Commissie Van De Europese Gemeenschappen

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Commissie Van De Europese Gemeenschappen COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN C0M(91) 52 def. Brussel, 22 februari 1991 ¥§£SLAG_yAN_DE_ÇOMMISSIE over de betrekkingen met niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die zich bezighouden met ontwikkelingswerk, inzon­ derheid op het gebied van de cofinancering van projecten (begrotingsjaar 1989) TOELICHTINC 1. Tijdens zijn vergadering van 28 november 1977 hechtte de Raad van Ministers (ontwikkeling) zijn goedkeuring aan de procedure voor de besteding van de kredieten van artikel 941 van de begroting van de Gemeenschap, die bestemd zijn voor medefinancieringen met de NGO's (*) Deze procedure bepaalt met name dat de Gemeenschap elk jaar de Raad een verslag moet voorleggen over het gebruik van de tijdens het vooraf­ gaande begrotingsjaar toegekende kredieten. Conform aan deze procedure dient de Commissie het onderhavige verslag in voor het begrotingsjaar 1989. 2. Ofschoon de toestemming van de Raad van Ministers alleen betrekking heeft op de kredieten van artikel 941 behandelt dit verslag tevens andere belang­ rijke gebieden van de samenwerking met de NGO's, met name de voedselhulp, de spoedhulp, de speciale programma's en de coördinatie tussen de NGO's. (*) Zie document van de Raad R/207/78(GCD) van 26 januari 1978 1 nlxuul Biz. I. Inleiding 1 II. De samenwerking met de NGO's in 1989 4 1. Mfdfl Iiwuuiei lug Viin «Mil w l kkr I I IIVJ.Ü.IC I I»''* *-*•> '» voorlichtingscampagnes voor het publiek (begrotingsartikel 941) 1.1. Medefinanciering van ontwikkelingsacties in 6 de Derde Wereld 1.2. Medefinanciering van voorlichtingscampagnes voor 9 het publiek 1.3. Het medefinancieringsprogramma van L976 tot 1989 11 2. Door de NGO's aangevoerde voedselhulp (hoofdstuk 92 van de begroting) 12 3. Aankoop van voedingsmiddelen door de NGO's 16 (begrotingsartikel 951) 4. Door de NGO's aangevoerde spoedhulp (hoofdstuk 95 van de begroting, Overeenkomst van Lomé en besluit LGO's) 17 5. Bijstand met het oog op de zelfvoorziening van vluchtelingen en ontheemden en hulp voor re­ patriëring in Azië en Latijns-Amerika (begro­ tingsartikel 936) 17 6. Bijstand aan de in Chili werkzame NGO's (begro­ tingsartikel 992) 19 7. Programma van acties voor Noord-Zuid-snmenwer- king op het gebied van de strijd tegen drugs (begrotingsartikel 949) 19 8. Speciaal programma voor steun aan de slachtof­ fers van de apartheid (begrotingspost 9530) 20 9. Steun voor de frontlijnstaten en de Lid-Staten van de SADCC (begrotingspost 9531) 21 10. Financiële steun voor de gebieden van Cis- Jordanië en Gaza (begrotingsartikel 966) 22 III. EURONAID - een voorbeeld van samenwerking tussen de Gemeenschappen en de NGO's 23 IV. Conclusies en vooruitzichten 26 Tabellen I. Recapitulatie per ontvangend land van de door de EG gecofinancierde ontwikkelingsmaatregelen van 1976 tot en met 1989 28 II. Recapitulatie per Lid-Staat van de toegekende 32 Gemeenschapsgelden van 1976 tot en met 1989 III. Verdeling per Lid-Staat van de in 1989 toege­ 33 kende Gemeenschapsgelden IV. Lijst van de in 1989 gecofinancierde ontwikke- 34 lingsmaatregelen in de Derde Wereld V. Lijst van de in 1989 gecofinancierde voorlich­ tingscampagnes voor het Europese publiek. 243 VI. Communautaire voedselhulp die in 1989 via de NGO's is verstrekt : verdeling per regio 258 VII. NGO voedselhulp 1989 ACS-landen 259 263 VIII. NGO voedselhulp 1989 landen van de Maghreb IX. NGO voedselhulp 1989 landen van de Masjrek 264 X. NGO voedselhulp 1989 Midden-Amerika 265 XI. NGO voedselhulp 1989 Zuid-Amerika 266 XII. NGO voedselhulp 1989 Caribisch gebied 267 XIII. NGO voedselhulp 1989 Azië 268 XIV. In 1989 met de NGO's gefinancierde maatregelen ten behoeve van vluchtelingen en ontheemden. 