her man’s bravery. (Thorsson, 2000: 585-586)

In vele saga’s rond een dichterkrijger is er een juxtapositie tussen de dichter en een ander personage (vaak ook een dichter). Vaak vormt dit personage de tegenstander van de poëet en hij is tevens de man of geliefde van de vrouw van wie de dichterkrijger houdt. In Kormákrs saga staat Kormákr tegenover Bersi en Thorvald, in Gunnlaugs saga Ormstungu Gunnlaug tegen Hrafn en in Bjarnar saga Hítsdælakappa Bjorn tegen Þórður. Volgens William Sayers leidt dit tot ‘the curious ménage à trois effects of these sagas. Armed duels with rivals generate physical wounds, and verbal and artistic rivalry social wounds, but these are rarely fatal, although symbolic impairment may occur in both cases’.87 Tot op zekere hoogte zijn de twee antagonisten gelijkaardig, maar de tegenstander of (met een term die Sayers aanwendt) de ‘doppelgänger’ verschilt in enkele cruciale opzichten van de

87 Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. 53

protagonist. De rivaal is vaak knapper, beter in alles wat hij onderneemt. Het voornaamste verschil is dat hij sociaal aanvaard wordt. De negatieve karaktertrekken van de dichterkrijger worden meestal in zijn naam gereflecteerd: ‘ormstungu’ (slangentong), ‘troublemaker’, en dergelijke meer. De meeste dichters zijn opvliegend, moeilijk in de omgang en ongeduldig. Uiterlijk zijn ze minder aantrekkelijk dan hun antagonist. Kormak bears an Irish name and is described as dark-haired and -eyed; like Hallfred, Thormod has curly dark hair, plus a speech impediment, and has a dysfunctional right arm from an old injury. Gunnlaug is characterized by light chestnut hair, dark eyes and an ugly nose. These aberrations from the ethnically homogeneous West Norse are the physical homologues of differences in personality from the mainstream. [...] Flaws of personality may also be exteriorized in wounds that heal poorly, disfigure or disable. (Sayers, 2003)

De innerlijke strijd waarmee de dichterkrijger telkens opnieuw te kampen krijgt, komt het meest tot uiting in zijn gedichten. Deze drukken onmiskenbaar zijn persoonlijkheid uit: ‘dark, morose Óttar; uneasy, volatile, outspoken Sigvatr, St Olav’s friend; Eyvinðr, the competitive court-vegetable; Hallfreðr, the trouble-maker; emerge from the verses, not only from prose fiction’.88 Een karaktertrek hebben al deze dichters gemeen: ze zijn onvoorspelbaar, wispelturig en gewelddadig. Deze eigenschappen delen ze met de oppergod Óðinn. Hij is de god van de dichtkunst, de magie en de dood. Zijn naam is afgeleid van het Oudnoorse óðr wat zowel ‘geest, zang, dichtkunst’ als ‘woedend’ betekent.89 Men kan Óðinn tot op zekere hoogte zien als het archetype van de dichterkrijger. Hij is ook de god die ‘dichters en redenaars de gave der extase schonk, en in de IJslandse poëzie wordt vaak vermeld dat hij de magische mede won die inspiratie gaf’90. Volgens Skaldskaparmál doodden de dwergen Kvasir, die uit het spuug van Wanen en Asen gemaakt was en alle vragen wist te beantwoorden die hem gesteld werden. Het bloed van Kvasir werd vermengd met honing tot mede, die diegene die ervan drinkt tot dichter maakt.91 Óðinn wou deze mede kost wat kost te pakken krijgen en schrok niet terug om daarbij geweld aan te wenden. Dit geldt ook voor de dichterkrijger. In Gunnlaugs saga Ormstungu vechten

88 Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the Viking Age. Oxford: Blackwell Publishing. P. 28. 89 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 978. 90 Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos, p. 196. 91 Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning, p. 291. 54

Gunnlaug en Hrafn tot de dood. Zelfs na hun dood spoken ze door de dromen van hun verwanten om in versvorm hun gruwelijke einde te reciteren. He dreamed that Gunnlaug appeared to him, covered in blood, and spoke this verse to him. Illugi remembered the poem when he woke up, and later recited it to other people: I know that Hrafn hit me with the hilt-finned fish that hammers on mail, but my sharp edge bit his leg when the eagle, corpse-scorer, drank the mead of warm wounds. The war-twig of ’s thorns split Gunnlaug’s skull.

On the same night, at Mosfell in the south, it happened that Onund dreamed that Hrafn came to him. He was all covered in blood, and spoke this verse: My sword was stained with gore, but the Odin of swords sword-swiped me too; on shields shield-giants were tried overseas. I think there stood blood-stained blood-goslings in blood round the brain. Once more the wound-eager wound-raven wound-river is fated to wade. (Thorsson,2000: 592-593)

Zoals in bovenstaande verzen, wenden de dichters Óðinns naam aan in kennings. Deze kennings dragen vaak de betekenis van krijger (zoals in bovenstaand citaat the Odin of swords), geweld, zwaard of andere wapens. Daarnaast bespreken ze hun keuze voor de heidense oppergod en hun wantrouwen in Óðinn. The troublesome Hallfreðr (c. 1000) was as reluctant to ditch One-eye: all our race has made poems in praise of Odin. I recall the highly valued practice of people, my ancestors. Hallfred’s patron, Olaf Tryggvason (995-9) was baptized, and so reluctant I turn my hatred on the first husband of (Odin) because I serve Christ; for the rule of Odin pleased the poet well. As Lange put it: ‘Hallfreð’s Christianity was called Olaf’. It went deeper with Sigvatr, poet of the next Olaf, the saint (c. 1015-28), who spoke of his patron as his daughter’s godfather: O Lord, help him who my daughter home (hallowed be thy name) from heathendom made appear, and gave her the name Tofa. (Christiansen, 2006: 29-30)

Het kwam vooral door het wispelturige karakter van de god der dichtkunst, dat vele skalden zo makkelijk het christendom aannamen vanaf de elfde eeuw. Toch moet hier opgemerkt worden dat ze vooral onder invloed van hun heer en mecenas zich bekeerden tot het nieuwe geloof. Heel waarschijnlijk zal deze bekering tot het christelijke geloof niet geheel op vrijwillige basis gebeurd zijn.

55

De dichterkrijger is meer dan ieder andere Viking voortdurend verwikkeld in een tweestrijd van verbaal en fysiek geweld die voor sommige onder hen eindigt in de dood.

3.3.2 Egil, viking en dichter

Een dichter en Viking die hoog boven alle andere skalden torent is Egil, zoon van Skallagrím. Hij werd geboren in het begin van de tiende eeuw en werd meer dan tachtig jaar oud. Zijn leven wordt in detail beschreven door de al even omstreden en populaire auteur Snorri Sturlusson in Egils saga Skallagrímssonar. Egils saga is a great literary epic, an archetypical story of Viking derring-do and heroic passion set against the backcloth of tenth-century Anglo-Scandinavian history. (Magnusson, 2003: 174)

Zijn personage is getekend met een grote psychologische diepgang en is tot in de kleinste details uitgewerkt. Egil verenigt in zich de ideale vikingkrijger, de gevoelige skald en de onvoorspelbare berserkr. Hij verdient hier dan ook een afzonderlijke vermelding. In de eerste plaats representeert Egil het ideaal van de Viking als rondreizende krijger. Dit aspect manifesteert zich al vroeg in de jonge Egil. Als tienjarige jongen verwoordt hij in verzen waar het ‘viking-zijn’ op neerkomt: My mother said I would be bought a boat with fine oars, set off with Vikings, stand up on the prow, then enter port, kill a man and another. (Óskarsdóttir, 2004: 68)

Dit gedicht geeft exact het beeld weer dat contemporaine geschiedschrijvers neerpenden en het is nog steeds de visie van vele leken. Toch zal verder blijken dat de Noormannen veel genuanceerder waren. Uit Egils verzen kan men echter afleiden dat de Vikingen zelf de heldhaftige krijger als een soort van ideaalbeeld beschouwden. Al op jonge leeftijd gedraagt Egil zich naar dit beeld. Zo kan men in Egils saga lezen hoe Egil een andere tiener aanvalt en hem doodt.

56

Thord handed Egil an axe he had been holding, a common type of weapons in those days. They walked over to where the boys were playing their game. Grim had caught the ball and was running with the other boys chasing him. Egil ran up to Grim and drove the axe into his head, right through to the brain. (Óskarsdóttir, 2004: 67-8)

Egils vader, Skallagrim, schijnt geen aandacht te schenken aan het gewelddadige optreden van zijn jonge zoon. Zijn moeder Bera is echter trots op de verwezenlijkingen van haar kind en ziet in hem de beginselen van een groot krijger. Het blijken profetische woorden te zijn. Als jongeman reist Egil naar het buitenland. Het is op een van deze tochten dat hij en zijn broer Thorolf verwikkeld raken in de Slag te Wen Heath (ca. 925)92. Zijn broer sneuvelt en Egil krijgt hiervoor compensatie van koning Æthelstan van Engeland. Hij zal deze laatste bijstaan in de Slag te Brunanburh (ca. 937). Veel is over deze historische slag niet geweten, behalve wat tot ons gekomen is via Egils saga. But out of the mists of uncertainty which shroud the circumstances of the battle there looms one great figure, a towering crag of a man, larger than life and twice as ugly. His name was Egill Skallagrímsson, warrior and poet from Iceland. ( Magnusson, 2003: 174)

Egil blijft zijn hele leven lang een trouwe bondgenoot van de Engelse vorst. Toch kan Egil het niet altijd met elke machtige man vinden. In Noorwegen krijgt hij het aan de stok met Eiríkur blóðöx en in het bijzonder met diens koningin Gunnhild. Hij pocht onder andere over het feit dat hij drie onderdanen van Eiríkur in elkaar gehakt heeft recht naar Hell. Zijn Viking aard komt vooral naar boven in zijn lausavísur:

When he tries to make himself attractive to women, for example, it is by boasting of how he made the barns blaze. He prides himself on killing a miser, on killing queen Gunnhild’s son, on how he would kill a troubelsome berserk (“I’ll hack him down when I’m ready/ ... No mercy from the poet”), on how he twice took on 11 men by himself (“I carved the wolf’s carrion/And killed them all”), on how he was rewarded by one king and got the better of another (“The prince had praised me/With precious gold,/The wild king once/Was tamed by my words”). He describes how he used his teeth to tear out the throat of a certain Atli (“My teeth solved my troubles/And tore out his throat”), and how he vomited all over a certain Armod (“Many a guest’s gift/ Is even more gushing;/Now the ale has ended up/All over Armod”). Later he gouged out Armod’s eyes with his finger, leaving it hanging on his cheek. And so on. (Nolcken, 2001: 3)

92 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 218. 57

Zelfs op hoge leeftijd, blind en kreupel vindt Egil nog steeds plezier in een goed gevecht. Zo vertrouwt hij zijn dochter toe dat hij zijn enorme geldschat wil rondstrooien op het jaarlijkse Ding. Egil wil wat commotie veroorzaken: ‘I expect there’ll be plenty of pushing and shoving. It might even end with the whole Thing breaking out in a brawl’.93 Hij is en blijft trouw aan zijn krijgerinstincten tot aan zijn dood. Naast krijger is Egil eerst en vooral een dichter met een uitzonderlijk vermogen om emoties en persoonlijke ervaringen vorm te geven in zijn lyriek. Deze gave bezit hij al op driejarige leeftijd wanneer hij tegen zijn vaders zin naar een feest gaat bij Yngvar. I have come in fine fettle to the hearth of Yngvar, who gives men gold from the glowing curled serpent’s bed of heather; I was eager to meet him. Shedder of gold rings bright and twisted from the serpent’s realm, you’ll never find a better craftsman of poems three winters old than me. (Óskarsdóttir, 2004: 55)

“Buiten een groot aantal ‘lausavísar’ (48 in de saga, waarvan een aantal onechte) zijn van Egil drie grote gedichten bewaard: Hofuðlausn, Sonatorrek en Arinbjarnarkviða.”94 In deze lyriek komen alle aspecten van Egils persoonlijkheid aan bod. In de lausavísur pocht Egil over zijn daden als vikingkrijger. Volgens von Nolcken “Egil confirms that the Vikings wanted to present themselves much as they were remembered by those they traumatized. But they also wanted to be remembered for other things, too. This is where our picture begins to get complex and therefore interesting”.95 In Hofuðlausn vecht Egil letterlijk voor het behoud van zijn eigen leven. Het gedicht is niet enkel een redmiddel, maar tegelijkertijd prijst het de oorlogsdaden van Eiríkr blóðöx. Egil treedt hier op als hofdichter. Toch is hij geen onderdaan van het hof van Eiríkr, maar net als de hofdichter spreekt hij lof uit over Eiríkr als krijgsheer.

93 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 202. 94 Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 56. 95 Nolcken, Christina von (2001). Egill Skallagrimsson and the Viking Ideal. Chicago: University of Chicago, p. 3. 58

Sonatorrek is ‘het meest persoonlijke werk van Egil en één van de grootste gedichten uit het Noorden’.96 Het geeft uiting aan diepmenselijk verdriet en verscheurende twijfels in zijn geloof in Óðinn. De aanleiding tot de compositie van het gedicht zijn al even aangrijpend als Sonatorrek zelf. Als Egil verneemt dat zijn meest geliefde zoon Bodvar verdronken is, vertrekt hij meteen om zijn zoon te begraven naast zijn vader Skallagrim. Na de begrafenis sluit Egil zich op in zijn kamer en weigert te eten en te drinken. Het lijkt erop dat Egil zijn zoon wil vergezellen in de dood. Maar zijn dochter Thorgerdr komt daar een stokje voor steken en het is zij die haar vader aanzet om een gedicht te componeren ter ere van Bodvar. Now I want us to stay alive, Father, long enough for you to compose a poem in Bodvar’s memory and I will carve it on to a rune-stick. Then we can die if we want to. (Jones, 1999: 171)

Na deze aanmoediging maakt Egil een gedicht dat nog steeds de harten roert van ieder die het leest. Naast zijn verdriet om het verlies van zijn oogappel geeft Egill ook uiting aan zijn ambigue verhouding tot zijn god Óðinn. In Sonatorrek, Egill reviewed his relations with Odin, a family friend who had betrayed him by letting his family perish: I grew trustful, believing in him, until ... the prince of victory broke friendship and so no longer deserves offerings. Nevertheless, if I reckon it better, Odin did give him his poetic skill, and his powers of perfection. (Christiansen, 2006: 29)

Óðinn is een onbetrouwbare en wispelturige god die Egils zoon wegneemt, maar hem ook de gave van de poëzie geschonken heeft. De band tussen Óðinn en Egill gaat echter nog veel dieper. Net als Óðinn was Egill een begenadigd runenmeester en tovenaar.97 Egil heeft tevens een bijzondere band met vrouwen. Vaak is hij zelfs verlegen, in het bijzonder ten opzichte van zijn schoonzuster Asgerðr. Egill is heimelijk verliefd op haar en als zijn broer sterft, durft hij dit zelfs niet toegeven aan zijn beste vriend Arinbjorn. The goddess of the arm where hawks perch, woman, must suffer my rudeness; when young I would easily dare to lift the sheer clifts of my brow.

96 Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 57. 97 Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 57. 59

Now I must conceal in my cloak the outcrop between my brows when she enters the poet’s mind, head-dress of the rock-giant’s earth. (Óskarsdóttir, 2004: 103)

De derde drápa is gericht tot Arinbjorn. Arinbjarnarkviða is slechts in fragmenten aan ons overgeleverd in een moeilijk leesbaar handschrift. ‘Het is het loflied op zijn trouwe vriend, die de dichter heeft bijgestaan in de moeilijkste ogenblikken. De versvorm is eenvoudig, maar de taal bewijst het grote meesterschap van de dichter: kernachtig, beeldend en geladen met de magische kracht van woorden.’98 In zijn lyriek verwoordt Egil niet enkel zijn innerlijke gevoelens, maar hij beschrijft eveneens zijn uiterlijk voorkomen. Door zijn agressief gedrag en zijn vreemd uiterlijk wordt van hem gezegd dat hij een berserkr was.

He threw down his sword and shield, ran for Atli and grabbed him with his hands. By his greater strength, Egil pushed Atli over backwards, then sprawled over him and bit him through his throat. Atli died on the spot. Egil rushed to his feet and ran over to the sacrificial bull, took it by the nostrils with one hand and by the horns with the other, and swung it over on to its back, breaking its neck. (Óskarsdóttir, 2004: 144)

Niet alleen zijn opvliegende temperament draagt bij tot de misopvatting dat hij een berserkr of hamrammr zou zijn. Net als zijn grootvader Kveldulfr en zijn vader Skallagrim wordt hij beschreven als een fysiek onaantrekkelijke man. As he grew up, it soon became clear he would turn out very ugly and resemble his father, with black hair. When he was three years old, he was as big and strong as a boy of six or seven. (Óskarsdóttir, 2004: 54)

Bovendien wordt van zijn grootvader en vader gezegd dat ze berserkir en hamrammir zijn. Dit aspect van hun karakter kan men zelfs waarnemen in hun

98 Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum, p. 58. 60

namen: Kveldulfr betekent ‘Nacht Wolf’ en diens vaders naam, Bjalfi, betekent zoveel als ‘huid’ of ‘vacht’.99 Zij worden geplaatst ten opzichte van knappe mannen met een blanke huid en blonde haren die een zacht karakter hebben. Volgens de saga hebben zij deze goed eigenschapen van Egils grootmoeder Salbjorg geërfd. Toch moet men volgens Svanhildur Óskarsdóttir niet al te snel conclusies trekken: His nephew, the younger Thorolf, takes after him, in appearance as well as in character, and the two serve as an antithesis to the darker characters of Kveldulf, Skallagrim and Egil. But although Thorolf is graced with pleasant qualities from his maternal side, it should not be forgotten that Salbjorg’s father, Kari, was a berserk and that the wolf is hidden in the name (w)olf, as if to make us wary of drawing absolute conclusions. (Óskarsdóttir, 2004: xxii)

Egil lijkt op sommige momenten onoverwinnelijk. Aan het einde van de saga wordt deze mythe alleen maar uitvergroot wanneer men vertelt over de opgraving van Egils beenderen in Mosfell. The skull was astonishingly large and even more incredible for its weight. It was all ridged on the outside, like a scallop shell. Curious to test its thickness, Skafti took a fair- sized hand-axe in one hand and struck the skull with it as hard as he could, to try to break it. A white mark was left where he struck the skull, but it neither dented nor cracked. This goes to prove that such a skull would not have been easy for weak men to damage when it was covered with hair and skin. (Óskarsdóttir, 2004: 204)

Toch was Egil noch een berserkr, noch een hamrammr. Uit grondig onderzoek van onder andere de saga en archeologische vondsten in Scandinavië is men tot de conclusie gekomen dat Egil aan de ziekte van Paget leed. De saga alleen al biedt enorm veel informatie om tot deze diagnose te komen. Neem bijvoorbeeld de bovenstaande passage. Daarin wordt Egils schedel beschreven als ‘ridged all over on the outside like a scallop shell’100. Volgens Jesse L. Byock is de beschrijving heel correct: The precision is striking because the passage marks the only instance in all Old Norse literature that the otherwise well-known words hörpuskel (scallop shell) and báróttr (ridged, undulated, waved, corrugated, wrinkled) are used to describe human characteristics. A “scalloped” bone surface, unique in descriptions of Viking heroes, closely matches medical portrayals of Paget’s disease. Diagnoses repeatedly list irregularities of the outer skull surface, describing its appearance as corrugated and wavy. Such a feature appears in about one in 15 symptomatic cases. ( Byock, 1995: 3)

Andere symptomen van deze ziekte worden door Egil uitvoerig beschreven in zijn lausavísur: zijn misvormde hoofd, zijn vroegtijdige kaalheid, het slepen van zijn been, slecht gehoor, blindheid en koude voeten. Het bewijst onlosmakelijk dat er naast fictionele ook heel wat historische informatie uit de saga’s kan gehaald worden.

