Romeinse Tijd in Limburg Een Actuele Kennisstand Van De Romeinse Tijd in Limburg Aan De Hand Van Archeologisch Onderzoek Tussen 2007 En 2013
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Romeinse tijd in Limburg Een actuele kennisstand van de Romeinse tijd in Limburg aan de hand van archeologisch onderzoek tussen 2007 en 2013. Gerard Tichelman 4 Inhoudsopgave 1. Inleiding 7 1.1. Algemeen 7 1.2. Voorgeschiedenis 7 1.3. Kennisstand, -lacune, -winst 7 1.4. Indeling naar landschappelijke regio en archeologisch thema 7 1.5. Werkwijze en methodiek 9 1.6. Leeswijzer 11 2. Bewoningsgeschiedenis Romeinse tijd 15 2.1. Een overzicht van de Romeinse tijd naar onderzoeksthema 15 2.2. Hoogterras/stuwwal 54 2.3. Maasduinengebied 59 2.4. Maasdal Noord 66 2.5. Peel en peelrestanten 105 2.6. Beekdalen Noord-Limburg 110 2.7. Beekdalen Midden-Limburg 136 2.8. Eiland van Weert 149 2.9. Maasdal Midden 175 2.10. Roerdal 182 2.11. Middenterrassen 189 2.12. Maasdal Zuid 215 2.13. Heuvelland 234 3. Kennislacunes per regio 279 3.1. Stuwwal en Hoogterras 282 3.2. Maasduinengebied 282 3.3. Maasdal Noord 283 3.4. Peel en peelrestanten 284 3.5. Beekdalen Noord-Limburg 284 3.6. Beekdalen Midden-Limburg 286 3.7. Dekzandeiland Weert-Nederweert 286 3.8. Maasdal Midden 287 3.9. Roerdal 288 3.10. Middenterrassen 288 3.11. Maasdal Zuid 289 3.12. Heuvelland 291 4. Overzicht van figuren 295 5. Literatuur 299 6. Bijlage 1 319 6.1. Lijst met rapporten met kennisvermeerdering 319 7. Bijlage 2 327 7.1. Lijst met geraadpleegde rapporten 327 De Romeinse tijd 5 6 1 Inleiding 1.1 Algemeen In 2012 zijn de Limburgse gemeenten en de provincie gestart met de samenwerking in het Beleidsplatform Erfgoed Limburg. Een van de zaken die daarin naar voren werd gebracht was het gebrek aan synthese van archeologische onderzoeksresultaten. De provincie Limburg heeft daarom vier periode specialisten de opdracht gegeven om de synthese vorm te geven. Het betreffen de volgende perioden: Vroege Prehistorie (250.000 v. Chr. t/m 2.000 v. Chr.) Late Prehistorie (2.000 v. Chr. tot 12 v. Chr.) Romeinse tijd (19 v. Chr. tot 450 n. Chr.) Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (450 v. Chr. tot heden) Onderhavig document betreft de studie naar de huidige kennisstand van de Romeinse periode. Doel van de studie is de huidige kennistand en kennislacunes inzichtelijk te maken en te beschrijven om met dit inzicht beter richting te geven aan toekomstig onderzoek. 1.2 Voorgeschiedenis De provincie Limburg liet in 2007 evaluaties opmaken naar de resultaten van het archeologisch onderzoek in Limburg tussen 1995 en 2006 om te onderzoeken hoe 10 jaar nieuwe Malta-wetgeving in de praktijk was verlopen en wat dit aan archeologisch resultaat had opgeleverd. Nu acht jaar later zijn deze evaluaties geactualiseerd. 1.3 Kennisstand, -lacune, -winst Wat is kenniswinst? Op zich zelf levert elk archeologisch resultaat een datawinst op en kan men stellen dat de kennis daarmee is toegenomen. Met meer data kunnen namelijk betere verspreidingskaarten, statistieken en analyses worden gemaakt, zodat nieuwe hypotheses beter beargumenteerd en uiteindelijk syntheses verbeterd kunnen worden. Anderzijds zou men ook kunnen stellen dat alleen van een kenniswinst kan worden gesproken als ook daadwerkelijk tot nieuwe inzichten wordt gekomen. De tabel met kenniswinst is vanuit dit laatste ingevuld. Het gaat dus om een meer synthetiserend niveau, uit een nieuwe zienswijze of aanpassing/verbetering van een bestaande. 