269 ******************** - 1 - I . I NI.KIDINC; 1. In 1989 was de gemeenschappelijke actie van de niet-gouvernementele organisa­ ties (NGO's) en de Europese Gemeenschap in de ontwikkelingslanden amper 15 jaar oud. Vergeleken met de totale ontwikkelingshulp die de Gemeenschap sinds haar oprichting meer dan dertig jaar geleden heeft verstrekt is deze samenwer­ king dus nog maar recent en neemt zij een bescheiden plaats in, waar zij bruist van vitaliteit en houdt grote beloften in voor de toekomst. In het begin beperkte de gemeenschappelijke actie zich tot drie gebieden : spoedhulp en voedselhulp aan bevolkingsgroepen in nood, alsmede de uitvoering van ontwikkelingsprojecten aan de basis samen met de partners ter plaatsen. Ondertussen is zij uitgebreid tot een groot aantal andere programma's op de meest uiteenlopende terreinen. Vandaag bereikt de Gemeenschapsbijdrage tot het werk van de NGO's op de voor­ naamste actiegebieden een bedrag van ongeveer 280 miljoen ecu per jaar, dat is ongeveer 10 % van alle verbintenissen van de Gemeenschap voor ontwikkelings­ samenwerking. Meer dan een kwart van dit bedrag gaat naar projecten voor ont­ wikkeling aan de basis. De samen met de NGO's uitgevoerde maatregelen zijn gericht op de bevolking van de ontwikkelingslanden in de gehele wereld en in het bijzonder op de meest be­ hoeftige of noodlijdende groepen. Voor het grootste deel worden zij gefinan­ cierd uit de begroting van de Gemeenschap en voor een klein deel uit de midde­ len van het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF). 2. Bij de eerste spoed- en voedselhulpmaatregelen die de Gemeenschap aan de NGO's had toevertrouwd bleek reeds dat deze in staat waren er voor te zorgen dat deze hulp de doelgroepen zeer snel en met minimale onkosten en verliezen bereikt. Dank zij de traditionele solidariteit van de NGO's met mensen in nood, hun ver­ mogen om in noodsituaties talrijke betrokken vrijwilligers en deskundigen te mobiliseren en de talrijke banden die zij sinds lange tijd met plaatselijke verenigingen en persoonlijkheden in de Derde Wereld hebben kunnen aanknopen wordt deze hulp niet op anonieme en marginale wijze verstrekt, maar wordt zij zoveel mogelijk afgestemd op de situatie van de slachtoffers en op hun werke­ lijke behoeften en wordt zij uiteraard begeleid met de vereiste humanitaire bijstand. Deze kwaliteiten hebben in het bijzonder hun nut bewezen bij de grote hongersnoden in Afrika, waar de NGO's door hun ingrijpen honderdduizen­ den vrouwen, mannen en kinderen hebben kunnen redden. 3. De solidariteit van de NGO's blijft echter niet beperkt tot reddingsacties. Door hun hechte, constante betrekkingen met partners ter plaatse kennen zij de realiteiten van de ontwikkelingswereld door en door en dit heeft hen al geruime tijd aangezet tot bezinning op en actie voor een andere ontwikkeling. Omdat zij de levensomstandigheden en de behoeften van de basisgemeenschappen kennen, hun projecten uitvoeren voor en door deze gemeenschappen, en genood­ zaakt zijn hun beperkte middelen met zo groot mogelijk doeltreffendheid en effect te besteden, hebben de NGO's veel van de verkeerde opvattingen en fou­ ten die zich bij de openbare ontwikkelingssamenwerking hebben voorgedaan kunnen vermijden. - •) De aspiraties van de NGO's en hun partners zijn dan ook niet gericht op de ontwikkeling of het onderhoud van macro-economische structuren of modernisering op grote schaal met omvangrijke technische en financiële middelen, waarbij de nationale elite en buitenlandse deskundigen worden ingeschakeld, maar veeleer het geduldig en voorzichtig opbouwen van de omstandigheden en de elementaire structuren die op de lange duur de enige zijn die de autonome ontwikkeling van de volkeren in de Derde Wereld kunnen bevorderen. 4. Alle deskundigen zijn het erover eens dat deze aanpak van de ontwikkeling, die specifiek is voor de NGO's, zeer positieve resultaten heeft opgeleverd. Zou het dan niet logisch zijn deze benadering ook aan te bevelen aan de grote openbare instanties voor ontwikkelingssamenwerking zoals de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten ? Helaas, deze instellingen kunnen zich bij de maatregelen wel laten inspireren door de inzichten van de NGO's? maar op zeer grote schaal is het niet mogelijk deze getrouw na te bootsen. Om deze reden hebben de Gemeenschap en haar Lid-Staten zich met de NGO's geassocieerd - terwijl zij tegelijk trachten de conclusies uit de NGO-aanpak te trekken voor grotere samenwerkingsmaatregelen, op de gebieden waar zij kunnen worden toegepast - om hun acties aan de basis te versterken en zo de ontwikkelingseffecten voor de ontvangende bevolking te ver­ ruimen. In het kader van deze samenwerking beperkt de Gemeenschap zich normaliter tot het verstrekken van een financiële bijdrage voor de door de NGO's voorgestelde maatregelen. Door deze methode blijft het initiatief voorbehouden aan de NGO's en zijn zij verplicht hun mensen en financiële middelen actief in te zetten voor de voorbereiding en uitvoering van hun projecten. 