99 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. xxi. 100 Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd, p. 204. 61

Net zoals in de andere saga’s rond dichterkrijgers heeft ook Egil een tegenstander of dobbelgänger. In zekere mate is dit zijn broer, Thorolf Skallagrimsson. The descendants of Kveldulf can be divided into two groups, as is stated expressly in the closing chapter of the saga: handsome men, fair in complexion, and dark, ugly characters, shape-shifters who in appearance and in conduct are reminiscent of wolves. (Óskarsdóttir, 2004: xxi)

Thorolf behoort duidelijk tot de eerste groep. Hij is de aantrekkelijkste van de twee broers die huwt met Asgerður, de vrouw aan wie Egil zijn hart heeft verloren. Maar Thorolf is geen volwaardige dobbelgänger van Egil. Hij is geen dichter en sterft tijdens het verloop van het verhaal waardoor Egil met zijn geliefde Asgerður kan trouwen. Bovendien is er nooit echt expliciet sprake van rivaliteit tussen beide broers. De enige die de rol van Egils dobbelgänger enigszins invult is geen man, maar wel een vrouw: koningin Gunnhild. Vanaf het moment dat deze twee figuren elkaar ontmoeten, zijn ze in een woelige strijd verwikkeld die over meer dan dertig hoofdstukken loopt. Gunnhild thus, theoretically, dogs Egil for the best part of his career. It is not until Egil has finally won his battles over Asgerd’s inheritance in Norway that king Eirik is killed in England. This forces Gunnhild to leave England for Denmark, which marks her exit from the saga. (Óskarsdóttir, 2004: xxviii)

Alles loopt al mis bij hun eerste ontmoeting. Egil doodt een zoon van Gunnhild waarop zij wraak neemt door zijn broer Thorolf te laten doden. Bovendien beschikt Gunnhild net als Egil over magische krachten. Ze schrikt er dan ook niet van terug om deze aan te wenden in haar strijd tegen Egil. It is said that Gunnhild had a magic rite performed to curse Egil Skallagrimsson from ever finding peace in Iceland until she had seen him. (Óskarsdóttir, 2004: 122)

Gunnhild is een hamrammr iets dat ze gemeen heeft met enkele van Egils familieleden. In de gedaante van een zwaluw probeert ze Egil te verhinderen dat hij een gedicht kan componeren om zijn vel te redden. Egil said he hadn’t composed a thing: ‘A swallow has been sitting at my window twittering all night, and I haven’t had a moment’s peace.’ Arinbjorn went out through the door that led to the roof. He sat down near the attic window where the bird had been sitting, and saw a shape-shifter in the form of a bird leaving the other side of the house. (Óskarsdóttir, 2004: 126)

62

In tegenstelling tot de saga’s over andere dichterkrijgers, wint Egil de strijd van Gunnhild. Egils saga is het verhaal van een heel opmerkelijke dichterkrijger en een ware Viking.

63

4 Krijgslustige Vrouwen

There were once women in Denmark who dressed themselves to look like men and spent almost every minute cultivating soldiers’ skills; they did not want the sinews of their valour to lose tautness and be infected by self-indulgence. Loathing a dainty style of living, they would harden body and mind with toil and endurance, rejecting the fickle pliancy of girls and compelling their womanish spirits to act with virile ruthlessness. They courted military celebrity so earnestly that you would have guessed they had unsexed themselves. Those especially who had forceful personalities or were tall and elegant embarked on this way of life. As if they were forgetful of their true selves they put toughness before allure, aimed at conflicts instead of kisses, tasted blood, not lips, sought the clash of arms rather than the arm’s embrace, fitted to weapons hands which should have been weaving, desired not the couch but the kill, and those they could have appeased with looks they attacked with lances. (Fisher, 1980: 212)

Bovenstaand citaat is een van de vele referenties naar vrouwelijke krijgers die men aantreft in Saxo Grammaticus’ Gesta Danorum. Deze Noordse amazones komen niet alleen in Saxo’s werk voor. Ze vinden hun oorsprong in het Oudnoorse heidense geloof in de dienaressen van Óðinn, de walkuren. In de Oudijslandse saga’s komen opmerkelijke vrouwelijke strijders voor in de vorm van schildmaagden en maagdenkoningen. Bovendien vinden ze tevens hun gelijke in historische figuren. Volgens mij worden zij nog al te vaak overschaduwd door hun mannelijke collega’s, omdat zij de grenzen van de traditionele sekserollen en hun biologische sekse overschrijden. The traditional image of gender in Viking Age Scandinavia is that of the woman as the keeper of the keys of the household and the man as the one whom actively takes part in the realm outside the household. There are, as we have seen, exceptions in the literature, such as the woman warrior, the maiden king, and other ”traditional” headstrong women. (Norrman, 2000: 379)

Volgens de traditionele sekserollen, vervult de Noordse vrouw een passieve rol als huishoudster en ze vult haar tijd met onder andere borduren. De man speelt een veel actievere rol als krijger. Deze traditionele rolverdeling hangt samen met de biologische sekse. De vrouwen die in dit hoofdstuk worden besproken, behoren tot de transgender101-groep. Ze verkennen de grenzen van de traditionele rolpatronen, maar verloochenen daarbij hun biologisch geslacht niet. Ze kleden en gedragen zich met andere woorden als man en als krijger, maar blijven steeds herkenbaar als vrouw. In dit werk richt ik de schijnwerpers op deze opmerkelijke en sterke vrouwen.

101 “Transgender is a term used for someone who crosses the barriers of gender but not the ones of sex, i.e. someone who lives in the gender opposite to the one given by birth.” Deze term wordt vernoemd door Feinburg (1996), pp. IX-XVII, 3-9, en Butler (1990), pp. vii-xii, 1-34. 64

4.1 De mythologische strijdster

De mythologische strijdster, de valkyrja of walkure, spreekt nog steeds tot de verbeelding van artiesten en schrijvers. Toch wordt de term nu vooral in een ietwat negatieve zin aangewend om sterke eigenzinnige vrouwen te karakteriseren.

4.1.1 De walkure De walkure is een godin van het slagveld. Het Oudnoorse woord valkyrja betekent letterlijk “diegene die de gesneuvelden kiest” en is afgeleid van de termen valr, “de gesneuvelden”, en het werkwoord kjósa, “kiezen”. De voorstelling van de walkure, en mogelijk ook het woord zelf, komt waarschijnlijk van het Oudengelse wœlcyrie, oorspronkelijk een lijkendemon, die later menselijke trekken krijgt.102 In de Oudnoorse wereld zijn het mythologische vrouwelijke wezens die een nauwe band hebben met de Noordse oppergod Óðinn. In een andere benaming voor de walkuren, namelijk ósk-meyjar, wordt die speciale band nog sterker uitgedrukt. Heather O’Donoghue legt het als volgt uit: “We can see the same double meaning in a poetic term for valkyrie (which itself means ‘chooser of the slain’): ósk-mey. The ósk-meyjar are both maidens who choose (selecting the finest warriors to continue the fight in Vallhöll) and chosen ones, those specially favoured by the god of battle, Óðinn. In fact, Óski is listed as one of Óðinn’s many names; it is related to the modern English word ‘wish’.”103 Het is in opdracht van deze god dat de walkuren de slagvelden afzoeken naar helden en krijgers die een plaats verdienen in het walhalla, de zaal van de gesneuvelden. In Völupsa beschrijft de zieneres hoe de walkuren zich klaarmaken voor hun zoektocht op aarde. Ik zag walkuren, zij kwamen van ver, klaar voor hun rit naar het volk van de goden: Toekomst hield haar schild hoog, Spits volgde, daarna Slag, Strijd, Paal en Speerspits. Nu zijn de meisjes van de Krijger genoemd, de walkuren staan klaar voor hun rit naar de aarde. (Otten, 2004: 31)

Ze vormen een unieke band tussen de wereld van de goden en de wereld van de mensen. Naast hun primaire taak van het uitkiezen en begeleiden van heldhaftige

102 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 961. 103 O’Donoghue, Heather (2004). Old Norse-Icelandic Literature. A Short Introduction. Oxford: Blackwell Publishing Ltd, p. 77. 65

krijgers naar het walhalla, moeten de walkuren de uitverkorenen eens aangekomen in het hiernamaals voorzien van mede. Grímnismál geeft een beschrijving van deze tweede functie van de walkure, een dienares in het walhalla. Sidder en Nevel moeten mij een beker brengen. Bijltijd en Spits, Strijd en Kracht, Raas en Krijgsboei, Schreeuw en Speerstorm, Schildslag, Radslag en Godenkind: zij brengen de keurtroepen hun bier. (Otten, 2004: 71)

Uit de periode tussen de achtste en de elfde eeuw zijn heel wat archeologische vondsten tot ons gekomen met afbeeldingen van vrouwen die een drinkbeker vasthouden. Zo werden in Zweden verschillende zilveren amuletten teruggevonden uit de achtste eeuw die walkuren afbeelden met een drinkbeker in de hand. Naast amuletten met dergelijke afbeeldingen, zijn er heel wat beeldstenen waarop vergelijkbare figuren worden geportretteerd. Een mooi voorbeeld hiervan is de onderstaande beeldsteen uit Broa, te Halla in Zweden, die dateert uit de periode 700-800. Op de Broa-steen worden twee veelvoorkomende motieven getoond. Onderaan wordt een schip afgebeeld met krijgers. Het is echter het bovenste motief dat hier van belang is. We zien een walkure die een drinkhoorn aanreikt aan een krijger te paard. De afbeeldingen op deze steen zijn bijzonder gedetailleerd weergegeven. Zo is duidelijk te zien dat de ruiter een zwaard als wapen draagt, het werkinstrument van een krijger.

66

Op basis van de al geciteerde Edda-gedichten, Völuspa en Grímnismál, maakte Snorri Sturlusson een lijst op met twintig namen van walkuren.104 Als puur mythologische figuren spelen ze geen actieve rol in een gevecht of oorlog. Toch worden deze begrippen gereflecteerd in hun individuele namen. Bovendien worden hun namen vaak aangewend in kennings om termen aan te duiden die in nauw verband staan met het slagveld. Zo wordt de naam Skögul vaak gebruikt als walkure naam in kennings.

borð Sköglar → “board of Skögul” (schild) dynr Sköglar → “din of Skögul” (gevecht) eldr Sköglar → “fire of Skögul” (zwaard) kápa Sköglar → “cape of Skögul” (maliënkolder) gagl Sköglar → “gosling of Skögul” (raaf) (http://www/hi.is/~eybjorn/ugm/kennings/s2voca.html)

De raaf is een vogel die geassocieerd wordt met het strijdgeweld. Deze vogel staat vaak symbool voor de walkure en hun sterke band blijkt eveneens uit de laatstgenoemde kenning. De raaf wordt onlosmakelijk verbonden met de doden van het slagveld en werd al gauw aanzien als een slecht voorteken. ‘The raven screamed aloft, black and greedy for corpses … The raven rejoiced in the work,’ says the Anglo-Saxon poem ‘Elene’, and another called ‘Judith’ speaks of ‘the dark raven, bird greedy for slaughter’. The Anglo-Saxon Chronicle entry for the year 937 records the victory of King Athelstan at the battle of Brunanburgh and reports that the carrion eaters on the battlefield were ravens (Corvus corax) and white-tailed sea eagles (Haliætus albicilla). And in Celtic mythology, the goddesses of war, Babd and Morrigu, transformed themselves into crows and ravens when they followed the arch of armies or hovered over a battlefield. (Bates, 2002: 145-146)

Niet enkel in de Noordse mythologie is er een verband tussen de godinnen van het slagveld en de raaf, ook in de Keltische mythologie treedt een gelijkaardige band op tussen de oorlogsgodinnen, Morrigu en Babd, en de vogel wiens vorm zij kunnen aannemen. De raaf wordt tevens afgebeeld op de zogenaamde Raven Banner. Onder dit vaandel trokken onder andere de Denen ten strijde. De Raven Banner zou als het ware tot leven komen, “always in time of war a raven seemed as it were to appear on it, in victory opening its beak and beating its wings, restless in its feet, but very quiet and drooping in its whole body in defeat”105. In een twaalfde-eeuwse

104 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 38. 105 Bodvarsdottir, Hrafnhildur (1989). The Function of the Beasts of Battle in Old English Poetry. Ann Arbor: University Microfilms International. 1989, p. 111. 67

kroniek brengt William Ramsey verslag uit over hoe Siward aan zo een Raven Banner komt. Siward’s bodyguards were kept at a distance. The crows wheeled above the gleaming beach as the tide drew in. And there on the beach, he saw a cloaked figure of an old man. They met. The old man prophesied Siward’s future, and gave him advice. Then he reached into his tunic, and pulled out a banner, called Ravenlandeye. It had on it the image of a raven – the emblem of Odin, god of the wizards, who had the ravens Huginn and Muninn as his messengers. (Bates, 2002: 154)

De walkuren worden ook gezien als de wevers van het lot in het gedicht Darraðarljóð106. Het is een bloederig relaas over de Slag bij Clontarf in 1014, waarbij de walkuren het lot bezingen van de helden. Volgens Jenny Jochens bevat het gedicht “a remarkable mixture of gender methapors, as the outcome of masculine battle is determined by the feminine activity of weaving performed by martial but female ”.107 In de Helgi-gedichten – Helgakviða Hundingsbana in fyrri, Helgakviða Hjörvarðssonar en Helgakviða Hundingsbana önnor – krijgen ze een bijkomende rol als beschermengel van de held tijdens de veldslagen. Zo snelt Sigrun met haar walkuren Helgi ter hulp tijdens een gevecht. Toen kwamen gehelmde wezens vanuit de hemel, zij beschermden de vorst – het speergekletter tierde – en Sigrun zei – toen de wezens der wonden vlogen en het paard van de trol het voer der raven at […] . 108 (Otten, 2004: 143)

Sommige van de walkuren verloren hun mythologische status en bijzondere kwaliteiten eens ze huwden met een aardse man. Dat is onder andere het geval voor Svava, van wie de al genoemde Sigrun de reïncarnatie is. Eens Svava beslist om te huwen met haar geliefde, zijn haar dagen als walkure voorbij. Koning Helgi was een machtig krijgsman. Hij ging naar koning Eylimi en vroeg om de hand van zijn dochter Svava. Helgi en Svava zwoeren daarop elkaar trouw en zij hielden ongelooflijk veel van elkaar. Svava bleef thuis bij haar vader en Helgi ging op krijgstocht. Toch was Svava een walkure zoals vroeger. (Otten, 2004: 149)

Al staat hier te lezen dat ze “een walkure zoals vroeger” was, lezen we naar het einde toe van het verhaal dat zij niet langer in staat was om haar geliefde te beschermen tijdens de strijd.

106 Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware, Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd, pp. 349-351. 107 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 39. 108 De laatste twee verzen moeten als volgt gelezen worden: “toen de walkuren vlogen en de wolf de lijken opvrat”. (Otten, 2004: 328) 68

De godin wordt vaak ten onrechte als een oorlogsgodin gezien. Dit is een misvatting. Toch kan van haar gezegd worden dat zij de eerste of belangrijkste der walkuren is. Zij wordt onder meer Valfreyja genoemd in Skaldskaparmál (17). Volgens Grímnismál mag zij over een aantal van de uitverkoren krijgers beschikken die Óðinn toebehoren. De Mensenweide is de negende, waar Freyja in haar zaal de keuze van de zetels bepaalt. Zij kiest elke dag de helft der gevallenen, Odin de andere helft. (Otten, 2004: 68)

Het lijkt wel alsof Freyja het hoofd is van de walkuren, aangezien zij als eerste een keuze mag maken uit de gesneuvelden voor Óðinn. De walkuren rijden meestal in groep uit naar het slagveld. In Darraðarljóð vormen ze een groep van twaalf die zich in tweeën opsplitst. Then they pulled the web down and into pieces, and each one held on to what she had in her hands. Dorrud then went away from the window slit and returned to his home, but the women mounted their horses and rode away, six to the south and the other six to the north. (Hollander, 1998: 352)

Zowel de walkuren als de godin Freyja staan dicht bij de uitverkoren gesneuvelden die een plaats krijgen in het walhalla. Zij begeleiden, bedienen en beschermen de Noordse helden met hun uitzonderlijke krachten. Toch nemen ze nooit de mannelijke rol op zich. Noch Freyja, noch de walkuren nemen ooit een zwaard ter hand. Het beeld van de gewapende vrouw met maliënkolder is een concept dat pas in de Romantiek ontstond. De walkure kreeg een geheel nieuwe rol toebedeeld die mede door Wagner’s opera Die Walküre deel ging uitmaken van het populaire gedachtegoed. In deze zin wordt de walkure voorgesteld als een krijger en neemt ze dus de mannelijke rol op zich. Maar in de Oudnoorse mythologie en literatuur, blijft ze zitten in de traditionele rol die haar sekse wordt toegeschreven. Hierop bestaat slechts een uitzondering, namelijk Brynhildr.