1.4 Indeling naar landschappelijke regio en archeologisch thema Landschappelijke indeling Hoewel de gemeentes sinds 2007 zelf voor hun archeologiebeleid verantwoordelijk zijn, heeft de provincie wel een controlerende taak. In dat kader wenste de provincie in de archeologisch gezien belangrijkste gebieden van Limburg te bepalen hoe met archeologische resten moet worden omgegaan en definieerde daartoe de zogenaamde aandachtsgebieden. 1 Een belangrijk uitgangspunt voor de selectie van deze gebieden was de aard en ontstaansgeschiedenis van het landschap. Deze bepalen niet alleen waar en wanneer de mens zich daarin ophield, zoals waar hij woonde, akkers bewerkte, zijn doden ter aarde bestelde, transportroutes aanlegde, etc., maar ook wat de archeologische verschijningsvormen kunnen zijn: 1 Van der Gaauw, 2008 De Romeinse tijd 7 waar (ook verticaal) en in welke hoedanigheid kunnen archeologische resten verwacht worden. Limburg werd daarom opgedeeld in verscheidene landschappelijk eenheden met verschillende ontwikkelingen en kenmerken. Binnen al deze gebieden werden vervolgens specifieke zones geselecteerd die gezien hun conservering en potentie waarschijnlijk nog een hoge archeologische informatiewaarde bezitten: de aandachtsgebieden. Dezelfde landschappelijke indeling vormt ook de basis voor de evaluatie van de periode 2007-2013. Zo wordt per gebied met een specifieke landschappelijke geschiedenis en ontwikkeling duidelijk wat archeologisch wel en niet bekend is zodat weloverwogen beslissingen ten aanzien van de toekomst genomen kunnen worden. Het gaat om de volgende landschappelijke gebieden: 2 Hoogterras/stuwwal; ■ Maasduinengebied (rivierduinen en Niersdal); ■ Peel en peelrestanten; ■ Beekdalen Noord-Limburg; ■ Maasdal; ■ Beekdalen Midden-Limburg; ■ Roerdal; ■ Eiland van weert; ■ Middenterrassen; ■ Heuvelland. Aangezien het Maasdal een relatief lang gebied met veel vindplaatsen is en de rivier in het noorden een geheel ander gebied doorsnijdt als in het zuiden, wordt gekozen voor een nadere geografische opdeling. Gebruikt hiervoor is een driedeling naar van der Gaauw, met van zuid naar noord de Grensmaas, de Plassenmaas en de Maas ten noorden daarvan. 3 Deze zijn in mijn indeling respectievelijk Maasdal Zuid, Maasdal Midden en Maasdal Noord genoemd. De gemeentes zijn tegenwoordig zo groot dat verscheidene gemeentes tot meerdere landschappelijke gebieden behoren. Hieronder worden de verschillende landschappelijke regio’s opgesomd, waarnaar dit rapport is opgebouwd, mét de gemeentes die (ten dele) tot die landschappelijke eenheden behoren: § 2.2 Hoogterras/stuwwal: gemeente Mook-Middelaar, Bergen, Venlo, Roerdalen, Echt-Susteren, Onderbanken; § 2.3 Maasduinengebied: gemeentes Venlo, Gennep, Bergen; § 2.4 Maasdal noord: gemeentes Mook en Middellaar, Gennep, Bergen, Venray, Horst-aan-de-Maas, Venlo en Beesel; § 2.5 Peel en peelrestanten: gemeentes Venray, Horst-aan-de-Maas, Peel en Maas, Nederweert; § 2.6 Beekdalen Noord-Limburg: gemeentes Venray, Horst-aan-de-Maas, Venlo, Peel en Maas; § 2.7 Beekdalen