5. Dit samenwerkingsverband heeft het mogelijk gemaakt tot dusverre ongeveer 3.500 projecten te verwezenlijken met 450 NGO's in 120 ontwikkelingslanden. Het to­ tale bedrag van de gezamenlijke investering van de NGO's en de Gemeenschap van 1976 tot 1989 was ongeveer 928,3 miljoen ecu, met een financiële bijdrage van de Gemeenschap van circa 413 miljoen ecu. Het multiplicatie-effeet van deze bijdrage was dus 2,2 d.w.z. dat voor elke twee ecu die door de Gemeenschap is uitgegeven, de NGO's en hun plaatselijke partners in de regel drie ecu hebben kunnen opbrengen op een totale investering van vijf ecu. De inhoud van deze maatregelen is uiterst gevarieerd, maar er zijn drie grote zwaartepunten : plattelandsontwikkeling, scholing en gezondheidszorg. Voor het merendeel horen de maatregelen echter in verscheiden sectoren tegelijk thuis, volgens de geïntegreerde aanpak die het kenmerk is van de actie van de NGO's. 6. In de loop van deze samenwerking zijn de betrekkingen tussen de NGO's en de Gemeenschap hecht en betrouwbaar geworden. Zo zijn de gemeenschappelijke acties in de afgelopen jaren uitgebreid tot veel meer gebieden dan die waarmee men aanvankelijk was gestart, namelijk voedselhulp, spoedhulp en de medefinanciering van kleine otnwikkelingspro- jecten. Tegenwoordig zijn de NGO's betrokken bij een dertigtal communautaire programma's voor samenwerking met de ontwikkelingslanden, die voor het meren­ deel gefinancierd worden uit de begroting van de Gemeenschap, maar ook uit het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF) in het kader van de Overeenkomst van Lomé .
Recommended publications
  • Joola Dynamics Between Senegal and Guinea-Bissau Jordi Tomàs (CEA-ISCTE) Paper Presented at ABORNE Fifth Annual Conference, Lisbon, September 22Th, 2011
    THIS IS REALLY A PRELIMINARY DRAFT. NOT FOR CITATION OR CIRCULATION WITHOUT AUTHOR’S PERMISSION, PLEASE An international border or just a territorial limit? Joola dynamics between Senegal and Guinea-Bissau Jordi Tomàs (CEA-ISCTE) Paper presented at ABORNE Fifth Annual Conference, Lisbon, September 22th, 2011. Introduction This paper aims to present an ongoing research about the dynamics of Joola population in the border between Guinea-Bissau and Senegal (more specifically from the Atlantic Ocean to the Niambalang river). We would like to tell you about how Joola Ajamaat (near the main town of Susanna, Guinea-Bissau) and Joola Huluf (near the main town of Oussouye, Senegal) define the border and, especially, how they use this border in their daily lives1. As most borderland regions in the Upper Guinea Coast, this international border separates two areas that have been economically and politically marginalised within their respective national contexts (Senegal and Guinea-Bissau) in colonial and postcolonial times. Moreover, from 1982 –that is, for almost 30 years– this border area has suffered the conflict between the separatist MFDC (Mouvement des Forces Démocratiques de Casamance) and the Senegalese army (and, in the last few years, the Bissau-Guinean army as well). Despite this situation, the links between the population on both sides are still alive, as we will show later on. After a short historical presentation, we would like to focus on three main subjects. First, to show concrete examples of everyday life gathered during our fieldwork. Secondly, to see how the conflict have affected the relationship between the Joola from both sides of 1 This paper has been made possible thanks to a postdoctoral scholarship granted by FCT (Fundação para a Ciência e a Tecnologia).