69

4.1.2 Brynhildr: walkure en strijdster

Brynhildr is de naam van een mythologische heldin die een walkure en schildmaagd is. Haar naam betekent “de gewapende vrouwelijke krijger” en is afgeleid van de termen brunja, “een soort maliënkolder”, en hildr, “gevecht, oorlog”.109 Zij figureert zowel in de Oudnoorse literatuur als in het Oudhoogduitse Nibelungenlied. Toch wordt Brynhildr veel dieper en in meer detail uitgewerkt in de Noordse verhalen. In het Nibelungenlied is zij een vrij kleurloze heldin die al te gauw een passieve rol krijgt toebedeeld. Zoals we verder zullen zien, spreekt de Noordse Brynhildr veel meer tot de verbeelding. Haar personage verkent de grenzen van de traditionele genderrollen en ze behoort tot de transgender-groep. Haar verhaal wordt grotendeels verteld in Völsunga Saga en in de Edda-gedichten die dezelfde stof behandelen. In deze gedichten komen de namen Brynhildr en Sigrdrífa voor die beide verwijzen naar een walkure. Ik ga ervan uit dat Brynhildr en Sigrdrífa een en dezelfde persoon zijn. De naam Sigrdrífa betekent “zegeschenker” en is afgeleid van het Oudnoorse sigr, “victory”, en het werkwoord drífa, “to drive”.110 Jenny Jochens maakt een duidelijk onderscheid tussen beide vrouwen, toch is het onderscheid tussen de twee niet eenduidig te bepalen. Vandaar dat ik deze twee vrouwen als representaties van een personage zie. Daar waar zij in de bronnen Brynhildr wordt genoemd, neem ik deze naam over. Hetzelfde geldt voor de naam Sigrdrífa. Als we de verschillende bronnen chronologisch doorlopen, kunnen we een evolutie waarnemen in het personage van Brynhildr gaande van walkure over schildmaagd naar een sterke en wraaklustige vrouw. Haar lot is onlosmakelijk verbonden met dat van de held Sigurðr. Volgens de Poëtische Edda en de Völsunga Saga werd Brynhildr geboren als dochter van Budli. Als walkure krijgt ze de opdracht om de strijd tussen Hjalmgunnar en Agnar te beslechten in het voordeel van Hjalmgunnar. Tegen Óðinns wil, zorgt ze echter dat Agnar overwint. Hiervoor straft de god haar door haar te laten slapen. Maar Odin stak haar voor straf met de slaapdoorn. Hij zei haar dat ze nooit van haar leven iemand de zege zou kunnen verlenen en dat ze moest trouwen. ‘Ik zei hem dat ik een eed zou afleggen dat ik niet met een man zou trouwen die vrees kende’. (Otten, 2004: 189)

109 Gordon, E.V. (1956). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 337 en p. 354. 110 Gordon, E.V. (1956). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 380 en p. 339. 70

In haar rol als walkure heeft ze een nauwe band met de Asen en de Wanen. Ze krijgt directe orders van de machtigste onder hen en negeert deze compleet. Haar handelingen worden afgestraft zoals Lena Norrman stelt: “Óðinn reimposes the male order on the narrative by telling Brynhildr that she will not win a fight again and that she has to abandon the life of a warrior and become a wife and mother instead. She has to return to her gender role given by birth.”111 In Fáfnismál leren we meer over Sigurðr. Hij doodt de draak en door diens bloed te drinken kan Sigurðr de vogels verstaan. HET DERDE MEESJE ‘Hoog staat een hal op het Hoogland der Hinde, rondom is hij omwonden door vuur; een bouwwerk vervaardigd door kundige mannen uit de glinstering van de Grijnzende Gloed.’

HET VIERDE MEESJE ‘Op de berg ligt een walkure te slapen, boven haar likt het verderf van de linde; de Verschrikkelijke stak met een doorn: hij beval de godin van het linnen een ander te doden.’

HET VIJFDE MEESJE ‘Daar vind je de vrouw met de helm, knaap, die weg van de veldslag Vingskorni bereed; jij, zoon van Skjöldung, mag Sigrdrifa niet uit haar slaap halen eer de nornen het schikt.’ (Otten, 2004: 187)

Vanaf dit moment is het lot en het leven van Brynhildr/Sigrdrífa verwoven met dat van de held Sigurðr. Door wat de meesjes hem hebben verteld, trekt Sigurðr met de schat van Fafnir richting Frankenland. Daar, op het Hoogland der Hinde, staat hij voor een muur van schilden. drong door deze muur van schilden en zag iemand in volle wapenuitrusting liggen. Eerst nam hij de helm van het hoofd en toen zag hij dat het een vrouw was. Haar maliënkolder zat strak, alsof hij met het vlees vergroeid was. Sigurd ritste met zijn zwaard Gram de maliënkolder open, van de halsopening omlaag en van daaruit naar beide armen. (Otten, 2004: 188)

Sigrdrífa is getooid in een maliënkolder zoals een krijger; iets dat ze gemeen heeft met de schildmaagden.112 Hier komt het transgender-aspect aan de orde. Sigurðr denkt eerst dat hij een mannelijke krijger voor zich heeft. Ondanks het feit dat Sigrdrífa als een man gekleed is, ontdekt de held door het aanschijn van haar gezicht dat zij een vrouwelijke krijger is. Bij deze ontmoeting verwijst zij ook naar haar

111 Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th International Saga Conference, p. 380. 112 Meer over de schildmaagden in de volgende paragraaf van dit hoofdstuk. 71

vroegere rol als walkure en haar band met de godenwereld. In het naar haar genoemde Sígrdrífumál, staan de volgende verzen: DE WALKURE ‘Leve de dag, leve de zonen van de dag, leve de nacht en het nachtkind! Blik met goedgunstige ogen ons beiden hier aan, schenk ons die hier zitten de zege!

Leve de Asen en ook de Asinnen, leve de zeer weldadige aarde! Schenk ons beide vermaarden spraak en verstand en helende handen zolang als wij leven.’ (Otten, 2004: 189)

Ze distantieert zich van de andere ons gekende walkuren, doordat ze een meer actief en onafhankelijk leven leidt. Dit uit zich op verschillende manieren. Not only has she directly participated in battle, but she also dared to contravene the chief god. Her independence is further illustrated when she speaks up against Óðinn and swears that she would never marry anyone who showed fear. A prose section within the poem explains that Óðinn punished her by pricking her with a sleep thorn and declared that “she would never again win victory in battle and that she should marry”. It appears from Óðinn’s words that he considered marriage and victory in war mutually exclusive, but it is not yet clear whether she would be allowed to fight but not to win, or whether marriage precluded warfare altogether. (Jochens, 1996: 91)

In de Poëtische Edda treedt een leemte op doordat acht manuscriptpagina’s van de Codex Regius verloren gegaan zijn. Deze leemte kan opgevuld worden door de ontbrekende passages aan te vullen met de gebeurtenissen uit de Völsunga Saga. Daarin wordt Brynhildr tegenover haar zus Bekkhild geplaatst. Bekkhild hield zich zoals de meeste vrouwen bezig met handwerk, “terwijl Brynhild de helm en de maliënkolder had aangenomen en oorlog voerde”113. We krijgen hier een duidelijk onderscheid tussen de traditionele rol van de vrouw en de rol die Brynhildr vervult. Brynhildr geeft haar levenswijze als reden op om niet met Sigurðr te trouwen. Brynhild antwoordde: ‘Het lot wil niet dat wij ons leven delen. Ik ben een schildmaagd; ik draag de helm samen met de krijgsheren. Ik sta hen bij en ben niet afkerig van oorlog voeren.’ ‘Wij gedijen het beste als we ons leven delen,’ antwoordde Sigurd, ‘zo niet, dan is het leed dat het lot ons heeft toebedacht groter dan het scherpste wapen.’ ‘Ik moet de krijgers monsteren,’ antwoordde Brynhild, ‘en jij zal met Gudrun trouwen, dochter van Gjuki.’ (Otten, 2004: 197)

Nadat beiden elkaar beloofd hebben te trouwen, vertrekt Sigurðr naar het hof van koning Gjuki. In Völsunga Saga staat te lezen dat Brynhildr naar huis terugkeert. Daar

113 Otten, Marcel (2004). Edda. De Liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning, p. 195. 72

aangekomen legt ze zich toe op het borduren van een wandtapijt met gouddraad waarop ze Sigurðrs zege op de draak afbeeldt. Brynhildr handelt nu volgens de rol die haar door de maatschappij wordt opgelegd. Volgens Lena Norrman gebeurt deze terugkeer niet zonder de nodige negatieve gevolgen: “Brynhildr now acts within the given roles of gender, but problems arise when someone wants to return to the role of gender given by birth after having acted outside the frames for the given model, in the sphere of transgender. We know by now that Brynhildr will not have a happy ending to her life, as told in the saga.”114 De vrouw van koning Gjuki, de tovenares Grimhild, wil het huwelijk van de twee geliefden hinderen. Door een magisch drankje van Grimhild vergeet Sigurðr zijn belofte aan Brynhildr. In zijn onwetendheid huwt hij met Gudrun. Grimhild wil haar zoon Gunnar aan Brynhildr koppelen. Het lukt hem echter niet om door de vlammenzee die haar omringt te komen. Met behulp van magie neemt Sigurðr het uiterlijk van Gunnar aan en hij slaagt er als enige in om door de vuurzee te rijden. Dezelfde dag ging Brynhild naar huis naar haar pleegvader en vertelde hem in vertrouwen dat een koning naar haar toe was gekomen: ‘… en hij reed door mijn vlammenwal en zei dat hij was gekomen om me te winnen en hij noemde zich Gunnar. Maar ik zei dat alleen Sigurd dat kon, met wie ik in de bergen een eed van trouw heb gezworen en hij is mijn eerste geliefde.’ (Otten, 2004: 203)

Door deze list huwt Brynhildr met Gunnar. Later in een twist tussen Brynhildr en Gudrun, laat deze laatste zich ontglippen dat het Sigurðr en niet Gunnar was die door de vlammenzee reed. Na dit te horen zint Brynhildr enkel nog op wraak. Zij zet haar man Gunnar aan tot het doden van Sigurðr. Ze neemt niet zelf het zwaard ter hand zoals ze dat voor haar huwelijk deed, maar beweegt zich nu binnen de grenzen van haar gender. De enige manier waarop ze wraak kan nemen, is door haar man te laten wraak nemen zoals dat door de wet wordt voorgeschreven. Hier in deze ballade is over de dood van Sigurd gesproken en het ziet er hier zo uit dat ze hem buiten doodsloegen. Anderen vertelden dat hij binnen is doodgeslagen, terwijl hij in bed lag te slapen. De Duitsers daarentegen zeggen dat hij buiten in het bos doodgeslagen is. In De oude ballade van Gudrun wordt ons verteld dat Sigurd doodgeslagen werd toen hij met Gjuki’s zonen naar het Ding onderweg was. Maar allen zijn het erover eens dat hij door bedrog en eedbreuk overrompeld werd en dat men hem overviel toen hij ongewapend uitrustte. (Otten, 2004: 214)

114 Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th International Saga Conference, p. 382. 73

Nadat Brynhildr verneemt dat haar eerste en enige geliefde Sigurðr werd gedood, wil ze alleen maar sterven. Ze is niet langer de walkure, schildmaagd of wraaknemer, maar een diepbedroefde vrouw die rouwt om het verlies van haar geliefde. Geslacht is hier niet langer van belang, want Brynhildr is hier eerst en vooral mens waarbij het onderscheid man/vrouw niet langer een rol speelt. In het Edda-gedicht Helreið Brynhildar, waarin Brynhildr voor de laatste keer wordt opgevoerd, worden we herinnerd aan de verschillende rollen die ze gedurende haar leven heeft vervuld. Ook al heeft ze tijdens haar leven het geluk niet gevonden, toch zal zij het vinden in het hiernamaals. Vrouwen en mannen die in de wereld worden geworpen, zullen tot in lengte van dagen veel leed dragen. Maar Sigurd en ik zullen samen de eeuwigheid delen: zink weg, trollenpak! (Otten, 2004: 230)

74

4.2 De heroïsche strijdster

Naast de walkure uit de Oudnoorse mythologie, onderscheiden zich in de heroïsche literatuur enkele opmerkelijke vrouwelijke krijgers. De skaldmeyjar en de meykonungar beantwoorden aan de mannelijke rol van de krijger. In tegenstelling tot de walkuren (met uitzondering van Brynhildr) zijn deze strijdsters getooid in maliënkolder en ze zijn behendig met zwaard en schild.

4.2.1 De schildmaagd

De schildmaagden zijn veel actiever betrokken in de strijd dan de mythologische walkuren. Dit aspect komt al tot uiting in de betekenis van de term skjaldmey. Skaldmey is een samenstelling van de Oudnoorse termen skjöldr, “een verdedigingswapen, een schild”, en de termen mær, “maagd”, en mögr, “knaap, zoon”.115 De dubbele betekenis van “mey” wordt eveneens gereflecteerd in de dubbele genderrol die de schildmaagd vervult in haar leven. In deze paragraaf wordt daar dieper op ingegaan. In de secundaire literatuur onderscheidt men twee groepen van schildmaagden: diegene die afstammen van de walkure en diegene die gebaseerd zijn op de notie van de “ring-lady” uit het Oudijslandse wetboek, Grágás. In deze paragraaf, zal worden ingegaan op beide groepen: de bovennatuurlijke schildmaagden en de menselijke schildmaagden. In de Sigurðr-cyclus van de Poëtische Edda staan de held Sigurðr en de heldin Brynhildr centraal. In de daarop voorgaande gedichten – Helgakviða Hundingsbana in fyrri, Helgakviða Hjörvarðssonar en Helgakviða Hundingsbana önnur – is de held Helgi de protagonist. In Helgakviða Hundingsbana önnur verkleedt Helgi zich als dienstmeid omdat dit het enige redmiddel blijkt te zijn tegen zijn vijand. Men stelt zich vragen bij zijn nogal mannelijke uiterlijk. ‘Fonkelende ogen heeft de dienstmeid van Hagel; dat is geen kafferfok die aan de molen staat, die stenen doet breken en de bak laat beven.

115 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 472 & p. 527. / Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. 382 & p. 371.

75

Hard is het lot dat de helmdrager raakt, een vorst moet de Waalse gerst malen; een zwaardgreep ligt beter in die hand, dan de zwengel van een molen.’ (Otten, 2004: 153-4)

Het uiterlijk van de dienstmeid (Helgi in vermomming) wordt verklaard door het feit dat ze als vrouwelijke krijger haar meesteres bijstond. ‘Er is geen gevaar, al brult de bak: een koningsdochter zwaait de zwengel; vroeger vloog zij hoog in de wolken, wist als een viking te vechten, voor Helgi haar tot gevangene maakte: het is de zus van Zegeloper en Högni, vandaar die woeste blik van Wolvenzoons dienstmeid.’ (Otten, 2004: 154)

Volgens Judith Jesch toont “Helgi in disguise […] that the idea of a woman warrior was not inconceivable to the Icelandic audience of the ”.116 In de Helgi-cyclus komen naast Helgi vele walkuren voor. Doch, zij verschillen sterk van de reeds vermelde walkuren doordat zij een actievere rol spelen in gevechten. Bovendien hebben deze vrouwen geen directe band meer met de goden, waardoor ze menselijker en aardser zijn dan de mythologische krijgsgodinnen. In Helgakviða Hundingsbana in fyrri en Helgakviða Hundingsbana önnur zijn de twee antagonisten Helgi Hundingsbani en de schildmaagd Sigrún. Beiden zijn de reïncarnatie van Helgi Hjörvarðsson en de schildmaagd Sváva uit Helgakviða Hjörvarðssonar. Op het einde van Helgakviða Hundingsbana önnur worden zij nogmaals herboren als Helgi Haddingsjaskaði en Kára. Deze schildmaagden – Sigrún, Sváva en Kára – behoren tot de schemerzone tussen de wereld van de walkure en die van de schildmaagd. Zij behoren niet tot de ‘zuivere’ schildmaagden omdat ze over bijzondere krachten beschikken, die hen tegelijkertijd ook onderscheiden van de walkuren. Jenny Jochens bevestigt dit aspect in Old Norse images of women: “The three women share certain supernatural features, among which the most spectacular is the ability – like the “airborns” on the morning traffic news – to ride through the air and above water (reiðlopt ok lög), as performed by Sigrún. The mythological poems do not attribute these feature to the valkyries.”117 Eylimi was de naam van een koning, zijn dochter heette Svava. Zij was een walkure en reed door de lucht en over het water. Zij was het die Helgi zijn naam gaf en hem vanaf toen vaak beschermde in het gevecht. (Otten, 2004: 146)

116 Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 179. 117 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 95. 76

In haar vlucht reisde de schildmaagd meestal in een groep van negen schildmaagden, in contrast met de walkuren die in een groep van twaalf reisden. ROETVLECHT ‘Jij wil liever haar hebben, Helgi, die vannacht met jouw mannen de haven verkende; de vrouw met goud getooid die mij overtrof, die hier aan land stapte om zo je vloot veilig te stellen. Haar schuld is het dat ik geen enkele krijger kon doden.’ […]

ROETVLECHT ‘Driemaal negen vrouwen, maar één reed voorop, een blanke vrouw met een helm. […]’ (Otten, 2004: 148-9)

In het hier boven geciteerd fragment, lezen we bovendien dat Sváva de kust verkent met de troepen van Helgi, zodat ze hem van komend onheil kan beschermen. Zij handelt hier totaal onafhankelijk van een enkel opgelegd bevel. Het gaat hier om een actie die men als mannelijk beschouwt: net als een mannelijke scout gaat ze op verkenning in het vijandig kamp waarbij ze een groep mannen leidt en ze zorgt er tegelijkertijd voor dat de vijand wordt uitgeschakeld. De acties die ze onderneemt en de ‘mannelijke’ krachten die ze bezit worden niet in vraag gesteld in de literatuur. Dit beaamt Jenny Jochens eveneens: “The manlike strength of shield-maidens was taken for granted. When, therefore, Helgi, disguised as a female slave, almost broke a mill asunder while working, the explanation was readily accepted that (s)he was a former shield-maiden.”118 Deze ‘mannelijke’ kracht is een eigenschap waarover zij al bij haar geboorte beschikt en die kracht maakt dus inherent deel uit van haar biologische sekse. Net als haar kunde om de toekomst en het lot van krijgers te voorspellen wordt deze eigenschap beschouwd als behorend tot haar vrouwzijn. De mogelijkheid om de toekomst te voorspellen is een eigenschap die in de Oudnoorse literatuur exclusief wordt toegeschreven aan vrouwen. Volgens Jenny Jochens werden de schildmaagden “perceived as possessing knowledge about the future, a subject inaccessible to all males, including gods.”119 Dat ze zich kleedt als een krijger met een helm en “[een] maliënkolder[…] besprenkeld met bloed”120, is een mannelijk aspect van haar persoonlijkheid. Hierdoor kan ze net als Brynhildr bestempeld worden met de term “transgender”.