Midden-Limburg: gemeente Leudal; Maasgouw; § 2.8 Eiland van weert: Weert, Nederweert; § 2.9 Maasdal Midden: Roermond, Maasgouw; § 2.10 Roerdal: Roermond, Roerdalen; § 2.11 Middenterrassen: Sittard-Geleen, Echt-Susteren, Roermond, Beesel, Venlo; § 2.12 Maasdal Zuid: Sittard-Geleen, Stein, Meerssen, Maastricht, Eijsden-Margraten; 2 Van der Gaauw, 2008 3 Van der Gaauw, 2008 8 § 2.13 Heuvelland: Stein, Beek, Schinnen, Onderbanken, Meerssen, Nuth, Heerlen, Brunssum, Landgraaf, Kerkrade, Simpelveld, Voerendaal, Valkenburg-aan-Geul, Maastricht, Eijsden-Margraten, Gulpen- Wittem, Vaals Hoewel dit een zeer verantwoorde indeling betreft om archeologische vindplaatsen in Limburg te rangschikken, moeten enkele opmerkingen worden gemaakt. In de eerste plaats wordt het menselijk voorkomen niet alleen bepaald door het natuurlijke landschap maar ook door het cultuurlandschap. Ondanks dat natuurlijk een verband tussen beide bestaat, moet beseft worden dat minstens vanaf de Romeinse tijd juist de culturele omgeving steeds belangrijker wordt. De context van een Romeinse vindplaats wordt niet (meer) alleen bepaald door de natuurlijke omstandigheden (mogelijkheden voor bewoning en landgebruik) maar toenemend ook door de militair-politieke en sociaal-economische omgeving. Vindplaatsen in de Romeinse tijd kunnen niet los gezien worden van hun ligging ten opzichte van (hoofd)wegen, legerkampen, (sub)urbane centra en of (rijke) villa’s. Met betrekking tot een gebruik als beleidsinstrument kleven enkele praktische nadelen aan de landschappelijke indeling, omdat het archeologiebeleid per gemeente wordt bepaald. Aan de ene kant komen soms binnen één gemeente verschillende landschappelijke eenheden voor, terwijl aan de andere kant landelijke eenheden zich over verschillende gemeentes uitstrekken. Uiteindelijk ligt hier nog een taak voor de lokale overheid om te komen tot een specifiek gemeentelijk beleid, waarin kennis en lacunes van landschappelijke zones in een gemeentelijke onderzoeksagenda zijn verwerkt. Een onderverdeling in archeologische thema’s De eenvoudige opdeling bewoning, begraving, ritueel en off-site mag dan praktisch zijn voor algemene data-overzichten van vindplaatsen maar dekt niet de gedifferentieerde kennis over de menselijke geschiedenis in een bepaalde periode en ruimte. De provincie wil hier bewust aansluiten op nationaal niveau en kiest daarom voor de indeling zoals deze ook voor de nieuwe Nationale Onderzoeksagenda (NOA) zal worden gebruikt. Het gaat om de volgende thema’s: a: Ontstaan en ontwikkeling van het cultuurlandschap; b: Bewoning; c: Begraving; d: Economie, land- en watergebruik; e: Locatiekeuze; f: Gemeenschap/samenleving; g: Rituele praktijken; h: Langetermijn perspectief; i: Krijgsgeschiedenis; j: Materiële cultuur. Hoewel hiermee werkelijk alle aspecten worden aangesproken, kan het tegelijk verwarrend zijn waar specifieke informatie te vinden is: de archeologisch ter beschikking staande informatie kan veelal onder meerdere thema’s ter sprake komen. Indien nodig bevonden is bepaalde informatie ook binnen verschillende paragrafen terug te vinden, in andere gevallen zijn verwijzingen gegeven. 1.5 Werkwijze en methodiek Voor een evaluatie (2007-2013) van het archeologische onderzoek in Limburg zou kritisch gekeken