    [Show full text]
  • The Long-Term Evolution of the Congo Deep-Sea Fan: a Basin-Wide View of the Interaction Between a Giant Submarine Fan and a Mature Passive Margin (Zaiango Project)
    The Congo deep-sea fan: how far and for how long? A basin-wide view of the interaction between a giant submarine fan and a mature passive margin Zahie Anka 1,*, Michel Séranne 2,**, Michel Lopez 2, Magdalena Scheck-Wenderoth 1, Bruno Savoye 3,†. 1. GFZ German Research Centre for Geosciences. Telegrafenberg, 14473 Potsdam, Germany. 2. CNRS-Université Montpellier II. cc 060, Geosciences Montpellier. 34095 Montpellier, France. 3. IFREMER, Geosciences Marines, BP 70 — 29280 Plouzané, France. (*) [email protected] (**) [email protected] (†) deceased 1.- Introduction The Congo deep-sea fan is one of the largest submarine fan systems in the world and one of the most important depocentre in the eastern south Atlantic. The present-day fan extends over 1000 km offshore the Congo-Angola continental margin and it is sourced by the Congo River, whose continental drainage area is the second largest in the world (3.7 106 km²) (Droz et al., 1996) (Fig.1). There is a direct connexion between the river’s drainage basin and the deep basin through an impressive submarine canyon, which cuts down about 950 m at the shelf-break and more than 1300 m at 100 km offshore the coastline (Babonneau et al., 2002). Hence, the direct transfer of terrigenous material onto the abyssal plain takes place through the canyon, by-passing the shelf and upper slope. The submarine fan covers a surface of about 300,000 km² and contains at least 0.7 Mkm³ of Tertiary sediments (Anka and Séranne, 2004; Droz et al., 2003; Savoye et al., 2000).
    [Show full text]
  • Concours Direct Cycle a Option "Diplomatie Arabisant"
    N° de Date de Prénom(s) Nom Lieu de naissance table naissance 1 Abdel Kader AGNE 01/03/1989 Diourbel 2 Dieng AIDA 01/01/1991 Pattar 3 Adjaratou Sira AIDARA 02/01/1988 Dakar 4 Alimatou Sadiya AIDARA 06/01/1992 Thiès 5 Marieme AIDARA 06/02/1991 Nioro Du Rip 6 Mouhamadou Moustapha AIDARA 28/09/1991 Touba 7 Ndeye Maguette Laye ANE 10/06/1995 Dakar 8 Sileye ANNE 10/06/1993 Boinadji Roumbe 9 Tafsir Baba ANNE 19/12/1993 Rufisque 10 Gerard Siabito ASSINE 03/10/1991 Samatite 11 Tamba ATHIE 19/08/1988 Colibantan 12 Papa Ousseynou Samba AW 02/11/1992 Thiès Laobe 13 Ababacar BA 02/09/1991 Pikine 14 Abdou Aziz BA 08/02/1992 Rufisque 15 Abdoul BA 02/02/1992 Keur Birane Dia 16 Abdoul Aziz BA 22/11/1994 Ourossogui 17 Abdoul Mamadou BA 30/08/1992 Thiaroye Gare 18 Abdrahmane Baidy BA 10/02/1991 Sinthiou Bamambe 19 Abibatou BA 08/08/1992 Dakar 20 Aboubacry BA 01/01/1995 Dakar 21 Adama Daouda BA 08/04/1995 Matam 22 Ahmet Tidiane BA 22/02/1991 Mbour 23 Aliou Abdoul BA 26/05/1993 Goudoude Ndouetbe 24 Aly BA 20/01/1988 Saint-Louis 25 Amadou BA 01/12/1996 Ngothie 26 Amidou BA 06/12/1991 Pikine 27 Arona BA 02/10/1989 Fandane 28 Asmaou BA 03/10/1991 Dakar 29 Awa BA 01/03/1990 Dakar 30 Babacar BA 01/06/1990 Ngokare Ka 2 31 Cheikh Ahmed Tidiane BA 03/06/1990 Nioro Du Rip 32 Daouda BA 23/08/1990 Kolda 33 Demba Alhousseynou BA 06/12/1990 Thille -Boubacar 34 Dieynaba BA 01/01/1995 Dakar 35 Dior BA 17/07/1995 Dakar 36 El Hadji Salif BA 04/11/1988 Diamaguene 37 Fatimata BA 20/06/1993 Tivaouane 38 Fatma BA 12/01/1988 Dakar 39 Fatou BA 02/02/1996 Guediawaye 40 Fatou Bintou
    [Show full text]
  • SÉRANNE, M., and ANKA, Z., 2005