118 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 96. 119 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 96. 120 Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning, p. 138. 77

Aan de rol als strijdster komt een einde wanneer de schildmaagd huwt. Dan wordt zij teruggeduwd in het voor haar te strakke korset van vrouwelijkheid en vrouwenkledij. In tegenstelling tot de walkure, met uitzondering van Brynhildr, hebben de schildmaagden relaties met aardse mannen. Zo heeft Sigrún een vader en meerdere broers. Ze wordt bovendien verliefd op de krijger Helgi met wie ze later zal trouwen. Zolang ze ongehuwd is, beschermt en staat ze hem bij op het slagveld. Eens de huwelijksgeloften zijn afgelegd, legt ze zich enkel toe op huishoudelijke activiteiten en ze verliest haar beschermingscapaciteiten. Tijdens een gevecht sneuvelt Helgi en Sváva/ Sigrún moet machteloos toezien hoe haar geliefde sterft.

In de Oudnoorse literatuur komen veel menselijke schildmaagden voor. Het oudste heroïsche gedicht, Hlöðskviða, brengt de schildmaagd Hervör ten tonele. Volgens Jenny Jochens is Hervör de meest authentieke, “who appears in the poem Hlöðskviða, preserved uniquely in the heroic saga Hervarar saga ok Heiðreks konungs and placed here in a genealogical chain of women warriors”.121 Hervör moet terecht beschouwd worden als de eerste, echte schildmaagd van wie alle andere schildmaagden onrechtstreeks afstammen. In Hlöðskviða is zij de zus van koning Angantýr en diens broer Hlödr. Wanneer Hlödr de troon opeist, kiest Hervör de zijde

121 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 97. 78

van Angantýr. Zij verdedigt de grens tussen Hunnenland en Gotenland door de troepen te verzamelen en hen te begeleiden in de strijd. De vijandige troepen zijn echter zo talrijk in getale en Hervör sneuvelt. Het tragische nieuws wordt als volgt aan koning Angantýr gemeld: Van Heidreks dochter weet ik dat zij ter aarde zonk, jouw zuster; de Hunnen hebben haar geveld en vele van je andere vazallen. Vechten was haar liever dan vrijers te woord staan, of als bruid op de bank plaats nemen. (Otten, 2004: 275)

Angantýrs opmerkelijke repliek op dit nieuws luidt als volgt: “Zij bewezen jou geen broederdienst, roemrijke zuster”.122 Hervör wordt hier beschouwd als ‘een van de jongens’ en werd in haar rol als legeraanvoerder onheus behandeld. Hlöðskviða, en in het bijzonder de figuur van Hervör, vormde de inspiratiebron voor een lang gedicht genaamd naar het centrale personage: Hervararkviða of Het lied van Hervör. Dit lied is beter bekend onder de titel The Waking of Angantýr.123 Als enig kind van haar vader moet Hervör diens dood wreken. Zij moet zich de rol van zoon toe-eigenen en het zwaard Tyrfingr bij haar dode vader opeisen. Het zwaard Tyrfingr speelt een cruciale rol in het gedicht en symboliseert in grote mate Hervör in haar rol als zoon en schildmaagd. Torfi H. Tulinius voegt hier het volgende aan toe: “The sword is an image of martial violence. Once the blade is unsheated, crime is unavoidable; once passions are unleashed, once war has been declared, there can be no surcrease until deaths have occurred.”124 De twee reeds genoemde gedichten – Hlöðskviða en Hervararkviða – werden herwerkt tot de saga Hervarar saga ok Heiðrekr konungs. Deze saga voert als antagonisten Hervör en haar zoon Heiðrekr op. Zij vormt de link tussen verschillende generaties mannen en het is haar voornaamste taak om Tyrfingr door te geven aan de volgende generatie. Al van kindsbeen wordt ze gekarakteriseerd als een vrouwelijke krijger: She was sprinkled with water, and given a name, and called Hervör. She was brought up in the house of the jarl, and she was as strong as a man, and as soon as she was able to do anything for herself, she would rather learn to use shield and sword than to

122 Otten, Marcel (2004). Edda. Liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keunin, p. 275. 123 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 98. 124 Tulinius, Torfi H. (2002). The matter of the North: the rise and fall of literary fiction in thirteenth-century Iceland (The Viking Collection: studies in Northern civilization 13). Odense: Odense University Press, p. 111.

79

work with embroidery and tapestry. She did often more harm than good, and when it became forbidden for her, she ran away to the forest and killed men in order to gain their wealth. (Tolkien, 1960: 10)

Als men beweert dat haar vader Angantýr niets meer was dan een slaaf, ziet zij zich genoodzaakt om zijn naam te zuiveren. Hervör sluit zich aan bij een groep Vikingen en eigent zich het mannelijke pseudoniem Hervarðr toe. Ze wordt de leider van de groep en reist als Hervarðr naar Sámsey waar haar vader begraven ligt. Hier voegt de auteur van de saga het gedicht Hervararkviða in. Door haar declamatie van dit gedicht verwerft Hervör het zwaard Tyrfingr. Lena Norrman concludeert in Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth dat Angantýr door het overhandigen van Tyrfingr de mannelijke macht aan Hervör geeft. Both her appearance and behavior are now conforming to a male role model. Androgyny has been much discussed among scholars who note the significant difference between male and female androgyny, where the discussion is made between the negative moral of a man behaving or dressing like a woman, while females dressing like a man are not considered to be negative. (Norrman, 2001: 377)

Volgens zowel Grágás als de Noorse Gulaþing Wet, verbiedt men mannen en vrouwen zich te kleden als het andere geslacht. Vrouwen gekleed in maliënkolder en voorzien van wapens overtreden dus de wet en werden op passende wijze gestraft. If a woman dresses in men’s clothing or cut her hair like a man or uses weapon in a dangerous way, that should be punished by lesser outlawry. It is the same punishment if a man dresses like a woman. (Dennis, 1980-2000: 125)

Heel opvallend in de lyriek en proza is dat de schildmaagden niet gestraft worden zoals dat door de wet bepaald wordt. Lena Norrman komt tot dezelfde conclusie en voegt daar het volgende aan toe: “The question is, then, if the authors of the sagas accepted women warriors or maiden kings as belonging to a different gender, as the narratives do not mention prosecution or punishment. Still, cross-dressing is considered to be something of a “problem” because the cultural gender model [...] is seriously challenged when faced with androgynes and maiden kings which do not fit into the model of gender defined by binary opposites. Here transgender would be a better term for those who socially act in the intermediary sphere between the poles.”125 Tijdens de wraakactie die Hervör onderneemt, transformeert zij in de zoon van Angantýr door de manier waarop ze zich kleedt en door het mannelijke pseudoniem

125 Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. 11th International Saga Conference, p. 377-378. 80

dat ze aanneemt. Zij wordt hierdoor niet meteen als vrouw erkend, maar als een man. Deels biedt dit een verklaring voor het feit dat schildmaagden ongestraft als man door het leven konden gaan. Bovendien kan het bestaan van de schildmaagd verklaard worden door de Baugatal-sectie uit Grágás waardoor we dit fenomeen in een sociale context kunnen plaatsen. There is also one woman who is both to pay and to take a wergild ring, given that she is an only child, and that woman is called “ringlady”. She who takes is the daughter of the dead man if no proper receiver of the main ring otherwise exists but atonement payers are alive, and she takes the three-mark ring like a son, given that she has not accepted full settlement in compensation for the killing, and this until she is married, but thereafter kinsmen take it. She who pays is the daughter of the killer if no proper payer of the main ring otherwise exists but receivers do, and then she is to pay the three-mark ring like a son, and this until she enters a husband’s bed and thereby tosses the outlay into her kinsmen’s lap. (Dennis, 1980-2000: 181)126

Net zoals de “ring-lady”, wordt Hervör “like a son” om haar doel te bereiken. Beide figuren zijn enig kind van de overleden man. Eens zij getrouwd zijn valt elke verantwoordelijkheid op de schouders van hun man. Nadat Hervör het zwaard Tyrfingr in handen heeft, geeft ze haar krijgersleven nog niet op. Samen met haar groep Vikingen gaat ze door met vechten. Op een bepaald moment wordt ze het vechten moe en ze legt zich toe op borduren en handwerk. Later zal ze huwen met een man die haar grootvader aan haar voorstelt. In tegenstelling tot Sváva/Sigrún, eindigt Hervörs carrière als schildmaagd niet doordat ze gehuwd is. Lang voor haar huwelijk heeft ze al besloten om aan haar militaire acties een einde te stellen. Toch keert ze net als de mythologische schildmaagden terug naar het biologische geslacht waarmee ze geboren is.

126 Mijn italics. 81

4.2.2 De maagdenkoning

Net zoals de schildmaagden, speelt de maagdenkoning een veel actievere rol dan de mythologische walkuren. De term meykongr is een samenstelling van de Oudnoorse termen mey, “maagd”, en konungr, “koning”.127 Deze benaming geeft al heel wat bloot over de typische kenmerken van de maagdenkoning. In The Maiden King in Iceland noemt Erik Wahlgren de termen meykongr en maiden-king.128 In zijn werk bespreekt Wahlgren de meest opvallende eigenschappen van de maagdenkoning. Een eerste eigenschap die al in de term meykongr wordt gereflecteerd, is dat dit type vrouw een maagd is. Toch hebben de maagdenkoningen vaak seksuele betrekkingen en men mag de term dus niet al te letterlijk interpreteren. Wat hier vooral bedoeld wordt, is dat deze vrouwen in hun rol als krijger en koning ongebonden of ongetrouwd zijn. De maagdenkoning is meestal een jonge vrouw die zowel beschikt over een gezonde dosis wijsheid als een mooi uiterlijk. Deze eerste eigenschap is onlosmakelijk verbonden met het tweede kenmerk van de maagdenkoning. Deze vrouwen zijn niet tevreden met de passieve functie van koningin. Zij willen regeren als een koning, vandaar meykongr. Om die functie te behouden moeten zij ongehuwd blijven. Eens zij huwen met een koning, nemen ze automatisch de rol van koningin op zich. Net als een koning leiden ze hun troepen in de strijd. Ze voeren het leger aan en delen bevelen uit, maar ze nemen vaak niet zelf deel aan de strijd. Dit aspect onderscheidt hen van de schildmaagden die een actievere rol speelden in het strijdgewoel. Toch nemen ze net als deze vrouwen, meestal tijdelijk, een mannelijke rol op zich. De maagdenkoning wordt begeerd door vele mannen, maar slechts een is uitverkoren om haar voor zich te winnen. Na heel wat obstakels en moeilijkheden stemt ze toe in een huwelijk. Zoals bij die andere maagden betekent het huwelijk een terugkeer naar de rol waarin zij geboren is, namelijk de vrouwelijke rol van huisvrouw en moeder. Volgens Wahlgren eindigt het verhaal van de maagdenkoning op deze manier steevast met een happy end. In de Oudnoorse literatuur komen heel wat voorbeelden van maagdenkoningen voor. Toch passen zij niet steeds in het strakke stramien van Erik Wahlgren. Een voor

127 Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, p. 527 en p. 427. 128 Wahlgren, Erik (1938). The Maiden King in Iceland. Ph.D. Diss. Chicago: University of Chicago Libraries. 82

een zijn het heel opmerkelijke dames die hun mannetje weten te staan in een wereld die wordt gedomineerd door mannen. In Hrólfs saga Kraka wordt koningin Olof als volgt geïntroduceerd: Ruling over Germany, at this same time was a queen by the name of Olof, who was every inch the war-king in her ways, wearing shield and corslet, a sword at her side, and a helm on her head. In that mould was she made: lovely of countenance, but fierce-hearted and haughty. By common consent she was the best match men had ever heard tell of in those days in the Northlands, yet she would not take a husband. (Jones, 1992: 234) 129

Olof regeert over haar land als een koning. Ze wordt door menig vrijgezel begeerd en beschouwd als een geschikte huwelijkspartner, ondanks de mannelijke rol die ze vervult. De held die het aandurft om haar op te eisen als zijn bruid is koning Helgi. Helgi dwingt haar om met hem te trouwen, maar dit is volledig tegen de zin van Olof. Vernederd zint zij op wraak. The king had drunk so hard that without more ado he collapsed on the bed in a stupor. The queen took advantage of this and pierced him with a sleep-thorn; and the minute they were all gone, up she got, shaved off all his hair, and daubed him with tar. Next she took a closed hammock and stuffed it with various garments, after which she laid hold of the king and swaddled him up in his hammock. After that she got hold of some men and had them lug him away to his ships. (Jones, 1992: 235-236)

Van een huwelijk is na deze wraakactie geen sprake meer. Helgi plant zijn wederwraak en door een list weet hij Olof bij haar troepen weg te lokken. Olof probeert haar vel te redden door in te gaan op zijn huwelijksaanzoek, maar daar wil Helgi niets van horen. Na haar te vernederen en te verkrachten, keert hij naar huis terug. Olof trekt zich terug in haar kasteel en schenkt daar in het grootste geheim het leven aan een dochter. Het kind krijgt de naam Yrsa en weet niets van haar koninklijke afkomst. In onwetendheid huwt ze met haar eigen vader. Het is een gelukkige verbintenis en ze bevalt van een jongen. Na enkele jaren voltrekt Olof haar ultieme wraak door aan haar dochter te onthullen wie haar biologische ouders zijn. Yrsa ziet geen andere uitweg dan Helgi te verlaten en op deze manier is Olof erin geslaagd om Helgi in het diepste van zijn wezen te raken. Olof trouwt nooit en blijft regeren als maagdenkoning. Als koning speelt ze een eerder passieve rol in de oorlogen die ze voert. In plaats daarvan gebruikt ze haar intelligentie.130

129 Mijn italics. 130 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 103. 83

Een gelijkaardige wraakzuchtige maagdenkoning vinden we terug in de riddersaga Sigurðr saga Þögla. Hierin figureert de maagdenkoning Seditiana. Net als Olof regeert ze eigenhandig over haar koninkrijk en ze wijst elk huwelijksaanzoek af. Sigurðr’s brothers prove themselves more than a match for any number of outlandish opponents, but Seditiana cruelly humiliates them: she shaves off their hair, smears them with tar, has them flogged with whips and swords, burned, scarred and mutilated. (O’Donoghue, 2004: 103)

Het is ten slotte Sigurðr die Seditiana kan temmen. Samen krijgen ze een zoon aan wie ze haar koninkrijk schenkt. Na de geboorte van hun zoon, huwt Seditiana met Sigurðr. Seditiana is een typische maagdenkoning die wreedaardig optreedt tegen mannelijke tegenstanders, maar aan haar carrière als koning komt een einde bij het baren van haar zoon. Inde mythologie symboliseert het knippen van een man zijn haar door een vrouw het verlies van mannelijkheid. Een andere noemenswaardige maagdenkoning is Þornbjörg uit Hrolfs saga Gautrekssonar. Zij wordt opgevoed door haar ouders koning Eirík en koningin Ingigerð met wie ze een zeer nauwe band heeft. Opvallend, want bij de meeste krijgervrouwen worden de ouders niet genoemd of hebben ze een slechte relatie met hun ouders. Bovendien is Þornbjörg vanaf een prille leeftijd bekwaam in zowel typisch mannelijke als typisch vrouwelijke activiteiten. She was unusually good looking and intelligent, and though there wasn’t a girl to compare with her. She was brought up at home by her father and mother, and it’s said she was better at all the feminine arts than any other woman. She used to tilt on horseback too, and learnt to fence with a sword and shield, mastering these arts as perfectly as any knight trained in the courtly skill of plying his weapon. (Norrman, 2000: 380)

Als adolescente eist ze een stuk land van haar vader en ze meet zich de naam Þorbergr aan. Vanaf dit ogenblik laat ze zich aanspreken met de titel “herra” en ze wil zelf haar huwelijkspartner kiezen.131 Haar vader wil dat ze met Hrólfr trouwt en hij wil dat deze een einde stelt aan haar mannelijke manier van leven. I don’t like her behaviour at all, she keeps committing one injustice after another, and no one’s allowed to call her anything but the name of king without getting a rough handling for it. If you’re determined to win her at all cost, then [...], we’re willing to give our consent. (Norrman, 2000: 382)

In een strijd komen Hrólfr en Þornbjörg tegenover elkaar te staan. Hrólfr wint de slag en hij wint eveneens de liefde van Þornbjörg. Ze legt zich volledig neer bij haar nieuwe rol als huisvrouw. Deze overgang van maagdenkoning naar huisvrouw zorgt

131 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 101. 84

niet voor problemen. Þornbjörg krijgt haar happy end, in tegenstelling tot koningin Olof en vele andere vrouwelijke krijgers. Bijzonder aan Þornbjörg is dat zij teruggrijpt naar haar wapens als haar man in gevaar is. Maiden warriors have been explained as functional sons, necessary in the absence of male heirs. In Þornbjörg’s case the theory can be broadened; women as well as maidens were seen as functional men in the absence of adult men. Not only the young Þornbjörg a maiden warrior, but later in life – when her country was bereft of military leadership, her youngest son being only twelve and her husband a prisoner in Ireland – she returns to the role. Collecting an army, commanding allies whom she summons, she rescues her husband. A final glimpse of her is provided through King Hrólfr’s eyes: “Facing him stood a man in full armor and battle ready. When the man lifted up his helmet and pushed it back, Hrólfr realized it was Queen Þornbjörg”. (Jochens, 1996: 101-102)

Net zoals de schildmaagd, kunnen we ook de maagdenkoning binnen een sociale context situeren. Er zijn wel degelijk historische voorbeelden te vinden waarbij een koningin of vrouw een leger aanvoert. Zo wordt van koningin Thyra van Denemarken verteld dat zij een leger geleid heeft. Substantiëler bewijs vinden we op de Lärbro Stora Hammar beeldsteen uit Gotland in Zweden. Op deze beeldsteen staan enkele taferelen afgebeeld uit de legende van Hildr en de Eeuwige Slag.132 In de vierde scène van bovenaf geteld, zien we aan de ene zijde een schip vol met gewapende krijgers die aan de andere kant wordt opgewacht door een leger aangevoerd door een vrouw. Wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat een koningin vaak waarnemend plaatsvervanger was van de koning. Dit kan omwille van verschillende redenen zijn. Zo nam ze de plaats van haar man in als deze oorlog voerde of op tocht was naar het buitenland. Daarnaast kon zij als weduwe tijdelijk de rol van de koning op zich nemen als haar zoon en troonopvolger nog te jong was, zoals geïllustreerd wordt in het verhaal van Þornbjörg.