    ARTICLE IN PRESS Journal of African Earth Sciences xxx (2005) xxx–xxx www.elsevier.com/locate/jafrearsci South Atlantic continental margins of Africa: A comparison of the tectonic vs climate interplay on the evolution of equatorial west Africa and SW Africa margins Michel Se´ranne *, Zahie Anka UMR 5573 Dynamique de la Lithosphe`re, CNRS/Universite´ Montpellier 2, 34095 Montpellier cedex 05, France Received 5 February 2005; accepted 18 July 2005 Abstract Africa displays a variety of continental margin structures, tectonic styles and sedimentary records. The comparative review of two representative segments: the equatorial western Africa and the SW Africa margins, helps in analysing the main controlling factors on the development of these margins. Early Cretaceous active rifting south of the Walvis Ridge resulted in the formation of the SW Africa volcanic margin that displays thick and wide intermediate igneous crust, adjacent to a thick unstretched continental crust. The non-vol- canic mode of rifting north of the Walvis ridge, led to the formation of the equatorial western Africa margin, characterised by a wide zone of crustal stretching and thinning, and thick, extensive, syn-rift basins. Contrasting lithologies of the early post-rift (salt vs shale) determined the style of gravitational deformation, whilst periods of activity of the decollements were controlled by sedimentation rates. Regressive erosion across the prominent shoulder uplift of SW Africa accounts for high clastic sedimentation rate during Late Creta- ceous to Eocene, while dominant carbonate production on equatorial western Africa shelf suggests very little erosion of a low hinterland. The early Oligocene long-term climate change had contrasted response in both margins.
    [Show full text]
  • Progress Report for Processing Part of Mali/USAID-INTSORMIL Project
    Transfer of Sorghum, Millet Production, Processing and Marketing Technologies in Mali Annual Report October 1, 2010 – September 30, 2011 USAID/EGAT/AG/ATGO/Mali Cooperative Agreement # 688-A-00-007-00043-00 Submitted to the USAID Mission, Mali by Management Entity Sorghum, Millet and Other Grains Collaborative Research Support Program (INTSORMIL CRSP) Leader with Associates Award: EPP-A-00-06-00016-00 INTSORMIL University of Nebraska 113 Biochemistry Hall P.O. Box 830748 Lincoln, NE 68583-0748 USA [email protected] Table of Contents Page 1. Acronyms and Abbreviations 4 2. Introduction 5 3. Executive Summary of Achievements 8 4. Project component description and intermediate results 9 5. Achievements 11 Production-Marketing 11 Food Processing 12 Décrue Sorghum 14 Training 15 6. Indicators 19 7. Gender related achievements 23 8. Synergic activities 24 9. Other important activities 26 10. Problems/challenges and solutions 27 11. Success stories 32 12. Lessons learned 33 13. Annexes 34 2 Production-Marketing Décrue sorghum Processing Training 3 1. Acronyms and Abbreviations Acronym Description AMEDD Association Malienne d’Eveil au Developpement BNDA Banque Nationale de développement Agricole Mali CONFIGES NGO/ Gao CRRA Centre regional de Recherche Agronomique DRA Division de la Recherche Agronomique FCFA Franc CFA Ha Hectare IER Institut d’Economie Rurale IICEM Integrated Initiatives for Economic Growth In Mali LTA Laboratoire d’Tecnologie Alimentaire (IER) MOU Memorandum of Understanding MT Metric tonne NGO Non Governmental Organization RCGOP NGO/ Tomboctou SAA Sasakawa Foundation WFP World Food Program WTAMU West Texas A&M University 4 The goal of this project is to raise farmers’ incomes in a sustainable way.
    [Show full text]
  • Livelihood Zone Descriptions
    Government of Senegal COMPREHENSIVE FOOD SECURITY AND VULNERABILITY ANALYSIS (CFSVA) Livelihood Zone Descriptions WFP/FAO/SE-CNSA/CSE/FEWS NET Introduction The WFP, FAO, CSE (Centre de Suivi Ecologique), SE/CNSA (Commissariat National à la Sécurité Alimentaire) and FEWS NET conducted a zoning exercise with the goal of defining zones with fairly homogenous livelihoods in order to better monitor vulnerability and early warning indicators. This exercise led to the development of a Livelihood Zone Map, showing zones within which people share broadly the same pattern of livelihood and means of subsistence. These zones are characterized by the following three factors, which influence household food consumption and are integral to analyzing vulnerability: 1) Geography – natural (topography, altitude, soil, climate, vegetation, waterways, etc.) and infrastructure (roads, railroads, telecommunications, etc.) 2) Production – agricultural, agro-pastoral, pastoral, and cash crop systems, based on local labor, hunter-gatherers, etc. 3) Market access/trade – ability to trade, sell goods and services, and find employment. Key factors include demand, the effectiveness of marketing systems, and the existence of basic infrastructure. Methodology The zoning exercise consisted of three important steps: 1) Document review and compilation of secondary data to constitute a working base and triangulate information 2) Consultations with national-level contacts to draft initial livelihood zone maps and descriptions 3) Consultations with contacts during workshops in each region to revise maps and descriptions. 1. Consolidating secondary data Work with national- and regional-level contacts was facilitated by a document review and compilation of secondary data on aspects of topography, production systems/land use, land and vegetation, and population density.
    [Show full text]
  • Burkina Faso Revenue Through Cotton Livelihoods, Trade and Equity (RECOLTE) Project
    Foreign Agricultural Service, United States Department of Agriculture of Agriculture Burkina Faso Revenue through Cotton Livelihoods, Trade and Equity (RECOLTE) Project Final Evaluation January 2020 This publication was produced at the request of the United States Department of Agriculture. It was prepared independently by the Center for Studies, Research and Training on Economic and Social Development (CERFORDES) and authored by Dr. Yaro Yacouba RECOLTE Final Performance Evaluation Report The United States Department of Agriculture (USDA) Food for Progress Project, OGSM: FCC- 686-2013/027-00 or Revenue through Cotton Livelihoods, Trade, and Equity (RECOLTE), aims to increase organic cotton production and trade in agricultural products at the local, regional and international levels. The $12 million project aims to reach 10,000 producers in the eight production areas in 16 provinces of Burkina Faso. It is implemented by CRS in partnership with the National Union of Cotton Producers of Burkina Faso (UNPCB) and Texas A&M - AgriLife Research. RECOLTE also works in collaboration with the Institute for Environmental and Agricultural Research (INERA), as well as with the Ministry of Agriculture and Food Security and the Ministry of Trade, Industry and Handicrafts. The project worked closely with the office of the President of Faso, which led to the organization of the first edition of the International Cotton and Textile Exhibition (SICOT) in Koudougou. Agreement Number: FCC-686-2013/027-00 Project Duration: 2013-2020 Implemented by: Catholic Relief Services Evaluation Authored by: Dr. Yaro Yacouba of the Center for Studies, Research and Training on Economic and Social Development (CERFORDES) 1 Table of Contents LIST OF TABLES AND GRAPHS ................................................................................................................
    [Show full text]
  • Sea Experience in Developing Countries
    Chapter 6 SEA EXPERIENCE IN DEVELOPING COUNTRIES Increasingly, developing countries are experimenting with SEA and some have SEA-type approaches and elements in place already. There is also considerable experience with using a variety of strategic planning processes that display many of the characteristics of SEA (para SEA). We focus first on SEA in southern Africa where a dedicated regional workshop on SEA was organised to feed into this review (SAIEA 2003a), followed by sections covering francophone Africa, the rest of sub-Saharan Africa, Latin America, Asia and elsewhere. But our survey of this field represents no more than a preliminary reconnaissance. Selected examples of SEA and para SEA illustrate some of the indigenous approaches that have been adopted. These are less common than SEAs promoted and funded by development assistance agencies (which are reviewed in Chapter 4). In most cases where formal SEA has been undertaken in developing countries, the basic aim and approach has mirrored that in the north – namely to identify the environmental consequences (and associated social and economic effects) of existing, new or revised policies, plans and programmes. These represent only a small number of the broad family of SEA approaches. But they are a highly visible sub-set of the large suite of informal or para-SEAs which form part of development policy-making, land use planning or resource management. No strict boundaries can be drawn for this latter area of application. Only the more evident SEA type elements and approaches are introduced in this chapter. Nevertheless, they indicate the scope and diversity of the extended SEA family in developing countries, where political and economic realities constrain what can be done.