132 Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 129. 85

4.3 Uitzonderlijk strijdlustige vrouwen

In de vorige twee paragrafen werden enkele bijzonder sterke vrouwen besproken. In deze paragraaf wordt ingegaan op hoe men in de Oudnoorse wereld deze vrouwen waarneemt en wat de historische bronnen ons weten te vertellen.

4.3.1 Percepties van vrouwelijke krijgers

In Saxo Grammaticus’ Gesta Danorum komen heel wat vrouwelijke krijgers voor. Een heel belangrijke passage voor ons is de volgende: There were once women in Denmark who dressed themselves to look like men and spent almost every minute cultivating soldiers’ skills; they did not want the sinews of their valour to lose tautness and be infected by self-indulgence. Loathing a dainty style of living, they would harden body and mind with toil and endurance, rejecting the fickle pliancy of girls and compelling their womanish spirits to act with virile ruthlessness. They courted military celebrity so earnestly that you would have guessed they had unsexed themselves. Those especially who had forceful personalities or were tall and elegant embarked on this way of life. As if they were forgetful of their true selves they put toughness before allure, aimed at conflicts instead of kisses, tasted blood, not lips, sought the clash of arms rather than the arm’s embrace, fitted to weapons hands which should have been weaving, desired not the couch but the kill, and those they could have appeased with looks they attacked with lances. (Fisher, 1980: 212)

Het drukt de mannelijke afkeuring uit over het gedrag van de vrouwelijke krijger. Nergens in de andere bronnen vinden we een dergelijke uitgesproken mening over dit onderwerp. Zoals Jenny Jochens zegt, wordt er nergens in de literatuur een betere definitie gegeven van “mannelijkheid” en “vrouwelijkheid”.133 Vrouwen beschikken over charme en wenden die aan om in de armen van een man terecht te komen. Elke vorm van conflict proberen ze stellig te mijden. Hun voornaamste bezigheden zijn weven en borduren. Zo zou het toch volgens Saxo moeten zijn. Bovendien beschrijft hij de idealen die een (mannelijke) krijger moet nastreven en de eigenschappen die een krijger moet bezitten. De vrouwelijke krijger is volgens hem “un-sexed”, met andere woorden ze is noch herkenbaar als vrouw noch als man. Saxo geeft als voornaamste argument voor deze geslachtloosheid het gedrag van deze vrouwen op. Zijn visie op het fenomeen van de strijdster is vrij uniek in de Noordse bronnen. Zo is deze openlijke afkeuring niet terug te vinden in de Oudnoorse literatuur zoals de saga’s en de Poëtische Edda. In de meeste saga’s

133 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105. 86

worden de krijgslustige vrouwen bewonderd door velen en ze worden over het algemeen beschouwd als een ideale partner. Bovendien blijven ze steeds herkenbaar als vrouw. Ze behoren tot de categorie ‘transgender’ en zijn dus allesbehalve geslachtsloos zoals Saxo Grammaticus beweert. Waar kwam Saxo’s afkeer dan vandaan? Saxo Grammaticus was een Deense geschiedschrijver die leefde rond het einde van de twaalfde eeuw. Hij werkte als clericus onder bisschop Absolon. Zijn Gesta Danorum schreef hij in de kerktaal Latijn in zijn thuishaven Denemarken. Doordat het werk in het Latijn geschreven werd, was het geïntendeerde publiek vrij select. Het werk bestaat uit zestien boeken waarbij twee grote delen kunnen worden onderscheiden. Boek een tot negen vertelt over de oude heidense wereld, over de tijd voor Saxo. Deze delen bevatten veel mythologische aspecten en staan vol met referenties naar vrouwelijke krijgers. Naar dit eerste deel wordt vaak verwezen met de term ‘Oudnoors deel’. Boek tien tot zestien verhaalt over de middeleeuwse geschiedenis. Boek negen eindigt met het relaas over Gorm de Oude, de eerste gedocumenteerde Deense vorst. In dit tweede deel komen geen vrouwelijke krijgers meer voor. Het is dan ook conform aan de christelijke traditie van geschiedschrijving waarbij mannen en vrouwen een welbepaalde rol vervullen. Het is in de context van deze christelijke overtuiging dat men Saxo’s afkeer voor de strijdster moet plaatsen. In recent onderzoek rond vrouwengeschiedenis is men veel belang gaan hechten aan bovengeciteerde passage uit de Gesta Danorum. One opinion holds that these shield-maidens acted from a desire to keep their chastity, a goal of which Saxo only half-heartedly approved since, in his opinion, women should marry and reproduce. Another scholar is inclined to see direct influence from the classical virago; still another argues that shield-maidens and women with other powers were aberrations from normal female behavior in Saxo’s view, fortunately disappearing with the introduction of Christianity. (Jochens, 1996: 105)

De Oudnoorse literatuur is echter synoniem met Oudijslandse literatuur. De Oudnoorse saga’s en lyriek zijn grotendeels op IJsland geschreven op de plaats waar de verhalen zich afspelen. Bovendien zijn ze daar ontstaan vanuit een orale traditie die later in de volkstaal werd neergeschreven. Hierdoor hebben deze verhalen een groter en gevarieerder publiek voor ogen. We krijgen hier dus twee contrasterende contexten waarin de vrouwelijke krijger moet worden benaderd. Voor Saxo zijn de strijdlustige vrouwen uit de saga’s en de Edda onnatuurlijke wezens en een duidelijk symbool van al wat heidens is. De rol die hij voorop plaatst voor de

87

vrouw is er een die hem wordt ingegeven vanuit zijn christelijk geloof. De vrouw is in de eerste plaats moeder, schenker van het leven, en beslist absoluut niet over leven of dood. Bovendien primeert een geweldloze wereld waarin men vergiffenis schenkt aan zijn vijanden in de visie van het christendom. Een visie die haaks staat op de levensvisie die in de saga’s domineert. De Oudnoorse wereld is een wereld die draait op de mechanismen van wraak. Het is een harde wereld waarin het nemen van een leven wordt rechtgezet door de dood van een ander. In een wereld waarin vooral de dood primeert moeten vrouwen weten stand te houden en weten te overleven. Bovendien zijn zij het grotendeels die het mechanisme van de wraak in gang zetten en zo worden ze brengers van de dood. Denken we hier bijvoorbeeld aan de walkuren die de gesneuvelde helden van het slagveld plukken en die kunnen bepalen welke held de slag overleeft. Toch zijn ook de Oudijslandse saga’s niet geheel ‘zuiver’. Zij werden pas jaren na hun ontstaan opgeschreven door monniken. Enerzijds wouden zij de oude verhalentraditie in ere houden en bewaren voor komende generaties. Anderzijds hebben zij deze oude verhalen op hun eigen manier beïnvloed. Zo ziet men vooral in latere saga’s dat de carrière van de strijdsters vaak eindigde met een huwelijk waarbij zij terugkeerden naar de sekserol die hen bij hen geboorte werd meegegeven. Dit aspect is nog niet aanwezig in de oudste der saga’s. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van maagdenkoning Olof uit Hrolfs saga Kraka. Wellicht had het contemporaine publiek een andere en meer gevarieerdere kijk op deze uitzonderlijke vrouwen dan we kunnen afleiden uit de afkeurende visie van Saxo. Of zoals Jenny Jochens zegt: “Whereas Saxo’s hostile attitude toward shield-maidens is unmistakable, the Old Norse sources are, as mentioned, more ambivalent, mixing admiration, fear, and hostility.”134 Over de perceptie van de militaire activiteiten van deze vrouwen kan men vrij kort zijn. De walkuren namen niet zelf deel aan de strijd, maar bepaalden de uitkomst van de slag. “In contrast, the observation is inescapable that the maiden warriors and maiden kings who engaged in war were invariably overcome, defeated, or even killed by their male adversaries despite their impressive initial actions. [...] Since many of these women were considered heroic, their military performance is puzzling. Was it a normal consequence of physical differences between the sexes, or did it express authorial disapproval of the role?”, concludeert Jenny Jochens.135

134 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105. 135 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 105- 107. 88

4.3.2 Historische bronnen

De Oudnoorse literatuur bevat historische feiten en historische figuren, toch behoort zij meer tot het fictieve genre dan het realistische. Waar moet men dan de krijgsvrouwen plaatsen? Volgens Jenny Jochens zijn zij het resultaat van de mannelijke fantasie en ze zijn dus een fictief element.136 Toch moet men deze vrouwen met een meer open geest benaderen. Freydís Eiríksdóttir was een vrouw die naar Vínland reisde in het begin van de elfde eeuw. Zij was de buitenechtelijke dochter van Eiríkr Rauði en de halfzus van Leifur Eiríksson. Zowel Eiríkr Rauði als Leifur Eiríksson zijn historische figuren en men kan dus met enige zekerheid zeggen dat ook Freydís werkelijk heeft bestaan. In vele opzichten is zij een opmerkelijke vrouw. Zij is het vermelden waard omdat zij de idee van het bestaan van vrouwelijke krijgers enigszins ondersteunt. Haar verhaal wordt verteld in twee saga’s, Eiríks saga Rauða en Grœnlendinga saga. Eiríks saga Rauða geeft verslag over een expeditie van de Vikingen naar Vínland. Tijdens deze expeditie was Freydís zwanger. Aanvankelijk leefden de Vikingen op goede voet met de lokale bevolking die ze Skrælings noemen. Ze deden ruilhandel met elkaar waarbij de Vikingen melk en andere producten verhandelden. De Skrælings werden echter ziek van deze goederen en ze dachten al gauw dat de Vikingen hen probeerden te vergiftigen. Op het ogenblik dat Freydís in haar laatste maanden zwangerschap is, vallen de Skrælings de kleine vikinggemeenschap aan. Aangezien de inheemse bevolking veel groter was in aantal dan de Vikingen, slaan deze laatste op de vlucht naar hun schepen. Freydis came out of the camp as they were fleeing. She called, ‘Why do you flee such miserable opponents, men like you who look to me to be capable of killing them off like sheep? Had I a weapon I’m sure I would fight better than any of you.’ They paid no attention to what she said. Freydis wanted to go with them, but moved somewhat slowly, as she was with child. She followed them into the forest, but the natives reached her. She came across a slain man, Thorbrand Snorrason, who had been struck in the head by a slab of stone. His sword lay beside him, and she snatched it up and prepared to defend herself with it as the natives approached her. Freeing one of her breasts from her shift, she smacked the sword with it. This frightened the natives, who turned and ran back to their boats and rowed away. (Thorsson, 2000: 670-671)

In Grœnlendinga saga leren we Freydís kennen als een onbetrouwbare en verraderlijke vrouw die door een list haar man weet te overtuigen dat hun metgezellen, de broers Helgi en Finnbogi, haar verkracht hebben. Na enige aanmoediging van Freydís neemt haar man wraak door alle mannen van het

136 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 111. 89

gezelschap van de twee broers te doden. Een oud vikinggebruik weerhoudt er hem echter van om de vrouwen aan te vallen. Dit is allesbehalve naar de zin van Freydís. Soon all the men had been killed and only the women were left, as no one would kill them. Freydis then spoke: ‘Hand me an axe.’ This was done, and she then attacked the five women there and killed them all. They returned to their house after this wicked deed, and it was clear that Freydis was highly pleased with what she had accomplished. (Thorsson, 2000: 650)

Deze gruwelijke daad ging zelfs in tegen de regels van de mannelijke krijgers. Toch blijkt uit deze twee verhalen dat het perfect mogelijk was voor een vrouw om een wapen in de hand te nemen en een mogelijke tegenstander aan te vallen. Een andere al even legendarische vrouw als Freydís is de zogenaamde ‘Red Maiden’. Zij figureert in een twaalfde-eeuws Iers geschiedkundig werk Codagh Gaedhel re Gallaibh (The war of the Irish with the foreigners).137 The other legendary female in the Codagh is the Inghen Ruaidh, or ‘Red Maiden’. In ch. 36, we are given a long list of the viking fleets that attacked Munster in the tenth century and their leaders. The last of these is the fleet of the Red Maiden and we are told that ‘the evil which Erinn had hitherto suffered was as nothing compared to the evil inflicted by these parties’. (Jesch, 2005: 108)

Dit werk wordt als historische bron gebruikt voor gegevens over de aanvallen op Ierland door de Vikingen. Men kan dus met enige zekerheid aannemen dat het relaas over deze ‘Rode Maagd’ niet zomaar uit de lucht is gegrepen. Bij archeologische opgravingen kan men meestal een duidelijk onderscheid maken tussen het graf van een man en dat van een vrouw. In het graf van een man vindt men over het algemeen wapens terug. Een vrouw echter wordt vaak begraven met huishoudelijke voorwerpen en weefgetouwen. Toch werden bij het blootleggen van enkele vrouwengraven wapens zoals kleine dolken en speren teruggevonden. Zo noemt Judith Jesch onder andere “the discovery of a female skeleton at Gerdrup, in Denmark, buried with a needle case and a spear [... and] small axes and arrowheads in some female graves at Kaupang”.138 Dat een vrouw met een wapen werd begraven betekent niet onmiddellijk dat zij een krijger was. Een wapen in een graf draagt meestal een symbolische betekenis, zelfs in mannengraven. Het staat symbool voor de rijkdom en macht die die persoon in zijn of haar leven bezat. De kans bestaat echter wel dat deze vrouwen de wapens die ze meenamen in hun graf gebruikt hebben tijdens hun leven.

137 Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, pp. 108-109. 138 Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 21. 90

Een van de meest spectaculaire grafvondsten is het in 1904 ontdekte grafschip uit Oseberg in Noorwegen. Het is het graf van een heel vooraanstaande Oudnoorse vrouw waarin men onder andere een tapijt heeft opgegraven. Onderstaande foto is een reconstructie van een deel van het Oseberg-tapijt.

Op het tapijt zien we zowel mannen als vrouwen afgebeeld die te paard of te voet een speer dragen. Een laatste historische bron vormen de wetboeken. Dat een vrouw in staat was tot geweldplegingen en zelfs moord kan niet ontkend worden, aangezien een vrouw op dezelfde manier gestraft werd door de wet als een man. Zo staat in Grágás te lezen: “A woman is under the same penalty as a man if she kills man or injures them, and so it is prescribed for all departures from the law”. 139 Indien een vrouw geen wapens ter hand zou nemen, dan zou men ook niet genoodzaakt zijn om deze regel in de wet op te nemen. Uit de wetten valt eveneens af te leiden dat vrouwen soms als man door het leven gingen. If a woman dresses in men’s clothing or cut her hair like a man or uses weapons in a dangerous way, that should be punished by lesser outlawry. It is the same punishment if a man dresses like a woman. (Dennis, 1980-2000: 202 )

Bovendien kan een vrouw in een bijzonder geval de rol van zoon op zich nemen. Dit valt onder andere af te leiden uit de volgende sectie uit Grágás: There is also one woman who is both to pay and to take a wergild ring, given that she is an only child, and that woman is called “ringlady”. She who takes is the daughter of the dead man if no proper receiver of the main ring otherwise exists but atonement

139 Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press, p. 220.

91

payers are alive, and she takes the three-mark ring like a son, given that she has not accepted full settlement in compensation for the killing, and this until she is married, but thereafter kinsmen take it. She who pays is the daughter of the killer if no proper payer of the main ring otherwise exists but receivers do, and then she is to pay the three-mark ring like a son, and this until she enters a husband’s bed and thereby tosses the outlay into her kinsmen’s lap. (Dennis, 1980-2000: 181)

Vergelijkbare wetgevingen rond het aspect van de ‘ring-lady’ vindt men ook terug in de andere Oudnoorse wetboeken, hieronder achtereenvolgens geciteerd – Gulaþing Law en Frostaþing Law: Nú verðr kona baugrygr, verðr hon bæði arfa oðals ok aura ok á engi maðr undan henni at leysa …þær eru baugrygjar tvær dóttir ok systir, þær skulu baugum bœta ok svá taka sem karlmenn, ok svá eigu þær boð á jörðum jafnt sem karlar […]. (Keyser, 1846: 92)

Nú er mær ein er baugrygr er kallaðr; hon skal bæði baugum bœta ok svá taka, ef hon er einberni ok til arfs komin, þar til er hon setzk á brúðstól, þá kastar hon gjöldum aptr í kné frændum, ok skal hon hvárki síðan baugum bœta né taka […]. (Keyser, 1846: 184)

Al deze wetten sluiten de mogelijkheid op het bestaan van vrouwelijke krijgers niet uit. Toch blijkt uit deze wetten en uit de Oudnoorse literatuur dit fenomeen werd afgestraft. Of zoals Jenny Jochens dit idee verwoordt: Men, however, had the last laugh. Even the most powerful maiden king was invariably overcome, often in humiliating ways, domesticated, married to the successful suitor, and curiously content with her new position. In other words, as in most other cultures, all genres of Icelandic literature taught listeners and readers that gender roles should be obeyed and that transgressors would be punished. (Jochens, 1996: 112)

92

5 Bloedwraak en familievete

The most frequent motive of heroic conduct was the desire for revenge. In Icelandic society revenge for manslaughter was a sacred duty as well as a private satisfaction, and occupied the place of punishment by the State in modern society. (Gordon, 1956: xxxiii-xxxiv)

In de middeleeuwse IJslandse literatuur worden twisten en familievetes opgelost met behulp van het wraakmechanisme. Vooral in de familiesaga’s wordt de plot overheersd door een subtiel spel van wraak en wederwraak. Zo evolueert een eenvoudige lokale vete tot een onstopbare vendetta. De mannelijke protagonisten zijn levensechte figuren die heroïsch sterven, terwijl de vrouwen blijk geven van een sterk karakter en de actie leiden.140 In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het element wraak en zijn rol in de Oudnoorse maatschappij. In het bijzonder wordt de rol die vrouwen daarbij spelen belicht.

140 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. lxi.

93

5.1 Lust voor wraak

Wraak werd bekrachtigd en goedgekeurd door de wet. In het middeleeuwse IJslandse wetboek Grágás (K86) staat een wet die het toestaat dat een zwaargewonde man zichzelf mag wreken op elk ogenblik totdat zijn zaak voor de rechtszitting komt zonder daarvoor gestraft te worden. Zelfs in gevallen waar de wet wraak verbiedt, wordt er in sommige gevallen door de publieke opinie wraak geëist. Wraak is niet zo zeer een soort van straf voor de persoon op wie het genomen wordt. Het is veeleer een herstel van en vergoeding voor de eer van die persoon die gewreekt wordt. Het doden van een verwante wordt als evenwaardig beschouwd aan het doden van de schuldige zelf. Zo bijvoorbeeld, in Hrafnkels saga Freysgoða ziet Hrafnkel Sáms broer voorbijgaan en doodt hem om zichzelf te wreken op Sám.141 In de meeste saga’s zijn de helden niet belust op wraak, maar handelen ze uit puur plichtsbesef. In dit opzicht vermeldt Gordon volgende voorbeelden: ‘Flosi, the burner of Njál, admired and respected Njál and his sons, and took up the blood-feud against them with reluctance; yet once he had taken it up, no one could have been more ruthless. Similarly, Gizur felt no personal resentment against Gunnar; he also admired the man he thought he was doing justice on.’142 Wraak wordt echter niet als de enige mogelijke oplossing voor een conflict gezien. De auteurs van de saga’s werken het thema uit door plicht en eer tegenover familiebanden te plaatsen. Zowel mannelijke als vrouwelijke protagonisten schrikken er niet van terug hun eigen verwanten en zelfs hun eigen kinderen te offeren in naam van wraak. ‘Thus Hervör in The Waking of Angantýr had to obtain the sword Tyrfingr for her vengeance, and she faced ghostly terrors to get it, though she knew it would also destroy her son; and Signý in Völsunga saga sacrificed her children without compunction in the cause of vengeance.’143 John Lindow leidt uit het werk van Ari Þorgillson fróði, meer bepaald het vijfde hoofdstuk van Íslendingabók, af dat de verdeling en het ontstaan van de vier rechtsgebieden in IJsland een rechtstreeks gevolg is van een vete. What Ari goes on to recount, and the ostensible reason for mentioning this feud at all, is that it revealed a flaw in the then-prevailing legal system and led to change. Þórðr had to prosecute the case at the local thing in Borgarfjörður, where apparently he could not receive a fair hearing and where the parties came to blows

141 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 459. 142 Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. xxxiv. 143 Gordon, E.V. (1956, second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press, p. xxxiv. 94

and one man was killed. Þórðr then addressed the case to the Althing, but again fighting broke out. Ari has Þórðr ascend the law hill at the Althing and complain about the difficulties of obtaining a fair hearing at an unfamiliar thing; he finishes by adding that some improvement must be found. Then, Ari tells us, the country was divided into quarters in such a way that there were three things in each quarter, except the North, where geographical disputes led men to establish four things. Quarter courts were also set up at the Althing. Bloodfeud, therefore, was fundamental to the spatial organization of Iceland into four jurisdictional quarters, based on the cardinal points. (Lindow, 1994: 54)

Vete en wraak zijn niet alleen van belang voor het ontstaan van de vier rechtsgebieden op IJsland, maar ze spelen ook een niet te negeren rol in de Oudnoorse literatuur. Een van de langste en bekendste familiesaga’s, Njals saga, is opgebouwd rond het thema van de wraak en wederwraak. Het is het voorbeeld bij uitstek om de rol van wraak in de Oudnoorse wereld aan te tonen. Bovendien komt het thema in al zijn variaties voor in de saga en het culmineert van een simpele woordenwisseling in een afslachting van een hele groep betrokkenen. The blood-feud, with its motives of honour and shame, provides the author of Njála with the basic machinery of the action of many parts of his tale. But the author also treats the feud as a theme over which he weaves a number of variations, some relatively simple and others quite complex. (Hollander, 1998: xx)

In Njals saga kunnen we vier grote delen onderscheiden.144 In een soort van proloog (hoofdstuk 1 tot 17) worden we geïntroduceerd aan Hallgerðr, een bijzondere vrouw in meer dan een opzicht. At first Hrút remained silent. When Hoskuld repeated the question Hrút answered: ‘Beautiful this maiden certainly is, and many are likeky to suffer for it; but I don’t know whence thief’s eyes have come into our kin. (Hollander, 1998: 4)

Ze wordt beschreven als een jonge knappe vrouw, maar hier blijkt al duidelijk dat ze niet veel goeds in zich heeft. Dit wordt kort daarna tot twee maal toe bevestigd. Twee maal bevindt ze zich in een situatie waar haar echtgenoot haar in het gezicht slaat. Dit is een grote vernedering voor een vrouw. In haar eerste huwelijk is ze niet gelukkig en de slag in haar gezicht is de figuurlijke druppel die de emmer doet overlopen. Ze vraagt aan haar familielid Thjóstólf om haar te wreken, wat hij ook doet.

144 Deze indeling wordt ook voorgesteld door Gyllason in: Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware, Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd, pp. xvi-xx.

95

Then Thorvald became angry and struck her in the face and drew blood. […] We are told that Hallgerd sat outside, in front of the house, and was very depressed. Thjóstólf came up to her, saw that her face was bleeding, and asked: ‘Why have you been mistreated like this?’ ‘It is my husband Thorvald who has done it,’ she said, ‘and you were not around at the time, though you would have been, if you cared at all for me.’ ‘I didn’t know anything about it,’ he replied, ‘but avenge it I will!’ (Hollander, 1998: 24-25)

In haar tweede huwelijk is ze veel gelukkiger en ze wil het hele toeval laten zoals het is, maar Thjóstólf denkt daar anders over. Hij wreekt de wandaad toch en doodt haar tweede man Glúm. Then he told her what had happened. Hallgerd spoke up in defence of Thjóstólf, and there were harsh words exchanged. Finally Glúm slapped her and said: ‘I shall have no more words with you!’ With that he went away. Hallgerd wept bitterly and was unable to check her tears, for she loved Glúm very much. Thjóstólf came to her and said: ‘You have been badly treated, but that shall not happen again!’ She answered: ‘You are not to avenge this, nor are you to interfere in anything which concerns Glúm and myself!’ He said nothing, but he left her, grinning maliciously. (Hollander, 1998: 35-36)

Een vrouw kan zich niet laten gelden via gerechtelijke wegen, dus moet ze op zoek gaan naar andere manieren waarop ze het recht kan laten spreken. Slechts in een beperkt aantal zaken kan ze zichzelf vertegenwoordigen op het thing.145 Een vrouw heeft twee opties om recht te laten geschieden. Ten eerste kan ze een mannelijk familielid inschakelen om haar zaak op zich te nemen, want ze mag zichzelf niet verdedigen of vertegenwoordigen op het gerecht, zoals duidelijk blijkt uit de volgende regel uit Grágás: ‘In no circumstances does a killing case fall to a woman.’146 Of ze kan het recht in eigen handen nemen en zelf handelen. Dat vrouwen in de Oudnoorse maatschappij ook in staat zijn om een mens te verwonden of te doden, kan ondersteund worden door een andere regel in de Oudnoorse wetgeving: ‘A woman is under the same penalty as a man if she kills man or injures them, and so it is prescribed for all the departures from the law.’147 Ook bij het nemen van wraak heeft een vrouw twee opties. In bovengenoemde voorbeelden handelt Hallgerðr niet zelf, maar neemt Thjóstólf het op zich om haar te wreken. Ze is een ‘stoker’. Toch zijn er ook vrouwen die zelf wraak nemen. Zoals Jochens bevestigt, ‘The narrative corpus does include a few women who attacked men with swords or

145 Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv för nordisk filologi 108, pp. 48-49. 146 Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press, p. 216. 147 Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press, p. 220. 96

knives, but they were particularly inept. Among the most famous examples, see Þórdis in Gísla saga and in Eyrbyggja saga, Auðr in Laxdœla saga, and Þorbjörg in Sturlu saga.’148 Dit type vrouw duidt men aan met de term ‘wreekster’. Beide types worden elk afzonderlijk toegelicht in een aparte paragraaf. De proloog van Njals saga biedt ons al een voorsmaakje van wat de lezer nog te wachten staat in de rest van de saga. Na deze proloog volgen nog drie grotere delen die beantwoorden aan de driedeling die werd voorgesteld door Boehm. Volgens Boehm volgt een verhaal dat is opgebouwd rond het thema wraak of vete een vast traject van begin tot einde. Het verhaal start met een Opening Move (de eerste moord, die vaak wordt gevolgd door een uiteenlopende aaneenrijging van doorgaans verbale, eergebonden onenigheden) gevolgd door een Middle Game die eindigt in een Endgame waarin het conflict uiteindelijk wordt opgelost.149 De Opening Move in Njals saga draait volledig rond ‘De tragedie van Gunnar’ (hoofdstuk 18 tot 81). De bal gaat aan het rollen door een woordenwisseling tussen Hallgerðr en Bergþora, respectievelijk de vrouw van Gunnar en de vrouw van Njal. Hallgerd answered: ‘I’ll not yield my place to anyone! I’m not an old poorhouse woman!’ ‘I give the orders here!’ said Bergthóra. Thereupon Thórhalla seated herself [at the place assigned to her]. Bergthóra went to the table with water for her guests’ hands. Hallgerd took hold of Bergthóra’s hand and said: ‘There’s not much to choose between you and Njál! You have misshapen nails on every finger and Njál is beardless!’ ‘That is true,’ said Bergthóra, ‘but neither of us reproaches the other because of that. Your husband Thorvald wasn’t beardless, and yet you caused his death!’ Hallgerd said: ‘What good is it to have married the bravest man in Iceland, if you don’t avenge this insult, Gunnar!’ (Hollander, 1998: 66-67)

Gunnar en Njal kunnen de gemoederen bedaren, maar niet voor lang. Hallgerðr zet haar slaaf Kollr aan om de slaaf van Bergþora, Svartr, te doden. De straf voor deze daad is het betalen van weergeld, namelijk de som van twaalf aurar. Gunnar betaalt deze som aan Njal. We moeten hier al opmerken dat de keuze op wraak steeds bij een individu ligt en dat dit individu altijd een keuze heeft om een einde te stellen aan het geweld en de vete door bijvoorbeeld zoals hier een geldboete te betalen. De vrouwen zetten echter steeds mannen tegen elkaar op om wraak te nemen, terwijl Njal en Gunnar de geschonden eer proberen te herstellen zonder

148 Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv för nordisk filologi 108, p. 59. 149 Boehm, Christopher (1987, second edition). Blood Revenge: The Enactment and Management of Conflict in Montenegro and Other Tribal Societies. Philadelphia: Univ. of Pennsylvania Press, pp. 218-220.

97

bloed te vergieten. Sterker nog, naargelang de vijandelijkheden tussen de vrouwen toenemen, wordt de vriendschap tussen Njal en Gunnar alleen maar hechter. Naarmate het conflict escaleert, kan men vaststellen dat de wrekers steeds hoger op de sociale ladder staan. Dit manifesteert zich ook duidelijk in de geldboetes die telkens betaald moeten worden. Naargelang de status van de persoon in de maatschappij hoger is, wordt de vergoeding ook groter: van twaalf aurar naar 240 aurar (de waarde van twee boten). Naarmate de vete escaleert, ontwikkelt er zich ook een vete tussen Thraín Sigfússon, een oom van Gunnar, en de zonen van Njal. Gunnar probeert zo lang mogelijk het geweld te ontlopen, maar uiteindelijk moet hij noodgedwongen toch iemand doden. Gunnar komt voor het gerecht en wordt verbannen voor drie jaar. Hij besluit tegen het advies van Njal in toch op IJsland te blijven waardoor hij zijn doodsvonnis tekent. Nu heeft iedereen het recht om hem te doden, want hij is een vogelvrijverklaarde. Hij wordt in een valstrik gelokt en hier neemt Hallgerðr wraak op hem voor een slag die hij haar in het verleden had gegeven. At this moment he received two wounds; but people said of him that he minded neither wounds nor death. He said to Hallgerd: ‘Give me two strands of your hair, and you and your mother twist them together to make a bowstring for me!’ ‘Does anything depend on it?’ she asked. ‘My life depends on it,’ he answered. ‘Because they will never get at me as long as I can use my bow!’ ‘In that case I’ll remind you of the slap on the face you gave me,’ she answered, ‘and I don’t care whether you hold out a longer or a shorter time!’ (Hollander, 1998: 151)

Wraak draait rond eer en vernedering. Hallgerðr werd door Gunnar vernederd doordat hij haar in het gezicht sloeg en deze actie vraagt eerherstel. In Njála people kill for the sake of honour. Hallgerd is responsible for the deaths of at least two of her husbands. Both had slapped her in the face. This was humiliation. Hallgerd’s long feud with Bergthóra arises from a humiliating insult. Humiliation is one of the themes that become the subject of endless variations in the saga. And humiliation and honour go hand in hand, for humiliation is an injury of one’s honour. (Hollander, 1998: xxvii)

De Middle Game of ‘De verbranding van Njal’ (hoofdstuk 82 tot 132) draait uit op een waar bloedbad tussen twee opponerende groepen en culmineert in de verbranding van Njal. Belangrijk in dit deel is de rol die Bergþora speelt. Deze rol is volledig tegenovergesteld aan die van haar rivale. Flosi said: ‘I want to offer you permission to leave the house, for you do not deserve to be burned inside.’ Njál answered: ‘No, I will not come out, for I am an old man and little fit to avenge my sons, and I do not want to live in shame.’ 98

Flosi then said to Bergthóra: ‘You come out mistress of the house, for under no conditions do I want to burn you inside.’ Bergthóra replied: ‘As a young woman I was married to Njál and vowed that one fate should befall us both!’ (Hollander, 1998: 258)

Bergþora kiest duidelijk de zijde van haar man en zal hem bijstaan tot het bittere einde. In het laatste deel ‘Wraak en herstel’ of de Endgame (hoofdstuk 133 tot 159) komt geleidelijk aan een einde aan de wraakmoorden waarbij de brandstichters een voor een worden gestraft. De eer is uiteindelijk hersteld. In zijn Bloodtaking and Peacemaking. Feud, Law and Society in Saga Iceland, somt Miller de kenmerken van een verhaal dat opgebouwd is rond wraak en vete op.150 Een vete is een wisselwerking tussen twee groepen (1) die uitgekozen zijn naargelang van bepaalde principes en regels (2) waarbij af en toe een samenkomst met gecontroleerd geweld wordt georganiseerd (3). Plicht is een collectief gegeven binnen deze twee groepen (4), die om beurt wraak nemen(5) en de score bijhouden (6). Vete is naast plicht ook geassocieerd met eer (7). De vijandelijkheid kan voorgoed of tijdelijk beëindigd worden (8). Njals saga beantwoordt aan al deze kenmerken. In deze saga staan twee grote familiegroepen tegenover elkaar. Aan de ene kant krijg je de familie van Njal en zijn vrouw Bergþora, aan de andere kant krijg je de familie van Gunnar en zijn vrouw Hallgerðr. Diegene die de daad uitvoeren zijn steeds mannen die volgens bepaalde principes worden uitgekozen. Aanvankelijk gaat het om slaven in dienst van Hallgerðr en Bergþora. Naarmate de wraakacties vorderen, vertonen deze mannen een steeds nauwere verwantschap met de twee protagonisten Njal en Gunnar. Tot beiden uiteindelijk zelf sterven als resultaat van een vergeldingsactie. De twee groepen wisselen elkaar steeds af in het nemen van wraak. Toch proberen Njal en Gunnar telkens opnieuw om de gemoederen te bedaren en ze stellen steeds geweldloze oplossingen voorop zoals het betalen van weergeld of verbanning door het thing. De oorzaak van de wraakacties is steeds een vraag voor eerherstel en het is dan ook de plicht van alle betrokkenen om deze eer te herstellen. Dat komt al duidelijk aan bod in de proloog van het verhaal waar Hallgerðrs eer wordt geschonden doordat ze een slag in het gezicht krijgt van haar man. Haar familielid Thjóstólf ziet het als zijn plicht om haar eer

150 Miller, William Ian (1990). Bloodtaking and Peacemaking: Feud, Law, and Society in Saga Iceland. Chicago: Univ. of Chicago Press, pp. 180-181.

99

te herstellen en neemt op passende wijze wraak. De vete eindigt lang nadat Njal en Gunnar gedood zijn. Heel belangrijk in dit verhaal is dat zowel mannen als vrouwen steeds voor een keuze staan: een geweldloos eerherstel of een gewelddadig eerherstel. Het zou al te makkelijk zijn om met de vinger naar de vrouwen te wijzen als oorzaak van alle kwaad, want zoals geïllustreerd wordt in deze saga zijn mannen vrij om te beslissen hoe ze de eer kunnen herstellen met of zonder geweld. Toch treedt vooral de vrouw naar voor als de belangrijkste factor in het wraakspel in de Oudnoorse literatuur. Although their roles as housewives differ, Hallgerðr and Bergþóra play similar parts in the feuds which make up so much of the saga. In fact, they both act out the role most commonly assigned to female characters in the Sagas of Icelanders, that of the woman who has to goad the male members of the household into starting or continuing a feud. The sagas can give the impression that because men’s essentially peaceful natures, there would have been no feuds were it not for the incitement of women. (Jesch, 2005: 188)

De rol van vrouw als stoker komt inderdaad veelvuldig aan bod in de saga’s. Maar in de oudste literatuur komen ook vrouwen voor die zelf overgaan tot het nemen van wraak. In de twee volgende paragrafen licht ik deze twee types toe in wat meer detail.