    [Show full text]
  • Actes De L'atelier ATELIER REGIONAL D'echanges SUR L
    ATELIER REGIONAL D’ECHANGES SUR L’AMENAGEMENT DES VALLEES EN CASAMANCE : Ziguinchor, 16 et 17 décembre 2008 Actes de l'atelier Partenaires techniques : Partenaires financiers : ACPP ARD Ziguinchor CRCR Fondaon Lord GRDR Michelham of Hellingly GRDR Ziguinchor - Rue Emile Badiane - BP 813 Ziguinchor - (221) 33 991 27 82 - [email protected] http://www.grdr.org SOMMAIRE PREMIER JOUR : FOIRE D’ECHANGES PAYSANS SUR L’AMENAGEMENT DES VALLEES EN CASAMANCE p. 3 ‐ 6 Cérémonie officielle d’ouverture 3 Echanges de savoirs et d’expériences 4 Lutte contre la mouche blanche des mangues – CARE SENEGAL 4 Techniques de greffage – ANCAR 5 Modèle de gestion des ouvrages – comité vallée Diattock 5 Compagnie Bousana 5 Débats 5 Techniques de lutte biologique par Camara et Diatta 6 DEUXIEME JOUR : ATELIER REGIONAL D’ECHANGES SUR L’AMENAGEMENT DES VALLEES EN CASAMANCE p. 7 – 21 I. LA FILIERE SEMENCE DE RIZ Programme concerté d’appui au développement de la filière"semences certifiées de 7 riz" en Casamance Construction d’une filière semence de riz basée sur les acteurs locaux 8 Débats avec la salle 9 II. PERENISATION DES COMITES VALLEES ET IMPACTS DES AMENAGEMENTS VALLEES Gestion des Comités Vallée 12 Evaluation du système de désalinisation, prospective sur les possibilités de 13 protection et restauration de la mangrove dans la zone d’intervention du GRDR Débats avec la salle 14 III. ATELIERS DE REFLEXION Atelier 1 : filière riz ‐ entre production et certification de semences 17 Atelier 2 : les comites vallées : quelle pérennisation ? 19 Atelier 3 : impact des
    [Show full text]
  • Z I G U I N C H O R 2 0
    REPUBLIQUE DU SENEGAL Un Peuple – Un But – Une Foi ------------------ MINISTERE DE L’ECONOMIE, DES FINANCES ET DU PLAN Z ------------------ AGENCE NATIONALE DE LA STATISTIQUE I ET DE LA DEMOGRAPHIE ----------------- G Service Régional de la Statistique et de la Démographie de Ziguinchor U I N C H O R 2 0 SITUATION ECONOMIQUE ET SOCIALE REGIONALE 1 2016 6 Octobre 2019 COMITE DE DIRECTION Directeur Général BABACAR NDIR Directeur Général Adjoint ALLÉ NAR DIOP Conseiller à l’Action Régionale MAMADOU DIENG Président du CLV SECKENE SENE COMITE DE REDACTION Chef du Service Régional Jean Rodrigue MALOU Adjoint au Chef du Service Régional Alassane AW Le point focal du siège qui a aidé à la rédaction de Bintou Diack Ly la SESR COMITE DE LECTURE ET DE VALIDATION SECKENE SENE DIRECTION GENERALE AMADOU FALL DIOUF CPCCI SERGE MANEL DSDS IDRISSA DIAGNE ENSAE MAMADOU BALDE ENSAE OMAR SENE ENSAE AWA CISSOKHO FAYE DSDS MM. RAMLATOU DIALLO DSECN MANDY DANSOKHO ENSAE MAMADOU DIENG CAR NDEYE BINTA DIEME COLY DSDS MAMADOU AMOUZOU OPCV ADJIBOU OPPAH BARRY OPCV BINTOU DIACK LY DSECN MAMADOU BAH DMIS EL HADJI MALICK GUEYE DMIS ABDOULAYE TALL OPCV MOMATH CISSE CGP MAHMOUTH DIOUF DSDS MORY DIOUSS DSDS ATOUMANE FALL DSDS ALAIN FRANCOIS DIATTA DMIS SES de Ziguinchor, Ed. 2016 AGENCE NATIONALE DE LA STATISTIQUE ET DE LA DEMOGRAPHIE Rocade Fann –Bel-air–Cerf-volant – Dakar Sénégal. B.P. 116 Dakar R.P. - Sénégal Téléphone (221) 33 869 21 39 - Fax (221) 33 824 36 15 Site web : www.ansd.sn ; Email: [email protected] Distribution : Division de la Documentation, de la Diffusion et des Relations avec les Usagers Service Régional de la Statistique et de la Démographie de Ziguinchor Adresse : Tilene Complémentaire Tél : 33 991 12 58 B.P.
    [Show full text]
  • 1 La Variabilité Pluviométrique, Une Pression Supplémentaire Sur Les Systèmes De Production Vivrière : Cas De La Rizicultur
    Afrique SCIENCE 16(1) (2020) 1 - 10 1 ISSN 1813-548X, http://www.afriquescience.net La variabilité pluviométrique, une pression supplémentaire sur les systèmes de production vivrière : cas de la riziculture inondée dans le département d’Oussouye, Sénégal Thérèse Marie Ndébane NDIAYE Laboratoire LEÏDI « Dynamiques des Territoires et Développement », Université Gaston Berger de Saint-Louis, Sénégal _________________ * Correspondance, courriel : [email protected] Résumé Le département d’Oussouye fait partie des régions les plus arrosées du Sénégal. Mais il est soumis aux fluctuations spatio-temporelles de la pluviométrie observables dans les pays du Sahel. Ces fluctuations de la pluviométrie pèsent sur les systèmes de production vivrière. Cet article a pour objectif d’analyser les impacts potentiels de la variabilité pluviométrique sur la riziculture inondée dans le département d’Oussouye, une activité séculaire qui a un rôle primordial dans la sécurité alimentaire des ménages ruraux. Des données climatiques constituées par les hauteurs de pluie annuelles et les jours pluvieux ainsi que des statistiques agricoles ont été utilisées. L’indice de pluie standardisé, la variation du nombre de jours pluvieux, le test de détection de rupture de Buishand ont permis de caractériser la variabilité pluviométrique. Celle-ci peut être considérée comme un facteur de vulnérabilité alimentaire en raison de l’impact qu’elle peut avoir sur la productivité rizicole. Mots-clés : variabilité pluviométrique, systèmes de production vivrière, riziculture inondée, département d’Oussouye. Abstract The rainfall variability, an additional pressure on food production systems: case of flooded rice cultivation in the department of Oussouye, Senegal The department of Oussouye is one of the most watered regions of Senegal.
    [Show full text]
  • SENEGAL Work Plan FY 2017 Project Year 6
    SENEGAL Work Plan FY 2017 Project Year 6 October 2016‒September 2017 ENVISION is a global project led by RTI International in partnership with CBM International, The Carter Center, Fred Hollows Foundation, Helen Keller International, IMA World Health, Light for the World, Sightsavers, and World Vision. ENVISION is funded by the US Agency for International Development under cooperative agreement No. AID-OAA-A-11-00048. The period of performance for ENVISION is September 30, 2011 through September 30, 2019. The author’s views expressed in this publication do not necessarily reflect the views of the United States Agency for International Development or the United States Government. ENVISION PROJECT OVERVIEW The U.S. Agency for International Development (USAID)’s ENVISION project (2011‒2019) is designed to support the vision of the World Health Organization (WHO) and its member states by targeting the control and elimination of seven neglected tropical diseases (NTDs), including lymphatic filariasis (LF), onchocerciasis (OV), schistosomiasis (SCH), three soil-transmitted helminths (STH; roundworm, whipworm, and hookworm), and trachoma. ENVISION’s goal is to strengthen NTD programming at the global and country levels and support Ministries of Health (MOHs) to achieve their NTD control and elimination goals. At the global level, ENVISION—in close coordination and collaboration with WHO, USAID, and other stakeholders—contributes to several technical areas in support of global NTD control and elimination goals, including the following: • drug and diagnostics procurement where global donation programs are unavailable • capacity strengthening • management and implementation of ENVISION’s Technical Assistance Facility (TAF) • disease mapping • NTD policy and technical guideline development • NTD monitoring and evaluation (M&E).
    [Show full text]