100

5.2 De wreekster

Een eerste type vrouw die een belangrijke rol speelt in de wraakliteratuur is de wreekster. In de secundaire literatuur wordt ze aangeduid met de termen ‘avenger’ en ‘vengeresse’. Het zijn vrouwen die het heft in eigen handen nemen en zelf wraak nemen zonder hulp of tussenkomst van een man. Dit type komt voornamelijk voor in de oudste literatuur en meer in het bijzonder in de poëzie. Ze verliest snel aan belang en verdwijnt bijna volledig in de saga’s. De Edda-liederen behandelen stof uit de vroegste periode van de Vikingtijd en zijn volledig ingebed in de heidense wereld van de Noorderlingen. In die wereld spelen vrouwen een veel actievere rol, denk maar aan de schildmaagden en maagdenkoningen. De jongste saga’s daarentegen staan al onder sterke invloed van het christendom. Het mooiste voorbeeld van de wreekster vinden we terug in de figuur van Gudrun Gjukisdottir in de Eddaliederen. Gudrun is drie maal getrouwd en tot drie maal toe is zij genoodzaakt om zich te wreken. In de Edda wordt achtereenvolgens verteld over Gudruns eerste huwelijk met Sigurðr in Brot af Sigurðarkviðu, haar tweede huwelijk met Atli in Atlakviða, en ten slotte haar laatste huwelijk met Jónakr in Hamðismál. Gudruns motivatie voor wraak komt duidelijk aan bod in deze drie liederen. Toch verschilt deze motivatie en de manier waarop ze wraak neemt van lied tot lied. In Brot af Sigurðarkviðu komt Gudrun te weten dat haar broer Gunnar door een list met Brynhildr is getrouwd. Door deze list kon Gudrun op haar beurt trouwen met Sigurðr. Wanneer Brynhildr haar man Gunnar aanzet om wraak te nemen op haar geliefde Sigurðr voor dit grote verraad, vervloekt Gudrun haar broer en zijn vrouw Brynhildr. Toen zei Gudrun, de dochter van Gjuki: ‘Jij praat te veel, vals zijn je woorden; laat de demonen Gunnar halen, de grafdelver van Sigurd, wraak zal jouw haatdragend hart treffen.

Ten zuiden van de Rijn is Sigurd vermoord, Een raaf schreeuwde schor in de boom: “In jullie bloed zal Atli zijn kling kleuren, gebroken eden zullen de moordenaars vellen.”’ (Otten, 2004: 212-213)

101

Gudrun wil hier de dood van haar geliefde man wreken, maar hier blijft het echter bij het uitspreken van een vloek. Toch zijn haar woorden profetisch en de dood van Sigurðr wordt gewreekt. Zo vertelt de Edda dat Brynhildr zelfmoord pleegt, want zij wilde na Sigurðrs dood niet langer leven. Ook Gudruns broers Gunnar en Högni zullen de dood vinden. Na Sigurðrs dood ontstaat er onenigheid tussen Atli en de Gjukingen (Gunnar en Högni), omdat Atli ze schuldig acht voor de dood van Brynhildr. Als zoenoffer bieden de twee broers Gudrun aan als bruid en geven haar de drank der vergetelheid om zich ervan te vergewissen dat ze instemt met het huwelijk. Dit gebruik waarbij een vrouw als zoenoffer werd uitgehuwelijkt komt wel vaker voor in de Germaanse literatuur. In this violent age a woman’s role was often seen as ‘peace-weaver’ in the hope that a marriage alliance between tribes might prevent future hostility, yet the actuality must often have been Hildeburh’s (in Beowulf), and the poet’s comment, “she was an unhappy woman”, is a typical understatement of tragedy. [O]ther women caught up in similar situations of divided loyalties sometimes take more dramatic action. (Fell, 1980: 45)

Ook Gudrun zal dramatische acties ondernemen in dit gearrangeerde huwelijk. Uit haar eerste huwelijk heeft ze al een dochter, Svanhild, en zij schenkt Atli twee zonen, Erp en Eitil. Al gauw blijkt dat Gudrun als zoenoffer niet volstaat voor Atli en door een list weet hij Gudruns broers te doden. Het is hier dat wraak in zijn meest gewelddadige en gruwelijkste vorm naar voorkomt. Gudrun beslist om de dood van haar broers te wreken door haar eigen zonen op te offeren en daarna ook haar echtgenoot eigenhandig om te brengen. In Atlakviða wordt deze gruweldaad voor ons geschetst. Gudrun, Gjuki’s dochter, nam wraak voor haar broers, een daad die faam heeft gekregen. Eerst sloeg zij de zonen van Atli dood, daarna Atli zelf. Zijn slot tezamen met heel zijn gevolg stak zij in brand. (Otten, 2004: 245)

Volgens Jenny Jochens is deze vorm van wraak waarbij familiebanden primeren op de band tussen man en vrouw, de oudste vorm van wraak. Jochens verklaart dit als volgt: ‘The attachment between a sister and her brothers and the former’s instinctive reaction to seek revenge for crimes committed against the latter was the oldest perception. Found in Continental sources as well, this ancient articulation is expressed in Atlakviða. If vengeance for brothers necessitated killing a husband, the wife first had to sacrifice their children in order to make him understand that he

102

himself could no longer hope that he would be avenged.’151 In het lied uit de Edda blijft de lezer gespaard van gruwelijke details. In een jongere versie van hetzelfde verhaal, het twaalfde-eeuws lied Atlamál152, treedt de auteur meer in detail en hij schildert Gudrun af als een razende krijgersvrouw die op meedogenloze wijze haar zonen vermoordt. Zij lokte haar kleintjes, zette ze tegen de bedrand. De woeste jongens verbleekten, toch huilden ze niet. Ze zochten de armen van hun moeder op, vroegen wat er gebeurde. GUDRUN :‘Vraag daar niet naar! Ik ben van plan jullie te doden; ik wilde al lang jullie het ouder worden besparen.’ EEN ZOON: ‘Zoals je wilt, offer je kinderen op, niemand verbiedt het je. De rust van je wraak zal kort zijn als de daad is voltrokken.’ Strijdlustig beëindigde zij de jeugd van de broers; ze maakte geen onderscheid en sneed beiden hun hals af. Atli bleef vragen waar zijn zoontjes speelden, nergens kon hij ze vinden. […] GUDRUN: ‘Je zonen verloor je, een erger moment had je niet kunnen bedenken. Weet dat je hun schedels gebruikte als bierbekers; ik lengde je drank aan door het met hun bloed te vermengen. Ik nam hun hart en grilde ze aan het spit. Ik bood ze je aan, zei dat het kalfsvlees was. Jij alleen maakte er een eind aan, niets liet je liggen. Gulzig vermaalde jij het, liet het ten volle over aan je kiezen. Nu ken je het lot van je kinderen – weinigen zullen iets ergers wensen – het mijne droeg ik ertoe bij, trots ben ik niet.’ (Otten, 2004: 259-260)

Gudrun neemt hier het recht op wraak in eigen handen. Ze offert haar eigen vlees en bloed op om de dood van haar broers te wreken. Wat hierbij opmerkelijk is, is dat in de jongere poëzie veel meer aandacht wordt geschonken aan de manier waarop de gruweldaad wordt uitgevoerd. Voor de lezer kan het moeilijk zijn om te vatten en te aanvaarden dat een moeder haar eigen kinderen kan doden op een dergelijke manier. Later in het verhaal van Gudrun zien we dat ook zij het moeilijk heeft met haar wandaad en ze onderneemt een poging tot zelfmoord. Dit brengt haar uiteindelijk bij haar derde echtgenoot Jónakr. In Hamðismál zet zij haar zonen aan tot het wreken van de moord op haar enige dochter Svanhild. Het was noch vandaag, noch was het gisteren, sindsdien is veel tijd vergleden, zo oud is weinig, dit ligt nog verder weg, toen Gudrun, een kind van Gjuki, haar jonge zoons ophitste Svanhild te wreken. (Otten, 2004: 267)

151 Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, p. 140. 152 Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning, p. 370.

103

Gudrun ondergaat een duidelijke evolutie. Zij is niet langer de vrouw die zelf actie onderneemt, maar ze zet haar zonen aan om de moordenaars van haar dochter te doden. Hiermee komen we bij het type van de stoker.

104

5.3 De stoker

Volgens Magnus Magnusson is Heiðarvíga saga een van de oudste en meest primitieve saga’s die opgebouwd is rond het thema van de wraak en ze vormt volgens hem de hoeksteen waarop latere saga-auteurs bouwen.153 Bovendien speelt een vrouw Þuríður een cruciale rol in het spel van wraak en zij kan als het prototype van de stoker in de saga’s worden beschouwd. Barði’s mother was Þuríður, a daughter of Ólafur pái (‘Peacock’) and granddaughter of Egill Skallagrímsson, a woman in whom the warrior blood still boiled; she is the prototype of the avenging furies who appear in so many sagas, egging on their dilatory menfolk to the bloody business of revenge. (Magnusson, 2005: 216-217)

Dit type krijgt in de secundaire literatuur veel meer aandacht dan het vorige type. Tot de meest gebruikelijke termen om de stoker aan te duiden behoren ‘whetter’ en ‘inciter’. Baanbrekend is echter het werk van Rolf Heller, Die literarische Darstellung der Frau in den Isländersagas. Hij duidt de stoker aan met ‘Hetzerin’ en vindt niet minder dan 51 voorbeelden van dit type in de familiesaga’s.154 Toch komen ook in de Noorse koningssaga’s stokers voor. Dit beaamt Jochens in The Female Inciter in the King’s Sagas: ‘In fact, goading men is the chief, if not the only function ascribed by Snorri to the female sex, and such women appear more frequently in the dense narrative tapestry devoted to Óláfr helgi and his immediate successors than in the rest of Heimskringla. It is possible to identify half a dozen women of the Hetzerin type in this part of his work.’155 Opmerkelijk is dat de stoker in de koningssaga’s niet sterk is uitgewerkt en daardoor is ze ook minder noemenswaardig. De stoker evolueert naar een meer uitgesproken type in de familiesaga’s waarin ook het thema van de wraak een primaire rol speelt. Deze twee elementen gaan hand in hand. De vrouw kan zelf geen wraak nemen en zet mannen aan om in haar plaats te handelen. Het mooiste voorbeeld van dit type vinden we terug in een saga die men toeschrijft aan een vrouwelijke auteur omwille van de uitgesproken rol die vrouwen erin spelen en de bijzondere uitwerking van de vrouwelijke psyche, namelijk Laxdœla saga. Ook in deze saga heet de protagoniste Gudrun, toch gaat het hier om een andere vrouw dan in de Edda-liederen. Gudrun Osvifsdottir huwt vier maal in de saga. Het

153 Magnusson, Magnus (2005). Iceland Saga. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited, pp. 215-216. 154 Heller, Rolf (1958). Die literarische Darstellung der Frau in den Isländersagas. In: Saga Untersuchungen zur Nordischen Literatur- und Sprachgeschichte, HT. 2, Halle: Max Niemeyer, pp. 98-122. 155 Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi 102, p. 107.

105

zijn deze vier huwelijken en de liefde van Gudrun voor Kjartan die een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van Gudruns tragische lot. Net zoals bij die andere Gudrun, is het nemen van wraak steeds verbonden met een huwelijk van Gudrun. Er komt duidelijk een evolutie voor in de motivatie voor wraak en in de graad van geweld die daarbij gepaard gaat. We kennen al het lot dat onze protagoniste beschoren staat doordat haar toekomst in een droom wordt meegedeeld aan het begin van de saga. Wat ons als lezer boeit, is hoe zij haar lot zal dragen en welke rol ze daarbij zal spelen. Op zeer jonge leeftijd huwt Gudrun voor het eerst met Thorvald. Zij houdt echter niet van hem en is alles behalve gelukkig. Tijdens dit huwelijk raakt ze bevriend met Thord Ingunnarson die zelf getrouwd is met Aud, een vrouw die letterlijk en figuurlijk de broek draagt in haar huishouden. Al gauw ontstaan er geruchten over een mogelijke relatie tussen Gudrun en Thord, dit tot groot ongenoegen van haar man. When Gudrun subsequently asked Thorvald to buy her a new treasure, he retorted that there was no limit to her demands and slapped her in the face. To this Gudrun replied: ‘Fine rosy coloured cheeks is just what every woman needs, if she is to look her best, and you have certainly given me this to teach me not to displease you.’ (Thorsson, 2000: 332)

We hebben al gezien dat een vrouw slaan in het gezicht een grote vernedering is en niet ongestraft wordt gelaten.156 Ook Gudrun zint op wraak en vraagt Thord om raad. Hij stelt haar het volgende voor: ‘I know just the thing. Make him a shirt with the neck so low-cut that it will give you grounds for divorcing him.’157 Zij voert de daad bij het woord en scheidt van Thorvald. Het is namelijk bij wet verboden om kledij te dragen die enkel bedoeld is voor de andere sekse. Deze wet geldt zowel voor mannen als vrouwen. Op grond van deze wet kan men de scheiding aanvragen. Gudruns wraak is zoet, maar zeker niet gewelddadig zoals bij andere vrouwen met hetzelfde lot. Even later lezen we dat Gudrun Thord aanmaant om ook een beroep te doen op deze wet en te scheiden van zijn vrouw Aud die ‘had taken to wearing breeches with a codpiece like a masculine woman’.158 Hierna trouwt Gudrun met Thord. Aud is in haar eer gekrenkt en zint op wraak. She woke Thord, but he only turned over on his side when he saw some man had come in. She drew her short-sword and struck him a great wound on his right arm which cut across both breasts. She struck with such force that the sword lodged in the

156 Zie paragraaf 5.1 Lust voor wraak (pp. 94-100); in Njal saga krijgt Hallgerðr tot drie maal toe een slag in het gezicht en tot drie maal toe wordt deze daad gewreekt. 157 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 332. 158 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 334. 106

wood of the bed. Aud then returned to her horse, sprang into the saddle and rode home. (Thorsson, 2000: 335)

Aanvankelijk nemen zowel Aud als Gudrun de rol van wreekster op zich. Ze handelen zelf, maar verbleken daarbij in het niets bij de daden van Gudrun Gjukisdottir uit de Edda-liederen. Gudrun Gjukisdottir slaagt in haar opzet. Door haar zonen te doden kan ze zich ongestraft wreken op Atli, want zijn dood zal niet meer gewreekt worden door zijn afstammelingen. Gudrun Osvifsdottirs wraak is echter geweldloos, al slaagt ze wel in haar opzet. Aud daarentegen doet haar rol als wreekster geen eer aan, want ze kan Thord enkel maar verwonden. Het toont aan dat het type van de wreekster aan kracht verliest in de saga’s. In haar tweede huwelijk is Gudrun gelukkig, maar haar geluk is van korte duur. Thord komt om het leven, terwijl Gudrun zwanger is van hun zoon. De jongen wordt Thord genoemd naar zijn vader en wordt grootgebracht in een pleeggezin. Dan ontmoet Gudrun de pleegbroers Bolli en Kjartan. Zij en Kjartan worden verliefd op elkaar, maar door de ondoorgrondelijke wegen van het lot trouwt ze met Bolli. Kjartan trouwt op zijn beurt met Hrefna. Dit vormt het begin van een lange twist tussen de twee mannen. Gudrun is diep gekwetst door Kjartan en zint op wraak. Ze doet er alles aan om haar man Bolli ertoe aan te zetten Kjartan te doden. At Gudrun’s urging Bolli’s resentment of Kjartan and his offences grew, and he quickly gathered his weapons. […] With that Kjartan threw down his weapons and refused to defend himself further. He was only very slightly injured, although exhausted from fighting. Bolli made no response to Kjartan’s words, but dealt him a death blow, then took up his body and held him in his arms when he died. Bolli regretted the deed immediately and declared himself the slayer. (Thorsson, 2000: 369 en 372)

Bolli verzaakt niet aan zijn plicht om wraak te nemen, maar dat betekent niet dat hij geen respect en liefde voelt voor zijn pleegbroer. Dit verzacht echter niet het verdriet van Thorgerd, Bolli’s pleegmoeder en de natuurlijke moeder van Kjartan. Thorgerd is de dochter van Egil Skallagrimsson en door haar aderen stroomt hetzelfde passievolle bloed als dat van haar vader. Ze zal er dan ook alles aan doen om de dood van haar geliefde zoon te vergelden. She answered with a snort. ‘What I do know,’ she said, ‘is that here lives Bolli, your brother’s slayer, and not a shred of resemblance do you bear to your great ancestors since you won’t avenge a brother the likes of Kjartan. Never would your grandfather Egil have acted like this, and it grieves me to have such spineless sons. You would have made your father better daughters, to be married off, than sons. It shows the truth of the saying, Halldor, that ‘every kin has its coward’. (Thorsson, 2000: 377)

107

Thorgerd weet als geen ander hoe ze haar zonen moet aanzetten om Kjartans dood te wreken. Ze gaat zelfs nog een stap verder, zoals ook Jesch bevestigt: ‘Their mother Þorgerðr (daughter of the saga hero Egill Skallagrímsson), in a stock goading scene, has to incite them to carry out this duty. She obviously has little faith in her sons, for she insists on accompanying them on their expedition to kill Bolli. […] And indeed she is present throughout the fight, egging them on until Bolli is killed.’159 Gudrun lijkt weinig aangeslagen door de dood van Bolli, maar niets is minder waar. Zij weigert de compensatie voor zijn dood. Kort daarop schenkt zij het leven aan een zoon die ze naar zijn vader noemt, namelijk Bolli. Samen met zijn oudere broer Thorleik wordt hij door Gudrun opgevoed met als voornaamste doel de dood op hun vader te wreken. Als de twee broers oud genoeg zijn, stookt Gudrun hun op om de daad bij het woord te voegen. Zij doet dit op een manier die veel gelijkenis vertoont met die waarop Thorgerd haar zonen aanzette om Bolli te doden. Several nights after returning home, Gudrun asked her sons to come and speak to her in her leek garden. When they arrived they saw spread out garments of linen, a shirt and breeches much stained with blood. Gudrun then spoke: ‘These very clothes which you see here reproach you for not avenging your father. I have few words to add, for it is hardly likely that you would let the urging of words direct you if unmoved by such displays and reminders.’ (Thorsson, 2000: 388)

Nu de wraak voorbij is, trouwt Gudrun een laatste keer met Thorkell Eyjólfsson. Bij zijn dood is Gudrun ‘the first woman in Iceland to become a nun and anchoress’.160 Als haar zoon Bolli haar vraagt van wie zij het meeste hield, antwoord ze: ‘Though I treated him worst, I loved him best.’161 Vrouwen zoals Gudrun en Thorgerd in Laxdœla saga ondernemen zelf geen gewelddadige acties, maar zij deinzen er niet voor terug om anderen aan te zetten tot het plegen van moord. Opvallend is dat in de jongere Oudnoorse literatuur de rol van de vrouw steeds kleiner wordt en dat zowel de stoker als de wreekster van het toneel verdwijnen. Jenny Jochens wijst bijvoorbeeld op dit verlies in de Noorse koningssaga’s: ‘But it is striking to notice that with a single unimportant exception the Hetzerin is totally absent from the last century of Heimskringla, that is, the period from about 1060 to 1177 when Christianity must have taken hold of emotions and behaviour of people,

159 Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 194. 160 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 420. 161 Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd, p. 421. 108

just as the type is not found in the later, more contemporary kings’ sagas, such as Sverris saga and Hákonar saga Hákonarsonar.’162 Deze sterke vrouwen maken deel uit van de heidense Oudnoorse wereld en horen enkel thuis in de heidense Vikingwereld. Hoe jonger de Oudnoorse literatuur hoe meer de vrouw op de achtergrond treedt. Dit kan verklaard worden door de invloed van het christendom op de gedachtewereld van de Vikingen. In het christendom krijgt de vrouw een ondergeschikte rol en er is geen plaats meer voor strijd- en wraaklustige vrouwen.

162 Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi 102, p. 111. 109

6 Conclusies

In dit seminariewerk is verslag gedaan van een studie rond de rol van gender en geweld in de Vikingtijd, een periode die zich strekt van ruwweg de negende tot de dertiende eeuw. De hoofdvraag luidde:

Wat is de plaats van geweld binnen de Oudnoorse cultuur en literatuur en hoe worden mannen en vrouwen voorgesteld in dit kader?

Doel van deze studie is dat de lezer een gevarieerd beeld krijgt van de manier waarop de natuur van geweld en de rol die mannen en vrouwen daarbij vervullen in de Oudnoorse cultuur en literatuur wordt weergegeven. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat aan de hand van de onderzoeksvragen en worden enkele conclusies getrokken. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de vraag of het beeld van de gewelddadige Vikingen klopt, over welke rol geweld speelt bij de constructie van mannelijkheid en hoe vrouwen worden voorgesteld met betrekking tot geweld.

6.1 In hoeverre klopt het beeld van de gewelddadige Vikingen?

Het blijkt uit deze studie dat het beeld van de gewelddadige Vikingen misplaatst is. De middeleeuwen staan over het algemeen bekend als een gewelddadige en donkere periode in onze geschiedenis. Binnen deze context is het Vikinggeweld dus zeker niet uniek. Het beeld dat contemporaine bronnen schetsen van de Noorderlingen doet hen allesbehalve eer aan en berust enkel op miscommunicatie. Hun slachtoffers en tegenstanders moesten gewoon in de krijgers uit het Hoge Noorden hun meerdere herkennen. Hun succes en daardoor ook hun slechte reputatie hebben de Vikingen enkel te danken aan hun kunde in de scheepsbouw en scheepsvaart, hun goed doordachte verdedigings- en gevechtstechnieken, hun wapens en uitrusting. Bovendien ondernemen ze zelf stappen om het geweld in hun maatschappij aan banden te leggen door onder andere wetten in te voeren. Naarmate het einde van de Vikingtijd nadert, neemt ook het geweld af in de literatuur en hun cultuur.

110

6.2 Welke rol speelt geweld bij de constructie van de mannelijke krijger?

In een krijgercultuur speelt geweld uiteraard een centrale rol, toch zijn niet alle Vikingen bloeddorstige barbaren. Het beeld van de razende krijger die vrouwen verkracht, kinderen doodt en geen angst kent berust op het voorkomen van de berserker in de Oudnoorse cultuur. Toch is dit slechts een specifiek type krijger. Daarnaast komen bijvoorbeeld de Jomsvikingen voor die leven volgens strikte regels en de dichterkrijger. Deze laatste verenigt in zich zowel het mannelijke als het vrouwelijke. De krijgskunst is een typisch mannelijk kenmerk, terwijl het uiten van gevoelens een eerder vrouwelijk kenmerk is. Bovendien ziet men dat bij het nemen van wraak het individu steeds de keuze heeft tussen een geweldloze of een gewelddadige oplossing. Als de protagonist opteert voor de geweldloze oplossing van een conflict moet hij daarbij niet inboeten aan mannelijkheid, want zijn eer is nog steeds intact. Eer en geweld zijn in de Oudnoorse maatschappij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om een eervolle krijger te worden, moet een man zich laten gelden op het slagveld. Een gewelddadige dood sterven is de ultieme eer. Ook het zich wreken is gelinkt aan eer, want wraak is een manier om zijn geschonden eer te herstellen.

6.3 Hoe worden vrouwen voorgesteld in het kader van geweld?

Vrouwen kunnen geweld aanwenden zowel binnen de grenzen van hun gender als buiten de grenzen van hun gender. Binnen de grenzen van het vrouw-zijn uit zich dit vooral in hun rol bij het nemen van wraak. Als wreekster neemt ze zelf het heft in handen en zij neemt wraak zonder tussenkomst van een man. Daarbij schrikt de wreekster niet terug van het gebruik van geweld. Als stoker zet ze mannen aan tot het nemen van wraak en ze deinst daarbij niet terug om hen aan te sporen veel geweld te gebruiken. Buiten de grenzen van haar genderrol transformeert de Oudnoorse vrouw zich tot een echte krijger. De schildmaagden en maagdenkoningen nemen tijdelijk of permanent de rol van zoon of man op zich om een wapen ter hand te nemen. Zij strijden mee op het slagveld en tonen geen angst om anderen te verwonden. De walkuren echter begeleiden mannen op het slagveld. Net zoals bij de man, stoelt de motivatie van vrouwen om geweld te gebruiken op het principe van eer en plicht. Opvallend hierbij is dat in de jongste

111

Oudnoorse literatuur deze sterke vrouwen geleidelijk aan van het toneel verdwijnen, waardoor zij des te meer verankerd zijn met de oude heidense Vikingwereld.

Uit dit seminariewerk blijkt dat er wel degelijk geweld werd aangewend door de Vikingen, zowel door mannen als vrouwen. Toch verschillen zij daarin niet van hun buren en men mag niet vergeten om dit geweld in de juiste context te plaatsen.

112

Bibliografie

Primaire literatuur:

- Chesnutt, Micheal (2001). Egils Saga Skallagrímssonar. Bind I. A-Redaktionen ( Editiones Arnamagnæanæ, Series A, vol. 19). København: C.A. Reitzels Forlag. - Dennis, Andrew & Foote, Peter (1980-2000). Laws of early Iceland: Grágás, the Codex Regius of Grágás, with material from other manuscripts (University of Manitoba Icelandic Studies: 3/5). Winnepeg: University of Manitoba Press. - Edwards, Paul & Pallson, Hermann (1970). Arrow-Odd: A Medieval Novel. New York: New York University Press. - Fisher, Peter & Davidson, H.R.E. (Ed.) (1979). Saxo Grammaticus: the history of the Danes. Cambridge: Brewer, Rowman and Littlefield. - Fox, Denton & Palsson, Hermann (1961). Grettir’s Saga. Toronto: University of Toronto Press. - Hollander, Lee M. (1998). Njal’s Saga. Ware, Hertfordshire: Wordsworth Editions Ltd. - Jones, Gwyn (1999). Eirik the Red and Other Icelandic Sagas. Oxford: Oxford University Press. - Keyser, R. & Munch, P.A. (Eds.) (1846). Norges gamle love indtil 1387. Oslo: C. Gröndahl. - Óskarsdóttir, Svanhildur (Ed.) (2004). Egil’s Saga. England: Pengiun Books Ltd. - Otten, Marcel (2004). Edda. De liederen uit de Codex Regius en verwante manuscripten. Wommelgem: Veen Bosch & Keuning. - Sturluson, Snorri (trans. Lee M. Hollander) (1964). Heimskringla: History of the Kings of Norway. Austin: University of Texas Press. - Thorsson, Örnólfur (Ed.) (2000). The Sagas of Icelanders. England: Pengiun Books Ltd. - Tolkien, Christopher (1960). The Saga of King Heidrek the Wise. New York: Thomas Nelson & Sons. - Orkneyinga Saga. http://www.orkneyjar.com/history/vikingorkney/torfeinar.htm)

Secundaire Literatuur:

- Allan, Tony (2004). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel: Librero. - Baring-Gould, Sabine (1865). The book of were-wolves. Project Gutenberg Edition. http://onlinebooks.library.upenn.edu/webbin/gutbook/lookup?num=5324 (2006). - Bates, Brian (2002). The Real Middle Earth. Magic and Mystery in the Dark Ages. London: Pan Books. - Bodvarsdottir, Hrafnhildur (1989). The Function of the Beasts of Battle in Old English Poetry. Ann Arbor: University Microfilms International. - Boehm, Christopher (1987, second edition). Blood Revenge: The Enactment and Management of Conflict in Montenegro and Other Tribal Societies. Philadelphia: Univ. of Pennsylvania Press. - Bolckmans, Alex (1984). Scandinavische letterkunde. Utrecht: Spectrum. - Butler, Judith (1990). Gender Trouble. London: Routledge. - Byock, Jesse L. (1995). Egil’s Bones. In: Scientific American 272 #1, pp. 82-87. - Bø, Olav (1969). Hólmganga and Einvigi: Scandinavian Forms of the Duel. In: Medieval Scandinavia 2, pp. 132-148. - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing. - Christiansen, Eric (2006). The Norseman in the Viking Age. Oxford: Blackwell Publishing. - Ciklamini, Marlene (1963). The Old Icelandic Duel. In: Scandinavian Studies, 35:3, pp. 175-194.

113

- Clover, Carol J. (1986). Maiden warriors and other sons. In: Journal of English and Germanic Philology, pp. 35-49. - Clover, Carol J. (1986). Hildigunr's Lament. In: John Lindow, Lars Lönnroth, Gerd W. Weber (Eds.) Structure and Meaning in Old Norse Literature. Odense: Odense University Press, pp. 141-183. - Davidson, Hilda R.E. (1978). Shape-changing in the Old Norse Sagas. In: Joshua R. Porter & William M.S. Russell (Eds.). Animals in Folklore. Cambridge: Brewer, pp. 126-42. - Dumezil, Georges (1973). Gods of the Ancient Northmen. Los Angeles: University of California Press. - Durham, Keith (2006). The Viking Longship. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great-Britain: Osprey Publishing, pp. 142-195. - Fabing, Howard (1956). On going berserk: a neurochemical inquiry. In: Scientific Montly 83. - Feinberg, Leslie (1996). Transgender Warriors. Boston: Beacon Press. - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson. - Foote, Peter G. & Wilson, David M. (1970). The Viking Achievement. London: Sidgewick & Jackson. - Frank, Roberta (1985). Skaldic Poetry. In: Clover, Carol J. and John Lindow (Eds.): Old Norse-Icelandic Literature. A Critical Guide. Ithaca and London. Pp. 157-196. - Gordon, E.V. (1956 , second revised edition). An Introduction to Old Norse. Oxford: Clarendon Press. - Halsall, G. (1989). Anthropology and the Study of Pre-Conquest Warfare and Society: the Ritual War in Anglo-Saxon England. In: Chadwick-Hawkes, S. Weapons and Warfare in Anglo-Saxon England. Oxford, pp. 155-177. - Harrison, Mark (2006). The Viking Hersir. In: Chartrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 82-141. - Heaney, Seamus (1975). North. London: Faber and Faber. - Heath, Ian (2006). A History of the Vikings. In: Chratrand, R. The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, pp. 10-81. - Heller, Rolf (1958). Die literarische Darstellung der Frau in den Isländersagas. In: Saga Untersuchungen zur Nordischen Literatur- und Sprachgeschichte, HT. 2, Halle: Max Niemeyer. - Högberg, Ole (2003). Flugsvampan och människan. København: Carlsson Bokförlag. - Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press. - Jochens, Jenny (1986). The medieval Icelandic heroine. In: Viator, Medieval and Renaissance studies 17, pp. 35-50. - Jochens, Jenny (1987). The female inciter in the kings’ sagas. In: Arkiv för nordisk filologi 102, pp. 100-119. - Jochens, Jenny (1993). Gender symmetry in law? A case of medieval Iceland. In: Arkiv för nordisk filologi 108, pp. 46-67. - Jochens, Jenny (1996). Old Norse images of women. Philadelphia: University of Pennsylvania Press. - Jones, Gwen (1933). Some Characteristics of the Icelandic Hólmganga. In: Journal of English and Germanic Philology 32, pp. 203-224. - Liberman, Anatoly (2004). Berserkir: A Double Legend. In: Brathair 4 (2), pp. 97-101. - Lindow, John (1994). Bloodfeud and Scandinavian Mythology. In: alvíssmál 4, pp. 51- 68. - Magnusson, Magnus (2003). The Vikings. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited. - Magnusson, Magnus (2005). Iceland Saga. Gloucestershire: Tempus Publishing Limited. - Miller, William Ian (1990). Bloodtaking and Peacemaking: Feud, Law, and Society in Saga Iceland. Chicago: Univ. of Chicago Press. - Njalsson, Egil (December 1995). The Viking Forts. http://www.zianet.com/egil/nonfiction/vikingforts.html - Nolcken, Christina von (2001). Egill Skallagrimsson and the Viking Ideal. Chicago: University of Chicago.

114

- Norrman, Lena (2000). Woman or Warrior? The Construction of Gender in Old Norse Myth. In: 11th International Saga Conference, pp. 375-385. - O’Donoghue, Heather (2004). Old Norse-Icelandic Literature. A Short Introduction. Oxford: Blackwell Publishing Ltd. - ONP of Ordbog over det nørrene prosasprog/ A Dictionary of Old Norse Prose. http://www.onp.hum.ku.dk - Sayers, William (2003). Fracture and Containment in the Icelandic Skalds’ Sagas. In: Medieval Forum 3. http://www.sfsu.edu/~medieval/Volume3/Sayers.html . - Schjødt, Jens Peter (2006). The Notion of Berserkir and the Relation between Óðinn and Animal Warriors. (13th Saga Conference). http://www.dur.ac.uk/medieval.www/sagaconf/schjodt.htm . - Short, William R. (2006). Arms and Combat in Sagas of Icelanders. A Statistical Summary of Weapans Usage in Sagas of Icelanders. http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm . - Smith, Patrick J. (2003-2004). Violence, Society and Communication: the Vikings and Pattern of Violence in England and Ireland 793-860. In: Leeds History First (e-journal), Volume 1, pp. 1-48. www.leeds.ac.uk/history/studentlife/e-journal/smith.pdf . - Tulinius, Torfi H. (2002). The matter of the North: the rise and fall of literary fiction in thirteenth-century Iceland (The Viking Collection: studies in Northern civilization 13). Odense: Odense University Press. - Veen, P.A.F. van & Sijs, Nicoline van der (Red.) (1997). Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie. - Vike, V. (2000). Brynjevev : metallografisk analyse av brynjematerial ved Oldsaksamlingen i Oslo. Semesteroppgave - Universitetet i Oslo. http://folk.uio.no/vegardav/brynje/Brynjevev_Vegard_Vike_2000.pdf - Wahlgren, Erik (1938). The Maiden King in Iceland. Ph.D. Diss. Chicago: University of Chicago Libraries. - Wernick, Robert (1979). The Vikings. Alexandria VA: Time-Life Books. - Wester, Knut (2000). The Mystery of the Missing Viking Helmets. In: Neurosurgery, 47, pp. 1216-1229. - Wilhelm, James (1997). The significance of the Jomsvikings. http://members.aol.com:/jdowl33910/jwilhelm2.html (2006). - Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos. - http://www.vikingeskibsmuseet.dk/ (website Vikingschipmuseum te Roskilde in Denemarken)

Illustraties:

1. Ringfort – Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 110. 2. Skuldelev 2 - http://www.vikingeskibsmuseet.dk/page.asp?objectid=203&zcs=402 3. Skuldelev 5 - http://www.vikingeskibsmuseet.dk/page.asp?objectid=291&zcs=402 4. Schepen, Tapijt van Bayeux - http://historymedren.about.com/gi/dynamic/offsite.htm?zi=1/XJ&sdn=historymedren &zu=http%3A%2F%2Fmembers.tripod.com%2F%7Emr_sedivy%2Fmed_bayx.html 5. Zeeslag bij Svöldr - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 94. 6. Krijger in volle wapenuitrusting - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 58. 7. Fragment maliënkolder, Gjermundbu - http://ask-vikingekampgruppe.dk/dk0018.html 8. Platenvest, Tapijt van Bayeux – Vikings : Enquête sur les secrets des maîtres de la mer, Les Cahiers de Science &Vie, N° 80, avril 2004, p. 4. 9. Spangenhelm, Gjermundbu - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p.129.

115

10. Wapens, helm en schild - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 44. 11. Tabel: Wapens in Saga’s van de IJslanders - http://www.hurstwic.org/library/arms_in_sagas/weapon_use_summary.htm 12. Strandhögg - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 70. 13. Skjaldborg, Tapijt van Bayeux - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 95. 14. Hólmgang - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 214. 15. Grettir als krijger - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:AM426_Grettir.jpg 16. Vikingkrijgers - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 62. 17. Berserkr – Allen, Tony (2002). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel: Librero, p. 122. 18. Hamrammr - Allen, Tony (2002). De Vikingen. Leven, mythen en kunst. Kerkdriel: Librero, p. 100. 19. Dood van Kvasir - Willis, Roy (Red.) (1993). Mythen van de mensheid. Baarn: Anthos, p. 194. 20. Plaat met berserkr - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 131. 21. Zwametende krijger - Högberg, Ole (2003). Flugsvampan och människan. København: Carlsson Bokförlag, p. 70. 22. Dronken krijgers - Chartrand, R. et al (2006). The Vikings. Voyagers of Discovery and Plunder. Great Britain: Osprey Publishing, p. 90. 23. Egil - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egil_Skallagrimsson_17c_manuscript.jpg 24. Egil en zijn dode zoon - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egill_Skallagr%C3%ADmsson_1995-IS-02-00.jpg 25. Egil - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Egill_Skallagr%C3%ADmsson_1996-09-IS-03- 36.jpg 26. Walkuren als dienaars - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 142. 27. Vrouw als dienares, Broa-steen - http://www.gotmus.i.se/1engelska/bildstenar/bilder/bild_broa_halla_a1.jpg 28. Walkuren uit de Wagner-opera - Fell, Christine E. et all (1980). The Northern world: the history and heritage of northern Europe AD 400-1100. London: Thames and Hudson, p. 222. 29. Dood van een schildmaagd - http://en.wikipedia.org/wiki/Image:Peter_Nicolai_Arbo- Hervors_d%C3%B8d.jpg 30. Vrouw als legeraanvoerder, Lärbro Stora Hammer-steen - http://www.pitt.edu/~dash/stone3888.jpg 31. Vrouw als krijger, Oseberg-tapijt - Jesch, Judith (2005). Women in the Viking Age. Woodbridge: the Boydell Press, p. 125. 32. Gudrun en Sigurðr - http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/c7/Grimhild%2C_Rackham_1910.j pg

116